gepubliceerd op 23 augustus 2006
Decreet betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd
2 JUNI 2006. - Decreet betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd (1)
Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen, en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit decreet dient te worden verstaan onder : - Kinderverzorger : de kinderverzorger bedoeld in artikel 8; - Kinderverzorger : Geco/APE (Aide à la Promotion de l'Emploi - tegemoetkoming ter bevordering van de tewerkstelling) : de kinderverzorger die zijn ambt in het kader van het decreet van 12 mei 2004 uitoefent; - Contractuele verzorger : de kinderverzorger die een vervanging in het kader van de artikelen 24, 34, 44 waarneemt; - Commissies : - In het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs : de zonale affectatiecommissie bedoeld in artikel 14quater van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van het personeel van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen; - In het gesubsidieerd onderwijs : de zonale commissie voor personeelsbeheer opgericht bij de artikelen 6 en 10 van het decreet van 12 mei 2004 betreffende de vaststelling van de schaarste en bepaalde Commissies in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde onderwijs; - Interzonale commissie : de interzonale affectatiecommissie bedoeld in artikel 14ter van het voormelde koninklijk besluit van 22 maart 1969; - Zone : - In het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs : elke zone bedoeld in artikel 14bis van het voormelde koninklijk besluit van 22 maart 1969; - In het gesubsidieerde officieel en vrij onderwijs met een confessioneel karakter : elk gebied bedoeld in artikel 1 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 11 juli 2002 waarbij de gebieden voor het basisonderwijs bepaald worden bij toepassing van artikel 13 van het decreet van 14 maart 1995 tot bevordering van het welslagen in de basisscholen; - In het gesubsidieerd vrij onderwijs met een niet-confessioneel karakter : de zone bedoeld in artikel 10, derde lid van het decreet van 12 mei 2004 betreffende de vaststelling van de schaarste en bepaalde Commissies in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs. - Vacante betrekking : onder « vacante betrekking », dient te worden verstaan, elke post die overeenkomstig titel II wordt gecreëerd of die wordt vrijgemaakt door een kinderverzorger die in vast verband werd benoemd of aangeworven ten gevolge van zijn definitieve ambtsneerlegging overeenkomstig de artikelen 18, 28, 38 van dit decreet; - decreet van 12 mei 2004 : het decreet tot vaststelling van de rechten en plichten van de kinderverzorgers en houdende diverse bepalingen betreffende de valorisatie van de dagen gepresteerd door het niet-statutair personeel van de Franse Gemeenschap; - voorzitter : de voorzitter van de zonale affectatiecommissie of van de betrokken zonale commissie voor personeelsbeheer.
Art. 2.Het gebruik in dit decreet van de mannelijke namen voor de verschillende bekwaamheidsbewijzen en ambten is gemeenslachtig met het oog op een betere leesbaarheid van de tekst niettegenstaande de bepalingen van het decreet van 21 juni 1993 betreffende de vervrouwelijking van de namen van beroep, ambt, graad of titel.
Art. 3.Dit decreet is van toepassing op het gewoon kleuteronderwijs dat door de Franse Gemeenschap wordt georganiseerd of gesubsidieerd.
TITEL II. - Personeelsformatie van de kinderverzorgers van het gewoon voorschools onderwijs HOOFDSTUK I. - Oprichting van de personeelsformatie
Art. 4.Met het oog op de oprichting van een statutaire personeelsformatie voor de kinderverzorgers van het gewoon kleuteronderwijs, kent de Regering ten minste de volgende middelen toe : - Voor het burgerlijk jaar 2006 : 411.000 euro ; - Voor het burgerlijk jaar 2007 : 2.395.200 euro ; - Voor het burgerlijk jaar 2008 : 2.567.200 euro ; - Voor het burgerlijk jaar 2009 : 3.015.200 euro ; - Voor het burgerlijk jaar 2010 : 3.569.600 euro .
Art. 5.De Regering stelt elk jaar, uiterlijk voor 31 maart, binnen de in artikel 4 vastgestelde begrotingsperken, het aantal posten van kinderverzorgers van het gewoon voorschools onderwijs vast.
Art. 6.Het aantal posten van kinderverzorgers bedoeld in artikel 5 wordt door de Regering verdeeld over de netten, en, voor het gesubsidieerd vrij onderwijs, over de gezindheden, en over de zones, in verhouding tot het aantal leerlingen die regelmatig ingeschreven zijn op 30 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de posten worden toegekend. HOOFDSTUK II. - Regels voor de toekenning van de posten aan de scholen
Art. 7.De posten bedoeld bij hoofdstuk I van deze titel en bij hoofdstuk III van titel I van het decreet van 12 mei 2004 worden toegekend overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 22 tot 27 van dat decreet.
TITEL III. - Statuut van de kinderverzorgers van het gewoon kleuteronderwijs
Art. 8.Deze titel is van toepassing op de kinderverzorgers van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die bedoeld zijn bij titel II. HOOFDSTUK I. - Het ambt en de bekwaamheidsbewijzen
Art. 9.Het ambt van kinderverzorger bedoeld bij deze titel is het ambt bedoeld in artikel 8, a), 1° van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking van de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel, van het maatschappelijk personeel der inrichtingen voor voorschools, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en hoger onderwijs buiten de universiteit van de Franse Gemeenschap en de ambten der personeelsleden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen.
Art. 10.De bekwaamheidsbewijzen vereist voor het wervingsambt van kinderverzorger zijn deze die bepaald zijn in artikel 15 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel, het sociaal personeel van de inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en niet universitair hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap alsmede van de internaten die van deze inrichtingen afhangen. HOOFDSTUK II. - Plichten en onverenigbaarheid
Art. 11.De artikelen 5 tot 13 en 57 tot 63 van het voormelde koninklijk besluit van 22 maart 1969 zijn toepasselijk op de kinderverzorgers die hun ambt binnen het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs uitoefenen.
Art. 12.Hoofdstuk II van het decreet van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs is toepasselijk op de kinderverzorgers die hun ambt binnen het gesubsidieerd officieel onderwijs uitoefenen.
Art. 13.Hoofdstuk II van het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs is toepasselijk op de kinderverzorgers die hun ambt binnen het gesubsidieerd vrij onderwijs uitoefenen. HOOFDSTUK III. - Werving Afdeling I. - Algemeen
Art. 14.De wervingsambten kunnen worden uitgeoefend door kinderverzorgers die contractueel aangeworven zijn of die in vast verband of voorlopig verband benoemd of aangeworven zijn. Afdeling II. - In het door de Franse Gemeenschap georganiseerde
onderwijs Onderafdeling I. - Benoeming
Art. 15.Niemand kan in vast verband worden benoemd indien hij niet voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° Belg zijn of onderdaan van een andere lidstaat van de Europese gemeenschappen, behalve een door de Regering te verlenen vrijstelling;2° van onberispelijk gedrag zijn;3° de burgerlijke en politieke rechten genieten;4° aan de dienstplichtwetten voldaan hebben;5° de wets- en verordeningsbepalingen betreffende de taalregeling in acht nemen;6° houder zijn van één van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij artikel 10 van dit decreet;7° het best gerangschikt zijn overeenkomstig artikel 17 van dit decreet;8° geen ongunstig verslag hebben gekregen bedoeld bij artikel 32 van het voormelde decreet van 12 mei 2004, over een periode van ten minste 6 maanden, gedurende de twee jaren die aan de benoeming voorafgaan.
Art. 16.De kinderverzorgers Geco's/ »APE » (Aide à la Promotion de l'Emploi - tegemoetkoming ter bevordering van de tewerkstelling) worden in vast verband benoemd, nadat de beslissingen betreffende de reaffectatie en, in voorkomend geval, de verandering van affectatie, zijn genomen.
Art. 17.§ 1. Wanneer één of meer betrekking(en) binnen een zone gecreëerd wordt/worden krachtens de bepalingen bedoeld bij titel II, wordt de benoeming bij voorrang voorgesteld aan de kinderverzorger(s) van de zone die beter gerangschikt is/zijn in het klassement bepaald in artikel 28, § 1 van het decreet van 12 mei 2004.
Het voorstel tot benoeming in vast verband, waarvan het model door de Regering wordt vastgesteld, wordt meegedeeld aan de kinderverzorgers(s) die batig gerangschikt is(zijn) overeenkomstig het eerste lid, bij een aangetekend schrijven dat drie werkdagen na de datum van zijn verzending van kracht wordt.
Dat voorstel vermeldt de lijst van de inrichtingen van de zone waarin de benoeming in vast verband kan worden verleend.
De kinderverzorger beschikt over een termijn van 10 werkdagen om de Regering te laten weten of hij een benoeming in vast verband aanvaardt of weigert.
Als hij die benoeming aanvaardt, bepaalt hij de volgorde van de inrichtingen waarin hij wenst te worden benoemd.
Wanneer verschillende kandidaten naar een vacante betrekking solliciteren, wordt deze toegekend aan de best gerangschikte kandidaat met inachtneming van artikel 28, § 1 van het decreet van 12 mei 2004. § 2. Wanneer een kinderverzorger kennis geeft van zijn weigering om in vast verband te worden benoemd of binnen de gestelde termijn niet reageert, stelt de Regering, volgens dezelfde nadere regels als deze die in § 1 bedoeld zijn, de benoeming in vast verband voor aan de kinderverzorger van dezelfde zone die volgt in het klassement en die voldoet aan de voorwaarden vastgesteld in artikel 15. § 3. De verzorgers worden door de Regering benoemd en geaffecteerd bij één van de inrichtingen bedoeld in § 1 van het derde lid, op 1 september, en dit, vóór elke aanstelling als kinderverzorger Geco/ »APE ».
Art. 18.§ 1. Wanneer een betrekking vacant wordt ten gevolge van de definitieve ambtsneerlegging van een in vast verband benoemde kinderverzorger, deelt het inrichtingshoofd dit onmiddellijk aan de Regering mee.
Het voorstel tot benoeming in vast verband waarvan het model door de Regering wordt vastgesteld, wordt meegedeeld aan de kinderverzorger die als kinderverzorger Geco/ »APE » in een inrichting van de zone aangesteld is en die het best gerangschikt is overeenkomstig artikel 17, § 1, eerste lid.
De kinderverzorger beschikt over een termijn van 10 werkdagen om de Regering te laten weten of hij een benoeming in vast verband aanvaardt of weigert. § 2. Wanneer een kinderverzorger kennis geeft van zijn weigering om in vast verband te worden benoemd of binnen de gestelde termijn niet reageert, stelt de Regering, volgens dezelfde nadere regels als deze die in § 1 bedoeld zijn, de benoeming in vast verband voor aan de kinderverzorger Geco/ »APE » van dezelfde zone die volgt in het klassement en die voldoet aan de vereiste voorwaarden. § 3. De kinderverzorger wordt door de Regering benoemd op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin hij zijn aanvaarding overeenkomstig § 1 heeft meegedeeld.
Hij wordt geaffecteerd bij de inrichting waar hij zijn ambt als kinderverzorger Geco/ »APE » vóór zijn benoeming uitoefende met inachtneming van de bepalingen van het decreet van 12 mei 2004.
De in vast verband benoemde kinderverzorger die zijn ambt definitief heeft neergelegd wordt vervangen door een kinderverzorger Geco/ »APE » tot het einde van het lopende schooljaar.
Art. 19.De kinderverzorger met moederschapsrust, die wordt verwijderd krachtens artikel 42, § 1, 3° van de arbeidswet van 16 maart 1971, die ziek is of arbeidsongeschikt is als gevolg van een arbeidsongeval, een ongeval van of naar het werk of een beroepsziekte, en die de voorwaarden bedoeld in artikel 15 vervult, kan in vast verband worden benoemd.
Art. 20.Het benoemingsbesluit wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
Art. 21.De in vast verband benoemde kinderverzorgers leggen de eed af wanneer ze in dienst treden in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs.
Onderafdeling II. - Verandering van affectatie
Art. 22.§ 1. Iedere in vast verband benoemde kinderverzorger kan, op eigen verzoek, vragen om gereaffecteerd te worden in een andere inrichting van dezelfde zone of van een andere zone die een post van kinderverzorger geniet met inachtneming van de procedure bedoeld in artikel 7, wanneer een post wordt gecreëerd krachtens titel I. § 2. De kinderverzorger die een verandering van affectatie in een andere inrichting van dezelfde zone wenst te verkrijgen, dient, bij een aangetekend schrijven, een aanvraag in die door uitzonderlijke omstandigheden gemotiveerd wordt bij de Regering in de loop van de maand januari. Die aanvraag bepaalt de inrichtingen waarin hij een nieuwe affectatie wenst te verkrijgen.
