Etaamb.openjustice.be
Decreet van 28 maart 2019
gepubliceerd op 09 oktober 2019

Decreet betreffende de steun- en begeleidingscellen van het door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs en het statuut van steun- en begeleidingsadviseurs

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2019042103
pub.
09/10/2019
prom.
28/03/2019
ELI
eli/decreet/2019/03/28/2019042103/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

28 MAART 2019. - Decreet betreffende de steun- en begeleidingscellen van het door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs en het statuut van steun- en begeleidingsadviseurs


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt: HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.§ 1. Dit decreet is van toepassing op het basis-, secundair, gewoon en buitengewoon onderwijs, met volledig leerplan of alternerend, georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.

Het is ook van toepassing op de psycho-medisch-sociale centra die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd of gesubsidieerd. § 2. In de zin van dit decreet wordt verstaan onder: 1° Opdrachtendecreet: het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren;2° inrichtende macht: een publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de organisatie van een school;3° WBE: de autonome overheidsinstelling die opgericht is bij het bijzonder decreet van 7 februari 2019 tot oprichting van de overheidsinstelling belast met het ambt van inrichtende macht voor het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap;4° federatie van inrichtende machten: een van de vertegenwoordigings- en coördinatieorganen van de inrichtende machten van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra die door de Regering zijn erkend en die voldoen aan de criteria van artikel 5bis van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving;5° Inspectie: de Algemene inspectiedienst zoals bedoeld in het decreet van 10 januari 2019 betreffende de Algemene inspectiedienst;6° Instituut voor opleiding tijdens de loopbaan: Instituut voor opleiding tijdens de loopbaan dat werd opgericht door het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het gespecialiseerd onderwijs, het gewoon secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een instituut voor opleiding tijdens de loopbaan;7° sturingsplan: het plan zoals bedoeld in artikel 67 § 2, van het Opdrachtendecreet;8° doelstellingenovereenkomst : de overeenkomst zoals bedoeld in artikel 67, § 6, van het Opdrachtendecreet;9° aanpassingsmechanisme: het mechanisme bedoeld in artikel 68, § 4, van het Opdrachtendecreet;10° samenwerkingsprotocol: het mechanisme bedoeld in artikel 68, § 7, van het Opdrachtendecreet.

Art. 2.Voor een goede leesbaarheid van dit bijzonder decreet is het gebruik van mannelijke namen voor de verschillende bekwaamheidsbewijzen en ambten gemeenslachtig, niettegenstaande de bepalingen van het decreet van 21 juni 1993 betreffende de vervrouwelijking van de namen van beroep.

Art. 3.WBE en elke federatie van inrichtende machten beschikken over een steun- en begeleidingscel die onder hun gezag staat.

De steun- en begeleidingscel van WBE is verantwoordelijk voor de scholen die zij organiseert en voor de scholen waarmee WBE een overeenkomst heeft gesloten overeenkomstig artikel 24, § 2, tweede lid, 8°, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.

De steun- en begeleidingscel van een federatie van inrichtende machten is bevoegd voor de scholen waarvan de inrichtende macht is aangesloten bij de betrokken federatie van inrichtende machten en voor de scholen waarmee de federatie van inrichtende machten een overeenkomst heeft gesloten met toepassing van artikel 24, § 2, tweede lid, 8°, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving. HOOFDSTUK II. - De steun- en begeleidingscellen Afdeling I. - De opdrachten van de steun- en begeleidingscellen

