Etaamb.openjustice.be
Decreet van 03 mei 2019
gepubliceerd op 07 oktober 2019

Decreet betreffende de in de Franse Gemeenschap georganiseerde sportbeweging

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2019014854
pub.
07/10/2019
prom.
03/05/2019
ELI
eli/decreet/2019/05/03/2019014854/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

3 MEI 2019. - Decreet betreffende de in de Franse Gemeenschap georganiseerde sportbeweging


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt: HOOFDSTUK I. - Algemeen AFDELING I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder: 1° "Regering": De Regering van de Franse Gemeenschap;2° "Hoge Raad": Hoge Sportraad, ingesteld door het decreet van 20 november tot instelling van de Hoge Sportraad;3° "Sport": individuele of collectieve lichaamsbeweging voor wedstrijd- of vrijetijdsbesteding die een cardiovasculaire of spiertraining vereist of heeft, waarvoor een aantal door een autoriteit vastgestelde regels gelden en waarvoor een motorische vaardigheid bepalend is voor het verkregen resultaat;4° "Georganiseerde sportbeweging": het geheel van sportfederaties, niet-competitieve sportfederaties, sportfederaties voor gehandicapten, multidisciplinaire sportverenigingen, vrijetijdssportverenigingen sportverenigingen voor gehandicapten, sportverenigingen in het hoger onderwijs en sportverenigingen op school, zoals hieronder gedefinieerd, en hun clubs;5° "Sportbeoefenaar": een natuurlijke persoon die is aangesloten bij een club, die regelmatig aan een sportactiviteit deelneemt;6° "Lid": een natuurlijke persoon die via een club is aangesloten bij een federatie of vereniging;7° "Scheidsrechter": natuurlijke persoon die is aangesloten bij een sportfederatie of -vereniging, die verantwoordelijk is voor de leiding van het verloop van een sportevenement, de naleving van de door de sportfederatie vastgestelde regels en de validatie van het sportresultaat;8° "Club": een groepering van leden die is aangesloten bij een sportfederatie of -vereniging waarvan de meerderheid van de leden aan de definitie van sportbeoefenaar voldoet, met uitzondering van de leden van de sportfederatie voor gehandicapten en de vrijetijdssportvereniging voor gehandicapten;9° "Administratief kader": een persoon die in een leidinggevende, bestuurs- of secretariaatsfunctie wordt tewerkgesteld;10° "Sportief kader": personen die werkzaam zijn in pedagogische, technische of organiserende sportieve functies;11° "Sportfederatie: elke vereniging van clubs die tot doel heeft een sport of aanverwante sportdisciplines te organiseren en die als zodanig een sportaanbod wil bieden dat geschikt is voor zowel vrijetijds- als wedstrijdactiviteiten op alle niveaus, alsmede voor elke leeftijdsgroep en elk type beoefenaar van een vrijetijds- en competitiesport, en op die manier bij te dragen tot het fysieke, psychische en sociale welzijn van haar leden;12° "Sportfederatie voor gehandicapten": elke vereniging van clubs die tot doel heeft sportdisciplines te organiseren en te coördineren voor mensen met een lichamelijke, zintuiglijke of geestelijke handicap die passende lichamelijke activiteiten moeten verrichten en die als zodanig een passend sportaanbod voor vrijetijd en wedstrijdactiviteiten op alle niveaus en voor elke leeftijdsgroep en elk type beoefenaar van de sport wil bieden, en aldus wil bijdragen tot het fysieke, psychische en sociale het welzijn van haar leden. In de zin van dit decreet wordt onder lichamelijke, zintuiglijke of geestelijke handicap verstaan de minimaal classificeerbare handicap, zoals vastgesteld door het Internationaal Paralympisch Comité; 13° "Niet-competitieve sportfederatie": elke vereniging van clubs die tot doel heeft een sport (of aanverwante sportdisciplines) te organiseren waarvoor geen georganiseerde wedstrijdpraktijk bestaat en die als zodanig voor elke leeftijdsgroep en elk type beoefenaar een passend sportaanbod wil bieden en door middel van haar activiteiten een bijdrage wil leveren aan het fysieke, psychische en sociale welzijn van haar leden;14° "Multidisciplinaire sportvereniging": elke vereniging van clubs die tot doel heeft multidisciplinaire sportactiviteiten te organiseren en/of te coördineren, buiten de sportbeoefening op hoog niveau, en die als zodanig haar leden een passend en gevarieerd sportaanbod wil bieden en door middel van haar activiteiten een bijdrage wil leveren aan het fysieke, psychische en sociale welzijn van haar leden;15° "Vrijetijdssportvereniging voor gehandicapten": elke vereniging van clubs die tot doel heeft sportdisciplines te organiseren en te coördineren voor personen met een lichamelijke, zintuiglijke of geestelijke handicap die de ontwikkeling van aangepaste en gediversifieerde sportactiviteiten vereisen, met uitzondering van wedstrijden die worden georganiseerd op basis van de minimaal in te delen handicap, zoals bepaald door het Internationaal Paralympisch Comité;16° "Schoolsport": alle sportactiviteiten die buiten de cursusprogramma's om door schoolsportfederaties voor leerlingen in het basis- en secundair onderwijs worden georganiseerd en die tot doel hebben: a) bij te dragen tot hun fysieke, psychische en sociale ontwikkeling;b) hun belangstelling te wekken voor sportactiviteiten in de buitenschoolse verenigingssector;17° "Schoolsportfederatie": een vereniging die bestaat in elk van de onderwijsnetwerken en die sportactiviteiten voor leerlingen in het basis- en secundair onderwijs organiseert, buiten de leerplannen om en die het mogelijk maakt om de in 16° vermelde doelstellingen te bereiken;18° "Sport in het hoger onderwijs": alle sportactiviteiten die buiten de cursussen om worden georganiseerd voor studenten die zijn ingeschreven in een instelling als bedoeld in de artikelen 10 tot en met 13 van het Decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies, met het oog op: a) bij te dragen tot hun fysieke, psychische en sociale ontwikkeling;b) hun belangstelling voor regelmatige sportactiviteiten te wekken;19° "Sportcentrum in het hoger onderwijs": een sportcentrum dat wordt georganiseerd door een instelling als bedoeld in de artikelen 10 tot en met 13 van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies en dat tot doel heeft: a) bij te dragen tot hun fysieke, psychische en sociale ontwikkeling;b) hun belangstelling te wekken voor sportactiviteiten in de buitenschoolse verenigingssector;20° "Sportvereniging in het hoger onderwijs": vereniging die tot doel heeft de sportactiviteiten van de sportcentra in het hoger onderwijs te coördineren en te bevorderen;21° "AED": automatische externe defibrillator van categorie 1, zoals bepaald in artikel 1, 2°, van het Koninklijk besluit van 21 april 2007 houdende veiligheids- en andere voorwaarden inzake een automatische externe defibrillator gebruikt in het kader van een reanimatie;22° "Sportinfrastructuur": elke onroerende faciliteit die bestemd is voor sportief gebruik;23° "Levensproject": elke maatregel of actie die topsporters in staat stelt hun sportpraktijk te combineren met studie, opleiding, stage of werk, met als doel bij te dragen aan hun ontwikkeling en de overgang na de sportloopbaan te vergemakkelijken. AFDELING II. - De algemene rechten en plichten van federaties en verenigingen, alsook van hun clubs en het behoud van de integriteit van de sport

Art. 2.De georganiseerde sportbeweging zet zich in voor een ethisch verantwoorde sport en is onderworpen aan de bepalingen van het decreet van 20 maart 2014 houdende verschillende maatregelen inzake sportethiek, met inbegrip van het opmaken van de code voor sportethiek.

Art. 3.De georganiseerde sportbeweging zet zich in voor het respecteren van de basisprincipes van goed bestuur.

Het beleid van de georganiseerde sportbeweging is gestructureerd rond 4 thema's: 1° integriteit;2° autonomie en responsabilisering;3° transparantie;4° democratie, participatie en integratie, met inbegrip van de gelijkheid van vrouwen en mannen in de sport. De Regering bepaalt de normen en modaliteiten voor de evaluatie van het beleid van de georganiseerde sportbeweging.

Art. 4.De georganiseerde sportbeweging zet zich in om er alles aan te doen om de manipulatie van sportcompetities effectief te bestrijden.

Zij verbindt zich er ook toe ten volle samen te werken met het nationale platform om de manipulatie van sportcompetities te bestrijden.