Hij zendt er een afschrift van aan de voorzitter van de zonale affectatiecommissie binnen dezelfde termijn.
De Regering verleent de verandering van affectatie pas na gunstig advies van de voormelde commissie.
De adviezen van de commissies betreffende de veranderingen van affectatie worden door de commissies aan de Regering samen met de voorstellen bedoeld in artikel 26 van het decreet van 12 mei 2004 overgezonden.
Die verandering van affectatie heeft uitwerking met ingang van de volgende eerste september. § 3. De kinderverzorger die een verandering van affectatie naar een andere zone wenst te verkrijgen, dient, bij aangetekend schrijven, een aanvraag in die door uitzonderlijke omstandigheden wordt gemotiveerd bij de Regering in de loop van de maand januari. Die aanvraag vermeldt de inrichtingen waarin hij een verandering van affectatie wenst te verkrijgen.
Hij zendt er aan afschrift van aan de voorzitter van de interzonale affectatiecommisssie binnen dezelfde termijn over.
De Regering verleent de verandering van affectatie pas na gunstig advies van de voormelde commissie.
De voormelde commissie vergadert, in voorkomend geval, op initiatief van haar voorzitter, zodra de procedure bedoeld in artikel 26 van het decreet van 12 mei 2004 beëindigd is.
Die verandering van affectatie heeft uitwerking met ingang van de volgende eerste september.
Onderafdeling III. - Reaffectatie
Art. 23.Elk schooljaar, wanneer de inrichting waarin de kinderverzorger geaffecteerd is, geen post meer krijgt, met inachtneming van de procedure bedoeld in artikel 7 van dit decreet, moet die door de Regering gereaffecteerd worden in de schoolinrichting die een post heeft verkregen met inachtneming van de procedure bedoeld in artikel 7 van het decreet van 12 mei 2004 en die het dichtst bij de inrichting gelegen is waarin hij gedurende het vorige schooljaar geaffecteerd was of het dichtst bij zijn woonplaats, en die niet reeds door een in vast verband benoemde kinderverzorger bekleed wordt.
De Regering brengt er de kinderverzorger op de hoogte van en verzoekt hem om zijn voorkeur binnen een termijn van tien dagen mee te delen.
Als er geen reactie is binnen de gestelde termijn, wordt de kinderverzorger geacht geen voorkeur te hebben.
Onderafdeling IV. - Vervanging
Art. 24.Elke afwezigheid van de in vast verband kinderverzorger of van zijn vervanger die ten minste 10 werkdagen duurt, kan aanleiding geven tot een vervanging.
Die vervanging geschiedt door een kinderverzorger aangewezen met inachtneming van de regels vastgesteld in artikel 28, § 1 van het decreet van 12 mei 2004, indien de in vast verband benoemde kinderverzorger of diens vervanger moet worden vervangen voor een ononderbroken periode van ten minste 15 weken.
Die werving wordt geregeld bij de bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Afdeling III. - In het gesubsidieerd officieel onderwijs
Onderafdeling I. - Benoeming in vast verband of in voorlopig verband
Art. 25.Niemand kan door een inrichtende macht in vast verband of voorlopig worden benoemd als hij niet voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° Belg zijn of onderdaan van een ander lidstaat van de Europese gemeenschappen, behalve een door de Regering te verlenen vrijstelling;2° van onberispelijk gedrag zijn;3° de burgerlijke en politieke rechten genieten;4° aan de dienstplichtwetten voldaan hebben;5° de wets- en verordeningsbepalingen betreffende de taalregeling in acht nemen;6° houder zijn van één van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij artikel 10 van dit decreet;7° het best gerangschikt zijn overeenkomstig artikel 17 van dit decreet;8° geen ongunstig verslag hebben gekregen bedoeld bij artikel 32 van het voormelde decreet van 12 mei 2004, over een periode van ten minste 6 maanden, gedurende de twee jaren die aan de voorlopige benoeming of de benoeming in vast verband voorafgaan.
Art. 26.De kinderverzorgers Geco/ »APE » worden in voorlopig of in vast verband benoemd nadat de reaffectatie of, in voorkomend geval, de verandering van affectatie en de mutatie zijn verricht.
Art. 27.§ 1. Wanneer één of meer betrekking(en) binnen een zone wordt(en) opgericht krachtens de bepalingen bepaald in Titel II, wordt de benoeming bij voorrang voorgesteld aan het (de) personeelslid(leden) van de zone dat(die) het best gerangschikt is/zijn in het klassement bepaald in artikel 28, § 2, derde tot vijfde leden van het decreet van 12 mei 2004, volgens een door de Regering vast te stellen model. § 2. Wanneer het(de) personeelslid(den) dat (die) het best gerangschikt is (zijn) in het klassement bepaald in artikel 28, § 2, derde tot vijfde leden van het decreet van 12 mei 2004 een anciënniteit van ten minste 300 dagen hebben verworven bij de inrichtende macht van de zone waarbij het (zij) zijn (hun) ambt in het vorige aar uitoefende(n), die een post heeft gekregen die nog niet door een in vast verband of voorlopig verband benoemde kinderverzorger wordt bekleed, brengt daar de voorzitter die inrichtende macht op de hoogte van.
Van het voorstel tot benoeming wordt door de inrichtende macht aan de kinderverzorger(s) kennis gegeven bij aangetekend schrijven, met ontvangstbewijs, dat uitwerking heeft met ingang van drie werkdagen na de datum van zijn verzending.
De kinderverzorger beschikt over een termijn van 10 werkdagen om de inrichtende macht mee te delen of hij een benoeming in vast verband aanvaardt of weigert.
Wanneer de kinderverzorger de benoeming in vast verband aanvaardt, brengt de inrichtende macht daar de voorzitter op de hoogte van.
Wanneer een kinderverzorger kennis geeft van zijn weigering om in vast verband te worden benoemd of niet binnen de gestelde termijn reageert, brengt de inrichtende macht daar de voorzitter op de hoogte van.
Wanneer de benoeming wordt geweigerd, brengt de voorzitter de inrichtende macht van de kinderverzorger die de volgende is in het klassement bedoeld in artikel 28, § 2, derde tot vijfde leden van het decreet van 12 mei 2004, en die voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 25, op de hoogte van de voorrang van deze voor de benoeming.
In dat geval is de procedure van de tweede tot vijfde leden van toepassing. § 3. Wanneer de kinderverzorger die het best gerangschikt is in het klassement bedoeld in artikel 28, § 2, derde tot vijfde leden van het decreet van 12 mei 2004 geen benoeming kan krijgen bij de inrichtende macht waarin hij de overeenkomstig § 2 vereiste anciënniteit heeft verkregen, deelt de voorzitter die kinderverzorger mee dat hij voorlopig kan worden benoemd bij : - die inrichtende macht, als hij een post heeft gekregen die niet reeds bekleed wordt door een in vast verband of voorlopig verband benoemde kinderverzorger; - bij ontstentenis daarvan, bij een andere inrichtende macht van de zone die een post heeft gekregen die niet reeds bekleed wordt door een in vast of voorlopig verband benoemde kinderverzorger.
De voorzitter deelt de gegevens betreffende die inrichtende macht aan de kinderverzorger mee en brengt daar de inrichtende macht op de hoogte van.
De kinderverzorger beschikt over een termijn van 10 werkdagen om de voorzitter te laten weten of hij een voorlopige benoeming aanvaardt of weigert. Als de kinderverzorger niet binnen de gestelde termijn reageert, wordt hij geacht de benoeming te weigeren. De voorzitter brengt de betrokken inrichtende macht op de hoogte van de beslissing van de kinderverzorger.
In geval van weigering, deelt de voorzitter de kinderverzorger die de volgende is in het klassement bedoeld in artikel 28, § 2, tweede tot vijfde leden van het decreet van 12 mei 2004 en die voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 25 mee dat hij voorlopig kan worden benoemd bij een inrichtende macht die een post heeft gekregen die niet reeds bekleed wordt door een in vast verband of in voorlopig verband benoemde kinderverzorger. De procedure bedoeld in de tweede tot vijfde leden is van toepassing. § 4. Voor wat dit artikel betreft, wordt de kinderverzorger op 1 september benoemd en geaffecteerd bij één van de schoolinrichtingen van zijn inrichtende macht die een post heeft gekregen, vóór elke benoeming tot kinderverzorger Geco/ »APE ». § 5. De in § 3 bedoelde voorlopige benoeming wordt definitief wanner de kinderverzorger dit heeft aangevraagd en een anciënniteit van 300 dagen heeft verworven bij de inrichtende macht waarin hij voorlopig wordt benoemd.
Voor de berekening van de 300 dagen, worden enkel in aanmerking genomen : de werkelijk gepresteerde diensten, met inbegrip van de jaarvakantie, de verlofdagen bepaald in de artikelen 5, 5bis en 7 van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, alsook de verloven met het oog op adoptie en pleegvoogdij en de moederschapsrust, respectievelijk bepaald in hoofdstuk II bis en in hoofdstuk XIII van hetzelfde koninklijk besluit van 15 januari 1974.
Zolang de kinderverzorger niet 300 dagen dienstanciënniteit heeft verworven in dienst van de inrichtende macht, blijft hij voorlopig in deze benoemd, behalve : - andersluidende aanvraag die in onderling overleg wordt ingediend; - bij zware tekortkoming; - beslissing van de bevoegde zonale commissie waarvoor de inrichtende macht of de kinderverzorger, die hun aanvraag respectievelijk met redenen omkleden, de zaak hebben gebracht; - verlies van de post van kinderverzorger door de inrichtende macht.
Wanneer een einde wordt gemaakt aan de voorlopige benoeming onder de voorwaarden van het vorige lid, wordt de kinderverzorger voorlopig benoemd op de volgende eerste september bij een andere inrichtende macht, die met inachtneming van de procedure bedoeld in artikel 7 een post heeft verkregen die niet reeds bekleed wordt door een in vast verband of in voorlopig verband benoemde kinderverzorger.
De voorzitter deelt de gegevens betreffende die inrichtende macht aan de kinderverzorger mee, en brengt daar eveneens die inrichtende macht op de hoogte van.
De nieuwe voorlopige benoeming geeft geen aanleiding tot een onderbreking. § 6. Onverminderd § 5, derde lid, indien, voor het schooljaar volgend op de voorlopige benoeming van de kinderverzorger bij een inrichtende macht : - ofwel de kinderverzorger niet de 300 dagen bedoeld in het eerste lid van paragraaf 5 heeft verworven; - ofwel de kinderverzorger geen aanvraag heeft ingediend om in vast verband te worden benoemd in de inrichtende macht waarin hij in voorlopig verband benoemd is; - ofwel de inrichtende macht waarin hij voorlopig benoemd is, geen post van kinderverzorger meer krijgt met inachtneming van de procedure bedoeld in artikel 7, en indien de inrichtende macht waarin de kinderverzorger de grootste anciënniteit vóór zijn benoeming heeft verworven, een post van kinderverzorger krijgt met inachtneming van de procedure bedoeld in artikel 7, kan hij verzoeken om in deze in vast verband te worden benoemd op 1 september van het betrokken jaar.
Art. 28.§ 1. Wanneer een betrekking vacant wordt ten gevolge van een definitieve ambtsneerlegging van een in vast verband benoemde kinderverzorger, geeft de inrichtende macht daar onmiddellijk kennis van aan de voorzitter van de zonale commissie voor personeelsbeheer waaronder haar inrichting ressorteert.
De benoeming wordt prioritair voorgesteld aan de kinderverzorger die aangeworven is als kinderverzorger Geco/ »APE » en die het best gerangschikt is in het klassement bedoeld in artikel 28, § 2, derde tot vijfde leden van het decreet van 12 mei 2004 en die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 25, volgens een door de Regering vast te stellen model.
De voorzitter brengt daar de inrichtende macht van de kinderverzorger bedoeld in het vorige lid op de hoogte van.
Van het voorstel tot benoeming wordt door de inrichtende macht aan de kinderverzorger kennis gegeven bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, dat uitwerking heeft met ingang van drie werkdagen na de datum van de verzending ervan.
De kinderverzorger beschikt over een termijn van 10 werkdagen om de inrichtende macht mee te delen of hij een benoeming in vast verband aanvaardt of weigert.
