gepubliceerd op 10 maart 2009
Decreet houdende diverse bepalingen betreffende de erkenning van de beroepskwalificaties vereist voor de uitoefening van ambten in de inrichtingen voor gewoon en gespecialiseerd voorschools, lager en secundair onderwijs, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en niet-universitair hoger onderwijs, kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan van de Franse Gemeenschap en de internaten die van deze inrichtingen afhangen, en in de psycho-medisch-sociale centra, betreffende het verlof voor sportactiviteiten en houdende diverse dringende maatregelen inzake onderwijs
23 JANUARI 2009. - Decreet houdende diverse bepalingen betreffende de erkenning van de beroepskwalificaties vereist voor de uitoefening van ambten in de inrichtingen voor gewoon en gespecialiseerd voorschools, lager en secundair onderwijs, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en niet-universitair hoger onderwijs, kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan van de Franse Gemeenschap en de internaten die van deze inrichtingen afhangen, en in de psycho-medisch-sociale centra, betreffende het verlof voor sportactiviteiten en houdende diverse dringende maatregelen inzake onderwijs (1)
Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Bepalingen betreffende de erkenning van de beroepskwalificaties voor de uitoefening van ambten in de inrichtingen voor gewoon en gespecialiseerd voorschools-, lager, secundair onderwijs, het kunstsecundair onderwijs, het onderwijs voor sociale promotie en het niet-universitair hoger onderwijs, het kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan van de Franse Gemeenschap en de internaten die van deze inrichtingen afhangen, en in de PMS centra
Artikel 1.§ 1. In deze titel wordt verstaan onder : a) « Gereglementeerd beroep » : elk ambt dat uitgeoefend kan worden in de inrichtingen voor gewoon en gespecialiseerd voorschools-, lager, secundair onderwijs, het kunstsecundair onderwijs, het secundair onderwijs voor sociale promotie en het niet-universitair hoger onderwijs, het kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan van de Franse Gemeenschap en de internaten die van deze inrichtingen afhangen, en in de PMS centra;b) « Beroepskwalificaties » : de kwalificaties bevestigd door een opleidingsbewijs, een attest van bekwaamheid bedoeld bij artikel 4, littera a), eerste streepje en/of een beroepservaring;c) « Opleidingsbewijs » : de diploma's, getuigschriften en andere bekwaamheidsbewijzen uitgereikt door een overheid van een lidstaat gemachtigd krachtens de wets-, verordenings- of administratieve bepalingen van deze lidstaat en die een beroepsopleiding bekrachtigen die voornamelijk verworven werd in de Europese Gemeenschap;d) « Bevoegde overheid » : elke overheid of instantie die specifiek gemachtigd werd door een lidstaat om bekwaamheidsbewijzen en andere documenten of informaties uit te reiken of in ontvangst te nemen, alsook om aanvragen in ontvangst te nemen en beslissingen te nemen, bedoeld bij dit decreet;e) « Gereglementeerde vorming » : elke vorming die de specifieke uitoefening van een bepaald beroep beoogt en die uit een studiecyclus bestaat, desgevallend aangevuld met een beroepsopleiding, een beroepsstage of een beroepspraktijk;f) « Beroepservaring » : de werkelijke en wettelijke uitoefening van het betrokken beroep in een lidstaat;g) « Lidstaat » : lidstaat van de Europese Unie alsook IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland zodra de richtlijn 2005/36/EG op deze landen van toepassing zal zijn;h) « Aanvrager » : onderdaan van een lidstaat;i) « Derde land » : ander land dan deze vermeld in g) van dit artikel. § 2. Wordt gelijkgesteld met een opleidingsbewijs elk opleidingsbewijs uitgereikt in een derde land voor zover de titularis ervan over een beroepservaring van drie jaar beschikt, voor het betrokken beroep, op het grondgebied van de lidstaat die het opleidingsbewijs erkend en gehomologeerd heeft.
Art. 2.Deze titel omzet gedeeltelijk de richtlijn 2005/36/CE van het Europees Parlement en van de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende de erkenning van de beroepskwalificaties. Hij stelt regels vast volgens dewelke, wanneer ze de toegang tot een gereglementeerd beroep of de uitoefening ervan afhankelijk maakt van het bezit van bepaalde beroepsbekwaamheden, de Franse Gemeenschap, voor de toegang tot het beroep en zijn uitoefening, de beroepsbekwaamheden verworven in één of meerdere andere lidstaten (hierna « afkomstlidstaten ») erkent en die de titularis van genoemde kwalificaties toelaten er hetzelfde beroep uit te oefenen.
Art. 3.De erkenning van de beroepskwalificaties door de Franse Gemeenschap machtigt de begunstigde ertoe in de Franse Gemeenschap tot hetzelfde beroep toegang te hebben als het beroep waarvoor hij in de afkomstlidstaat bekwaam werd verklaard en er hetzelfde beroep mag uitoefenen onder dezelfde voorwaarden als de titularissen van door de Franse Gemeenschap bepaalde beroepskwalificaties.
Voor de toepassing van deze titel wordt het beroep dat door de aanvrager in de Franse Gemeenschap uitgeoefend kan worden hetzelfde als dat waarvoor hij bekwaam werd verklaard in zijn afkomstlidstaat indien de gedekte activiteiten vergelijkbaar zijn.
Art. 4.Voor de toepassing van artikel 6, worden de beroepsbekwaamheden samengebracht volgens de volgende hierna beschreven niveaus : a) attest van bekwaamheid uitgereikt door een bevoegde overheid van de afkomstlidstaat gemachtigd krachtens de wets-, verordenings- of administratieve bepalingen van deze Staat op basis : - ofwel van een vorming die niet deel uitmaakt van een getuigschrift of een diploma in de zin van b), c), d) of e) of van een specifiek examen zonder voorafgaande vorming of van de voltijdse uitoefening van het beroep in een andere lidstaat gedurende drie opeenvolgende jaren of gedurende een gelijkwaardige periode deeltijds uitgeoefend gedurende de laatste tien jaren; - ofwel van een algemene vorming van het niveau van het lager of secundair onderwijs waarbij gestaafd wordt dat de titularis ervan over algemene kennis beschikt; b) getuigschrift ter bekrachtiging van een cyclus van secundaire studies : - ofwel algemeen onderwijs, aangevuld met een studiecyclus of een beroepsvorming ander dan deze bedoeld bij c) en/of met een stage of de beroepspraktijk vereist naast deze studiecyclus; - ofwel technisch of beroepsonderwijs, desgevallend aangevuld met een studiecyclus of een beroepsvorming zoals bedoeld bij het vorige streepje en/of met een stage of de beroepspraktijk vereist naast deze studiecyclus; c) diploma ter bekrachtiging van : - ofwel een vorming op het niveau van het postsecundair onderwijs ander dan dat bedoeld bij d) en e) van een minimale duur van één jaar of een gelijkwaardige duur met deeltijdse prestaties, waarvan één van de toegangsvoorwaarden, als algemene regel, de voltooiing van de cyclus van secundaire studies is die vereist is voor de toegang tot het universitair of hoger onderwijs, of de voltooiing van een gelijkwaardige vorming van het secundair niveau, alsook de beroepsopleiding die naast deze cyclus postsecundaire studies mogelijk vereist is; - ofwel, als het om een gereglementeerd beroep gaat, een vorming met een specifieke structuur die gelijkwaardig aan het niveau van vorming bedoeld in punt i), die een beroepsniveau toekent dat vergelijkbaar is en die opleidt tot een vergelijkbaar niveau van verantwoordelijkheden en ambten (ambten bedoeld bij de bijlage II van de voornoemde richtlijn 2005/36/CE); d) diploma tot bekrachtiging van een vorming op het niveau van het postsecundair onderwijs van een minimale duur van drie jaar die niet een periode van vier jaar overschrijdt of die een gelijkwaardige duur bestrijkt met deeltijdse prestaties, gegeven in een universiteit of in een inrichting voor hoger onderwijs of in een andere inrichting van gelijkwaardig niveau, alsook de mogelijk vereiste beroepsopleiding naast de cyclus van postsecundaire studies;e) diploma waarbij bevestigd wordt dat de titularis met succes een cyclus postsecundaire studies heeft gevolgd van een minimale duur van vier jaar, of een gelijkwaardige duur aan deeltijdse prestaties, in een universiteit of in een inrichting voor hoger onderwijs of in een andere inrichting van gelijkwaardig niveau, en, desgevallend, dat hij met succes de vereiste beroepsopleiding naast de cyclus van postsecundaire studies heeft gevolgd.
Art. 5.Gelijkgesteld wordt met een opleidingsbewijs dat de vorming bedoeld bij artikel 4 bekrachtigt, voor hetzelfde niveau, elk opleidingsbewijs of geheel van opleidingsbewijzen uitgereikt door een bevoegde overheid in een lidstaat, voor zover het een vorming bekrachtigt dat verworven werd in de Europese Gemeenschap, erkend door deze lidstaat als zijnde van gelijkwaardig niveau en het er dezelfde rechten toekent inzake toegang tot een beroep of uitoefening ervan, of dat toegang verleent tot de uitoefening van dit beroep.
Gelijkgesteld wordt met een dergelijk opleidingsbewijs, binnen dezelfde voorwaarden als deze bepaald in het eerste lid, elke beroepskwalificatie die, zonder te voldoen aan de vereisten bedoeld in de wets-, verordenings- en administratieve bepalingen van de afkomstlidstaat voor de toegang tot een beroep of de uitoefening ervan, aan de titularis ervan verworven rechten toekent krachtens deze bepalingen. Dit is meer specifiek van toepassing in het geval wanneer de afkomstlidstaat het niveau verhoogt van de vorming vereist voor de toegang tot een beroep of de uitoefening ervan en waar een persoon die de vorige vorming gevolgd heeft, die niet beantwoordt aan de vereisten van de nieuwe kwalificatie, rechten geniet die verworven werden krachtens wets-, verordenings- en administratieve bepalingen; in dergelijk geval, wordt de vorige vorming, voor de toepassing van artikel 6, beschouwd als overeenstemmend met het niveau van de nieuwe vorming.
Art. 6.§ 1. Wanneer in de Franse Gemeenschap, de toegang tot een gereglementeerd beroep of tot de uitoefening ervan afhankelijk wordt gemaakt van het bezit van bepaalde beroepskwalificaties, kent de Franse Gemeenschap de toegang tot dit beroep en de uitoefening ervan toe, onder dezelfde voorwaarden als voor de titularissen van de door haar bepaalde beroepskwalificaties, aan de aanvragers die over het attest van bekwaamheid beschikken of het opleidingsbewijs dat verplicht uitgereikt moet worden in een andere lidstaat om toegang te verlenen tot ditzelfde beroep op zijn grondgebied of tot de uitoefening ervan.
De attesten van bekwaamheid of de opleidingsbewijzen dienen aan de volgende voorwaarden te voldoen : a) uitgereikt zijn door een bevoegde overheid in een lidstaat, daartoe gemachtigd overeenkomstig de wets-, verordenings- en administratieve bepalingen van die Staat;b) getuigen van een niveau van beroepskwalificatie minstens gelijkwaardig aan het niveau dat onmiddellijk inferieur is aan dat vereist in de Franse Gemeenschap, zoals bedoeld in artikel 4. § 2. De toegang tot het beroep en de uitoefening ervan, bedoeld in de eerste paragraaf, moeten ook toegekend worden aan de aanvragers die het beroep bedoeld bij genoemde paragraaf voltijds hebben uitgeoefend tijdens twee jaar gedurende de tien vorige jaren in een andere lidstaat die geen reglementering heeft voor dit beroep, op voorwaarde dat ze over één of meerdere attesten van bekwaamheid beschikken of één of meerdere opleidingsbewijzen.
De attesten van bekwaamheid of de opleidingsbewijzen dienen aan de volgende voorwaarden te voldoen : a) uitgereikt zijn door een bevoegde overheid in een lidstaat, daartoe gemachtigd overeenkomstig de wets-, verordenings- en administratieve bepalingen van deze Staat;b) getuigen van een niveau van beroepskwalificatie minstens gelijkwaardig aan het niveau dat onmiddellijk inferieur is aan dat vereist in de Franse Gemeenschap, zoals bedoeld in artikel 4;c) bevestigen dat de titularis bereid is om het betrokken beroep uit te oefenen. De twee jaar beroepservaring bedoeld bij het eerste lid kunnen evenwel niet vereist worden als het(de) opleidingsbewijs(-zen) waarover de aanvrager beschikt een vorming bekrachtigt(-en) die gereglementeerd is in de zin van artikel 1, § 1, e), van de kwalificatieniveaus bepaald bij artikel 4, b), c), d) of e). § 3. In afwijking van § 1, b), en van § 2, b), verleent de Franse Gemeenschap de toegang tot een gereglementeerd beroep en zijn uitoefening wanneer ze de toegang tot dat beroep afhankelijk maakt van het bezit van een opleidingsbewijs dat een vorming van het hoger onderwijs of het universitair onderwijs bekrachtigt van een duur van vier jaar en dat de aanvrager een opleidingsbewijs bezit van het niveau bedoeld bij artikel 4, c).
