gepubliceerd op 26 augustus 2003
Decreet met betrekking tot de steun aan het verenigingsleven op het gebied van de permanente opvoeding
17 JULI 2003. - Decreet met betrekking tot de steun aan het verenigingsleven op het gebied van de permanente opvoeding (1)
De Raad van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Voorwerp
Artikel 1.§ 1. Dit decreet heeft tot voorwerp de ontwikkeling van het verenigingsleven op het gebied van de permanente opvoeding met het oog op de kritische analyse van de maatschappij, de stimulatie van democratische en collectieve initiatieven, de ontwikkeling van het actieve burgerschap en de uitoefening van de sociale, culturele, milieu- en economische rechten in het licht van individuele en collectieve emancipatie van de bevolking door de actieve deelname van dit doelpubliek en haar culturele uitdrukking te bevoordelen. § 2. Dit voorwerp wordt verzekerd door de steun aan de verenigingen die, voornamelijk bij volwassenen, de ondersteuning en de ontwikkeling tot doel hebben van : a) een bewustwording en kritische kennis van de realiteiten in de maatschappij;b) vermogen tot analyse, tot keuze, tot actie en evaluatie;c) gedragingen van verantwoordelijkheid en actieve deelname aan het sociale, economische, culturele en politieke leven. § 3. De ontwikkeling van de in dit decreet bedoelde verenigingen sluit zich aan bij een toekomstvisie van gelijkheid en sociale vooruitgang, teneinde te bouwen aan een rechtvaardige maatschappij, meer democratisch en meer solidair, die de ontmoeting tussen de culturen bevordert via de ontwikkeling van een actief en kritisch burgerschap en van de culturele democratie.
Definities
Art. 2.In de zin van dit decreet, wordt verstaan onder : - « Regering » : de Regering van de Franse gemeenschap - « Vereniging » : vereniging zonder winstoogmerk opgericht overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 met betrekking tot de verenigingen zonder winstoogmerk. - « Afhankelijke vereniging » : vereniging zonder winstoogmerk opgericht overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 met betrekking tot de verenigingen zonder winstoogmerk of de feitelijke vereniging bestaande uit een gedecentraliseerde structuur van een vereniging erkend als beweging krachtens dit decreet. - « Beweging » : vereniging zonder winstoogmerk opgericht overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 met betrekking tot de verenigingen zonder winstoogmerk en die voldoet aan de voorwaarden vastgesteld in artikel 5 van dit decreet. - « Publiek afkomstig uit volksmiddens » : een groep van deelnemers samengesteld uit personen, al dan niet tewerkgesteld, houders van ten hoogste een diploma van het secundair onderwijs of personen die zich in een situatie bevinden van sociale onzekerheid of grote armoede. - « Raad » : de Hoge Raad van permanente opvoeding zoals de taken en de samenstelling worden gedefinieerd in dit decreet. HOOFDSTUK II. - Over de erkenning Sectie I. - De werkingsassen
Art. 3.De verenigingen die het voorwerp kunnen uitmaken van een erkenning door de Franse gemeenschap in het kader van dit decreet dienen acties uit te werken die aansluiten bij minstens één van de volgende assen : 1. Deelname aan de burgerlijke opvoeding en opleiding, hierna genaamd « as 1 » Acties die ondernomen worden en opvoedings- en/of opleidingsprogramma's, ontworpen en georganiseerd door de vereniging overeenkomstig de definitie van artikel 1, uitgewerkt met de leden van de vereniging en de deelnemers, teneinde de uitoefening van het actieve en participatieve burgerschap mogelijk te maken in het licht van emancipatie, gelijkheid van rechten, sociale vooruitgang, evolutie van de gedragingen en mentaliteiten, integratie en verantwoordelijkheid. De verenigingen die tot deze as behoren, verwezenlijken hun activiteiten meer bepaald met het publiek afkomstig uit volksmiddens in de zin van dit decreet.
De ontwerpen, acties en programma's die geleid worden in het kader van deze as maken het voorwerp uit van een uitgebreide voorlichting bij het doelpubliek.
De acties die voldoen aan de bepalingen van deze as worden uitgewerkt : 1° hetzij over het geheel van het territorium van het Franstalige Gewest en van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;2° hetzij minstens over het geheel van het territorium van een provincie of over een territorium dat een aantal inwoners telt gelijk aan het aantal vastgesteld door de Regering na advies van de Raad;3° hetzij minstens over het geheel van het territorium van een gemeente, een dorp, een wijk, of een gehucht. De Regering stelt, na advies van de Raad, de voorwaarden vast die de vereniging moet naleven om haar acties te doen erkennen binnen het kader van deze as. Deze voorwaarden hebben betrekking op een minimum aantal thema's die door de vereniging worden uitgewerkt, evenals een minimum aantal uren van activiteit. 2. Vorming van animatoren, van opleiders en van verenigingsactoren, hierna genaamd « as 2 » Vormingsprogramma's voor animatoren, opleiders en verenigingsactoren, eenmalig of terugkerend, cyclussen of stages, uitgewerkt en georganiseerd of verwezenlijkt hetzij op eigen initiatief hetzij op vraag van de verenigingswereld, al dan niet erkend in het kader van dit decreet, in het licht van de definitie in artikel 1. De opleidingen die ontworpen en georganiseerd of verwezenlijkt worden op vraag van de verenigingswereld maken het voorwerp uit van overeenkomsten tussen de verenigingen.
De opleidingen die ontworpen en georganiseerd of verwezenlijkt worden op eigen initiatief, worden onderworpen aan een uitgebreide doorlichting van hun mogelijkheden.
De acties die beantwoorden aan de bepalingen van deze as worden uitgevoerd, minstens, over het geheel van het territorium van een provincie of over een territorium dat een aantal inwoners telt gelijk aan het aantal dat vastgesteld wordt door de Regering na advies van de Raad.
De Regering stelt, na advies van de Raad, de voorwaarden vast die de vereniging moet naleven om haar acties te doen erkennen in het kader van deze as. Deze voorwaarden hebben betrekking op het minimum aantal uren van opleiding die uitgevoerd worden per deelnemer. 3. Producties van diensten of analyses en studies, hierna genaamd « as 3 » 1.Producties van diensten, documentatie, waaronder de terbeschikkingstelling ervan, pedagogisch en/of cultureel materieel. 2. Producties van kritische analyses, onderzoek en studie over deze maatschappelijke thema's. Deze producties worden ontworpen en verwezenlijkt hetzij op eigen initiatief, hetzij op vraag van de verenigingswereld, al dan niet erkend krachtens dit decreet, in het licht van de definitie in artikel 1.