Wanneer de kinderverzorger de benoeming in vast verband aanvaardt, brengt de inrichtende macht daar de voorzitter op de hoogte van.
Wanneer een kinderverzorger kennis geeft van zijn weigering om in vast verband te worden benoemd of niet binnen de gestelde termijn reageert, brengt de inrichtende macht daar de voorzitter op de hoogte van.
Wanneer de benoeming wordt geweigerd, brengt de voorzitter de inrichtende macht van de kinderverzorger die onmiddellijk de volgende is in het klassement bedoeld in artikel 28, § 2, derde tot vijfde leden van het decreet van 12 mei 2004, en die voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 25, op de hoogte van de voorrang van deze voor de benoeming. In dat geval is de procedure bedoeld bij deze paragraaf van toepassing. § 2. Voor wat dit artikel betreft, wordt de kinderverzorger benoemd op de eerste dag van de maand die volgt op die gedurende welke hij kennis heeft gegeven van zijn aanvaarding overeenkomstig § 1 en geaffecteerd bij de inrichtende macht binnen de inrichting waar hij zijn ambt als kinderverzorger Geco/ »APE » vóór de benoeming uitoefende met inachtneming van het decreet van 12 mei 2004.
Als het gaat om een andere inrichtende macht dan die waarbij de in vast verband benoemde kinderverzorger zijn ambt definitief heeft neergelegd, dan wordt deze vervangen door een kinderverzorger Geco/ »APE » tot het einde van het lopende schooljaar.
Art. 29.De kinderverzorger met moederschapsrust die wordt verwijderd krachtens artikel 42, § 1, 3° van de arbeidswet van 16 maart 1971, die ziek is of arbeidsongeschikt is als gevolg van een arbeidsongeval, een ongeval van of naar het werk of een beroepsziekte, en die de voorwaarden bedoeld in artikel 15 vervult, kan in vast verband of in voorlopig verband worden benoemd.
Art. 30.De in vast verband benoemde kinderverzorgers leggen de eed af volgens door de Regering vast te leggen regels krachtens artikel 28, 5°, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.
Onderafdeling II. - Verandering van affectatie en mutatie
Art. 31.§ 1. De inrichtende macht kan, op aanvraag van de in vast verband benoemde kinderverzorger, een verandering van affectatie verlenen bij één van haar inrichtingen die een post heeft verkregen, voor zover deze niet reeds bekleed wordt door een in vast verband benoemde kinderverzorger.
De nadere regels voor de verandering van affectatie zijn, voor het overige, door de plaatselijke paritaire commissies vastgesteld.
De overgang van een inrichting naar een andere moet zonder onderbreking geschieden.
De verandering van affectatie heeft uitwerking met ingang van 1 september van het jaar waarin de toekenning van de posten bedoeld in artikel 7 van toepassing wordt, behalve als de verandering van affectatie het gevolg is van de definitieve ambtsneerlegging van een in vast verband benoemde kinderverzorger. § 2. Wanneer een in vast verband benoemde kinderverzorger een mutatie wenst te verkrijgen bij een andere inrichtende macht van de zone of van een andere zone, moet hij dit aanvragen bij aangetekend schrijven gericht aan deze, die zijn toestemming moet verlenen. Hij brengt daar de voorzitter(s) van de betrokken zone op de hoogte van.
De mutatie bedoeld in het eerste lid kan slechts geschieden in een inrichtende macht van een andere zone als een betrekking wordt gecreëerd binnen de betrokken zone krachtens de bepalingen bedoeld bij Titel II van dit decreet, en voor zover de inrichtende macht een post van kinderverzorger voor het volgende schooljaar geniet.
Die mutatie heeft uitwerking op de volgende eerste september. De inrichtende macht die de mutatie heeft aanvaard, moet de kinderverzorger op die datum in vast verband benoemen. De kinderverzorger moet op die datum ontslag nemen in de inrichtende macht die hij verlaat.
Die mutatie geeft geen aanleiding tot onderbreking.
De nadere regels voor de mutatie worden, voor het overige, vastgelegd door de plaatselijke paritaire commissie die opgericht is binnen de inrichtende macht die het personeelslid ontvangt.
Onderafdeling III. - Reaffectatie
Art. 32.Nadat de posten overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 7 toegekend zijn, en, wanneer de schoolinrichting waarbij de kinderverzorger in vast verband benoemd is, geen post meer verkrijgt, reaffecteert de inrichtende macht de kinderverzorger bij één van haar schoolinrichtingen van de zone die een post heeft verkregen die niet reeds bekleed wordt door een in vast verband of voorlopig verband benoemde kinderverzorger.
Die reaffectatie heeft uitwerking met ingang van 1 september van het jaar waarin de toekenning van de posten bedoeld in artikel 7 van toepassing wordt.
Art. 33.§ 1. Wanneer de inrichtende macht waarbij de kinderverzorger in vast verband benoemd is, geen post meer verkrijgt, wordt de kinderverzorger door de commissie voorlopig gereaffecteerd bij een inrichtende macht van de zone die met inachtneming van de procedure bedoeld in artikel 7 een post heeft verkregen die niet reeds bekleed wordt door een in vast verband of in voorlopig verband benoemde kinderverzorger. Wanneer geen consensus bij de vergadering van de commissie wordt bereikt of indien het vereiste quorum niet wordt bereikt, reaffecteert de voorzitter van de commissie de kinderverzorger.
De voorzitter van de commissie deelt de gegevens betreffende de inrichtende macht aan de kinderverzorger mee en brengt daar eveneens die inrichtende macht op de hoogte van.
Die reaffectatie geeft geen aanleiding tot een onderbreking.
Ze heeft uitwerking met ingang van 1 september van het jaar waarin de toekenning van posten bedoeld in artikel 7 van toepassing wordt. § 2. Die reaffectatie wordt definitief wanneer de kinderverzorger dit heeft aangevraagd en een anciënniteit van 300 dagen heeft verworven bij de inrichtende macht waarin hij voorlopig gereaffecteerd is.
Voor de berekening van de 300 dagen, worden enkel in aanmerking genomen, de werkelijk gepresteerde diensten, met inbegrip van de jaarvakantie, de verloven bepaald in de artikelen 5, 5bis en 7 van het koninklijk besluit van 15 januari 1974, alsook van de verloven met het oog op adoptie en pleegvoogdij en van de moederschapsrust die respectievelijk bepaald zijn in hoofdstuk II bis en in hoofdstuk XIII van hetzelfde koninklijk besluit van 15 januari 1974.
Zolang de kinderverzorger niet 300 dagen anciënniteit in dienst van de inrichtende macht heeft verworven, wordt de reaffectatie verlengd, behalve : - andersluidende aanvraag die in onderling overleg wordt ingediend; - bij zware tekortkoming; - beslissing van de bevoegde zonale commissie waarvoor de inrichtende macht of de kinderverzorger, die hun aanvraag respectievelijk met redenen omkleden, de zaak hebben gebracht; - verlies van de post van kinderverzorger door de inrichtende macht.
Wanneer een einde wordt gemaakt aan de voorlopige reaffectatie onder de voorwaarden van het vorige lid, wordt de kinderverzorger voorlopig gereaffecteerd op de volgende eerste september bij een andere inrichtende macht, overeenkomstig het eerste lid.
Die reaffectatie is echter definitief wanneer ze geschiedt bij een inrichtende macht waarbij de kinderverzorger de anciënniteit van 300 dagen bedoeld in het eerste lid vooraf heeft verworven. § 3. Onverminderd § 2, derde lid, indien, voor het schooljaar volgend op de voorlopige reaffectatie van de kinderverzorger bij een inrichtende macht : - ofwel de kinderverzorger niet de 300 dagen heeft verworven bedoeld in het eerste lid; - ofwel de kinderverzorger geen aanvraag heeft ingediend om definitief te worden gereaffecteerd in de inrichtende macht waarin hij voorlopig gereaffecteerd is; - ofwel de inrichtende macht waarin hij voorlopig gereaffecteerd is, geen post van kinderverzorger meer krijgt, en indien de inrichtende macht waarin de kinderverzorger vóór zijn benoeming in vast verband benoemd was, een post van kinderverzorger krijgt met inachtneming van de procedure bedoeld in artikel 7, kan hij verzoeken om in deze in vast verband te worden gereaffecteerd op 1 september van het betrokken jaar.
Onderafdeling IV. - Vervanging
Art. 34.Elke afwezigheid van de in vast verband of voorlopig verband benoemde kinderverzorger, of diens vervanger voor een periode van ten minste 10 werkdagen, geeft aanleiding tot een vervanging door een kinderverzorger. De kinderverzorger wordt vervangen door een kinderverzorger die wordt aangewezen met inachtneming van de regels vastgesteld in artikel 28, § 2, derde lid van het decreet van 12 mei 2004, indien de in vast verband benoemde kinderverzorger of diens vervanger moet worden vervangen voor een ononderbroken periode van ten minste 15 weken.
Die vervanging wordt geregeld bij de bepalingen van de voormelde wet van 3 juli 1978. Afdeling IV. - In het gesubsidieerd vrij onderwijs
Onderafdeling I. - Werving in vast verband en in voorlopig verband
Art. 35.Niemand kan door een inrichtende macht in vast verband of in voorlopig verband statutair worden geworven indien hij niet voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° Belg zijn of onderdaan van een andere lidstaat van de Europese gemeenschappen, behalve een door de Regering te verlenen vrijstelling;2° van onberispelijk gedrag zijn;3° de burgerlijke en politieke rechten genieten;4° aan de dienstplichtwetten voldaan hebben;5° de wets- en verordeningsbepalingen betreffende de taalregeling in acht nemen;6° houder zijn van één van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij artikel 10 van dit decreet;7° het best gerangschikt zijn overeenkomstig artikel 37 van dit decreet;8° geen ongunstig verslag hebben gekregen bedoeld bij artikel 32 van het voormelde decreet van 12 mei 2004, over een periode van ten minste 6 maanden, gedurende de twee jaren die aan de statutaire werving in voorlopig verband of in vast verband voorafgaan.
Art. 36.De kinderverzorgers Geco's/ »APE » (Aide à la Promotion de l'Emploi - tegemoetkoming ter bevordering van de tewerkstelling) worden in voorlopig verband of in vast verband statutair geworven, nadat de beslissingen betreffende de reaffectatie en, in voorkomend geval, de verandering van affectatie en de mutatie, zijn genomen.
Art. 37.§ 1. Wanneer één of meer betrekking(en) binnen een zone wordt(en) opgericht krachtens de bepalingen bedoeld in Titel II, wordt de statutaire werving bij voorrang voorgesteld aan het (de) personeelslid(leden) van de zone dat(die) het best gerangschikt is/zijn in het klassement bepaald in artikel 28, § 3, b, van het decreet van 12 mei 2004, volgens een door de Regering vast te stellen model. § 2. Wanneer het(de) personeelslid(den) dat (die) het best gerangschikt is (zijn) in het klassement bepaald in artikel 28, § 3, b) van het decreet van 12 mei 2004 een anciënniteit van ten minste 360 dagen heeft(hebben) verworven bij de inrichtende macht van de zone waarbij het (zij) zijn (hun) ambt in het vorige schooljaar uitoefende(n), die een post heeft gekregen die niet reeds door een in vast verband of voorlopig verband geworven kinderverzorger wordt bekleed, brengt daar de voorzitter die inrichtende macht op de hoogte van. Van het voorstel tot werving in vast verband wordt door de inrichtende macht aan de kinderverzorger kennis gegeven bij aangetekend schrijven, met ontvangstbewijs, dat uitwerking heeft met ingang van drie werkdagen na de datum van zijn verzending.
De kinderverzorger beschikt over een termijn van 10 werkdagen om de inrichtende macht mee te delen of hij een werving in vast verband aanvaardt of weigert.
Wanneer de kinderverzorger de werving in vast verband aanvaardt, brengt de inrichtende macht daar de voorzitter op de hoogte van.
Wanneer een kinderverzorger kennis geeft van zijn weigering om in vast verband te worden geworven of niet binnen de gestelde termijn reageert, brengt de inrichtende macht daar de voorzitter op de hoogte van.