Art. 7.§ 1. Artikel 6 verhindert niet dat de Franse Gemeenschap van de aanvrager vereist dat hij een aanpassingsstage zou lopen gedurende maximum drie jaar of dat hij zich zou onderwerpen aan een bekwaamheidsproef in één van de volgende gevallen : a) wanneer de duur van de vorming waarover hij beschikt krachtens artikel 6, § 1 of § 2, minstens één jaar minder bedraagt dan deze vereist in de Franse Gemeenschap;b) wanneer de vorming die hij genoten heeft betrekking heeft op materies die substantieel verschillen van deze gedekt door het opleidingsbewijs vereist in de Franse Gemeenschap;c) wanneer het gereglementeerde beroep in de Franse Gemeenschap een of meerdere gereglementeerde beroepsactiviteiten bevat die niet bestaan in het overeenstemmend beroep in de afkomstlidstaat van de aanvrager, in de zin van artikel 3, tweede lid, en dat dit verschil gekenmerkt wordt door een specifieke vorming die vereist is in de Franse Gemeenschap en die betrekking heeft op materies die substantieel verschillen van deze gedekt door het attest van bekwaamheid of het opleidingsbewijs dat door de aanvrager ingediend wordt. § 2. Indien de Franse Gemeenschap gebruik maakt van de mogelijkheid bedoeld bij de eerste paragraaf, moet ze de aanvrager de keuze laten tussen de aanpassingsstage en de bekwaamheidsproef.
Voor de toepassing van § 1 b) en c), wordt verstaan onder « materies die substantieel verschillen van », materies waarvan de kennis essentieel is voor de uitoefening van het beroep en waarvoor de door de migrant gevolgde vorming wezenlijke verschillen inzake duur of inhoud vertoont met de vorming vereist in de Franse Gemeenschap.
De eerste paragraaf wordt toegepast met inachtneming van het verhoudingsbeginsel. Meer specifiek, wanneer de Franse Gemeenschap zich voorneemt van de aanvrager te vereisen dat hij een aanpassingsstage zou lopen of aan een bekwaamheidsproef zou voldoen, moet ze eerst nagaan of de door de aanvrager tijdens zijn beroepservaring in een lidstaat of een derde land verworven kennis wel voldoende is om geheel of gedeeltelijk het substantieel verschil bedoeld bij het tweede lid te dekken.
Art. 8.§ 1. Voor de toepassing van dit decreet wordt binnen het Ministerie van de Franse Gemeenschap een « Commissie voor de bekwaamheidsbewijzen voor de toegang tot de ambten in het onderwijs » opgericht, belast met : 1° het onderzoeken van de aanvragen om erkenning ingediend door de titularissen van de beroepskwalificaties verworven in een of meerdere andere lidstaten;2° het bepalen van de gereglementeerde beroepen die door deze titularissen in de Franse Gemeenschap uitgeoefend kunnen worden;3° het bepalen van de bekwaamheidsbewijzen van de Franse Gemeenschap die beantwoorden aan hun beroepskwalificaties;4° het bepalen van de compensatiemaatregelen, waaraan ze zich desgevallend moeten onderwerpen. § 2. De Commissie bedoeld bij de eerste paragraaf bestaat uit : - een voorzitter : de directeur-generaal van het niet-verplicht onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek; - een plaatsvervangend voorzitter : de adjunct-directeur-generaal van de algemene dienst van het universitair onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek; - de volgende werkende en plaatsvervangende leden : 1° een ambtenaar en zijn plaatsvervanger, titularissen van een graad gerangschikt in een van de rangen 10 tot 12 van de algemene directie niet-verplicht onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en benoemd in vast verband;2° twee ambtenaren en hun plaatsvervangers, titularissen van een graad gerangschikt in een van de rangen 10 tot 12 van de algemene directie personeel van het onderwijs van de Franse Gemeenschap en benoemd in vast verband;3° twee ambtenaren en hun plaatsvervangers, titularissen van een graad gerangschikt in een van de rangen 10 tot 12 van de algemene directie personeel van het gesubsidieerd onderwijs en benoemd in vast verband;4° een lid en zijn plaatsvervanger gekozen door de Regering onder de inspecteurs van het secundair onderwijs van de lagere graad, die in vast verband benoemd zijn;5° een lid en zijn plaatsvervanger gekozen door de Regering onder de inspecteurs van het secundair onderwijs van de hogere graad, die benoemd in vast verband zijn;6° een lid en zijn plaatsvervanger per representatieve vakvereniging van het personeel van het onderwijs ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap;deze worden door de Regering gekozen op de voordracht van hun respectieve vakvereniging onder de vastbenoemde personeelsleden; 7° een lid en zijn plaatsvervanger per vertegenwoordigings- en coördinatieorgaan van de Inrichtende Machten van het onderwijs en van de psycho-medische-sociale centra, deze worden door de Regering gekozen op de voordracht van de vertegenwoordigingsorganen, ieder wat hem betreft;8° een lid en zijn plaatsvervanger die de universiteiten vertegenwoordigen en die door de Interuniversitaire raad van de Franse Gemeenschap worden voorgedragen;9° een lid en zijn plaatsvervanger die de hogescholen vertegenwoordigen en die door de Algemene raad van de hogescholen worden voorgedragen. De werkende en plaatsvervangende leden worden door de Regering aangewezen, voor een vernieuwbare periode van vier jaar. § 3. De Commissie voor de titels voor de toegang tot de ambten in het onderwijs kan het advies van deskundigen aanvragen. § 4. De nadere regels voor de werking van de Commissie voor de bekwaamheidsbewijzen voor de toegang tot de ambten in het onderwijs, worden door de Regering bepaald.
Art. 9.Indien, voorafgaandelijk aan het onderzoek van de aanvraag om erkenning ingediend door een titularis van beroepskwalificaties bedoeld bij artikel 8, de Voorzitter van de Commissie vermeld in hetzelfde artikel vaststelt dat genoemde aanvraag betrekking heeft op één van de gevallen beschreven in artikel 7 § 1, vraagt hij het advies aan van de Algemene Inspectiedienst. De Algemene Inspectiedienst stelt een lijst op van de materies die, op basis van een vergelijking tussen de vorming vereist in de Franse Gemeenschap en deze gekregen door de aanvrager, niet gedekt worden door de beroepskwalificaties ingediend door deze laatste.
Binnen een termijn van veertig kalenderdagen vanaf de afzending van het dossier aan de Algemene Inspectiedienst, zendt deze laatste genoemde lijst aan de Commissie over.
De Commissie, eventueel bijgestaan door één (meerdere) lid(leden) van de Algemene Inspectiedienst uitgenodigd om als deskundige(n) te zetelen, kiest onder de materies vermeld op deze lijst deze waarvan de kennis een essentiële voorwaarde is om in de Franse Gemeenschap het gereglementeerde beroep, waarvoor de aanvraag om erkenning ingediend wordt, uit te kunnen oefenen.
In afwezigheid van een antwoord van de Algemene Inspectiedienst of in geval van antwoord buiten de termijnen, bepaalt de Commissie zelf de materies waarvan de kennis vereist is om in de Franse Gemeenschap het gereglementeerde beroep, waarvoor de aanvraag om erkenning ingediend wordt, uit te kunnen oefenen.
De Regering geeft aan de aanvrager kennis van de compensatiemaatregelen waaraan hij zich moet onderwerpen, ofwel op zijn eigen keuze, een bekwaamheidsproef of een aanpassingsstage.
Indien de aanvrager voor de bekwaamheidsproef kiest, wordt het nazicht van de kennis in de materies gekozen door de Commissie verwezenlijkt door het afleggen van de examens betreffende genoemde materies in een inrichting van zijn keuze voor door de Franse Gemeenschap ingericht of gesubsidieerd onderwijs. Dit nazicht moet rekening houden met het feit dat de aanvrager een geschoolde vakman is in zijn afkomstlidstaat. De deontologie die van toepassing is op de bedoelde activiteiten in de Franse Gemeenschap kan ook in deze materies opgenomen worden.
De uitslag van de examens die de aanvrager moet afleggen, worden aan de Voorzitter van de Commissie meegedeeld door de overheid van de betrokken onderwijsinrichting.
Indien de aanvrager voor de aanpassingsstage kiest, verbindt hij er zich toe in een inrichting van zijn keuze voor door de Franse Gemeenschap ingericht of gesubsidieerd onderwijs het deel van de vorming te volgen dat overeenstemt met de door de Commissie gekozen materies en waarin verplicht een praktische stage van uitoefening van het reglementeerde beroep in situ vervat is. De duur van deze stage moet tussen 90 en 300 uren bestrijken. De evaluatie van de praktische stage in situ wordt gedaan door de inspectiediensten van het onderwijs die er de uitslag van meedelen aan de Voorzitter van de Commissie. Na kennis te hebben genomen van bovenvermelde uitslag, zendt de Voorzitter, uit naam van de Commissie, een advies aan de Regering over.
Art. 10.In het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel en van het sociaal personeel van de inrichtingen voor voorschools, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en niet-universitair hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap, alsmede van de internaten die van deze inrichtingen afhangen, worden de artikelen 2bis ; 3; derde en vierde leden; 4bis ; 4ter en 4quater opgeheven.
Art. 11.Artikel 10ter, § 2, 2° van de wet van 7 juli 1970 betreffende de structuur van het hoger onderwijs wordt vervangen door de volgende bepaling : « 2° overeenstemmend met toepassing van artikel 62, lid 1, 1° van het decreet van 16 april 1991 houdende de organisatie van het onderwijs voor sociale promotie. ».
Art. 12.In artikel 6, § 5, 2°, littera c), 2de streepje van het koninklijk besluit van 20 juni 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in het kleuter- en lager onderwijs, worden de woorden « van de artikelen 3; derde en vierde leden; 4bis ; 4ter en 4quater van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel en van het sociaal personeel van de inrichtingen voor voorschools, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en niet-universitair hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap, alsmede van de internaten die van deze inrichtingen afhangen », vervangen door de woorden « van titel I van het decreet van 23 januari 2009 houdende diverse bepalingen betreffende de erkenning van de beroepskwalificaties vereist voor de uitoefening van ambten in de inrichtingen voor gewoon en gespecialiseerd voorschools, lager en secundair onderwijs, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en niet-universitair hoger onderwijs, kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan van de Franse Gemeenschap en de internaten die van deze inrichtingen afhangen, en in de psycho-medisch-sociale centra, betreffende het verlof voor sportactiviteiten en houdende diverse dringende maatregelen inzake onderwijs. ».
Art. 13.In artikel 6, § 4, 2°, littera c), 2de streepje van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs dat verstrekt wordt in de gesubsidieerde vrije inrichtingen voor middelbaar onderwijs of voor normaalonderwijs, met inbegrip van het postsecundair psycho-pedagogisch jaar, worden de woorden « van de artikelen 3; derde en vierde leden; 4bis ; 4ter en 4quater van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel en van het sociaal personeel van de inrichtingen voor voorschools, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en niet-universitair hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap, alsmede van de internaten die van deze inrichtingen afhangen », vervangen door de woorden « van titel I van het decreet van 23 januari 2009 houdende diverse bepalingen betreffende de erkenning van de beroepskwalificaties vereist voor de uitoefening van ambten in de inrichtingen voor gewoon en gespecialiseerd voorschools, lager en secundair onderwijs, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en niet-universitair hoger onderwijs, kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan van de Franse Gemeenschap en de internaten die van deze inrichtingen afhangen, en in de psycho-medisch-sociale centra, betreffende het verlof voor sportactiviteiten en houdende diverse dringende maatregelen inzake onderwijs. ».
Art. 14.In artikel 6, § 4, 2°, littera c), 2de streepje van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in de gesubsidieerde inrichtingen voor secundair technisch en beroepsonderwijs met volledig leerplan en voor sociale promotie, worden de woorden « van de artikelen 3; derde en vierde leden; 4bis ; 4ter en 4quater van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel en van het sociaal personeel van de inrichtingen voor voorschools, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en niet-universitair hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap, alsmede van de internaten die van deze inrichtingen afhangen », vervangen door de woorden « van titel I van het decreet van 23 januari 2009 houdende diverse bepalingen betreffende de erkenning van de beroepskwalificaties vereist voor de uitoefening van ambten in de inrichtingen voor gewoon en gespecialiseerd voorschools, lager en secundair onderwijs, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en niet-universitair hoger onderwijs, kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan van de Franse Gemeenschap en de internaten die van deze inrichtingen afhangen, en in de psycho-medisch-sociale centra, betreffende het verlof voor sportactiviteiten en houdende diverse dringende maatregelen inzake onderwijs. ».
Art. 15.In artikel 6, § 4, 2°, littera c), 2de streepje van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs georganiseerd in de gesubsidieerde officiële inrichtingen voor middelbaar onderwijs en in de gesubsidieerde officiële inrichtingen voor normaalonderwijs, worden de woorden « van de artikelen 3; derde en vierde leden; 4bis ; 4ter en 4quater van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel en van het sociaal personeel van de inrichtingen voor voorschools, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en niet-universitair hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap, alsmede van de internaten die van deze inrichtingen afhangen », vervangen door de woorden « van titel I van het decreet van 23 januari 2009 houdende diverse bepalingen betreffende de erkenning van de beroepskwalificaties vereist voor de uitoefening van ambten in de inrichtingen voor gewoon en gespecialiseerd voorschools, lager en secundair onderwijs, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en niet-universitair hoger onderwijs, kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan van de Franse Gemeenschap en de internaten die van deze inrichtingen afhangen, en in de psycho-medisch-sociale centra, betreffende het verlof voor sportactiviteiten en houdende diverse dringende maatregelen inzake onderwijs. ».