De producties ontworpen en verwezenlijkt op vraag van de verenigingswereld maken het voorwerp uit van overeenkomsten tussen verenigingen.
De producties ontworpen en verwezenlijkt op eigen initiatief maken het voorwerp uit van een uitgebreide voorlichting bij het betrokken publiek, de verenigingen, de media en/of het grote publiek.
De acties die beantwoorden aan de bepalingen van deze as dienen te worden uitgevoerd minstens op het territorium van het geheel van een provincie of op een territorium dat een aantal inwoners telt gelijk aan het aantal vastgesteld door de Regering na advies van de Raad.
De Regering stelt, na advies van de Raad, de voorwaarden vast die de vereniging moet naleven om haar acties te doen erkennen in het kader van beide luiken van deze as. Deze voorwaarden hebben betrekking op het minimum aantal producties of analyses en studies die verwezenlijkt worden door de vereniging. 4. Bewustmaking en Inlichting, hierna genaamd « as 4 » De organisatie van informatie- en communicatiecampagnes met betrekking tot de bewustmaking van het grote publiek, in het licht van de definitie in artikel 1, met als doelstelling de gedragingen en de mentaliteit voor de culturele belangen, het burgerschap en de democratie te doen evolueren. De vereniging verzekert de opvolging van de campagnes die zij openbaar maakt, en maakt deze met name over aan de wereld van verenigingen, opleidingen en politiek.
De acties die voldoen aan de bepalingen van deze as doen zich voor over het geheel van het territorium van het Franstalige gewest en van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
De Regering stelt, na advies van de Raad, de voorwaarden vast die de vereniging moet naleven om haar acties te doen erkennen in het kader van deze as. Deze voorwaarden hebben betrekking op het minimum aantal bewustmakings- en inlichtingcampagnes uitgevoerd door de vereniging.
Art. 4.Een vereniging kan erkend worden binnen een van de assen voorzien bij artikel 3 of binnen twee assen voorzien in deze bepaling.
Art. 5.§ 1. De verenigingen kunnen een specifieke erkenning vragen als « bewegingen » indien ze voldoen aan het geheel van de volgende voorwaarden : - acties voorleggen die minstens drie assen dekken van het artikel 3, waarvan as 1 verplicht is; - hun actieveld uitbreiden tot het geheel van het territorium van het Franstalige gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; - minstens drie afhankelijke verenigingen samenbrengen waarvan het verschillend actieveld overeenstemt met minstens het territorium van een provincie of het territorium dat een aantal inwoners telt gelijk aan het aantal vastgesteld door de Regering na advies van de Raad; - buurtacties uitwerken op lokaal en/of gemeentelijk vlak; - acties uitwerken die een actieve deelname verzekeren van het doelpubliek; - acties uitwerken met name bestemd voor het publiek afkomstig uit volksmiddens, in de zin van dit decreet. § 2. De erkenning die de Regering toekent aan de beweging die onder het toepassingsveld valt van § 1, dekt ook de afhankelijke verenigingen die zij overkoepelt. De aangesloten verenigingen kunnen enkel erkend worden krachtens artikel 4. § 3. Na voorstel en advies van de Raad, bepaalt de Regering de wijzen van betrekkingen tussen de beweging en de verenigingen die zij overkoepelt, te weten het minimum volume aan activiteit vereist voor de aangesloten verenigingen en de wijzen van overdracht van de activiteitsverslagen. § 4. De Regering bepaalt, na advies van de Raad, de voorwaarden die de vereniging moet naleven om haar acties te doen erkennen in het kader van de assen voorzien bij artikel 3. De bedoelde voorwaarden hebben betrekking op dezelfde elementen dan diegene bedoeld bij artikel 3, 1°, alinea 5, bij artikel 3, 2°, alinea 5, bij artikel 3, 3°, alinea 7 en bij artikel 3, 4°, alinea 4.
Sectie 2. - De procedure en de voorwaarden voor erkenning
Art. 6.§ 1. De Regering kan een vereniging erkennen die daartoe een aanvraag indient en die beantwoordt aan de voorwaarden voorzien door dit decreet. § 2. Daartoe beslist de Regering, na advies van de Raad, tot de procedure van toekenning van erkenning met naleving van de volgende principes : 1° de vereniging dient een aanvraag in tot erkenning;de Regering bepaalt de modaliteiten van deze introductie; 2° de met redenen omklede adviezen van de diensten van de Regering en van de Raad zijn vereist met betrekking tot deze aanvraag;de Regering bepaalt de termijnen waarbinnen deze adviezen vereist zijn; wanneer het advies van de Raad niet uitgevaardigd wordt binnen de voorgeschreven termijn, wordt dit advies beschouwd als positief; 3° de Regering beslist hetzij om de vereniging een voorlopige erkenning te verlenen gedurende een periode van twee jaar, hetzij om de erkenning te weigeren;4° elke vereniging die een voorlopige erkenning heeft gekregen gedurende een periode van twee jaar werd onderworpen, na deze periode, aan een evaluatie door de diensten van de Regering;het met redenen omklede advies van de Raad is vereist voor deze evaluatie indien deze negatief is; 5° na afloop van deze evaluatie, beslist de Regering hetzij om de vereniging een erkenning toe te kennen voor onbepaalde duur, hetzij om de voorlopige erkenning te hernieuwen voor een duur van twee jaar, hetzij om de erkenning te weigeren;6° in geval van hernieuwing van de voorlopige erkenning, wordt de vereniging na twee jaar onderworpen aan een nieuwe evaluatie door de diensten van de Regering;het met redenen omklede advies van de Raad is vereist voor deze evaluatie indien deze negatief is; 7° na afloop van deze evaluatie, beslist de Regering hetzij om de vereniging een erkenning te verlenen voor onbepaalde duur, hetzij om de erkenning te weigeren. § 3. De procedure van toekenning van erkenning bepaalt door de Regering voorziet bovendien minstens : 1° de mogelijkheid voor de vereniging om beroep aan te tekenen tegen een beslissing tot weigering van de erkenning, evenals de vorm en termijnen ervan;2° de bevoegdheid tot het verlenen van advies van de Raad bij een procedure in beroep;3° de mogelijkheid voor de vereniging om haar argumentatie voor te leggen tijdens een beroep;4° de procedure in beroep. § 4. De Regering verzekert, middels haar diensten, de jaarlijkse publicatie van een verslag betreffende de aanvragen tot erkenning, de data van introductie hiervan, de adviezen die uitgevaardigd werden en de beslissingen die genomen werden.