Art. 4.Elke in artikel 3 bedoelde steun- en begeleidingscel voert ten minste de volgende opdrachten uit overeenkomstig artikel 14, § 1: 1° ondersteuning bieden aan scholen bij het ontwikkelen van hun sturingsplan en het wijzigen van hun doelstellingenovereenkomsten overeenkomstig artikel 67 van het Opdrachtendecreet;2° de uitvoering van de doelstellingenovereenkomst voor scholen zoals bedoeld in artikel 67 van het Opdrachtendecreet ondersteunen en controleren;3° scholen waarvan de prestaties aanzienlijk onder het gemiddelde van de vergeleken scholen verschillen, ondersteunen bij het opstellen van een voorstel voor een aanpassingsmechanisme en haar advies over dit voorstel indienen overeenkomstig artikel 68 van het Opdrachtendecreet;4° de uitvoering van het samenwerkingsprotocol tussen scholen in het kader van de ondersteunings- en opvolgingsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 68 van het Opdrachtendecreet, ondersteunen en controleren;5° steunen en begeleiden van de directies, de leerkrachten, de pedagogische teams en de scholen waarvoor de Inspectie, hetzij tijdens een op verzoek van de Regering of de diensten van de Regering uitgevoerde onderzoeks-, controle- of auditopdracht, hetzij tijdens de vaststelling door de inrichtende macht van de zwakke punten of de tekortkomingen, rekening houdend met de gemaakte vaststellingen, en in voorkomend geval, de manieren voor de verbetering ervan;6° steun verlenen aan scholen met een lage bezettingsgraad en aan de vestigingsplaatsen van scholen waarvan de prestaties aanzienlijk lager zijn dan het gemiddelde van de vergeleken scholen, zoals bedoeld in artikel 68 van het Opdrachtendecreet, in de zin van artikel 7, § 1/1, van het decreet van 16 november 2007 betreffende het prioritaire programma voor werken aan de schoolgebouwen van het gewoon en gespecialiseerd basisonderwijs, van het gewoon en gespecialiseerd secundair onderwijs en van het secundair onderwijs voor sociale promotie, van het kunstonderwijs met beperkt leerplan, van de psycho-medisch-sociale centra alsook van de internaten van het gewoon en gespecialiseerd basis- en secundair onderwijs, georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, met het oog op de invoering van een strategie om hun aantrekkelijkheid te vergroten;7° adviseren, begeleiden en ondersteunen van leerkrachten, pedagogische teams en scholen bij de implementatie van een geïntegreerde digitale aanpak, in overeenstemming met dit decreet;8° de directies ondersteunen en bijstaan bij de ontwikkeling van de samenwerking, zoals bedoeld in het decreet van 14 maart 2019 houdende diverse bepalingen betreffende de organisatie van de werkzaamheden van de personeelsleden van het onderwijs en het verlenen van meer organisatorische flexibiliteit aan de inrichtende machten;9° scholen ondersteunen bij de bouw van hun schoolproject, in overeenstemming met de educatieve en pedagogische projecten van hun inrichtende macht en de federatie van inrichtende machten waartoe zij behoren, in overeenstemming met het Opdrachtendecreet;10° hun pedagogische kennis en ervaring ten dienste stellen van de educatieve en pedagogische teams van scholen of groepen scholen, teneinde de kwaliteit van de aan de leerlingen verstrekte opleiding te verbeteren;11° de uitvoering van programma's en pedagogische vernieuwing ondersteunen, met name door educatieve en pedagogische teams te informeren over de inhoud van onderwijshervormingen;12° groepen leerkrachten begeleiden of opvolgen die gezamenlijk pedagogische benaderingen en instrumenten voor hun cursussen ontwikkelen;13° deelnemen aan de analyse van de opleidingsbehoeften van leerkrachten en voorstellen doen voor de ontwikkeling van het opleidingsplan van de school;14° scholen en pedagogische teams helpen bij de zelfanalyse van de resultaten die hun leerlingen hebben behaald tijdens de externe evaluaties die niet bekrachtigd worden door een getuigschrift;15° alle andere opdrachten uitvoeren die haar bij of krachtens een decreet of verordening worden toevertrouwd. In het kader van de in dit artikel bedoelde opdrachten zien de steun- en begeleidingscellen toe op de uitvoering van de maatregelen die in het kader van de opleiding tijdens de loopbaan worden genomen. Afdeling II. - De samenstelling van de steun- en begeleidingscellen

Art. 5.Elke steun- en begeleidingscel is samengesteld uit: 1° steun- en begeleidingsadviseurs waaronder techno-pedagogische adviseurs;2° ten minste een coördinerende steun- en begeleidingsadviseur;3° steun- en begeleidingsadviseurs belast met pedagogische ondersteuning van filosofische vakken. De techno-pedagogische adviseurs, bedoeld in het eerste lid, 1°, worden aangesteld om de opdracht, bedoeld in artikel 4, eerste lid, 7°, uit te voeren.

De in het eerste lid, 2°, bedoelde coördinerende steun- en begeleidingsadviseur is verantwoordelijk voor de coördinatie van de steun- en begeleidingscel.

De steun- en begeleidingsadviseurs bedoeld in het eerste lid, 3°, oefenen uitsluitend de opdracht uit zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid, 5°, en dit enkel voor de cursus van de niet-confessionele zedenleer of godsdienst van de eredienst waarvan zij deel uitmaken.

De steun- en begeleidingscellen moeten in totaal ten minste 370 steun- en begeleidingsadviseurs zoals bedoeld in het eerste lid met een pedagogisch getuigschrift omvatten. Om de zes jaar, vóór de hernieuwing van de in artikel 14 bedoelde overeenkomsten, verdeelt de Regering dit aantal naar evenredigheid over de verschillende cellen volgens de overeenkomstig artikel 6, § 3, tweede lid vastgestelde verdeling.

Art. 6.§ 1. De personeelsleden van de in artikel 5, eerste lid, 1°, bedoelde steun- en begeleidingscellen zijn: 1° hetzij door de Regering, op voorstel van WBE of de federatie van de inrichtende machten waartoe zij behoren, aangewezen in het kader van een verlof in het kader van een verlof wegens opdracht in de zin van artikel 5 van het decreet van 24 juni 1996 houdende regeling van de opdrachten, verloven wegens opdracht en terbeschikkingstelling wegens opdracht in het door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs;2° hetzij door de Regering, op voorstel van WBE of van de federatie van de inrichtende machten, aangewezen in het kader van een verlof wegens opdracht met toepassing van artikel 6 van voormeld decreet van 24 juni 1996;3° hetzij door de Regering, op voorstel van WBE of van de federatie van de inrichtende machten, aangewezen in het kader van een verlof wegens opdracht krachtens artikel 6bis van voormeld decreet van 24 juni 1996;4° hetzij door de Regering, op voorstel van WBE of van de federatie van inrichtende machten, in het kader van een verlof wegens opdracht overeenkomstig artikel 7 van voormeld decreet van 24 juni 1996 en onder de in dat decreet bepaalde voorwaarden, tot het door de Regering vastgestelde maximumaantal betrekkingen, aangewezen.In voorkomend geval kan de betrekking die krachtens de regionale overeenkomsten met toepassing van de bepalingen van artikel 7 van bovengenoemd decreet van 24 juni 1996 wordt toegekend, de aanwerving van een personeelslid in een andere ambt dan die van het personeelslid dat op grond van bovengenoemd artikel 7 met verlof wegens opdracht te verrichten mogelijk maken. In dat geval kunnen de NTPP-perioden (het totale aantal uren-leraar) geheel of gedeeltelijk worden toegewezen om het personeelslid dat met verlof is wegens opdracht, te vervangen. Zij kunnen geen aanleiding geven tot een definitieve benoeming of aanwerving in vast verband; 5° hetzij afgenomen krachtens artikel 21, § 1, van het decreet van 29 juli 1992 houdende organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan;6° hetzij aangewezen overeenkomstig artikel 18 van het decreet van het Waalse Gewest van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs en de commerciële sector, of overeenkomstig het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 november 2002 betreffende het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen, tot het door de Regering vastgestelde maximumaantal betrekkingen;7° hetzij door WBE, hetzij door de federaties van inrichtende machten volgens hun eigen regels aangewezen. De personeelsleden van de steun- en begeleidingscellen die zijn aangewezen overeenkomstig het eerste lid, 1°, 2° en 3°, worden aangesteld onder meer: 1° leden van het bestuur- en onderwijzend personeel, opvoedend hulppersoneel, paramedisch personeel, psychologisch personeel en maatschappelijk werkers van de scholen waarvoor de Cel bevoegd is;2° leden van het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra waarvoor de Cel bevoegd is;3° leden van het bestuur- en onderwijzend personeel en opvoedend hulppersoneel van de hogescholen. In het kader van de toepassing van het eerste lid, 4°, wanneer de NTPP-periodes als onderdeel van de gedeeltelijke lasten worden toegewezen aan een personeelslid dat in vast verband wordt benoemd of aangesteld, kunnen de NTPP-periodes die zijn vervanging mogelijk maken in zijn oorspronkelijke functie, geen aanleiding geven tot een aanwerving of benoeming in vast verband. § 2. Voorafgaand aan de formulering van een voorstel tot aanwijzing aan de Regering of voorafgaand aan de aanwerving van een steun- en begeleidingsadviseur als bedoeld in artikel 5, eerste lid, 1°, stelt WBE of de federatie van inrichtende machten het profiel van de in te vullen functie vast en doet een oproep tot kandidaten.