Art. 16.Artikel 4, § 2 van het decreet van 8 februari 1999 betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, wordt door de volgende bepaling vervangen : « § 2. De bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij de eerste paragraaf kunnen ook buitenlandse bekwaamheidsbewijzen zijn die als gelijkwaardig erkend werden met toepassing van de wet van 19 maart 1971 betreffende de gelijkwaardigheid van de buitenlandse diploma's en studiegetuigschriften of van artikel 43 van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten. ».
Art. 17.Artikel 82, § 3 van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten, wordt door de volgende bepaling vervangen : « § 3. De bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij de eerste paragraaf kunnen ook buitenlandse bekwaamheidsbewijzen zijn die als gelijkwaardig erkend werden met toepassing van de wet van 19 maart 1971 betreffende de gelijkwaardigheid van de buitenlandse diploma's en studiegetuigschriften of van artikel 43 van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten. ».
TITEL II. - Diverse wijzigingsbepalingen HOOFDSTUK I. - Bepalingen betreffende het taalbadonderwijs en het gebarentaalbadonderwijs
Art. 18.In het koninklijk besluit van 14 april 1964 houdende bepaling van de wijze waarop de weddetoelagen worden vastgesteld voor de personeelsleden van de gesubsidieerde officiële inrichtingen voor middelbaar en normaalonderwijs, die houder zijn van bekwaamheidsbewijzen welke voldoende worden geacht, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Artikel 1bis, ingevoegd bij het decreet van 17 juli 2003, wordt opgeheven;2° Er wordt een artikel 3bis, luidend als volgt, ingevoegd : « Artikel 3bis.De voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen voor de ambten van lid van het onderwijzend personeel belast met taalbadcursussen worden als volgt bepaald : 1° het voldoend geachte bekwaamheidsbewijs om het buiten taalbadcursussen overeenstemmende ambt uit te oefenen bedoeld bij artikel 3 van dit besluit, uitgereikt in de taalbadtaal;2° het buitenlandse bekwaamheidsbewijs dat gelijkwaardig is aan het voldoend geachte bekwaamheidsbewijs om het buiten taalbadcursussen overeenstemmende ambt uit te oefenen bedoeld bij artikel 3 van dit besluit, uitgereikt in de taalbadtaal;3° het voldoend geachte bekwaamheidsbewijs om het buiten taalbadcursussen overeenstemmende ambt uit te oefenen bedoeld bij artikel 3 van dit besluit, aangevuld met een getuigschrift van hoger secundair onderwijs uitgereikt in de taalbadtaal of met een buitenlands bekwaamheidsbewijs dat minstens gelijkwaardig is aan dat getuigschrift uitgereikt in de taalbadtaal;4° het voldoend geachte bekwaamheidsbewijs om het buiten taalbadcursussen overeenstemmende ambt uit te oefenen bedoeld bij artikel 3 van dit besluit, aangevuld met een getuigschrift van diepgaande kennis van de taalbadtaal (CCALI);5° Voor de taalbadcursussen Nederlands, het voldoend geachte bekwaamheidsbewijs om het buiten taalbadcursussen overeenstemmende ambt uit te oefenen bedoeld bij artikel 3 van dit besluit, aangevuld met een getuigschrift van diepgaande kennis van de Nederlandse taal (CCALN);6° Voor de taalbadcursussen Duits, het voldoend geachte bekwaamheidsbewijs om het buiten taalbadcursussen overeenstemmende ambt uit te oefenen bedoeld bij artikel 3 van dit besluit, aangevuld met een getuigschrift van diepgaande kennis van de Duitse taal (CCALA).».
Art. 19.In het koninklijk besluit van 17 maart 1967 tot vaststelling van de bevoegdheidsbewijzen die voldoende geacht werden voor de leden van het personeel der vrije inrichtingen voor middelbaar en normaalonderwijs, worden de volgende wijzigingen aangebracht : «
Artikel 4.De voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen voor de ambten van lid van het onderwijzend personeel belast met taalbadcursussen worden als volgt bepaald : 1° Artikel 1bis, ingevoegd bij het decreet van 17 juli 2003, wordt opgeheven;2° Artikel 4, opgeheven bij het koninklijk besluit van 30 juli 1975, wordt hersteld in de volgende redactie : « 1° het voldoend geachte bekwaamheidsbewijs om het buiten taalbadcursussen overeenstemmende ambt uit te oefenen bedoeld bij de artikelen 2 en 3 van dit besluit, uitgereikt in de taalbadtaal;2° het buitenlandse bekwaamheidsbewijs dat gelijkwaardig is aan het voldoend geachte bekwaamheidsbewijs om het buiten taalbadcursussen overeenstemmende ambt uit te oefenen bedoeld bij de artikelen 2 en 3 van dit besluit, uitgereikt in de taalbadtaal;3° het voldoend geachte bekwaamheidsbewijs om het buiten taalbadcursussen overeenstemmende ambt uit te oefenen bedoeld bij de artikelen 2 en 3 van dit besluit, aangevuld met een getuigschrift van hoger secundair onderwijs uitgereikt in de taalbadtaal of met een buitenlands bekwaamheidsbewijs dat minstens gelijkwaardig is aan dit getuigschrift uitgereikt in de taalbadtaal;4° het voldoend geachte bekwaamheidsbewijs om het buiten taalbadcursussen overeenstemmende ambt uit te oefenen bedoeld bij de artikelen 2 en 3 van dit besluit, aangevuld met een getuigschrift van diepgaande kennis van de taalbadtaal (CCALI);5° Voor de tallbadcursussen Nederlands, het voldoend geachte bekwaamheidsbewijs om het buiten taalbadcursussen overeenstemmende ambt uit te oefenen bedoeld bij de artikelen 2 en 3 van dit besluit, aangevuld met een getuigschrift van diepgaande kennis van de Nederlandse taal (CCALN);6° Voor de tallbadcursussen Duits, het voldoend geachte bekwaamheidsbewijs om het buiten taalbadcursussen overeenstemmende ambt uit te oefenen bedoeld bij de artikelen 2 en 3 van dit besluit, aangevuld met een getuigschrift van diepgaande kennis van de Duitse taal (CCALA).».
Art. 20.In artikel 7, punt 7, littera b), van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel en van het sociaal personeel van de inrichtingen voor voorschools, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en niet-universitair hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap, alsmede van de internaten die van deze inrichtingen afhangen, aangevuld door het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 5 november 1993 en gewijzigd bij de decreten van 13 juli 1998, 17 juli 2003, 17 december 2003 en 11 mei 2007, wordt het eerste streepje aangevuld met de volgende woorden : « en in artikel 24 van het decreet van 3 februari 2006 betreffende de inrichting van taalexamens. ».
Art. 21.In het koninklijk besluit van 20 juni 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in het kleuter- en lager onderwijs, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In artikel 6, § 5, 2°, littera b), worden de woorden « van artikel 36, vierde lid van het decreet van 5 september 1994 tot regeling van de universitaire studies en de academische graden » vervangen door de woorden « van artikel 43 van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten »;2° Artikel 6, § 5, 2° wordt met een littera d), luidend als volgt, aangevuld : « d) om een bekwaamheidsbewijs verkregen in het buitenland als voldoend geachte bekwaamheidsbewijs van groep B te beschouwen waarvoor een aanvraag regelmatig werd overgezonden aan de administratieve instantie die bevoegd is voor het uitreiken van een machtiging tot het geven van taalbadcursussen met toepassing van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 12 mei 2004 betreffende de procedure voor het onderzoek van de aanvragen om toelating tot het onderwijzen in de taal van onderdompeling.»; 3° Artikel 6, § 6, derde lid wordt aangevuld met de woorden « en d). »; 4° Artikel 11ter wordt opgeheven.
Art. 22.In het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs dat verstrekt wordt in de gesubsidieerde vrije inrichtingen voor middelbaar onderwijs of voor normaalonderwijs, met inbegrip van het postsecundair psycho-pedagogisch jaar, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In artikel 6, § 4, 2°, littera b), worden de woorden « van artikel 36, vierde lid van het decreet van 5 september 1994 tot regeling van de universitaire studies en de academische graden » vervangen door de woorden « van artikel 43 van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten »;2° Artikel 6, § 4, 2° wordt met een littera d), luidend als volgt, aangevuld : « d) om een bekwaamheidsbewijs verkregen in het buitenland als voldoend geachte bekwaamheidsbewijs van groep B te beschouwen waarvoor een aanvraag regelmatig werd overgezonden aan de administratieve instantie die bevoegd is voor het uitreiken van een machtiging tot het geven van taalbadcursussen met toepassing van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 12 mei 2004 betreffende de procedure voor het onderzoek van de aanvragen om toelating tot het onderwijzen in de taal van onderdompeling.»; 3° Artikel 6, § 5, derde lid wordt aangevuld met de woorden « en d). ».
Art. 23.In het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in de gesubsidieerde inrichtingen voor secundair technisch en beroepsonderwijs met volledig leerplan en voor sociale promotie, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In artikel 6, § 4, 2°, littera b), worden de woorden « van artikel 36, vierde lid van het decreet van 5 september 1994 tot regeling van de universitaire studies en de academische graden » vervangen door de woorden « van artikel 43 van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten »;2° Artikel 6, § 4, 2° wordt met een littera d), luidend als volgt, aangevuld : « d) om een bekwaamheidsbewijs verkregen in het buitenland als voldoend geachte bekwaamheidsbewijs van groep B te beschouwen waarvoor een aanvraag regelmatig werd overgezonden aan de administratieve instantie die bevoegd is voor het uitreiken van een machtiging tot het geven van taalbadcursussen met toepassing van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 12 mei 2004 betreffende de procedure voor het onderzoek van de aanvragen om toelating tot het onderwijzen in de taal van onderdompeling.»; 3° Artikel 6, § 6, derde lid wordt aangevuld met de woorden « en d). ».
Art. 24.In het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs georganiseerd in de gesubsidieerde officiële inrichtingen voor middelbaar onderwijs en in de gesubsidieerde officiële inrichtingen voor normaalonderwijs, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In artikel 6, § 4, 2°, littera b), worden de woorden « van artikel 36, vierde lid van het decreet van 5 september 1994 tot regeling van de universitaire studies en de academische graden » vervangen door de woorden « van artikel 43 van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten »;2° Artikel 6, § 4, 2° wordt met een littera d), luidend als volgt, aangevuld : « d) om een bekwaamheidsbewijs verkregen in het buitenland als voldoend geachte bekwaamheidsbewijs van groep B te beschouwen waarvoor een aanvraag regelmatig werd overgezonden aan de administratieve instantie die bevoegd is voor het uitreiken van een machtiging tot het geven van taalbadcursussen met toepassing van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 12 mei 2004 betreffende de procedure voor het onderzoek van de aanvragen om toelating tot het onderwijzen in de taal van onderdompeling.»; 3° Artikel 6, § 5, derde lid wordt aangevuld met de woorden « en d). ».
Art. 25.In artikel 4, eerste lid van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in het gespecialiseerd voorschools- en lager onderwijs, gewijzigd bij het decreet van 11 mei 2007, worden de woorden « 11bis en 11ter » vervangen door de woorden « en 11bis ».
Art. 26.In artikel 2, § 1 van het decreet van 17 juli 2003 houdende algemene bepalingen betreffende het onderricht in een taal via onderdompeling en verschillende maatregelen inzake onderwijs, gewijzigd bij het decreet van 11 mei 2007, worden de woorden « van artikel 11bis van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs georganiseerd in de gesubsidieerde officiële inrichtingen voor middelbaar onderwijs en in de gesubsidieerde officiële inrichtingen voor normaalonderwijs, van artikel 11bis van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs dat verstrekt wordt in de gesubsidieerde vrije inrichtingen voor middelbaar onderwijs of voor normaalonderwijs, met inbegrip van het postsecundair psycho-pedagogisch jaar, en van artikel 11bis van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in de gesubsidieerde inrichtingen voor secundair technisch en beroepsonderwijs met volledig leerplan en voor sociale promotie » vervangen door de woorden « van artikel 11 ter van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs georganiseerd in de gesubsidieerde officiële inrichtingen voor middelbaar onderwijs en in de gesubsidieerde officiële inrichtingen voor normaalonderwijs, van artikel 11 ter van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs dat verstrekt wordt in de gesubsidieerde vrije inrichtingen voor middelbaar onderwijs of voor normaalonderwijs, met inbegrip van het postsecundair psycho-pedagogisch jaar, en van artikel 11 ter van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in de gesubsidieerde inrichtingen voor secundair technisch en beroepsonderwijs met volledig leerplan en voor sociale promotie ».
Art. 27.In het decreet van 11 mei 2007 betreffende het taalbadonderwijs, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Er wordt een hoofdstuk VIIbis « Over de bezoldiging van de taalbadambten », luidend als volgt, ingevoegd : « HOOFDSTUK VIIbis.- Over de bezoldiging van de taalbadambten
Art. 30bis.De leden van het onderwijzend personeel belast met taalbadlessen genieten de weddeschaal waarop hun basisbekwaamheidsbewijs, buiten specifieke taalbevoegdheid vereist in zake, ze recht zou verlenen als ze het overeenstemmende ambt zouden uitoefenen in het onderwijs ingericht in het Frans. ». 2° Artikel 36 wordt vervangen door een artikel 36, luidend als volgt : « Art.36. De personeelsleden die, vóór de inwerkingtreding van dit decreet, tijdelijk benoemd of aangeworven zijn, die aangewezen zijn als prioritaire tijdelijke, die in vast verband benoemd of aangeworven zijn, in een ambt van personeelslid belast met taalbadcursussen, blijven, zowel administratief als geldelijk, onderworpen aan de bepalingen die totdien op hen van toepassing waren, wanneer deze bepalingen hun gunstiger zijn. ».