Art. 7.Enkel de verenigingen die beantwoorden aan de volgende voorwaarden kunnen erkend worden door de Regering krachtens dit decreet : 1° een vereniging zonder winstoogmerk zijn in de zin van de wet van 27 juni 1921 met betrekking tot de verenigingen zonder winstoogmerk;2° een maatschappelijk doel aanbieden met naleving van artikel 1;3° een project indienen, volgens de vormen bepaalt door de Regering na voorstel van de Raad, dat zich aansluit bij de voornaamste as van erkenning, houdende het actieplan dat de vereniging op vijf jaar wil uitwerken om zich in overeenstemming te brengen met de taken die zij zichzelf heeft opgelegd in het kader van artikel 1 van dit decreet; bij uitzondering, voor de verenigingen die een erkenning vragen in het kader van artikel 6, § 2, bevat het ontwerp het actieplan dat de vereniging wil uitwerken op twee jaar; 4° de publiciteit en de zichtbaarheid van haar acties verzekeren;5° haar maatschappelijke zetel dient gevestigd te zijn in een Franstalig gewest of in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;6° haar ontwerp ten uitvoer brengen en haar activiteiten verwezenlijken voornamelijk in een Franstalig gewest of in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;indien de activiteiten van de vereniging uitgevoerd worden, onder andere, op internationaal vlak, dient het internationale aspect hiervan beheerd te worden in een Franstalig gewest en/of in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en dient dit ook gevolgen te hebben voor een publiek dat aanwezig is in deze gewesten; 7° minstens een jaar van bestaan kennen en een activiteit hebben op het ogenblik van de aanvraag tot erkenning. Worden uitgesloten voor de erkenning de verenigingen die de bepalingen niet naleven van het Europese Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens, van de wet van 30 juli 1981 tot beteugeling van bepaalde handelingen ingegeven door racisme of xenofobie en de wet van 23 maart 1995 tot beteugeling van de ontkenning, het minimaliseren, de rechtvaardiging of aanmatiging van genocide gepleegd door het nazi-regime tijdens de Tweede Wereldoorlog of onder het mom van alle andere inbreuken die gepleegd worden waarbij de commissie zich niet kan verzoenen met een erkenning door de Franse Gemeenschap.
Art. 8.De erkenning, voorlopig of voor onbepaalde duur, wordt toegekend door de Regering in functie van de assen die gedefinieerd worden bij artikel 3 of krachtens artikel 5.
De erkenning voor onbepaalde duur wordt toegekend onverminderd de bepalingen van hoofdstuk V. HOOFDSTUK III. - De voorwaarden voor subsidies Sectie I. - De subsidies aan erkende verenigingen voor onbepaalde duur
Art. 9.Binnen de beschikbare begrotingskredieten, verleent de Regering aan elke erkende vereniging : 1. een jaarlijkse forfaitaire subsidie voor de werking;2. indien de vereniging een actieveld dekt van minstens een provincie of een gewest waarvan het aantal inwoners minstens gelijk is aan het aantal dat bepaald werd door de Regering, een jaarlijkse forfaitaire subsidie voor de werkgelegenheid;3. een jaarlijkse forfaitaire subsidie van activiteiten, verbonden aan de voorlegging, door de vereniging, van een meerjarenontwerp met een duur van vijf jaar dat overeenstemt met de werkingsas of de werkingsassen die gedekt worden door de vereniging.
Art. 10.Het bedrag van de subsidies bedoeld bij artikel 9, alinea 2, wordt berekend door aan de verenigingen een forfaitair aantal punten toe te kennen die variëren in functie van de categorie waarin de vereniging ingeschreven staat.
De Regering bepaalt de waarde van het punt.
Bovendien bepaalt de Regering de kwantitatieve en kwalitatieve criteria die toegang bieden tot elkeen van deze categorieën. Deze criteria zijn afhankelijk van de elementen bedoeld in artikel 3, 1°, alinea 5, bij artikel 3, 2°, alinea 5, bij artikel 3, 3°, alinea 7, en bij artikel 3, 4°, alinea 4.
De categorieën zijn de volgende : 1° Voor de verenigingen erkend krachtens artikel 4, in het kader van as 1 : 1) voor de verenigingen waarvan de territoriale impact van de activiteiten verwezenlijkt wordt op een territorium waarvan het minimum aantal inwoners bepaald werd door de Regering, met een minimum van 50 000 inwoners of, voor de streken van minstens 75 inwoners per vierkante kilometer, op een territorium van minstens zes gemeentes, worden 4 puntencategorieën gecreëerd : a) 10 punten b) 15 punten c) 20 punten d) 25 punten 2) voor de verenigingen waarvoor de territoriale impact van de activiteiten verwezenlijkt wordt over het geheel van het territorium van de Franse gemeenschap, worden drie puntencategorieën gecreëerd : a) 25 punten b) 35 punten c) 60 punten 2° voor de verenigingen erkend krachtens artikel 5 in het kader van as 1 : 1) voor de verenigingen met drie tot vijf aangesloten afhankelijke verenigingen, worden drie puntencategorieën gecreëerd : a) 70 punten b) 95 punten c) 120 punten 2) voor de verenigingen met zes tot acht aangesloten afhankelijke verenigingen, worden drie puntencategorieën gecreëerd : a) 145 punten b) 170 punten c) 195 punten 3) voor de verenigingen met 9 en meer aangesloten afhankelijke verenigingen, worden drie puntencategorieën gecreëerd : a) 220 punten b) 245 punten c) 270 punten 3° voor de verenigingen erkend krachtens artikel 4 of artikel 5 in het kader van as 2, worden drie puntencategorieën gecreëerd : a) 15 punten b) 30 punten c) 45 punten 4° voor de verenigingen erkend krachtens artikel 4 of artikel 5 in het kader van as 3, worden drie puntencategorieën gecreëerd : a) 20 punten b) 30 punten 5° Voor de verenigingen erkend krachtens artikel 4 of artikel 5 in het kader van as 4, wordt 1 puntencategorie gecreëerd : 20 punten.6° Voor de verenigingen erkend in het kader van verschillende assen, worden de verschillende puntencategorieën waartoe zij behoren, toegevoegd bij de berekening van de puntencategorieën bedoeld bij artikel 9, alinea 2. De verenigingen rechtvaardigen minstens een voltijds equivalent per toegekende schijf van 18 punten. Wanneer een vereniging minder dan 18 punten toegekend krijgt, rechtvaardigt het dit met minstens een halftijdse baan per toegekende schijf van 9 punten.