Niemand mag worden aangewezen of aangeworven als steun- en begeleidingsadviseur als bedoeld in artikel 5, eerste lid, 1°, indien hij niet heeft gereageerd op de oproep tot kandidaten.

WBE of de federatie van inrichtende machten stelt de kandidaten in kennis van de redenen voor haar keuze in het licht van de criteria van het in de eerste lid bedoelde functieprofiel. § 3. Het totale aantal functies van de in artikel 5, eerste lid, 1°, bedoelde steun- en begeleidingsadviseurs waarvan WBE en elke federatie van inrichtende machten op grond van paragraaf 1, eerste lid, 1°, gebruik kan maken, wordt vastgesteld op 189.

Om de zes jaar, vóór de hernieuwing van de in artikel 14 bedoelde overeenkomsten, wordt het aantal in het eerste lid bedoelde steun- en begeleidingsadviseurs dat toegekend wordt aan elke cel vastgesteld door de Regering naar rato van het aantal in voltijdse equivalenten uitgedrukte personeelsleden van het opvoedingsteam dat les geeft in scholen voor het kleuteronderwijs, het lager onderwijs, het basisonderwijs en het secundair onderwijs, het gewoon en gespecialiseerd onderwijs, met volledig leerplan of alternerend, waarvoor de cel bevoegd is.

Art. 7.§ 1. De coördinerende steun- en begeleidingsadviseurs zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, worden benoemd door de Regering in toepassing van artikel 6, § 1, eerste lid, 1° en 7° op voorstel van WBE of de federatie van inrichtende machten.

Niemand mag worden aangewezen als coördinerende steun- en begeleidingsadviseur, tenzij hij/zij aan de volgende voorwaarden voldoet: 1° een opleiding van 30 uur op het vlak van personeelsmanagement hebben gevolgd of gelijkwaardige ervaring hebben opgedaan;2° in het geval van een steun- en begeleidingsadviseur aangesteld op basis van artikel 6, paragraaf 1, eerste lid, 1°, benoemd of aangeworven in vast verband voor het minimumaantal uren of lestijden dat vereist is voor de volledige prestaties waarvan hij titularis is;3° gereageerd hebben op de in paragraaf 2 bedoelde oproep tot kandidaten. § 2. Voorafgaand aan de formulering van een voorstel tot aanwijzing van een coördinerende steun- en begeleidingsadviseur zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, stelt WBE of de federatie van inrichtende machten het profiel van het in te vullen ambt vast en doet een oproep tot kandidaten.

WBE of de federatie van inrichtende machten stelt de kandidaten in kennis van de redenen voor haar keuze in het licht van de criteria van het in het eerste lid bedoelde ambtsprofiel.

Art. 8.§ 1. De steun- en begeleidingsadviseurs belast met de pedagogische ondersteuning van de filosofische vakken bedoeld in artikel 5, eerste lid, 3°, worden door de Regering, op voorstel van WBE of de betrokken federatie van de inrichtende machten, aangewezen in het kader van een verlof wegens opdracht in de zin van artikel 5 van het decreet van 24 juni 1996 houdende regeling van de opdrachten, verloven wegens opdracht en terbeschikkingstelling wegens opdracht in het door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs onder de meesters en leraren van niet-confessionele zedenleer, van katholieke, protestantse, Joodse, orthodoxe en islamitische godsdiensten in door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinstellingen.

