gepubliceerd op 12 september 2024
Decreet betreffende media-educatie
16 MEI 2024. - Decreet betreffende media-educatie (1)
Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt: TITEL 1- - ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder: 1° Media-educatie: alle onderwijspraktijken die gericht zijn op de ontwikkeling van de kennis, de vaardigheden en het mediagebruik van de begunstigden, kinderen, jongeren en volwassenen, met als doel hen actief, autonoom, kritisch, reflectief, creatief en solidair te maken in hun mediagebruik.Deze educatie zorgt ervoor dat begunstigden hun hele leven lang in staat zijn om de media te gebruiken als ontvangers, gebruikers, makers of bijdragers.
Media-educatie heeft betrekking op - media-contents en de talen (geschreven, auditief, visueel, multimodaal), evenals de vormen en genres waarvan ze gebruikmaken; - de contexten van mediaproductie, -verspreiding en -ontvangst in hun sociale, economische en culturele dimensies; - de technische werking van mediatools, -middelen en -platforms, en de uitdagingen daarvan.
Ze betreft alle vormen van gemediatiseerde communicatie, publiek of privaat, informatief, overtuigend, vermakelijk, ludiek, cultureel of sociaal; 2° Hoge Raad: de Hoge Raad voor Opvoeding tot de media, ingesteld bij titel II van dit decreet;3° Middelencentrum: de bij titel III van dit decreet ingestelde middelencentra;4° Directie Ondersteunende diensten: de directie van de diensten die ondersteuning bieden aan de Hoge Raad voor Opvoeding tot de media die door dit decreet wordt ingesteld binnen de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap; 5° Sturingscommissie: de Sturingscommissie van het Basis- en secundair onderwijs gedefinieerd in artikel 1.6.1-1 van het Wetboek voor het Basis en secundair onderwijs
Art. 2.Dit decreet streeft ernaar de volgende algemene doelstellingen te bereiken: 1. De mediakennis, -vaardigheden en -praktijken van de burgers van de Federatie Wallonië-Brussel in elke fase van hun leven ontwikkelen en versterken, met als doel hen actief, autonoom, kritisch, reflectief, creatief en solidair te maken in hun mediagebruik;2. De manier waarop de actoren van de media-educatie, en degenen die betrokken zijn bij de uitdagingen ervan, met elkaar overleggen en handelen in een structuur gieten, met name om hulpmiddelen en activiteiten te ontwikkelen, te adviseren, te promoten, te sensibiliseren rond media-educatie of dit te evalueren;3. De actoren van de media-educatie ondersteunen en bevorderen, evenals de voorzieningen, operaties en projecten die op een aangepaste manier inspelen op de uitdagingen van media-educatie, rekening houdend met de diversiteit van de betrokken doelgroepen;4. De innovatie en opkomst bevorderen van nieuwe operatoren en nieuwe praktijken die zijn aangepast aan de uitdagingen van de media-educatie;5. Kritisch denken ontwikkelen en desinformatie bestrijden, met name rekening houdend met de effecten van de digitale wereld op het burgerschap, de interpersoonlijke relaties die daaruit voortvloeien, de ecologische impact van digitale consumptie, het evenwicht tussen werk en privéleven en gelijkheid tussen vrouwen en mannen in media-educatie met het oog op emancipatie en deelname aan een duurzame en solidaire samenleving. TITEL II - DE HOGE RAAD VOOR OPVOEDING TOT DE MEDIA
HOOFDSTUK I - De Hoge Raad voor Opvoeding tot de media en zijn taken
Art. 3.Hierbij wordt een Hoge Raad voor Opvoeding tot de Media ingesteld.
Art. 4.De Hoge Raad heeft de volgende taken: 1° op eigen initiatief of op verzoek van de Regering of het Parlement van de Franse Gemeenschap een advies of voorstel formuleren over het beleid en de prioriteiten inzake media-educatie, alsook over initiatieven, acties, experimenten, pedagogische hulpmiddelen, onderzoeken of evaluaties die op dit gebied toegepast of uitgevoerd worden. De Regering van de Franse Gemeenschap is verplicht om het advies van de Hoge Raad in te winnen alvorens enige decretale maatregel inzake media-educatie wordt aangenomen.
Tenzij een decretale of regelgevende bepaling anders bepaalt, worden de voorafgaande adviezen verstrekt binnen een maximale termijn van twee kalendermaanden vanaf de kennisgeving van het verzoek om advies.
In geval van gemotiveerde hoogdringendheid wordt de termijn ingekort tot 30 dagen; 2° media-educatie promoten en de informatie-uitwisseling en samenwerking bevorderen tussen alle actoren en organisaties die bij media-educatie in de Franse Gemeenschap betrokken zijn. In het bijzonder is de Raad van Bestuur verantwoordelijk voor het stimuleren en onderling coördineren van initiatieven, acties, experimenten, pedagogische hulpmiddelen, onderzoeken of evaluaties die media-educatie kunnen bevorderen en ervoor kunnen zorgen dat deze in overeenstemming zijn met alle geldende normen in de Franse Gemeenschap.
In dit kader ontwikkelt de Hoge Raad, op bevoorrechte wijze met de in de artikelen 13 en 20 bedoelde Middelencentra, sensibilisatiecampagnes en -instrumenten inzake media-educatie voor een schools en buitenschools publiek en werkt mee aan initiatieven op dit gebied in de Franse Gemeenschap, zoals die bedoeld in titel IV. De Hoge Raad organiseert ten minste één jaarlijks evenement dat voornamelijk gericht is op vakmensen uit de sector. Dit evenement kan de vorm aannemen van meetings, colloquia of conferenties.
De Hoge Raad organiseert jaarlijks een sensibiliserings- en promotieweek gewijd aan media-educatie dankzij communicatie en animaties die minstens aangeboden worden in scholen en plaatsen die onder de jeugd- en kindersector vallen; 3° een permanente inventaris bijhouden van initiatieven, acties, experimenten, pedagogische hulpmiddelen, onderzoeken of evaluaties die in België of in het buitenland toegepast of uitgevoerd worden en deze beschikbaar stellen voor de doelgroepen;4° over zijn taken communiceren en ervoor zorgen dat de informatie beschikbaar is voor de verschillende betrokken doelgroepen. Daartoe houdt de Hoge Raad een website bij; 5° de noden aan media-educatie geregeld evalueren en nagaan of de initiatieven, acties, experimenten, pedagogische hulpmiddelen, onderzoeken of evaluaties die inzake media-educatie toegepast of uitgevoerd worden in overeenstemming zijn met die behoeften en de betrokken doelgroepen;6° de integratie van media-educatie in onderwijs- en opleidingsprogramma's bevorderen en ondersteunen. De Hoge Raad brengt adviezen uit, publiceert pedagogische hulpmiddelen in naleving van de pedagogische autonomie van de inrichtende machten en hun instellingen, en doet voorstellen die meer bepaald gericht zijn op een effectieve integratie: a)in de lesprogramma's conform artikel 1.4.1-3 van het Wetboek voor basis- en secundair onderwijs. Hiertoe kan de Hoge Raad de inrichtende machten adviseren over media-educatie; b) in buitenschoolse opleidingsprogramma's gericht op jongeren en volwassenen, meer bepaald in het kader van voortgezet onderwijs en van jongerenorganisaties en jeugdcentra;c) in initiële opleidingsprogramma's voor toekomstige leerkrachten, overeenkomstig artikel 5 van het decreet van 7 februari 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/02/2019 pub. 05/03/2019 numac 2019040573 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van de initiële opleiding van de leerkrachten sluiten tot bepaling van de initiële opleiding van leerkrachten; d) de Hoge Raad verstrekt, op eigen initiatief of op verzoek, een lijst van media-educatiebehoeften op het gebied van voortgezette beroepsopleiding aan de Raad voor de voortgezette beroepsopleiding bedoeld in artikel 6.1.5-5 van het Wetboek voor Basis- en Secundair Onderwijs; 7° een met redenen omkleed advies uitbrengen over elk in de Franse Gemeenschap gevestigd schoolradioproject overeenkomstig artikel 3.1.3-12, § 1, van het decreet van 4 februari 2021Relevante gevonden documenten type decreet prom. 17/07/2003 pub. 26/08/2003 numac 2003029435 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet met betrekking tot de steun aan het verenigingsleven op het gebied van de permanente opvoeding sluiten0 betreffende audiovisuele mediadiensten en de videoplatformdiensten; 8° een met redenen omkleed advies formuleren in het kader van artikel 9, tweede lid, van het decreet van 31 maart 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 31/03/2004 pub. 13/05/2004 numac 2004029133 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de steun aan de Franstalige geschreven dagbladpers en aan de ontwikkeling van initiatieven van de Franstalige geschreven dagbladpers in het schoolmilieu sluiten betreffende de steun aan de Franstalige geschreven dagbladpers en aan de ontwikkeling van initiatieven van de Franstalige geschreven dagbladpers in het schoolmilieu; 9° op verzoek van de Stuurcommissie of de commissie ingesteld bij artikel 1.7.3-4 van het Wetboek voor het basis- en secundair onderwijs een met redenen omkleed advies uitbrengen over een leerboek, schoolprogrammatuur of pedagogisch hulpmiddel dat direct of indirect verband houdt met media-educatie; 10° een advies uitbrengen aan de Regering van de Franse Gemeenschap over de uitvoering van de taken van de middelencentra overeenkomstig de artikelen 16 en 23;11° een advies uitbrengen aan de Regering van de Franse Gemeenschap over de in de artikelen 25 tot en met 29 bedoelde bijzondere initiatieven op het gebied van media-educatie;12° jaarlijks een verslag aan de Regering uitbrengen dat meer bepaald het volgende omvat: a)een samenvatting van zijn activiteiten en de uitvoering van zijn taken in het voorbije jaar;b) een samenvatting van de activiteiten en operationalisering in het voorgaande jaar van de taak van elk van de in Titel III bedoelde Middelencentrum;c) een samenvatting van de uitvoering van elk van de in titel IV bedoelde initiatieven;d) een activiteitenprogramma voor het volgende jaar;e) een financiële balans en een voorlopige begroting voor het volgende jaar. Op basis van het onderzoek van dat rapport kan de Regering aanbevelingen doen aan de Hoge Raad.