Art. 28.In artikel 2 van het decreet van 13 juli 1998 betreffende de organisatie van het gewoon kleuteronderwijs en lager onderwijs en de wijziging van de onderwijswetgeving, wordt punt 20°, afgeschaft door het decreet van 11 mei 2007, hersteld in de volgende woorden : « 20° Tweetalige klas Frans-gebarentaal : klas waarin een deel van de leerlingen een onderwijs in de Franse taal geniet terwijl simultaan dove of slechthorende leerlingen gebarentaalbadonderwijs of een onderwijs in de geschreven Franse taal genieten; ».
Art. 29.Artikel 3 van hetzelfde decreet wordt gewijzigd als volgt : a) De eerste tot en met vierde leden vormen de eerste paragraaf;b) Er wordt een tweede paragraaf, luidend als volgt, ingevoegd : « § 2.In de tweetalige klassen Frans-gebarentaal, voor de dove leerlingen, bevat de uurregeling twee bijkomende lestijden bestemd voor de cursussen gebarentaal en Dovencultuur. ».
Art. 30.In artikel 4 van hetzelfde decreet, tussen het eerste en het tweede lid, dat het derde lid wordt, wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidend als volgt : « In afwijking van het eerste lid, in de tweetalige klassen Frans - gebarentaal, voor dove leerlingen, bevat de uurregeling twee bijkomende lestijden bestemd voor de cursussen gebarentaal en Dovencultuur. ».
Art. 31.Artikel 13 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een vierde paragraaf, luidend als volgt : « § 4. Vanaf 1 september 2014, bevat het bekwaamheidsbewijs vereist voor het uitoefenen van het ambt van, respectief, kleuteronderwijzer belast met gebarentaalbadcursussen en onderwijzer lager onderwijs belast met gebarentaalbadcursussen, naast de elementen bedoeld bij de vorige paragrafen, een opleiding van 480 lestijden met als doel de verwerving van bevoegdheden inzake mondelinge en schriftelijke tweetaligheid, waarvan de Regering de inhoud goedkeurt op de voordracht van het Instituut voor de opleiding tijdens de loopbaan van de Franse Gemeenschap. ».
Art. 32.In hoofdstuk II van hetzelfde decreet, wordt een afdeling 3bis, luidend als volgt, ingevoegd : « Afdeling 3bis. - Onderwijs via gebarentaalbad en taalbad in de geschreven Franse taal in tweetalige klassen Frans - gebarentaal.
Art. 13bis.§ 1. Op de aanvraag van het inrichtingshoofd, na het advies te hebben genomen van de participatieraad bedoeld bij artikel 3, na voorafgaandelijke raadpleging van het basisoverlegcomité voor de door de Franse Gemeenschap ingerichte onderwijsinrichtingen, van de Plaatselijke paritaire commissie voor de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerd officieel onderwijs, van de ondernemingsraad, of bij gebrek eraan door de plaatselijke overleginstantie, of bij gebrek eraan door de vakverenigingen voor de inrichtingen voor het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerd vrij onderwijs, kan de Regering een school ertoe machtigen alle cursussen en pedagogische activiteiten van de uurregeling in het kader van tweetalige klassen Frans - gebarentaal in te richten.
In het gesubsidieerd onderwijs kan de Regering een inrichtende macht ertoe machtigen in één van de scholen en de vestigingen die ze organiseert alle cursussen en pedagogische activiteiten van de uurregeling in het kader van tweetalige klassen Frans - gebarentaal in te richten. De aanvraag gaat samen met het advies van de participatieraad bedoeld bij artikel 3 en met de uitslag van de voorafgandelijke raadpleging van de Plaatselijke paritaire commissie voor de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerd officieel onderwijs, van de ondernemingsraad, of bij gebrek eraan door de plaatselijke overleginstantie, of bij gebrek eraan door de vakverenigingen voor de inrichtingen voor het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerd vrij onderwijs.
Voor iedere betrokken school moet minstens een derde van de onderwijzers gebarentaal in tweetalige klassen Frans - gebarentaal tot de dovencultuurwereld behoren. Minstens één van deze onderwijzers die tot de dovencultuurwereld behoren, wordt bestemd voor de klassen van het kleuteronderwijs.
Wanneer een school of een vestiging tweetalige klassen Frans- gebarentaal inricht, wordt deze organisatie ingelast in het inrichtingsproject. § 2. De leerling vat het gebarentaalbadonderwijs in een tweetalige klas Frans - gebarentaal op het niveau van het eerste jaar kleuteronderwijs aan.
In afwijking van het vorige lid kan een commissie opgericht binnen de inrichting, die minstens de directeur en de onderwijzers die belast zijn met het betrokken jaar, een leerling ertoe machtigen dit onderwijs in een ander jaar aan te vatten voor zover hij het bewijs levert dat hij over de nodige bevoegdheid beschikt.
Een basisschool die gebarentaalbadonderwijs begint in te richten in tweetalige klassen Frans - gebarentaal doet dit geleidelijk aan van het begin van het kleuteronderwijs tot het zesde jaar van het lager onderwijs en zorgt ervoor dat een leerling die taalbadonderwijs heeft ondernomen dit onderwijs kan blijven volgen gedurende heel het lagere onderwijs binnen dezelfde inrichting.
Art. 13ter.In het kleuteronderwijs wordt voor het gebarentaalbadonderwijs in een tweetalige klas Frans - gebarentaal verstrekt door een onderwijzer kleuteronderwijs belast met gebarentaalbadcursussen.
In het lager onderwijs wordt voor het gebarentaalbadonderwijs in een tweetalige klas Frans - gebarentaal verstrekt door een onderwijzer lager onderwijs belast met gebarentaalbadcursussen § 2. Voor de toepassing van de artikelen 24, § 1, tweede lid en 34, § 2 van het decreet van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs en van artikel 29bis, § 4 van het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs, worden de diensten gepresteerd vóór 1 februari 2009 door de personeelsleden aangewezen of aangeworven ten laste van een inrichtende macht, die houder zijn van het respectieve bekwaamheidsbewijs voor het ambt onderwijzer kleuteronderwijs belast met gebarentaalbadcursussen of onderwijzer lager onderwijs belast met gebarentaalbadcursussen, geacht het te zijn geweest in het respectieve ambt onderwijzer kleuteronderwijs belast met gebarentaalbadcursussen of onderwijzer lager onderwijs belast met gebarentaalbadcursussen.
De diensten die vóór 1 februari 2009 gepresteerd werden door de personeelsleden aangewezen of aangeworven ten laste van een inrichtende macht, die niet houder zijn van het bekwaamheidsbewijs vereist overeenkomstig het eerste lid, worden geacht het te zijn geweest in het respectieve ambt onderwijzer kleuteronderwijs belast met gebarentaalbadcursussen of onderwijzer lager onderwijs belast met gebarentaalbadcursussen, en een afwijking bedoeld bij artikel 6, § 5 van het koninklijk besluit van 20 juni 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in het kleuter- en lager onderwijs te hebben bekomen, per volledig gepresteerd schooljaar. ».
Art. 33.In artikel 29 van hetzelfde decreet wordt een derde paragraaf, luidend als volgt, toegevoegd : « § 3. Voor de tweetalige klassen Frans - gebarentaal komen, naast de volgens de eerste paragraaf berekende lestijden, nog : a) 6 lestijden per dove of slechthorende leerling die een tweetalige klas Frans - gebarentaal bezoekt;b) 2 lestijden per tweetalige klas Frans - gebarentaal, bestemd voor de cursus gebarentaal en Dovencultuur. De lestijden die krachtens het eerste lid toegekend zijn voor de inrichting van tweetalige klassen Frans - gebarentaal worden in geen enkel geval beschouwd als lestijden uit het lestijdenpakket verkregen met toepassing van de artikelen 29 tot 32 en 34 van dit decreet. ».
Art. 34.In artikel 41 van hetzelfde decreet wordt een § 3 toegevoegd, luidend als volgt : « § 3. Voor de tweetalige klassen Frans - gebarentaal komen, naast de volgens de eerste paragraaf berekende lestijden, nog : c) 6 lestijden per dove of slechthorende leerling die een tweetalige klas Frans - gebarentaal bezoekt;d) 2 lestijden per tweetalige klas Frans - gebarentaal, beestemd voor de cursus gebarentaal en Dovencultuur. De lestijden die krachtens het eerste lid toegekend zijn voor de inrichting van tweetalige klassen Frans - gebarentaal worden in geen enkel geval beschouwd als lestijden uit het lestijdenpakket verkregen met toepassing van de artikelen 29 tot 32 en 34 van dit decreet. ». HOOFDSTUK II Het verlof om voorlopig een ambt in het onderwijs of een psycho-medisch-sociaal centrum uit te oefenen
Art. 35.In het opschrift van hoofdstuk VII van het koninklijk besluit van 8 december 1967 genomen ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, zoals hersteld bij het decreet van 1 juli 2005, worden de woorden « het universitair onderwijs » aangevuld met de woorden « , en de psycho-medisch-sociale centra ».
Art. 36.In artikel 23 van hetzelfde koninklijk besluit, waarvan de huidige tekst de eerste paragraaf zal vormen, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° De woorden « het universitair onderwijs » worden aangevuld met de woorden « , of de psycho-medisch-sociale centra »;2° In het laatste lid wordt de woorden « dit artikel » vervangen door de woorden « deze paragraaf »;3° Er wordt een § 2 toegevoegd, luidend als volgt : « § 2.Een verlof kan door de Regering aan de personeelsleden bedoeld bij artikel 1 toegekend worden om voorlopig een ambt uit te oefenen in het onderwijs van de Duitstalige Gemeenschap of in een psycho-medisch-sociaal centrum van de Duitstalige Gemeenschap.
Dit verlof wordt niet bezoldigd en gelijkgesteld met een periode dienstactiviteit. Het verlof kan worden toegestaan voor alle prestaties die het personeelslid in vaste dienst uitoefent of voor een gedeelte van deze. ».
Art. 37.In het opschrift van hoofdstuk III van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen van kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, zoals hersteld bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 8 mei 1998, worden de woorden « in het onderwijs » aangevuld met de woorden « en de psycho-medisch-sociale centra ».
Art. 38.In artikel 14 van hetzelfde koninklijk besluit, zoals hersteld door het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 8 mei 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In de eerste paragraaf, eerste lid, worden de woorden « het universitair onderwijs » aangevuld met de woorden « , of in de psycho-medisch-sociale centra »;2° Er wordt een vierde paragraaf toegevoegd, luidend als volgt : « § 4.Een verlof kan door de Regering aan de personeelsleden bedoeld bij artikel 1 toegekend worden om voorlopig een ambt uit te oefenen in het onderwijs van de Duitstalige Gemeenschap of in een psycho-medisch-sociaal centrum van de Duitstalige Gemeenschap.
Dit verlof wordt niet bezoldigd en gelijkgesteld met een periode dienstactiviteit. Het verlof kan worden toegestaan voor alle prestaties die het personeelslid in vaste dienst uitoefent of voor een gedeelte van deze. ».
Art. 39.Artikel 61bis van het koninklijk besluit van 19 mei 1981 betreffende de vakantie- en verlofregeling van het stagedoend en vastbenoemd technisch personeel van de rijks-psycho-medisch-sociale centra, de rijksvormingscentra en de inspectiediensten, zoals ingevoegd bij het decreet van 13 december 2007, wordt aangevuld met een vierde paragraaf luidend als volgt : « § 4. Een verlof kan door de Regering aan de personeelsleden bedoeld bij artikel 1 toegekend worden om voorlopig een ambt uit te oefenen in het onderwijs van de Duitstalige Gemeenschap of in een psycho-medisch-sociaal centrum van de Duitstalige Gemeenschap.
Dit verlof wordt niet bezoldigd en gelijkgesteld met een periode dienstactiviteit. Het verlof kan worden toegestaan voor alle prestaties die het personeelslid in vaste dienst uitoefent of voor een gedeelte van deze. ». HOOFDSTUK III Het kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap
Art. 40.Artikel 4, § 4 van het decreet van 2 juni 1998 organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, waarvan de huidige tekst het 1e lid vormt, wordt aangevuld met een 2e lid, luidend als volgt : « De Regering stelt de goedkeuringsregels van de cursusprogramma's vast. ».
Art. 41.In artikel 12, § 1, 1°, letter a) van hetzelfde decreet worden de woorden « voor de leerlingen van minder dan 12 jaar en 3 lestijden voor de leerlingen van ten minste 12 jaar » geschrapt.
Art. 42.In artikel 35 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 17 juli 2003, wordt het 2e lid, 1° vervangen als volgt : « 1° voor op het gebied van muziek : - 280 lestijden/jaar voor complete groepen van 4 leerlingen, voor de leerlingen die regelmatig ingeschreven zijn voor de tweede graad; - 360 lestijden/jaar voor complete groepen van 3 leerlingen, voor de leerlingen die regelmatig ingeschreven zijn voor de derde graad; ».
Art. 43.In artikel 51 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 17 juli 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 3 wordt als volgt aangevuld : 1° § 3 wordt als volgt aangevuld : « 19° leraar opleiding vocale muziek jazz;20° leraar electroakoestische muziek; »; 2° § 4 wordt aangevuld met een punt 8° luidend als volgt : « 8° leraar multidisciplinaire opleiding.».