Wanneer de werving in vast verband wordt geweigerd, brengt de voorzitter de inrichtende macht van de kinderverzorger die de volgende is in het klassement bedoeld in artikel 28, § 3, b), van het decreet van 12 mei 2004, en die voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 35, op de hoogte van de voorrang van deze voor de werving in vast verband. In dat geval is de procedure bedoeld in deze paragraaf van toepassing. § 3. Wanneer de kinderverzorger die het best gerangschikt is in het klassement bedoeld in artikel 28, § 3, b) van het decreet van 12 mei 2004 en die voldoet aan de in artikel 35 bepaalde voorwaarden geen werving in vast verband kan krijgen bij de inrichtende macht waarin hij de overeenkomstig § 2 vereiste anciënniteit heeft verworven, deelt de voorzitter die kinderverzorger mee dat hij in voorlopig verband statutair kan worden geworven bij : - die inrichtende macht, als hij een post heeft gekregen die niet reeds bekleed wordt door een in vast verband of voorlopig verband geworven kinderverzorger; - bij ontstentenis daarvan, bij een andere inrichtende macht van de zone die een post heeft gekregen die niet reeds bekleed wordt door een in vast of voorlopig verband geworven kinderverzorger.
De voorzitter deelt de gegevens betreffende die inrichtende macht aan de kinderverzorger mee en brengt daar de inrichtende macht op de hoogte van.
De kinderverzorger beschikt over een termijn van 10 werkdagen om de voorzitter te laten weten of hij een statutaire werving in voorlopig verband aanvaardt of weigert. Als de kinderverzorger niet binnen de gestelde termijn reageert, wordt hij geacht de statutaire werving in vast verband te weigeren. De voorzitter brengt de betrokken inrichtende macht op de hoogte van de beslissing van de kinderverzorger.
In geval van weigering, deelt de voorzitter de kinderverzorger die de volgende is in het klassement bedoeld in artikel 28, § 3, b) van het decreet van 12 mei 2004 en die voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 35 mee dat hij in voorlopig verband kan worden geworven bij een inrichtende macht die een post heeft gekregen die niet reeds bekleed wordt door een in vast verband of in voorlopig verband geworven kinderverzorger. De procedure bedoeld in de tweede tot vijfde leden is van toepassing. § 4. Voor wat dit artikel betreft, wordt de kinderverzorger op 1 september geworven en geaffecteerd bij één van de schoolinrichtingen van zijn inrichtende macht die een post heeft gekregen, vóór elke aanwijzing als kinderverzorger Geco/ »APE ». § 5. De in § 3 bedoelde statutaire werving wordt definitief wanneer de kinderverzorger dit heeft aangevraagd en een anciënniteit van 360 dagen heeft verworven bij de inrichtende macht waarin hij voorlopig wordt benoemd.
Voor de berekening van de 360 dagen, worden enkel in aanmerking genomen : de werkelijk gepresteerde diensten, met inbegrip van de jaarvakantie, de verlofdagen bepaald in de artikelen 5, 5bis en 7 van het koninklijk besluit van 15 januari 1974, alsook van de verloven met het oog op adoptie en pleegvoogdij en de moederschapsrust, respectievelijk bepaald in hoofdstuk IIbis en in hoofdstuk XIII van hetzelfde koninklijk besluit van 15 januari 1974.
Zolang de kinderverzorger niet 360 dagen dienstanciënniteit heeft verworven in dienst van de inrichtende macht, blijft zijn statutaire werving in deze voorlopig, behalve : - andersluidende aanvraag die in onderling overleg wordt ingediend; - bij zware tekortkoming; - beslissing van de bevoegde zonale affectatiecommissie waarvoor de inrichtende macht of de kinderverzorger, die hun aanvraag respectievelijk met redenen omkleden, de zaak hebben gebracht; - verlies van de post van kinderverzorger door de inrichtende macht.
Wanneer een einde wordt gemaakt aan de statutaire werving in voorlopig verband onder de voorwaarden van het vorige lid, geniet de kinderverzorger een statutaire werving in voorlopig verband op de volgende eerste september bij een andere inrichtende macht, die een post heeft verkregen die niet reeds bekleed wordt door een in vast verband geworven kinderverzorger.
De voorzitter deelt de gegevens betreffende die inrichtende macht aan de kinderverzorger mee, en brengt daar eveneens die inrichtende macht op de hoogte van.
De nieuwe statutaire werving in voorlopig verband geeft geen aanleiding tot een onderbreking. § 6. Onverminderd § 5, derde lid, indien, voor het schooljaar volgend op de statutaire werving in voorlopig verband van de kinderverzorger bij een inrichtende macht : - ofwel de kinderverzorger niet de 360 dagen heeft verworven bedoeld in het eerste lid van paragraaf 5; - ofwel de kinderverzorger geen aanvraag heeft ingediend om in vast verband te worden geworven in de inrichtende macht waarin hij in voorlopig verband statutair geworven is; - ofwel de inrichtende macht waarin hij in voorlopig verband statutair geworven is, geen post van kinderverzorger meer krijgt met inachtneming van de procedure bedoeld in artikel 7, en indien de inrichtende macht waarin de kinderverzorger de grootste anciënniteit vóór zijn statutaire werving heeft verworven, een post van kinderverzorger krijgt met inachtneming van de procedure bedoeld in artikel 7, kan hij verzoeken om in deze in vast verband te worden benoemd op 1 september van het betrokken jaar.
Art. 38.§ 1. Wanneer een betrekking vacant wordt ten gevolge van een definitieve ambtsneerlegging van een in vast verband geworven kinderverzorger, geeft de inrichtende macht daar onmiddellijk kennis van aan de voorzitter van de centrale commissie voor personeelsbeheer waaronder haar inrichting ressorteert.
De werving in vast verband wordt prioritair voorgesteld aan de kinderverzorger die het best gerangschikt is in het klassement bedoeld in artikel 28, § 3, b) van het decreet van 12 mei 2004 en die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 35, volgens een door de Regering vast te stellen model.
De voorzitter brengt daar de inrichtende macht van de kinderverzorger bedoeld in het vorige lid op de hoogte van.
Van het voorstel tot werving in vast verband wordt door de inrichtende macht aan de kinderverzorger kennis gegeven bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, dat uitwerking heeft met ingang van drie werkdagen na de datum van de verzending ervan.
De kinderverzorger beschikt over een termijn van 10 werkdagen om de inrichtende macht mee te delen of hij een werving in vast verband aanvaardt of weigert.
Wanneer de kinderverzorger de werving in vast verband aanvaardt, brengt de inrichtende macht daar de voorzitter op de hoogte van.
Wanneer een kinderverzorger kennis geeft van zijn weigering om in vast verband te worden geworven of niet binnen de gestelde termijn reageert, brengt de inrichtende macht daar de voorzitter op de hoogte van.
Wanneer de werving in vast verband wordt geweigerd, brengt de voorzitter de inrichtende macht van de kinderverzorger die onmiddellijk de volgende is in het klassement bedoeld in artikel 28, § 3, b) van het decreet van 12 mei 2004, en die voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 35, op de hoogte van de voorrang van deze voor de werving in vast verband. In dat geval is de procedure bedoeld bij de derde tot zesde leden van toepassing. § 2. De kinderverzorger wordt in vast verband geworven op de eerste dag van de maand die volgt op die gedurende welke hij kennis heeft gegeven van zijn aanvaarding overeenkomstig de bepalingen van § 1 en geaffecteerd bij de inrichtende macht binnen de inrichting waar hij zijn ambt als kinderverzorger Geco/ »APE » vóór de werving in vast verband uitoefende met inachtneming van het decreet van 12 mei 2004.
Als het gaat om een andere inrichtende macht dan die waarbij de in vast verband geworven kinderverzorger zijn ambt definitief heeft neergelegd, dan wordt deze vervangen door een kinderverzorger Geco/ »APE » tot het einde van het lopende schooljaar.
Art. 39.De kinderverzorger met moederschapsrust, die wordt verwijderd krachtens artikel 42, § 1, 3° van de arbeidswet van 16 maart 1971, die ziek of arbeidsongeschikt is als gevolg van een arbeidsongeval, een ongeval van of naar het werk of een beroepsziekte, en die de voorwaarden bedoeld in artikel 35 vervult, kan in vast verband of in voorlopig verband worden geworven.
Art. 40.De in vast verband geworven kinderverzorgers leggen de eed af volgens door de Regering vast te leggen regels krachtens artikel 28, 5°, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.
Onderafdeling II. - Verandering van affectatie en mutatie
Art. 41.§ 1. De inrichtende macht kan, op aanvraag van de in vast verband geworven kinderverzorger, een verandering van affectatie verlenen bij één van haar inrichtingen die een post heeft verkregen, voor zover deze niet reeds bekleed wordt door een in vast verband geworven kinderverzorger.
De overgang van een inrichting naar een andere moet zonder onderbreking geschieden.
De verandering van affectatie heeft uitwerking met ingang van 1 september van het jaar waarin de toekenning van de posten bedoeld in artikel 7 van toepassing wordt. § 2. Wanneer een in vast verband geworven kinderverzorger een mutatie wenst te verkrijgen bij een andere inrichtende macht van de zone of van een andere zone, moet hij dit aanvragen bij aangetekend schrijven gericht aan deze, die zijn toestemming moet verlenen. Hij brengt daar de voorzitter(s) van de betrokken zone op de hoogte van.
De mutatie bedoeld in het eerste lid kan slechts geschieden in een inrichtende macht van een andere zone als een betrekking wordt gecreëerd binnen de betrokken zone krachtens de bepalingen bedoeld bij Titel II van dit decreet, en voor zover de inrichtende macht een post van kinderverzorger voor het volgende schooljaar geniet.
Die mutatie heeft uitwerking op de volgende eerste september. De inrichtende macht die de mutatie heeft aanvaard, moet de kinderverzorger op die datum in vast verband werven. De kinderverzorger moet op die datum ontslag nemen in de inrichtende macht die hij verlaat.
Die mutatie geeft geen aanleiding tot onderbreking.
Onderafdeling III. - Reaffectatie
Art. 42.Nadat de posten overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 7 toegekend zijn, en, wanneer de schoolinrichting waarbij de kinderverzorger in vast verband benoemd is, geen post meer verkrijgt, reaffecteert de inrichtende macht de kinderverzorger bij één van haar schoolinrichtingen van de zone die een post heeft verkregen die niet reeds bekleed wordt door een in vast verband of voorlopig verband geworven kinderverzorger.
Die reaffectatie heeft uitwerking met ingang van 1 september van het jaar waarin de toekenning van de posten bedoeld in artikel 7 van toepassing wordt.
Art. 43.§ 1. Wanneer de inrichtende macht waarbij de kinderverzorger in vast verband geworven is, geen post meer verkrijgt, wordt de kinderverzorger door de commissie voorlopig gereaffecteerd bij een inrichtende macht van de zone die een post heeft verkregen die niet reeds bekleed wordt door een in vast verband of in voorlopig verband geworven kinderverzorger. Wanneer geen consensus bij de vergadering van de commissie wordt bereikt of indien het vereiste quorum niet wordt bereikt, reaffecteert de voorzitter van de commissie de kinderverzorger.
De voorzitter van de commissie deelt de gegevens betreffende de inrichtende macht aan de kinderverzorger mee en brengt daar eveneens die inrichtende macht op de hoogte van.
Die reaffectatie geeft geen aanleiding tot een onderbreking.
Ze heeft uitwerking met ingang van 1 september van het jaar waarin de toekenning van posten bedoeld in artikel 7 van toepassing wordt. § 2. Die reaffectatie wordt definitief wanneer de kinderverzorger dit heeft aangevraagd en een anciënniteit van 360 dagen heeft verworven bij de inrichtende macht waarin hij voorlopig gereaffecteerd is.
Voor de berekening van de 360 dagen, worden enkel in aanmerking genomen, de werkelijk gepresteerde diensten, met inbegrip van de jaarvakantie, de verloven bepaald in de artikelen 5, 5bis en 7 van het koninklijk besluit van 15 januari 1974, alsook van de verloven met het oog op adoptie en pleegvoogdij en van de moederschapsrust die respectievelijk bepaald zijn in hoofdstuk IIbis en in hoofdstuk XIII van hetzelfde koninklijk besluit van 15 januari 1974.
Zolang de kinderverzorger niet 360 dagen anciënniteit in dienst van de inrichtende macht heeft verworven, wordt de reaffectatie verlengd, behalve : - andersluidende aanvraag die in onderling overleg wordt ingediend; - bij zware tekortkoming; - beslissing van de bevoegde zonale commissie waarvoor de inrichtende macht of de kinderverzorger, die hun aanvraag respectievelijk met redenen omkleden, de zaak hebben gebracht; - verlies van de post van kinderverzorger door de inrichtende macht.