Niemand mag worden aangewezen als steun- en begeleidingsadviseur die belast is met de pedagogische ondersteuning van de in artikel 5, eerste lid, 3°, bedoelde filosofische vakken, indien hij niet beschikt over de specifieke kwalificatie die de overheid van de betrokken godsdienst of niet-confessionele zedenleer voor dit ambt verleent. In geval van afwezigheid of vacature van de overheid van een godsdienst of niet-confessionele zedenleer, is een dergelijke kwalificatie van de betrokken overheid niet vereist, mits deze afwezigheid of vacature wordt aangetoond. De Regering stelt het model en de nadere regels voor de afgifte van de vereiste kwalificatie vast, met dien verstande dat deze kwalificatie uitdrukkelijk betrekking moet hebben op de eventuele toegang van de kandidaat tot het ambt van steun- en begeleidingsadviseur en los moet staan van de kwalificatie die vereist is voor de toegang van het personeelslid tot zijn of haar onderwijstaken. § 2. Voorafgaand aan de formulering van een voorstel tot benoeming van een steun- en begeleidingsadviseur voor filosofische vakken als bedoeld in artikel 5, eerste lid, 3°, stelt WBE of de federatie van inrichtende machten het profiel van het in te vullen ambt vast en doet een oproep tot kandidaten.

WBE of de federatie van inrichtende machten stelt de kandidaten in kennis van de redenen voor haar keuze in het licht van de criteria van het in het eerste lid bedoelde ambtsprofiel. § 3. Het totale aantal betrekkingen van steun- en begeleidingsadviseurs belast met pedagogische ondersteuning voor filosofische vakken wordt vastgesteld op 12.

Om de zes jaar, vóór de verlenging van de in artikel 14 bedoelde overeenkomsten, stelt de Regering het volgende vast: 1° de verdeling van de twaalf betrekkingen over de verschillende filosofische cursussen in verhouding tot het aantal, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, meesters en hoogleraren van niet-confessionele zedenleer, katholieke, protestantse, israëlitische, orthodoxe en islamitische godsdiensten in de kleuterscholen, de scholen van het basis-, lager- en secundair onderwijs met volledig leerplan of alternerend, gewoon en gespecialiseerd onderwijs.Aan elke filosofische cursus wordt minstens één betrekking toegekend; 2° het aantal of de verhouding van één voltijds equivalent van de in artikel 5, eerste lid, 3, bedoelde steun- en begeleidingsadviseurs, dat aan elke cel wordt toegekend in verhouding tot het aantal, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, van de meesters en hoogleraren van een niet-confessionele zedenleer, godsdienst van de katholieke, protestantse, israëlitische, orthodoxe, en islamitische godsdiensten die werkzaam zijn in de kleuterscholen, de scholen van het lager onderwijs, het basisonderwijs en het secundair onderwijs met volledig leerplan of alternerend, gewoon en gespecialiseerd onderwijs waarvoor de cel bevoegd is. Wanneer de in het tweede lid bedoelde verdeling het niet mogelijk maakt een volledige opdrachtlast (voltijds equivalent) toe te wijzen aan alle steun- en begeleidingscellen, wordt tussen de betrokken cellen een samenwerkingsovereenkomst gesloten om de aanwijzing van een voltijds adviseur mogelijk te maken. Deze overeenkomst, die aan de diensten van de Regering wordt toegezonden vóór de formulering van het voorstel tot aanwijzing van de betrokken steun- en begeleidingsadviseur bedoeld in de eerste lid van artikel 5, 3°, stelt in het bijzonder vast: 1° de keuze van de persoon van de weerhouden kandidaat, die overeenkomstig de in paragraaf 2 bedoelde procedure moet worden geselecteerd;2° de belangrijkste organisatorische nadere regels voor het beheer en de coördinatie van de weerhouden kandidaat;3° de belangrijkste organisatorische nadere regels met betrekking tot de verdeling van de arbeidstijd van de weerhouden kandidaat over de verschillende partijen van de overeenkomst.

Art. 9.De Regering kan: 1° vroegtijdig een einde maken aan de aanwijzing van een personeelslid van een steun- en begeleidingscel bedoeld in artikel 5, eerste lid, 1°, dat overeenkomstig artikel 6, § 1, eerste lid, 1° tot en met 4°, is aangewezen op een met redenen omkleed voorstel van WBE of de federatie van de betrokken inrichtende machten, op basis van een negatieve beoordeling na een onderhoud met de coördinerende steun- en begeleidingsadviseur bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2° ;2° vroegtijdig een einde maken aan de aanwijzing van de in artikel 5, eerste lid, 2°, bedoelde coördinerende steun- en begeleidingsadviseur, op basis van een met redenen omkleed voorstel van WBE of de betrokken federatie van inrichtende machten. Voor steun- en begeleidingsadviseurs die op grond van artikel 6, § 1, eerste lid, 7°, in dienst waren genomen, kan WBE of de betrokken federatie van inrichtende machten de aanstelling van een personeelslid van een steun- en begeleidingscel overeenkomstig haar eigen regels vroegtijdig beëindigen.

Art. 10.§ 1. Alle personeelsleden van de steun- en begeleidingscellen moeten gedurende de eerste twee jaar van hun indiensttreding een oorspronkelijke opleiding en voortgezette opleiding volgen. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde oorspronkelijke opleiding bedraagt 80 uur. Ze omvat een algemene oorspronkelijke opleiding en een specifieke opleiding.

Om de twee jaar organiseert het Instituut voor opleiding tijdens de loopbaan ten minste één zitting van algemene oorspronkelijke opleiding van 40 uur, waarvan de inhoud wordt bepaald door de Regering op advies van het Instituut voor opleiding tijdens de loopbaan.