Art. 44.In artikel 106 van hetzelfde decreet : 1° Wordt punt 1° als volgt vervangen : « 1° leraar muzikale opleiding : a) Vereiste bekwaamheidsbewijzen : - Diploma van het hoger secundair onderwijs uitgereikt binnen een specialiteit van het muziekonderwijs en aangevuld met een bewijs van pedagogische bekwaamheid; - Diploma van licentiaat, richting muziekschrijven en muziekleer, optie muziekvorming, aangevuld met een bewijs van pedagogische bekwaamheid; - Diploma van master met de didactische finaliteit, richting muziekschrijven en muziektheorie, optie muziekvorming; - Diploma van master met gespecialiseerde finaliteit of grondige specialiteit, richting muziekschrijven en muziektheorie, optie muziekvorming, aangevuld met een bewijs van pedagogische bekwaamheid; - Diploma van bachelor in muziekvorming of muziekopvoeding, uitgereikt op het einde van het Kunsthoger onderwijs van het korte type; - Diploma van geaggregeerde van het lager secundair onderwijs in muziekvorming of muziekopvoeding (GLSO). b) Voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen : - Diploma van het hoger kunstonderwijs uitgereikt in een specialiteit van het muziekonderwijs; - Diploma van licentiaat, richting muziekschrijven en muziektheorie, optie muziekvorming; - Diploma van master met gespecialiseerde finaliteit of grondige finaliteit, richting muziekschrijven n muziektheorie, optie muziekvorming. c) Bewijzen voor pedagogische bekwaamheid voor het onderwijs : - DPBO van de voorbereidende notenleer; - DPBO van de gewone notenleer; - DPBO van de perfectionneringsnotenleer; - GPBO van de muziekvorming; - GLSO in muziekvorming of muziekopvoeding; - GHSO in de muziek. » 2° Een nieuwe punt 18° luidend als volgt wordt ingevoegd : « 18° leraar opleiding vocale muziek jazz : a) Vereist bekwaamheidsbewijs : - Diploma van het hoger kunstonderwijs van opleiding vocale muziek, jazz-zang, aangevuld met een bewijs van pedagogische bekwaamheid; - Diploma van master met didactische finaliteit in de muziek, richting jazz en lichte muziek, optie zang; - Diploma van master met gespecialiseerde of grondige finaliteit in de muziek, richting jazz en lichte muziek, optie zang, aangevuld met een bewijs van pedagogische bekwaamheid; - De erkenning van nuttige ervaring aangevuld met een bewijs van pedagogische bekwaamheid. b) Voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen : - Diploma van hoger kunstonderwijs van opleiding vocale muziek, jazz-zang; - Diploma van licentiaat in de muziek, richting jazz en lichte muziek, optie zang; - Diploma van master met gespecialiseerde of gegronde finaliteit in de muziek, afdeling jazz en lichte muziek, optie zang; - De erkenning van nuttige ervaring. c) Bewijzen van pedagogische bekwaamheid : - GPBO van opleiding vocale muziek, jazz; - GHSO in het muziekdomein. » 3° Een nieuw punt 19° luidend als volgt, wordt ingevoegd : « 19° leraar electroakoestische muziek : a) vereiste bekwaamheidsbewijzen : - Diploma van master met didactische finaliteit in de elctroakoestische muziek; - Diploma van master met gespecialiseerde of grondige specialiteit in de electroakoestische muziek aangevuld met een bewijs van pedagogische bekwaamheid; - Diploma van licentiaat in de electroakoestische muziek aangevuld met een bewijs van pedagogische bekwaamheid; - Diploma van het kunsthoger onderwijs of van het hoger kunstonderwijs uitgereikt in een andere specialieit aangevuld met de erkenning van nuttige ervaring en een bewijs van pedagogische bekwaamheid. b) Voldoend geachte bewijzen : - Licentiaat in de electroakoestische muziek; - Diploma van het kunsthoger of van het hoger kunstonderwijs uitgereikt in een andere specialiteit aangevuld met de erkenning van nuttige ervaring. c) bewijzen van pedagogische bekwaamheid : - GPBO van electroakoestische muziek; - GHSO van het muziekdomein. ».
Art. 45.In artikel 107 van hetzelfde decreet wordt een punt 8° ingevoegd, luidend als volgt : « 8° leraar multidisciplinaire vorming : a) Vereiste bekwaamheidsbewijzen : - Diploma van het hoger kunstonderwijs voor voordrachtkunst, aangevuld met een bewijs van pedagogische bekwaamheid; - Diploma van het hoger kunstonderwijs voor dramatische kunst, aangevuld met een bewijs van pedagogische bekwaamheid; - Diploma van het kunstonderwijs van de 3e graad uitgereikt in de specialiteit « toneel », aangevuld met een bewijs van pedagogische bekwaamheid; - Diploma van het kunsthoger onderwijs van het korte type uitgereikt in de specialiteit « dramatische vertolking », aangevuld met een bewijs van pedagogische bekwaamheid; - Diploma van geaggregeerde het hoger secundair onderwijs uit de domeinen van het toneel en de woordkunsten; - Diploma van licentiaat van de domeinen van het toneel en de woordkunsten, optie dramatische kunst of kunst van de welsprekendheid, aangevuld met een bewijs van pedagogische bekwaamheid; - Diploma van licentiaat van de domeinen van de vertoningskunsten en de techniek voor de verspreiding en de communicatie, optie dramatische vertolking of toneel en communicatietechnieken, aangevuld met een bewijs van pedagogische bekwaamheid; - Diploma van master met didactische finaliteit van de domeinen van het toneel en de woordkunsten, optie dramatische kunst of kunst van de welsprekendheid; - Diploma van master met gespecialiseerde of grondige finaliteit of zonder specifieke finaliteit van de domeinen van het toneel en de woordkunsten, aangevuld met een bewijs van pedagogische bekwaamheid; - Diploma van master met didactische finaliteit van de domeinen van de vertoningskunsten en de techniek voor de verspreiding en de communicatie, optie dramatische vertolking of toneel en communicatietechnieken; - Diploma van master met gespecialiseerde of grondige finaliteit, of zonder specifieke finaliteit, van de domeinen van de vertoningskunsten en de techniek voor de verspreiding en de communicatie, optie dramatische vertolking of toneel en communicatietechnieken, aangevuld met een bewijs van pedagogische bekwaamheid; b) Voldoend geacht bekwaamheidsbewijzen : - Diploma van het hoger kunstonderwijs voor voordrachtkunst; - Diploma van het hoger kunstonderwijs voor dramatische kunst; - Diploma van het kunstonderwijs van de 3e graad uitgereikt in de specialiteit « toneel »; - Diploma van het kunsthoger onderwijs van het korte type uitgereikt in de specialiteit « Dramatische vertolking »; - Diploma van licentiaat van de domeinen van het toneel en de woordkunsten, optie dramatische kunst of kunst van de welsprekendheid; - Diploma van licentiaat van de domeinen van de vertoningskunsten en de techniek voor de verspreiding en de communicatie, optie dramatische vertolking of toneel en communicatietechnieken; - Diploma van master met gespecialiseerde of grondige finaliteit of zonder specifieke finaliteit van de domeinen van het toneel en de woordkunsten, optie dramatische kunst of kunst van de welsprekendheid; - Diploma van master met gespecialiseerde of grondige finaliteit, of zonder specifieke finaliteit, van de domeinen van de vertoningskunsten en de techniek voor de verspreiding en de communicatie, optie dramatische vertolking of toneel en communicatietechnieken. c) Bekwaamheidsbewijzen voor pedagogische bekwaamheid : - DPBO gesproken Frans; - GPBO dictie-voordrachtkunst; - GPBO dramatische kunst; - GPBO multidisciplinaire vorming van de domeinen van het toneel en de woordkunsten; - GHSO van de domeinen van de vertoningskunsten en de techniek voor de verspreiding en de communicatie; - GHSO van de domeinen van het toneel en de woordkunsten. ».
Art. 46.In artikel 112, 1e lid van hetzelfde decreet, wordt punt 3) vervangen door een punt 3° luidend als volgt : « 3° zes leden gekozen onder : de leden van het leidend en onderwijzend personeel van het kunstonderwijs definitief benoemd of aangeworven, de leden van de Inspectiedienst van het kunstonderwijs en de houders van een universitair diploma in de psychopedagogie of in de opvoedingswetenschappen.
Drie van die leden worden aangesteld door de inrichtende macht en drie door de Regering of zijn afgevaardigde op de voordracht van de inspectie van het kunstonderwijs voor het betrokken domein.
Voor elke categorie van gekozen leden worden twee plaatsvervangers voorgesteld.
Onder de zes leden bedoeld in het eerste lid worden maximaal een lid van de Inspectiedienst van het kunstonderwijs en maximaal een houder van een universitair diploma in de psychopedagogie of in de opvoedingswetenschappen aangesteld. ».
Art. 47.De diensten bewezen vóór de inwerkingtreding van dit decreet door de leraren muziekvorming die houder zijn van een diploma van bachelor in muziekvorming of in muziekopleiding, uitgereikt op het einde van het kunsthoger onderwijs van het korte type of van het diploma van geaggregeerde van het lager secundair onderwijs in muziekvorming of in muziekopleiding GLSO), worden gelijkgesteld, voor de toepassing van de artikelen 24 en 30 van het decreet van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs en van de artikelen 34 en 42 van het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs, met de diensten bewezen door de leraren mueizkvorming houders van het vereist bekwaamheidsbewijs.
Art. 48.In artikel 1, § 1, van het decreet van 12 mei 2004 aangevuld met het decreet van 2 juni 2006 betreffende de vaststelling van de schaarste en bepaalde Commissies in het buitengewoon of door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs, worden de woorden? HOOFDSTUK IV. - Vervanging van de kinderverzorgsters
Art. 49.In artikel 24 van het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd, wordt het 1e lid vervangen door het volgende lid : « De vervanging van een afwezig vastbenoemd kinderverzorger of van zijn plaatsvervanger wordt onderworpen aan dezelfde voorwaarden als de vervanging van de leden van het onderwijzend personeel van het gewoon basisonderwijs. »
Art. 50.In artikel 34 van het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd, wordt het 1e lid vervangen door het volgende lid : « De vervanging van een afwezig vastbenoemd kinderverzorger of van zijn plaatsvervanger wordt onderworpen aan dezelfde voorwaarden als de vervanging van de leden van het onderwijzend personeel van het gewoon basisonderwijs. »
Art. 51.In artikel 44 van het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd, wordt het 1e lid vervangen door het volgende lid : « De vervanging van een afwezig vastbenoemd kinderverzorger of van zijn plaatsvervanger wordt onderworpen aan dezelfde voorwaarden als de vervanging van de leden van het onderwijzend personeel van het gewoon basisonderwijs. » HOOFDSTUK V. - Statutaire overgangsbepalingen betreffende het gespecialiseerd onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap Afdeling I. - Algemene bepalingen
Art. 52.Dit hoofdstuk is van toepassing op alle statutaire situaties die voortvloeien of voortgevloeid zijn uit opeenvolgende hervormingen van de organisatie van het gespecialiseerd beroepssecundair onderwijs van vorm 3.
Art. 53.De rechtsgevolgen bedoeld in de artikelen 54, 56, 57 en 58 worden beperkt tot het gespecialiseerd secundair onderwijs van de vormen 1, 2 en 3. Afdeling II. - De definitieve personeelsleden
Art. 54.De leden van het definitief benoemd of aangeworven personeel in een ambt waartoe een vak behoorde vóór de inwerkingtreding van dit hoofdstuk, wordt geacht definitief benoemd of aangeworven te zijn waartoe het bedoeld vak voortaan behoort overeenkomstig de bijlage bij dit decreet.
Art. 55.Het definitief benoemd of aangeworven personeelslid aan wie een nuttige ervaring toegekend is voor een ambt van leraar technische vakken of van leraar beroepspraktijk of leraar technisch vakken en beroepspraktijk, behoudt het voordeel van die erkenning voor de bedoelde specialiteit in de uitoefening van zijn nieuw ambt als leraar technische vakken of van leraar beroepspraktijk of leraar technische vakken en beroepspraktijk.
Het in het 1e lid bedoeld personeelslid geniet de bezoldiging verbonden aan zijn oorspronkelijk ambt, behalve als de bezoldiging in verband met het oorspronkelijk ambt hem een lagere bezoldiging toekent. Afdeling III. - Tijdelijke personeelsleden
Art. 56.Voor de toepassing van de artikelen 34 en 42 van het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs, worden de diensten die bewezen worden in het ambt waartoe het vak behoorde vóór de inwerkingtreding van dit hoofdstuk door het personeelslid, geacht bewezen te zijn binnen het (de) ambt(en) waartoe het vak voortaan behoort krachtens de bijlage bij dit decreet.
In dat kader worden voor het schooljaar 2008/2009 de personeelsleden geacht hun kandidatuur ingediend te hebben binnen de vormen en termijnen voorgeschreven in dezelfde artikelen 34 en 42 van voornoemd decreet van 1 februari 1993.
Art. 57.Voor de toepassing van de artikelen 24 en 30 van het decreet van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs, worden de diensten die bewezen worden in het ambt waartoe het vak behoorde vóór de inwerkingtreding van dit hoofdstuk door het personeelslid, geacht bewezen te zijn binnen het (de) ambt(en) waartoe het vak voortaan behoort krachtens de bijlage bij dit decreet.
