Etaamb.openjustice.be
Decreet van 13 februari 2012
gepubliceerd op 24 april 2012

Decreet tot wijziging van de bepalingen inzake telecommunicatie vervat in het decreet van 27 juni 2005 over de audiovisuele mediadiensten en de filmvoorstellingen

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2012202065
pub.
24/04/2012
prom.
13/02/2012
ELI
eli/decreet/2012/02/13/2012202065/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

13 FEBRUARI 2012. - Decreet tot wijziging van de bepalingen inzake telecommunicatie vervat in het decreet van 27 juni 2005 over de audiovisuele mediadiensten en de filmvoorstellingen (1)


Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Dit decreet voorziet in de omzetting van Richtlijn 2009/136/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 tot wijziging van Richtlijn 2002/22/EG inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten, Richtlijn 2002/58/EG betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie en Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming en Richtlijn 2009/140/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 tot wijziging van Richtlijn 2002/21/EG inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten, Richtlijn 2002/19/EG inzake de toegang tot en interconnectie van elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten, en Richtlijn 2002/20/EG betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten.

Art. 2.In artikel 2 van het decreet van 27 juni 2005 over de audiovisuele mediadiensten en de filmvoorstellingen worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 8°, gewijzigd bij het decreet van 3 december 2009, worden tussen de woorden "de transmissiesystemen en in voorkomend geval de schakel- of routeringsapparatuur en andere middelen" en de woorden "die het mogelijk maken signalen" de woorden ", waaronder netwerkelementen die niet actief zijn," ingevoegd; 2° het artikel wordt aangevuld met een bepaling onder 18.1, luidende : « 18.1. schadelijke interferentie : interferentie die het functioneren van een radionavigatiedienst of van andere veiligheidsvoorzieningen in gevaar brengt, of die een overeenkomstig de geldende internationale, communautaire of nationale voorschriften werkende radiocommunicatiedienst op een andere wijze ernstig verslechtert, hindert of herhaaldelijk onderbreekt; »; 3° het artikel wordt aangevuld met een bepaling onder 18.2, luidende : « 18.2. BEREC : het orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie, opgericht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1211/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 tot oprichting van het orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (BEREC) en het Bureau; »; 4° de bepaling onder 25° wordt vervangen als volgt : « 25° transnationale markten : door de Europese Commissie gedefinieerde markten die de Europese Unie of een aanzienlijk, zich over meer dan één lidstaat uitstrekkend, deel daarvan beslaan;»; 5° het artikel wordt aangevuld met een bepaling onder 27.1.1, luidende : « 27.1.1. netwerkaansluitpunt (NAP) : het fysieke punt waarop een abonnee de toegang tot een openbaar communicatienetwerk wordt geboden; in het geval van netwerken met schakelings- of routeringsfuncties wordt het NAP bepaald door middel van een specifiek netwerkadres, dat met een abonneenummer of -naam kan zijn verbonden; »; 6° de bepaling onder 31° wordt vervangen als volgt : « 31° openbaar communicatienetwerk : een elektronische-communicatienetwerk dat geheel of hoofdzakelijk wordt gebruikt om voor het publiek beschikbare elektronische-communicatiediensten aan te bieden ter ondersteuning van de overdracht van informatie tussen netwerkaansluitpunten;»; 7° de bepaling onder 44° wordt vervangen als volgt : « 44° toegang : het beschikbaar stellen van faciliteiten en/of diensten aan een andere onderneming, onder uitdrukkelijke voorwaarden, hetzij op exclusieve hetzij op niet-exclusieve basis, met het oog op het aanbieden van elektronische-communicatiediensten, voor zover die gebruikt worden om diensten voor de informatiemaatschappij of inzake inhoud voor radio- en televisieomroepen aan te bieden.Deze term bestrijkt onder meer : toegang tot netwerkelementen en verwante faciliteiten waarbij eventueel apparatuur kan worden verbonden met vaste of niet-vaste middelen (dit omvat met name toegang tot het aansluitnet en tot faciliteiten en diensten die noodzakelijk zijn om diensten te kunnen aanbieden via het aansluitnet); toegang tot materiële infrastructuur waaronder gebouwen, kabelgoten en masten; toegang tot relevante programmatuursystemen waaronder operationele ondersteuningssystemen; toegang tot informatiesystemen of databases voor reservering, levering, bestelling, onderhouds- en herstelverzoeken en facturering; toegang tot voorwaardelijke toegangssystemen voor digitale televisiediensten en toegang tot virtuele netwerkdiensten; »; 8° het artikel wordt aangevuld met een bepaling onder 45.1, luidende : « 45.1. bijbehorende diensten : de bij een elektronische-communicatienetwerk en/of een elektronische-communicatiedienst behorende diensten die het aanbieden van diensten via dat netwerk en/of dienst mogelijk maken en/of ondersteunen of het potentieel hiertoe bezitten en onder meer nummervertaalsystemen of systemen met soortgelijke functies, voorwaardelijke toegangssystemen en elektronische programmagidsen alsmede andere diensten zoals identiteit, locatie en presentie-informatiediensten omvatten; »; 9° de bepaling onder 46° wordt vervangen als volgt : « 46° bijbehorende faciliteiten : de bij een elektronische-communicatienetwerk en/of een elektronische-communicatiedienst behorende diensten, fysieke infrastructuren en andere faciliteiten of elementen die het aanbieden van diensten via dat netwerk en/of die dienst mogelijk maken en/of ondersteunen of het potentieel hiertoe bezitten en onder meer gebouwen of toegangen tot gebouwen, bekabeling in gebouwen, antennes, torens en andere ondersteunende constructies, kabelgoten, kabelbuizen, masten, mangaten en straatkasten omvatten;».

Art. 3.Na artikel 5.1 van hetzelfde decreet wordt een artikel 5.2 ingevoegd, luidende : « Artikel 5.2. Registratieplicht en inzagerecht.

De aanbieders van audiovisuele mediadiensten nemen de uitzendingen volledig op en bewaren ze volledig. Van programma's die als opname of als film uitgezonden worden, kan, bij wijze van afwijking, de opname of de film bewaard worden of de vervanging ervan gewaarborgd worden.

De verplichtingen vermeld in het eerste lid gelden tot drie maanden na de dag van uitzending. Indien binnen die termijn een bezwaar tegen een uitzending wordt ingediend, gelden de verplichtingen tot de zaak via een in kracht van gewijsde gegane gerechtelijke beslissing of via bemiddeling beslecht is.

Binnen de termijnen bepaald in het tweede lid kan de Mediaraad te allen tijde kopieën van uitzendingen, opnames en films gratis inkijken of vragen om ze hem gratis toe te zenden.

Wie schriftelijk aannemelijk maakt dat zijn rechten geschonden zijn, kan binnen de termijnen vermeld in het tweede lid eisen dat de aanbieder van mediadiensten inzage in de kopieën van de uitzendingen, opnames en films geeft. Op aanvraag krijgt hij tegen betaling van de kostprijs exemplaren, fragmenten of kopieën van de opname of de film toegezonden. »

Art. 4.Artikel 6.1, § 1, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 3 december 2009, wordt gewijzigd als volgt : 1° in de eerste zin worden tussen het woord "zijn" en het punt de woorden "en moet onderscheidbaar zijn van de redactionele inhoud" ingevoegd;2° tussen de eerste zin en de tweede zin, die de derde zin wordt, wordt een zin ingevoegd, luidende : « Ze moet met visuele en/of akoestische middelen van andere programma-onderdelen gescheiden zijn.»

Art. 5.In titel 3 van hetzelfde decreet wordt vóór artikel 20.1 een artikel 20.0 ingevoegd, luidende : « Artikel 20.0. Waarborgen van de meningsverscheidenheid. § 1. Een machtspositie in de audiovisuele sector die uitgaat van één of meer aanbieders van audiovisuele mediadiensten die direct of indirect een gemeenschappelijke aandeelhouder hebben, mag geen belemmering vormen voor de vrijheid van het publiek om toegang tot een pluralistisch aanbod aan audiovisuele mediadiensten te hebben.

Onder een pluralistisch aanbod wordt een media-aanbod verstaan dat gekenmerkt wordt door een veelheid van onafhankelijke en zelfstandige media die een zo groot mogelijke verscheidenheid aan meningen weerspiegelen. § 2. Indien de beslissingskamer vaststelt dat een onderneming een machtspositie heeft, onderzoekt ze de verscheidenheid van het aanbod aan audiovisuele mediadiensten van de aanbieders die in § 1 worden genoemd.

Een machtspositie wordt inzonderheid vermoed indien : 1° een natuurlijke persoon of rechtspersoon die meer dan 24 % van het kapitaal van een aanbieder van televisiediensten in handen heeft, indirect of direct meer dan 24 % van het kapitaal van een andere aanbieder van televisiediensten van de Duitstalige Gemeenschap bezit;2° een natuurlijke persoon of rechtspersoon die meer dan 24 % van het kapitaal van een aanbieder van klankdiensten in handen heeft, indirect of direct meer dan 24 % van het kapitaal van een andere aanbieder van klankdiensten van de Duitstalige Gemeenschap bezit;3° het aantal kijkers van verscheidene aanbieders van televisiediensten 20 % van de kijkers van alle aanbieders van televisiediensten van de Duitstalige Gemeenschap bedraagt en één enkele natuurlijke persoon of rechtspersoon indirect of direct meerderheids- of minderheidsaandeelhouder van die aanbieders van televisiediensten is;4° een aanbieder van televisiediensten meer dan één vierde van de radiofrequenties gebruikt die voor particuliere televisiediensten bedoeld zijn;5° het aantal luisteraars van verscheidene aanbieders van klankdiensten 20 % van de luisteraars van alle aanbieders van klankdiensten van de Duitstalige Gemeenschap bereikt en één enkele natuurlijke of rechtspersoon indirect of direct meerderheids- of minderheidsaandeelhouder van die aanbieders van klankdiensten is;6° een aanbieder van klankdiensten meer dan één vierde van de radiofrequenties gebruikt die voor particuliere klankdiensten bedoeld zijn. § 3. Indien de beslissingskamer vaststelt dat de vrijheid van het publiek om toegang te krijgen tot een pluralistisch aanbod aan audiovisuele mediadiensten belemmerd wordt, deelt ze de betrokkenen haar bezwaren mee en overlegt ze met hen om maatregelen overeen te komen die de naleving van een gediversifieerd aanbod mogelijk maken. § 4. Indien binnen zes maanden na aanvang van het overleg geen overeenstemming wordt bereikt over de maatregelen die overeenkomstig § 3 een pluralistisch aanbod mogelijk maken of indien de afgesproken maatregelen niet in acht worden genomen, kan de beslissingskamer overeenkomstig artikel 120 sancties opleggen. § 5. Voor de toepassing van die bepaling kan de beslissingskamer advies inwinnen bij de mededingingsoverheden. »

Art. 6.In artikel 21, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 3 december 2009, wordt de tweede zin vervangen als volgt : « De erkenning wordt voor negen jaar toegekend. »

Art. 7.Artikel 24, eerste lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 3 december 2009, wordt gewijzigd als volgt : 1° in de bepaling onder 3° worden de woorden "de balansen en de jaarrekeningen m.b.t. de laatste drie dienstjaren of vanaf de oprichting" vervangen door de woorden "een financieringsplan voor een periode van drie jaar"; 2° in de bepaling onder 7° wordt tussen het woord "geplande" en het woord "programmaschema" het woord "wekelijkse" ingevoegd.

Art. 8.In artikel 26, eerste lid, 1°, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 3 december 2009, wordt tussen het woord "het" en het woord "programmaschema" het woord "wekelijkse" ingevoegd en worden na het woord "programmaschema" de woorden "samen met inlichtingen over herhalingen van programma's, geleverde en niet-gepresenteerde programmaonderdelen" ingevoegd.

Art. 9.In titel 3, hoofdstuk 2, van hetzelfde decreet wordt een artikel 26.1. ingevoegd, luidende : « Art. 26.1. Het recht op verplichte verbreiding voor lineaire televisiediensten. § 1. De Regering kan een aanbieder van audiovisuele mediadiensten het recht op verplichte verbreiding van één of meer van zijn lineaire televisiediensten toekennen. De toekenning van dat recht veronderstelt dat de aanbieder van mediadiensten en de Regering een overeenkomst hebben gesloten. Dit recht wordt overeenkomstig artikel 81, § 1, 2°, uitgeoefend ten aanzien van kabelmaatschappijen van wie de kabelnetwerken door een significant aantal eindgebruikers gebruikt worden als voornaamste middel om lineaire audiovisuele mediadiensten te ontvangen. § 2. Het recht op verplichte verbreiding wordt bij de Regering per aangetekende brief aangevraagd. De Regering bevestigt de ontvangst van de aanvraag binnen dertig dagen na ontvangst ervan. De Regering bezorgt de aanvraag en de ontwerpovereenkomst aan de beslissingskamer.