De Regering doet het in het eerste lid bedoelde verslag aan het Parlement toekomen.
HOOFDSTUK II - De samenstelling van de Hoge Raad
Art. 5.§ 1. De Hoge Raad is samengesteld uit leden die met beraadslagende stem zetelen en leden die met raadgevende stem zetelen.
Ze worden benoemd door de Regering, op voorstel van de Directie Ondersteunende diensten.
Leden die met een beraadslagende stem zetelen, moeten ervaring hebben met media-educatie, of, bij gebreke daarvan, in de media- of onderwijssector en blijk geven van interesse in het onderwerp.
In afwijking van het vorige lid hoeven de in paragraaf 2, onder punten m), n), o), p), t) en u), bedoelde kandidaten alleen van belangstelling voor de materie te getuigen.
De Hoge Raad kiest een Voorzitter en Ondervoorzitter uit zijn leden die met beraadslagende stem zetelen. Deze laatsten moeten ervaring aantonen zoals vermeld in het tweede lid. § 2. De volgende leden zetelen met beraadslagende stem: a) vier leden die expert zijn in media-educatie, gekozen uit de universiteiten of hogescholen van de Franse Gemeenschap en van wie minstens één afkomstig is van een hogeschool en één van een universiteit, op voorstel van de instantie bedoeld in artikel 20 van het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies sluiten tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;b) een lid aangesteld door de meest representatieve vakvereniging van de journalistiek, bedoeld in artikel 1, 14°, van het decreet van 31 maart 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 31/03/2004 pub. 13/05/2004 numac 2004029133 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de steun aan de Franstalige geschreven dagbladpers en aan de ontwikkeling van initiatieven van de Franstalige geschreven dagbladpers in het schoolmilieu sluiten betreffende de steun aan de Franstalige geschreven dagbladpers en aan de ontwikkeling van initiatieven van de Franstalige geschreven dagbladpers in het schoolmilieu;c) een lid aangesteld door de meest representatieve vereniging van uitgevers van de Franse geschreven pers, bedoeld in artikel 1, 11°, van het decreet van 31 maart 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 31/03/2004 pub. 13/05/2004 numac 2004029133 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de steun aan de Franstalige geschreven dagbladpers en aan de ontwikkeling van initiatieven van de Franstalige geschreven dagbladpers in het schoolmilieu sluiten betreffende de steun aan de Franstalige geschreven dagbladpers en aan de ontwikkeling van initiatieven van de Franstalige geschreven dagbladpers in het schoolmilieu;d) een lid aangesteld door de instantie bedoeld in het decreet van 30 april 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/04/2009 pub. 10/09/2009 numac 2009029480 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot regeling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van een instantie voor de zelfregulering van journalistieke deontologie sluiten tot regeling van de voorwaarden voor de erkenning en subsidiëring van een zelfreguleringsorgaan voor de journalistieke ethiek, op voorstel van laatstgenoemde; e) vier leden uit de radio- en televisiesector, van wie één aangesteld op voorstel van de Belgische Franstalige Radio en Televisie (RTBF) en één op voorstel van het Netwerk van Audiovisuele nabijheidsmediadiensten bedoeld in artikel 3.2.2-3, § 2, van het decreet van 4 februari 2021Relevante gevonden documenten type decreet prom. 17/07/2003 pub. 26/08/2003 numac 2003029435 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet met betrekking tot de steun aan het verenigingsleven op het gebied van de permanente opvoeding sluiten0 betreffende audiovisuele mediadiensten en videoplatformdiensten; f) een vertegenwoordiger van het orgaan erkend bij het koninklijk besluit van 7 april 1971 tot vaststelling van de voorwaarden voor het verlenen van toelagen aan de Franstalige Mediatheek van België en van de voorwaarden voor de erkenning van en het verlenen van toelagen aan de gewestelijke en plaatselijke instellingen die audiovisuele middelen uitlenen ter bevordering van de voortdurende scholing, hernoemd tot "Cultuurpunt" bij de wijziging van haar statuten van 5 juli 2013, op voorstel van laatstgenoemde;g) een lid afkomstig uit de filmindustrie;h) een lid afkomstig uit de sector voor sociale platforms, videoplatforms en nieuwe technologieën;i) een vertegenwoordiger van de Algemene Inspectiedienst op voorstel van de coördinerende Inspecteur-Generaal;j) een vertegenwoordiger van de inrichtende macht van het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap; k) een vertegenwoordiger van elk van de representatie- en coördinatie-organen van de inrichtende machten van het onderwijs erkend door de Regering van de Franse Gemeenschap overeenkomstig artikel 1.3.1-1, 38°, van het Wetboek voor het basis- en secundair onderwijs; l) een vertegenwoordiger van elk van de ouderorganisaties erkend krachtens artikel 1.6.6-1, § 1, van het Wetboek voor het basis- en secundair onderwijs, aangesteld op voorstel van elk van hen; m) twee vertegenwoordigers van het Jongerenforum van de Franse Gemeenschap, opgericht bij decreet van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 03/05/2019 pub. 01/10/2019 numac 2019014771 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot oprichting van een Jongerenforum van de Franse Gemeenschap sluiten dat een Jongerenforum van de Franse Gemeenschap instelt, op voorstel van laatstgenoemde;n) twee vertegenwoordigers van de Adviescommissie voor de Jeugdorganisaties, in de zin van artikel 37 van het decreet van 26 maart 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 26/03/2009 pub. 10/06/2009 numac 2009029312 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de jeugdorganisaties sluiten tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de jeugdorganisaties, op voorstel van laatstgenoemde;o) twee vertegenwoordigers van de Adviescommissie voor jeugdhuizen en jeugdcentra, in de zin van hoofdstuk 1 van titel III van het decreet van 20 juli 2000Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/07/2000 pub. 26/08/2000 numac 2000029296 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van jeugdhuizen, van ontmoetings- en accommodatiecentra, van jongeren informatiecentra en van hun federaties sluiten tot bepaling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van jeugdhuizen, van ontmoetings- en accommodatiecentra, van jongeren informatiecentra en van hun federaties, op voorstel van laatstgenoemde;p) twee vertegenwoordigers van de Hoge Raad van Permanente Opvoeding, in de zin van hoofdstuk IV van het decreet van 17 juli 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 17/07/2003 pub. 26/08/2003 numac 2003029435 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet met betrekking tot de steun aan het verenigingsleven op het gebied van de permanente opvoeding sluiten betreffende met betrekking tot de steun aan het verenigingsleven op het gebied van de permanente opvoeding, op voorstel van laatstgenoemde;q) een vertegenwoordiger van de Hoge Raad voor de audiovisuele sector, op voorstel van laatstgenoemde;r) een vertegenwoordiger van elk van de in titel III bedoelde Middelencentra, op voorstel van elk van hen;s) een vertegenwoordiger van elk van de in de artikelen 25, 26 en 27 bedoelde operatoren, op voorstel van elk van hen, indien ze niet reeds elders in de Hoge Raad vertegenwoordigd zijn;t) een vertegenwoordiger van het Bureau voor geboorte en kind (ONE) op voorstel van laatstgenoemde;u) een vertegenwoordiger van de algemeen afgevaardigde voor de kinderrechten (DGDE), op voorstel van deze laatste;v) een vertegenwoordiger van het Netwerk van professionelen van Culturele Centra van de Federatie Wallonië-Brussel in de zin van artikel 97 van het decreet van 21 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 21/11/2013 pub. 29/01/2014 numac 2014029030 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de Culturele centra sluiten betreffende de Culturele centra, op voorstel van laatstgenoemde;w) een vertegenwoordiger van de Waalse en Brusselse Openbare Computerruimtes, op voorstel van de coördinatie-organen ervan. Het gaat om een maximale bezetting: De categorieën die meer dan één vertegenwoordiger mogen hebben, hoeven niet het in de punten a) tot en met w) bepaalde maximumaantal vertegenwoordigers te omvatten.
