Etaamb.openjustice.be
Decreet van 25 maart 2013
gepubliceerd op 07 mei 2013

Decreet tot erkenning en subsidiëring van een instantie voor de zelfregulering van journalistieke deontologie

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2013202446
pub.
07/05/2013
prom.
25/03/2013
ELI
eli/decreet/2013/03/25/2013202446/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

25 MAART 2013. - Decreet tot erkenning en subsidiëring van een instantie voor de zelfregulering van journalistieke deontologie (1)


Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit decreet verstaat men onder : 1° journalist : iedere natuurlijke persoon die, als zelfstandige of in een loontrekkend statuut, geregeld en rechtstreeks bijdraagt tot het verzamelen, opstellen, produceren of doorgeven van informatie, via een medium, met het oog op publieke nieuwsvoorziening;2° medium : iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon van wie de activiteit bestaat in het produceren en/of doorgeven van journalistieke informatie, ongeacht de gebruikte drager.

Art. 2.De Regering kan één vereniging erkennen als instantie voor de zelfregulering van journalistieke deontologie in de Duitstalige Gemeenschap (IZJD) die bevoegd is voor de beroepsethiek van de journalisten op het gebied van de informatie, voor zover ze : 1° opgericht is als een vereniging zonder winstoogmerk;2° haar zetel in België heeft;3° samengesteld is uit de volgende leden : a) publieke en privé-media;b) mediaverenigingen die leden vertegenwoordigen die onder de Duitstalige Gemeenschap ressorteren of die werkzaam zijn op het gebied van informatie en media in de Duitstalige Gemeenschap;c) minstens één Duitstalige beroepsorganisatie die de journalisten vertegenwoordigt;4° de democratische beginselen naleeft zoals die vastgelegd zijn in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in de Grondwet, in de wet van 30 juli 1981Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/1981 pub. 20/05/2009 numac 2009000343 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenophobie ingegeven daden of door de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog of door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd;5° een raad van bestuur heeft waarvan geen enkele bestuurder lid is van een organisatie die de bovengenoemde democratische beginselen niet naleeft;6° zich een maatschappelijk doel in verband met journalistieke deontologie heeft gesteld;7° overeenkomstig haar statuten ten minste één van de volgende taken uitoefent via een vakorgaan, hierna Raad voor journalistieke deontologie (RJD) te noemen : a) de deontologische regels die bij de inwerkingtreding van dit decreet gelden en die toepasselijk zijn op de informatieverwerking in de media, codificeren, verfijnen en aanvullen, rekening houdend met de kenmerken van de verschillende mediatypen;b) het publiek en de mediasector over haar bestaan, haar activiteiten en haar werkingssfeer inlichten door documenten en een website ter beschikking te stellen;c) de klachten behandelen en als bemiddelaar optreden tussen de betrokken partijen om tot een bevredigende oplossing te komen met inachtneming van de regels inzake journalistieke verantwoordelijkheid voor de verschillende mediatypen;d) adviezen verstrekken over alle kwesties in verband met journalistieke deontologie;e) een jaarverslag aan de Regering en het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap bezorgen en op haar website ter beschikking stellen, een jaarverslag dat inzonderheid informatie bevat over de samenstelling van de RJD, het aantal ontvangen klachten, het aantal behandelde klachten, de gemiddelde termijn voor de behandeling van de klachten en de inhoud van de uitgebrachte adviezen of de reden waarom een klacht niet werd behandeld en dat een opsomming bevat van alle thema's die de RJD op grond van aanvragen om advies, naar aanleiding van behandelde klachten of van ambtswege heeft behandeld;8° in haar statuten bepaalt dat de hoedanigheid van lid van de RJD onverenigbaar is met : a) een verkiezingsmandaat of een kandidaatstelling voor een verkiezingsmandaat in het Europees Parlement, in de Kamer van volksvertegenwoordigers of in de Senaat, in een gewest- of gemeenschapsparlement, een provincieraad of een gemeenteraad;b) een ambt in één van de executieven die verbonden zijn aan die vertegenwoordigende organen;c) een ambt van burgemeester of schepen;d) een ambt van provinciegouverneur of gouverneur van het arrondissement Brussel-Hoofdstad;e) elk ambt dat de correcte uitoefening van zijn taak in het gedrang kan brengen of de onafhankelijkheid, onpartijdigheid of waardigheid van het ambt kan aantasten;f) het feit van lid te zijn van een organisatie die de democratische beginselen niet naleeft zoals die inzonderheid vastgelegd zijn in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in de wet van 30 juli 1981Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/1981 pub. 20/05/2009 numac 2009000343 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenophobie ingegeven daden en in de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog of door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd.

Art. 3.De erkenning als IZJD wordt verleend voor een verlengbare periode van zes jaar. De Regering kan de erkenning intrekken als één of meer voorwaarden van dit decreet niet meer vervuld zijn. De intrekking is eerst mogelijk zes maanden nadat de Regering de erkende vereniging verzocht heeft haar standpunt over de ten laste gelegde feiten te kennen te geven en de bekritiseerde gebreken weg te werken.