De beslissingskamer verstrekt binnen zestig dagen advies daarover. § 3. Het recht op verplichte verbreiding van een lineaire televisiedienst kan alleen toegekend worden als die dienst aan de volgende minimumvoorwaarden voldoet : 1° bijdragen tot de luister van het erfgoed - inzonderheid het culturele erfgoed - van de Duitstalige Gemeenschap, waarbij die bijdrage verder reikt dan het bepaalde in artikel 12, § 3;2° dagelijks een minimumaantal zenduren aanbieden, waarbij de uitgezonden programma's niet alleen uit heruitzendingen mogen bestaan;3° dagelijks op zijn minst een algemeen journaal aanbieden. § 4. In de in § 1 genoemde overeenkomst worden de bijzonderheden van de in § 3 genoemde verplichtingen vastgelegd. In die overeenkomst kunnen ruimere verplichtingen worden opgenomen indien dit wegens het formaat en de aard van de lineaire televisiedienst noodzakelijk is. § 5. De aanbieder van lineaire televisiediensten, aan wie een recht op verplichte verbreiding is toegekend, legt in het in artikel 26 genoemde activiteitenverslag uit hoe de verplichtingen die in de overeenkomst worden vermeld, zijn nagekomen. § 6. De aanbieder van lineaire televisiediensten, aan wie een recht op verplichte verbreiding is toegekend, verbreidt de dienst in kwestie uiterlijk zes maanden na toekenning van het recht. »

Art. 10.Artikel 28, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 3 december 2009, wordt aangevuld met een tweede zin, luidende : « Onverminderd artikel 33 wordt de erkenning voor negen jaar toegekend. »

Art. 11.In artikel 30, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 3 december 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 1° worden de woorden "productie- en zendinstallaties" vervangen door het woord "zendinstallaties";2° in de bepaling onder 5° worden de woorden "ambtenaren van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap" vervangen door het woord "Mediaraad" en het woord "kunnen" door het woord "kan".

Art. 12.In artikel 34, eerste lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 3 december 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 3° worden de woorden "de balansen en de jaarrekeningen m.b.t. de laatste drie dienstjaren of vanaf de oprichting" vervangen door de woorden "een financieringsplan voor een periode van drie jaar"; 2° in de bepaling onder 5° worden de woorden "de geografische ligging van de productie-installaties;" vervangen door de woorden "de vermelding van het adres van de maatschappelijke zetel en de bedrijfszetel van de aanvrager;"; 3° in de bepaling onder 7° wordt tussen het woord "geplande" en het woord "programmaschema" het woord "wekelijkse" ingevoegd;4° de bepaling onder 11 wordt vervangen als volgt : « 11° bij het uitzenden van nieuwsprogramma's, de beschrijving van het geplande informatiesysteem, alsook in voorkomend geval het bewijs dat journalisten in dienst zijn genomen of de verplichting om vanaf de toekenning van de erkenning journalisten in dienst te nemen. Overeenkomstig de wet van 30 december 1963 betreffende de erkenning en de bescherming van de titel van beroepsjournalist wordt onder journalisten verstaan : erkende beroepsjournalisten of personen die aan de voorwaarden voldoen om beroepsjournalist te worden; ».

Art. 13.Artikel 35 van hetzelfde decreet, opgeheven bij het decreet van 3 december 2009, wordt hersteld als volgt : «

Artikel 35.Criteria.

De beslissingskamer waarborgt de diversiteit in het radiolandschap en het evenwicht tussen de verschillende radioformaten met betrekking tot het muziek-, cultuur- en informatieaanbod.

Ze beoordeelt de erkenningsaanvragen overeenkomstig artikel 27.2 op basis van de volgende criteria : 1° de manier waarop de aanvragers zich ertoe verplichten te voldoen aan de voorwaarden die uit de artikelen 30 tot 33 voortvloeien, in het bijzonder wanneer het gaat om programmaonderdelen over de Duitstalige Gemeenschap of over gemeenten van de Duitstalige Gemeenschap;2° de relevantie van het financieringsplan dat in artikel 34, eerste lid, 3°, wordt vermeld;3° de originaliteit en het innovatieve karakter van de aanvraag;4° het aandeel van de producties die in de Duitstalige Gemeenschap worden gemaakt;5° de ervaring van de aanvrager in de radiosector;6° de haalbaarheid van het project; 7° het waarborgen van de meningsverscheidenheid in de zin van artikel 20.0; 8° het efficiënt en storingvrij gebruik van de frequenties, zonder betwisting door het Belgisch Instituut voor Post- en Telecommunicatie (BIPT);9° de doeleinden vermeld in artikel 89.»

Art. 14.In artikel 36 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 3 december 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt het woord "Regering" vervangen door het woord "beslissingskamer";2° het artikel wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : « De beslissingskamer legt de datum vast waarop het verslag bij haar moet binnenkomen.»

Art. 15.Artikel 44 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : «

Artikel 44.Wijziging van rechten en verplichtingen.

Indien de beslissingskamer van plan is om wijzigingen aan te brengen in de rechten, voorwaarden en procedures die van toepassing zijn bij de algemene machtiging en bij de gebruiksrechten of rechten om faciliteiten te installeren, geeft ze de belanghebbende partijen, met inbegrip van gebruikers en consumenten, de gelegenheid om binnen een termijn van ten minste vier weken hun standpunt kenbaar te maken. In uitzonderlijke gevallen kan de termijn korter zijn. Wijzigingen mogen slechts in objectief gerechtvaardigde gevallen en op proportionele wijze worden aangebracht. Dat doet geen afbreuk aan de mogelijkheid kleine wijzigingen aan te brengen die met de houder van de rechten of de houder van de algemene machtiging overeengekomen zijn.

Behalve in met redenen omklede gevallen mogen de rechten om faciliteiten te installeren of de rechten om radiofrequenties te gebruiken, niet beperkt of ingetrokken worden voordat de termijn waarvoor zij verleend zijn, verstreken is. »

Art. 16.Artikel 46 van hetzelfde decreet wordt gewijzigd als volgt : 1° in het eerste lid worden de woorden "en de Regering" opgeheven;2° het artikel wordt aangevuld met een vierde lid, luidende : « Ondernemingen die grensoverschrijdende elektronische-communicatiediensten verlenen aan ondernemingen die in België of in één of meer lidstaten gevestigd zijn, hoeven in België slechts één kennisgeving af te geven.»

Art. 17.Artikel 48, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een bepaling onder 3°, luidende : « 3° de vermelding van de criteria en procedures volgens welke overeenkomstig artikel 72, eerste lid, bijzondere verplichtingen aan specifieke ondernemingen kunnen worden opgelegd. »

Art. 18.Artikel 49 van hetzelfde decreet wordt gewijzigd als volgt : 1° het eerste lid wordt § 1;2° in § 1 wordt het woord "radiofrequentieplan" vervangen door de woorden "plan met de radiofrequenties die aan de verschillende audiovisuele mediadiensten kunnen worden toegewezen";3° in § 1 worden tussen de woorden "federale technische normen" en het woord "op" de woorden "en van het federale plan voor de verdeling tussen civiele en militaire frequentiebanden" ingevoegd;4° in § 1 worden tussen de woorden "internationale" en "normen" de woorden "en supranationale" ingevoegd;5° het artikel wordt aangevuld met de §§ 2 tot 7, luidende : « § 2.Met inachtneming van de bevoegdheid van de federale overheid, werkt de beslissingskamer met de bevoegde instanties in binnen- en buitenland en met de Europese Commissie samen om het gebruik van het radiospectrum in de Europese Unie strategisch te plannen, te coördineren en te harmoniseren, voor zover die radiofrequenties gebruikt worden om signalen van audiovisuele mediadiensten over te brengen. Daartoe houdt zij onder meer rekening met economische, veiligheids-, gezondheids-, maatschappelijke, vrijemeningsuitings-, culturele, wetenschappelijke, sociale en technische aspecten van het beleid van de Europese Unie, alsmede met de uiteenlopende belangen van de kringen van radiospectrumgebruikers met het oog op de optimalisatie van het gebruik van het radiospectrum en het vermijden van schadelijke interferentie. § 3. In samenwerking met de andere lidstaten en de Europese Commissie bevordert de beslissingskamer - voor zover de radiofrequenties gebruikt worden om signalen van audiovisuele mediadiensten over te brengen - de coördinatie van de aanpak van het radiospectrumbeleid in de Europese Unie en, in voorkomend geval, de harmonisatie van de voorwaarden inzake beschikbaarheid en efficiënt gebruik van het radiospectrum die voor het tot stand brengen en het functioneren van de Europese interne markt op het gebied van elektronische communicatie vereist zijn. § 4. De beslissingskamer zorgt ervoor dat alle soorten voor elektronische-communicatiediensten gebruikte technologie kunnen worden gebruikt op de radiofrequentiebanden die in overeenstemming met het recht van de Europese Unie beschikbaar zijn verklaard voor elektronische-communicatiediensten.

De beslissingskamer kan echter proportionele en niet-discriminerende beperkingen opleggen met betrekking tot de soorten voor elektronische-communicatiediensten gebruikte technologie, indien dat nodig is om : 1° schadelijke interferentie te vermijden;2° de volksgezondheid te beschermen tegen elektromagnetische velden;3° de technische kwaliteit van de dienst te garanderen;4° te zorgen voor zoveel mogelijk gedeeld gebruik van de radiofrequenties;5° een efficiënt spectrumgebruik te waarborgen, of 6° een doelstelling van algemeen belang te verwezenlijken overeenkomstig § 5. § 5. De beslissingskamer zorgt ervoor dat alle soorten elektronische-communicatiediensten kunnen worden aangeboden op de radiofrequentiebanden die in overeenstemming met het recht van de Europese Unie beschikbaar zijn verklaard voor elektronische-communicatiediensten in het nationale frequentietoewijzingsplan. De beslissingskamer kan echter proportionele en niet-discriminerende beperkingen opleggen met betrekking tot de soorten elektronische-communicatiediensten die worden aangeboden, ook, waar nodig, om te voldoen aan vereisten van de radioregelgeving van de ITU. Maatregelen die vereisen dat een elektronische-communicatiedienst in een specifieke voor elektronische-communicatiediensten beschikbare band wordt aangeboden, worden gerechtvaardigd door de verwezenlijking van een doelstelling van algemeen belang die de lidstaten in overeenstemming met de EU-wetgeving gedefinieerd hebben, zoals, maar niet beperkt tot : 1° de veiligheid van het menselijk leven;2° het bevorderen van de sociale, regionale of territoriale samenhang;3° het vermijden van een ondoelmatig gebruik van radiofrequenties;4° de bevordering van culturele en taalkundige diversiteit en pluralisme van de media, bijvoorbeeld door het aanbieden van radio- en televisieomroepdiensten. Een maatregel die het verlenen van iedere andere elektronische-communicatiedienst in een specifieke band verbiedt, mag alleen worden opgelegd wanneer zij gerechtvaardigd is op grond van de noodzaak de veiligheid van het menselijk leven te beschermen. De beslissingskamer kan een dergelijke maatregel in uitzonderingsgevallen ook uitvaardigen voor de verwezenlijking van andere doelstellingen van algemeen belang zoals door de lidstaten in overeenstemming met de EU-wetgeving gedefinieerd. § 6. De beslissingskamer heronderzoekt geregeld de noodzaak van de in de §§ 4 en 5 bedoelde beperkingen en maakt de resultaten van dat heronderzoek bekend. § 7. De §§ 4 en 5 zijn van toepassing op spectrum dat is toegewezen voor elektronische-communicatiediensten, algemene machtigingen en individuele gebruiksrechten voor radiofrequenties die na 25 mei 2011 zijn verleend.

Spectrumtoewijzingen, algemene machtigingen en individuele gebruiksrechten die op 25 mei 2011 bestonden, vallen onder artikel 129.1. »

Art. 19.Artikel 50, derde lid, van hetzelfde decreet wordt aangevuld met de volgende zin : « In het kader van de toewijzing van één of meer radiofrequenties aan een aanbieder van mediadiensten worden daarenboven geen andere radiofrequenties voor de signaaltoevoer toegewezen. »

Art. 20.In artikel 53, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 3° worden de woorden "productie- en" opgeheven;2° de bepaling onder 5° wordt vervangen als volgt : « het soort antenne(s), de typische kenmerken van de antenne(s), met inbegrip van de antennewinst in dBd, het richtdiagram en de gedetailleerde beschrijving van de antenne (aantal dipolen, aantal en soort elementen);»; 3° in de bepaling onder 6° worden na het woord "antenne" de woorden "met vermelding van de demping in dB" toegevoegd; 4° het artikel wordt aangevuld met een bepaling onder 6.1, luidende : « 6.1. Ongeacht welke soort van elementen voor signaaltoevoer tussen zenderuitgang en antenne-ingang is ingevoegd; »; 5° in de bepaling onder 7° wordt tussen het woord "de" en het woord "vergunning" het woord "stedenbouwkundige" ingevoegd;6° in de bepaling onder 8° worden na het woord "zender" de woorden "in watt" toegevoegd.