Wanneer een einde wordt gemaakt aan de voorlopige reaffectatie onder de voorwaarden van het vorige lid, wordt de kinderverzorger voorlopig gereaffecteerd op de volgende eerste september bij een andere inrichtende macht, overeenkomstig § 1.
Die reaffectatie is echter definitief wanneer ze geschiedt bij een inrichtende macht waarbij de kinderverzorger de anciënniteit van 360 dagen bedoeld in het eerste lid vooraf heeft verworven. § 3. Onverminderd § 2, derde lid, indien, voor het schooljaar volgend op de voorlopige reaffectatie van de kinderverzorger bij een inrichtende macht : - ofwel de kinderverzorger niet de 360 dagen heeft verworven bedoeld in het eerste lid; - ofwel de kinderverzorger geen aanvraag heeft ingediend om definitief te worden gereaffecteerd in de inrichtende macht waarin hij voorlopig gereaffecteerd is; - ofwel de inrichtende macht waarin hij voorlopig gereaffecteerd is, geen post van kinderverzorger meer krijgt, en indien de inrichtende macht waarin de kinderverzorger vóór zijn voorlopige reaffectatie in vast verband geworven was, een post van kinderverzorger krijgt met inachtneming van de procedure bedoeld in artikel 7, kan hij verzoeken om in deze in vast verband te worden gereaffecteerd op 1 september van het betrokken jaar.
Onderafdeling IV. - Vervanging
Art. 44.Elke afwezigheid van de in vast verband of voorlopig verband geworven kinderverzorger, of diens vervanger voor een periode van ten minste 10 werkdagen, geeft aanleiding tot een vervanging door een kinderverzorger. De kinderverzorger wordt vervangen door een kinderverzorger die wordt aangewezen met inachtneming van de regels vastgesteld in artikel 28, § 3, b) van het decreet van 12 mei 2004, indien de in vast verband benoemde kinderverzorger of diens vervanger moet worden vervangen voor een ononderbroken periode van ten minste 15 weken.
Die vervanging wordt geregeld bij de bepalingen van de voormelde wet van 3 juli 1978. HOOFDSTUK IV. - Lesrooster van de kinderverzorgers
Art. 45.De kinderverzorgers zorgen voor 36 lestijden van 50 minuten per week, dit is 1800 minuten.
Die lestijden omvatten : - hoogstens 1.400 minuten, ter aanvulling van de lestijden van de kleuteronderwijzers gedurende de 28 lestijden; - 300 minuten met de leerlingen, buiten die lestijden, voor het onthaal, de animatie en het toezicht op de kinderen alsook de hulpverlening bij de maaltijden; - 100 minuten, buiten de aanwezigheid van de leerlingen, voor het overleg met de onderwijzers, de ouders en het psycho-medisch-sociaal centrum. HOOFDSTUK V. - Beoordeling
Art. 46.De artikelen 66 tot 75 van het voormelde koninklijk besluit van 22 maart 1969 zijn van toepassing op de in vast verband benoemde kinderverzorgers die hun ambt uitoefenen in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs. HOOFDSTUK VI. - Personeelsleden die het slachtoffer van gewelddaden zijn Afdeling I. - Algemene bepaling
Art. 47.§ 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk dient te worden verstaan onder gewelddaad, elke aanranding van de lichamelijke en/of psychische integriteit begaan met een boosaardige bedoeling, elke agressie van raciale, godsdienstige of seksistische aard tegen een kinderverzorger alsook elke beschadiging van de goederen van deze ofwel door een leerling, ofwel door een derde op aansporing van of met de medeplichtigheid van deze, ofwel door een lid van het gezin van de leerling of elke persoon die in hetzelfde huis woont, in het kader van de dienst van de kinderverzorger of in rechtstreeks verband hiermee, ofwel door elke persoon die niet behoort tot het personeel van de inrichting, voor zover het slachtoffer aantoont dat de gewelddaad in rechtsreeks verband met de dienst staat; § 2. Onder kinderverzorger die het slachtoffer is (geweest) van een gewelddaad wordt verstaan, de in vast verband of voorlopig verband geworven kinderverzorger die erkend wordt als slachtoffer van een arbeidsongeval voortvloeiend uit de daad bepaald in het eerste lid door de dienst van de Regering bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 24 januari 1969 betreffende de schadevergoeding ten gunste van personeelsleden van de overheidssector, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk.
Deze bepalingen zijn alleen van toepassing voor zover het slachtoffer een klacht heeft ingediend bij de gerechtelijke overheid.
Wanneer de gewelddaad is gepleegd buiten de inrichting, dan wordt de aanvraag om voorrang alleen in aanmerking genomen voor zover de pleger van de gewelddaad kan worden geïdentificeerd. Afdeling II. - Franse Gemeenschap
Art. 48.§ 1. Indien de kinderverzorger niet tijdelijk ongeschikt werd verklaard door de administratieve gezondheidsdienst, en, behoudens bij behoorlijk met redenen omklede overmacht, dient hij zijn aanvraag om het voordeel van de bepaling van artikel 49 te kunnen genieten, in bij een ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs binnen een termijn van één maand te rekenen vanaf de dag waarop de feiten zich hebben voorgedaan, bij de Algemene Directie Leerplichtonderwijs, die nagaat of aan de voorwaarden van dit hoofdstuk is voldaan.
Binnen dezelfde termijn zendt hij eveneens bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs een afschrift van die aanvraag aan zijn inrichtingshoofd over.
Ingeval de kinderverzorger tijdelijk ongeschikt werd verklaard door de administratieve gezondheidsdienst, dient hij zijn aanvraag bedoeld in het eerste lid in binnen een termijn van één maand vanaf de dag waarop hij zijn ambt weer uitoefent.
Bij de aanvraag worden gevoegd, een afschrift van de klacht bedoeld in artikel 47 alsook een afschrift van de erkenning van het arbeidsongeval door de dienst van de Regering bedoeld in artikel 6 van het voormelde koninklijk besluit van 24 januari 1969 betreffende de schadevergoeding ten gunste van personeelsleden van de overheidssector, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk. § 2. Binnen de acht werkdagen die volgen op de ontvangst van de aanvraag bedoeld in § 1, brengt de Algemene Directie Leerplichtonderwijs de Regering een advies uit. Er wordt een afschrift van dat advies meegedeeld aan het inrichtingshoofd alsook aan het betrokken personeelslid.
De beslissing tot toekenning van het voordeel van de regeling bepaald in dit hoofdstuk, wordt door de Regering genomen binnen de acht werkdagen. Er wordt daarvan onmiddellijk kennisgegeven aan het inrichtingshoofd alsook aan de betrokken kinderverzorger.
Art. 49.De kinderverzorger kan een gelegenheidsverandering van affectatie aanvragen naar een andere inrichting van dezelfde zone of van een andere zone, voor zover hij voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 48.
Die inrichting moet voor het lopende schooljaar kunnen beschikken over een post van kinderverzorger toegekend met inachtneming van artikel 7.
De in artikel 48 bedoelde aanvraag vermeldt in welke affectatiezone(s) de kinderverzorger vraagt om de gelegenheidsverandering van affectatie te kunnen genieten alsook de inrichting(en) waarin hij wenst te worden geaffecteerd.
De aanvraag kan op elk ogenblik van het jaar worden ingediend; een afschrift van die aanvraag wordt gelijktijdig aan de voorzitter van de betrokken zonale affectatiecommissie, en, in voorkomend geval, aan de voorzitter van de interzonale affectatiecommissie overgezonden.
De betrokken zonale affectatiecommissie, en, in voorkomend geval, de interzonale affectatiecommissie, stelt de Regering de gelegenheidsveranderingen van affectatie voor die ze als het meest gepast beschouwt.
De Regering kent de kinderverzorger die het slachtoffer is (geweest) van gewelddaden een gelegenheidsverandering van affectatie toe in een betrekking bekleed door een kinderverzorger Geco/ »APE » van de betrokken zone.
In dat geval moet de kinderverzorger Geco/ »APE » die in die post geworven is, omwisselen, als hij binnen dezelfde zone aangesteld is.
Het vorige lid geldt alleen voor de gelegenheidsveranderingen van affectatie die vóór 15 mei van het lopende schooljaar plaatsvinden.
De Regering zendt de voorzitter van de betrokken zonale affectatiecommissie een afschrift van de gelegenheidsveranderingen van affectatie over.
Indien de in vast verband benoemde kinderverzorger een gelegenheidsverandering van affectatie verkrijgt in een inrichting die ressorteert onder een andere zone dan die van de inrichting waar hij het slachtoffer is geweest van de gewelddaad, zendt de Regering eveneens een afschrift van de akte van gelegenheidsverandering van affectatie aan de voorzitter van de interzonale affectatiecommissie over.
In afwijking van artikel 22, kan de in vast verband benoemde kinderverzorger die het slachtoffer is geweest van een gewelddaad, na 31 januari van het schooljaar waarin hij het slachtoffer van een gewelddaad is geweest, een aanvraag om verandering van affectatie indienen voor het volgende schooljaar of de reeds gedane keuze van inrichtingen wijzigen op voorwaarde dat de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk bedoeld in het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk heeft erkend dat hij niet in staat is zijn ambt opnieuw uit te oefenen in de inrichting waarin hij het slachtoffer is geweest van een gewelddaad. Die aanvraag wordt niettemin pas in aanmerking genomen als ze vóór 15 mei aan de voorzitter van de betrokken zonale of interzonale affectatiecommissie wordt gezonden. Afdeling III. - Gesubsidieerd officieel
Art. 50.§ 1. Indien de kinderverzorger niet tijdelijk ongeschikt werd verklaard door de administratieve gezondheidsdienst, en, behoudens bij behoorlijk met redenen omklede overmacht, dient hij zijn aanvraag om voorrang in bij een aangetekend schrijven met ontvangstbewijs binnen een termijn van één maand te rekenen vanaf de dag waarop de feiten zich hebben voorgedaan, bij de Algemene Directie Leerplichtonderwijs.
Binnen dezelfde termijn zendt hij eveneens bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs een afschrift van die aanvraag aan zijn inrichtende macht over. De Algemene Directie Leerplichtonderwijs kijkt na of de voorwaarden voor de toepassing van dit decreet vervuld zijn, en wint elke aanvullende informatie in die zij als nuttig acht.
Ingeval de kinderverzorger tijdelijk ongeschikt werd verklaard door de administratieve gezondheidsdienst, dient hij de aanvraag bedoeld in het vorige lid in bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs binnen een termijn van één maand vanaf de dag waarop hij zijn ambt weer uitoefent, bij de Algemene Directie Leerplichtonderwijs. Binnen dezelfde termijn, zendt het eveneens bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs een afschrift van die aanvraag aan zijn inrichtende macht over. De Algemene Directie Leerplichtonderwijs kijkt na, naar gelang van het geval, of de voorwaarden voor de toepassing van dit decreet vervuld zijn, en wint elke aanvullende informatie in die zij als nuttig acht.
Bij de aanvraag worden gevoegd, een afschrift van de klacht bedoeld in artikel 47 alsook een afschrift van de erkenning van het arbeidsongeval door de dienst van de Regering bedoeld in artikel 6 van het voormelde koninklijk besluit van 24 januari 1969 betreffende de schadevergoeding ten gunste van personeelsleden van de overheidssector, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk. § 2. Binnen de acht werkdagen die volgen op de ontvangst van de aanvraag bedoeld in § 1, brengt de Algemene Directie Leerplichtonderwijs de Regering een advies uit. Er wordt een afschrift van dat advies meegedeeld aan de inrichtende macht alsook aan de betrokken kinderverzorger.
De beslissing tot toekenning van het voordeel van de regeling bepaald in dit hoofdstuk, wordt door de Regering genomen binnen de acht werkdagen. Er wordt daarvan onmiddellijk kennisgegeven aan de inrichtende macht alsook aan de betrokken kinderverzorger.
Art. 51.§ 1. Onder de in dit hoofdstuk bedoelde voorwaarden, kan de in vast verband benoemde kinderverzorger een verandering van affectatie aanvragen naar een andere inrichting die onder dezelfde inrichtende macht ressorteert.
De in artikel 50, § 1 bedoelde aanvraag vermeldt in welke inrichting(en) de kinderverzorger vraagt om de gelegenheidsverandering van affectatie te kunnen genieten.