De Regering stelt de benoemingsprocedure vast van de onder de punten e), g), h) en j) bedoelde leden.
In het onder punt w) bedoelde geval heeft het feit dat geen vertegenwoordiger wordt voorgedragen geen invloed op de werking van de Hoge Raad en de geldigheid van zijn handelingen. De aangewezen vertegenwoordiger neemt op facultatieve basis deel aan de vergaderingen van de Hoge Raad. § 3. Een principe van afwisseling tussen vrouwen en mannen en pariteit is van toepassing op de benoeming van de voorzitter en ondervoorzitter.
De leden van de Hoge Raad zijn opgeleid in de diversiteits- en gelijkheidsuitdagingen. Ook in zijn werk houdt de Hoge Raad rekening met de gelijkheids- en diversiteitsuitdagingen. § 4. Op voorstel van de Directie Ondersteunende diensten stelt de Regering een reservelijst op die, indien mogelijk, samengesteld is uit ten minste één plaatsvervanger per in paragraaf 2 opgesomd ledenprofiel.
Elk lid wordt bij een eenmalige afwezigheid tijdelijk vervangen door een plaatsvervanger met hetzelfde profiel.
Elk lid wordt permanent vervangen door een plaatsvervanger met hetzelfde profiel in geval van ontslag of indien hij de titel of hoedanigheid verliest op grond waarvan hij werd benoemd.
In geval van permanente vervanging oefent de plaatsvervanger het vacante mandaat uit tot de aanvankelijke einddatum. § 5. De volgende leden zetelen met adviserende stem: a) een vertegenwoordiger van de Directie Ondersteunende diensten van de Hoge Raad;b) een vertegenwoordiger van het Secretariaat-Generaal van de Franse Gemeenschap;c) een vertegenwoordiger van het Algemeen bestuur Onderwijs;d) een vertegenwoordiger van de Algemene Audiovisuele en Mediadienst van de Franse Gemeenschap;e) een vertegenwoordiger van de Algemene Dienst voor Permanente Opvoeding en Jeugd;f) één vertegenwoordiger van elk van de organisaties die de leerkrachten van de Franse Gemeenschap vertegenwoordigen en aangesloten bij vakbondsorganisaties die in de Nationale Arbeidsraad zetelen, aangesteld op voorstel van elk van hen;g) één vertegenwoordiger van elke bevoegde minister. § 6. De Hoge Raad kan deskundigen uitnodigen om zijn vergaderingen bij te wonen, zonder beraadslagende stem.
Art. 6.§ 1. Het mandaat van een lid van de Hoge Raad duurt vijf jaar.
Het kan eenmaal worden verlengd, met inbegrip van het mandaat van de voorzitter en de ondervoorzitter.
Elk lid van wie het mandaat eenmaal werd verlengd, kan slechts aangesteld worden om opnieuw in de Hoge Raad te zetelen na een onderbreking die gelijk is aan de looptijd van een mandaat, behalve: 1° in geval van een door de Regering geconstateerd tekort.2° indien het een plaatsvervangend lid betreft dat minder dan de helft van het eerste mandaat heeft gezeteld. De Regering stelt de criteria vast voor het inroepen van een tekort. § 2. Elke organisatie heeft recht op één enkel effectief lid en één enkel plaatsvervangend lid, met inbegrip van de organisatie die zou ressorteren onder meerdere categorieën opgesomd in artikel 5, §§ 2 en 5, tenzij voorzien is dat ze meerdere vertegenwoordigers heeft krachtens artikel 5, § 2. § 3. De hoedanigheid van stemgerechtigd lid van de Hoge Raad is onverenigbaar met die van: 1° een Europees commissaris, een lid van een federale, gewestelijke of gemeenschapsregering, een provinciegouverneur, een arrondissementscommissaris, een provincieraadslid, een burgemeester, een schepen, een gemeenteraadsvoorzitter en een voorzitter van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;2° een kabinetsmedewerker van een mandataris bedoeld onder 1° ;3° een lid van het Europees Parlement, van een federale, gewestelijke of communautaire parlementaire vergadering, van een provincie- of gemeenteraad;4° een medewerker van een mandataris bedoeld onder 3° ;5° een statutair of contractueel personeelslid van de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, de Hoge Raad voor de audiovisuele sector en van de instellingen van openbaar nut die onder de bevoegdheid van het Comité van sector XVII vallen. De in het eerste lid bedoelde onverenigbaarheid wordt opgeheven na het verstrijken van een termijn die gelijk is aan de duur van het mandaat bedoeld in artikel 6, § 1, na het beëindigen van de onverenigbare activiteit.
Art. 7.§ 1. De Voorzitter, of bij ontstentenis, de Ondervoorzitter, stelt het ontslag van de leden van de Hoge Raad vast, of het verlies van de titel of hoedanigheid krachtens dewelke ze zijn aangesteld.
Elk lid dat drie opeenvolgende vergaderingen niet bijwoont zonder zijn afwezigheid te wettigen, wordt geacht ontslag te hebben genomen. § 2. De Regering kan een lid ambtshalve ontslaan op voorstel van de Dienst Ondersteunende diensten, na advies van de Hoge Raad of op verzoek van een meerderheid van de leden van de Hoge Raad, indien dit lid het huishoudelijk reglement niet naleeft. § 3. Elk lid dat het voorwerp uitmaakt van een ontslag- of uitsluitingsprocedure voorzien in de paragrafen 1 en 2 kan verzoeken te worden gehoord door de Hoge Raad, in aanwezigheid van, ten minste, het lid bedoeld in artikel 5, § 5, a).
HOOFDSTUK III - De werking van de Hoge Raad
Art. 8.§ 1. De Hoge Raad komt ten minste vijf keer per jaar in plenaire zitting bijeen na oproeping door de Voorzitter. De oproeping bevat de agenda.
De Hoge Raad kan slechts geldig beraadslagen en beslissen in aanwezigheid van een meerderheid van de leden bedoeld in artikel 5, § 2.
Hij neemt zijn beslissingen bij consensus en bij gebreke daarvan bij volstrekte meerderheid van alle aanwezige leden die met een beraadslagende stem zetelen.
Indien het aanwezigheidsquorum niet wordt bereikt, roept de Voorzitter binnen vijftien werkdagen een nieuwe vergadering bijeen waarin de Hoge Raad kan beraadslagen zonder het in het tweede lid bedoelde quorum te hoeven eerbiedigen.
Minderheidsnota's kunnen worden ingediend. § 2. De leden van de Hoge Raad die rechtstreeks betrokken zouden zijn of die een functie zouden uitoefenen die een persoonlijk of functioneel belangenconflict zou kunnen veroorzaken met betrekking tot een initiatief, actie, experiment, pedagogisch hulpmiddel, onderzoek of evaluatie toegepast of uitgevoerd op het gebied van media-educatie en waarvoor de Hoge Raad voornemens is om, op eigen initiatief of op verzoek van de Regering of het Parlement van de Franse Gemeenschap of een andere krachtens een decreet bevoegde instantie, een advies of voorstel te formuleren, mogen niet deelnemen aan het beraadslagings- en beslissingsproces bedoeld in § 1 van dit artikel. § 3. Voor de in artikel 4, eerste lid, 10° en 11° bedoelde taken stelt de Hoge Raad een evaluatiecomité in dat is samengesteld uit leden van de Hoge Raad, onder wie de Voorzitter en Ondervoorzitter.
Dat comité mag niet samengesteld zijn uit - directe of indirecte - begunstigden van een van de subsidies bedoeld in de artikelen 8, 24, 25, § 4, 26, § 3, 27, § 3, 28, § 1, 29, § 1, en 30, § 5, ook wanneer het om de Voorzitter of Ondervoorzitter gaat.
Art. 9.De Hoge Raad legt zijn huishoudelijk reglement vast en legt het ter goedkeuring aan de Regering voor. Dit huishoudelijk reglement preciseert in het bijzonder de voorwaarden waaronder de leden van de Hoge Raad zich kunnen laten bijstaan door een werknemer tijdens plenaire vergaderingen of in werkgroepen, de voorwaarden voor het indienen van een of meer minderheidsnota's, de werkingsvoorwaarden van het evaluatiecomité bedoeld in artikel 8, § 3, de voorwaarden verbonden aan de opleidingen en aanpak van de uitdagingen bedoeld in artikel 5, § 3, tweede lid, net als de voorwaarden voor de bevestiging en uitvoering van de beslissingen van de Hoge Raad door de Directie Ondersteunende diensten.
Art. 10.§ 1. De Regering kent een jaarlijkse minimale begroting van 153.000 euro toe aan de Hoge Raad, om de uitvoering van zijn taken en werk te verzekeren.
Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de algemene consumentenprijsindex van januari van het voorgaande jaar. § 2. De Regering bepaalt op welke presentiegelden en verplaatsingsvergoedingen alle of een deel van de leden van de Hoge Raad aanspraak kunnen maken.