Art. 21.Artikel 55 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : «

Artikel 55.Doorgifte of verhuur van gebruiksrechten voor radiofrequenties.

Het doorgeven of verhuren van individuele gebruiksrechten voor radiofrequenties is verboden. »

Art. 22.Artikel 60 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een vierde en een vijfde lid, luidende : « De beslissingskamer bezorgt het Belgische Instituut voor Post- en Telecommunicatie (BIPT) een kopie van de toegewezen radiofrequenties.

Het toewijzingsbewijs bevat de volgende inlichtingen : 1° de benaming van de mediadienst;2° de naam van de houder van het toewijzingsbewijs;3° het adres van de maatschappelijke zetel van de houder;4° de toegewezen radiofrequentie(s);5° de frequentie-afwijking per frequentie;6° in voorkomend geval de lijst van de radiofrequenties die in het kader van een bedrijfsovereenkomst of een soortgelijke overeenkomst ter beschikking worden gesteld, alsook de naam van de technische dienstverlener(s);7° in voorkomend geval het adres van de maatschappelijke zetel van de technische dienstverlener(s);8° de aard van het gebruik;9° de geografische coördinaten in lengte- en breedtegraad van de antennestandplaats(en), met verwijzing naar de WGS-84-datum;10° het maximale stralingsvermogen, uitgedrukt in watt, dat via de zendantenne wordt afgegeven en de opgelegde beperkingen;11° de antennehoogte of in voorkomend geval de hoogte van het elektrische zwaartepunt van de antenne;12° de datum van inwerkingtreding van de toewijzing;13° het adres van de bedrijfszetels en de studio's;14° het maximaal toegestane zenderuitgangsvermogen in Watt;15° het soort antenne(s), de typische kenmerken van de antenne(s), met inbegrip van de hoofdstraalrichting in graad, de antennewinst in dBd, het richtdiagram en de gedetailleerde beschrijving van de antenne (aantal dipolen, aantal en soort elementen);16° het soort en de lengte van de verbindingskabel tussen zender en antenne, met vermelding van de demping in dB;17° het soort elementen voor signaaltoevoer die tussen zenderuitgang en antenne-ingang worden geplaatst;18° het volledige verlies aan signaaltoevoer tussen zenderuitgang en antenne-ingang in dB.»

Art. 23.In hetzelfde decreet wordt een artikel 60.1 ingevoegd, luidende : « Artikel 60.1. Wijziging van toegewezen radiofrequenties.

Elke wijziging inzake zendplaats, toegewezen radiofrequentie of antennehoogte en elke verhoging van het equivalent isotroop uitgestraald vermogen wordt schriftelijk aangevraagd bij de Mediaraad, met vermelding van de redenen daarvoor, en moet vooraf door de beslissingskamer zijn toegestaan. Er wordt onderzocht of de aanvraag technisch compatibel is. Indien deze technische compatibiliteit niet voorhanden is, wordt de aanvraag afgewezen.

Voordat de aanvraag behandeld wordt, betaalt de aanvrager voor elke aanvraag een berekeningsvergoeding van 125 euro. Die vergoeding wordt jaarlijks op basis van het indexcijfer van de consumptieprijzen geïndexeerd. De vergoeding wordt niet geheven wanneer de berekening voortvloeit uit de verplichting van een aanbieder van mediadiensten om een bestaande radiozender aan te passen aan de technische kenmerken die de beslissingskamer heeft opgelegd. De vergoeding wordt niet geheven wanneer voor die aanpassing een tweede berekening nodig is. De Regering kan het bedrag van de berekeningsvergoeding wijzigen. »

Art. 24.Artikel 61, § 1, van hetzelfde decreet wordt gewijzigd als volgt : 1° in het eerste lid wordt de bepaling onder 3° opgeheven;2° het tweede lid wordt vervangen als volgt : « De intrekking wordt ter kennis gebracht bij aangetekende brief, met vermelding van de termijn waarbinnen de intrekking ingaat.»

Art. 25.Artikel 61bis van hetzelfde decreet, opgeheven bij het decreet van 3 december 2009, wordt hersteld als volgt : «

Artikel 61bis.Vervallenverklaring van toegewezen radiofrequenties.

Toegewezen radiofrequenties vervallen wanneer ze langer dan een jaar niet of niet meer gebruikt worden of wanneer aan de houder van die radiofrequenties een nieuwe radiofrequentie - die de oude vervangt - wordt toegewezen voor hetzelfde programma. »

Art. 26.Artikel 63 van hetzelfde decreet wordt gewijzigd als volgt : 1° in § 1, tweede lid, wordt de zin "Binnen drie maanden te rekenen van de datum waarop deze documenten werden ingezonden, moet de overheid een advies uitbrengen en de belanghebbende haar beslissing ter kennis geven." vervangen door de volgende zin : "Binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum waarop deze documenten werden verzonden, brengt de overheid - behalve in geval van onteigening - een advies uit en brengt ze haar beslissing ter kennis van de belanghebbende."; 2° in § 5 worden de woorden "exploitanten van elektronische communicatiediensten" vervangen door de woorden "exploitanten van openbare elektronische communicatiediensten" en worden de woorden "aanbieders van elektronische communicatienetwerken" vervangen door de woorden "aanbieders van openbaar toegankelijke elektronische communicatienetwerken".

Art. 27.Artikel 64 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : «

Artikel 64.Collocatie en gedeeld gebruik van netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten door exploitanten van elektronische communicatienetwerken. § 1. Wanneer een onderneming die elektronische-communicatienetwerken aanbiedt, krachtens de nationale wetgeving het recht heeft om faciliteiten te installeren op, over of onder openbaar of particulier eigendom, dan wel een procedure kan volgen voor de onteigening of het gebruik van eigendom, kan de beslissingskamer met volledige inachtneming van het evenredigheidsbeginsel het gedeeld gebruik van faciliteiten of eigendom, met inbegrip van gebouwen, toegangen tot gebouwen, bekabeling in gebouwen, masten, antennes, torens en andere ondersteuningsgebouwen, kabelgoten, leidingen, mangaten en straatkasten, verplicht stellen. § 2. De houders van de in § 1 bedoelde rechten kunnen worden verplicht tot het gedeeld gebruik van faciliteiten of eigendom (met inbegrip van fysieke collocatie) of tot het treffen van maatregelen om de coördinatie van publieke werken te vergemakkelijken ten einde het milieu, de volksgezondheid en de openbare veiligheid te beschermen of om stedenbouwkundige of planologische redenen, doch zulks pas na een passende periode van openbare raadpleging waarin alle belanghebbende partijen in staat zijn gesteld hun standpunt naar voren te brengen.

Dergelijke regelingen kunnen een omslagregeling bevatten voor de kosten van het gedeeld gebruik van faciliteiten of eigendom. § 3. De beslissingskamer is bevoegd om na een passende periode van openbare raadpleging waarin alle belanghebbende partijen in staat zijn gesteld hun standpunt naar voren te brengen, verplichtingen op te leggen voor het gedeeld gebruik van bekabeling in gebouwen of tot aan het eerste punt van samenkomst of distributie indien dit zich buiten het gebouw bevindt, aan de houders van de in § 1 bedoelde rechten en/of aan de eigenaar van de bekabeling, indien dit gerechtvaardigd is omwille van het feit dat duplicatie van dergelijke infrastructuur economisch inefficiënt of fysiek onuitvoerbaar zou zijn. Dergelijke regelingen kunnen een omslagregeling voor de kosten van het gedeeld gebruik van faciliteiten of eigendom bevatten, waar nodig aangepast aan de risico's. § 4. De beslissingskamer kan van ondernemingen verlangen dat ze de nodige informatie verstrekken, zodat ze, samen met de andere nationale regelgevende instanties, een gedetailleerd overzicht van de aard, de beschikbaarheid en de geografische locatie van de in § 1 bedoelde faciliteiten kan opstellen en dit overzicht ter beschikking kan stellen van de belanghebbende partijen. § 5. De maatregelen die de beslissingskamer in overeenstemming met dit artikel heeft genomen, zijn objectief, transparant, niet-discriminerend en evenredig.

Zo nodig worden deze maatregelen in overleg met plaatselijke instanties uitgevoerd. »

Art. 28.Artikel 65 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : «

Artikel 65.Marktdefinitie.

Nadat de Europese Commissie haar overeenkomstig artikel 15, lid 1, van Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Kaderrichtlijn) gedane aanbeveling inzake relevante markten voor producten en diensten heeft aangenomen of eventueel heeft geactualiseerd of wanneer de daadwerkelijke marktomstandigheden in de Duitstalige Gemeenschap het vereisen, legt de beslissingskamer in overeenstemming met de beginselen van het mededingingsrecht vast welke relevante markten luidens dit hoofdstuk in aanmerking komen voor een regulering en, indien die afwijken van de markten die in de aanbeveling waren vastgelegd, na de raadplegingen bedoeld in artikel 103 te hebben uitgevoerd. »

Art. 29.Artikel 66 van hetzelfde decreet wordt gewijzigd als volgt : 1° in het eerste lid, derde zin, worden de woorden "Bij het onderzoek houdt de beslissingskamer zoveel mogelijk rekening met de door de Europese Commissie vastgelegde criteria" vervangen door de woorden "Bij het onderzoek houdt de beslissingskamer zoveel mogelijk rekening met de in de overeenkomstig artikel 15, lid 1, van de Kaderrichtlijn gedane aanbeveling van de Europese Commissie vastgelegde markten en vastgestelde criteria";2° het derde lid wordt vervangen als volgt : « Wanneer een onderneming op een relevante markt (de eerste markt) een aanmerkelijke marktmacht bezit, kan ze ook op een nauw verwante, krachtens artikel 65 bepaalde relevante markt (de tweede markt) als onderneming met een aanmerkelijke marktmacht worden aangemerkt.Dat is het geval als de koppelingen tussen beide markten van dien aard zijn dat de marktmacht van de eerste markt op de tweede markt wordt overgedragen en de totale marktmacht van de onderneming wordt vergroot. Bijgevolg kunnen overeenkomstig de artikelen 72.1, 72.2, 72.3 en 72.5 maatregelen worden genomen om de overdracht van die marktmacht aan banden te leggen; wanneer die maatregelen ontoereikend blijken, kunnen maatregelen worden genomen overeenkomstig artikel 69. »

Art. 30.Artikel 68 van hetzelfde decreet wordt gewijzigd als volgt : 1° in het vierde lid worden de woorden "onder de leden 1 en 2" vervangen door de woorden "in het eerste en het derde lid";2° het vierde lid wordt aangevuld als volgt : « Overeenkomstig artikel 103 brengt ze de desbetreffende ontwerpmaatregel ter kennis : 1° binnen drie jaar na de aanneming van een eerdere maatregel met betrekking tot die markt.Die termijn kan in uitzonderlijke gevallen echter met maximaal nog eens drie jaar worden verlengd wanneer de beslissingskamer daartoe bij de Europese Commissie een gemotiveerd verzoek heeft ingediend en de Commissie binnen één maand geen bezwaar heeft gemaakt tegen de verlenging; 2° voor markten waarvoor nog niet eerder kennisgeving is gedaan bij de Commissie, binnen twee jaar na goedkeuring van een herziene aanbeveling inzake relevante markten.»; 3° tussen het vierde lid en het vijfde lid, dat het zesde lid wordt, wordt het volgende lid ingevoegd : « Wanneer de beslissingskamer haar analyse van een in de aanbeveling geïdentificeerde relevante markt niet heeft afgerond binnen de termijn die in het vierde lid is vastgesteld, kan ze BEREC om ondersteuning verzoeken bij de voltooiing van de analyse van de specifieke markt en de specifieke verplichtingen die moeten worden opgelegd.Met deze ondersteuning stelt de beslissingskamer de Commissie binnen zes maanden in kennis van de ontwerpmaatregel, conform artikel 103. »

Art. 31.Artikel 69, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 32.Artikel 70 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : « Onderhandelingsplicht.

Elke geregistreerde exploitant van een openbaar communicatienetwerk is gerechtigd en op verzoek verplicht over interconnectie te onderhandelen met andere exploitanten van openbare communicatienetwerken die binnen de Europese Unie aan de voorwaarden voldoen om communicatiediensten en -netwerken te mogen aanbieden, teneinde de verlening en interoperabiliteit van diensten te waarborgen.