Die gewenste inrichting moet kunnen beschikken over een post van kinderverzorger toegekend met inachtneming van artikel 7 van dit decreet.
De aanvraag kan op elk ogenblik van het jaar worden ingediend; een afschrift van die aanvraag wordt gelijktijdig aan de voorzitter van de betrokken zonale commissie voor personeelsbeheer, en, in voorkomend geval, aan de voorzitter van de interzonale affectatiecommissie overgezonden.
De Regering kent de kinderverzorger die het slachtoffer is (geweest) van een gewelddaad een gelegenheidsverandering van affectatie toe in een betrekking bekleed door een kinderverzorger Geco/ »APE » in één van haar inrichtingen.
In dat geval moet de kinderverzorger Geco/ »APE » die in die post tewerkgesteld is, omwisselen.
Het vorige lid geldt alleen voor de gelegenheidsveranderingen van affectatie die vóór 15 mei van het lopende schooljaar plaatsvinden. § 2. Als de zonale commissie voor personeelsbeheer of, in voorkomend geval, de centrale commissie voor personeelsbeheer de in vast verband benoemde kinderverzorger geen gelegenheidsverandering van affectatie heeft kunnen bieden overeenkomstig § 1, kent ze aan de kinderverzorger die dit aanvraagt die gelegenheidsverandering van affectatie toe in een betrekking van kinderverzorger die bekleed wordt door een kinderverzorger Geco/ »APE » en die onder een andere inrichtende macht ressorteert.
Het vorige lid geldt alleen voor de gelegenheidsveranderingen van affectatie die voor 15 mei van het lopende schooljaar geschieden. § 3. In het schooljaar dat volgt op het jaar waarin de kinderverzorger het slachtoffer is geweest van een gewelddaad, kent de inrichtende macht hem een verandering van affectatie toe bij voorrang op elke verandering van affectatie, op elke aanstelling en op elke vaste benoeming van een ander personeelslid, in elke vacante betrekking van hetzelfde ambt, op voorwaarde dat de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk bedoeld in het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk heeft erkend dat hij niet in staat is zijn ambt(en) opnieuw uit te oefenen in de inrichting waarin hij het slachtoffer is geweest van een gewelddaad. Afdeling IV. - Gesubsidieerd vrij
Art. 52.§ 1. Indien de kinderverzorger niet tijdelijk ongeschikt werd verklaard door de administratieve gezondheidsdienst, en, behoudens bij behoorlijk met redenen omklede overmacht, dient hij zijn aanvraag om voorrang in bij een aangetekend schrijven met ontvangstbewijs binnen een termijn van één maand te rekenen vanaf de dag waarop de feiten zich hebben voorgedaan, bij de Algemene Directie Leerplichtonderwijs.
Binnen dezelfde termijn zendt hij eveneens bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs een afschrift van die aanvraag aan zijn inrichtende macht over. De Algemene Directie Leerplichtonderwijs kijkt na of de voorwaarden voor de toepassing van dit decreet vervuld zijn, en wint elke aanvullende informatie in die zij als nuttig acht.
Ingeval de kinderverzorger tijdelijk ongeschikt werd verklaard door de administratieve gezondheidsdienst, dient hij de aanvraag bedoeld in het vorige lid in bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs binnen een termijn van één maand vanaf de dag waarop hij zijn ambt weer uitoefent, bij de Algemene Directie Leerplichtonderwijs. Binnen dezelfde termijn, zendt hij eveneens bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs een afschrift van die aanvraag aan zijn inrichtende macht over. De Algemene Directie Leerplichtonderwijs kijkt na, naar gelang van het geval, of de voorwaarden voor de toepassing van dit hoofdstuk vervuld zijn, en wint elke aanvullende informatie in die zij als nuttig acht.
Bij de aanvraag worden gevoegd, een afschrift van de klacht bedoeld in artikel 47 alsook een afschrift van de erkenning van het arbeidsongeval door de dienst van de Regering bedoeld in artikel 6 van het voormelde koninklijk besluit van 24 januari 1969 betreffende de schadevergoeding ten gunste van personeelsleden van de overheidssector, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk.
De inrichtende macht zendt een afschrift van de aanvraag aan de betrokken voorzitter van de zonale commissie voor personeelsbeheer, of, in voorkomend geval, van de centrale commissie voor personeelsbeheer, over. § 2. Binnen de acht werkdagen die volgen op de ontvangst van de aanvraag bedoeld in § 1, brengt de Algemene Directie Leerplichtonderwijs de Regering een advies uit. Er wordt een afschrift van dat advies meegedeeld aan de inrichtende macht alsook aan de betrokken kinderverzorger.
De beslissing tot toekenning van de voorrang bepaald in dit artikel, wordt door de Regering of haar afgevaardigde genomen binnen de acht werkdagen. Er wordt daarvan onmiddellijk kennisgegeven aan de inrichtende macht alsook aan de betrokken kinderverzorger. § 3. Onder de in dit hoofdstuk bedoelde voorwaarden, kan de in vast verband benoemde kinderverzorger een verandering van affectatie aanvragen naar een andere inrichting die onder dezelfde inrichtende macht ressorteert.
De in artikel 50, § 1 bedoelde aanvraag vermeldt in welke inrichting(en) de kinderverzorger vraagt om de gelegenheidsverandering van affectatie te kunnen genieten.
Die gewenste inrichting moet kunnen beschikken over een post van kinderverzorger toegekend met inachtneming van artikel 7 van dit decreet.
De aanvraag kan op elk ogenblik van het jaar worden ingediend; een afschrift van die aanvraag wordt gelijktijdig aan de voorzitter van de betrokken zonale commissie(s) voor personeelsbeheer, en, in voorkomend geval, aan de voorzitter van de centrale commissie voor personeelsbeheer overgezonden.
De inrichtende macht kent de kinderverzorger die het slachtoffer is (geweest) van een gewelddaad een gelegenheidsverandering van affectatie toe in een betrekking bekleed door een kinderverzorger Geco/ »APE » in één van haar inrichtingen.
In dat geval moet de kinderverzorger Geco/ »APE » die in die post tewerkgesteld is, omwisselen.
De vorige leden gelden alleen voor de gelegenheidsveranderingen van affectatie die vóór 15 mei van het lopende schooljaar plaatsvinden. § 4. Als de zonale commissie voor personeelsbeheer of, in voorkomend geval, de centrale commissie voor personeelsbeheer de in vast verband benoemde kinderverzorger geen gelegenheidsverandering van affectatie heeft kunnen bieden overeenkomstig § 3, kent ze aan de kinderverzorger die dit aanvraagt die gelegenheidsverandering van affectatie toe in een betrekking van kinderverzorger die bekleed wordt door een kinderverzorger Geco/ »APE » en die onder een andere inrichtende macht ressorteert.
Het vorige lid geldt alleen voor de gelegenheidsveranderingen van affectatie die voor 15 mei van het lopende schooljaar geschieden. HOOFDSTUK VII. - Administratieve standen Afdeling I. - Algemene bepalingen
Art. 53.Artikel 158 van het voormelde koninklijk besluit van 22 maart 1969 is toepasselijk op de in vast verband benoemde kinderverzorgers die hun ambt in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs uitoefenen.
Artikel 53 van het voormelde decreet van 6 juni 1994 is toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband benoemde kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd officieel onderwijs uitoefenen.
Artikel 65 van het voormelde decreet van 1 februari 1993 is toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband geworven kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd vrij onderwijs uitoefenen. Afdeling II. - Dienstactiviteit
Art. 54.De artikelen 159 en 160 van het voormelde koninklijk besluit van 22 maart 1969 zijn toepasselijk op de in vast verband benoemde kinderverzorgers die hun ambt in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs uitoefenen.
Art. 55.De artikelen 54 tot 55 van het voormelde decreet van 6 juni 1994 zijn toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband benoemde kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd officieel onderwijs uitoefenen.
Art. 56.De artikelen 66 tot 67 van het voormelde decreet van 1 februari 1993 zijn toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband geworven kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd vrij onderwijs uitoefenen. Afdeling III. - Non-activiteit
Art. 57.De artikelen 161 en 163 van het voormelde koninklijk besluit van 22 maart 1969 zijn toepasselijk op de in vast verband benoemde kinderverzorgers die hun ambt in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs uitoefenen.
Art. 58.Artikel 56 van het voormelde decreet van 6 juni 1994 is toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband benoemde kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd officieel onderwijs uitoefenen.
Art. 59.Artikel 68 van het voormelde decreet van 1 februari 1993 is toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband geworven kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd vrij onderwijs uitoefenen. Afdeling IV. - Terbeschikkingstelling
Art. 60.De artikelen 164 tot 166 van het voormelde koninklijk besluit van 22 maart 1969, met uitzondering van letter a) van artikel 164, zijn toepasselijk op de in vast verband benoemde kinderverzorgers die hun ambt in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs uitoefenen.
Art. 61.Artikel 57 van het voormelde decreet van 6 juni 1994 is toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband benoemde kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd officieel onderwijs uitoefenen.
Art. 62.Artikel 69 van het voormelde decreet van 1 februari 1993 is toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband geworven kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd vrij onderwijs uitoefenen. Afdeling V. - Terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van
betrekking in het belang van de dienst en in het belang van het onderwijs
Art. 63.Artikel 167quater van het voormelde koninklijk besluit van 22 maart 1969 is toepasselijk op de in vast verband benoemde kinderverzorgers die hun ambt in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs uitoefenen.
Art. 64.De artikelen 81 tot 83 van het voormelde decreet van 6 juni 1994 is toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband benoemde kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd officieel onderwijs uitoefenen.
Art. 65.Artikel 70 van het voormelde decreet van 1 februari 1993 is toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband geworven kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd vrij onderwijs uitoefenen. HOOFDSTUK VIII. - Tuchtregeling
Art. 66.De artikelen 122 tot 134 van het voormelde koninklijk besluit van 22 maart 1969 zijn toepasselijk op de in vast verband benoemde kinderverzorgers die hun ambt in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs uitoefenen.
Art. 67.De artikelen 64 tot 74 van het voormelde decreet van 6 juni 1994 zijn toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband benoemde kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd officieel onderwijs uitoefenen.
Art. 68.De artikelen 73 tot 79 van het voormelde decreet van 1 februari 1993 zijn toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband geworven kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd vrij onderwijs uitoefenen. HOOFDSTUK IX. - Raden van beroep
Art. 69.De artikelen 136 tot 157 van het voormelde koninklijk besluit van 22 maart 1969 zijn toepasselijk op de in vast verband benoemde kinderverzorgers die hun ambt in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs uitoefenen.
Art. 70.De artikelen 75 tot 80 van het voormelde decreet van 6 juni 1994 is toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband benoemde kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd officieel onderwijs uitoefenen.
Art. 71.De artikelen 80 tot 86 van het voormelde decreet van 1 februari 1993 zijn toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband geworven kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd vrij onderwijs uitoefenen. HOOFDSTUK X. - Preventieve schorsing : administratieve maatregel
Art. 72.De artikelen 157bis tot 157 quinquies van het voormelde koninklijk besluit van 22 maart 1969 zijn toepasselijk op de in vast verband benoemde kinderverzorgers die hun ambt in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs uitoefenen.
Art. 73.De artikelen 60 tot 63 van het voormelde decreet van 6 juni 1994 zijn toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband benoemde kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd officieel onderwijs uitoefenen.
Art. 74.De artikelen 87 tot 90 van het voormelde decreet van 1 februari 1993 is toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband geworven kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd vrij onderwijs uitoefenen. HOOFDSTUK XI. - Paritaire commissies
Art. 75.Hoofdstuk XII van het voormelde decreet van 6 juni 1994 is toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband benoemde kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd officieel onderwijs uitoefenen.
Art. 76.Artikel 69 van het voormelde decreet van 1 februari 1993 is toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband geworven kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd vrij onderwijs uitoefenen. HOOFDSTUK XII. - Bepalingen die strijdig zijn met de statuten kunnen niet worden tegengeworpen
Art. 77.Hoofdstuk XIII van het voormelde decreet van 6 juni 1994 is toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband benoemde kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd officieel onderwijs uitoefenen.
Artikel 4 van het voormelde decreet van 1 februari 1993 is toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband geworven kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd vrij onderwijs uitoefenen. HOOFDSTUK XIII. - Terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden vóór de inrustestelling
Art. 78.De bepalingen van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestaties in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra worden toepasselijk gemaakt op de in vast verband of voorlopig verband benoemde of geworven kinderverzorgers. HOOFDSTUK XIV. - Dienstanciënniteit
Art. 79.Voor de toepassing van dit decreet worden de diensten gepresteerd als kinderverzorger Geco/ »APE » en de diensten gepresteerd als kinderverzorgers krachtens dit decreet in aanmerking genomen bij de berekening van de ambtsanciënniteit en de dienstanciënniteit.
