Etaamb.openjustice.be
Decreet van 12 mei 2004
gepubliceerd op 18 juni 2004

Decreet ter bepaling van de voorwaarden voor de toekenning van subsidies voor de organisatie van sportactiviteiten in de wijk

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2004029201
pub.
18/06/2004
prom.
12/05/2004
ELI
eli/decreet/2004/05/12/2004029201/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 MEI 2004. - Decreet ter bepaling van de voorwaarden voor de toekenning van subsidies voor de organisatie van sportactiviteiten in de wijk (1)


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Sport in de wijk wordt gedefinieerd als een geheel aan sportieve activiteiten die een fysieke inspanning vereisen, georganiseerd door een plaatselijke structuur ten gunste van de inwoners van een stedelijke of landelijke wijk. Het kan gaan om de organisatie van ofwel meerdere activiteiten op één site, ofwel één activiteit op meerdere sites of over één activiteit op één site.

Art. 2.De Regering kan subsidies toekennen om de realisatie van sportactiviteiten in de wijk, hieronder animatieprogramma's' genoemd, aan te moedigen, binnen de beperking van de budgettaire kredieten.

Art. 3.Komen in aanmerking voor deze subsidies : 1° de gemeentelijke overheden;2° de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;3° plaatselijke sportcentra en geïntegreerde plaatselijke sportcentra erkend door het decreet van 27 februari 2003 houdende de erkenning en subsidiëring van de plaatselijke sportcentra en de geïntegreerde plaatselijke sportcentra;4° erkende jeugdhuizen bedoeld in subafdeling 1 van hoofdstuk 1 van het decreet van 20 juli 2000 tot bepaling van de voorwaarden voor de erkenning en subsidiëring van jeugdhuizen, van ontmoetings- en accomodatiecentra, van informatiecentra voor jongeren en hun federaties;5° de jeugdorganisaties erkend in het kader van het decreet van 20 juni 1980 houdende vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en toekenning van toelagen aan de jeugdorganisaties;6° de verenigingen erkend in het kader van het decreet van 17 juli 2003 met betrekking tot de steun aan het verenigingsleven op het gebied van de permanente opvoeding;7° de verenigingen met als doel de promotie van sport of wijkanimatie, waarvan de realiteit van hun activiteiten wordt bewezen door de gemeente op wiens grondgebied de activiteiten worden georganiseerd;8° de erkende vakantiepleinen bedoeld in artikel 2, 1°, van het decreet van 17 mei 1999 betreffende de vakantiecentra;9° de diensten voor hulpverlening in open milieu erkend in het kader van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd. Voor de instellingen bedoeld in punten 1° en 2° hierboven, gevestigd op het grondgebied van het tweetalig Brussels Hoofdstedelijk Gewest, wordt de informatie over de animatieprogramma's in de eerste plaats in het Frans verschaft.

Art. 4.Sportclubs die lid zijn van een sportfederatie kunnen subsidies krijgen op voorwaarde dat de animatieprogramma's gericht zijn op een ander publiek dan de leden van de club.

Art. 5.De animatieprogramma's die kunnen worden gesubsidieerd, kunnen in 3 categorieën worden opgedeeld : 1° activiteiten die heel het jaar door wekelijks lopen, met een minimum van 40 weken, op basis van minstens één wekelijkse sessie met een minimumduur van drie uur;2° gerichte activiteiten met een duur van minstens vijf opeenvolgende werkdagen (buiten de schoolvakanties) en een minimumduur van drie uur per dagelijkse sessie;3° activiteiten die zich afspelen tijdens de zomervakantie, het kerstverlof, het paasverlof, het allerheiligen- en/of carnavalverlof, met een duur van minstens vijf dagen en een minimumduur van drie uur per dagelijkse sessie.

Art. 6.Om te genieten van een subsidie moeten de animatieprogramma's worden geleid door een globaal kader van personeel dat beantwoordt aan de volgende minimale voorwaarden : Voor de animatieprogramma's bedoeld in artikel 5, 1° : 1° Eén persoon a) ofwel licentiaat lichamelijke opvoeding, geaggregeerde lichamelijke opvoeding voor het hoger secundair onderwijs;b) ofwel geaggregeerde lichamelijke opvoeding voor het lager secundair onderwijs;c) ofwel houder van een brevet van sportfunctionaris bedoeld in hoofdstuk VI van het decreet van 26 april 1999 tot organisatie van de sport in de Franse Gemeenschap.2° en twee personen : a) ofwel houders van een getuigschrift van hoger secondair of technisch secundair onderwijs binnen het domein van de lichamelijke opvoeding;b) ofwel houders van een brevet van animator voor vakantiecentra, bedoeld in artikel 5, § 1, van het decreet van 17 mei 1999 betreffende de vakantiecentra;c) ofwel die het bewijs kunnen leveren van een nuttige ervaring van minstens vijf jaar in de praktijk van de sportieve begeleiding. Voor de animatieprogramma's bedoeld in artikel 5, 2° : 2 personen die minstens houder zijn van een van de titels bedoeld in punten 1° en 2° hierboven.