In afwijking van het vorige lid wordt geen enkele vergoeding of presentiegeld toegekend aan leden die hun werkgever tijdens hun arbeidstijd vertegenwoordigen en wiens salaris en verplaatsingskosten door deze laatste betaald worden.
HOOFDSTUK IV - De Directie Ondersteunende diensten
Art. 11.§ 1. Binnen de diensten van de Regering wordt een Directie Ondersteunende diensten voor de Hoge Raad opgericht. Deze directie moet de Hoge Raad bijstaan in de uitoefening van zijn taken en staat meer bepaald in voor het secretariaat van de Hoge Raad. Ze staat meer bepaald in voor: - het uitrollen van de communicatie van de acties van de Hoge Raad, met inbegrip van de actualisering van de website; - het voorstellen van werkthema's aan de Hoge Raad; - de Regering adviseren over alle onderwerpen die verband houden met media-educatie; - het aanspreekpunt zijn voor media-educatie-operatoren en voor de burgers; - initiatieven rond media-educatie op zowel Belgisch als Europees niveau volgen. § 2. De Directie Ondersteunende diensten wordt bijgestaan door minstens drie zaakgelastigden, gedetacheerd van het basis- en secundair onderwijsniveau voor een periode van twee jaar, verlengbaar.
Ze staan onder het administratieve gezag van de Secretaris-generaal. § 3. De in dit artikel bedoelde verloven voor opdrachten worden verleend in overeenstemming met artikel 5 van het decreet van 24 juni 1996 houdende regeling van de opdrachten, de verloven voor opdrachten en terbeschikkingstellingen voor bijzondere opdracht in het door de Franse Gemeenschap ingericht of gesubsidieerd onderwijs.
Art. 12.De Hoge Raad en de Directie Ondersteunende diensten kunnen een beroep doen op externe diensten of deskundigen om hen bij te staan bij de uitvoering van hun taken.
TITEL III - DE MIDDELENCENTRA VOOR MEDIA-EDUCATIE:
HOOFDSTUK I - De middelencentra gericht op het Onderwijs
Art. 13.Na advies van de Hoge Raad erkent de Regering maximaal drie Middelencentra voor media-educatie in de Franse Gemeenschap die op de onderwijssector gericht zijn.
Deze centra worden erkend voor een periode van vijf jaar, verlengbaar.
Art. 14.§ 1. Om als Middelencentrum erkend te worden, moet een organisatie of vereniging aan de volgende criteria voldoen: 1° een publiekrechtelijke rechtspersoon of een rechtspersoon zonder winstoogmerk zijn in de zin van de artikelen 1:2 en 1:3 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen;2° zijn zetel hebben op het grondgebied van het Franstalige gewest of het tweetalige Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;3° ervaring en expertise van ten minste vijf jaar kunnen aantonen in zowel de mediasector, het onderwijs in het kader van een partnerschap met een erkende scholengroep of, indien van toepassing, met een significant aantal scholen of instellingen voor hoger onderwijs en media-educatie in de Franse Gemeenschap;4° zijn algemene visie presenteren van zijn functie in het landschap van media-educatie in de Franse Gemeenschap en een vijfjarenplan voorstellen met een beschrijving van de concrete acties en middelen waarmee de kandidaat van plan is de in artikel 15 bedoelde taak te vervullen, en rekening houdend met de behoeften aan media-educatie die door de Hoge Raad zijn gedefinieerd;5° een begrotingsplanning opstellen voor de projecten die de kandidaat voornemens is uit te voeren;6° niet als een Middelencentrum onder Hoofdstuk II erkend zijn. De Regering kan de het eerste lid bedoelde criteria specificeren. § 2. De erkenning en verlenging van de erkenning van de Middelencentra gebeurt naar aanleiding van een op de website van de Hoge Raad gepubliceerde oproep tot kandidaturen. De Regering bepaalt de procedure.
Art. 15.§ 1. De taak van elk Middelencentrum is het ontwerpen, promoten en begeleiden van initiatieven, acties, experimenten, pedagogische hulpmiddelen, onderzoeken of evaluaties die worden toegepast of uitgevoerd op het gebied van media-educatie in de Franse Gemeenschap, bestemd voor scholen van het gewone en gespecialiseerde basis- en secundair onderwijs ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, hun pedagogische teams en hun leerlingen en studenten.
Binnen dit kader zal elk Middelencentrum: 1° meewerken aan de uitvoering op het terrein van de beslissingen van de Hoge Raad voor de desbetreffende materies;2° zijn medewerking verlenen voor de opleiding van trainers en operatoren op het gebied van media-educatie;3° zijn medewerking verlenen voor de voortgezette opleiding in media-educatie in het algemeen, in het bijzonder voor onderwijzend personeel in het basis- en secundair onderwijs in het kader van de in de Franse Gemeenschap geldende normen;4° werkvergaderingen voorbereiden en leiden in en buiten scholen en, op eigen initiatief of op verzoek, zijn expertise beschikbaar stellen aan pedagogische teams in het kader van een pedagogisch project of een specifiek initiatief rond media-educatie;5° zijn medewerking verlenen bij de organisatie en pedagogische omkadering van de in titel IV bedoelde initiatieven;6° middelen en tools die op de noden van de leerkrachten zijn afgestemd, ontwikkelen en gratis beschikbaar stellen De Middelencentra stellen de beschikbare relevante gegevens, informatie en getuigenissen, voornamelijk afkomstig van scholen, ter beschikking van de Hoge Raad. § 2. Elk Middelencentrum kan een overeenkomst sluiten met de inrichtende macht van het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap of met een of meer organen die de inrichtende machten vertegenwoordigen of coördineren. § 3. Elk Middelencentrum voert zijn taak uit ten gunste van alle schoolinstellingen, pedagogische teams, leerlingen en studenten van het gewone en gespecialiseerde basis- en secundair onderwijs, hoger onderwijs en volwassenenonderwijs ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.
In afwijking van het eerste lid verleent een Middelencentrum, indien het een overeenkomst heeft gesloten met de inrichtende macht van het onderwijs ingericht door Franse Gemeenschap of met een of meer organen die de inrichtende machten vertegenwoordigen of coördineren, prioritair medewerking aan onderwijsinstellingen die onder deze inrichtende macht of organen vallen, alsmede aan hun pedagogische teams en hun leerlingen. Deze overeenkomst belet niet dat een onderwijsinstelling die niet verbonden is aan de inrichtende macht van de Franse Gemeenschap of niet verbonden is aan een of meer organen die de inrichtende machten vertegenwoordigen of coördineren, gebruik kan maken van de opdrachten van een Middelencentrum.
Art. 16.§ 1. De Middelencentra dienen uiterlijk op 30 juni van elk kalenderjaar een jaarverslag in bij de Hoge Raad. De voorwaarden van dit verslag worden bepaald door de Hoge Raad. Het omvat in het bijzonder: a) een gedetailleerde presentatie met betrekking tot zijn activiteiten op het gebied van media-educatie en de operationalisering van zijn taken in het voorgaande kalenderjaar, waaruit moet blijken dat de doelstellingen op het gebied van media-educatie aansluiten op de beoogde doelgroepen;b) een activiteitenprogramma voor het volgende kalenderjaar;c) een financiële balans en een voorlopige begroting voor het volgende kalenderjaar. In deze context toont het Middelencentrum de invoering aan van een ononderbroken zelfbeoordelingsproces dat erop gericht is de nagestreefde doelstellingen, de methodologie die wordt gebruikt om ze te bereiken, de betrokken personen en de verkregen resultaten in vraag te stellen. § 2. In het jaar dat voorafgaat aan het einde van de erkenning van het Middelencentrum voert de Hoge Raad zijn beoordeling uit met betrekking tot het beheer ervan, de in artikel 15 bedoelde taken en de evolutie in de behoeften aan media-educatie.
De Hoge Raad evalueert de activiteiten van de Middelencentra, met name aan de hand van de informatie voorgesteld in de in paragraaf 1 bedoelde jaarverslagen. Hij kan ook documenten opvragen die niet in paragraaf 1 bedoeld zijn, indien ze verband houden met de activiteiten waarvoor het Centrum wordt gesubsidieerd.
Hij bezorgt zijn analyse aan de Regering. § 3. Op basis van de evaluatie beslist de Regering om de erkenning al dan niet te verlengen. § 4. De Regering kan procedureregels vaststellen in aanvulling op de principes bepaald in paragrafen 1 tot en met 3.
Art. 17.§ 1. Een zaakgelastigde wordt aan elk Middelencentrum toegewezen. Aan elk Centrum kunnen bijkomende zaakgelastigden toegewezen worden. § 2. Elke in dit artikel bedoelde zaakgelastigde krijgt verlof voor een opdracht in het belang van het onderwijs voor een periode van twee jaar, verlengbaar.
Onder de aansprakelijkheid van de verantwoordelijke van het Middelencentrum staat hij in voor de uitvoering van de taken die aan dit centrum zijn toegewezen. § 3. De in dit artikel bedoelde verloven voor opdrachten worden verleend in overeenstemming met artikel 6 van het decreet van 24 juni 1996 houdende regeling van de opdrachten, de verloven voor opdrachten en terbeschikkingstellingen voor bijzondere opdracht in het door de Franse Gemeenschap ingericht of gesubsidieerd onderwijs.