Art. 11.Het bedrag van de subsidies bedoeld bij artikel 9, alinea 1, wordt als volgt berekend : § 1. Voor de erkende verenigingen krachtens artikel 4 in het kader van as 1 bedoeld bij artikel 3, en waarvan de territoriale impact van de activiteiten de gemeente, het dorp of de wijk betreffen, bepaalt de Regering drie categorieën van puntencategorieën. De Regering bepaalt ook de kwantitatieve en kwalitatieve criteria die toegang bieden tot elkeen van deze categorieën. Deze criteria zijn afhankelijk van de elementen bedoeld bij artikel 3, 1°, alinea 5, bij artikel 3, 2°, alinea 5, bij artikel 3, 3°, alinea 7, en bij artikel 3, 4°, alinea 4. § 2. Voor alle andere verenigingen erkend krachtens artikel 4 of artikel 5, stemt de puntencategorie overeen met 19 procent van de waarde van de puntencategorie vastgesteld bij artikel 10, met een maximum waarde van 100.000 euro .
Art. 12.§ 1. Het bedrag van de subsidies bedoeld bij artikel 9, alinea 3, stemt overeen met 33 procent van de som van de subsidies bedoeld bij artikel 9, alinea 1 en 2, en wordt berekend overeenkomstig de artikels 10 en 11. § 2. De subsidies die toegekend worden door de Franse gemeenschap krachtens artikel 9, alinea 3, worden toegekend in uitvoering van een programmacontract met een duur van vijf jaar.
De Regering bepaalt, op voorstel van de Raad, het typemodel van dit programmacontract.
Dit voorziet minstens in : - de inhoud van het meerjarenontwerp dat voorgelegd wordt door de vereniging, met name het strategisch globaal plan van de vereniging bestaande uit de doelstellingen en middelen die hiertoe gebruikt worden; - de terugvordering van de aan de vereniging toegekende bedragen die gebonden zijn aan de erkenning krachtens dit decreet; - de modaliteiten en de procedure van herziening van het programmacontract; - de modaliteiten en de procedure van controle en evaluatie over de uitvoering van het programmacontract.
De modaliteiten en de procedure voor evaluatie van het programmacontract worden bepaalt door de Regering overeenkomstig het Hoofdstuk IV van dit decreet. § 3. Bij uitzondering op § 1, kunnen de verenigingen bedoeld bij artikel 10, 1°, 1), a), genieten van een forfaitaire subsidie voor specifieke activiteiten voor een bedrag equivalent aan 10 punten bedoeld bij artikel 10, 1°, 1), a), aan de volgende voorwaarden : a) Geen personeel aanwerven bezoldigd overeenkomstig een arbeidscontract onderworpen aan de wet van 3 juli 1978 betreffende het arbeidscontract;b) Deze ook vragen bij het indienen van de aanvraag tot erkenning. De verenigingen die onderhevig zijn aan de vorige alinea kunnen niet genieten van subsidies voor werkgelegenheid.
Deze maatregel is van toepassing minstens het eerste jaar van het programmacontract bedoeld bij § 2 van dit artikel.
Indien de vereniging wenst af te zien van het voordeel van de toepassing van deze paragraaf, dient zij daartoe een aanvraag in minstens drie maanden voor het begin van het kalenderjaar gedurende hetwelk deze weigering in werking treedt. Elke weigering in de zin van deze paragraaf is onomkeerbaar.
Voor de verenigingen die onderhevig zijn aan alinea 1, worden de subsidies bedoeld bij artikel 9, alinea's 1 en 3, berekend op basis van de puntencategorie der activiteiten bedoeld bij alinea 1 van deze paragraaf.
Art. 13.De bedragen van de subsidies bedoeld bij de artikelen 9, 10, 11 en 12 genieten van een jaarlijkse indexering gebonden aan de gezondheidsindex.
Art. 14.Vanaf 1 januari van ieder jaar, en voor zover de algemene begroting van de uitgaven van tevoren werd aangenomen, beschikt de Regering over maximum zes maanden om de bij artikel 9 bedoelde subsidies te verrekenen.
Deze subsidies worden toegekend voor een kalenderjaar.
De Regering bepaalt de modaliteiten van rechtvaardiging.
Sectie 2. - Subsidies aan voorlopig erkende verenigingen
Art. 15.§ 1. Binnen de beperkingen van de beschikbare begrotingskredieten, kent de Regering aan de verenigingen die het voorwerp uitmaken van een voorlopige erkenning overeenkomstig artikel 6 een forfaitaire subsidie toe voor haar activiteiten. § 2. Deze subsidie maakt het voorwerp uit van een overeenkomst, voor een duur van maximum twee jaar, eenmaal hernieuwbaar, ingeval van verlenging van de voorlopige erkenning. Deze is gelijkwaardig aan de subsidie voorzien bij artikel 9, alinea 3, berekend overeenkomstig artikel 12, § 1, van dit decreet. § 3. De Regering stelt, op voorstel van de Raad, het typemodel vast van deze overeenkomst.
Deze voorziet minstens in : - de beschrijving van de activiteiten van de vereniging die het voorwerp uitmaken van de overeenkomst; - de perspectieven en doelstellingen van ontwikkeling van de vereniging in het kader van de assen voorzien bij artikel 3 waarvoor zij een erkenning heeft aangevraagd en in het kader van de categorieën bepaald door de Regering; - de betalingsregels van de volgende subsidiëringen : 85 procent van de subsidie zal betaald worden tijdens het eerste trimester van het lopende jaar; de overige 15 procent zal betaald worden tijdens het eerste trimester van het volgende jaar, op voorlegging van de bewijsstukken en de rekeningen en balansen van de vereniging afgesloten op 31 december van het voorbije jaar; - de modaliteiten en de procedure van herziening van de overeenkomst; - de modaliteiten en de procedure van controle en evaluatie over de uitvoering van de overeenkomst. § 4. De modaliteiten en de procedure voor evaluatie van de overeenkomst worden bepaald door de Regering overeenkomstig de artikelen 20 en 21. § 5. De Regering bepaalt de proportie van de begroting die zij jaarlijks toekent met het oog op de toepassing van dit artikel.