Voor de animatieprogramma's bedoeld in artikel 5, 3° : 1 persoon die houder is van minstens één van de titels bedoeld in punten 1° en 2° hierboven.

De Regering bepaalt het minimumaantal deelnemers dat zich moet inschrijven voor een animatieprogramma en bepaalt de minimale begeleiding tijdens elke sessie, rekening houdend met het aantal deelnemers.

De begeleiding waarvan sprake is in dit artikel kan worden verzekerd ofwel door personen met een werknemersovereenkomst of met een statuut, of door vrijwilligers.

Art. 7.De subsidie dekt de kosten voor de organisatie, de informatie, het materiaal, de begeleiding en de verplaatsingen teweeggebracht door een animatieprogramma.

Art. 8.Het forfaitaire bedrag van de subsidie wordt als volgt bepaald : Voor de animatieprogramma's bedoeld in artikel 5, 1° : 3750 EUR. Voor de animatieprogramma's bedoeld in artikel 5, 2° : 300 EUR per animatieprogramma van minstens 5 activiteitendagen met een jaarlijks plafond van 3000 EUR. Voor de animatieprogramma's bedoeld in artikel 5, 3° : 300 EUR per animatieprogramma van 5 dagen met een jaarlijks plafond van 1500 EUR. Deze bedragen worden jaarlijks op 1 januari aangepast in dezelfde proportie als de evolutie van de index van de consumptieprijzen tussen de maand januari van het lopende jaar en de maand januari 2005.

Art. 9.De subsidieaanvraag wordt ingediend bij de dienst aangeduid door de Regering, ten minste een maand vóór de datum van de start van het animatieprogramma middels een formulier door deze dienst afgeleverd.

Bij deze aanvraag worden gevoegd : 1° een voorstelling van het animatieprogramma;2° een gedetailleerd programma en het uurrooster van de activiteiten;3° de lijst met personen die instaan voor de pedagogische begeleiding van het animatieprogramma, alsook de bewijzen betreffende hun kwalificaties;4° de normen voor de begeleiding;5° aangeving van de plaats waar de activiteiten zullen plaatsvinden;6° het promotieplan;7° een ontwerpbudget van de ontvangsten en uitgaven.

Art. 10.De dienst bevestigt de ontvangst van de aanvraag en van haar conformiteit binnen de 15 dagen. Hij brengt de aanvrager minstens 1 maand vóór het van start gaan van het animatieprogramma op de hoogte van de aanvaarding of weigering van zijn dossier.

In geval van een weigering kan de aanvrager beroep indienen bij de Regering, die dan definitief zal beslissen over de subsidieaanvraag.

Art. 11.Alle elementen die de controle van de kwalificaties en titels van het begeleidend personeel bedoeld in artikel 6 kunnen toelaten, alsook de bewijsstukken voor uitgaven en ontvangsten, moeten ter beschikking worden gehouden van de ambtenaren belast met de inspectie van het betrokken animatieprogramma.

De subsidie wordt geliquideerd na de controle van de bewijsstukken.

Art. 12.Organisaties die voor hetzelfde doel subsidies krijgen van de Franse Gemeenschap in het kader van andere wetgeving of sportieve reglementen, zijn uitgesloten van het toepassingsveld van dit decreet.

Art. 13.De Regering stelt om de drie jaar een evaluatieverslag op over de toepassing van dit decreet en legt het voor aan de mening van de Hoge Raad voor Lichamelijke Opvoeding, Sport en Openluchtleven en deelt het mee aan de Raad van de Franse Gemeenschap.

Art. 14.Elk jaar licht de Regering de Hoge Raad voor Lichamelijke Opvoeding, Sport en Openluchtleven in over de gesubsidieerde animatieprogramma's en de niet-gesubsidieerde animatieprogramma's, met voor de eerstgenoemde de vermelding van het toegekende bedrag.

Art. 15.Dit decreet gaat van kracht op 1 januari 2005.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel op 12 mei 2004.

De Minister-President, belast met de Internationale Betrekkingen, H. HASQUIN De Minister van Cultuur, Ambtenarenzaken, Jeugdzaken en Sport, C. DUPONT De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de Opdrachten toegewezen aan de « O.N.E. », J.M. NOLLET De Minister van Secundair Onderwijs en Buitengewoon Onderwijs, P. HAZETTE De Minister van Begroting, M. DAERDEN De Minister van Kunsten en Letteren en van de Audiovisuele Sector, O. CHASTEL De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. F. DUPUIS De Minister van Hulpverlening aan de Jeugd en gezondheid, Mevr. N. MARECHAL _______ Nota's (1) Zitting 2003-2004. Stukken van de Raad. - Ontwerp van decreet, nr. 523-1. - Commissie-amendementen, nr. 523-2. - Verslag, nr. 523-3.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 5 mei 2004.

^