Art. 18.Jaarlijks wordt een bedrag van minstens 317.000 euro besteed aan de financiering van de Middelencentra. Dit bedrag omvat de werkingskosten, de bezoldiging van elke zaakgelastigde en de bezoldiging van bijkomend personeel. Desgevallend specificeert de Regering de aard van de uitgaven die voor deze financiering in aanmerking komen.
Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de algemene consumentenprijsindex van januari van het voorgaande jaar.
Een derde van dit budget wordt toegewezen aan elk Middelencentrum door aan de Centra die een overeenkomst hebben gesloten zoals vermeld in artikel 15, § 2, te garanderen dat ze een deel van dit derde ontvangen in verhouding tot het aantal leerlingen dat scholen bezoekt die afhangen van de inrichtende macht van het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap of van een inrichtende macht die een overeenkomst sloot met ofwel de inrichtende macht van het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap, ofwel met een van de representatie- of coördinatie-organen.
HOOFDSTUK II - Middelencentra gericht op de verenigingssector
Art. 19.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt met "verenigingssector" meer bepaald de volgende sectoren bedoeld: permanente opvoeding, culturele centra, expressie- en creativiteitscentra, jeugdorganisaties en jeugdcentra, openbare lectuurvoorziening, productie-ateliers, sociale cohesie, associatieve radio's, beroepsvorming of buitenschoolse opvang.
Art. 20.Na advies van de Hoge Raad erkent de Regering maximaal drie Middelencentra voor media-educatie in de Franse Gemeenschap die op de volledige verenigingssector of een deel daarvan gericht zijn. De Regering kan de organisatie ervan specificeren. Dat een Middelencentrum op een deel van de verenigingssector gericht is, belet niet dat een andere verenigingssector gebruik kan maken van de taken van dat Middelencentrum indien er nog geen Middelencentrum op die sector is gericht.
Deze centra worden erkend voor een periode van vijf jaar, verlengbaar.
Art. 21.Om erkend te worden, moet een op de verenigingswereld gericht Middelencentrum aan de volgende criteria voldoen: 1° een rechtspersoon zonder winstoogmerk zijn in de zin van de artikelen 1:2 en 1:3 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen;2° zijn zetel hebben op het grondgebied van het Franstalige gewest of het tweetalige Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;3° over een erkenning of goedkeuring beschikken of minstens vijf jaar ervaring kunnen aantonen evenals een ondersteunende expertise in minstens een van de volgende sectoren: permanente opvoeding, culturele centra, expressie- en creativiteitscentra, jeugdorganisaties en jeugdcentra, openbare lectuurvoorziening, productie-ateliers, sociale cohesie, associatieve radio's, beroepsvorming of buitenschoolse opvang;4° op het moment van de aanvraag van de erkenning gedurende ten minste vijf jaar actief zijn op het gebied van media-educatie;5° zijn algemene visie presenteren van zijn functie in het landschap van media-educatie in de Franse Gemeenschap en een vijfjarenplan voorstellen met een beschrijving van de concrete acties en middelen waarmee de kandidaat van plan is de in artikel 22 bedoelde taak te vervullen;6° zijn werking ontwikkelen op het volledige in 2° bedoelde grondgebied;7° een budgettaire planning opstellen voor de projecten die de kandidaat voornemens is uit te voeren;8° niet als een Middelencentrum onder Hoofdstuk II erkend zijn. De Regering kan de het eerste lid bedoelde criteria specificeren.
Art. 22.§ 1. De taak van het in dit hoofdstuk bedoelde Middelencentrum is het ontwerpen, promoten en begeleiden van initiatieven, acties, experimenten, pedagogische hulpmiddelen, onderzoeken of evaluaties die worden toegepast of uitgevoerd op het gebied van media-educatie in de Franse Gemeenschap, bestemd voor de verenigingswereld.
Binnen dit kader zal het Middelencentrum: 1° meewerken aan de uitvoering op het terrein van de beslissingen van de Hoge Raad voor de desbetreffende materies;In dat kader houdt het rekening met de prioriteiten van de Hoge Raad om zijn in artikel 21, 5° bedoelde vijfjarenplan aan te passen.2° interveniënten opleiden die gespecialiseerd zijn in media-educatie in de verenigingssector;3° expertise opbouwen in sociaal-educatieve interventie buiten het onderwijs om deze zo dicht mogelijk bij de behoeften van de verenigingssector te brengen;4° hulpmiddelen ontwikkelen die aangepast zijn aan de behoeften van de verschillende realiteiten van de verenigingssector;5° bestaande initiatieven in de verenigingswereld structureren en initiatieven in deze sectoren op het gebied van media-educatie emuleren. § 2. De erkenning en verlenging van de erkenning van het Middelencentrum gebeurt naar aanleiding van een op de website van de Hoge Raad gepubliceerde oproep tot kandidaturen. De Regering bepaalt de procedure.
Art. 23.Het Middelencentrum wordt beoordeeld overeenkomstig de principes van artikel 16, paragrafen 1 en 2, met betrekking tot zijn in artikel 22 bedoelde taak.
Op basis van deze evaluaties zal de Regering de erkenning van het Centrum al dan niet verlengen.
De Regering kan procedureregels vaststellen in aanvulling op de principes bepaald in het eerste en tweede lid.
Art. 24.De Regering kan op grond van dit hoofdstuk een subsidie toekennen aan het Middelencentrum. Deze subsidie omvat de werkingskosten, de bezoldiging van elke zaakgelastigde en de bezoldiging van bijkomend personeel. Een derde van dit budget wordt aan elk Middelencentrum toegewezen. Desgevallend specificeert de Regering de aard van de uitgaven die voor deze financiering in aanmerking komen.
In afwijking van het voorgaande lid kan elk aanvragend Centrum dat op een andere manier gefinancierd wordt voor zijn taken als Middelencentrum voor media-educatie geen aanspraak maken op deze subsidie.
Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de algemene consumentenprijsindex van januari van het voorgaande jaar.
TITEL IV - BIJZONDERE INITIATIEVEN EN MIDDELEN OP HET GEBIED VAN MEDIA-EDUCATIE IN DE FRANSE GEMEENSCHAP
Art. 25.§ 1. Elk jaar wordt in de Franse Gemeenschap een media-educatie-initiatief georganiseerd over pers, mediagebruik en informatiepraktijken. Dit initiatief is bedoeld om begunstigden in staat te stellen zich beter via de media te informeren, evenals om de werking van de media die informatie verstrekken, inclusief journalistiek werk, beter te analyseren en te begrijpen.
Het initiatief omvat de gratis verstrekking van nieuwsgerelateerde media-inhoud, geproduceerd en verspreid op een professionele manier, in overeenstemming met de journalistieke ethiek ten behoeve van scholen voor gewoon en gespecialiseerd basis- en secundair onderwijs en hoger onderwijs ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, diensten voor schoolherinschakeling, centra voor hulp in een open omgeving, buitenschoolse opvang, huiswerkscholen, alfabetiseringscentra, openbare bibliotheken en verenigingen voor permanente opvoeding actief op het gebied van media-educatie in de Franse Gemeenschap. Het aanbod van media-inhoud houdt rekening met de informatiepraktijken van de doelgroepen.
Onverminderd de behoeften en praktijken van de begunstigden, kiest de operator bij voorkeur voor het gebruik van digitale formaten.
De toegang voor de Franse Gemeenschap tot de informatieve media-inhoud, die gratis ter beschikking wordt gesteld aan de begunstigden, kost maximaal de helft van hun verkoopprijs.
Aanvragen om deel te nemen aan dit initiatief worden zonder discriminatie verwerkt, ongeacht het netwerk, het opleidingsniveau of de geografische locatie van de aanvragende school of welke aanvrager ook. Alle aanvragen moeten vergezeld gaan van een pedagogisch project dat de voorwaarden voor de exploitatie van informatieve media-inhoud presenteert.
Als ze voldoet aan doelstellingen geschikt voor andere doelgroepen op het gebied van media-educatie, wordt het initiatief uitgebreid naar deze doelgroepen, met name in de jeugdsector, zonder benadeling van de prioritaire doelgroepen.