Sectie 3. - Buitengewone subsidies
Art. 16.Binnen de beperkingen van de beschikbare begrotingskredieten, kan een buitengewone subsidie voor uitrusting of inrichting toegekend worden om de uitgaven voor de diensten of de aankoop van noodzakelijke roerende goederen te dekken voor de voortzetting van de activiteiten voortvloeiend uit het project dat geleid wordt door de erkende vereniging krachtens dit decreet.
De Regering bepaalt de voorwaarden en procedure van toekenning van deze buitengewone subsidies.
Art. 17.§ 1. Binnen de beperkingen van de beschikbare begrotingskredieten, kan de Regering buitengewone subsidies toekennen aan de verenigingen, al dan niet erkend krachtens dit decreet. § 2. Deze eenmalige buitengewone subsidie kan meer bepaald toegekend worden voor : - de uitwerking van projecten gedefinieerd volgens actuele belangen of volgens de prioriteiten van cultureel beleid bepaald door de Regering; - de uitwerking van projecten in het kader van aanbestedingen - de uitwerking van gerichte projecten of evenementen die bijblijven met de tijd; voor de erkende verenigingen, dient het project een uitzonderlijk karakter te hebben ten opzichte van de gebruikelijke activiteiten en de doelstellingen van de vereniging zoals die bepaald zijn in het programmacontract door het meerjarenactieplan; - de uitwerking van projecten door verenigingsnetwerken; - de uitwerking van projecten waarbij de belangen van de vereniging en van het project kenbaar worden gemaakt bij het publiek, wat een uitbreiding van haar doelstellingen mogelijk maakt bij een tot dan onbekend publiek. § 3. De Regering bepaalt de voorwaarden en procedure van toekenning van deze buitengewone subsidies. § 4. De Regering verzekert, door middel van haar diensten, de jaarlijkse publicatie van een verslag betreffende de bedragen die toegekend worden krachtens dit artikel aan de begunstigden van deze bedragen evenals aan de projecten die verwezenlijkt worden dankzij deze subsidies. HOOFDSTUK IV. - Over de evaluatie
Art. 18.De evaluatie van de verenigingen erkend krachtens dit decreet gebeurt op basis van het onderzoek naar de uitvoering van de projecten omvat in de programmacontracten bedoeld bij artikel 12 of in de overeenkomsten bedoeld bij artikel 15, in het licht van de definitie in artikel 1 en in het kader van de assen gedefinieerd bij artikel 3, evenals op basis van de kwantitatieve en kwalitatieve criteria bepaald door de Regering krachtens artikel 10.
Art. 19.Met het oog op de evaluatie, richten de verenigingen die van deze programmacontracten genieten, zoals bedoeld bij artikel 12, elk jaar aan de diensten van de Regering een activiteitenverslag en een boekhoudkundige balans. De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van deze documenten, waarbij het activiteitenverslag rekening houdt met de assen bedoeld bij artikel 3 en de kwantitatieve en kwalitatieve criteria bepaald door de Regering krachtens artikel 10, en de termijnen waarbinnen deze gericht moeten worden aan deze diensten.
Op het einde van het lopende programmacontract, richt de vereniging aan de diensten van de Regering een algemeen verslag over de uitvoering van het programmacontract. De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van dit algemeen verslag, rekening houdende met de assen bedoeld bij artikel 3 en de kwantitatieve en kwalitatieve criteria bepaald door de Regering krachtens artikel 10, evenals de termijn waarbinnen deze aan deze diensten gericht dient te worden.
Art. 20.Met het oog op de evaluatie, richten de verenigingen die genieten van overeenkomsten, zoals die bedoeld bij artikel 15, elk jaar aan de diensten van de Regering een activiteitenverslag en een boekhoudkundig verslag. De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van deze documenten, waarbij het activiteitenverslag rekening houdt met de assen bedoeld bij artikel 3 en de termijnen waarbinnen deze verslagen gericht dienen te worden aan deze diensten.
Na afloop van de lopende overeenkomst, richt de vereniging aan de diensten van de Regering een algemeen verslag over de uitvoering van deze overeenkomst. De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van dit algemeen verslag dat rekening houdt met de assen bedoeld bij artikel 3, evenals de termijn waarbinnen dit verslag aan deze diensten gericht dient te worden.
Art. 21.De Regering bepaalt de evaluatieprocedure, zoals voorzien in de artikelen 6, 12 en 15, met naleving van de volgende principes : § 1. Betreffende het jaarlijks activiteitenverslag : 1° De evaluatie wordt uitgevoerd door de diensten van de Regering belast met de inspectie en het overleg met de betrokken vereniging;2° Deze evaluatie wordt ter kennisneming voorgelegd aan de diensten van de Regering belast met de permanente opvoeding;3° Deze evaluatie en dit advies worden gericht aan de betrokken vereniging;4° Indien deze evaluatie of dit advies negatief blijkt, wordt het dossier ter kennisneming voorgelegd aan de Raad;5° In geval van een negatieve evaluatie, stellen de diensten van de Regering een wijziging voor van categorie van de vereniging;6° De Regering neemt een beslissing over het behoud van de vereniging in de betrokken categorie of over haar wijziging van categorie, volgens de procedure gedefinieerd bij artikel 26, § 1. § 2. Betreffende het algemeen verslag van uitvoering van het programmacontract of de overeenkomst : 1° De evaluatie wordt uitgevoerd door de diensten van de Regering belast met de inspectie en het overleg met de betrokken vereniging;2° Deze evaluatie wordt ter kennisneming voorgelegd aan de diensten van de Regering belast met de permanente opvoeding;3° Deze evaluatie en dit advies worden gericht aan de betrokken vereniging;4° Indien deze evaluatie of dit advies negatief blijkt, wordt het dossier ter kennisneming voorgelegd aan de Raad;5° In geval van een negatieve evaluatie, stellen de diensten van de Regering de wijziging voor van categorie van de vereniging;6° De Regering neemt een beslissing over de eventuele wijziging van categorie of de eventuele intrekking, volgens de procedure gedefinieerd bij artikel 26, § 1, en 25.