Deze opleiding heeft tot doel het ontwikkelen van: 1° relationele vaardigheden in het beheer van persoonlijke, interpersoonlijke en groepsrelaties tussen volwassenen, met name in situaties van mondelinge en schriftelijke communicatie, spreken in het openbaar, faciliteren van vergaderingen, teamwerk, supervisie, conflictbeheersing en bemiddeling;2° bewustzijn van de veranderingen in houding en professionele identiteit die zich voordoen in relatie tot de relationele vaardigheden en competenties van de kandidaten;3° inzicht in de waarden, de betekenis en de reikwijdte van de notie van sturing van het schoolsysteem en de schoolorganisaties, in het bijzonder door zich de volgende waarden toe te eigenen: a) de inzet, de waarden, de doelstellingen en de wetenschappelijke grondslagen van het bestuur en het sturen van het onderwijsstelsel;b) methoden en processen voor de evaluatie van het schoolbeleid en de pedagogische hervormingen;c) het organigram en de opdrachten van het Algemeen Bestuur Onderwijs, de rol en de opdrachten van de verschillende actoren in het schoolsysteem. Het Instituut voor opleiding tijdens de loopbaan levert een getuigschrift van deelname aan deze opleiding af.

WBE of de betrokken federatie van inrichtende machten organiseert de specifieke oorspronkelijke opleiding van 40 uur voor het personeel van haar cel. De doelstellingen en de inhoud van deze specifieke oorspronkelijke opleiding worden uiterlijk in de maand vóór het begin van de opleiding ter informatie naar het Instituut voor opleiding tijdens de loopbaan gestuurd.

WBE of de betrokken federatie van inrichtende machten geeft een getuigschrift van deelname aan deze opleiding af.

De Regering beëindigt van rechtswege de aanwijzing van de personeelsleden van de Steun- en begeleidingscellen die overeenkomstig artikel 6, § 1, eerste lid, zijn benoemd en die niet binnen twee jaar na hun aanwijzing een oorspronkelijke opleiding hebben gevolgd. § 3. Na de eerste twee jaar van hun ambt moeten de personeelsleden van de steun- en begeleidingscellen vier dagen per jaar een voortgezette opleiding of twaalf dagen voortgezette opleiding verspreid over drie jaar, volgen. Zij kunnen ook twee dagen facultatieve voortgezette opleiding per jaar volgen met voorafgaande toestemming van de coördinerend adviseur van de betrokken steun- en begeleidingscel.

Deze opleidingen vinden plaats tijdens de werktijd van de personeelsleden van de steun- en begeleidingscellen.

WBE en de federaties van inrichtende machten zorgen voor de voortgezette opleiding van de personeelsleden van de steun- en begeleidingscellen.

De opleidingen die worden verstrekt aan de steun- en begeleidingsadviseurs, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 1°, en de coördinerende steun- en begeleidingsadviseurs, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, krachtens het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan voor het personeel van de inrichtingen voor gewoon basisonderwijs of het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het gespecialiseerd onderwijs, het gewoon secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een Instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan, moeten betrekking hebben op de vakken die verband houden met hun opdrachten.

De steun- en begeleidingsadviseurs bedoeld in artikel 5, eerste lid, 1°, en de coördinerende steun- en begeleidingsadviseurs, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2° die niet onder de decreten bedoeld in het vierde lid vallen, krijgen dezelfde opleiding, die onder dezelfde voorwaarden wordt georganiseerd. § 4. Op gemotiveerde aanvraag van WBE of de betrokken federatie van inrichtende machten kan de Regering een personeelslid van een steun- en begeleidingscel dat overeenkomstig artikel 6, § 1, eerste lid, 7°, in dienst is genomen, geheel of gedeeltelijk vrijstellen van de in paragraaf 2 bedoelde oorspronkelijke opleiding en/of de in paragraaf 3 bedoelde voortgezette opleiding. Indien de Regering niet binnen twee maanden reageert, wordt de vrijstelling geacht te zijn toegestaan.

Art. 11.WBE en de federaties van inrichtende machten sturen de diensten van de Regering jaarlijks een bijgewerkte lijst van de leden van hun steun- en begeleidingscel.

WBE en de federaties van inrichtende machten sturen digitale gegevens door naar de diensten van de Regering overeenkomstig het decreet van 25 april 2019 betreffende het digitaal bestuur van het schoolsysteem en de overdracht van digitale statistische gegevens in het leerplichtonderwijs. Afdeling III. - De financiële middelen die aan WBE en de federaties

van inrichtende machten voor steun- en begeleidingscellen worden toegewezen

Art. 12.WBE en de federaties van inrichtende machten die de in artikel 14 bedoelde overeenkomst hebben gesloten, ontvangen een jaarlijkse subsidie ter dekking van de personeels- en werkingskosten van hun in artikel 3 bedoelde steun- en begeleidingscel.

Het totale bedrag van de subsidies bedoeld in het eerste lid bedraagt 10.118.317 EURO. Het wordt verdeeld tussen WBE en elke federatie van inrichtende machten, in verhouding tot het aantal leden van het opvoedingsteam, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, die werkzaam zijn in de scholen voor kleuter-, basis-, lager- en secundair onderwijs met volledig leerplan en alternerend, gewoon en gespecialiseerd onderwijs, die binnen hun respectieve bevoegdheden vallen.

Het in het tweede lid bedoelde bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd door het te vermenigvuldigen met de meest recente raming van de gemiddelde kosten van een benoemde leraar met een anciënniteit van tien jaar, gedeeld door de gemiddelde kosten van een benoemde leraar met een anciënniteit van tien jaar in het voorafgaande jaar.