Art. 5.De georganiseerde sportbeweging zet zich in voor een duurzame en milieuvriendelijke sportpraktijk.

De Regering kan een minimumkader van milieubehoudeisen vaststellen.

Art. 6.Clubs moeten hun leden een voldoende grote omkadering garanderen van mensen die opgeleid zijn in overeenstemming met de door de Regering vastgestelde bepalingen.

Na overleg met de betrokken federaties en sportverenigingen stelt de Regering minimumnormen vast voor het toezicht, zowel kwalitatief als kwantitatief, op de door haar vastgestelde disciplines.

Erkende federaties en verenigingen zorgen ervoor dat de clubs worden aangemoedigd om zichzelf te voorzien van kwaliteitstoezicht, met name door clubs te promoten die aan verschillende kwaliteitscriteria voldoen.

Erkende federaties en verenigingen dragen er zorg voor dat zij hun aangesloten clubs op de hoogte stellen van de opleidingen die zij op grond van artikel 3 van hoofdstuk 4 van dit decreet organiseren.

Art. 7.De georganiseerde sportbeweging zet zich in voor dopingvrije sport en is onderworpen aan de bepalingen van het decreet van 20 oktober 2011 betreffende de strijd tegen doping.

Art. 8.De georganiseerde sportbeweging zet zich in voor een praktijk die de fysieke, psychische en morele integriteit van haar leden respecteert. Zij is voorstander van een praktijk die bedoeld is om die praktijk gedurende het hele leven van haar leden te bevorderen.

Ze is onderworpen aan de bepalingen van het decreet van 3 april 2014 betreffende de risicopreventie voor gezondheid op sportgebied.

Art. 9.De georganiseerde sportbeweging is verplicht om, in voorkomend geval, de erkenning en ondersteuning van de Franse Gemeenschap te vermelden, in de vorm die de Regering bepaalt in haar officiële documenten en haar verschillende promotiemateriaal, ook tijdens de door haar georganiseerde evenementen. HOOFDSTUK II. - De algemene rechten en plichten van de clubs en hun leden AFDELING I. - Strijd tegen doping

Art. 10.De clubs nemen in hun statuten of reglementen de bepalingen op die voortvloeien uit de uitvoering van het decreet van 20 oktober 2011 betreffende de strijd tegen doping.

Art. 11.Elke club informeert zijn leden en, in voorkomend geval, hun wettelijke vertegenwoordigers over de wettelijke of reglementaire bepalingen van de federatie of sportvereniging met betrekking tot de specifieke antidopingregels.

De clubs verspreiden onder elk van hun leden de voorlichtings-, informatie- en preventiecampagnes van de Regering met betrekking tot de strijd tegen doping en de preventie ervan, zoals bedoeld in de artikelen 2 en 3 van het decreet van 20 oktober 2011 betreffende de strijd tegen doping, die door de Regering zijn opgesteld.

AFDELING II. - Veiligheid

Art. 12.§ 1. De clubs nemen maatregelen om de veiligheid van hun leden, begeleiders, toeschouwers of andere deelnemers tijdens de door hen georganiseerde activiteiten te waarborgen.

Deze maatregelen hebben zowel betrekking op de gebruikte uitrusting als op de materiële en sportieve omstandigheden van de organisatie. § 2. De sportfaciliteiten zijn uitgerust met een AED. De kast waarin de AED is ingebouwd moet ergens worden geplaatst waar het toestel te allen tijde zichtbaar en toegankelijk is voor zoveel mogelijk potentiële gebruikers. § 3. Clubs zorgen ervoor dat er een AED aanwezig is in de sportfaciliteiten die ze gebruiken.

De clubs zorgen voor regelmatige informatie en opleiding over het gebruik van de AED en voor de deelname van de leden van de club en/of hun organisatie aan deze opleiding, onder door de Regering vastgestelde voorwaarden.

AFDELING III. - Rechten en plichten van de clubs en de sportbeoefenaars

Art. 13.De club zorgt ervoor dat zij de juridische structuur aanneemt die past bij haar werking en de bescherming van de belangen van haar leden.

Art. 14.De clubs stellen hun leden en, in voorkomend geval, hun wettelijke vertegenwoordigers in kennis van de wettelijke of reglementaire bepalingen van de federatie of vereniging met betrekking tot de Ethische sportcode en de in de artikelen 21, 12° en 15° bedoelde tuchtcode.

Art. 15.De clubs houden een kopie van de statuten, reglementen en verzekeringscontracten van de federatie of vereniging waarbij zij zijn aangesloten ter beschikking van hun leden en, in voorkomend geval, van hun wettelijke vertegenwoordigers.

De verenigingen dragen er tevens zorg voor dat de informatie met betrekking tot de opleidingen, bedoeld in artikel 3 van hoofdstuk 4 van dit decreet, wordt verspreid.

AFDELING IV. - Transfers

Art. 16.Ieder lid heeft het recht zijn lidmaatschap van een club elk jaar te beëindigen na afloop van de in de statuten van de federatie of vereniging vastgestelde transferperiode, onverminderd de naleving van een bij wet vastgestelde dwingende termijn, met name wegens een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd waarvan de afloop niet samenvalt met de datum waarop de lidmaatschapsovereenkomst kan worden beëindigd.

De transferperiode mag niet korter zijn dan 30 kalenderdagen.

Art. 17.§ 1. De transfer van een sportbeoefenaar van de ene club naar de andere moet vrij zijn van enige transferbonus, van welke aard dan ook. § 2. De leidende beginselen voor de vaststelling van het bedrag van de opleidingsvergoeding moeten in de statuten van de betrokken federatie of vereniging worden vastgelegd.

Bij de transfer van de ene club naar de andere is een opleidingsvergoeding voor sportbeoefenaars in leeftijdscategorieën verboden.

De opleidingsvergoeding kan alleen de transfer van atleten op senior niveau dekken, met uitzondering van reserveteams, rekening houdend met de kwalificatieregels die de federatie in haar statuten en reglementen heeft vastgelegd.

In dit geval is de vergoeding verschuldigd aan de club of clubs die hebben bijgedragen aan de opleiding, binnen de door de federatie vastgestelde termijn.De reglementen van de federatie moeten ten minste voorzien in a) de termijn van de opleidingsperiode waarin de vergoeding verschuldigd is (opleidingsperiode);b) de inachtneming van de jaren in een door de sportfederatie georganiseerd of erkend opleidingscentrum;c) de beroepsmogelijkheden in geval van een geschil;d) gevallen van vrijstelling (betaling van opleidingsvergoeding);e) de maximumleeftijd waarop de vergoeding kan worden toegekend. Bij het bedrag van de opleidingsvergoeding kan met name rekening worden gehouden met de volgende elementen in verband met de opleiding van de sportbeoefenaar: competitieniveau, integratie in een door de betrokken federatie of sportvereniging georganiseerd of erkend opleidingscentrum, type transfer (naar boven, naar beneden), het label van de club.

Het reglement moet erin voorzien dat de opleidingsvergoeding slechts eenmaal kan worden aangevraagd voor dezelfde opleiding of indien dit geldt voor elke transfer.

In geen geval kan het van de sportbeoefenaar of zijn wettelijke vertegenwoordiger worden geëist. Dit is verschuldigd door de club waar de sporter naartoe wordt getransfereerd.

Het bedrag moet worden teruggestort aan de opleidingsclub en worden toegewezen aan het opleidingsbudget.

De federatie moet in haar statuten bepalen of zij een deel van het bedrag dat zij ontvangt voor de opleidingsvergoedingen zal aftrekken.

Dit bedrag moet worden gebruikt voor opleidingsdoeleinden en mag niet meer dan 20% van het totale bedrag bedragen. § 3. Een eventueel geschil over de opleidingsvergoeding verhindert niet dat de sportbeoefenaar wordt getransfereerd zoals hij of zij dat wenst.

AFDELING V. - Erkenning als topsporter, topscheidsrechter, beloftevolle sportbeoefenaars, jong talent, topsporter in transitie of trainingspartner

Art. 18.De Regering bepaalt, na raadpleging van de Hoge Raad, de sportdisciplines en binnen deze disciplines, de leeftijdsgroepen waarvoor erkenning kan worden verleend aan topsporters, topscheidsrechters, sportbeloften, jonge talenten, topsporters in transitie of trainingspartners.