Art. 22.De Regering gaat over tot een evaluatie van dit decreet binnen de zes jaar na inwerkingtreding en vervolgens elke vijf jaar.
De Regering kent aan elk Netwerk van Cultureel Beleid de opdracht toe dit evaluatieproces te besturen, in overeenstemming met de Raad.
De modaliteiten van deze evaluatie worden bepaald door de Regering.
Deze evaluatie wordt door de Regering meegedeeld aan het Parlement van de Franse Gemeenschap binnen een termijn van zes maanden vanaf het verstrijken van de termijn van vijf jaar bedoeld onder alinea 1.
De Regering verzekert middels haar diensten de publicatie van deze evaluatie. HOOFDSTUK V. - Over de intrekking van de erkenning en/of de subsidie en de wijziging van categorie
Art. 23.Indien een erkende vereniging of gesubsidieerde vereniging krachtens dit decreet vereffend wordt of haar activiteiten stopzet of niet meer aan de voorwaarden voldoet om het voordeel van de erkenning te behouden, wordt elke erkenning en elke subsidie onmiddellijk ingetrokken, met uitzondering van de subsidies bedoeld bij artikel 9, § 1, alinea 2, bestemd om de vereniging toe te laten haar bedragen te betalen voortvloeiend uit het einde van de arbeidscontracten die zij zou hebben afgesloten, met naleving van de van kracht zijnde sociale reglementering, en dit gedurende maximum zes maanden.
De Franse Gemeenschap vereffent deze subsidies enkel aan de vereffenaar indien deze er borg kan voor staan dat deze subsidies gewijd worden aan de betaling van de opzeggingen.
Art. 24.Indien een erkende en/of gesubsidieerde vereniging krachtens dit decreet de termijnen van het programmacontract of van de overeenkomst afgesloten tussen haar en de Franse Gemeenschap niet naleeft, wordt de subsidie gebonden aan dit contract ingetrokken, volgens de modaliteiten bepaald door de Regering overeenkomstig artikel 21, onverminderd artikel 23.
Geen enkele erkenning noch subsidie kunnen behouden worden gedurende meer dan twee opeenvolgende jaren zonder programmacontract tussen de vereniging en de Franse Gemeenschap.
Art. 25.De Regering bepaalt de procedure tot intrekking van erkenning met naleving van de volgende principes : 1° Een ingebrekestelling wordt bij aangetekende verzending gericht aan de vereniging;2° Deze beschikt over een termijn van 60 dagen om haar opmerkingen schriftelijk over te maken;de vereniging mag vragen gehoord te worden door de diensten van de Regering; 3° Het bestuur van de Franse Gemeenschap beschikt over een termijn van drie maanden om het evaluatieverslag in te dienen;4° Bij ontvangst van de opmerkingen van de vereniging, of bij gebrek aan opmerkingen, wordt het dossier tot intrekking van erkenning bij het verstrijken van de termijn voorzien bij 2°, ter kennisneming voorgelegd aan de Raad, die een advies uitvaardigt binnen een termijn van 60 dagen;5° Bij afwezigheid van advies binnen deze termijn, wordt het advies van de Raad als gunstig ontvangen voor de intrekking van de erkenning;6° De Regering bepaalt eventueel de erkenning van de vereniging in te trekken binnen een termijn van 30 dagen vanaf de uitvaardiging van het advies van de Raad of, bij gebrek aan advies van deze laatste, vanaf het verstrijken van de termijn voorzien onder 4°.
Art. 26.§ 1. De Regering bepaalt een procedure tot wijziging van categorie in geval van een negatieve evaluatie, met naleving van de volgende principes : 1° Een ingebrekestelling wordt bij aangetekende verzending gericht aan de vereniging;deze ingebrekestelling bevat de nieuwe vooropgestelde categorie; 2° De vereniging beschikt over een termijn van 30 dagen om haar opmerkingen schriftelijk over te maken;de vereniging mag vragen gehoord te worden door de diensten van de Regering; 3° Vanaf het met redenen omkleed advies van de diensten van de Regering, of bij afwezigheid van advies, vanaf het verstrijken van de termijn bedoeld onder 2°, wordt het dossier tot wijziging van categorie ter kennisneming voorgelegd aan de Raad, die een advies uitvaardigt binnen een termijn van 60 dagen;4° Bij afwezigheid van advies van de Raad binnen de voorgeschreven termijn, wordt het advies voor de wijziging van categorie als positief beschouwd;5° De Regering beslist over de eventuele wijziging van categorie van de vereniging binnen een termijn van 30 dagen vanaf de uitvaardiging van het advies van de Raad of, bij gebrek aan advies van deze laatste, vanaf het verstrijken van de termijn voorzien bij 3°. § 2. De Regering bepaalt een procedure tot wijziging van categorie op vraag van de vereniging met naleving van de volgende principes : 1° Gelijktijdig met het verslag bedoeld bij artikel 19, alinea 2, kan de vereniging aan de diensten van de Regering een aanvraag richten tot wijziging van categorie;2° De diensten van de Regering overhandigen een met redenen omkleed advies betreffende de aanvraag van wijziging van categorie binnen de 30 dagen na de aanvraag;3° Vanaf het met redenen omkleed advies van de diensten van de Regering, of bij afwezigheid van advies, wordt, van bij het verstrijken van de termijn voorzien bij 2°, het dossier van aanvraag tot wijziging van categorie overgemaakt aan de Raad, die een advies uitvaardigt binnen een termijn van 60 dagen;4° Wanneer het advies van de Raad niet tot stand komt binnen de voorgeschreven termijn, wordt deze als gunstig geacht;5° De Regering beslist hetzij de wijziging van categorie toe te kennen, hetzij deze te weigeren binnen een termijn van 30 dagen vanaf het advies van de Raad, of bij afwezigheid van advies van deze laatste, vanaf het verstrijken van de termijn voorzien bij 3°. HOOFDSTUK VI. - Over de Hoge Raad van Permanente Opvoeding
Art. 27.§ 1. Een Hoge Raad voor de Permanente Opvoeding wordt opgericht bij de Regering. § 2. De Raad heeft tot taak : 1. op eigen initiatief of op vraag van de minister van de Franse Gemeenschap, ieder advies en voorstel te formuleren over het algemeen beleid ter ondersteuning van het verenigingsleven binnen het kader van dit decreet, evenals over de bevordering van de erkende verenigingen bij uitvoering van dit decreet.De raadpleging van de Raad is verplicht voor wat betreft de uitwerking van het cultureel beleid inzake permanente opvoeding; 2. om overeenkomstig dit decreet en zijn toepassingsbesluiten, ieder advies tot erkenning, de indeling in assen, de subsidiëring of de intrekking van erkenning en/of de subsidiëring van verenigingen bedoeld bij dit decreet te formuleren;3. om overeenkomstig dit decreet en zijn toepassingsbesluiten, ieder advies over de evaluatie van het programmacontract van de krachtens dit decreet erkende verenigingen te formuleren.