De in het vijfde lid bedoeld aanvragen worden in volgorde van ontvangst verwerkt, tot de financiering is uitgeput. § 2. De Regering kan instaan voor de financiering van een digitaal krantenabonnement tegen verlaagde prijs voor elke leerling uit het laatste jaar van het secundair onderwijs. Dit initiatief is bedoeld om adolescenten op een meer systematische manier vertrouwd te maken met informatie opgesteld door professionele journalisten. Die terbeschikkingstelling gebeurt zonder discriminatie, ongeacht het netwerk, het opleidingsniveau of de geografische locatie van de aanvragende school of welke aanvrager ook. De terbeschikkingstelling gaat gepaard met een pedagogisch project dat gebruiksvoorwaarden presenteert voor dat digitale abonnement op het gebied van media-educatie en aangepast pedagogisch materieel. § 3. Na advies van de Hoge Raad, stelt de Regering een operator aan die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het in §§ 1 en 2 bedoelde initiatief voor een periode van vijf jaar, verlengbaar. Om te worden aangesteld, moet de operator aan de volgende criteria voldoen: 1° sinds minstens vijf jaar opgericht zijn als vennootschap of vereniging met rechtspersoonlijkheid;2° zijn zetel hebben op het grondgebied van het Franstalige gewest of het tweetalige Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;3° in het bijzonder doeleinden hebben die verband houden met de productie, ondersteuning of analyse van media die informatie verstrekken;4° een samenhangend project presenteren dat voldoet aan de doelstellingen voor media-educatie zoals uiteengezet in de eerste paragraaf, overeenstemt met de behoeften aan media-educatie en aantoont hoe het de doelgroepen in hun diversiteit zal bereiken. De Regering stelt de procedure vast voor de aanstelling en verlenging van de aanstelling van deze operatoren. § 4. Jaarlijks wordt een bedrag van 665.000 euro besteed aan het in § 1 bedoelde initiatief. Het bedrag kan worden verhoogd in geval van een substantiële wijziging in de reikwijdte van het initiatief zoals bepaald in § 1, zesde lid, van dit artikel.
Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de algemene consumentenprijsindex van januari van het voorgaande jaar. § 5. De voorwaarden voor de initiatieven bedoeld in §§ 1 en 2 worden ter goedkeuring aan de Regering voorgelegd. Daarin wordt meer bepaald rekening gehouden met relevante doelstellingen inzake media-educatie en het onderwijsniveau, en wordt erop toegezien dat het initiatief daadwerkelijk pedagogisch gebruikt wordt in de schoolinstellingen. § 6. Een Comité dat in het bijzonder is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Hoge Raad, de Directie Ondersteunende Diensten, elk van de Middelencentra en de door de Regering aangestelde operator, staat in voor de begeleiding van het initiatief beschreven in dit artikel. § 7. De operator brengt jaarlijks verslag uit over de uitvoering van de operatie. Dit rapport toont aan dat de operatie aansluit op de doelstellingen ervan. De voorwaarden van dit verslag worden bepaald door de Hoge Raad. § 8. In het jaar dat voorafgaat aan de aanstelling of vernieuwing van de operator beoordeelt de Hoge Raad de operatie in het licht van de evolutie in de behoeften aan media-educatie. Het brengt een advies uit aan de Regering.
Indien de in dit artikel geplande operatie samenvalt met een media-educatieprogramma bedoeld in artikel 9 van het decreet van 31 maart 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 31/03/2004 pub. 13/05/2004 numac 2004029133 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de steun aan de Franstalige geschreven dagbladpers en aan de ontwikkeling van initiatieven van de Franstalige geschreven dagbladpers in het schoolmilieu sluiten betreffende de steun aan de Franstalige geschreven dagbladpers en aan de ontwikkeling van initiatieven van de Franstalige geschreven dagbladpers in het schoolmilieu, beoordeelt de Hoge Raad de operatie in zijn geheel en houdt daarbij meer bepaald rekening met alle kredieten die eraan toegekend zijn.
Art. 26.§ 1. Elk jaar wordt in de Franse Gemeenschap een media-educatie-initiatief georganiseerd dat gericht is op journalistieke praktijken, het informatieproductie- en informatieverwerkingsproces door het gratis bezoek van beroepsjournalisten aan gewone en gespecialiseerde basis- en secundaire scholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, diensten voor schoolherinschakeling, centra voor hulp in een open omgeving, buitenschoolse opvang, huiswerkscholen, alfabetiseringscentra in de Franse Gemeenschap.
Aanvragen om deel te nemen aan dit initiatief worden in volgorde van ontvangst verwerkt, ongeacht het netwerk, het opleidingsniveau of de geografische locatie van de aanvragende schoolinstelling. Aanvragen die niet kunnen worden ingewilligd, worden het volgende jaar met voorrang verwerkt.
Als ze voldoet aan doelstellingen geschikt voor andere doelgroepen die nood hebben aan media-educatie, wordt het initiatief uitgebreid naar deze doelgroepen, met name in de jeugdsector, zonder benadeling van de prioritaire doelgroepen. § 2. Na advies van de Hoge Raad, stelt de Regering een operator aan die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het in § 1 bedoelde initiatief voor een periode van vijf jaar, verlengbaar. Om te worden aangesteld, moet de operator aan de volgende criteria voldoen: 1° opgericht zijn in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk in de zin van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen;2° zijn zetel hebben op het grondgebied van het Franstalige gewest of het tweetalige Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;3° zijn activiteiten sinds minstens vijf jaar uitoefenen;4° beroepsjournalisten op een significante manier vertegenwoordigen;5° samengesteld zijn uit leden die actief zijn in verschillende media. De Regering bepaalt de procedure voor de aanstelling en verlenging van de aanstelling. § 3. Jaarlijks wordt een bedrag van 99.000 euro besteed aan de organisatie van het in § 1 bedoelde initiatief. Het bedrag kan worden verhoogd in geval van een substantiële wijziging in de reikwijdte van het initiatief zoals bepaald in § 1, derde lid, van dit artikel.
Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de algemene consumentenprijsindex van januari van het voorgaande jaar.
De operator kent journalisten die deelnemen aan het initiatief een vergoeding toe om ten minste hun reiskosten en werktijd te dekken die gelijk is aan de tijd besteed aan het bezoek. § 4. De voorwaarden voor de bezoeken door beroepsjournalisten bedoeld in § 1 worden ter goedkeuring aan de Regering voorgelegd. Daarin wordt meer bepaald rekening gehouden met relevante doelstellingen inzake media-educatie en het onderwijsniveau, en wordt erop toegezien dat ze daadwerkelijk pedagogisch gebruikt wordt in de schoolinstellingen. § 5. Een Comité dat in het bijzonder is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Hoge Raad, de Directie Ondersteunende Diensten, elk van de Middelencentra en de door de Regering aangestelde operator, staat in voor de begeleiding van het initiatief bedoeld in dit artikel. § 6. De operator brengt jaarlijks verslag uit over de uitvoering van de operatie. Dit rapport toont aan dat de operatie aansluit op de doelstellingen ervan. De voorwaarden van dit verslag worden bepaald door de Hoge Raad. § 7. In het jaar dat voorafgaat aan de aanstelling of vernieuwing van de operator beoordeelt de Hoge Raad de operatie in het licht van de evolutie in de behoeften aan media-educatie. Hij bezorgt zijn analyse aan de Regering.
Art. 27.§ 1. Elk jaar wordt een cultureel media-educatief initiatief georganiseerd, gericht op de analyse van audiovisuele werken, meer bepaald via de programmering van films tegen verlaagde prijzen in bioscopen bestemd voor leerlingen uit schoolinstellingen van het gewone en gespecialiseerde basis- en secundaire onderwijs, en de productie en gratis distributie van pedagogische media-educatieve hulpmiddelen om deze films te begeleiden.
Aanvragen om deel te nemen aan dit initiatief worden in volgorde van ontvangst gerangschikt en verwerkt, ongeacht het netwerk, het opleidingsniveau of de geografische locatie van de aanvragende schoolinstelling. Aanvragen die niet kunnen worden ingewilligd, worden het volgende jaar met voorrang gerangschikt en verwerkt.
Als ze voldoet aan doelstellingen geschikt voor andere doelgroepen die nood hebben aan media-educatie, wordt het initiatief uitgebreid naar deze doelgroepen, met name voor huiswerkscholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap en de jeugdsector, zonder benadeling van de prioritaire doelgroepen. § 2. Na advies van de Hoge Raad, stelt de Regering een operator aan die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het in § 1 bedoelde initiatief voor een periode van vijf jaar, verlengbaar. Om te worden aangesteld, moet de operator aan de volgende criteria voldoen: 1° een rechtspersoon zonder winstoogmerk zijn in de zin van de artikelen 1:2 en 1:3 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen;2° zijn zetel hebben op het grondgebied van het Franstalige gewest of het tweetalige Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;3° zijn activiteiten sinds minstens vijf jaar uitoefenen;4° in geschikte plaatsen en op regelmatige wijze films programmeren die van pedagogisch belang zijn op het vlak van media-educatie, met name vanuit thematisch, technisch of esthetisch standpunt;5° activiteiten hebben die, rechtstreeks of in partnerschap, het grondgebied van het Franstalige gewest en het tweetalige Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bestrijken;6° ervaring en expertise aantonen in het ontwerpen van pedagogische hulpmiddelen met betrekking tot audiovisuele werken geschikt voor een schoolpubliek. De Regering bepaalt de procedure voor de aanstelling en verlenging van de aanstelling. § 3. Jaarlijks wordt een bedrag van 150.000 euro besteed aan de organisatie van het initiatief. Het bedrag kan worden verhoogd in geval van een substantiële wijziging in de reikwijdte van het initiatief zoals bepaald in § 1, derde lid, van dit artikel.
Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de algemene consumentenprijsindex van januari van het voorgaande jaar. § 4. De voorwaarden voor het initiatief bedoeld in § 1 worden ter goedkeuring aan de Regering voorgelegd. Daarin wordt meer bepaald rekening gehouden met relevante doelstellingen inzake media-educatie en het onderwijsniveau, en wordt erop toegezien dat ze daadwerkelijk pedagogisch gebruikt wordt in de schoolinstellingen. § 5. Een Comité dat in het bijzonder is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Hoge Raad, de Directie Ondersteunende Diensten, elk van de Middelencentra en de door de Regering aangestelde operator, staat in voor de begeleiding van het initiatief bedoeld in dit artikel. § 6. De operator brengt jaarlijks verslag uit over de uitvoering van de operatie. Dit rapport toont aan dat de operatie aansluit op de doelstellingen ervan. De voorwaarden van dit verslag worden bepaald door de Hoge Raad. § 7. In het jaar dat voorafgaat aan de aanstelling of vernieuwing van de operator beoordeelt de Hoge Raad de operatie in het licht van de evolutie in de behoeften aan media-educatie. Hij bezorgt zijn analyse aan de Regering.
Art. 28.§ 1. Een bedrag van 20.000 euro wordt besteed aan de jaarlijkse organisatie in de Franse Gemeenschap van een media-educatie-initiatief met betrekking tot de ondersteuning van lokale schoolprojecten rond media-educatie georganiseerd voor leerlingen van het basisonderwijs en secundair onderwijs door een of meer schoolinstellingen in de Franse Gemeenschap.
De eerste helft van dit bedrag wordt besteed aan schoolinstellingen van het basisonderwijs en de tweede helft aan schoolinstellingen van het secundaire onderwijs.
De bedragen worden aan de begunstigden toegekend per schijf van maximaal 2.000 euro.
De Hoge Raad specificeert, met name op zijn website, de criteria voor de selectie van instellingen en projecten die een subsidie zullen ontvangen.
Deze bedragen worden jaarlijks geïndexeerd op basis van de algemene consumentenprijsindex van januari van het voorgaande jaar. § 2. De Hoge Raad is verantwoordelijk voor de organisatie en het beheer van de in § 1 bedoelde operatie.
De raad zal jaarlijks alle schoolinstellingen van het gewone en gespecialiseerde basis- en secundaire onderwijs ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap aanschrijven via een oproep tot lokale schoolprojecten voor media-educatie en, op grond van de projecten die hij in dat kader ontvangt en uiterlijk tegen 31 oktober van elk jaar, bezorgt hij de minister verantwoordelijk voor verplicht onderwijs een selectie van vijf tot vijftien lokale schoolprojecten, net als een voorstel van verdeling tussen deze laatste van de in § 1 voorziene middelen.
De Hoge Raad voegt een omstandig advies toe over deze selectie en over dit voorstel voor de verdeling van de middelen voorzien in § 1.
Op basis daarvan wijst de Regering de in § 1 voorziene middelen toe aan de verschillende geselecteerde scholen. § 3. De Hoge Raad stelt de selectie van de in § 2 bedoelde lokale schoolprojecten over media-educatie op volgens deze criteria: 1° de betrokkenheid van de deelnemers, met name de mate van betrokkenheid en participatie van leerlingen en leerkrachten bij het project en de daarin ontwikkelde activiteiten;2° de mate van voorbereiding van het project, de kwaliteit van de doelstellingen en de gebruikte methoden;3° het pedagogische gebruik van het project en de samenhang ervan met de gemeenschappelijke onderwijsreferentiekaders, alsook de integratie van de 3 dimensies van media-educatie;4° de coherentie van de gevraagde financiële middelen met de duurzaamheid en doelstellingen van het project;5° de originaliteit van het project;6° de coherentie met de doelstellingen van de media-educatie;7° de coherentie met het voorgestelde thema. § 4. Om ontvankelijk te zijn en door de Hoge Raad onderzocht te worden, moet het project: 1° aan de Hoge Raad worden toegezonden in naleving van de vormen, voorwaarden en planning die hij daartoe opstelt;2° onder andere een nauwkeurige beschrijving van het media-educatieproject en een gedetailleerde geraamde begroting omvatten;3° goedgekeurd zijn door het hoofd van de instelling voor wat betreft het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap en door de inrichtende macht voor het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap. § 5. Er wordt een Comité opgericht dat met name bestaat uit vertegenwoordigers van de Hoge Raad, de Directie Ondersteunende diensten en elk van de Middelencentra om de begeleiding van dit initiatief te verzekeren. § 6. De begunstigde verstrekt de documenten die het gebruik van de subsidie rechtvaardigen, evenals een pedagogisch verslag over de uitvoering van het project. Dit rapport wordt openbaar gemaakt en is een leermiddel voor andere leerkrachten. De voorwaarden van dit verslag worden bepaald door de Hoge Raad.
Art. 29.§ 1. De Hoge Raad organiseert jaarlijks een projectoproep rond media-educatie bestemd voor specifieke doelgroepen en sociale, culturele en educatieve sectoren. Jaarlijks wordt een bedrag van 500.000 euro besteed aan deze projectoproep. Het wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de algemene consumentenprijsindex van januari van het voorgaande jaar. Een deel van deze bedragen, met een maximum van 40%, kan worden besteed aan de in artikel 30 bedoelde meerjarige subsidies.
De subsidies worden toegekend door de Regering, op voorstel van de Hoge Raad.
Het bedrag van elk van de subsidies ligt tussen 5.000 en 50.000 euro.
Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de algemene consumentenprijsindex van januari van het voorgaande jaar. § 2. Om van de projectoproepen gebruik te kunnen maken, moet de aanvrager: 1° een rechtspersoon zonder winstoogmerk zijn in de zin van de artikelen 1:2 en 1:3 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen;2° zijn zetel hebben op het grondgebied van het Franstalige gewest of het tweetalige Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;3° ervaring en expertise kunnen aantonen in een van de volgende sectoren: permanente opvoeding, culturele centra, jeugdorganisaties en jeugdcentra, openbare lectuurvoorziening, productie-ateliers, sociale cohesie, associatieve radio's, beroepsvorming of niet-verplicht onderwijs. De aanvrager moet niet door de Franse Gemeenschap in enige hoedanigheid erkend zijn; 4° een beschrijving geven van het project waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.Hij moet met name de doelgroepen beschrijven; 5° een geraamde begroting opstellen met betrekking tot dit project, waaronder meer bepaald een beschrijving van de andere publieke en private financiële steun die werd gevraagd en/of verkregen voor het betrokken project op het ogenblik van de indiening van de aanvraag. § 3. De Hoge Raad brengt een met redenen omkleed advies uit over de geschiktheid van het verlenen van steun aan het project en het bedrag ervan.
De Hoge Raad houdt daartoe rekening met de specificiteit van de aanvrager en baseert zich op de volgende beoordelingscriteria: 1° de kwaliteit en originaliteit van het project op het gebied van media-educatie;2° de mate van voorbereiding van het project, de kwaliteit van de doelstellingen en de gebruikte methoden, evenals de overweging van de gelijkheids- en diversiteitsdimensie van het project;3° de overeenstemming tussen het project en de voorwaarden, meer bepaald budgettaire, voor de uitvoering ervan;4° de inkadering van het project op het gebied van onderwijs, media en cultuur ontwikkeld in de Franse Gemeenschap. § 4. Zodra het project is voltooid, dient de begunstigde van een subsidie een activiteitenverslag in bij de Hoge Raad. De voorwaarden van dit verslag worden bepaald door de Hoge Raad.
Dient hij dat verslag niet in, dan kan de begunstigde geen aanspraak maken op enige andere subsidie. § 5. De Regering bepaalt de aanvullende procedurevoorwaarden. In overleg met de Hoge Raad kan de Regering de in paragraaf 3 bedoelde selectiecriteria preciseren en prioritaire thema's naargelang van het jaar vaststellen.
Art. 30.§ 1. Dragers van projecten gesubsidieerd krachtens artikel 29 kunnen een meerjarige subsidie aanvragen om hun project voort te zetten voor een periode van drie bijkomende jaren, indien dat project van groot belang is voor het media-educatiebeleid van de Franse Gemeenschap.
De projectdrager moet dat aanvragen uiterlijk op 30 juni van het jaar waarin zijn eenjarige subsidie ingaat. De aanvraag moet een projectevolutieplan over drie jaar voorstellen. § 2. De Hoge Raad brengt een met redenen omkleed advies uit over het project. Daartoe bepaalt hij of het project in kwestie kan worden beschouwd als een project van groot belang voor het media-educatiebeleid in de Franse Gemeenschap. De Hoge Raad spreekt zich ook uit over het door de projectdrager gevraagde bedrag.
Om als dusdanig beschouwd te worden, baseert de Hoge Raad zich op de criteria bedoeld in artikel 29, paragraaf 3. In tegenstelling tot artikel 29 is het in het kader van dit artikel echter van belang dat het project excelleert in het licht van die criteria.