Art. 19.§ 1. De sportfederaties en de gehandicaptensportfederatie, op voorwaarde dat zij een sportdiscipline beheren waarvan de lijst door de Regering wordt opgesteld overeenkomstig artikel 18, hebben het recht om de dossiers van de atleten of scheidsrechters die hun de nodige vaardigheden lijken te bezitten om erkenning als topsporter, topscheidsrechters, sportbeloften, jong talent, topsporters in transitie of trainingspartners te verkrijgen, aan de administratie voor te leggen.

Kunnen erkend worden als: 1° topsporters of sportbeloften op hoog niveau: a) binnen teamsporten: sportbeoefenaars die in hun leeftijdscategorie zijn geselecteerd voor de Olympische of Paralympische Spelen of in het kader van wedstrijden van Europees, wereldwijd of soortgelijk niveau;b) binnen individuele sporten: 1) sportbeoefenaars die geselecteerd zijn voor de Olympische of Paralympische spelen;2) sportbeoefenaars met prestatieniveaus die goede vooruitzichten bieden voor succesvolle resultaten op Europees of wereldniveau of soortgelijke competities in hun leeftijdsklasse;2° topscheidsrechters: scheidsrechters die worden opgeroepen om te fungeren op Olympische of Paralympische Spelen, Europese, Wereld- en Universiade-kampioenschappen of soortgelijke wedstrijden;3° jonge talenten: sportbeoefenaars wier prestatieniveau of oefenniveau, alle parameters die het mogelijk maken hun potentieel en hun vermogen tot vooruitgang te beoordelen, de federatie in staat stellen te geloven dat zij het niveau van topsporter kunnen bereiken die zij wensen te bereiken;4° topsporters in transitie: sportbeoefenaars die minstens 4 jaar de status van topsporter hebben gehad en die een postcarrière-transitieproject presenteren dat volgt op het levensproject dat zij in de loop van hun sportcarrière hebben geïnitieerd en/of ontwikkeld, in samenspraak met het levensproject dat door de betrokken federatie wordt voorgelegd;5° Trainingspartners: sportbeoefenaars waarvan het niveau weliswaar lager is dan dat van een topsporter of erkende sportbelofte, maar die toch een rol kunnen spelen als partner of tegenstander, zowel om de voorbereiding van topsporters of sportbeloften optimaal voor te bereiden als om hun eigen potentieel te ontwikkelen. § 2. Leerlingen van het leerplichtonderwijs of studenten in het hoger onderwijs die als topsporters, beloftevolle sportbeloften, jonge talenten, topsporters, topsporters in transitie of trainingspartners worden erkend, kunnen in aanmerking komen voor maatregelen die hen in staat stellen onderwijs- of studievoorzieningen te treffen met het oog op een optimaal beheer van hun tweeledige loopbaan, in overeenstemming met artikel 58, § 7 van het Koninklijk Besluit van 29 juni 1984 betreffende de organisatie van het secundair onderwijs en artikel 151 van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies en de artikelen 9, § 3, 2°, 10/1 van het decreet betreffende de organisatie van het onderwijs van de eerste graad van het secundair onderwijs van 30 juni 2006.

Personeel van inrichtingen voor voorschools, lager en secundair gewoon en gespecialiseerd onderwijs, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en niet universitair hoger onderwijs, kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan van de Franse Gemeenschap en internaten die van deze instellingen afhankelijk zijn, en in psycho-medisch-sociale centra, die erkende topsporters zijn, of sportbeloften, topsporters in transitie of trainingspartners kunnen verlof voor sportactiviteiten worden verleend overeenkomstig de artikelen 75 tot en met 82 van het decreet van 23 januari 2009 houdende bepalingen betreffende het verlof voor sportactiviteiten en diverse dringende maatregelen inzake het onderwijs.

Art. 20.§ 1. Na goedkeuring van een door de sportfederatie of de gehandicaptensportfederatie voorgesteld technisch referentiekader, met inbegrip van met name de specifieke selectiecriteria voor de verschillende statuten en leeftijdsgroepen, stelt de Regering ten minste eenmaal per jaar op basis van de voorstellen van de federaties de lijst van erkende atleten als omschreven in artikel 19 vast.

De duur van de erkenning is in principe één jaar, maar kan twee jaar bedragen in het geval van een sportbeoefenaar die een schoolcyclus in de derde graad volgt, of een academische cyclus in het kader van een spreiding. Het is beperkt tot twee jaar, niet-hernieuwbaar, voor het statuut van topsporter in transitie.

De Regering stelt de minimuminhoud van het technisch referentiekader vast. § 2. De erkenning kan door de Regering worden ingetrokken: 1° in geval van schorsing door de betrokken sportfederatie of de betrokken gehandicaptensportfederatie;2° in geval van een sanctie opgelegd krachtens het decreet van 20 maart 2014 houdende verschillende maatregelen inzake sportethiek, met inbegrip van het opmaken van de code voor sportethiek. § 3. De Regering stelt de procedure vast voor de indiening en het onderzoek van de erkenningsaanvragen en de procedure voor het onderzoek van de intrekking van de erkenning. HOOFDSTUK III. - Erkenning van sportfederaties, niet-competitieve sportfederaties, de gehandicaptensportfederatie, multidisciplinaire sportverenigingen en een vrijetijdssportvereniging voor gehandicapten AFDELING I. - Algemene voorwaarden

Art. 21.De Regering kan een sportfederatie, een niet-competitieve sportfederatie, een sportfederatie voor gehandicapten, een multidisciplinaire sportvereniging en een vrijetijdssportvereniging voor gehandicapten erkennen, op voorwaarde dat zij: 1° onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap valt in de zin van artikel 127, § 2, van de Grondwet;2° volledige administratieve en financiële autonomie heeft;3° haar maatschappelijke zetel vestigt in het Franse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;4° een regelmatige activiteit heeft in overeenstemming met het maatschappelijk doel;5° is opgericht als een vereniging zonder winstoogmerk overeenkomstig de wet van 23 maart 2019 tot invoering van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen en houdende diverse bepalingen;6° wordt bestuurd door een raad van bestuur bestaande uit ten minste zeven door de algemene vergadering van de federatie of vereniging gekozen bestuurders. Niet meer dan 80% van de leden van de Raad van Bestuur mag van hetzelfde geslacht zijn.

De Regering kan bepaalde federaties of verenigingen vrijstellen van de toepassing van deze bepaling indien zij zich in een bijzondere situatie bevinden die dit onmogelijk of problematisch maakt en die naar behoren wordt gemotiveerd. 7° eist dat haar clubs, in overeenstemming met hun interne statuten, worden bestuurd door een comité dat door hun rechtmatig aangesloten leden wordt gekozen of hun wettelijke vertegenwoordigers;8° een boekhouding voert volgens het door de Regering vastgestelde model, die het mogelijk maakt de in 11°, a) bedoelde controle te verrichten;9° clubs verenigt waarvan de activiteiten overeenstemmen met zijn maatschappelijk doel in ten minste drie van de volgende geografische gebieden: de provincies Waals-Brabant, Henegouwen, Luik, Luxemburg, Namen en het tweetalige gewest Brussel-Hoofdstad;10° ten minste drie jaar bestaat en regelmatige sportactiviteiten binnen een communautaire structuur of een jaar binnen een bestaande nationale structuur heeft op het moment dat de aanvraag om erkenning wordt ingediend;11° zich ertoe verbindt: a) de inspectie van zijn activiteiten en de controle van al zijn boekhoudkundige en administratieve documenten door ambtenaren die daartoe door de Regering zijn gemachtigd, te aanvaarden;b) jaarlijks aan de Administratie mee te delen, in de vorm en onder de voorwaarden die zij bepaalt: 1) de lijst van de bij haar aangesloten clubs;2) de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden van hun administratieve en sportieve kaderleden;c) de administratie in kennis te stellen van haar statuten en voorschriften en alle latere wijzigingen daarvan;12° in zijn statuten of reglementen een tuchtcode opneemt die de volgende situatie verduidelijkt: a) de wederzijdse rechten en plichten van de leden, de clubs en de federatie of vereniging;b) mogelijke overtredingen;c) de desbetreffende tuchtmaatregelen;d) de toepasselijke procedures en het toepassingsgebied daarvan;e) de procedures voor het informeren en uitoefenen van de rechten van de verdediging voordat een sanctie wordt opgelegd;f) de voorwaarden voor beroep;13° bij de activiteiten waarvoor zij de organiserende autoriteit is, de overeenkomstig punt 6 vastgestelde minimumnormen in acht nemen;14° door haar algemene vergadering de bepalingen te laten vaststellen die ervoor zorgen dat haar leden verzekerd zijn tegen wettelijke aansprakelijkheid en vergoeding van lichamelijk letsel;15° het in de Franse Gemeenschap geldende Handvest voor sportethiek, zoals vastgelegd in het decreet van 20 maart 2014 houdende verschillende maatregelen inzake sportethiek, met inbegrip van het opmaken van de code voor sportethiek, in haar huishoudelijk reglement op te nemen;16° zich ertoe verbindt: a) een structuur op te zetten die belast is met kwesties in verband met tolerantie, respect, ethiek en sportiviteit en een contactpersoon aan te wijzen;b) een ondersteunende structuur voor sportbeoefenaars op te zetten voor aspecten die verband houden met hun levensproject en een contactpersoon aan te wijzen;17° ervoor te zorgen dat de nationale structuur waarvan zij eventueel deel uitmaakt, wordt georganiseerd in de vorm van besluitvormings- en beheersorganen van een gelijk aantal verkozenen van communautaire federaties of verenigingen. AFDELING II. - Bijzondere erkenningsvoorwaarden voor sportfederaties