Art. 28.De Raad is samengesteld uit : - 25 gewone leden en 25 plaatsvervangende leden, vertegenwoordigers van de pluraliteit van de voor onbepaalde duur erkende verenigingen in het kader van dit decreet; - drie werkende leden en drie plaatsvervangende leden, vertegenwoordigers van de pluraliteit van de erkende verenigingen binnen het kader van dit decreet.
De Regering bepaalt de aanstellingscriteria van de leden van de Raad met naleving van de criteria tot erkenning voorzien in Hoofdstuk II van dit decreet.
Art. 29.De leden van de Raad worden aangesteld door de Regering na een openbare oproep tot kandidaturen, gelanceerd minstens drie maanden voor de afloop van de te voorziene mandaten, bij de erkende verenigingen, voor onbepaalde duur of voorlopig, krachtens dit decreet. De Regering bepaalt de modaliteiten voor organisatie van deze oproep tot kandidaturen.
De leden van de Raad die voor onbepaalde tijd de erkende verenigingen vertegenwoordigen, worden benoemd voor een termijn van vijf jaar. Hun mandaat is hernieuwbaar, voor zover deze niet meer dan twee opeenvolgende mandaten cumuleren.
De leden van de Raad die de erkende verenigingen voorlopig vertegenwoordigen, worden benoemd voor een termijn van twee jaar. Hun mandaat is eenmaal hernieuwbaar, voor zover de overeenkomst van de vereniging hernieuwd wordt.
De plaatsvervangende leden die in de Raad zetelen, nemen met adviserende stem deel aan de werkzaamheden en hebben enkel stemrecht wanneer het gewone lid aftreedt, als dusdanig beschouwd wordt of afwezig is.
Art. 30.Elk lid dat de hoedanigheid verliest krachtens welke hij werd benoemd, wordt als aftredend beschouwd. Hij wordt vervangen door het plaatsvervangend lid tot bij het verstrijken van zijn mandaat.
Wordt ook als aftredend beschouwd, het lid dat afwezig is zonder voorafgaande rechtvaardiging voor meer dan drie vergaderingen van de Raad per kalenderjaar.
In geval van intrekking van erkenning van een vereniging vertegenwoordigd in de Raad, verliezen de werkende en plaatsvervangende leden die deze vertegenwoordigen hun hoedanigheid krachtens welke zij benoemd werden.
Wanneer meer dan vijf leden aftreden of als dusdanig beschouwd worden, organiseert de Regering een openbare oproep tot kandidaturen om in hun vervanging te kunnen voorzien. Elk nieuw benoemd lid beëindigt het mandaat van diegene die hij vervangt.
Art. 31.§ 1. De voorzitter en de vier vice-voorzitters van de Raad worden verkozen door de Regering onder de leden die de verenigingen voor onbepaalde duur vertegenwoordigen en vormen het Bureau van de Raad. § 2. Het Bureau : 1. organiseert de activiteiten van de Raad;2. bereidt de zittingen van de Raad voor;3. verzekert de externe vertegenwoordiging van de Raad;4. voert de beslissingen van de Raad uit. § 3. Tussen twee zittingen van de Raad door, neemt het Bureau elke maatregel die nuttig geacht wordt overeenkomstig de taken en algemene doelstellingen gedefinieerd door de Raad. Het brengt verslag uit over zijn interventies en zijn initiatieven bij de eerstkomende zitting van de Raad.
Art. 32.§ 1. Een vertegenwoordiger van de algemene dienst van de Permanente Opvoeding en van de Jeugd en een vertegenwoordiger van de algemene dienst van de Inspectie nemen van rechtswege deel aan de vergaderingen van de Raad, met adviserende stem. § 2. Een vertegenwoordiger van de minister neemt van rechtswege deel aan de vergaderingen van de Raad, met adviserende stem. § 3. Een vertegenwoordiger van het Netwerk van Cultureel Beleid neemt van rechtswege deel aan de vergaderingen van de Raad, met adviserende stem. § 4. De middelen voor de werking en het personeel worden ter beschikking gesteld van de Raad. Deze worden bepaald door de Regering.
Art. 33.§ 1. De Raad stelt elk jaar een activiteitenverslag op dat minstens omvat : - de lijst van dossiers die haar voorgelegd werden; - de criteria waarmee zij rekening gehouden heeft bij de uitwerking van haar adviezen; - de aanwezigheid van haar leden tijdens de vergaderingen; - de adviezen die zij uitgevaardigd heeft. § 2. Het activiteitenverslag wordt meegedeeld : - Aan de Regering en het parlement; - Aan het Netwerk van Cultureel Beleid. § 3. De diensten van de Franse Gemeenschap verzekeren de publicatie van dit verslag.
Art. 34.§ 1. De Raad vergadert minstens tienmaal per kalenderjaar, op uitnodiging van de voorzitter. Deze moet de Raad uitnodigen wanneer de minister, de Regering, het Parlement van de Franse Gemeenschap of een vijfde van de leden van de Raad dit verzoeken.
De aanwezigheid van minstens vijftien leden met stemrecht is vereist opdat de Raad geldig kan zetelen. Indien het quorum niet bereikt wordt, wordt een nieuwe vergadering met dezelfde agenda vastgelegd binnen de tien werkdagen. In dat geval kan de Raad geldig zetelen, ongeacht het aantal aanwezige leden. § 2. Het nemen van beslissingen gebeurt bij meerderheid van de aanwezige leden.