In dat kader worden voor het schooljaar 2008/2009 de personeelsleden geacht hun kandidatuur ingediend te hebben binnen de vormen en termijnen voorgeschreven in dezelfde artikelen 24 en 30 van voornoemd decreet van 6 juni 1994.
Art. 58.De vrijstellingen verworven vóór de inwerkingtreding van dit hoofdstuk door het personeelslid binnen een (meerdere) vak(ken) bedoeld in de bijlage, bij toepassing van het koninklijk besluit van 4 augustus 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in het buitengewoon secundair onderwijs, worden geacht eveneens verworven te zijn binnen het (of een van de) ambt(en) waartoe het vak voortaan behoort overeenkomstig de bijlage bij dit decreet.
Art. 59.Het tijdelijk personeelslid aan wie een nuttige ervaring toegekend is voor een ambt van leraar technische vakken of leraar technische vakken en beroepspraktijk, behoudt het voordeel van die erkenning voor de beschouwde specialiteit binnen de uitoefening van zijn nieuw ambt van leraar technische vakken of van leraar beroepspraktijk of leraar technische vakken en beroepspraktijk. HOOFDSTUK VI. - Schoolbemiddeling en positieve discriminatie
Art. 60.In artikel 32 van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie, wordt het 3e lid vervangen doot een nieuw 3e lid, luidend als volgt : « Indien de leerling verzuimt zich aan te melden na ontvangst van de oproeping bedoeld bij het eerste lid en telkens als het inrichtingshoofd het noodzakelijk acht, vaardigt deze laatste een opvoedend hulppersoneelslid, een bemiddelaar bedoeld bij hoofdstuk V van dit decreet mits het voorafgaand akkoord van de coördinators van de dienst voor schoolbemiddeling af naar de woonplaats of de verblijfplaats van de leerling of vraagt hij de directeur van het psycho-medisch-sociale centrum een personeelslid van dit centrum deze opdracht uit te voeren. De afgevaardigde van het inrichtingshoofd stelt een verslag op van het bezoek ter attentie van het inrichtingshoofd. De Regering kan de regels voor het bezoek nader bepalen. »
Art. 61.In het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie, wordt een artikel 4bis ingevoegd, luidend als volgt : «
Artikel 4bis.In afwijking van artikel 4, zijn de lijsten van de instellingen of vestigingen die positieve discriminatie genieten, met inbegrip van de instellingen of vestigingen voor prioritait secundair onderwijs, voor het jaar 2009-2010 deze van de instellingen of vestigingen die positieve discirminatie genieten, met inbegrip van de instellingen of vestigingen voor prioritair secundair onderwijs voor het schooljaar 2008-2009.
Het volgende klassement door het Bestuur van de vestigingen voor basisonderwijs en van de instellingen of vestigingen van het secundair onderwijs zoals bepaald in § 2 van hetzelfde artikel en de instelling van de lijsten zoals bedoeld in § 4 van hetzelfde artikel zullen ten laatste op 1 oktober 2009 worden opgesteld.
De duur van de driejaarlijkse projecten bedoeld in artikel 8, § 2, in artikel 11, § 3 en in artikel 12, § 1, wordt automatisch van drie naar vier jaar gedragen, hetzij met het schooljaar 2009-2010 inbegrepen, met de verlenging van de menselijke en werkingsmiddelen die in dat kader toegekend zijn. ». HOOFDSTUK VII. - De inspectie
Art. 62.In artikel 5, § 2, 1e lid van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 7 april 1995 tot oprichting van een « Centre d'auto-formation et de formation continuée » voor het Onderwijs van de Franse Gemeenschap, zoals gewijzigd bij het decreet van 8 maart 2007, worden de woorden « een inspecteur-coördinator van de psycho-medisch-sociale centra » vervangen door de woorden « de inspecteur belast met de coördinatie van de inspectie op het niveau van de psycho-medisch-sociale centra en de inspecteur belast met de coördinatie van de inspectie op het niveau van het onderwijs voor sociale promotie ».
Art. 63.In artikel 10, § 4 van het decreet van 8 maart 2007 betreffende de algemene inspectiedienst, de dienst voor pedagogische raadgeving en begeleiding van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, de cellen voor pedagogische raadgeving en begeleiding van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs en betreffende het statuut van de personeelsleden van de algemene inspectiedienst en van de pedagogische adviseurs, worden de woorden « en 2°, a), b), e), g) » vervangen door de woorden « , 2° ».
Art. 64.In artikel 53 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° IN het 4e lid, worden de woorden « Onverminderd het volgende lid » toegevoegd voor de woorden « Wanneer de proef »;2° Het volgende lid wordt ingevoegd tussen het 4e en het 5e lid : « Wanneer het aantal definitieve personeelsleden behorende tot de in het vorige lid bedoeld Inspectiedienst onvoldoende is om een examencommissie samen te stellen overeenkomstig dit lid, is de coördinerende Inspecteur-generaal lid van die examencommissie.».
Art. 65.Artikel 88 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met het volgende lid : « Niemand wordt tot de in het 1e lid, 6°, bedoelde opleiding toegelaten als hij op de datum van indiening van de aanvraag om deelname niet beantwoordt aan de voorwaarden opgesomd in het 1e lid, 1°, 2°, 4° en 5°. ».
Art. 66.Artikel 162 van het decreet van 8 maart 2007 betreffende de algemene inspectiedienst, de dienst voor pedagogische raadgeving en begeleiding van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, de cellen voor pedagogische raadgeving en begeleiding van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs en betreffende het statuut van de personeelsleden van de algemene inspectiedienst en van de pedagogische adviseurs, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Artikel 162.§ 1. De personeelsleden die, voor eender welk ambt, een vacante betrekking bekleden van een bevorderingsambt van inspecteur worden vastbenoemd in een ambt van inspecteur voor zover zij aan de volgende voorwaarden voldoen : a) Belg zijn of onderdaan van een andere lidstaat van de Europese gemeenschappen, behalve een door de Regering te verlenen vrijstelling;b) Van onberispelijk gedrag zijn;c) De burgerlijke en politieke rechten genieten;d) Aan de dienstplichtwetten voldaan hebben;e) Voldoen aan de wets- en verordeningsbepalingen betreffende de taalregeling;f) In vast verband benoemd of aangeworven zijn in een ambt met volledige prestaties in het onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap;g) Een dienstanciënniteit van minstens vijftien jaar tellen;h) Een ambtsanciënniteit van minstens tien jaar tellen;i) Geen sanctie of tuchtstraf gekregen hebben tijdens de vijf voorafgaande jaren. § 2. Het(de) personeelslid(leden) bedoeld in § 1 dat(die) niet aan alle vereiste voorwaarden voldoet(n) om vastbenoemd te worden krachtens die bepaling, wordt(en) geacht voorlopig aangesteld te zijn als inspecteur op de datum van inwerkingtreding van dit decreet. ». HOOFDSTUK VIII. - Wijziging van het decreet van 7 december 2007 houdende organisatie van de structurele differentiatie in de eerste graad om alle leerlingen de mogelijkheid te geven om de basisvaardigheden te verwerven
Art. 67.In artikel 57 van het decreet van 7 december 2007 houdende organisatie van de structurele differentiatie in de eerste graad om alle leerlingen de mogelijkheid te geven om de basisvaardigheden te verwerven, worden de woorden « respectievelijk gelijkgesteld met het eerste jaar B en » geschrapt.
Art. 68.De statutaire gevolgen gebonden aan de toepassing van vorig artikel hebben slechts uitwerking met ingang van 1 februari 2009. HOOFDSTUK IX. - Verlof voor de opvang met het oog op adoptie en pleegvoogdij
Art. 69.In artikel 8bis van het koninklijk beslut van 8 december 1967 genomen ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, zoals vervangen bij het decreet van 8 mei 2003 wordt het 1e lid aangevuld met de woorden « of wanneer zij een kind van minder dan twaalf jaar opvangen in hun gezin tengevolge van een gerechtelijke beslissing om plaatsing in een onthaalgezin ».
Art. 70.In artikel 13bis van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen van kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, zoals vervangen bij het decreet van 8 mei 2003, wordt het 1e lid aangevuld met de woorden « of met het oog op de opvang van een kind van minder dan twaalf jaar in hun gezin tengevolge van een gerechtelijke beslissing om plaatsing in een onthaalgezin ».
Art. 71.In artikel 13 van het koninklijk besluit van 19 mei 1981 betreffende de vakantie- en verlofregeling van het stagedoend en vastbenoemd technisch personeel van de rijks-psycho-medisch-sociale centra, de rijksvormingscentra en de inspectiediensten, zoals vervangen bij het decreet van 8 mei 2003, wordt het 1e lid aangevuld met de woorden « of met het oog op de opvang van een kind van minder dan twaalf jaar in hun gezin tengevolge van een gerechtelijke beslissing om plaatsing in een onthaalgezin ».
Art. 72.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 14 oktober 1985 betreffende het verlof voor de opvang met het oog op adoptie en pleegvoogdij van de gesubsidieerde personeelsleden van de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra en diensten voor studie- en beroepsoriëntering, wordt het 1e lid aangevuld met de woorden « of met het oog op de opvang van een kind van minder dan twaalf jaar in hun gezin tengevolge van een gerechtelijke beslissing om plaatsing in een onthaalgezin ». HOOFDSTUK X. - De verloven van de leden van de psycho-medisch-sociale centra
Art. 73.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 11 juni 1981 betreffende het verlof voor verminderde prestaties gewettigd door sociale of familiale redenen van de personeelsleden van de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra en diensten voor studie- en beroepsorientering, worden de woorden « de helft » vervangen door de woorden « minstens de helft ».
Art. 74.In artikel 2, 3° van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 16 februari 1990 betreffende het verlof voor verminderde prestaties toegekend aan de personeelsleden van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerd onderwijs, die 50 jaar zijn of ten minste twee kinderen hebben die niet ouder zijn dan 14 jaar en betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden vóór het rustpensioen, worden de woorden « de helft » vervangen door de woorden « minstens de helft ». HOOFDSTUK XI. - Het verlof voor sportactiviteiten
Art. 75.§ 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de personeelsleden in dienstactiviteit, bedoeld bij : 1° Het koninklijk besluit van 22 mart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, [gespecialiseerd], middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen;2° De wet van 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs;3° Het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke en protestantse godsdienst der inrichtingen voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat;4° Het koninklijk besluit van 27 juli 1979 tot vaststelling van het statuut van de leden van het technisch personeel van de Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van gespecialiseerde Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de Rijksvormingscentra en van de inspectiedienst belast met toezicht op de psycho-medisch-sociale centra, de diensten voor studie- en beroepsoriëntering en de gespecialiseerde psycho-medisch-sociale centra;5° Het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs;6° Het decreet van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs;7° Het decreet van 24 juli 1997 dat het statuut bepaalt van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap;8° Het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten;9° Het decreet van 31 januari 2002 tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra;10° Het decreet van 31 januari 2002 tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde vrije psycho-medisch-sociale centra;11° Het decreet van 12 mei 2004 tot bepaling van het statuut van de leden van het administratief personeel, het meester-, vak- en dienstpersoneel van de onderwijsinrichtingen ingericht door de Franse Gemeenschap;12° Titel I van het decreet van 10 maart 2006 betreffende de statuten van de leermeesters godsdienst en de leraars godsdienst;13° Het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd. § 2. In afwijking van paragraaf 1 is dit hoofdstuk niet van toepassing op de personeelsleden : 1° houder van een van de ambten bedoeld in artikel 6, E, c), 27.en F, c), 10., in artikel 6ter, 6°, a), in artikel 7, c), 12. wanneer dat ambt uitgeoefend wordt binnen een autonoom internaat of een onthaalhuis, in artikel 7, c), 13., en in artikel 10 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking van de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel bij de inrichtingen voor kleuteronderwijs, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaal onderwijs van de Staat, en van de ambten der leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen; 2° houder van een van die ambten bedoeld in artikel 2, § 1, 3.en 4. van het koninklijk besluit van 27 juli 1979 tot vaststelling van het statuut van de leden van het technisch personeel van de Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van gespecialiseerde Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de Rijksvormingscentra en van de inspectiedienst belast met toezicht op de psycho-medisch-sociale centra, de diensten voor studie- en beroepsoriëntering en de gespecialiseerde psycho-medisch-sociale centra; 3° houder van een van de ambten bedoeld in de artikelen 3 en 4, 1°, 2°, 4°, 5° en 6° van het decreet van 4 januari 1999 betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten;4° houder van een van de ambten bedoeld in artikel 5, C van het decreet van 25 juli 1996 betreffende de opdrachten en betrekkingen in de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen;5° houder van een van de ambten bedoeld in de artikelen 69, 6° en 75, 4° van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten;6° houder van het ambt bedoeld in artikel 2, 2°, a) van het decreet van 31 januari 2002 tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra;7° houder van het ambt bedoeld in artikel 6, 2°, a) van het decreet van 31 januari 2002 tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde vrije psycho-medisch-sociale centra.
Art. 76.In de zin van dit hoofdstuk moet verstaan worden onder : 1° « Decreet van 8 december 2006 » : het decreet van 8 december 2006 houdende organisatie en subsidiëring van de sport in de Franse Gemeenschap;2° « Sportmanifestatie » : de Olympische spelen, de Paralympische spelen, de Wereldkampionschappen of Europese kampieonschappen, de Universiades alsook elke competitie die ermee gelijkgesteld wordt door de regering na advies van de Dienst van de Franse Gemeenschap aangesteld door de Regering, houdende rekening met de bekendheid en het niveau van de competitie;3° »Topsporter » : de topsporter aldus erkend bij toepassing van artikel 12, § 1, 2e lid, 1° van het decreet van 8 december 2006;4° « Internationaal scheidsrechter » : het personeelslid dat lid is van een sportfederatie bij toepassing van het decreet van 8 december 2006 en/of beheerder van een olympische tak en dit als scheidsrechter, umpire, rechter of ermee gelijkgesteld en dat zijn activiteiten moet uitoefenen ter gelegenheid van een sportmanifestatie.