Art. 22.De Regering kan een sportfederatie erkennen zolang deze: 1° haar clubs verbiedt lid te worden van een andere erkende federatie of vereniging die geheel of gedeeltelijk dezelfde of een soortgelijke sportdiscipline beheert, met uitzondering van de gehandicaptensportfederatie en de Vrijetijdssportvereniging voor gehandicapten;2° ten minste 250 sportbeoefenaars telt op het moment van de indiening van hun erkenningsaanvraag en gedurende de gehele duur ervan;3° zich ertoe verbindt om jaarlijks, in de vorm en onder de voorwaarden die door de Regering worden vastgesteld, aan de administratie mee te delen hoeveel sportbeoefenaars er zijn, gedifferentieerd naar leeftijd en geslacht. De Regering kan slechts één sportfederatie per sportdiscipline of groep van vergelijkbare sportdisciplines erkennen.

AFDELING III. - Bijzondere erkenningsvoorwaarden voor een gehandicaptensportfederatie

Art. 23.De Regering kan een sportfederatie voor gehandicapten erkennen, mits deze: 1° aantoont dat de opdrachten en activiteiten voldoen aan de definitie in artikel 1, 12° ;2° de volgende taken vervult: a) het contactpunt zijn voor alle relevante actoren met een handicap in de Franse Gemeenschap en hen door middel van uitgebreide samenwerking te ondersteunen;b) technische en sportieve ondersteuning bieden aan sportfederaties en -verenigingen die een geïntegreerde sportactiviteit met een handicap in hun midden willen ontwikkelen;c) fungeren als een balie om het gehandicaptenlandschap te promoten;d) een expertisecentrum zijn op het gebied van onderwerpen die relevant zijn voor de gehandicaptenproblematiek;e) het bewustmaken van het grote publiek van gehandicaptensport;f) sportbeoefenaars met een handicap oriënteren en activeren door middel van transversale samenwerking en netwerken met de maatschappij;3° zich ertoe verbindt jaarlijks, in de vorm en onder de voorwaarden bepaald door de Regering, het aantal sportbeoefenaars dat bij haar en in de sportfederaties is aangesloten, gedifferentieerd naar leeftijd, geslacht en het soort handicap. AFDELING IV. - Bijzondere erkenningsvoorwaarden voor niet-competitieve sportfederaties

Art. 24.§ 1. De Regering kan een niet-competitieve sportfederatie erkennen zolang deze: 1° haar clubs verbiedt lid te worden van een andere erkende federatie of vereniging die geheel of gedeeltelijk dezelfde of een soortgelijke sportdiscipline beheert, met uitzondering van de gehandicaptensportfederatie en de vrijetijdssportvereniging voor gehandicapten;2° ten minste 1000 atleten telt op het moment van de indiening van hun erkenningsaanvraag en gedurende de gehele duur ervan;3° zich ertoe verbindt om jaarlijks aan de administratie mee te delen, in de vorm en onder de voorwaarden die door de Regering worden bepaald, het aantal van hun atleten, gedifferentieerd naar leeftijd en geslacht. § 2. De Regering kan slechts één niet-competitieve sportfederatie per sportdiscipline of groep van soortgelijke sportdisciplines erkennen, op voorwaarde dat een sportfederatie niet overeenkomstig artikel 22 voor dezelfde discipline wordt erkend.

AFDELING V. - Bijzondere erkenningsvoorwaarden voor multidisciplinaire sportverenigingen

Art. 25.De Regering kan een multidisciplinaire sportvereniging erkennen zolang deze: 1° haar clubs verbiedt lid te worden van een andere erkende federatie of vereniging die geheel of gedeeltelijk dezelfde of een soortgelijke sportdiscipline beheert, met uitzondering van de gehandicaptensportfederatie en de vrijetijdssportvereniging voor gehandicapten;2° ten minste 1000 sportbeoefenaars telt op het moment van de indiening van hun erkenningsaanvraag en gedurende de gehele duur ervan;3° aantoont dat de nagestreefde taken bedoeld zijn om een van de volgende doelstellingen te bereiken: a) het bieden van fysieke activiteiten voor senioren;b) fysieke activiteiten in bedrijven aan te bieden;c) fysieke activiteiten aan te bieden aan door de Regering gedefinieerde doelgroepen;4° zich ertoe verbindt jaarlijks aan de administratie mee te delen, in de vorm en onder de voorwaarden die door de Regering worden bepaald, het aantal van hun sportbeoefenaars, gedifferentieerd naar leeftijd en geslacht, alsmede de lijst van de uitgeoefende disciplines. AFDELING VI. - Bijzondere erkenningsvoorwaarden voor de vrijetijdssportverenigingen voor gehandicapten

Art. 26.De Regering mag een vrijetijdssportvereniging voor gehandicapten erkennen zolang deze: 1° aantoont dat de opdrachten en activiteiten voldoen aan de definitie in artikel 1, 15° ;2° ten minste 1000 atleten telt op het moment van de indiening van hun erkenningsaanvraag en gedurende de gehele duur ervan;3° zich ertoe verbindt jaarlijks, in de door de Regering vastgestelde vorm en onder de door haar vastgestelde voorwaarden, aan de administratie mee te delen hoeveel sportbeoefenaars zij hebben, gedifferentieerd naar leeftijd en geslacht, aangevuld met de aard van hun beperking. AFDELING VII. - Erkenningsvoorwaarden voor een schoolsportvereniging

Art. 27.De Regering kan een schoolsportvereniging als bedoeld in artikel 1, 16°, erkennen, zolang zij aan de volgende voorwaarden voldoet: 1° tot doel hebben de schoolsport te beheren, te coördineren en te bevorderen;2° onder haar leden de schoolsportfederatie van elk van de onderwijsnetwerken te aanvaarden en te verplichten: a) opgericht te worden als een vereniging zonder winstoogmerk overeenkomstig de wet van 23 maart 2019 tot invoering van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen en houdende diverse bepalingen;b) een regelmatige activiteit uit te oefenen die in overeenstemming is met haar doel;c) van de aangesloten leerlingen een bijdrage te vragen waarvan het minimumbedrag door de algemene vergadering wordt vastgesteld;d) haar algemene vergadering bepalingen te laten vaststellen om ervoor te zorgen dat de deelnemers aan de activiteiten die zij ontwikkelt, verzekerd zijn tegen wettelijke aansprakelijkheid en vergoeding van persoonlijk letsel;e) de inspectie van haar activiteiten door ambtenaren die daartoe door de Regering zijn gemachtigd, te aanvaarden;3° beheerd worden door een bestuursorgaan dat bestaat uit ten minste zeven personen. Binnen het bestuursorgaan mag het aantal bestuurders van hetzelfde geslacht niet meer dan 80% bedragen.