Exploitanten verlenen andere ondernemingen toegang en interconnectie onder voorwaarden die verenigbaar zijn met de verplichtingen die door de beslissingskamer worden opgelegd. »

Art. 33.In hetzelfde decreet wordt een artikel 72.1 ingevoegd, luidende : « Artikel 72.1. Transparantieverplichtingen.

De verplichtingen inzake transparantie genoemd in artikel 72, eerste lid, 1°, kunnen betrekking hebben op bepaalde inlichtingen, zoals boekhoudkundige informatie, technische specificaties, netwerkkenmerken, eisen en voorwaarden voor levering en gebruik - met inbegrip van voorwaarden ter beperking van de toegang tot en/of het gebruik van diensten en toepassingen indien dergelijke voorwaarden in overeenstemming met het recht van de Europese Unie toegestaan zijn - alsmede tarieven.

In het bijzonder wanneer voor een exploitant verplichtingen inzake non-discriminatie gelden, kan de beslissingskamer van die exploitant eisen dat hij een referentieofferte publiceert die voldoende gespecificeerd is om te garanderen dat de ondernemingen niet behoeven te betalen voor faciliteiten die voor de gewenste dienst niet nodig zijn, en waarin een beschrijving wordt gegeven van de betrokken offertes, uitgesplitst in diverse elementen naar gelang van de marktbehoeften, en van de daaraan verbonden eisen en voorwaarden, met inbegrip van de tarieven. De beslissingskamer kan onder meer eisen dat een referentieofferte wordt gewijzigd om uitvoering te geven aan de verplichtingen die uit hoofde van dit decreet zijn opgelegd.

De beslissingskamer kan preciseren welke informatie beschikbaar moet worden gesteld, hoe gedetailleerd die moet zijn en op welke wijze ze moet worden gepubliceerd.

Wanneer een exploitant overeenkomstig artikel 72.4 verplichtingen aangaande groothandelstoegang tot netwerkinfrastructuur heeft, zorgt de beslissingskamer ervoor dat een referentieofferte wordt gepubliceerd, onverminderd het derde lid. »

Art. 34.In hetzelfde decreet wordt een artikel 72.2 ingevoegd, luidende : « Artikel 72.2. Verplichtingen inzake non-discriminatie.

De verplichtingen inzake non-discriminatie genoemd in artikel 72, eerste lid, 2°, zorgen er in het bijzonder voor dat de exploitant, ten aanzien van andere ondernemingen die gelijkwaardige diensten aanbieden, onder gelijkwaardige omstandigheden gelijkwaardige voorwaarden toepast, en ten aanzien van derden diensten en informatie aanbiedt onder dezelfde voorwaarden en van dezelfde kwaliteit als die welke hij zijn eigen diensten of diensten van zijn dochterondernemingen of partners biedt. »

Art. 35.In hetzelfde decreet wordt een artikel 72.3 ingevoegd, luidende : « Artikel 72.3. Verplichting tot het voeren van gescheiden boekhoudingen.

Bij het opleggen van de verplichtingen genoemd in artikel 72, eerste lid, 3°, kan de beslissingskamer met name van een verticaal geïntegreerde onderneming eisen dat deze opening van zaken geeft over haar groothandelsprijzen en verrekenprijzen, onder andere om ervoor te zorgen dat eventuele non-discriminatievoorschriften als bedoeld in artikel 72.2 nageleefd worden of om, zo nodig, onbillijke kruissubsidiëring te voorkomen. De beslissingskamer kan nader bepalen welk formaat en welke boekhoudkundige methode moeten worden gehanteerd.

Onverminderd de artikelen 101, 104, 105, 106 en 107 kan de beslissingskamer, om het toezicht op de naleving van verplichtingen inzake transparantie en non-discriminatie te vergemakkelijken, eisen dat boekhouddocumenten, met inbegrip van gegevens over van derden ontvangen inkomsten, op verzoek worden overgelegd. De beslissingskamer kan deze informatie publiceren, voor zover dit bijdraagt tot een open en concurrerende markt. Daarbij moeten de bepalingen tot bescherming van handelsgeheimen in acht worden genomen. »

Art. 36.In hetzelfde decreet wordt een artikel 72.4 ingevoegd, luidende : « Artikel 72.4. Verplichtingen inzake toegang tot en gebruik van specifieke netwerkfaciliteiten. § 1. Overeenkomstig artikel 72, eerste lid, 5°, kan de beslissingskamer exploitanten de verplichting opleggen in te gaan op redelijke verzoeken om toegang tot en gebruik van bepaalde netwerkonderdelen en bijbehorende faciliteiten, onder andere wanneer ze van mening is dat het weigeren van toegang of het opleggen van onredelijke voorwaarden met eenzelfde effect de ontwikkeling van een door duurzame concurrentie gekenmerkte detailhandelsmarkt zou belemmeren of niet in het belang van de eindgebruiker zou zijn.

Van exploitanten kan onder meer worden verlangd dat zij : 1° derden toegang verlenen tot bepaalde netwerkelementen en/of -faciliteiten, met inbegrip van toegang tot netwerkelementen die niet actief zijn en/of ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk, onder meer om carrierkeuze en/of carriervoorkeur en/of doorverkoopaanbod van abonneelijnen mogelijk te maken;2° te goeder trouw onderhandelen met ondernemingen die verzoeken om toegang;3° reeds verleende toegang tot faciliteiten niet intrekken;4° op groothandelsbasis bepaalde diensten aanbieden voor doorverkoop door derden;5° open toegang verlenen tot technische interfaces, protocollen of andere kerntechnologieën die onmisbaar zijn voor de interoperabiliteit van diensten of virtuele netwerkdiensten;6° collocatie of andere vormen van gedeeld gebruik van bijbehorende faciliteiten aanbieden;7° bepaalde diensten aanbieden die nodig zijn voor de interoperabiliteit van de aan gebruikers geleverde eind-tot-eind-diensten, inclusief faciliteiten voor intelligente netwerkdiensten of roaming binnen mobiele netwerken;8° toegang verlenen tot operationele ondersteuningssystemen of vergelijkbare softwaresystemen die nodig zijn om billijke concurrentie bij het aanbieden van diensten te waarborgen;9° zorgen voor interconnectie van netwerken of netwerkfaciliteiten;10° toegang verschaffen aan verwante diensten zoals identiteit-, locatie- en presentie-informatiediensten. De beslissingskamer kan aan die verplichtingen voorwaarden verbinden aangaande billijkheid, redelijkheid en opportuniteit. § 2. Wanneer de beslissingskamer overweegt de in § 1 genoemde verplichtingen op te leggen, en in het bijzonder bij de evaluatie van de vraag of dergelijke verplichtingen wel evenredig zijn met de doelstellingen van artikel 89, betrekt zij met name de volgende factoren in haar overwegingen : 1° de technische en economische levensvatbaarheid van het gebruik of de installatie van concurrerende faciliteiten, in het licht van het tempo van de marktontwikkeling, rekening houdend met de aard van en het soort interconnectie en/of toegang, inclusief de levensvatbaarheid van andere toeleveringsproducten zoals toegang tot kabelgoten;2° de haalbaarheid van de voorgestelde toegangverlening, rekening houdend met de beschikbare capaciteit;3° de door de eigenaar van de faciliteit verrichte initiële investering, rekening houdend met de verrichte overheidsinvesteringen en de aan de investering verbonden risico's;4° de noodzaak om op de lange termijn de concurrentie in stand te houden, met speciale aandacht voor economisch doeltreffende concurrentie op basis van de infrastructuur;5° in voorkomend geval, ter zake geldende intellectuele-eigendomsrechten;6° het verlenen van pan-Europese diensten. § 3. Als de beslissingskamer, in overeenstemming met dit artikel, een exploitant ertoe verplicht toegang te verlenen, kan ze technische of operationele voorwaarden opleggen aan de aanbieders en/of de gebruikers van die toegang, wanneer dat nodig is om de normale werking van het netwerk te garanderen. Verplichtingen om specifieke technische normen of specificaties te volgen, moeten in overeenstemming zijn met de overeenkomstig artikel 69, eerste lid, vastgestelde normen en specificaties. »

Art. 37.In hetzelfde decreet wordt een artikel 72.5 ingevoegd, luidende : « Artikel 72.5. Verplichtingen inzake prijscontrole en kostentoerekening. § 1. De beslissingskamer kan overeenkomstig artikel 72, eerste lid, 6°, verplichtingen inzake het terugverdienen van kosten en prijscontrole opleggen, inclusief verplichtingen inzake kostenoriëntering van prijzen en kostentoerekeningssystemen, voor het verlenen van specifieke interconnectie- en/of toegangtypes, wanneer uit een marktanalyse blijkt dat de betrokken exploitant de prijzen door het ontbreken van werkelijke concurrentie op een buitensporig hoog peil kan handhaven of de marges kan uithollen, ten nadele van de eindgebruikers. Om investeringen door de exploitant in nieuwegeneratienetwerken ook aan te moedigen, houdt de beslissingskamer rekening met de door de exploitant gedane investeringen en laat zij toe dat hij een redelijke opbrengst krijgt uit zijn kapitaalinbreng, waarbij zij de specifieke risico's van een bepaald nieuw netwerkproject waarin wordt geïnvesteerd in aanmerking neemt. § 2. De beslissingskamer ziet erop toe dat regelingen voor het terugverdienen van kosten en tariferingsmethoden die worden opgelegd erop gericht zijn efficiëntie en duurzame concurrentie te bevorderen en de consument maximaal voordeel te bieden. In dat verband kan de beslissingskamer ook rekening houden met beschikbare prijzen van vergelijkbare concurrerende markten. § 3. Wanneer voor een exploitant een verplichting inzake kostenoriëntering van zijn tarieven geldt, is het aan hem om aan te tonen dat de tarieven worden bepaald op basis van de kosten verhoogd met een redelijk investeringsrendement. Voor de berekening van de kosten verbonden aan efficiënte dienstverlening, kan de beslissingskamer boekhoudkundige kostenberekeningsmethoden gebruiken die los staan van de door de onderneming gebruikte methoden. De beslissingskamer kan van een exploitant verlangen dat deze volledige verantwoording aflegt over zijn tarieven en indien nodig dat deze worden aangepast. § 4. De beslissingskamer zorgt ervoor dat, wanneer de invoering van een kostentoerekeningssysteem verplicht wordt gesteld met het oog op prijscontrole, een beschrijving van dit systeem ter beschikking van het publiek wordt gesteld waarin ten minste de hoofdcategorieën waarin de kosten worden ingedeeld en de voor de toerekening van de kosten toegepaste regels worden vermeld. Een gekwalificeerde onafhankelijke instantie ziet toe op de inachtneming van het kostentoerekeningssysteem. Ieder jaar wordt een verklaring betreffende de inachtneming van het systeem gepubliceerd. »

Art. 38.In hetzelfde decreet wordt een artikel 72.6 ingevoegd, luidende : « Artikel 72.6. Functionele scheiding. § 1. Wanneer de beslissingskamer besluit dat de passende verplichtingen die krachtens artikel 72, eerste lid, zijn opgelegd, geen daadwerkelijke concurrentie tot stand hebben kunnen brengen en dat er belangrijke en blijvende concurrentieproblemen en/of markttekortkomingen zijn vastgesteld met betrekking tot het aanbod op groothandelsniveau op bepaalde markten voor toegangsproducten, kan zij in overeenstemming met artikel 73, eerste lid, een verplichting opleggen aan verticaal geïntegreerde ondernemingen om activiteiten die verband houden met het aanbieden van de desbetreffende toegangsproducten op groothandelsniveau in een onafhankelijke bedrijfseenheid te plaatsen. Die bedrijfseenheid moet toegangsproducten en diensten leveren aan alle ondernemingen met inbegrip van andere bedrijfseenheden binnen de moedermaatschappij, binnen dezelfde tijdspanne, en tegen dezelfde voorwaarden, met inbegrip van de prijs en diensten, en door middel van dezelfde systemen en processen. § 2. Wanneer de beslissingskamer voornemens is functionele scheiding verplicht te stellen, dient zij hiertoe een verzoek in te dienen bij de Europese Commissie met : 1° het bewijs dat de in § 1 bedoelde besluiten van de beslissingskamer gerechtvaardigd zijn;2° een gemotiveerde evaluatie die stelt dat er binnen een redelijke termijn weinig of geen kans is op daadwerkelijke en duurzame op infrastructuur gegronde concurrentie;3° een analyse van de verwachte impact op de beslissingskamer, de onderneming, met name op het personeel van de gescheiden onderneming en op de elektronische communicatiesector als geheel, en op de stimuli om in haar sector als een geheel te investeren, met name in verband met de noodzaak te zorgen voor sociale en territoriale cohesie, en op andere belanghebbenden, met name de verwachte impact op de mededinging en eventuele gevolgen voor de consument;4° een analyse van de redenen waarom deze verplichting het efficiëntste middel zou zijn om de geïdentificeerde mededingingsproblemen/ markttekortkomingen op te lossen. § 3. De ontwerpmaatregel omvat de volgende elementen : 1° de exacte aard en het niveau van scheiding, waarbij met name de rechtsstatus van de afzonderlijke bedrijfseenheid wordt vermeld;2° de identificatie van de activa van de afzonderlijke bedrijfseenheid en de producten of diensten die door deze eenheid moeten worden geleverd;3° de bestuursregelingen om te zorgen voor de onafhankelijkheid van het personeel van de afzonderlijke bedrijfseenheid, en de dienovereenkomstige stimulerende structuur;4° voorschriften om te zorgen voor naleving van de wetgeving;5° voorschriften om te zorgen voor transparantie van de operationele procedures, met name ten aanzien van de andere belanghebbenden;6° een toezichtprogramma om te zorgen voor naleving, met inbegrip van de publicatie van een jaarverslag. § 4. Naar aanleiding van het besluit van de Europese Commissie inzake de ontwerpmaatregel die overeenkomstig artikel 73, eerste lid, moet worden genomen, voert de beslissingskamer overeenkomstig de in artikel 66 beschreven procedure een gecoördineerde analyse uit van de verschillende markten die verbonden zijn aan het toegangsnetwerk. Op basis van dit onderzoek moet de beslissingskamer overeenkomstig artikel 103 verplichtingen opleggen, handhaven, wijzigen of opheffen. § 5. Een onderneming die functionele scheiding kreeg opgelegd kan worden onderworpen aan alle in artikel 72, eerste lid, vermelde verplichtingen op elke specifieke markt wanneer is vastgesteld dat het een onderneming betreft met aanmerkelijke marktmacht overeenkomstig artikel 66, of andere verplichtingen die op grond van artikel 73, eerste lid, door de Europese Commissie zijn goedgekeurd. »