Voor de berekening van de dagen dienstanciënniteit zijn toepasselijk : - de statutaire bepalingen van elk van de netten betreffende de nadere regels voor de berekening van de dienstanciënniteit van de tijdelijke personeelsleden voor de dagen gepresteerd als kinderverzorger Geco/ »APE »; - en de statutaire bepalingen van elk van de netten betreffende de nadere regels voor de berekening van de dienstanciënniteit van de in vast verband benoemde personeelsleden voor de dagen gepresteerd als in vast verband of voorlopig verband benoemde of geworven kinderverzorger. HOOFDSTUK XV. - Definitieve ambtsneerlegging en einde van de overeenkomst
Art. 80.De artikelen 168 tot 169 van het voormelde koninklijk besluit van 22 maart 1969 zijn toepasselijk op de in vast verband benoemde kinderverzorgers en op de contractuele kinderverzorgers die hun ambt in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs uitoefenen.
Art. 81.De artikelen 58 tot 59 van het voormelde decreet van 6 juni 1994 zijn toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband benoemde kinderverzorgers en op de contractuele kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd officieel onderwijs uitoefenen.
Art. 82.De artikelen 71, 71bis en 72 tot 72ter van het voormelde decreet van 1 februari 1993 zijn toepasselijk op de in vast verband of voorlopig verband geworven kinderverzorgers die hun ambt in het gesubsidieerd vrij onderwijs uitoefenen.
De artikelen 71, 71bis en 71ter tot octies van het voormelde decreet van 1 februari 1993 zijn toepasselijk op de contractuele kinderverzorgers bedoeld in artikel 44 die hun ambt in het gesubsidieerd vrij onderwijs uitoefenen. HOOFDSTUK XVI. - Mededeling van de lijsten
Art. 83.Als de inrichtende macht voor uiterlijk 1 mei niet de lijst van kinderverzorgers bedoeld in artikel 28, § 2, eerste lid, en de lijst bedoeld in artikel 28, § 3, a) van het decreet van 12 mei 2004 heeft meegedeeld, verliest zij het voordeel van elke post van kinderverzorger verkregen krachtens artikel 27 van het voormelde decreet of van elke andere post Geco/ »APE » (tegemoetkoming ter bevordering van de werkgelegenheid (TBW) en PTP (professioneel doorstromingsprogramma (PDP) verkregen in het kader van de procedure bedoeld in de artikelen 28 tot 34 van het decreet van 4 mei 2005 houdende uitvoering van het Akkoordprotocol van 7 april 2004 tussen de Regering van de Franse Gemeenschap en de representatieve vakverenigingen binnen het Onderhandelingscomité van Sector IX en van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten - afdeling II, voor het betrokken schooljaar. Als zij die post niet voor het betrokken schooljaar heeft verkregen, verliest zij het voordeel ervan voor het volgende schooljaar.
TITEL IV. - Overgangsbepalingen
Art. 84.In afwijking van artikel 5, voor het schooljaar 2006-2007, wordt het aantal posten van kinderverzorgers van het gewoon voorschools onderwijs, door de Regering vastgesteld voor uiterlijk 31 augustus 2006.
In afwijking van artikel 83 van dit decreet en van artikel 28, § 7, tweede lid van het decreet van 12 mei 2004, moeten de lijst van kinderverzorgers bedoeld in artikel 28, § 2, eerste lid, en de lijst bedoeld in artikel 28, § 3, a) van dat decreet, geschieden, op straffe van sancties bepaald in die decreten, voor 15 juni 2006 worden meegedeeld, met het oog op de acties in verband met het schooljaar 2006-2007.
Art. 85.Voor het schooljaar 2006-2007 wordt het aantal posten van therapeuten psychomotoriek Geco / »APE » door de Regering uiterlijk voor 31 augustus 2006 vastgesteld.
Art. 86.De kinderverzorgers die houder zijn van een brevet van verpleegaspirant(e) bedoeld bij het koninklijk besluit van 24 februari 1987 houdende bijzondere regeling betreffende de studies van verpleegaspiranten of van het getuigschrift van het zesde jaar van het beroepssecundair onderwijs en van het kwalificatiegetuigschrift van het zesde jaar van het secundair onderwijs, onderafdeling specialiteit « monitrice voor kindergemeenschappen » bedoeld bij het koninklijk besluit van 29 juni 1984 betreffende de organisatie van het secundair onderwijs, en die, vlak vóór de inwerkingtreding van dit decreet, als kinderverzorgers Geco's/ »APE » werden aangesteld gedurende ten minste 600 dagen, worden geacht te voldoen aan de voorwaarde bedoeld in artikel 10 van dit decreet.
De 600 dagen worden berekend overeenkomstig de statutaire bepalingen die toepasselijk zijn in elk van de netten betreffende de nadere regels voor de berekening van de dienstanciënniteit van de tijdelijke personeelsleden.
Art. 87.Voor het schooljaar 2006-2007, in afwijking van artikel 28, § 8, eerste lid van het decreet van 12 mei 2004, worden de kinderverzorgers geacht zich kandidaat te hebben gesteld om hun voorrang te laten gelden krachtens de bij die bepaling bedoelde klassementen.
TITEL V. - Wijzigingsbepalingen HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen
Art. 88.Het tweede lid van § 1 van artikel 14 ter van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen wordt aangevuld als volgt : « 7° voor de opdrachten bedoeld bij onderafdeling 1 van afdeling II van hoofdstuk V van het decreet van 4 mei 2005 houdende uitvoering van het Akkoordprotocol van 7 april 2004 tussen de Regering van de Franse Gemeenschap en de representatieve vakverenigingen binnen het Onderhandelingscomité van Sector IX en van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten - afdeling II, voor wat het gespecialiseerd onderwijs betreft; 8° voor de opdrachten bedoeld bij het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd ».
Art. 89.In artikel 14quater van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Regering van 10 juni 1993, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 4 juli 1994, bij het besluit van de Regering van 9 januari 1996, bij het besluit van de Regering van 12 januari 1998, bij het besluit van de Regering van 29 april 1999, bij het decreet van 29 maart 2001, bij het decreet van 20 december 2001, gewijzigd bij het decreet van 3 juli 2003, bij het decreet van 17 december 2003, bij de decreten van 12 mei 2004, en bij het decreet van 4 mei 2005, wordt § 1quater vervangen door wat volgt : « § 1quater. De zonale commissie is bevoegd voor de opdrachten bedoeld bij het decreet van 12 mei 2004 tot vaststelling van de rechten en plichten van de kinderverzorgers en houdende diverse bepalingen betreffende de valorisatie van de dagen gepresteerd door het niet-statutair personeel van de Franse Gemeenschap, alsook voor de opdrachten bedoeld bij het decreet van 4 mei 2005 houdende uitvoering van het Akkoordprotocol van 7 april 2004 tussen de Regering van de Franse Gemeenschap en de representatieve vakverenigingen binnen het Onderhandelingscomité van Sector IX en van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten - afdeling II en bij het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd. ». HOOFDSTUK II. - Wijziging van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 juni 1989 betreffende het verlof voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid, toegekend aan het personeelslid van het onderwijs van de Franse Gemeenschap, dat 50 jaar is of ten minste twee kinderen heeft die niet ouder zijn dan 14 jaar, en betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheid vóór het rustpensioen
Art. 90.Artikel 1 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 juni 1989 betreffende het verlof voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid, toegekend aan het personeelslid van het onderwijs van de Franse Gemeenschap, dat 50 jaar is of ten minste twee kinderen heeft die niet ouder zijn dan 14 jaar, en betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheid vóór het rustpensioen wordt aangevuld met een punt 3, luidend als volgt : « 3. op de kinderverzorgers bedoeld bij het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd. ». HOOFDSTUK III. - Wijziging van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 3 december 1992 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra
Art. 91.Het eerste lid van artikel 1 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 3 december 1992 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, gewijzigd bij het decreet van 12 mei 2004, wordt aangevuld met een punt 13°, luidend als volgt : « 13° het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd.
HOOFDSDTUK IV. - Wijziging van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 2 januari 1992 betreffende het ouderschapsverlof en het verlof om dwingende familiale redenen toegestaan aan personeelsleden van de onderwijsinrichtingen van de Gemeenschap
Art. 92.Artikel 2 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 2 januari 1992 betreffende het ouderschapsverlof en het verlof om dwingende familiale redenen toegestaan aan personeelsleden van de onderwijsinrichtingen van de Gemeenschap wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt : « Dit besluit is eveneens van toepassing op de kinderverzorgers die in vast verband of in voorlopig verband benoemd of geworven worden krachtens het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd. ». HOOFDSTUK V. - Wijziging van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 augustus 1995 tot regeling van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wachtweddetoelage in het officieel gesubsidieerd gewoon en gespecialiseerd kleuter- en lager onderwijs
Art. 93.In artikel 1, 4° van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 augustus 1995 tot regeling van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wachtweddetoelage in het officieel gesubsidieerd gewoon en gespecialiseerd kleuter- en lager onderwijs, wordt het tweede streepje aangevuld met de volgende woorden : « met uitzondering van de kinderverzorgers van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde gewoon kleuteronderwijs. ». HOOFDSTUK VI. - Wijziging van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 augustus 1995 tot regeling van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wachtweddetoelage in het vrij gesubsidieerd gewoon en gespecialiseerd kleuter- en lager onderwijs
Art. 94.In artikel 1, 4° van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 augustus 199 tot regeling van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wachtweddetoelage in het vrij gesubsidieerd gewoon en gespecialiseerd kleuter- en lager onderwijs, wordt het tweede streepje aangevuld met de volgende woorden : « met uitzondering van de kinderverzorgers van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde gewoon kleuteronderwijs. ». HOOFDSTUK VII. - Wijziging van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie
Art. 95.In artikel 18 van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie, wordt het volgende lid toegevoegd : « Dit artikel is van toepassing op de veranderingen van affectatie bepaald bij het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd. ». HOOFDSTUK VIII. - Wijziging van het decreet van 13 juli 1998 betreffende de organisatie van het gewoon kleuteronderwijs en lager onderwijs en de wijziging van de onderwijswetgeving
Art. 96.In artikel 3ter van het decreet van 13 juli 1998 betreffende de organisatie van het gewoon kleuteronderwijs en lager onderwijs en de wijziging van de onderwijswetgeving, ingevoegd bij het decreet van 3 juli 2003, gewijzigd bij het decreet van 12 mei 2004 en bij het decreet van 4 mei 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 2 : a) wordt 2° vervangen door de volgende bepaling : « 2° een aantal posten dat hij elk jaar vaststelt onder de beschikbare middelen die bestemd zijn voor het basisonderwijs in het kader van overeenkomsten genomen bij toepassing van artikel 18 van het decreet van het Waalse Gewest van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs en de commerciële sector, en van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 november 2002 betreffende het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen. b) wordt 3° vervangen door de volgende bepaling : « 3° met het oog op de toekenning van subsidies voor de aankoop van materieel bestemd voor de psychomotoriek volgens de nadere regels bepaald in de artikelen 16 tot 19 van het decreet van 3 juli 2003 tot invoering van de psychomotorische activiteiten in het gewoon kleuteronderwijs : - voor het jaar 2006 : 412.200 euro; - voor het jaar 2007 : 598.800 euro; - voor het jaar 2008 : 641.800 euro; - voor het jaar 2009 : 753.800 euro; - voor het jaar 2010 : 892.400 euro. ». 2° § 4 wordt afgeschaft. HOOFDSTUK IX. - Wijziging van het decreet van 5 juli 2000 houdende de regeling inzake verlof en disponibiliteit wegens ziekte of invaliditeit van sommige personeelsleden uit het onderwijs
Art. 97.In het decreet van 5 juli 2000 houdende de regeling inzake verlof en disponibiliteit van sommige personeelsleden uit het onderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Artikel 1 wordt aangevuld met een 9°, luidend als volgt : « 9° het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd.». 2° In artikel 8, wordt een nieuwe § 1bis ingevoegd, luidend als volgt : « § 1bis.De kinderverzorger die in vast verband of in voorlopig verband benoemd of geworven is krachtens het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd, geniet, op de datum van zijn benoeming of van zijn werving in vast verband of in voorlopig verband, 30 werkdagen verlof wegens ziekte of invaliditeit. ». HOOFDSTUK X. - Wijziging van het decreet van 8 mei 2003 tot wijziging van de geldende bepalingen inzake verlof en tot inrichting van de moederschapsbescherming
Art. 98.Artikel 40 van het decreet van 8 mei 2003 tot wijziging van de geldende bepalingen inzake verlof en tot inrichting van de moederschapsbescherming, wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt : « Deze afdeling is eveneens van toepassing op de vrouwelijke personeelsleden die in vast verband of in voorlopig verband benoemd of geworven zijn in het kader van het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd. ».