AFDELING VIII. - Erkenningsvoorwaarden voor de sportvereniging in het hoger onderwijs

Art. 28.De Regering kan een sportvereniging in het hoger onderwijs erkennen als zij aan de volgende voorwaarden voldoet: 1° het beheer, de coördinatie en de bevordering van de sport in het hoger onderwijs tot doel hebben;2° deel uitmaken van de Franse Gemeenschap in de zin van artikel 127, § 2, van de Grondwet;3° volledige autonomie hebben op het vlak van administratief en financieel beheer;4° haar hoofdzetel hebben in het Franse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;5° een regelmatige activiteit uitoefenen in overeenstemming met haar maatschappelijk doel;6° worden opgericht als een vereniging zonder winstoogmerk overeenkomstig de wet van 23 maart 2019 tot invoering van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen en houdende diverse bepalingen;7° een boekhouding voeren volgens het door de Regering vastgestelde model, die het mogelijk maakt de in 9° bedoelde controle te verrichten;8° op het ogenblik van de indiening van de erkenningsaanvraag ten minste één jaar regelmatig bestaan en regelmatige sportactiviteiten hebben, hetzij binnen een communautaire structuur, hetzij binnen een reeds bestaande nationale structuur;9° de inspectie van haar activiteiten en de controle van al haar boekhoudkundige en administratieve documenten door de ambtenaren die daartoe door de Regering zijn gemachtigd, te aanvaarden;10° uit zijn midden slechts één sportcentrum in het hoger onderwijs per universitaire instelling, hogeschool of hoger kunstonderwijs, zoals bepaald in artikel 1, 19°, te aanvaarden en het volgende op te leggen: a) een regelmatige activiteit uit te oefenen die in overeenstemming is met haar doel en daartoe over de nodige sportfaciliteiten beschikken;b) worden bestuurd door een raad van bestuur die bestaat uit ten minste zeven leden, waarvan de meerderheid bestaat uit sportstudenten die zijn gekozen door de leden van het sportcentrum in het hoger onderwijs;c) door haar algemene vergadering bepalingen laten vaststellen om ervoor te zorgen dat de deelnemers aan de activiteiten die zij ontwikkelt, verzekerd zijn tegen wettelijke aansprakelijkheid en vergoeding van persoonlijk letsel;d) de inspectie van haar activiteiten door ambtenaren die daartoe door de Regering zijn aangesteld, aanvaarden;e) zorgen voor de verspreiding van de regels voor de bestrijding van doping van de sportvereniging in het hoger onderwijs onder haar aangesloten studenten;11° beheerd worden door een bestuursorgaan dat bestaat uit ten minste zeven personen. Binnen het leidinggevend orgaan mag het aantal bestuurders van hetzelfde geslacht niet meer dan 80% bedragen.

AFDELING IX. - De procedure voor het indienen van erkenningsaanvragen

Art. 29.De erkenningsaanvraag wordt door de federatie of vereniging ingediend door middel van een formulier waarvan het model door de Regering wordt vastgesteld.

De aanvraag wordt gericht aan de Regering, vergezeld van de bijlagen die deze bepaalt.

De erkenning wordt door de Regering, na raadpleging van de Hoge Raad, verleend voor een periode van acht jaar die ingaat op 1 januari van het jaar dat volgt op de Olympische en Paralympische Zomerspelen.

Wanneer de erkenning plaatsvindt tijdens een erkenningsperiode, wordt ze toegekend tot het einde van die erkenningsperiode.

De erkenning kan onder opschortende voorwaarden worden verleend. De beslissing van de Regering moet noodzakelijkerwijs de termijn bevatten waarbinnen de federatie of vereniging aan de voorwaarden moet voldoen.

Bij de beslissing om een federatie of vereniging al dan niet te erkennen, houdt de Regering, na raadpleging van de Hoge Raad, rekening met de aanvullende overwegingen: (1) de aard van de activiteit(en);(2) het aantal sportbeoefenaars (3) alle organische relaties met communautaire, nationale, internationale of olympische sportorganisaties;(4) de geografische spreiding van de clubs waaruit zij is samengesteld, teneinde haar representativiteit in het Franse taalgebied en in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad te waarborgen;(5) de naleving van de beginselen van Hoofdstuk I - Afdeling II.

Art. 30.De Regering erkent, na raadpleging van de Hoge Raad, elke federatie of sportvereniging in een van de in artikel 1 omschreven categorieën.

In geval van belangrijke wijzigingen in de organisatie van de betrokken sport kan de Regering, na raadpleging van de Hoge Raad, op eigen initiatief of op verzoek van een federatie of vereniging te allen tijde deze indeling herzien.

Art. 31.De erkenningsbeslissingen worden aan de betrokken federatie of sportvereniging meegedeeld binnen zes maanden nadat de aanvrager het dossier in overeenstemming heeft gebracht met de voorschriften.

Art. 32.§ 1. Bij niet-naleving van een van de verplichtingen van dit decreet of van enig ander decretale of wettelijke bepaling die voor hen van kracht is in de Franse Gemeenschap, kan de erkenning door de Regering worden opgeschort of ingetrokken, na raadpleging van de Hoge Raad en nadat de federatie of vereniging is verzocht haar argumenten naar voren te brengen.

Deze beslissing wordt de betrokken federatie of sportvereniging onverwijld per aangetekende brief. § 2 Indien een sportfederatie of -vereniging of een van haar clubs een van de verplichtingen bedoeld in de artikelen 17, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27 en 28 of de bepalingen van Hoofdstuk I, Afdeling II, niet nakomt, geeft de Regering de federatie of vereniging bij aangetekende brief de opdracht om te voldoen aan de bepalingen van genoemde bepalingen, en dit uiterlijk binnen een maand vanaf de ontvangst van deze brief.

Indien de federatie of vereniging, ongeacht de sancties voorzien in § 1, geen gevolg geeft aan de aanmaning, kan de Regering, nadat de federatie of vereniging is uitgenodigd om haar argumenten naar voren te brengen, beslissen om voor het dienstjaar volgend op het jaar waarin de inbreuk is gepleegd, de subsidie(s) bedoeld in de artikelen 34, 37 en 42 af te schaffen of te beperken.

De Regering stelt de procedure vast voor het opheffen of beperken van de mogelijkheid om subsidies te verkrijgen.

Art. 33.§ 1. De Regering stelt de procedure vast voor de indiening van en de behandeling van de beroepen die worden ingesteld tegen beslissingen inzake niet-erkenning, klasseren en herziening van het klasseren, tegen het uitblijven van een beslissing en tegen de sancties, bedoeld in artikel 32 van het decreet.

In het laatste geval is het beroep opschortend. Het beroep moet met redenen zijn omkleed en bij aangetekend schrijven worden ingediend. § 2 Elk beroep tegen een beslissing over de erkenning of het klasseren en de sanctie bedoeld in artikel 32, § 2, van het decreet moet worden ingesteld binnen 30 dagen na de kennisgeving van de bestreden beslissing en bij gebreke van een beslissing binnen 30 dagen na het einde van de zesde maand na de datum waarop het verzoekschrift tot naleving werd gebracht. § 3 De Regering beslist: 1° In geval van beroep tegen een beslissing tot erkenning: na overleg met de Hoge Raad, binnen 90 dagen na verzending van het beroep;2° Indien het beroep betrekking heeft op het ontbreken van een beslissing: na overleg met de Hoge Raad, binnen de dertig dagen na verzending van het beroep;3° In geval van een sanctie als bedoeld in artikel 32, § 2: binnen negentig dagen na de verzending van het beroep. § 4 Elke beslissing met betrekking tot het gevolg dat aan een beroep wordt gegeven, moet ter kennis worden gebracht van de betrokken federatie of vereniging. HOOFDSTUK IV. - Subsidies AFDELING I. - Forfaitaire werkingssubsidie

Art. 34.§ 1. De Regering verleent jaarlijks aan elke erkende federatie en sportvereniging een forfaitaire werkingssubsidie, binnen de perken van de in artikel 43 vastgestelde begrotingskredieten.

Deze subsidie dient ter dekking van een deel van de uitgaven die de erkende federaties en verenigingen doen om zowel hun basiswerking voor de verwezenlijking van hun maatschappelijk doel als de bezoldiging van het administratief personeel van de erkende sportfederaties en het administratief en sportpersoneel van de niet-competitieve sportfederaties en multidisciplinaire sportverenigingen te verzekeren.