Art. 39.In hetzelfde decreet wordt een artikel 72.7 ingevoegd, luidende : « Art. 72.7. Vrijwillige scheiding door een verticaal geïntegreerde onderneming. § 1. Ondernemingen waarvan is vastgesteld dat zij overeenkomstig artikel 66 aanmerkelijke marktmacht in een markt of verschillende markten hebben, brengen de beslissingskamer vooraf en tijdig, zodat de beslissingskamer het effect van de voorgenomen transactie kan beoordelen, op de hoogte wanneer zij voornemens zijn hun plaatselijke toegangsnetwerkactiva of een belangrijk deel ervan over te dragen aan een afzonderlijke rechtspersoon met een verschillende eigenaar, of een afzonderlijke bedrijfseenheid op te richten om alle kleinhandelaren, met inbegrip van de eigen kleinhandelafdelingen, volledig equivalente toegangsproducten aan te bieden.

De ondernemingen stellen de beslissingskamer tevens in kennis van eventuele veranderingen van dat voornemen, alsmede van het eindresultaat van het scheidingsproces. § 2. De beslissingskamer onderzoekt welke weerslag de voorgenomen transactie op de bestaande verplichtingen zal hebben.

Hiertoe voert de beslissingskamer, in overeenstemming met de in artikel 66 beschreven procedure, een gecoördineerde analyse uit van de verschillende markten die aan het toegangsnetwerk verbonden zijn.

Op basis van dit onderzoek moet de beslissingskamer overeenkomstig artikel 103 verplichtingen opleggen, handhaven, wijzigen of opheffen. § 3. De juridisch en/of operationeel gescheiden bedrijfseenheden kunnen worden onderworpen aan alle in artikel 72, eerste lid, vermelde verplichtingen op alle specifieke markten waar is vastgesteld dat de onderneming aanmerkelijke marktmacht heeft overeenkomstig artikel 66, of andere verplichtingen die de Europese Commissie op grond van artikel 73, eerste lid, heeft toegestaan. »

Art. 40.Artikel 73, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : « Onverminderd artikel 76 kan de beslissingskamer in buitengewone omstandigheden en na goedkeuring van de Europese Commissie ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht andere verplichtingen inzake toegang en interconnectie opleggen dan die vermeld in artikel 72, eerste lid. »

Art. 41.Artikel 74 van hetzelfde decreet wordt gewijzigd als volgt : 1° in het eerste lid worden tussen de woorden "andere toegangsverplichtingen" en "opleggen" de woorden "en verplichtingen om hun diensten interoperabel te maken" ingevoegd;2° het tweede lid wordt aangevuld met een tweede zin, luidende : « Verplichtingen en voorwaarden die overeenkomstig het eerste lid worden opgelegd, zijn objectief, transparant, evenredig en niet-discriminerend.»

Art. 42.In artikel 80, § 1, eerste lid, 1°, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 3 december 2009, worden de woorden "2° en 3°" vervangen door de woorden "2°, of wordt aangezet tot haat op grond van ras, geslacht, godsdienst of nationaliteit".

Art. 43.In artikel 81 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, gewijzigd bij het decreet van 3 december 2009, worden tussen de woorden "van de Duitstalige Gemeenschap" en "rekening te houden" de woorden "als grensregio in een meertalige staat zonder nationale radio- en televisieomroeporganisatie" ingevoegd; 2° § 1, 2°, gewijzigd bij het decreet van 3 december 2009, wordt vervangen als volgt : « 2° de lineaire televisiediensten die over een recht zoals bedoeld in artikel 26.1 beschikken; » 3° in § 1, 3°, worden de woorden "twee lineaire televisiediensten" vervangen door de woorden "de lineaire televisiediensten";4° in § 1, 4°, worden de woorden "twee lineaire televisiediensten" vervangen door de woorden "de lineaire televisiediensten";5° § 2, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « De beslissingskamer kan kabelmaatschappijen van wie de kabelnetwerken door een significant aantal eindgebruikers gebruikt worden als voornaamste middel om lineaire audiovisuele mediadiensten te ontvangen, ertoe verplichten nog andere audiovisuele mediadiensten aan te bieden.De Regering bepaalt de desbetreffende criteria en vermeldt uitdrukkelijk welke doelstellingen van algemeen belang daarmee worden nagestreefd. Voordat zij haar besluit neemt, verzoekt de beslissingskamer de betrokken kabelmaatschappijen en verbruikers via haar website om binnen een termijn van ten minste zestig dagen hun standpunt omtrent het ontwerpbesluit te kennen te geven. Indien binnen die termijn geen standpunt te kennen wordt gegeven, kan de beslissingskamer haar besluit uitvaardigen. »; 6° in § 3, ingevoegd bij het decreet van 25 juni 2007, wordt tussen de eerste en de tweede zin, die de derde zin wordt, een zin ingevoegd, luidende : « De resultaten van het onderzoek worden op de website van de Mediaraad bekendgemaakt.»

Art. 44.Artikel 82 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 3 december 2009, wordt vervangen als volgt : «

Artikel 82.Aanvullende verplichte diensten. "De beslissingskamer kan kabelmaatschappijen van wie de kabelnetwerken door een significant aantal eindgebruikers gebruikt worden als voornaamste middel om lineaire audiovisuele mediadiensten te ontvangen, ertoe verplichten aanvullende diensten aan te bieden, in het bijzonder toegankelijkheidsdiensten om een passende toegang voor eindgebruikers met een handicap mogelijk te maken. »

Art. 45.Artikel 85 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een § 3, luidende : « § 3. Aanbieders van digitale tv-diensten en -apparatuur werken samen om interoperabele tv-diensten voor eindgebruikers met een handicap aan te bieden. »

Art. 46.Artikel 86 van hetzelfde decreet wordt gewijzigd als volgt : 1° in § 1 wordt tussen de eerste zin en de tweede zin, die de derde zin wordt, een zin ingevoegd, luidende : « Het gaat om een regelgevende instantie die haar bevoegdheden onpartijdig, transparant en tijdig uitoefent.»; 2° in § 1, tweede zin, die de derde zin wordt, worden de woorden "die de Regering ter goedkeuring moet worden voorgelegd" vervangen door de woorden "die in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt";3° in § 2, eerste lid, wordt het woord "en" vervangen door een komma en worden na de woorden "de advieskamer" de woorden ", het dagelijks bestuur en het secretariaat" toegevoegd;4° in § 2, tweede lid, worden tussen de woorden "wijst de voorzitter" en "aan" de woorden "van de beslissingskamer" ingevoegd;voorts wordt § 2, tweede lid, aangevuld met de volgende zin : "De voorzitter van de advieskamer wordt door de leden van die kamer uit haar midden gekozen." 5° § 2, derde lid, wordt opgeheven; 6° § 3, gewijzigd bij het decreet van 3 december 2009, wordt vervangen als volgt : " § 3 - De Regering stelt de Mediaraad voldoende financiële en menselijke middelen ter beschikking om ervoor te zorgen dat die raad de hem toegewezen taken kan vervullen."; 7° in § 4 schrijve men "De betrokken voorzitter" in plaats van "De voorzitter";8° § 4 wordt aangevuld als volgt : « Het lid van het dagelijks bestuur dat de beslissingskamer begeleidt woont de vergaderingen van de beslissingskamer bij, met het recht om zijn standpunt te kennen te geven over de onderwerpen die om advies zijn voorgelegd.Het lid van het dagelijks bestuur dat de advieskamer begeleidt woont de vergaderingen van de advieskamer bij, met het recht om zijn standpunt te kennen te geven over de onderwerpen die om advies zijn voorgelegd. De adviseurs en deskundigen kunnen de vergaderingen van de kamers bijwonen, met het recht om hun standpunt te kennen te geven over de onderwerpen die om advies zijn voorgelegd. »

Art. 47.In artikel 87 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de eerste en de tweede zin vervangen als volgt : « De duur van het mandaat van de leden van de beslissingskamer en van de gewone leden en de plaatsvervangende leden van de advieskamer bedraagt vier jaar.Het mandaat gaat in op de eerste vergadering van de Mediaraad. »; 2° in het eerste lid, derde zin, wordt het woord "organen" telkens vervangen door het woord "kamers".3° het tweede lid wordt aangevuld als volgt : « Het mandaat van de voorzitter van de beide kamers kan één keer worden verlengd.»

Art. 48.Artikel 89 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : «

Artikel 89.Doeleinden. § 1. De beslissingskamer heeft tot taak, door alle maatregelen bepaald bij dit decreet, volgende doeleinden te bereiken : 1° ze bevordert de mededinging bij het aanbieden van audiovisuele mediadiensten, onder meer op de volgende wijze : a) ze zorgt ervoor dat de gebruikers, met inbegrip van gebruikers met een handicap, oudere gebruikers en gebruikers met speciale sociale behoeften optimaal profiteren wat betreft keuze, prijs en kwaliteit;b) ze zorgt ervoor dat er in de sector elektronische communicatie geen verstoring of beperking van de concurrentie is, ook niet in de doorgifte van inhoud;c) ze zorgt voor een efficiënt gebruik van de radiofrequenties en waarborgt een efficiënt beheer van de radiofrequenties.2° ze draagt bij tot de ontwikkeling van de interne markt, onder meer op de volgende wijze : a) ze heft resterende belemmeringen voor het aanbieden van audiovisuele mediadiensten op Europees niveau op;b) ze moedigt het opzetten en ontwikkelen van trans-Europese netwerken en de interoperabiliteit van pan-Europese diensten aan en eind-tot-eind connectiviteit;c) ze werkt samen met de andere nationale regelgevende instanties, de Europese Commissie en BEREC om de ontwikkeling van een consistente regelgevende praktijk en de consistente toepassing van het Europese regelgevingskader te waarborgen.3° ze behartigt de belangen van de burgers van de Europese Unie, onder meer op de volgende wijze : a) ze waarborgt dat alle burgers toegang hebben tot een universele dienst als omschreven in Richtlijn 2002/22/EG inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten (universeledienstrichtlijn);b) ze waarborgt de consument een hoog niveau van bescherming bij zijn transacties met leveranciers, met name door ervoor te zorgen dat er eenvoudige en goedkope geschillenprocedures beschikbaar zijn die worden toegepast door een van de betrokken partijen onafhankelijke instantie;c) ze draagt bij tot het waarborgen van een hoog niveau van bescherming van persoonsgegevens;d) ze zorgt voor de verstrekking van duidelijke informatie, met name door te verplichten tot transparantie ten aanzien van tarieven en de voorwaarden voor het gebruik van openbare elektronische-communicatiediensten;e) ze schenkt aandacht aan de behoeften van specifieke maatschappelijke groepen, met name gebruikers met een handicap, oudere gebruikers en gebruikers met speciale sociale behoeften;f) ze waarborgt de integriteit en de veiligheid van de openbare communicatienetwerken;g) ze bevordert het vermogen van de eindgebruikers om toegang te krijgen tot informatie en deze te verspreiden of om gebruik te maken van toepassingen en diensten van hun keuze. § 2. De beslissingskamer past bij het nastreven van de in § 1 vastgelegde beleidsdoelstellingen objectieve, transparante, niet-discriminerende en evenredige principes in de regelgeving toe, onder meer op de volgende wijze : a) ze bevordert de voorspelbaarheid van de regelgeving door te zorgen voor een consistente aanpak in de regelgeving tijdens geschikte herzieningsperioden;b) ze waarborgt dat er bij gelijke omstandigheden geen discriminatie plaatsvindt bij de behandeling van ondernemingen die elektronische-communicatienetwerken en -diensten leveren;c) ze beschermt de concurrentie in het belang van de consument en bevordert waar nodig een op infrastructuur gebaseerde concurrentie;d) ze bevordert efficiënte investeringen en innovatie in nieuwe en betere infrastructuur, onder meer door te zorgen dat er in de toegangsverplichtingen voldoende rekening wordt gehouden met het door de investering genomen risico en door verschillende samenwerkingsovereenkomsten tussen investeerders en partijen die toegang willen hebben, toe te staan om het investeringsrisico te spreiden, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de concurrentie op de markt en het non-discriminatiebeginsel worden gevrijwaard;e) ze houdt naar behoren rekening met de uiteenlopende omstandigheden die wat betreft concurrentie en consumenten in de verschillende geografische gebieden binnen een lidstaat bestaan;f) ze legt regelgevende verplichtingen ex ante uitsluitend daar op waar geen effectieve en duurzame concurrentie is en ze verlicht de verplichtingen of heft deze op zodra er wel aan die voorwaarde is voldaan. § 3. De beslissingskamer draagt binnen haar bevoegdheden bij tot het waarborgen van de uitvoering van beleid ter bevordering van culturele en taalkundige verscheidenheid en pluralisme in de media.