Art. 13.§ 1. De Regering bepaalt de nadere regels en de voorwaarden voor de toekenning van de in artikel 12, eerste lid, bedoelde subsidie. § 2. Onder de voorwaarden en volgens de nadere regels die door de Regering zijn vastgesteld, kan de subsidie door de Regering worden verminderd of afgeschaft: 1° in geval van een negatieve evaluatie van de uitvoering van de in artikel 16 vastgestelde overeenkomst;2° indien de subsidie niet wordt gebruikt voor het doel waarvoor het is toegekend;3° indien het in afdeling 15 bedoelde jaarverslag niet wordt verstrekt;4° in geval van een ernstige tekortkoming van de cel. In geval van vermindering of afschaffing van de subsidie kan de Regering het aantal steun- en begeleidingsadviseurs met een pedagogische getuigschrift dat overeenkomstig artikel 5, laatste lid, in de betrokken steun- en begeleidingscel moet worden opgenomen, dienovereenkomstig aanpassen.

Wanneer een of meer personeelsleden van een cel aangeworven krachtens artikel 6, § 1, eerste lid, 7°, niet binnen twee jaar na hun verbintenis de in artikel 10 bedoelde basisopleiding hebben voltooid, kan de Regering bovendien, volgens de door de Regering vastgestelde nadere regels, de in artikel 12 bedoelde subsidie met ten hoogste 5 % verminderen tot WBE of de federatie van inrichtende machten aantoont dat de betrokken adviseur(s) de oorspronkelijke opleiding daadwerkelijk hebben voltooid.

Art. 14.§ 1. WBE en de federaties van inrichtende machten sluiten met de Regering een overeenkomst waarvan het model door de Regering wordt vastgesteld, betreffende de door WBE en de federaties van inrichtende machten in te zetten diensten en middelen voor de uitvoering van de volgende coördinatie-, ondersteunings- en bijstandsopdrachten waarmee zij worden belast: 1° de opdrachten van hun steun- en begeleidingscellen, bedoeld in artikel 3, zoals beschreven in artikel 4;2° de aanwijzing van een crisismanager op verzoek van de Regering, indien WBE of de federatie van inrichtende machten daartoe door de betrokken inrichtende macht is toegelaten overeenkomstig artikel 67, § 14 of artikel 68, § 11, van het Opdrachtendecreet;3° de communicatie tussen de inrichtende machten en de diensten van de Regering vergemakkelijken, in het bijzonder met de zonedirecteurs en afgevaardigden voor de doelstellingenovereenkomst;4° de opleiding van de inrichtende machten waarborgen, of ervoor zorgen dat zij worden opgeleid en hen te ondersteunen bij de contractualisering als bedoeld in de artikelen 67 en 68 van het Opdrachtendecreet;5° zorgen voor de opleiding van de inrichtende machten, of ervoor te zorgen dat zij worden opgeleid, en hen te ondersteunen bij de selectie en evaluatie van directeurs;6° voor de oorspronkelijke opleiding en de voortgezette opleiding van de directeurs zorgen in overeenstemming met de geldende decreten;7° zorgen voor de opleiding tijdens de loopbaan voor het personeel in overeenstemming met de geldende decreten;8° zorgen voor een nauwe steun en een collectieve of individuele begeleiding van de pedagogische teams;9° scholen begeleiden bij de ontplooiing van een geïntegreerde digitale aanpak;10° de samenwerking tussen de inrichtende machten bevorderen, het juiste gebruik en de verdeling van de beschikbare middelen en mogelijkheden aanmoedigen en hen bijstaan bij het ontwerp en de uitvoering van hun investeringsproject;11° specifieke en aanvullende coördinatie-, ondersteunings- en begeleidingsopdrachten op zich nemen die in de in deze paragraaf bedoelde overeenkomst zijn vastgelegd. § 2. De overeenkomst, zoals bedoeld in de eerste paragraaf, eerste lid, wordt om de zes jaar hernieuwd nadat de Regering de artikelen 6, § 3, tweede lid, en 8, § 3, tweede lid, heeft uitgevoerd.