De Regering bepaalt, wat betreft de informatie over de tewerkstelling, de elementen die zijn ontleend aan de databank voor tewerkstelling die is ingesteld bij het secretariaat-generaal, zoals bepaald door het decreet van 19 oktober 2007 betreffende de invoering van een geïnformatiseerde databank voor tewerkstelling in de non-profit sector van de Franse Gemeenschap. § 2 Bij de berekening van de forfaitaire werkingssubsidie voor sportfederaties en -verenigingen wordt rekening gehouden met de volgende elementen, in de volgende verhoudingen: a) het aantal leden, zoals bepaald in artikel 1, 6°, van het decreet, voor 50%;b) het aantal clubs, zoals bepaald in artikel 1, 8°, van het decreet, voor 25%;c) het aantal sportbeoefenaars met het statuut van topsporters, sportbeloften en trainingspartners, voor 10%;d) het pedagogisch of beheerskader, met inbegrip van scheidsrechters, dat een gecertificeerde opleiding heeft gevolgd, voor 10%. Met pedagogisch kader bedoelen we het aantal homologaties die na 2012 plaatsvonden, op basis van de normen die na de hervorming van de opleiding van leidinggevenden werden aangenomen.

Voor de berekening wordt alleen rekening gehouden met het hoogste gecertificeerde niveau.

Met leidinggevend kader bedoelen we het aantal personeelsleden of leden van de raad van bestuur van de federatie of sportvereniging die een gecertificeerde opleiding op dit gebied hebben gevalideerd.

Voor de berekening wordt alleen rekening gehouden met het hoogste gecertificeerde niveau.

Met scheidsrechter bedoelen we scheidsrechters die gecertificeerd zijn door de federatie of sportvereniging, afhankelijk van hun niveau (regionaal, nationaal of internationaal).

Voor de berekening wordt alleen met het hoogste gecertificeerde niveau rekening gehouden; e) naleving van de beginselen van goed bestuur op basis van een door de Regering aangenomen evaluatieschema, voor 5%. Voor federaties en verenigingen die geen topsport beheren, wordt de 10% die in principe wordt toegekend op basis van het aantal topsporters als volgt verdeeld: - 5% extra, afhankelijk van het aantal leden; - 5% extra, afhankelijk van het aantal clubs.

Voor de gehandicaptensportfederatie en de vrijetijdssportvereniging voor gehandicapten is 10% van het totale bedrag voor de gehandicaptensportfederatie gereserveerd voor het administratief beheer van de topsport. Bij de berekening van het saldo van de forfaitaire werkingssubsidie wordt rekening gehouden met de volgende elementen, in de volgende verhoudingen: a) het aantal leden, zoals bepaald in artikel 1, 6° van het decreet, alsmede het aantal sporters bedoeld in artikel 23, 3°, voor 55%;b) het aantal clubs, zoals bepaald in artikel 1, 8° van het decreet, voor 30%;c) het pedagogisch of beheerskader, met inbegrip van scheidsrechters, dat een gecertificeerde opleiding heeft gevolgd, voor 10%;(d) naleving van de beginselen van goed bestuur op basis van een door de Regering vastgestelde evaluatietabel voor 5%. Voor de sportvereniging in het hoger onderwijs en de schoolsportfederatie is het bedrag van de subsidie gelijk aan het bedrag dat werd toegekend in het jaar vóór de inwerkingtreding van dit decreet.

De Regering specificeert de wijze van berekening van de subsidie, met inachtneming van de beschikbare begrotingskredieten, en stelt zo nodig de wijze van berekening van de subsidie vast gedurende een overgangsperiode van ten hoogste drie jaar. § 3. het bedrag van de forfaitaire werkingssubsidie is gekoppeld aan schommelingen van de consumentenprijsindex. Het basisindexcijfer van de consumptieprijzen is het indexcijfer dat op 1 december 2012 van kracht is. § 4 In geval van een belangrijke wijziging van een van de in § 2 genoemde parameters in een erkende federatie of vereniging kan de Regering op eigen initiatief of op verzoek van de betrokken federatie of vereniging een beoordeling uitvoeren van de factoren die kunnen leiden tot een significante positieve of negatieve wijziging van de operationele uitgaven van die federatie of vereniging, en kan zij de aan haar toegekende jaarlijkse forfaitaire werkingssubsidie dienovereenkomstig aanpassen. § 5 De Regering stelt de procedure voor de indiening van de aanvragen en de voorwaarden voor de toekenning van de forfaitaire werkingssubsidie vast.

Art. 35.§ 1. Een voorschot op de in artikel 34 bedoelde jaarlijkse forfaitaire werkingssubsidie wordt aan de begunstigden betaald.

Dit voorschot bedraagt 80 % van het bedrag dat in het voorgaande jaar voor hetzelfde doel aan dezelfde begunstigde is toegekend en wordt als volgt verdeeld: 1° in het laatste kwartaal van het jaar voorafgaand aan het gesubsidieerde dienstjaar mag maximaal 50% van het bedrag als voorschot worden betaald;2° het saldo van het voorschot wordt betaald in het eerste kwartaal van het gesubsidieerde dienstjaar;3° het saldo van de subsidie wordt betaald aan het einde van de eerste helft van het gesubsidieerde dienstjaar, op voorwaarde dat de begunstigde aan de Administratie het boekhoudkundig bewijs heeft geleverd van de besteding van de toegekende subsidies in het voorgaande jaar. § 2. Een volledige of gedeeltelijke ongerechtvaardigde subsidie zal onverwijld en uiterlijk bij de betaling van het volgende voorschot of de volgende subsidie aan de begunstigde op grond van dit decreet of enige andere regelgeving, geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd. § 3. Wanneer deze bepaling in werking treedt, wordt aan de begunstigden een voorschot op de in artikel 34 bedoelde jaarlijkse forfaitaire werkingssubsidie betaald.

Dit voorschot bedraagt 80 % van het bedrag van de prognose van de berekening van de forfaitaire werkingssubsidie en wordt als volgt verdeeld: 1° een maximumbedrag van 50% mag worden voorgeschoten in de loop van het laatste kwartaal van het jaar dat voorafgaat aan het gesubsidieerde dienstjaar;2° het saldo van het voorschot wordt betaald in het eerste kwartaal van het gesubsidieerde dienstjaar;3° het saldo van de subsidie wordt betaald aan het einde van de eerste helft van het gesubsidieerde dienstjaar, op voorwaarde dat de begunstigde aan de Administratie het boekhoudkundig bewijs heeft geleverd van het gebruik van de in het voorgaande jaar toegekende subsidies. § 4. In geval van een nieuwe erkenning wordt aan de begunstigden een voorschot op de in artikel 34 bedoelde jaarlijkse forfaitaire werkingssubsidie betaald.

Dit voorschot bedraagt 80 % van het bedrag van de prognose van de berekening van de forfaitaire werkingssubsidie en wordt als volgt verdeeld: 1° een maximumbedrag van 50% mag in het eerste kwartaal van het gesubsidieerde dienstjaar worden voorgeschoten;2° het saldo van de subsidie wordt betaald aan het einde van de eerste helft van het gesubsidieerde dienstjaar.

Art. 36.Erkende federaties en verenigingen moeten de jaarlijkse forfaitaire werkingssubsidie die hun wordt toegekend, overeenkomstig de beginselen van behoorlijk bestuur beheren en uitsluitend gebruiken voor de uitvoering van hun administratieve, technische en organisatorische taken. Deze fondsen mogen niet direct of indirect worden gebruikt voor de financiering van de bij hen aangesloten clubs en andere ondersteunende structuren.

Indien de controle bedoeld in artikel 21, 11°, a) niet-naleving van deze bepalingen of inbreuken op de boekhoudwetgeving, de wet op de verenigingen zonder winstoogmerk of de sociale en fiscale wetgeving aan het licht brengt, kan de Regering, nadat de federatie of de vereniging is verzocht haar argumenten naar voren te brengen, een van de sancties voorzien in artikel 32 opleggen.

In het kader van deze procedure kan zij, alvorens te beslissen, de algemene vergadering van de betrokken federatie of vereniging opdracht geven om op kosten daarvan een audit door een revisor te laten uitvoeren.

AFDELING II. - Subsidie voor de ontwikkeling van topsport

Art. 37.§ 1. De Regering kan, binnen de perken van de begrotingskredieten, aan erkende sportverenigingen en aan de sportfederatie voor gehandicapten een aanvullende subsidie toekennen ter ondersteuning van de uitvoering van een plan voor de ontwikkeling van de topsport, met inbegrip van het personeel van het sportkader dat nodig is voor de uitvoering van het plan en de steun aan topsporters in het kader van hun levensproject. Deze bijkomende subsidie is voorbehouden voor atleten die voldoen aan de toelatingsvoorwaarden van de internationale federaties om België te vertegenwoordigen in internationale competities.