Bij de uitoefening van haar taken houdt de beslissingskamer zoveel mogelijk rekening met de relevante aanbevelingen van de Europese Commissie. Ze stelt de Europese Commissie in kennis van met redenen omklede afwijkingen. Er wordt geen afbreuk gedaan aan artikel 103.

Voorts bevordert en waarborgt ze passende toegang en interconnectie, alsook interoperabiliteit van diensten, en oefent ze daarbij haar bevoegdheid uit op een wijze die bevorderlijk is voor efficiëntie en duurzame concurrentie, efficiënte investeringen en innovatie, en die de eindgebruikers het grootste voordeel biedt. »

Art. 49.Artikel 90 van hetzelfde decreet wordt gewijzigd als volgt : 1° het eerste lid wordt aangevuld met een derde zin, luidende : « Voor de mandaten van de leden van de beslissingskamer wordt een openbare oproep tot de gegadigden gedaan.» 2° het tweede lid wordt vervangen als volgt : "De leden van de beslissingskamer leggen de eed bepaald in het decreet van 20 juli 1831 betreffende de eedaflegging bij de aanvang der grondwettelijke vertegenwoordigende monarchie af ten overstaan van de minister die bevoegd is voor de audiovisuele sector."

Art. 50.Artikel 93 wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : « Het besluit tot afzetting van leden van de beslissingskamer wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad op het ogenblik dat dit besluit wordt genomen. De afgezette leden moeten een motivering ontvangen en hebben het recht de openbaarmaking van die motivering te verlangen, indien zulks anders niet zou geschieden; in dat geval wordt de motivering openbaar gemaakt. »

Art. 51.In artikel 94, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 4° wordt het woord "en" geschrapt en vervangen door een kommapunt; 2° er wordt een nieuwe bepaling onder 4.1 ingevoegd, luidende : « 4.1. BEREC overeenkomstig artikel 107.2; »

Art. 52.Artikel 95 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : « De beslissingskamer verzamelt informatie over de algemene strekking van de beroepen, het aantal beroepen, de duur van de beroepsprocedures en het aantal besluiten om voorlopige maatregelen te nemen. Ze verstrekt die gegevens aan de Europese Commissie, respectievelijk BEREC, ingevolge een met redenen omkleed verzoek van de Europese Commissie, respectievelijk BEREC. »

Art. 53.Artikel 96, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 54.Artikel 97 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 3 december 2009, wordt vervangen als volgt : «

Artikel 97.Principe.

Overeenkomstig dit decreet en met inachtneming van de doeleinden genoemd in artikel 89 heeft de beslissingskamer inzonderheid de volgende taken : 1° overeenkomstig artikel 17, eerste lid, 4°, deelt ze de RDS-PI-code mee; 2° overeenkomstig de artikelen 20.1, 27.1 en 38 ontvangt ze de aanvragen om registratie; 3° overeenkomstig de artikelen 21, 27.2 en 33 kent ze de erkenningen toe; 4° overeenkomstig de artikelen 21 en 28 herroept ze erkenningen;5° overeenkomstig de artikelen 26, 36 en 41 ontvangt ze de activiteitsverslagen;6° overeenkomstig artikel 30, § 3, houdt ze toezicht op de afspraken over de levering van programmaonderdelen; 7° ze brengt advies uit over aanvragen en ontwerpovereenkomsten betreffende het recht op verplichte verbreiding die overeenkomstig artikel 26.1 bij haar zijn ingediend; 8° om de vier jaar - voor het eerst op 1 juli 2011 - stelt ze een verslag op over de bevordering van de vervaardiging van en de toegang tot Europese producties in de niet-lineaire audiovisuele mediadiensten;9° ze zorgt voor de naleving van de voorwaarden voor de algemene machtiging of het gebruik van radiofrequenties, alsook van de bijzondere verplichtingen vermeld in artikel 48, derde lid;10° overeenkomstig artikel 46 ontvangt ze de mededelingen betreffende het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken en -diensten;11° overeenkomstig artikel 46, derde lid, houdt ze een register van de exploitanten van elektronische-communicatienetwerken en van de aanbieders van elektronische-communicatiediensten bij en publiceert ze dat register;12° ze stelt de in artikel 48 genoemde registratieverklaring op;13° overeenkomstig de artikelen 50 en 57 kent ze de radiofrequenties toe;14° overeenkomstig artikel 51 maakt ze de informatie over de beschikbaarheid van de radiofrequenties bekend;15° overeenkomstig artikel 54 ontvangt ze de mededelingen;16° overeenkomstig artikel 61, § 1, trekt ze toegewezen radiofrequenties in;17° overeenkomstig artikel 61, § 2, ontvangt ze de verklaringen dat afstand wordt gedaan van een toewijzing;18° ze neemt de maatregelen overeenkomstig artikel 64;19° overeenkomstig hoofdstuk 3 van titel 4 zorgt ze voor de marktregulering, maakt ze de marktanalyse overeenkomstig artikel 66 en neemt ze regulerende maatregelen;20° overeenkomstig artikel 79, § 2, wordt ze op de hoogte gebracht van de klankdiensten die door kabelmaatschappijen worden uitgezonden;21° overeenkomstig artikel 80 legt ze voorlopige schorsing en verbod op doorgifte van mediadiensten op; 22° overeenkomstig artikel 80.1 neemt ze maatregelen tegen bepaalde niet-lineaire audiovisuele mediadiensten; 23° overeenkomstig de artikelen 81 en 82 legt ze verplichtingen op en houdt ze toezicht op de naleving van die verplichtingen;24° overeenkomstig de in artikel 89 genoemde doeleinden stelt ze informatie ter beschikking om de digitale kloof te verkleinen; 25° overeenkomstig de artikelen 94 en 107.1 werkt ze samen met andere instanties; 26° ze neemt de in de artikelen 99 en 100 genoemde maatregelen om geschillen te beslechten;27° overeenkomstig artikel 101 doet ze alle nodige mededelingen aan de Europese Commissie;28° overeenkomstig artikel 102 verzoekt ze om inlichtingen;29° overeenkomstig artikel 103 wint ze advies in; 30° ze volgt de procedure beschreven in artikel 103.1; 31° overeenkomstig artikel 104 hoort ze belanghebbenden;32° overeenkomstig artikel 105 publiceert ze informatie;33° overeenkomstig de artikelen 106 en 107 verstrekt ze informatie;34° overeenkomstig titel 7, afdeling 1, legt ze sancties op; 35° ze doet voorstellen overeenkomstig artikel 119.1; 36° ze controleert de naleving van de bepalingen betreffende de publiekrechtelijke opdracht van het BRF die voortvloeien uit het decreet van 27 juni 1986 betreffende het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap.»

Art. 55.In artikel 98 van hetzelfde decreet wordt de tweede tot en met de vierde zin opgeheven.

Art. 56.De eerste zin van artikel 99, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : « Onverminderd de bevoegdheid van de gewone rechterlijke instanties kunnen geschillen tussen consumenten en ondernemingen die elektronische-communicatienetwerken of -diensten aanbieden, met betrekking tot de voorwaarden en/of de uitvoering van de overeenkomsten over het aanbieden van zulke netwerken en/of diensten, aan de beslissingskamer worden voorgelegd. De consument behoudt de rechtsbescherming die hij op grond van andere rechtsbepalingen geniet. »

Art. 57.In artikel 100 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, worden tussen het woord "aanbieden" en het woord "dan" de volgende woorden ingevoegd : "of tussen die ondernemingen en andere ondernemingen in de lidstaten waaraan toegangs- en/of interconnectieverplichtingen ten goede komen";2° § 2, eerste lid, wordt aangevuld als volgt : « Ze hebben het recht BEREC te raadplegen om een consistente oplossing voor het geschil te vinden, overeenkomstig de in artikel 89 genoemde doeleinden.Verplichtingen die de nationale regelgevende instanties aan ondernemingen opleggen in het kader van de beslechting van een geschil zijn in overeenstemming met titel 4 en houden zo veel mogelijk rekening met de aanbeveling van BEREC. » 3° § 2 wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : « De bevoegde nationale regelgevende instanties kunnen gezamenlijk besluiten een geschil niet te beslechten wanneer er andere mechanismen bestaan, met inbegrip van bemiddeling, die beter zouden kunnen bijdragen tot het tijdig beslechten van het geschil overeenkomstig artikel 89.Zij stellen de partijen onverwijld daarvan in kennis.

Wanneer het geschil binnen vier maanden niet is beslecht, indien het geschil niet voor de rechter is gebracht en indien een van beide partijen daarom verzoekt, coördineren de nationale regelgevende instanties hun werkzaamheden om een oplossing voor het geschil te vinden, overeenkomstig artikel 89, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de door BEREC gegeven aanbeveling. »

Art. 58.Artikel 102 van hetzelfde decreet wordt gewijzigd als volgt : 1° in de bepaling onder 2° vervallen de woorden "in dit decreet vastgelegde" en worden tussen het woord "verplichtingen" en het woord "en" de volgende woorden ingevoegd : "die voortvloeien uit de algemene machtiging en de bijzondere verplichtingen overeenkomstig artikel 48, derde lid,"; 2° het artikel wordt aangevuld met een bepaling onder 2.1, luidende : « 2.1. een efficiënt gebruik en een efficiënt beheer van radiofrequenties te kunnen waarborgen; » 3° het artikel wordt aangevuld met een bepaling onder 2.2, luidende : « 2.2. toekomstige ontwikkelingen van het netwerk of de diensten die gevolgen zouden kunnen hebben voor de groothandelsdiensten die beschikbaar zijn gesteld aan concurrenten, te kunnen evalueren; » 4° het artikel wordt aangevuld met een tweede en een derde lid, luidende : « Van ondernemingen met een aanmerkelijke macht op groothandelsmarkten kan ook worden verlangd dat zij gegevens verstrekken over de detailhandelsmarkten die verbonden zijn met die groothandelsmarkten. Ondernemingen verstrekken dergelijke informatie op verzoek onverwijld, binnen de termijnen die de beslissingskamer vaststelt en zo gedetailleerd als de beslissingskamer verlangt. De door de beslissingskamer aangevraagde informatie dient in evenredigheid te zijn met de uitvoering van die taak. De beslissingskamer noemt de redenen voor haar verzoek om informatie en behandelt de informatie overeenkomstig artikel 108. »

Art. 59.Artikel 103 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : «

Artikel 103.Raadplegingsprocedure. § 1. Behalve in de gevallen die onder § 2, vijfde lid, of artikel 100 vallen, stelt de beslissingskamer de belanghebbenden in staat binnen een redelijke termijn hun zienswijzen te geven op ontwerpmaatregelen die ze krachtens dit decreet voornemens is te nemen of waarmee ze overeenkomstig artikel 49, §§ 4 en 5, voornemens is beperkingen vast te stellen en die aanzienlijke gevolgen voor de relevante markt hebben. De hoorzittingen en de resultaten ervan worden door de beslissingskamer openbaar gemaakt. Hiermee wordt geen afbreuk gedaan aan het beschermen van de bedrijfs- en handelsgeheimen van de belanghebbende partijen overeenkomstig artikel 108. Te dien einde richt de beslissingskamer een centraal informatiepunt op waar een lijst met alle lopende hoorzittingen wordt bewaard. § 2. Daarenboven stelt de beslissingskamer de Europese Commissie, BEREC, alsook de nationale regelgevende instanties van de andere lidstaten in kennis van de maatregelen ontworpen overeenkomstig dit decreet, voor zover deze onder artikelen 65, 66, 73 of 74 vallen en invloed zouden hebben op de handel tussen de lidstaten en voor zover in aanbevelingen of richtsnoeren van de Europese Commissie niets anders bepaald is.