De overeenkomst omvat ten minste de volgende elementen: 1° de datum van sluiting en inwerkingtreding, eventueel met terugwerkende kracht;2° een beschrijving van de opdrachten en doelstellingen voor de periode waarop de overeenkomst betrekking heeft;3° de ter beschikking gestelde middelen en de nadere regels voor de toekenning ervan;4° de nadere regels en het tijdschema voor de opvolging en de evaluatie;5° de gegevens die aan de diensten van de Regering zijn meegedeeld, alsmede de vormvereisten en de termijnen die aan deze mededeling zijn verbonden;6° de voorwaarden en nadere regels voor wijziging van de overeenkomst. Onder "beschrijving van de opdrachten en doelstellingen voor de periode waarop de overeenkomst betrekking heeft" wordt verstaan: 1° de weergave van de in paragraaf 1 bedoelde coördinatie-, ondersteunings- en begeleidingsopdrachten;2° de transversale en thematische doelstellingen die aan WBE of de federatie van inrichtende machten zijn toegewezen met betrekking tot de uitvoering van de opdrachten vermeld in 1° ;3° de specifieke acties die WBE of de federatie van inrichtende machten uitvoeren om de in 2° genoemde doelstellingen te bereiken. Onder "de ter beschikking gestelde middelen en toekenningsvoorwaarden" wordt verstaan : 1° het aantal steun- en begeleidingsadviseurs dat WBE of de federatie van inrichtende machten gedurende de contractuele periode kan hebben voor haar steun- en begeleidingscel overeenkomstig de artikelen 6, § 3, en 8, § 3, alsmede het aantal steun- en begeleidingsadviseurs als bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2° ;2° het aantal techno-pedagogische adviseurs als bedoeld in artikel 5, eerste lid, 1°, dat WBE of de federatie van inrichtende machten voornemens is binnen haar steun- en begeleidingscel in dienst te nemen, en dat toereikend is voor de uitvoering van de opdracht die krachtens artikel 4, eerste lid, 7° op de betrokken adviseurs rust;3° het jaarlijks te indexeren bedrag van de subsidie die WBE of de federatie van inrichtende machten voor haar steun- en begeleidingscel kan ontvangen, met dien verstande dat het bedrag van de subsidie voor het eerste en het laatste kalenderjaar van de overeenkomst kan worden vastgesteld naar rato van de looptijd van de overeenkomst;4° het totale aantal personeelsleden dat WBE of de federatie van inrichtende machten voornemens is in haar steun- en begeleidingscel in dienst te nemen, het profiel van de ambten en de voorgestelde arbeidsvoorwaarden;5° een jaarlijkse raming van de werkingskosten van de steun- en begeleidingscel;6° in voorkomend geval, een verwijzing naar de federatie(s) van inrichtende machten waarmee WBE of de federatie van inrichtende machten voornemens is de in artikel 8, § 3, derde lid bedoelde overeenkomst te sluiten;7° een herinnering aan de voorwaarden en de nadere regels voor de vereffening van de subsidie zoals uiteengezet in artikel 13;8° elk ander element dat de partijen in de overeenkomst als zodanig zouden willen opnemen. Onder " nadere regels en tijdschema voor opvolging en evaluatie " wordt verstaan: 1° een weergave van de procedure voor de evaluatie van de uitvoering van de in artikel16 bedoelde overeenkomst;2° de vaststelling van de datum waarop de jaarlijkse opvolgingsverslagen aan de Regering moeten worden toegezonden;3° de vaststelling van opvolgingsindicatoren op de uitvoering van de overeenkomst onder verwijzing naar lid 2, punten 2 en 3;4° elk ander element dat de partijen in de overeenkomst als zodanig willen opnemen. Onder "de voorwaarden en modaliteiten voor het wijzigen van de overeenkomst" worden verstaan de voorwaarden en de modaliteiten waaronder de partijen volgende elementen overeenkomen te wijzigen 1° de transversale en thematische doelstellingen als bedoeld in het derde lid, 2°.2° de specifieke acties als bedoeld in het derde lid, 3° ;3° het totale aantal personeelsleden bedoeld in het vierde lid, 4° ;4° de in het vierde lid 4, 5° bedoelde geraamde exploitatiekosten;5° elke wijziging van de overeenkomst of overeenkomsten bedoeld in het vierde lid, 6° ;6° de in het vijfde lid, 2° bedoelde datum;7° de in het vijfde lid, 3° bedoelde toezichtindicatoren;8° elk ander element dat de partijen overeenkomen te wijzigen. De partijen kunnen overeenkomen andere bepalingen op te nemen in de overeenkomst zoals bedoeld in het eerste lid. De Regering mag WBE of de federaties van inrichtende machten geen andere dan de in het eerste lid bedoelde opdrachten opleggen. WBE of een federatie van inrichtende machten kan er evenwel mee instemmen om andere opdrachten in de in het eerste lid bedoelde overeenkomst op te nemen, zonder dat het bedrag van de in artikel 12 bedoelde subsidie wordt verhoogd.

Art. 15.§ 1. Een jaarlijks verslag over de uitvoering van de in artikel 14 bedoelde overeenkomst wordt door WBE en de federaties van de inrichtende machten opgesteld en aan de Regering meegedeeld op de in de overeenkomst vastgestelde datum, dat wil zeggen vóór 1 oktober.

Het verslag bedoeld in het eerste lid omvat een balans, een omschrijving van de gebruikte middelen en de acties die in het afgelopen uitvoeringsjaar van de overeenkomst zijn uitgevoerd, alsmede een kwalitatieve en kwantitatieve analyse van de verwezenlijking van de in artikel 14, § 2, tweede lid, bedoelde opdrachten en doelstellingen.

Het verslag, zoals bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van bewijsstukken waaruit blijkt dat de subsidie voor het laatste jaar van uitvoering van de overeenkomst is gebruikt. § 2. De Regering stelt het model vast voor het in paragraaf 1 bedoelde verslag.

Art. 16.Op basis van de in artikel 15 bedoelde verslagen evalueert de Regering de in artikel 14 bedoelde overeenkomst op de einddatum ervan.

De Regering kan ook een tussentijdse evaluatie van de in artikel 14 bedoelde overeenkomst uitvoeren na afloop van de eerste drie jaar van uitvoering. HOOFDSTUK III. - Wijzigingsbepalingen

Art. 17.In artikel 5bis van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van een aantal bepalingen van de onderwijswetgeving worden de paragrafen 2 tot en met 4 vervangen door wat volgt: " § 2. Opdat een orgaan erkenning van de Regering zou krijgen: 1° moet er een samenhang zijn tussen de educatieve en pedagogische projecten van een inrichtende macht die deel uitmaakt van dit orgaan en het educatief project en de belangrijkste assen van het pedagogisch project van dit orgaan;2° het orgaan: a) voorziet in zijn statuten dat de Algemene vergadering is samengesteld: - voor ten minste uit 80% van de aangesloten inrichtende machten of vertegenwoordigers die door verschillende inrichtende machten uit hen zijn gekozen; - maximaal uit 20% van leden die door de eersten gecoöpteerd zijn; b) bepaalt in zijn statuten dat deze algemene vergadering beslist over de wijziging van de statuten, over de vaststelling van het bedrag van de eventuele bijdrage voorzien in overeenstemming met artikel 5 quinquies en over de aanwijzing van de raad van bestuur, die wordt benoemd voor een hernieuwbare periode van maximaal zes jaar;c) zorgt voor de publicatie van de voor zijn leden bestemde informatie, alsmede van de regels voor het lidmaatschap van en de toegang tot de activiteiten, programma's en diensten van het orgaan;d) doet de Regering bij zijn verzoek om erkenning een afschrift toekomen van de toetredingsbesluiten van de aangesloten inrichtende machten, de namen en voornamen van de leden van de verschillende instanties waaruit het is samengesteld, alsmede een afschrift van zijn statuten en reglementen en vervolgens, zodra zij is aangenomen, elke wijziging met betrekking tot deze verschillende elementen;3° de raad van bestuur van het orgaan: a) is samengesteld uit een meerderheid van de leden, gekozen tussen diegenen die bepaald werden in 2°, a), eerste streepje;b) wijst de personen aan die gemachtigd zijn om voor een hernieuwbare periode van maximaal zes jaar de protocollen tot afsluiting van het in artikel 5 bedoelde overleg namens haar te ondertekenen. § 3. De erkenning is geldig voor onbepaalde tijd. § 4. De Regering trekt de erkenning van de vertegenwoordigings- en coördinatieorganen van de inrichtende machten in die niet langer voldoen aan de in de paragrafen 1 en 2 vastgestelde voorwaarden.