De adviezen kunnen een minderheidsnota bevatten.
Art. 35.De adviezen van de Raad moeten meegedeeld worden binnen een termijn van drie maanden na de mededeling door het bestuur van het complete dossier ingediend door de vereniging en ten laatste een maand na de vergadering waarop het voorwerp van het advies besproken werd.
In geval van schending van alinea 1, kan de Regering haar beslissing nemen zonder advies van de Raad.
Art. 36.De Regering bepaalt de zitpenningen en de onvoorziene vergoedingen waarop de leden van de Raad en van haar Bureau aanspraak kunnen maken. HOOFDSTUK VI. - Voorlopige bepalingen en intrekkingsbepalingen
Art. 37.Met uitzondering van het artikel 6, § 2, 2°, 3°, 4°, 5°, 6°, en 7°, maken de verenigingen erkend krachtens het decreet van 8 april 1976, tot vaststelling van de voorwaarden van erkenning en van toekenning van subsidies voor de organisaties van permanente opvoeding voor de volwassenen in het algemeen en de organisaties voor de sociaal-culturele bevordering van de arbeiders, op datum van inwerkingtreding van dit decreet, niet het voorwerp uit van een voorlopige erkenning. Na advies van de diensten van de regeringen van de raad, beslist de regering hetzij om hen een erkenning voor onbepaalde duur toe te kennen, hetzij om hen die erkenning te weigeren.
Art. 38.§ 1. De Raad werkt een Huishoudelijk Reglement uit dat ter goedkeuring voorgelegd wordt aan de Regering ten laatste binnen de drie maanden na de vernieuwing van haar leden ingevolge de inwerkingtreding van dit decreet. § 2. Dit Huishoudelijk Reglement bevat minstens : - de werkmethode volgens dewelke de Raad functioneert; - de regels voorzien inzake volmachten; - de bevoegdheid, voor de Raad, om de verantwoordelijke te horen van het project waarover het een advies uitvaardigt; - de verplichting, voor de Raad, om aan de verantwoordelijke van het project het advies mee te delen gelijktijdig met het ogenblik waarop zij hierover de regering inlicht; - de regels verzekeren de deontologie van de werking van de Raad, meer bepaald wanneer een van de leden betrokken is bij een advies dat dient uitgevaardigd te worden of, meer in het algemeen, wanneer er een risico bestaat op belangenconflicten; - de verplichting, voor de leden van de Raad, om hun advies met redenen te omkleden; - bepalingen die de publiciteit van de uitgevaardigde adviezen verzekeren; - de verplichting om een beknopt verslag op te stellen van de debatten gehouden gedurende elke vergadering van de Raad. Dit verslag zal overgemaakt worden aan de Regering gelijktijdig met het advies van de Raad.
Art. 39.Behalve wanneer er sprake is van intrekking van erkenning, weigering van erkenning, of bij afwezigheid van indiening van een aanvraag tot erkenning in het kader van dit decreet, kunnen de verenigingen die bij de inwerkingtreding van dit decreet genieten van structurele subsidies bij toepassing van het decreet van 8 april 1976 tot vaststelling van de voorwaarden tot erkenning en toekenning van subsidies aan organisaties voor permanente opvoeding van volwassenen in het algemeen en aan organisaties voor de sociaal-culturele bevordering van de arbeiders en van haar toepassingsbesluiten, minstens blijven genieten van dezelfde financiële voorwaarden gedurende een duur van drie jaar vanaf de inwerkingtreding van dit decreet.
Onder « dezelfde financiële voorwaarden » dient te worden verstaan dat de verenigingen die gesubsidieerd worden krachtens het decreet van 18 april 1976 zullen genieten, gedurende drie jaar vanaf de inwerkingtreding van dit decreet, op voorwaarde dat hun volume van activiteit niet betekenisvol daalt, van een subsidie voor de werking, de werkgelegenheid en de activiteit, geïndexeerd volgens de prijsindex op de consumptie, equivalent aan wat zij genoten heeft tijdens het kalenderjaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit decreet.
In de veronderstelling dat het volume van activiteiten van een vereniging bedoeld door dit artikel op een betekenisvolle wijze daalt gedurende deze drie jaren, wordt het bedrag van de globale subsidie verminderd door de minister, op voorstel van het bestuur na advies van de Raad en van de betrokken vereniging.
Indien het systeem dat ingevoerd werd door dit decreet voordeliger is voor de verenigingen bedoeld bij alinea 1, genieten zij hiervan vanaf het jaar waarin het voordeliger wordt.
Art. 40.Het decreet van 8 april 1976 tot vaststelling van de voorwaarden tot erkenning en toekenning van subsidies aan de organisaties voor permanente opvoeding van de volwassenen in het algemeen en aan de organisaties voor sociaal-culturele bevordering van de arbeiders, wordt ingetrokken.
De verenigingen die subsidies genoten krachtens de koninklijke besluiten van 5 september 1921 en van 4 april 1925 die de algemene toekenningsvoorwaarden van subsidies bepaalden voor de bijkomende schoolwerkzaamheden evenals het koninklijk besluit van 16 juli 1971 tot vaststelling van de voorwaarden van erkenning en van toekenning van subsidies aan de nationale en gewestelijke organisaties voor permanente opvoeding, kunnen hiervan blijven genieten.
Art. 41.Het decreet van 17 mei 1999 tot inrichting van de Hoge Raad voor de permanente opvoeding wordt opgeheven. HOOFDSTUK VII. - Inwerkingtreding
Art. 42.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2004.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, op 17 juli 2003.
De Minister-President, belast met de Internationale Betrekkingen, H. HASQUIN De Minister van Cultuur, Ambtenarenzaken, Jeugdzaken en Sport, C. DUPONT De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de Opdrachten toegewezen aan de « O.N.E. », J.-M. NOLLET De Minister van Secundair Onderwijs en Buitengewoon Onderwijs, P. HAZETTE De Minister van Begroting, M. DAERDEN De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. F. DUPUIS De Minister van Kunsten en Letteren en van de Audiovisuele Sector, D. DUCARME De Minister van Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. N. MARECHAL _______ Nota (1) Zitting 2002-2003. Stukken van de Raad. - Ontwerp van decreet, 432 - nr. 1. - Amendementen van de commissie, 432 - nr. 2. - Verslag, 432 - nr. 3.
Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Zitting van 15 juli 2003.