Art. 77.Op zijn aanvraag kan een verlof toegekend worden voor sportactiviteiten aan het personeelslid bedoeld in artikel 75 dat de hoedanigheid van topsporter of internationaal scheidsrechter heeft, met het oog op zijn deelname en/of zijn voorbereiding op zijn deelname aan een sportmanifestatie.
Aan het in artikel 75 bedoeld personeelslid dat voor de sportieve en/of lichamelijke en/of psychologische omkadering instaat van een topsporter kan eveneens op zijn aanvraag een verlof toegekend worden voor sportactiviteiten.
Het verlof bedoeld in dit artikel wordt toegekend voor de duur van de deelname en/of de voorbereiding op de deelname van de topsporter of de internationale scheidsrechter aan de betrokken sportmanifestatie.
Dat verlof wordt bezoldigd en gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
De aanvraag wordt ingediend overeenkomstig de procedure beschreven in artikel 79.
Art. 78.De duur van het verlof voor sportactiviteiten kan, naargelang het geval, geen dertig werkdagen overtreffen, in een of meerdere periodes, per schooljaar, per academiejaar of per begrotingsjaar.
Onder werkdagen moet verstaan worden de schooldagen en, wat de PMS-centra betreft, de werkingsdagen.
Voor de in artikel 75 bedoeld personeelsleden, tijdelijk aangesteld of aangeworven, loopt het verlof in ieder geval ten einde ten laatste op het moment waarop de definitieve aanstelling of de aanwerving ten einde loopt.
Art. 79.In het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra georganiseerd door de Franse Gemeenschap wordt de aanvraag om verlof voor sportactiviteiten door het personeelslid via de hiërarchische weg ingediend bij de Regering.
In het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap wordt de aanvraag om verlof voor sportactiviteiten ingediend door een personeelslid bij de inrichtende macht waartoe hij behoort.
De aanvraag gaat mee met het advies van de betrokken sportfederatie en van de Dienst van het Ministerie van de Franse Gemeenschap bedoeld in artikel 76, 2°.
Deze moet minstens dertig dagen voor het begin van het verlof ingediend worden en de datum waarop het aangevraagd verlog begint, opnemen alsook de duur ervan.
Art. 80.In het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra georganiseerd door de Franse Gemeenschap wordt het verlof toegekend door de regering.
In het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap wordt het verlof toegekend door de inrichtende macht die het voor goedkeuring aan de regering voorlegt.
Art. 81.Er wordt van rechtswege einde gemaakt aan het verlof voor sportactiviteiten op de datum waarop het personeelslid de hoedanigheid van topsporter of internationaal scheidrechter verliest.
Wegens voldoende gemotiveerde uitzonderlijke omstandigheden kan er eveneens een einde gemaakt worden aan het verlof voor sportactiviteiten voor de afloop van de termijn ervan, op de aanvraag van de betrokkene. De aanvraag wordt ingediend volgens dezelfde modaliteiten als die bedoeld in artikel 79, 1e tot 3e lid.
Art. 82.Wanneer het personeelslid dat een verlof gekregen heeft voor sportactiviteiten bij toepassing van dit hoofdstuk vervangen wordt, wordt die vervanging bij prioriteit uitgevoerd door een of meerdere personeelsleden ter beschikking gesteld bij gebrek aan betrekkingen of in gedeeltelijk lasterverlies verklaard volgens de bepalingen van toepassing.
Binnen de selectie- en bevorderingsambten kan het personeelslid evenwel tijdelijk vervangen worden door een personeelslid dat definitief benoemd aangeworven is in het wervingsambt dat toegang verleent tot het selectie- of bevorderingsambt. In dat geval zijn de bepalingen van het 1e lid van toepassing op het tijdelijk nagelaten wervingsambt.
Onverminderd het 1e en het 2e lid gebeurt de vervanging binnen de naleving van de statutaire regels betreffende de aanwerving alsook binnen de naleving van de subsidievoorwaarden. HOOFDSTUK XII Verlof voor het afstaan van organen of weefsels in het onderwijs en in de psycho-medisch-sociale centra
Art. 83.In het koninklijk besluit van 8 december 1967 genomen ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, wordt een artikel 4ter ingevoegd, luidend als volgt : «
Artikel 4ter.Het personeelslid kan een verlof verkrijgen voor het afstaan van organen en weefsels. Dat verlof wordt bezoldigd en gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
De duur van het verlof komt overeen met die van de hospitalisatie en het eventuele vereiste herstel. De afwezigheden gewettigd door voorafgaande medische onderzoeken worden eveneens gedekt.
Een medisch getuigschrift getuigt van de noodzakelijke duur van het verlof.
Art. 84.Artikel 6 van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter uitvoering van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, [gespecialiseerd], middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, zoals opgeheven bij het decreet van 8 mei 2003, wordt hersteld in de volgende vorm : «
Artikel 6.Het definitieve of tijdelijke personeelslid kan een verlof bekomen voor het afstaan van organen of weefsels. Dat verlof wordt bezoldigd en gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
De duur van het verlof komt overeen met die van de hospitalisatie en het eventuele vereiste herstel. De afwezigheden gewettigd door voorafgaande medische onderzoeken worden eveneens gedekt.
Een medisch getuigschrift getuigt van de noodzakelijke duur van het verlof.
Art. 85.In het koninklijk besluit van 19 mei 1981 betreffende het verlof voor afwezigheden van lange duur gewettigd door familiale redenen, van het stagedoend en vastbenoemd technisch personeel van de rijks-psycho-medisch-sociale centra, de rijksvormingscentra en de inspectiediensten, wordt een artikel 5bis ingevoegd, luidend als volgt : «
Artikel 5bis.Het personeelslid kan een verlof verkrijgen voor het afstaan van organen of weefsels. Dat verlof wordt bezoldigd en gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
De duur van het verlof komt overeen met die van de hospitalisatie en het eventuele vereiste herstel. De afwezigheden gewettigd door voorafgaande medische onderzoeken worden eveneens gedekt.
Een medisch getuigschrift getuigt van de noodzakelijke duur van het verlof. ». HOOFDSTUK XIII. - Selectie- en bevorderingsambten
Art. 86.In artikel 97 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 worden twee nieuwe leden toegevoegd, luidend als volgt : « In afwijking van het 1e lid, 5°, kunnen de houders van een hoger bekwaamheidsbewijs, die benoemd zijn tot onderdirecteur of tijdelijk dat ambt uitgeoefend hebben en er een ambtsanciënniteit van meer dan 6000 dagen tellen verdeeld over 3 minstens 3 schooljaren, eveneens benoemd worden tot het ambt van directeur in het onderwijs voor sociale promotie.
De ambtsanciënniteit beoogt de uitoefening van het ambt van onderdirecteur en de tijdelijke uitoefening, door de onderdirecteur, van de hogere ambten van directeur in het onderwijs voor sociale promotie. ».
Art. 87.Artikel 123 ter, § 1, van het decreet van de raad van de Franse Gemeenschap van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie, wordt ams volgt gewijzigd : 1° In het 1e lid worden de woorden « en in het modulair onderwijs dat eigen is aan het onderwijs voor sociale promotie van stelsel 1 » geschrapt.2° Er wordt een 2e lid opgericht, luidend als volgt : « In afwijking van het 1e lid, binnen de naleving van de hieronder bepaalde procedure, heeft elke leerling het recht schriftelijk beroep in te dienen tegen de beslissingen om weigering genomen tegen de Studieraad bijeengekomen inhet kader van de vormingseenheden die de in hoofdstuk II bedoeld opleidingen inrichten, alsook de vormingseenheden bedoeld voor de kandidaten tot de selectie- en bevorderingsambten ander dan die van de directeur en de inspecteur.Op straffe van onontvankelijkheid moet dat beroep de nauwkeurige onregelmatigheden bepalen die het wettigen. »
Art. 88.Een nieuw artikel 54quinquies wordt ingevoegd in het decreet van 1 februari 1993, bepalende het volgende : «
Artikel 54quinquies.Wanneer een personeelslid definitief houder is van een onvolledige last binnen een selectieambt kan de inrichtende macht die een vacante definitieve betrekking heeft in afwijking van artikel 50bis van dit decreet en op zijn aanvraag de last van zijn personeelslid aanvullen en op zijn aanvraag, door een uitbreiding van zijn definitieve aanwerving in hetzelfde ambt. »
Art. 89.In artikel 71nonies van het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs wordt het 1e lid aangevuld met het volgende : « - na de directiestage bedoeld in artikel 33 van het decreet van 2 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de directeurs. »
Art. 90.Een nieuw artikel 44quater wordt ingevoegd in het decreet van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs= «
Artikel 44quater.Wanneer een personeelslid definitief houder is van een onvolledige last binnen een selectieambt kan de inrichtende macht die een vacante definitieve betrekking heeft in afwijking van artikel 39bis van dit decreet en op zijn aanvraag de last van zijn personeelslid aanvullen en op zijn aanvraag, door een uitbreiding van zijn definitieve aanwerving in hetzelfde ambt. »
Art. 91.In artikel 30 van het decreet van 13 juli 1998 betreffende de organisatie van het gewoon kleuteronderwijs en lager onderwijs en de wijziging van de onderwijswetgeving, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Huidig artikel 30 wordt artikel 30, § 1 2° Een paragraaf 2 wordt ingevoegd, luidend als volgt : « § 2.Ingeval van directie met klas toegekend aan een personeelslid dat niet houder is van een diploma van leraar lager onderwijs of, in voorkomend geval, van kleuteronderwijzer, en in de mate waarin het aantal lestijden georganiseerd binnen het vak van het betrokken personeelslid lager is dan het aantal lestijden dat hij moet presteren voor een klas, wordt het verschil aangewend aan de ondersteuning. ».
Art. 92.In artikel 9 van het decreet van 4 januari 1999 betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) In het 1e lid worden de woorden « of van kleuteronderwijzer belast met onderdompeling » ingevoegd tussen de woorden « wervingsambt van kleuteronderwijzer » en « en houder zijn ».b) Het 2e en het 3e lid worden vervangen door hetgeen volgt : « Om benoemd te worden tot het bevorderingsambt van directeur van de lagere school in het onderwijs van de Franse Gemeenschap moeten de personeelsleden : 1° Benoemd worden tot het wervingsambt van leraar lager onderwijs of leraar lager onderwijs belast met onderdompeling, van meester zedenleer, van meeste bijzondere vakken of van meester tweede taal 2° Houder zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor de uitoefening van een wervingsambt bedoeld in 1°. Om benoemd te worden tot het vorderingsambt van directeur van een basisschool in het onderwijs van de Franse Gemeenschap moeten de personeelsleden : 1° Benoemd worden tot het wervingsambt van leraar lager onderwijs, leraar lager onderwijs of kleuteronderwijzer of leraar lager onderwijs belast met onderdompeling, van leermeester bijzondere vakken of leermeester tweede taal.2° Houder zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor de uitoefening van een wervingsambt bedoeld in 1°.»
Art. 93.Artikel 10, 1e en 2e lid, van het decreet van 4 januari 1999 betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten wordt als volgt gewijzigd : « 2° houder zijn van het vereist bekwaamheidsbewijs van het hoger niveau of van het niveau van het hoger secundair onderwijs voor dat wervingsambt. »
Art. 94.Artikel 10, 2e lid van het decreet van 4 januari 1999 betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten wordt als volgt gewijzigd : « De personeelsleden benoemd tot de wervingsambten van begeleider in een centrum voor opvoeding en alternerende opleiding, houder van een bekwaamheidsbewijs dat toegang verleent tot een ambt van leraar beroepspraktijk of leraar technische vakken en beroepspraktijk kunnen eveneens benoemd worden tot het ambt van werkmeester wanneer dat bekwaamheidsbewijs een bewijs is van het hogere niveau of van het niveau van het hoger secundair onderwijs. »
Art. 95.In het decreet van 4 januari 1999 betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten wordt artikel 27, opgeheven bij het decreet van 8 maart 2007, als volgt hersteld : «
Artikel 27.De rechtsmiddelen die gewoonlijk van toepassing zijn op de Universiteiten, Hogescholen en Instellingen voor onderwijs voor sociale promotie, zijn van toepassing wat betreft de beslissingen door die instellingen genomen in het kader van de certificering van de opleidingen die zij geven krachtens dit hoofdstuk. In voorkomend geval worden de toepassingsmodaliteiten van die beroepswijzen door de instellingen aangepast aan de specificiteiten van dit decreet. »
Art. 96.In artikel 20, § 2, a) van het decreet van 2 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de directeurs worden de woorden « 1200 dagen » vervangen door de woorden « 1800 dagen ».