De beslissingskamer houdt zoveel mogelijk rekening met de opmerkingen die de Europese Commissie, BEREC en de regelgevende instanties van de andere lidstaten binnen een bepaalde termijn maken. Ze zendt het eruit voortvloeiende ontwerp aan de Europese Commissie toe.

Indien een ontwerp betrekking heeft op de vaststelling van een relevante markt die verschilt van de markten die in de aanbeveling inzake relevante markten voor producten en diensten, gepubliceerd door de Europese Commissie overeenkomstig artikel 15, lid 1, van de Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Kaderrichtlijn), in hun respectievelijke versie gedefinieerd zijn, of indien één of meerdere ondernemingen aanzienlijke marktmacht bezitten, waarbij die beslissing van invloed zou zijn op de handel tussen de lidstaten, en de Europese Commissie binnen de termijn bedoeld in de tweede zin van het eerste lid verklaart dat het ontwerp een belemmering voor de interne markt opwerpt of dat zij ernstige twijfels heeft omtrent de verenigbaarheid van het ontwerp met het recht van de Europese Unie en inzonderheid met de in artikel 8 van de Kaderrichtlijn genoemde doelstellingen, dan wordt de beslissing omtrent de ontworpen maatregel door de beslissingskamer met nog eens twee maanden uitgesteld. Als de Europese Commissie binnen deze termijn beslist van de beslissingskamer de intrekking van haar ontwerp te verlangen, dan is de beslissingskamer aan deze beslissing gebonden. Wenst de beslissingskamer de door de Europese Commissie voorgestelde wijzigingen te volgen, dan wijzigt ze het ontwerp rekening houdend met de beslissing van de Europese Commissie binnen zes maanden na de datum van de beslissing van de Commissie, houdt ze overeenkomstig § 1 een hoorzitting en bezorgt ze het gewijzigde ontwerp aan de Commissie.

De beslissingskamer deelt de Europese Commissie en BEREC alle aangenomen definitieve maatregelen mee die onder de eerste zin van het eerste lid vallen.

Indien de beslissingskamer in uitzonderlijke omstandigheden oordeelt dat dringend - zonder de procedure bepaald in § 1 en in het eerste tot het derde lid na te leven - moet worden gehandeld teneinde de concurrentie te waarborgen en de belangen van de gebruikers te beschermen, kan zij onmiddellijk evenredige en voorlopige maatregelen vaststellen. Zij deelt die maatregelen onverwijld, samen met een volledige verantwoording, aan de Europese Commissie en aan de overige nationale regelgevende instanties mede. Een beslissing van de beslissingskamer, deze maatregelen permanent te maken of de geldigheidsduur ervan te verlengen, valt onder de bepalingen van § 1 en van het eerste tot het vierde lid. »

Art. 60.In hetzelfde decreet wordt een artikel 103.1 ingevoegd, luidende : « Artikel 103.1. Procedure voor de consequente toepassing van bepaalde maatregelen.

Indien de Europese Commissie de beslissingskamer binnen de termijn van één maand, die is vastgelegd in artikel 103, § 2, eerste lid, meedeelt waarom ze van oordeel is dat de ontwerpmaatregel een belemmering voor de interne markt opwerpt of waarom ze ernstige twijfels heeft omtrent de verenigbaarheid van het ontwerp met het EU-recht, kan de ontwerpmaatregel binnen een periode van nog eens drie maanden na de kennisgeving van de Commissie niet aangenomen worden. Bij uitblijven van een dergelijke kennisgeving kan de beslissingskamer de ontwerpmaatregel vaststellen, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de opmerkingen van de Commissie, BEREC of andere nationale regelgevende instanties.

Binnen de periode van drie maanden vermeld in het eerste lid werken de Europese Commissie, BEREC en de beslissingskamer nauw samen om de meest geschikte en effectieve maatregel vast te stellen in het licht van de doeleinden van artikel 89, waarbij rekening wordt gehouden met de standpunten van marktdeelnemers en de noodzaak om te zorgen voor de ontwikkeling van een consequente regelgevingspraktijk.

Vóór het einde van de in het eerste lid bedoelde periode van drie maanden kan de beslissingskamer : 1° de ontwerpmaatregel wijzigen of intrekken, rekening houdend met de in het eerste lid bedoelde kennisgeving van de Commissie en het advies en de aanbeveling van BEREC;2° de ontwerpmaatregel handhaven. Binnen een maand na de aanbeveling van de Europese Commissie overeenkomstig artikel 7bis, lid 5, onder a), van de kaderrichtlijn of de intrekking van haar voorbehouden overeenkomstig artikel 7bis, lid 5, onder b), van de kaderrichtlijn deelt de beslissingskamer de vastgestelde definitieve maatregel aan de Commissie en BEREC mee. Deze periode kan worden verlengd om de beslissingskamer in staat te stellen overeenkomstig artikel 103, § 1, een openbare raadpleging te houden.

Indien de beslissingskamer besluit de ontwerpmaatregel niet te wijzigen of in te trekken op basis van de aanbeveling die overeenkomstig artikel 7bis, lid 5, onder a), van de kaderrichtlijn is gedaan, dient zij dit met redenen te omkleden.

De beslissingskamer kan de voorgestelde ontwerpmaatregel op elk moment tijdens de procedure intrekken. »

Art. 61.Artikel 104 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : « De beslissingskamer zet een raadplegingsmechanisme op dat waarborgt dat bij haar besluitvorming inzake vraagstukken die verband houden met de rechten van eindgebruikers en consumenten wat openbare elektronische-communicatiediensten betreft op passende wijze rekening wordt gehouden met de belangen van de consument op het gebied van elektronische communicatie. »

Art. 62.In artikel 105, eerste lid, van hetzelfde decreet worden tussen het woord "gebruiksrechten" en de woorden "en marktregulering" de woorden ", rechten om faciliteiten te installeren" ingevoegd.

Art. 63.In hetzelfde decreet wordt een artikel 107.2 ingevoegd, luidende : « Artikel 107.2. BEREC. De beslissingskamer ondersteunt actief de doelstellingen van BEREC ter bevordering van de coördinatie van de regelgeving en ter bevordering van de coherentie.

Bij de aanneming van beslissingen die betrekking hebben op haar eigen markten houdt de beslissingskamer zeer zorgvuldig rekening met de door BEREC gegeven adviezen en gemeenschappelijke standpunten. »

Art. 64.In artikel 108 van hetzelfde decreet worden de woorden "De beslissingskamer moet de haar ter kennis gegeven bedrijfs- en handelsgeheimen" vervangen door de woorden "De leden, de plaatsvervangende leden, de leden van het dagelijks bestuur, de adviseurs, de deskundigen en de personeelsleden van de Mediaraad moeten de hun ter kennis gegeven bedrijfs- en handelsgeheimen".

Art. 65.In artikel 110 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden tussen de eerste en de tweede zin, die de vierde zin wordt, twee zinnen ingevoegd, luidende : « Indien de beslissingskamer administratieve bijdragen heft, publiceert ze een jaarlijks overzicht van haar bestuurskosten en van de bijdragen die in totaal zijn geïnd.Overeenkomstig het verschil tussen het totaal van de bijdragen en de bestuurskosten worden rechtzettingen doorgevoerd. »; 2° het artikel wordt aangevuld met een derde lid, luidende : « De beslissingskamer beschikt over een eigen jaarlijkse begroting die wordt opgemaakt door het dagelijks bestuur.De begrotingen worden op de website van de Mediaraad bekendgemaakt. Voorts beschikt de beslissingskamer over voldoende financiële middelen om bij te dragen tot BEREC. »

Art. 66.In titel 5, hoofdstuk 2, van hetzelfde decreet wordt een artikel 110.1. ingevoegd, luidende : « Artikel 110.1. Transparantieverplichtingen.

Het dagelijks bestuur maakt jaarlijks een jaarrekening en een begroting voor de beide kamers op. Die documenten worden aan de Regering bezorgd. Het dagelijks bestuur voert de boekhouding van de Mediaraad. »

Art. 67.Artikel 114 van hetzelfde decreet wordt gewijzigd als volgt : 1° § 1, 2°, gewijzigd bij het decreet van 3 december 2009, wordt opgeheven;2° in § 1, 5°, gewijzigd bij het decreet van 3 december 2009, wordt het woord "bezwaren" opgeheven.

Art. 68.In titel 5 van hetzelfde decreet wordt na artikel 116 een hoofdstuk 4 met het opschrift "Hoofdstuk 4 - Dagelijks bestuur en auditoraat" ingevoegd.

Art. 69.In hoofdstuk 4, ingevoegd bij artikel 68, wordt een artikel 116.1 ingevoegd, luidende : « Artikel 116.1. Dagelijks bestuur.

Het dagelijks bestuur is samengesteld uit de begeleider van de beslissingskamer, de begeleider van de advieskamer en een juridische adviseur. Het oefent de taken uit die in dit decreet worden vermeld.

Het vertegenwoordigt de Mediaraad bij elke gerechtelijke en buitengerechtelijke handeling, het regelt de lopende zaken, bereidt de beslissingen van de kamers voor en voert ze uit. Het dagelijks bestuur treedt op als collegiaal orgaan. De artikelen 91, 93, 96, eerste lid, eerste volzin, en 108 zijn van overeenkomstige toepassing.

Het dagelijks bestuur bepaalt welke bevoegdheden aan een lid of aan medewerkers worden overgedragen, alsook in welke vorm en onder welke voorwaarden die bevoegdheden worden overgedragen. Het dagelijks bestuur kan in het bijzonder de dagelijkse aangelegenheden van de Mediaraad, de vertegenwoordigingen die daarmee verband houden en de uitvoering van zijn beslissingen overdragen.

Het dagelijks bestuur coördineert en organiseert het werk van de Mediaraad, zorgt ervoor dat de adviezen en beslissingen in overeenstemming zijn met het volkenrecht en het Europees recht en beslecht alle geschillen die tussen de kamers zouden kunnen rijzen.

Het kan aanbevelingen die het voor de uitoefening van de taken van de Mediaraad nuttig acht, aan de Regering overzenden. Het kan bij de diensten van de Regering inlichtingen en verslagen opvragen die voor de uitoefening van de taken van de Mediaraad en de kamers noodzakelijk zijn. Het kan zich tot derden of deskundigen wenden om de Mediaraad en de kamers bij de uitoefening van hun taken te ondersteunen. De Regering deelt het dagelijks bestuur mee hoe ze van plan is de aanbevelingen en adviezen van het dagelijks bestuur te behandelen. Het dagelijks bestuur brengt elke betrokken kamer daarvan op de hoogte.

Het dagelijks bestuur stelt een huishoudelijk reglement vast dat bekendgemaakt wordt in het Belgisch Staatsblad. »

Art. 70.In hoofdstuk 4, ingevoegd bij artikel 68, wordt een artikel 116.2 ingevoegd, luidende : « Artikel 116.2. Auditoraat.

Het auditoraat onderzoekt de klachten die aan de Mediaraad worden gericht en die betrekking hebben op de toepassing van dit decreet of de uitvoeringsbepalingen ervan, met uitzondering van de klachten over beslissingen van de Mediaraad. De artikelen 91, 93, 96, eerste lid, eerste volzin, en 108 zijn van overeenkomstige toepassing.

Voor de uitoefening van de hem toevertrouwde taken kan het auditoraat : 1° van op afstand of ter plaatse bij de overheidsinstanties, de aanvragers, de aangemelde of erkende aanbieders van audiovisuele mediadiensten, de exploitanten van elektronische-communicatenetwerken en -diensten alle nodige inlichtingen inwinnen om te kunnen vaststellen of de verplichtingen die uit dit decreet voortvloeien of op grond van dit decreet gelden, worden nageleefd;2° overeenkomstig de door de Regering vastgelegde bepalingen, onderzoek instellen bij de personen genoemd in de bepaling onder 1°. De Regering wijst de beëdigde personeelsleden van het auditoraat aan die bevoegd zijn om notulen op te stellen. Die notulen gelden tot het tegendeel bewezen is. De personeelsleden leggen de eed af overeenkomstig artikel 572 van het Gerechtelijk Wetboek. »

Art. 71.In artikel 117.1, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 3 december 2009, wordt het woord "postproductie" vervangen door het woord "productie".