In het evolutieplan moeten ook de redenen toegelicht worden die een mogelijke evolutie van het project naar een meerjarige erkenning in het kader van dit artikel rechtvaardigen. Het project moet een blijvende en significante impact op het media-educatiebeleid aantonen aan de hand van gekwantificeerde doelstellingen van de bereikte activiteiten en doelgroepen. Deze gegevens moeten gestaafd worden met afdoende bewijsstukken. § 3. Naar aanleiding van het met redenen omklede advies van de Hoge Raad beslist de Regering over het al dan niet toekennen van de meerjarensubsidie.
Daartoe sluiten de projectdragers een overeenkomst met de Regering, waarin met name de taken, doelstellingen en voorwaarden voor het overleg met de Hoge Raad en de verschillende actoren van de media-educatie worden gespecificeerd.
De overeenkomst bevat minstens de volgende elementen: 1° de beschrijving van het project en de gestelde doelen;2° de ingangsdatum en vervaldatum;3° in voorkomend geval, de voorwaarden voor de opvolging van het project door het bestuur en de Hoge Raad. § 4. Aan het einde van elk verstreken boekjaar bezorgt de begunstigde de Directie Ondersteunende diensten een jaarverslag met daarin minstens de volgende elementen: 1° een stand van zaken van het project;2° het gebruik van de subsidie en de begrotingsvooruitzichten voor de resterende jaren;3° de uitvoeringsgraad van het evolutieplan. § 5. Maximaal zes begunstigden kunnen een subsidie genieten krachtens dit artikel.
Het bedrag van elk van de subsidies ligt tussen 10.000 en 50.000 euro.
Deze bedragen worden jaarlijks geïndexeerd op basis van de algemene consumentenprijsindex van januari van het voorgaande jaar. § 6. De Regering bepaalt de aanvullende procedurevoorwaarden. In overleg met de Hoge Raad kan de Regering de in paragraaf 2 bedoelde selectiecriteria vaststellen.
Art. 31.De Hoge Raad stelt een projectoproep op die gericht is op de ontwikkeling van activiteiten die moeten bijdragen aan de bewustmakings- en promotieweek gewijd aan media-educatie bedoeld in artikel 4, 2°. Jaarlijks wordt een bedrag van minstens 60.000 euro besteed aan de organisatie van deze projectoproep. Het wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de algemene consumentenprijsindex van januari van het voorgaande jaar.
De Regering bepaalt de voorwaarden.
Art. 32.De in deze Titel bedoelde bijzondere initiatieven inzake media-educatie in de Franse Gemeenschap worden voor alle doelgroepen van de Franse Gemeenschap georganiseerd, zonder discriminatie.
TITEL V - WIJZIGINGSBEPALINGEN
Art. 33.In artikel 1.3-1, 7° van het decreet van 4 februari 2021Relevante gevonden documenten type decreet prom. 17/07/2003 pub. 26/08/2003 numac 2003029435 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet met betrekking tot de steun aan het verenigingsleven op het gebied van de permanente opvoeding sluiten0betreffende audiovisuele mediadiensten en videoplatformdiensten worden de woorden "de Hoge raad voor Opvoeding tot de media ingesteld door het decreet van 5 juni 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 05/06/2008 pub. 15/10/2008 numac 2008029492 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende oprichting van de Hoge Raad voor Opvoeding tot de Media en tot ontwikkeling van bijzondere initiatieven en middelen terzake in de Franse Gemeenschap sluiten houdende oprichting van de Hoge raad voor opvoeding tot de media die de ontwikkeling van initiatieven en bijzondere middelen op dit gebied in de Franse Gemeenschap verzekert" vervangen door de woorden "De Hoge Raad voor de Opvoeding tot de Media zoals georganiseerd door de regelgeving betreffende de media-educatie".
Art. 34.In artikel 1, 16° van het decreet van 31 maart 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 31/03/2004 pub. 13/05/2004 numac 2004029133 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de steun aan de Franstalige geschreven dagbladpers en aan de ontwikkeling van initiatieven van de Franstalige geschreven dagbladpers in het schoolmilieu sluiten betreffende de steun aan de Franstalige geschreven dagbladpers en aan de ontwikkeling van initiatieven van de Franstalige geschreven dagbladpers in het schoolmilieu worden de woorden "de Hoge Raad voor Opvoeding tot de Media zoals georganiseerd bij het decreet houdende oprichting van de Hoge Raad voor Opvoeding tot de Media en tot ontwikkeling van bijzondere initiatieven en middelen ter zake in de Franse Gemeenschap" vervangen door de worden "de Hoge Raad voor Opvoeding tot de media zoals georganiseerd door de regelgeving betreffende media-educatie".
Art. 35.Artikel 3a van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 7 april 1995 tot oprichting van een "Centre d'auto-formation et de formation continuée" voor het Onderwijs van de Franse Gemeenschap wordt vervangen door de volgende bepaling: "Artikel 3bis. "De inrichtende macht kan het centrum de uitoefening toevertrouwen van taken die gebruikelijk aan het Middelencentrum voor media-educatie worden toevertrouwd." TITEL VI- - OPHEFFINGS- OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Art. 36.De erkenningen en financieringen toegekend krachtens de artikelen 20, 26, 27 en 28 van het decreet van 5 juni 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 05/06/2008 pub. 15/10/2008 numac 2008029492 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende oprichting van de Hoge Raad voor Opvoeding tot de Media en tot ontwikkeling van bijzondere initiatieven en middelen terzake in de Franse Gemeenschap sluiten houdende oprichting van de Hoge raad voor opvoeding tot de media die de ontwikkeling van initiatieven en bijzondere middelen op dit gebied in de Franse Gemeenschap verzekert, en die eindigen op 31 december 2023, worden verlengd voor een periode van één jaar.
Art. 37.Dit decreet zal in de loop van het jaar 2029 en vervolgens om de vijf jaar worden geëvalueerd. De Regering legt de voorwaarden voor die evaluatie vast.
Art. 38.De reglementaire bepalingen aangenomen door de Regering krachtens het decreet van 5 juni 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 05/06/2008 pub. 15/10/2008 numac 2008029492 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende oprichting van de Hoge Raad voor Opvoeding tot de Media en tot ontwikkeling van bijzondere initiatieven en middelen terzake in de Franse Gemeenschap sluiten houdende oprichting van de Hoge raad voor opvoeding tot de media die de ontwikkeling van initiatieven en bijzondere middelen op dit gebied in de Franse Gemeenschap verzekert blijven van kracht zolang ze niet door de Regering werden opgeheven of gewijzigd.
Art. 39.Alvorens de beslissingen tot erkenning van de Middelencentra voorzien in de artikelen 13, eerste lid, en 20, eerste lid worden genomen door de Regering, zijn de leden van de Hoge Raad bedoeld in artikel 5, § 2, eerste lid, r), van het decreet, voor de toepassing van dit decreet, de vertegenwoordigers van elk Middelencentrum bedoeld in artikel 8, § 2, eerste lid, t), van het decreet van 5 juni 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 05/06/2008 pub. 15/10/2008 numac 2008029492 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende oprichting van de Hoge Raad voor Opvoeding tot de Media en tot ontwikkeling van bijzondere initiatieven en middelen terzake in de Franse Gemeenschap sluiten houdende oprichting van de Hoge raad voor opvoeding tot de media die de ontwikkeling van initiatieven en bijzondere middelen op dit gebied in de Franse Gemeenschap verzekert.
Art. 40.Het decreet van 5 juni 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 05/06/2008 pub. 15/10/2008 numac 2008029492 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende oprichting van de Hoge Raad voor Opvoeding tot de Media en tot ontwikkeling van bijzondere initiatieven en middelen terzake in de Franse Gemeenschap sluiten houdende oprichting van de Hoge raad voor opvoeding tot de media die de ontwikkeling van initiatieven en bijzondere middelen op dit gebied in de Franse Gemeenschap verzekert wordt opgeheven.
Art. 41.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2025, met uitzondering van artikel 36 dat effect sorteert per 31 december 2023.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 16 mei 2024.
De Minister-president, belast met Internationale Betrekkingen, Sport en Onderwijs voor Sociale Promotie, P.-Y. JEHOLET De Vicepresident en minister van Begroting, Ambtenarenzaken, Gelijke Kansen en belast met het toezicht op Wallonië-Brussel Onderwijs, F. DAERDEN De Vicepresident en minister van Kind, Gezondheid, Cultuur, Media en Vrouwenrechten, B. LINARD De minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Universitaire Ziekenhuizen, Hulpverlening aan de Jeugd, Justitiehuizen, Jeugd en de Promotie van Brussel, F. BERTIEAUX De minister van Onderwijs, C. DESIR _______ Nota (1) Zitting 2023-2024 Bescheiden van het Parlement.- Ontwerp van decreet, nr. 701-1 - Verslag van de commissie, nr. 701-2 - Tekst aangenomen in plenaire vergadering, nr. 701-3 Integraal verslag. - Bespreking en aanneming - Zitting van 25 april 2024.