Art. 99.Artikel 76 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een tweed lid, luidend als volgt : « Deze afdeling is eveneens van toepassing op de vrouwelijke personeelsleden die in vast verband of in voorlopig verband benoemd of geworven zijn in het kader van het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd. ». HOOFDSTUK XI. - Wijziging van het decreet van 3 juli 2003 tot invoering van de psychomotorische activiteiten in het gewoon kleuteronderwijs
Art. 100.In titel III van het decreet van 3 juli 2003 tot invoering van de psychomotorische activiteiten in het gewoon kleuteronderwijs wordt hoofdstuk I, dat uit de artikelen 12 tot 15 bestaat, afgeschaft. HOOFDSTUK XII. - Wijziging van het decreet van 12 mei 2004 betreffende de vaststelling van de schaarste en bepaalde Commissies in het buitengewoon of door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs
Art. 101.Het tweede lid van artikel 5 van het decreet van 12 mei 2004 betreffende de vaststelling van de schaarste en bepaalde Commissies in het buitengewoon of door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs, wordt aangevuld als volgt : « 3. voor de opdrachten bedoeld bij afdeling II van hoofdstuk V van het decreet van 4 mei 2005 houdende uitvoering van het Akkoordprotocol van 7 april 2004 tussen de Regering van de Franse Gemeenschap en de representatieve vakverenigingen binnen het Onderhandelingscomité van Sector IX en van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten - afdeling II, voor wat het gespecialiseerd onderwijs betreft. 4. voor de opdrachten bedoeld bij het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd.».
Art. 102.In artikel 6 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 12 mei 2004 en bij het decreet van 4 mei 2005, wordt het tweede lid aangevuld met een punt 7., luidend als volgt : « 7. de opdrachten bedoeld bij het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd. »
Art. 103.Het tweede lid van artikel 9 van het voormelde decreet wordt aangevuld als volgt : 3. de opdrachten bedoeld bij afdeling II van hoofdstuk V van het decreet van 4 mei 2005 houdende uitvoering van het Akkoordprotocol van 7 april 2004 tussen de Regering van de Franse Gemeenschap en de representatieve vakverenigingen binnen het Onderhandelingscomité van Sector IX en van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten - afdeling II, voor wat het gespecialiseerd onderwijs betreft;4. de opdrachten bedoeld bij het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd.
Art. 104.In artikel 10 van het voormelde decreet, gewijzigd bij het decreet van 12 mei 2004 en bij het decreet van 4 mei 2005, wordt het vierde lid aangevuld met een punt 7., luidend als volgt : « 7. de opdrachten bedoeld bij het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd. ». HOOFDSTUK XIII. - Wijziging van het decreet van 12 mei 2004 tot vaststelling van de rechten en plichten van de kinderverzorgers en houdende diverse bepalingen betreffende de valorisatie van de dagen gepresteerd door het niet-statutair personeel van de Franse Gemeenschap
Art. 105.Artikel 4 van het decreet van 12 mei 2004 tot vaststelling van de rechten en plichten van de kinderverzorgers en houdende diverse bepalingen betreffende de valorisatie van de dagen gepresteerd door het niet-statutair personeel van de Franse Gemeenschap wordt vervangen als volgt : «
Artikel 4.Onder de betrekkingen bedoeld bij het decreet van het Waalse Gewest van 25 april 2002, bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 november 2002 en bij het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd, moet het aantal betrekkingen die bestemd zijn voor de tewerkstelling van kinderverzorgers hoger zijn dan of gelijk zijn aan het aantal betrekkingen die daarvoor waren bestemd gedurende het schooljaar 2003-1004. ».
Art. 106.Artikel 6 van het voormelde decreet wordt vervangen als volgt : «
Artikel 6.Voor de toepassing van dit decreet, moeten de kinderverzorgers houder zijn van één van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld in artikel 15 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel, het sociaal personeel van de inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en niet universitair hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap alsmede van de internaten die van deze inrichtingen afhangen. ».
Art. 107.In artikel 20, tweede lid, eerste streepje van hetzelfde decreet, wordt het aantal « 26 » vervangen door het aantal « 28 ».
Art. 108.Artikel 28, § 1 van het voormelde decreet, wordt aangevuld als volgt : « Voor de toepassing van deze paragraaf, worden eveneens in aanmerking genomen : - De dagen gepresteerd in het kader van contractuele tewerkstellingen krachtens artikel 24 van het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd; - De dagen gepresteerd als personeelslid PTP (professioneel doorstromingsprogramma (PDP) in de hoedanigheid van helpster kleuteronderwijzeressen, houder van het bekwaamheidsbewijs bedoeld in artikel 6 van dit decreet. »
Art. 109.In het derde lid van artikel 28, § 2 van het voormelde decreet, worden de woorden « bij een van de inrichtende machten van de zone » vervangen door de woorden « bij de inrichtende machten van de zone ».
Art. 110.Het eerste lid van punt b) van artikel 28, § 3, van het voormelde decreet wordt vervangen als volgt : « Iedere Commissie stelt een lijst op van kinderverzorgers, die op 30 april van het lopende schooljaar ten minste 1 080 dagen anciënniteit hebben bij een van de inrichtende machten van de zone. De kinderverzorgers worden gerangschikt in de volgende groepen : 1. groep A : van 1 080 tot 1 439 dagen anciënniteit;2. groep B : van 1 440 tot 1 799 dagen anciënniteit;3. groep C : van 1 800 tot 2 159 dagen anciënniteit.».
Art. 111.In artikel 28 van het voormelde decreet, wordt § 2 aangevuld als volgt : « Voor de toepassing van de derde tot vijfde leden van deze paragraaf, worden eveneens in aanmerking genomen : - De dagen gepresteerd in het kader van contractuele tewerkstellingen krachtens artikel 34 van het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd; - De dagen gepresteerd als personeelslid PTP (professioneel doorstromingsprogramma (PDP) in de hoedanigheid van helpster kleuteronderwijzeressen, houder van het bekwaamheidsbewijs bedoeld in artikel 6 van dit decreet. »
Art. 112.In artikel 28 van het voormelde decreet, wordt § 3 aangevuld als volgt : « Voor de toepassing van punt b) van deze paragraaf, worden eveneens in aanmerking genomen : - De dagen gepresteerd in het kader van contractuele tewerkstellingen krachtens artikel 44 van het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd; - De dagen gepresteerd als personeelslid PTP (professioneel doorstromingsprogramma (PDP) in de hoedanigheid van helpster kleuteronderwijzeressen, houder van het bekwaamheidsbewijs bedoeld in artikel 6 van dit decreet. »
Art. 113.Paragraaf 7 van artikel 28 van het voormelde decreet wordt vervangen als volgt : « § 7. In het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs, deelt de inrichtende macht, voor uiterlijk 1 mei, de commissie de lijst van kinderverzorgers bedoeld in artikel 28, § 2, eerste lid, mee, wat het gesubsidieerd officieel onderwijs betreft, en de lijst bedoeld in artikel 28, § 3, a), wat het gesubsidieerd vrij onderwijs betreft.
Als de inrichtende macht die mededeling niet binnen de in het vorige lid gestelde termijn heeft verricht, verliest zij het voordeel van elke post van kinderverzorger verkregen krachtens artikel 27 van dit decreet en/of van elke andere post Geco/ APE - (Aide à la Promotion de l'Emploi - tegemoetkoming ter bevordering van de tewerkstelling) of PTP (professioneel doorstromingsprogramma (PDP) verkregen in het kader van de procedure bedoeld in de artikelen 28 tot 34 van het decreet van 4 mei 2005 houdende uitvoering van het Akkoordprotocol van 7 april 2004 tussen de Regering van de Franse Gemeenschap en de representatieve vakverenigingen binnen het Onderhandelingscomité van Sector IX en van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten - afdeling II, voor het betrokken schooljaar. Als zij die post niet voor het betrokken schooljaar heeft verkregen, verliest zij het voordeel voor het volgende schooljaar.
In voorkomend geval, kan de Regering een bijkomende termijn toekennen voor de mededeling van die lijsten. ».
Art. 114.In artikel 28 van het voormelde decreet worden de volgende paragrafen toegevoegd : « § 8. In het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs, moet de kinderverzorger die zijn voorrang wenst te laten gelden krachtens de anciënniteit bedoeld in artikel 28, § 2, derde tot vijfde leden voor wat het gesubsidieerd officieel onderwijs betreft, en 28, § 3, b) voor wat het gesubsidieerd vrij onderwijs betreft, zich bij aangetekend schrijven kandidaat stellen bij zijn inrichtende macht en bij de voorzitter van de bevoegde zonale commissie, voor uiterlijk 15 april.
De inrichtende macht brengt de voorzitter van de commissie op de hoogte van de aanstelling of de werving uitgevoerd krachtens de zonale rangschikking bedoeld in respectievelijk artikel 28, § 2, derde tot vijfde leden, en 28 § 3 b). § 9. De kinderverzorger kan vragen om de mededeling te verkrijgen van zijn volgnummer in de rangschikking bedoeld ofwel in artikel 28, § 1, voor wat het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs betreft, ofwel in artikel 28, § 2, derde tot vijfde leden, voor wat het gesubsidieerd officieel onderwijs betreft, en 28, § 3, b) voor wat het gesubsidieerd vrij onderwijs betreft. § 10. Voor de toepassing van deze titel, wordt de dienstanciënniteit van de kinderverzorgers berekend overeenkomstig de statutaire bepalingen die van toepassing zijn in elk net en die betrekking hebben op de nadere regels voor de berekening van de dienstanciënniteit van de tijdelijke personeelsleden. ».
Art. 115.In hetzelfde decreet wordt en artikel 64bis ingevoegd, luidend als volgt : «
Artikel 64bis.De kinderverzorgers die houder zijn van een brevet van verpleegaspirant(e) bedoeld bij het koninklijk besluit van 24 februari 1987 houdende bijzondere regeling betreffende de studies van verpleegaspiranten of van het studiegetuigschrift van het zesde leerjaar van het beroepssecundair onderwijs en van het kwalificatiegetuigschrift van het zesde leerjaar van het secundair onderwijs, onderafdeling specialiteit « monitrice voor kindergemeenschappen » bedoeld bij het koninklijk besluit van 29 juni 1984 betreffende de organisatie van het secundair onderwijs, die vóór de inwerkingtreding van het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd, aangesteld waren als kinderverzorgers Geco/of « APE » gedurende ten minste 600 dagen, worden geacht aan de voorwaarde bedoeld in artikel 6 van het decreet van 12 mei 2004 te voldoen. ».
Art. 116.Dit decreet treedt in werking op 1 september 2006, met uitzondering van de artikelen 4, 6, 7, 89, 101 tot 112 en 114 tot 115, die op 1 april 2006 in werking treden, en van de artikelen 8 tot 10, 14, 15, 17, 19 tot 21, 25, 27, 29 tot 30, 35, 37, 39 tot 40, 83, 84 en 86, die op 1 juni 2006 in werking treden.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 2 juni 2006.
De Minister-Presidente, Belast met het leerplichtonderwijs en het onderwijs voor sociale promotie, Mevr. M. ARENA De Vice-Presidente, Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen, Mevr. M-D. SIMONET De Vice-President, Minister van Begroting en Financiën, M. DAERDEN De Minister van Ambtenarenzaken en Sport, C. EERDEKENS De Minister van Cultuur, de Audiovisuele Sector en Jeugd, Mevr. F. LAANAN De Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. C. FONCK _______ Nota's (1) Zitting 2005 - 2006. Stukken van de Raad. - Ontwerp van decreet, nr. 249-1. - Commissieamendementen, nr. 249-2. - Verslag, nr. 249-3. - Vergaderingsamendement, nr. 249-4.
Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van dinsdag 30 mei 2006.