Art. 4.De aanvraag om erkenning als IZJD bevat het ondernemingsnummer van de aanvragende vereniging en wordt ingediend samen met : 1° een lijst van de activiteiten die worden gepland gedurende het jaar volgend op de indiening van de aanvraag om erkenning;2° de jaarrekening van het jaar voorafgaand aan de aanvraag, indien de vereniging meer dan één jaar bestaat;3° de begroting van het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend;4° de statuten van de vereniging;5° een verklaring op erewoord dat geen van de bestuurders van de raad van bestuur lid is van een organisatie die de democratische beginselen vermeld in artikel 2, 4°, niet naleeft.

Art. 5.De vereniging die als IZJD erkend is, deelt de aanstelling van de leden van de RJD onmiddellijk mee aan de Regering en aan het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap.

Art. 6.Om de werking, de paritaire financiering en de onafhankelijkheid van de IZJD te kunnen waarborgen, kan de Regering de representatiefste beroepsvereniging van journalisten, binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen, een jaarlijkse subsidie van 5.000 euro toekennen, bestemd om haar aandeel in de financiering van de IZJD te betalen. Met het oog op de aanpassing aan de beschikbare begrotingskredieten kan de Regering de bedragen bedoeld in de eerste zin met een coëfficiënt vermenigvuldigen.

Art. 7.§ 1. In de uitoefening van zijn bevoegdheden bepaald in het decreet van 27 juni 2005Relevante gevonden documenten type decreet prom. 27/06/2005 pub. 06/09/2005 numac 2005033072 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet over de radio-omroep en de filmvoorstellingen sluiten over de audiovisuele mediadiensten en de filmvoorstellingen kan de Mediaraad van de Duitstalige Gemeenschap, hierna Mediaraad te noemen, een zaak aan de RJD voorleggen. § 2. De Mediaraad verwijst alle klachten betreffende informatie die geen verband houden met zijn wettelijke bevoegdheden naar de RJD. De RJD verwijst alle klachten betreffende de audiovisuele sector die geen verband houden met zijn wettelijke bevoegdheden naar de Mediaraad.

Indien een klacht die bij de Mediaraad is ingediend, tegelijk betrekking heeft op een rechtsvoorschrift van de Duitstalige Gemeenschap inzake omroep en op een deontologische bepaling inzake informatie, inzonderheid voor vraagstukken in verband met objectiviteit, of indien zo'n klacht de interpretatie noodzakelijk maakt van een bepaling inzake informatie uit het huishoudelijk reglement van de aanbieders van audiovisuele diensten : 1° vraagt de Mediaraad onmiddellijk het advies van de RJD.De RJD onderzoekt die klacht volgens de procedure die hij zelf heeft vastgesteld; 2° deelt de RJD de Mediaraad zijn advies mee, samen met zijn eventuele aanbevelingen;3° deelt de Mediaraad het advies van de RJD mee aan de indiener van de klacht;4° als de RJD zich onbevoegd verklaart, verwijst hij de klacht naar de Mediaraad, die beslist over de ontvankelijkheid van de klacht;5° als de RJD vaststelt dat de aanbieder van audiovisuele mediadiensten zich in de journalistieke onafhankelijkheid inmengt, onderzoekt de Mediaraad de klacht op grond van zijn wettelijke taken en met behartiging van het openbaar belang, inzonderheid op basis van het advies van de RJD. Indien de Mediaraad van plan is het advies van de RJD niet te volgen, moet hij de RJD vooraf horen met het oog op overleg. Wanneer de Mediaraad het advies van de RJD niet volgt, moet hij zijn beslissing met redenen omkleden. § 3. In afwijking van § 2 en in het kader van zijn wettelijke bevoegdheden kan de Mediaraad een klacht die tegelijk betrekking heeft op een rechtsvoorschrift van de Duitstalige Gemeenschap inzake omroep en op een deontologische bepaling inzake informatie rechtstreeks onderzoeken wanneer die klacht de verantwoordelijkheid van de aanbieder van een audiovisuele mediadienst betreft en : - wanneer de Mediaraad binnen twaalf maanden na een eerste advies van de RJD over een klacht die volgens de procedure vermeld in § 2 onderzocht werd, een nieuwe, soortgelijke klacht ontvangt die volgens de RJD dezelfde aanbieder betreft en dezelfde bezwaargronden omvat; - of wanneer drie fractieleiders van democratische partijen die in het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap vertegenwoordigd zijn, een klacht aan de Mediaraad richten die binnen zijn decretale bevoegdheid valt.

In die gevallen wint de Mediaraad het advies van de RJD in.

Indien de Mediaraad van plan is het advies van de RJD niet te volgen, moet hij de RJD vooraf horen met het oog op overleg. Wanneer de Mediaraad het advies van de RJD niet volgt, moet hij zijn beslissing met redenen omkleden. § 4. Wanneer de Mediaraad een zaak aan de RJD voorlegt, bezorgt deze hem een ontvangstbevestiging. De RJD verstrekt zijn advies binnen negentig dagen na ontvangst van de aanvraag. Die termijn kan één keer worden verlengd met een nieuwe termijn van negentig dagen. § 5. De Mediaraad kan het initiatief nemen voor en deelnemen aan gezamenlijke gedachtewisselingen met de RJD over algemene maatschappelijke vragen die betrekking hebben op beroepsethiek, zoals bijvoorbeeld de ontwikkeling van de mediapraktijken. § 6. De RJD en de Mediaraad stellen samen een jaarverslag op over de klachten die het voorgaande jaar zijn ingekomen. § 7. De RJD en de Mediaraad vergaderen twee keer per jaar samen om de doeltreffendheid van de ingevoerde mechanismen te evalueren.