De Regering bepaalt, wat betreft de informatie over de tewerkstelling, de elementen uit de databank voor tewerkstelling die is ingesteld bij het secretariaat-generaal, zoals bepaald door het decreet van 19 oktober 2007 betreffende de invoering van een geïnformatiseerde databank voor tewerkstelling in de non-profit sector van de Franse Gemeenschap.

Het programmaplan bestrijkt een periode van vier jaar die begint op 1 januari na de organisatie van de Olympische en Paralympische Zomerspelen en eindigt op 31 december na de organisatie van de volgende Olympische en Paralympische Zomerspelen.

Voor sportfederaties die een winterse discipline beheren, wordt de periode van bekendmaking van de programmaplannen bepaald, rekening houdend met de termijnen in verband met de organisatie van de Olympische en Paralympische Winterspelen.

De sportfederaties en de gehandicaptensportfederatie actualiseren jaarlijks hun programmaplan. Daartoe sturen zij de Regering met name een activiteitenverslag over het voorgaande dienstjaar.

Sportfederaties die een discipline in het kader van het programma voor de Olympische Zomer- of Winterspelen beheren, brengen na afloop van hun programmaplan aan de Regering een verslag uit over de vier jaar van dat programmaplan. Dezelfde verplichting geldt voor de gehandicaptensportfederatie met betrekking tot de Paralympische Spelen. § 2. Om het bedrag van de in § 1 bedoelde subsidie vast te stellen, bepaalt de Regering voor elke sportfederatie en de gehandicaptensportfederatie: 1° de activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen;2° de aard van de in aanmerking komende uitgaven, met inbegrip van de voorwaarden voor de toekenning van het gedeelte van de subsidie dat eventueel bestemd is voor de bezoldiging van het sportief kader;3° de maximumbedragen die eventueel van toepassing zijn op de toelaatbare uitgaven, De Regering kan een plafond vaststellen voor het totale bedrag van de toelaatbare uitgaven. § 3. De Regering bepaalt de procedure die moet gevolgd worden voor het indienen van het programmaplan waarvan sprake in § 1. Bovendien worden de minimumrichtlijnen vastgesteld die in het programmaplan moeten worden opgenomen. § 4 Binnen de perken van de begrotingskredieten wordt aan de begunstigden een voorschot op de aanvullende subsidie betaald.

Dit voorschot bedraagt 80 % van het bedrag dat in het voorgaande jaar voor hetzelfde doel aan dezelfde begunstigde is toegekend en wordt als volgt verdeeld: 1° in het laatste kwartaal van het jaar voorafgaand aan het gesubsidieerde dienstjaar mag maximaal 50% van het bedrag als voorschot worden betaald;2° het saldo van het voorschot wordt betaald in het eerste kwartaal van het gesubsidieerde dienstjaar;3° het saldo van de subsidie wordt betaald in het jaar volgende op het dienstjaar waarvoor de subsidie is toegekend, mits de begunstigde de administratie het boekhoudkundige bewijs heeft geleverd van het gebruik van de in het voorgaande jaar toegekende subsidies. In de loop van het jaar kan een extra voorschot worden betaald, mits de in de artikelen 22 en 23 bedoelde sportfederaties het boekhoudkundige bewijs van het gebruik van de betaalde voorschotten hebben geleverd.

AFDELING III. - Subsidies voor de opleiding van kaderleden

Art. 38.§ 1. De Regering levert getuigschriften af op het vlak van omkadering voor pedagogische, veiligheids- of beheersfuncties. § 2. De opleiding van kaderleden op pedagogisch vlak omvat een specifieke opleiding voor elke sportdiscipline of groep van soortgelijke sportdisciplines, voorafgegaan, afhankelijk van het niveau, door een algemene opleiding georganiseerd door de overheid, volgens de procedures die zij bepaalt. § 3. De opleiding van kaderleden op vlak van veiligheid en beheer omvat een specifieke opleiding, eventueel voorafgegaan door een algemene opleiding, afhankelijk van het niveau. § 4. De Regering organiseert de algemene opleidingen.

Ze legt vast: 1° de administratieve gegevens van de verrichter;2° een beschrijving van de taken en de vereiste vaardigheden;3° een beschrijving van de modaliteiten voorafgaand aan de organisatie van de opleiding;4° een beschrijving van de opleidingsprogramma's en -inhoud;5° een beschrijving van de programma's en de inhoud van de stages;6° een beschrijving van de evaluatiemethoden;7° de voorwaarden voor vrijstellingen en gelijkwaardigheid van diploma's;8° een beschrijving van de regels voor de afgifte van attesten van slagen. § 5. Om de inhoud van de opleiding te kunnen vormen, wordt elk onafhankelijk kwalificatieniveau vanuit het perspectief van verschillende thema's bekeken: 1° institutioneel en wettelijk kader;2° didactiek en methodologie;3° bepalende factoren van activiteit en prestaties;4° veiligheid en preventieve aspecten;5° ethiek en deontologie;6° management. § 6. De Regering kan de organisatie van de algemene opleiding geheel of gedeeltelijk delegeren aan: 1° openbare of particuliere onderwijsinstellingen;2° openbare of particuliere instellingen die gespecialiseerd zijn in opleiding;3° de sportfederaties die bevoegd zijn in overeenstemming met artikel 39, in overeenstemming met de procedures die zij bepaalt. Deze instellingen of organen zijn verplicht § 4 en 5 na te leven. § 7. De Regering kan de algemene opleiding die wordt georganiseerd door openbare of particuliere onderwijsinstellingen of door openbare of particuliere instellingen die gespecialiseerd zijn in opleiding, geheel of gedeeltelijk erkennen.

Deze instellingen of organen zijn verplicht de § 4 en 5 na te leven.

Art. 39.§ 1. De Regering wijst de organisaties aan, zoals bepaald in artikel 38, § 6, die bevoegd zijn om de specifieke pedagogische opleiding voor hen te organiseren.

Na overleg met de aangewezen sportfederatie stelt zij voor elk type en niveau van opleiding een opleidingsreferentiekader vast dat het volgende omvat: 1° de administratieve gegevens van de gedelegeerde verrichter;2° een beschrijving van de taken en de vereiste vaardigheden;3° een beschrijving van de procedures voorafgaand aan de organisatie van de opleiding;4° een beschrijving van de opleidingsprogramma's en -inhoud;5° een beschrijving van de programma's en de inhoud van de stages;6° een beschrijving van de evaluatiemethoden;7° de voorwaarden voor vrijstellingen en gelijkwaardigheid van diploma's;8° een beschrijving van de regels voor de verlening en certificering van de getuigschriften. § 2. Met instemming van de Regering kunnen de aangewezen sportfederaties de organisatie van de specifieke opleidingen geheel of gedeeltelijk delegeren aan: 1° openbare of particuliere onderwijsinstellingen;2° openbare of particuliere instellingen die gespecialiseerd zijn in de betrokken discipline. Deze instellingen of organen zijn verplicht zich te houden aan de bepalingen van § 1. § 3. De Regering kan, na overleg met de betrokken aangewezen sportfederaties, de specifieke opleiding die door openbare of particuliere onderwijsinstellingen of door in opleiding gespecialiseerde openbare of particuliere instellingen wordt georganiseerd, geheel of gedeeltelijk erkennen.

Deze instellingen of organen zijn verplicht zich te houden aan de bepalingen van § 1. § 4. De aangewezen sportfederaties moeten aan de Regering de goedkeuring voorleggen van getuigschriften die specifieke opleidingscursussen certificeren.