Art. 97.Een nieuw artikel 26bis wordt ingevoegd in hetzelfde decreet, luidend als volgt : «
Artikel 26bis.De rechtsmiddelen die gewoonlijk van toepassing zijn op de Universiteiten, Hogescholen en Instellingen voor onderwijs voor sociale promotie, zijn van toepassing wat betreft de beslissingen door die instellingen genomen in het kader van de certificering van de opleidingen die zij geven krachtens dit hoofdstuk. In voorkomend geval worden de toepassingsmodaliteiten van die beroepswijzen door de instellingen aangepast aan de specificiteiten van dit decreet. »
Art. 98.In artikel 35, § 1 van het decreet van 2 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de directeurs worden het 2e en het 3e lid vervangen door hetgeen volgt : « Hij vraagt ook voor het onderwijs voor sociale promotie aan de personeelsleden die beantwoorden aan de voorwaarden van artikel 97, 1° tot 6°, van voornoemd koninklijk besluit van 22 maart 19669 hun kandidatuur in te dienen met bepaling van de instellingen waar zij zouden willen worden aangesteld.
De in het 1e en het 2e lid bedoeld personeelsleden moeten minstens drie slaagattesten bezitten van de vormingsmodules bedoeld in de artikelen 17, § 1 en 18, § 1. ».
Art. 99.In artikel 59, § 4, 1e lid, 3° van voornoemd decreet van 2 februari 2007 worden de woorden « van leraar lager onderwijs » ingevoegd tussen de woorden « van een diploma » en « van GLSO ».
Art. 100.Artikel 60, § 4, 1e lid, van voornoemd decreet van 2 februari 2007 wordt als volgt aangevuld : « 3° het vijf slaagattesten bekomen heeft van de opleidingen bedoeld in de artikelen 17, § 1 en 18, § 1 van dit decreet. »
Art. 101.In artikel 82, § 4, 1e lid, 3° van voornoemd decreet van 2 februari 2007 worden de woorden « van leraar lager onderwijs » ingevoegd tussen de woorden « van een diploma » en « van GLSO ».
Art. 102.Artikel 83, § 4, 1e lid, van voornoemd decreet van 2 februari 2007 wordt als volgt aangevuld : « 3° dat het vijf slaagattesten bekomen heeft van de opleidingen bedoeld in de artikelen 17, § 1 en 18, § 1 van dit decreet. »
Art. 103.Artikel 133 van het decreet van 2 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de directeurs wordt vervangen door hetgeen volgt : « § 1. Het personeelslid dat tijdelijk aangesteld wordt binnen een ambt van directeur in de zin van artikel 2, § 1, 1° hetzij bij toepassing van artikel 2, § 1, 1°, hetzij bij toepassing van artikel 28, § 1, 2e lid van voornoemd decreet van 4 januari 1999 voor de inwerkingtreding van dit decreet, ofwel voor een oproep tot kandidaten gebeurd is krachtens artikel 35, § 1, wordt als prioritair beschouwd in de zin van artikel 35, § 2, 3e lid van dit decreet zodra het in het bezit is van de vijf slaagattesten.
Het in het 1e lid bedoelde personeelslid dat ononderbroken tijdelijk aangesteld wordt sinds minstens twee jaar op 1 september 2008 wordt geacht twee evaluaties te hebben ondergaan waarvan de laatste geleid heeft tot de toekenning van de melding « positief ».
Het in het 1e lid bedoelde personeelslid dat ononderbroken tijdelijk aangesteld wordt sinds minstens een jaar op 1 september 2008 wordt geacht een evaluatie te hebben ondergaan met als melding « positief ».
Het wordt van rechtswege een tweede keer geëvalueerd vóór 1 september 2009.
Voor het in het 1e lid bedoeld personeelslid, dat ononderbroken tijdelijk aangesteld is sinds minstens een jaar vanaf 1 september 2008 heeft de eerste evaluatie bedoeld in artikel 36, § 2, ten laatste plaats op 1 september 2009.
De betrekkingen die bezet worden door de directeurs die ononderbroken tijdelijk aangesteld worden sinds minstens twee jaar op 1 september 2008 en op die datum ingeschreven waren voor de drie vormingsmodules bedoeld in artikel 17, § 1 van dit decreet, worden verwijderd van de oproep tot kandidaten die gebeurt overeenkomstig artikel 35, § 1, tot als zij hen gevolgd kunnen hebben en het certificaat voorgesteld kunnen hebben. § 2. Het personeelslid dat tijdelijk aangesteld wordt binnen een ambt van directeur in de zin van artikel 2, § 1, 1° in het onderwijs voor sociale promotie, hetzij vóór de inwerkingtreding van dit decreet, hetzij vóór er een oproep tot kandidaten gestart is krachtens artikel 35, § 1, wordt geacht prioritair te zijn in de zin van artikel 35, § 2, 3e lid van dit decreet zodra het in het bezit is van de vijf slaagattesten.
Het in het 1e lid bedoelde personeelslid dat ononderbroken tijdelijk aangesteld wordt sinds minstens twee jaar op 1 september 2008 wordt geacht twee evaluaties te hebben ondergaan met als melding « positief ». Het wordt van rechtswege een tweede keer geëvalueerd vóór 1 september 2009.
Voor het in het 1e lid bedoeld personeelslid, dat ononderbroken tijdelijk aangesteld is sinds minstens een jaar vanaf 1 september 2008 heeft de eerste evaluatie bedoeld in artikel 36, § 2, ten laatste plaats op 1 september 2009.
De betrekkingen die bezet worden door de directeurs die ononderbroken tijdelijk aangesteld worden sinds minstens twee jaar op 1 september 2008 en op die datum ingeschreven waren voor de drie vormingsmodules bedoeld in artikel 17, § 1 van dit decreet, worden verwijderd van de oproep tot kandidaten die gebeurt overeenkomstig artikel 35, § 1, tot als zij hen gevolgd kunnen hebben en het certificaat voorgesteld kunnen hebben.
Art. 104.In artikel 135, § 1 van hetzelfde decreet, worden twee nieuwe leden ingevoegd, luidend als volgt : « Het in het 1e lid bedoelde personeelslid kan ook aan de oproepingen tot de kandidaten antwoorden bedoeld in de artikelen 57 tot 60 van dit decreet voor een andere betrekking dan de betrekking dat het lid bezet en binnen die betrekking over de overgangsbepalingen beschikken bedoeld in het 1e lid. In dat kader : 1° Kan het personeelslid dat tijdelijk benoemd is binnen het ambt van directeur van een kleuterschool of van directeur van een lagere school aan een oproep tot kandidaten antwoorden voor een ambt van directeur van een basisschool 2° Het personeelslid dat tijdelijk aangesteld wordt binnen het ambt van directeur van een basisschool kan aan een oproep tot kandidaten antwoorden voor een ambt van directeur van een kleuterschool voor zover hij vóór zijn aanstelling tijdelijk aan de toegangsvoorwaarden beantwoord heeft betreffende zijn ambten vastgesteld in tabel II bedoeld in artikel 102 van dit decreet.»
Art. 105.In artikel 136, § 1, van hetzelfde decreet, worden twee nieuwe leden ingevoegd, luidend als volgt : « Het personeelslid bedoeld in het 1e lid kan eveneens antwoorden op de oproepen tot kandidaten bedoeld in de artikelen 80 tot 82 van dit decreet voor een andere betrekking dan de betrekking dat het lid bezet en binnen die betrekking over de overgangsbepalingen beschikken bedoeld in het 1e lid. In dat kader : 1° Kan het personeelslid dat tijdelijk aangeworven is binnen het ambt van directeur van een kleuterschool of van directeur van een lagere school aan een oproep tot kandidaten antwoorden voor een ambt van directeur van een basisschool 2° Het personeelslid dat tijdelijk aangesteld wordt binnen het ambt van directeur van een basisschool kan aan een oproep tot kandidaten antwoorden voor een ambt van directeur van een kleuterschool voor zover hij vóór zijn aanstelling tijdelijk aan de toegangsvoorwaarden beantwoord heeft betreffende zijn ambten vastgesteld in tabel II bedoeld in artikel 102 van dit decreet.»
Art. 106.In artikel 140 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) In § 1, 2e lid, van voornoemd decreet van 2 februari 2007 worden de woorden « twee jaar) vervangen door de woorden « 3 jaar »;b) Een nieuwe § 4 wordt ingevoegd, luidend als volgt : § 4.De stage van de personeelsleden die tot de stage toegelaten zijn gedurende het schooljaar 2007 - 2008, wordt van rechtswege verlengd, behalve toepassing van artikel 33, §§ 2 tot 6 of van artikel 34 van dit decreet, tot als zij de vormingsmodules kunnen hebben volgen bedoeld in de artikelen 17, § 1 en 18, § 1 en er de certificering ervan voorbrengen. Die verlenging van de stage bedraagt maximaal 1 jaar. ».
Art. 107.In tabel II van voornoemd decreet van 2 februari 2007 worden de rubrieken
Directeur van een kleuterschool
Kleuteronderwijzer, kleuteronderwijzer belast met de taalbadcursussen, kleuteronderwijzer belast met gebarentaalbadcursussen
Diploma van kleuteronderwijzer
Directeur van een lagere school
a) Onderwijzer, onderwijzer belast met taalbadcursussen, onderwijzer belast met gebarentaalbadcursussen b) Leermeester bijzondere vakken (lichamelijke opvoeding, tweede taal, zedenleer, godsdienst)
a) Diploma van onderwijzer of GLSO b) Diploma van onderwijzer of GLSO voor zover het gaat om een vereist bekwaamheidsbewijs of om een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs van groep A voor één van de ambten bedoeld in kolom 2. Directeur van een basisschool
a) Onderwijzer, onderwijzer belast met de taalbadcursussen; onderwijzer belast met gebarentaalbadcursussen[q[ann]] b) Leermeester bijzondere vakken (lichamelijke opvoeding, tweede taal, zedenleer, godsdienst)
a) Een van de volgende bekwaamheidsbewijzen : Diploma van kleuteronderwijzer of GLSO b) Diploma van onderwijzer of diploma van kleuteronderwijzer of GLSO voor zover het gaat om een vereist bekwaamheidsbewijs of om een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs van groep A voor één van de ambten bedoeld in kolom 2.
HOOFDSTUK XIV. - De taalregeling
Art. 108.In artikel 15 van de wet van 30 juli 1963 houdende taalregeling in het onderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het 1e lid worden de woorden « of het getuigschrift van het hoger secundair onderwijs » ingevoegd tussen de woorden « aanwerving steunt, » en « heeft behaald »;2° In het tweede lid worden de woorden « als hij in die taal een getuigschrift van het hoger secundair onderwijs heeft behaald » ingevoegd tussen de woorden « vermeldt, « en « of zo hij een getuigschrift voorlegt ».
Art. 109.Artikel 1, § 5 van het decreet van 17 juli 2003 houdende algemene bepalingen betreffende het onderricht in een taal via onderdompeling en verschillende maatregelen inzake onderwijs wordt met een nieuw lid aangevuld, luidend als volgt : « De houders van het diploma van licentiaat in de Germaanse filologie, Germaanse taal- en letterkunde of moderne taal- en letterkunde, in voorkomend geval aangevuld met een diploma van geaggregeerde van het hoger secundair onderwijs, alsook d licentiaten vertaler-tolk worden geacht hun grondige kennis te hebben bewezen met het oog op het taalbadonderwijs wat betreft de taal(talen) vermeld op hun diploma. » HOOFDSTUK XV. - De zonale commissies voor het beheer van de betrekkingen
Art. 110.In artikel 12 van het decreet van 12 mei 2004 betreffende de vaststelling van de schaarste en bepaalde Commissies in het buitengewoon of door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs, wordt het 1e lid vervangen door de volgende bepaling : « Bij het Ministerie van de Franse Gemeenschap worden zonale commissies voor personeelsbeheer voor het gespecialiseerd gewoon en buitengewoon secundair onderwijs, het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan, kunstonderwijs en het onderwijs voor sociale promotie opgericht.
Wat het gesubsidieerd vrij confessioneel onderwijs betreft wordt in elke zone een zonale commissie opgericht, zoals hierna opgenomen : - Zone 1 :Brussels Hoofdstedelijk Gewest - Zone 2 : Provincie Waals-Brabant - Zone 4 : Provincie Luik - Zone 6 : Provincie Namen - Zone 7 : Provincie Luxemburg - Zone 8 : Regio Doornik/West-Henegouwen - Zone 9 : Regio Bergen/Henegouwen centrum - Zone 10 : Regio Charleroi/Zuid-Henegouwen ».
TITEL III. - Inwerkingtreding
Art. 111.Dit decreet treedt in werking op 1 februari 2009 met uitzondering van de artikelen 18 tot 27 die uitwerking hebben met ingang van 1 februari 2008, van de hoofdstukken V en IX van titel II en de artikelen 35 tot 39, 41 tot 45, 62 tot 65, 99, 101, 104, 105 en 110 die uitwerking hebben met ingang van 1 september 2008.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel op 23 januari 2009.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Vice-Presidente en Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET De Vice-President en Minister van Begroting, Financiën, Ambtenarenzaken en Sport, M. DAERDEN De Minister van Leerplichtonderwijs, C. DUPONT De Minister van Cultuur en de Audiovisuele Sector, Mevr. F. LAANAN De Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. C. FONCK De Minister van Jeugd en Onderwijs voor Sociale Promotie, M. TARABELLA _______ Nota (1) Zitting 2008- 2009. Stukken van de Raad. - Ontwerp van decreet, nr. 629-1. - Commissieamendementen, nr. 629-2. - Verslag, nr. 629-3. - Vergaderingsamendementen, nr. 629-4.
Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 20 januari 2009.
Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld
begin
Publicatie : 2009-03-10 Numac : 2009029098