Art. 8.In het decreet van 27 juni 1986 betreffende het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap wordt een artikel 7.2 ingevoegd, luidende : « Artikel 7.2. Het Belgische Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap is lid van de instantie voor de zelfregulering van journalistieke deontologie in de Duitstalige Gemeenschap vermeld in artikel 2 van het decreet van 25 maart 2013 tot erkenning en subsidiëring van een instantie voor de zelfregulering van journalistieke deontologie. »

Art. 9.In artikel 2 van het decreet van 27 juni 2005Relevante gevonden documenten type decreet prom. 27/06/2005 pub. 06/09/2005 numac 2005033072 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet over de radio-omroep en de filmvoorstellingen sluiten over de audiovisuele mediadiensten en de filmvoorstellingen worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in artikel 2 wordt een bepaling onder 11.1. ingevoegd, luidende : « 11.1. IZJD : instantie voor de zelfregulering van journalistieke deontologie in de Duitstalige Gemeenschap; » 2° in artikel 2 wordt een bepaling onder 33.0.1. ingevoegd, luidende : « 33.0.1. RJD : raad voor journalistieke deontologie; ».

Art. 10.Artikel 25 van hetzelfde decreet, opgeheven bij het decreet van 3 december 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 03/12/2009 pub. 16/02/2010 numac 2010200271 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet tot wijziging van het decreet van 27 juni 2005 over de radio-omroep en de filmvoorstellingen. - Addendum sluiten, wordt hersteld als volgt : «

Artikel 25.Indien de private televisieomroeporganisatie nieuwsprogramma's uitzendt, moet ze lid zijn van de IZJD. »

Art. 11.Artikel 30.1. van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 3 december 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 03/12/2009 pub. 16/02/2010 numac 2010200271 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet tot wijziging van het decreet van 27 juni 2005 over de radio-omroep en de filmvoorstellingen. - Addendum sluiten, wordt aangevuld met een bepaling onder 3°, luidende : « 3° lid van de IZJD zijn. »

Art. 12.Artikel 32 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 3 december 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 03/12/2009 pub. 16/02/2010 numac 2010200271 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet tot wijziging van het decreet van 27 juni 2005 over de radio-omroep en de filmvoorstellingen. - Addendum sluiten, wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : « Indien de lokale radio nieuwsprogramma's uitzendt, moet hij lid zijn van de IZJD. »

Art. 13.Artikel 114, § 1, van hetzelfde decreet wordt gewijzigd als volgt : 1° de bepaling onder 3°, gewijzigd bij het decreet van 3 december 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 03/12/2009 pub. 16/02/2010 numac 2010200271 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet tot wijziging van het decreet van 27 juni 2005 over de radio-omroep en de filmvoorstellingen. - Addendum sluiten, wordt opgeheven;2° in de bepaling onder 5°, gewijzigd bij het decreet van 13 februari 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 13/02/2012 pub. 24/04/2012 numac 2012202065 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet tot wijziging van de bepalingen inzake telecommunicatie vervat in het decreet van 27 juni 2005 over de audiovisuele mediadiensten en de filmvoorstellingen sluiten, worden de woorden "voor zover deze thema's niet onder de bevoegdheid van de beslissingskamer vallen" vervangen door de woorden "voor zover deze thema's niet onder de bevoegdheid van de beslissingskamer of de RJD vallen".

Art. 14.Artikel 2, § 2, van het decreet van 7 februari 1994 betreffende de hulp aan de dagbladpers wordt aangevuld met een bepaling onder 6°, luidende : « 6° via hun vereniging lid zijn van de instantie voor de zelfregulering van journalistieke deontologie in de Duitstalige Gemeenschap vermeld in artikel 2 van het decreet van 25 maart 2013 tot erkenning en subsidiëring van een instantie voor de zelfregulering van journalistieke deontologie. »

Art. 15.Dit decreet heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2013.

Wij kondigen dit decreet af en bevelen dat het door het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Eupen, 25 maart 2013.

De Minister-President, Minister van Lokale Besturen, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Onderwijs, Opleiding en Werkgelegenheid, O. PAASCH De Minister van Cultuur, Media en Toerisme, Mevr. I. WEYKMANS De Minister van Gezin, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, H. MOLLERS _______ Nota (1) Zitting 2012-2013. Parlementaire stukken : 137 (2012-2013), nr. 1. Ontwerp van decreet. 137 (2012-2013), nr. 2. Voorstel tot wijziging. 137 (2012-2013), nr. 3. Verslag.

Integraal verslag : 25 maart 2013, nr. 50. Bespreking en aanneming.

^