Art. 40.§ 1. Voor de organisatie van de veiligheids- of bestuursopleiding wijst de Regering het volgende aan: 1° openbare of particuliere onderwijsinstellingen;2° openbare of particuliere instellingen die gespecialiseerd zijn in opleidingen. Deze opleidingen zijn in het bijzonder gericht op: a) sportleiders;b) ambtenaren die verantwoordelijk zijn voor sport;c) beheerders van sportfaciliteiten;d) sportbeambten;e) informatiecentra of structuren die belast zijn met ethische kwesties;f) personen die belast zijn met het toezicht, de preventie en de veiligheid in de sport. § 2. Daartoe stelt zij, in voorkomend geval in overleg met instanties die erkend zijn voor hun specifieke vaardigheden op dit gebied, voor elk type en elk niveau van specifieke opleiding een referentiekader voor opleiding vast dat betrekking heeft op de opleiding: 1° de administratieve gegevens van de gedelegeerde verrichter;2° een beschrijving van de taken en de vereiste vaardigheden;3° een beschrijving van de procedures voorafgaand aan de organisatie van de opleiding;4° een beschrijving van de opleidingsprogramma's en -inhoud;5° een beschrijving van de programma's en de inhoud van de stages;6° een beschrijving van de evaluatiemethoden;7° de voorwaarden voor vrijstellingen en gelijkwaardigheid van diploma's;8° een beschrijving van de regels voor de verlening en certificering van de getuigschriften. § 3. Om de opleidingsmodules te kunnen vormen, wordt elk onafhankelijk kwalificatieniveau vanuit het perspectief van verschillende thema's bekeken: 1° institutioneel en wettelijk kader;2° didactiek en methodologie;3° bepalende factoren van de activiteit;4° veiligheid en preventieve aspecten;5° ethiek en deontologie;6° management, met inbegrip van de evenwichtige deelname van mannen en vrouwen in managementfuncties. § 4. De Regering kan de in § 1 bedoelde opleidingen die worden georganiseerd door organen of instellingen met een goede reputatie op het betrokken gebied, geheel of gedeeltelijk erkennen.

Deze instellingen of organen zijn verplicht de § 2 en 3 na te leven.

Art. 41.Om het overleg te structureren, wordt een pedagogische commissie gevormd door een sportdiscipline of een familie van disciplines.

Deze commissie, waarvan de samenstelling en de bevoegdheden door de Regering worden bepaald, is belast met het adviseren van de administratie over zaken die verband houden met de opleiding van kaderleden.

Art. 42.§ 1. De Regering kan een aanvullende subsidie toekennen aan de sportverenigingen en de sportfederatie voor gehandicapten ter ondersteuning van de uitvoering van een programmaplan voor de opleiding van kaderleden. § 2. De Regering bepaalt de procedure die moet worden gevolgd voor de invoering van het in § 1 bedoelde programmaplan.

Bovendien worden de minimumrichtlijnen vastgesteld die in het programmaplan voor de opleiding van kaderleden moeten worden opgenomen, met inbegrip van het personeel van het sportief kader dat nodig is voor de uitvoering ervan.

Het programmaplan bestrijkt een periode van vier jaar die begint op 1 januari na de organisatie van de Olympische en Paralympische Zomerspelen en eindigt op 31 december na de organisatie van de volgende Olympische en Paralympische Zomerspelen.

Voor sportfederaties die een winterse discipline beheren, wordt de periode van bekendmaking van de programmaplannen bepaald, rekening houdend met de termijnen in verband met de organisatie van de Olympische en Paralympische Winterspelen.

De sportfederaties en de gehandicaptensportfederatie actualiseren jaarlijks hun programmaplan. Daartoe sturen zij de Regering met name een activiteitenverslag over het voorgaande dienstjaar.

Sportfederaties die een discipline in het kader van het programma voor de Olympische Zomer- of Winterspelen beheren, brengen na afloop van hun programma aan de Regering een verslag uit over de vier jaar van dat programma.

Dezelfde verplichting geldt voor de gehandicaptensportfederatie met betrekking tot de Paralympische Spelen. § 3. De aanvullende subsidie ter ondersteuning van het programmaplan voor de opleiding van kaderleden kan dienen voor: 1° de conceptualisering van opleidingsnormen voor elk opleidingsniveau;2° de organisatie van de opleiding van elk erkend opleidingsniveau;3° de organisatie van permanente vorming. § 4. Om het bedrag van de in § 1 bedoelde subsidie vast te stellen, bepaalt de Regering voor elke sportfederatie en de gehandicaptensportfederatie: 1° de activiteiten die voor de subsidie in aanmerking komen;2° de aard van de in aanmerking komende uitgaven, met inbegrip van de voorwaarden voor de toekenning van het gedeelte van de subsidie dat eventueel bestemd voor de bezoldiging van het sportief kader;3° de maximumbedragen die eventueel van toepassing zijn op de toelaatbare uitgaven. De Regering kan een plafond vaststellen voor het totale bedrag van de toelaatbare uitgaven. § 5. Een voorschot op de aanvullende opleidingssubsidie wordt aan de begunstigde betaald.

Maximaal 50% van de verschuldigde subsidie kan aan het einde van het eerste kwartaal worden uitbetaald.

Het saldo van de subsidie wordt betaald in het jaar volgend op het jaar waarin de subsidie is toegekend, mits de begunstigde aan de Administratie het boekhoudkundige bewijs heeft geleverd van het gebruik van de subsidie.

AFDELING IV. - De inschrijving op de begroting

Art. 43.Met ingang van het begrotingsjaar 2020 worden 7 basisallocaties gecreëerd binnen de organisatie-afdeling "Sport" van de Franse Gemeenschapsbegroting, die als volgt worden genoemd: 1° forfaitaire subsidie voor de werking van erkende sportfederaties;2° subsidie voor de programmaplannen van erkende sportfederaties en de gehandicaptenfederatie;3° forfaitaire werkingssubsidie voor de gehandicaptensportfederatie en de vrijetijdssportvereniging voor gehandicapten;4° forfaitaire subsidie voor de werking van erkende niet-competitieve sportfederaties;5° forfaitaire subsidie voor de werking van erkende sportverenigingen, met uitzondering van de in 6° van dit artikel bedoelde subsidies;6° forfaitaire subsidie voor de werking van een erkende schoolsportvereniging en een erkende sportvereniging voor het hoger onderwijs;7° subsidie voor de opleiding van kaderleden. HOOFDSTUK V. - Evaluatie van het decreet

Art. 44.Dit besluit wordt om de vier jaar geëvalueerd.

De Regering stelt de modaliteiten van de evaluatie vast, met inbegrip van het advies van de Hoge Raad, en bezorgt de conclusies aan het Parlement. HOOFDSTUK VI. - Wijzigings-, intrekkings-, overgangs- en slotbepalingen

Art. 45.De erkenningsbesluiten die op basis van het decreet van 8 december 2006 aan sportfederaties en -verenigingen zijn toegekend, worden gehandhaafd tot 31 december 2024.

Art. 46.Het decreet van 8 december 2006 houdende organisatie en subsidiëring van de sport in de Franse Gemeenschap wordt opgeheven.

De volgende decreten en bepalingen worden dienovereenkomstig aangepast: - Artikelen 1 en 3 van het decreet van 30 maart 2007 `tot organisatie van de erkenning en de subsidiëring van een vereniging van Franstalige sportfederaties, recreatieve sportfederaties en sportverenigingen'; - artikel 76 van het decreet van 23 januari 2009; - artikels 1 en 8 van het decreet van 20 oktober 2011 betreffende de strijd tegen doping; - artikel 151 van het decreet van 7 november 2013; - artikel 1 van het decreet van 20 maart 2014 houdende verschillende maatregelen inzake sportethiek, met inbegrip van het opmaken van de code voor sportethiek; - artikels 1, 11, 12 et 24 van het decreet van 3 april 2014 betreffende de risicopreventie voor gezondheid op sportgebied.

Art. 47.Artikel 9 van het decreet tot organisatie van de erkenning en de subsidiëring van een vereniging van Franstalige sportfederaties, recreatieve sportfederaties en sportverenigingen wordt vervangen door wat volgt: « Art. 9 De vereniging moet haar erkenning en steun van de Franse Gemeenschap vermelden in haar officiële documenten en in haar promotiemateriaal. ».

Art. 48.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2020.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gedaan te Brussel, 3 mei 2019.

De Minister-President, belast met Gelijke kansen en Vrouwenrechten, R. DEMOTTE De Vice-Presidente en Minister van Cultuur en Kind, A. GREOLI De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor sociale promotie, Onderzoek en Media, J.-Cl. MARCOURT De Minister van Jeugd, Hulpverlening aan de Jeugd, Justitiehuizen, Sport en Promotie van Brussel, belast met het toezicht op de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, R. MADRANE De Minister van Onderwijs, M.-M. SCHYNS De Minister van Begroting, Ambtenarenzaken en Administratieve Vereenvoudiging, A. FLAHAUT _______ Nota Zitting 2018-2019 Stukken van het Parlement. Ontwerp van decreet nr. 827-1 - Commissieamendementen, nr. 827-2 - Commissieverslag, nr. 827-3. - Tekst aangenomen door de commissie, nr. 827-4. - Vergaderingsamendementen, nr. 827-5 - Tekst aangenomen tijdens de plenaire vergadering, nr. 827-6.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 2 mei 2019.

^