Art. 72.Artikel 120 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 3 december 2009, wordt vervangen als volgt : «

Art. 120.Sanctie bij niet-naleving van titel 2 en 3.

Worden de bepalingen van titel 2 en 3 van dit decreet, de uitvoeringsbepalingen ervan, de wetten betreffende de radio-omroep en in het bijzonder de overeenkomsten die overeenkomstig de artikelen 20.0 en 26.1 zijn gesloten of de bepalingen betreffende de publiekrechtelijke opdracht van het BRF die voortvloeien uit het decreet van 27 juni 1986 betreffende het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap niet nageleefd, dan kan de beslissingskamer de volgende sancties opleggen aan erkende televisieomroeporganisaties, erkende private radio-omroeporganisaties, erkende aanbieders van andere diensten dan radio- en televisieprogramma's en aan het BRF als het zich niet houdt aan de bepalingen betreffende de publiekrechtelijke opdracht van het BRF die voortvloeien uit het decreet van 27 juni 1986 betreffende het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap : 1° een waarschuwing;2° de publicatie van een bericht in de pers;3° de voorlopige schorsing, de verkorting of de intrekking van de erkenning; 4° de betaling van een administratieve geldboete die kan oplopen tot 25.000 euro.

Bij herhaling binnen een termijn van vijf jaar bedraagt de geldboete 5 pct van de jaarlijkse omzet zonder belastingen. De geldboete kan worden opgelegd naast elke andere sanctie waarin dit artikel voorziet. »

Art. 73.In artikel 121 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, derde lid, wordt aangevuld met een bepaling onder 2.1, luidende : « 2.1. de opdracht om de levering van een dienst of dienstenpakket die - bij voortzetting - zou leiden tot een aanzienlijke verstoring van de mededinging te staken of uit te stellen zolang niet wordt voldaan aan de toegangsverplichtingen die na een marktanalyse uitgevoerd overeenkomstig artikel 66 en volgende zijn opgelegd; » 2° § 2, tweede zin, wordt vervangen als volgt : « Doelmatige, evenredige en afschrikkende sancties kunnen worden toegepast tijdens de volledige periode van een inbreuk, zelfs indien vervolgens aan de voorwaarden of verplichtingen is voldaan.»; 3° tussen § 2 en § 3, die § 4 wordt, wordt een § 3 ingevoegd, luidende : « § 3.In geval van directe of ernstige bedreiging van de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid of indien ernstige economische of bedrijfstechnische problemen voor andere aanbieders of gebruikers van elektronische-communicatienetwerken of -diensten ontstaan, kan de beslissingskamer voorlopige spoedmaatregelen nemen.

De betrokken onderneming krijgt vervolgens een redelijke gelegenheid om haar standpunt kenbaar te maken en een oplossing voor te stellen.

In voorkomend geval kan de beslissingskamer de voorlopige maatregelen bevestigen; die kunnen maximaal drie maanden gelden, maar kunnen met nog eens twee tot drie maanden verlengd worden indien bepaalde tenuitvoerleggingsprocedures nog niet afgesloten zijn. »

Art. 74.Artikel 122 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 3 december 2009, wordt vervangen als volgt : «

Artikel 122.Vervolging en strafbaarstelling van strafbare feiten, uitvoering.

Overeenkomstig artikel 127.2 is het auditoraat bevoegd voor de vervolging van de strafbare feiten vermeld in de artikelen 120 en 121.

Voor de strafbaarstelling van die feiten is de beslissingskamer bevoegd.

Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de beslissing van de beslissingskamer, met inbegrip van de inning van de verschuldigde geldboeten, alsook met de uitvoering van de inbeslagneming. Voordat het bevelschrift wordt opgesteld, maant het dagelijks bestuur de schuldenaar per aangetekende brief aan de geldboete te betalen. Indien geen gevolg wordt gegeven aan die aanmaning, stelt het dagelijks bestuur het bevelschrift op binnen een termijn van drie maanden die ingaat vanaf die aanmaning. Het bevelschrift wordt uitvoerbaar binnen acht dagen na kennisgeving aan de schuldenaar. De gerechtsdeurwaarder voert het bevelschrift uit in de vormen bepaald door het Gerechtelijk Wetboek.

De termijn van drie maanden die in het tweede lid wordt vermeld, wordt niet op straffe van nietigheid opgelegd. De uitvoering van het bevelschrift kan alleen worden geschorst door een met redenen omkleed verzet met dagvaarding. Op straffe van verval moet dit verzet bij deurwaardersexploot worden aangetekend bij het kabinet van de Minister-President van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap binnen een maand na de kennisgeving van het bevelschrift. De vordering wordt ingesteld bij het gerecht van het ambtsgebied waar de schuldenaar zijn maatschappelijke zetel heeft.

De geldboeten vloeien in de kas van de Duitstalige Gemeenschap. »

Art. 75.Artikel 123 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : «

Artikel 123.Uitzenden zonder erkenning.

Wie willens en wetens een audiovisuele mediadienst aanbiedt of een radiofrequentie gebruikt zonder zich aangemeld te hebben of de in dit decreet bepaalde erkenningen of radiofrequentietoewijzing te hebben gekregen, of wanneer die erkenningen of die radiofrequentietoewijzing geschorst, ingetrokken of verstreken zijn, wordt bestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot vijf jaar en met een geldboete van ten minste 26 euro of met één van die straffen."

Art. 76.Artikel 126 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : «

Artikel 126.Verboden programma's.

Wie wetens en willens een audiovisuele mediadienst aanbiedt die in strijd is met artikel 4, wordt bestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot vijf jaar en met een geldboete van ten minste 26 euro of met één van die straffen alleen. »

Art. 77.In titel 7 van hetzelfde decreet wordt na artikel 127 een afdeling 3 met het opschrift "Afdeling 3 - civielrechtelijke sancties" ingevoegd.

Art. 78.In afdeling 3, ingevoegd bij artikel 77, wordt een artikel 127.1 ingevoegd, luidende : « Art. 127.1. Civielrechtelijke sancties.

Onverminderd de bevoegdheid van de rechtbank van koophandel, kan de voorzitter van de rechtbank van koophandel het bestaan van een in artikel 125 vermelde handeling vaststellen en de beëindiging ervan bevelen.

De vordering wordt ingesteld en behandeld zoals in kort geding.

Over de vordering wordt uitspraak gedaan niettegenstaande vervolging wegens dezelfde feiten voor enig strafgerecht.

Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande elk rechtsmiddel en zonder borgtocht, tenzij de rechter enige borgtocht heeft bevolen.

Los van de beëindiging van de omstreden handeling kan de voorzitter van de rechtbank van koophandel de bekendmaking van de gehele of gedeeltelijke tekst van het vonnis op de door hem geschikt geachte wijze bevelen, op kosten van de overtreder.

Bovendien kan de overtreder bestraft worden met inbeslagneming van de onwettige installaties of, in voorkomend geval, indien hij die onwettige installaties reeds vervreemd heeft, met betaling van een bedrag ten belope van de waarde van de onwettige installaties. »

Art. 79.In titel 7 van hetzelfde decreet wordt na afdeling 3, ingevoegd bij artikel 77, een afdeling 4 met het opschrift "Afdeling 4 - Procedurebepalingen" ingevoegd.

Art. 80.In afdeling 4, ingevoegd bij artikel 79, wordt een artikel 127.2 ingevoegd, luidende : « Artikel 127.2. Procedurebepalingen. § 1. Zodra de Mediaraad kennis heeft van een bezwaar of een daad die een in de artikelen 120 of 121 genoemde inbreuk of niet-naleving zou kunnen inhouden, stelt het auditoraat een procedure in en beslist het over de ontvankelijkheid van de handeling.

Is de handeling ontvankelijk, dan stelt het auditoraat vervolging in.

Het auditoraat kan de zaak seponeren.

Het auditoraat brengt de beslissingskamer regelmatig op de hoogte van de dossiers die bij de Mediaraad zijn ingediend.

De beslissingskamer kan de beslissingen van het auditoraat over niet-ontvankelijkheid en seponering naar zich toe trekken.

Het verslag wordt aan de beslissingskamer bezorgd. § 2. De beslissingskamer stelt de overtreder in kennis van zijn middelen en van het verslag. De overtreder heeft één maand de tijd om het dossier in te kijken en zijn schriftelijke opmerkingen in te dienen. § 3. De overtreder wordt verzocht te verschijnen op de datum die het dagelijks bestuur van de Mediaraad heeft vastgelegd en die per aangetekende brief ter kennis is gebracht. Hij kan zich laten vertegenwoordigen. De beslissingskamer kan elke persoon horen die haar nuttige inlichtingen kan verschaffen. § 4. De beslissingskamer doet een met redenen omklede uitspraak binnen zestig dagen na sluiting van de behandeling ter zitting. Die uitspraak wordt per aangetekende brief ter kennis gebracht. De beslissingskamer kan uitspraak doen bij verstek. § 5. Indien uitspraak wordt gedaan bij verstek, kan de overtreder binnen vijftien dagen na aangetekende kennisgeving van de beslissing van de beslissingskamer verzet aantekenen.

Er wordt een nieuwe zittingsdag bepaald. Indien de overtreder opnieuw verstek laat gaan, kan hij geen verzet meer aantekenen. »

Art. 81.Artikel 129 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een vierde lid, luidende : « Het mandaat van de leden van de beslissingskamer en van de leden en de plaatsvervangende leden van de advieskamer, die op 30 april 2011 in functie waren, eindigt vier jaar na de vergadering d.d. 5 mei 2010 van die leden. »

Art. 82.In hetzelfde decreet wordt een artikel 129.1 ingevoegd, luidende : « Artikel 129.1. Herziening van de beperkingen op bestaande rechten. § 1. Gedurende een periode van vijf jaar, die ingaat op 25 mei 2011, mogen houders van rechten op het gebruik van radiofrequenties die vóór die datum zijn verleend en die voor een periode van ten minste vijf jaar na die datum geldig zullen blijven, bij de beslissingskamer een aanvraag indienen om de beperkingen die overeenkomstig artikel 49, §§ 4 en 5, op hun rechten zijn gesteld, opnieuw te onderzoeken.

Alvorens de beslissingskamer een beslissing neemt, stelt zij de houder van het recht in kennis van haar hernieuwde toetsing van de beperkingen, waarbij zij haar bevindingen aangaande de omvang van dit recht vermeldt, en kent zij de houder een redelijke termijn toe om zijn verzoek in voorkomend geval in te trekken.

Wanneer de houder zijn verzoek intrekt, blijft het recht ongewijzigd tot het verstrijken ervan en uiterlijk tot het eind van de periode van vijf jaar, waarbij de vroegste datum doorslaggevend is. § 2. Na de in § 1 bedoelde periode van vijf jaar neemt de beslissingskamer alle passende maatregelen om ervoor te zorgen dat alle resterende algemene machtigingen of individuele gebruiksrechten en spectrumtoewijzingen voor elektronische-communicatiediensten die op 25 mei 2011 bestonden, voldoen aan het bepaalde in artikel 49, §§ 4 en 5. § 3. Bij de toepassing van dit artikel neemt de beslissingskamer passende maatregelen om een eerlijke mededinging te bevorderen. § 4. Maatregelen die overeenkomstig dit artikel zijn genomen, houden geen toekenning van nieuwe gebruiksrechten in. »

Art. 83.In hetzelfde decreet wordt een artikel 129.2 ingevoegd, luidende : « Artikel 129.2. Bestaande vergunningen.

Onverminderd artikel 129.1 worden algemene machtigingen en individuele gebruiksrechten die reeds op 31 december 2009 bestonden uiterlijk op 19 december 2011 in overeenstemming gebracht met de artikelen 45 tot 61.

Wanneer de toepassing van het eerste lid leidt tot een beperking van de rechten of een verzwaring van de verplichtingen in het kader van reeds bestaande algemene machtigingen of individuele gebruiksrechten, wordt de geldigheid van die rechten of machtigingen verlengd tot uiterlijk 30 september 2012, mits dit geen afbreuk doet aan de rechten van andere ondernemingen krachtens het recht van de Europese Unie. De beslissingskamer stelt de Europese Commissie in kennis van deze verlengingen en de redenen daarvoor. » Wij kondigen dit decreet af en bevelen dat het door het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Eupen, 13 februari 2012.

De Minister-President, Minister van Lokale Besturen, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Onderwijs, Opleiding en Werkgelegenheid, O. PAASCH De Minister van Cultuur, Media en Toerisme, Mevr. I. WEYKMANS De Minister van Gezin, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, H. MOLLERS _______ Nota Zitting 2011-2012.

Parlementaire stukken : 97 (2011-2012), nr. 1 Ontwerp van decreet. 97 (2011-2012), nr. 2 Voorstellen tot wijziging. 97 (2011-2012), nr. 3 Verslag.

Integraal verslag : 13 februari 2012, nr. 34 Bespreking en aanneming.

^