De Regering beslist over de procedure voor de erkenning, de weigering van de erkenning en de intrekking van de erkenning.

De procedure zoals bedoeld in het tweede lid voorziet ten minste in de volgende elementen: 1° dat het orgaan uiterlijk op 15 november van het jaar dat voorafgaat aan het eerste jaar van toepassing van de erkenning bij de Regering een aanvraag tot erkenning indient;2° de modaliteiten voor het indienen van de erkenningsaanvraag;3° de mogelijkheid voor het orgaan om in beroep te gaan tegen een beslissing tot weigering of intrekking van de erkenning, alsmede de vormen en termijnen ervan;4° de mogelijkheid om het orgaan in beroep te horen; 5° de termijnen waarbinnen beslissingen over de verlening, weigering of intrekking van de erkenning moeten worden genomen."

Art. 18.In dezelfde wet wordt artikel 5ter vervangen door de volgende tekst: «

Artikel 5ter.§ 1. Elk in artikel 5bis bedoeld vertegenwoordigings- en coördinatieorgaan wordt belast met een algemene opdracht op het gebied van vertegenwoordiging, coördinatie, ondersteuning en begeleiding van de inrichtende machten waarbij het is aangesloten of waarmee het een overeenkomst heeft gesloten, onder de in die overeenkomst bepaalde voorwaarden.

In dit verband sluit elk in artikel 5bis bedoeld vertegenwoordigings- en coördinatieorgaan met de Regering de overeenkomst als bedoeld in artikel 14 van het decreet van 28 maart 2019 betreffende de steun- en begeleidingscellen voor door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs en het statuut van de steun- en begeleidingsadviseurs, en geniet van het de in artikel 12, eerste lid, van dat decreet bedoelde subsidie, onder de bij dat decreet vastgestelde voorwaarden en volgens de daarin vastgestelde modaliteiten."

Art. 19.In dezelfde wet wordt een artikel 5quater ingevoegd dat als volgt luidt: "

Artikel 5quater.WBE is verantwoordelijk voor een algemene vertegenwoordigings-, coördinatie-, ondersteunings- en begeleidingsopdracht van de scholen die zij organiseert en van de scholen waarmee zij een overeenkomst heeft gesloten overeenkomstig artikel 24, § 2, tweede lid, 8°, en dit volgens de in deze overeenkomst bepaalde voorwaarden.

In dit verband sluit WBE met de Regering de overeenkomst als bedoeld in artikel 14 van het decreet van 28 maart 2019 betreffende de steun- en begeleidingscellen voor door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs en het statuut van de steun- en begeleidingsadviseurs, en ontvangt het de in artikel 12, eerste lid, van dat decreet bedoelde subsidie, onder de bij dat decreet vastgestelde voorwaarden en volgens de daarin vastgestelde modaliteiten."

Art. 20.In dezelfde wet wordt een artikel 5quinquies ingevoegd dat als volgt luidt: "

Artikel 5quinquies.Elke inrichtende macht kan van de dotaties of exploitatiesubsidies van de door haar georganiseerde instellingen het bedrag van de bijdrage die zij aan een van de vertegenwoordigings- en coördinatieorganen betaalt, aftrekken. "

Art. 21.In artikel 8 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van een aantal bepalingen van de onderwijswetgeving wordt een vierde lid ingevoegd die als volgt luidt: "Op voorstel van het gezag van een godsdienst of niet-confessionele zedenleer en na advies van de Sturingscommissie die is ingesteld bij het decreet van 27 maart 2002 betreffende de begeleiding van het onderwijssysteem van de Franse Gemeenschap, geeft de Regering een label aan het referentiekader voor cursussen van godsdienst of niet-confessionele zedenleer en legt zij deze ter bevestiging voor aan het Parlement. Bij ontstentenis of vacature van het gezag van een godsdienst of niet-confessionele zedenleer, mits dat wordt aangetoond, wijst het Parlement de leden van een technische groep aan die verantwoordelijk is voor de vaststelling van het referentiekader voor de cursussen godsdienst of niet-confessionele zedenleer. Na zich ervan te hebben vergewist dat zij voldoen aan het geaccrediteerde referentiekader van de relevante cursus godsdienst of niet-confessionele zedenleer, keurt de Regering de programma's van de cursussen godsdienst of niet-confessionele zedenleer goed, in overeenstemming met alle andere lesprogramma's."

Art. 22.In artikel 24, § 2, tweede lid, van dezelfde wet, wordt 8° vervangen door de volgende tekst: "8° indien de school niet is aangesloten bij een orgaan dat de in artikel 5bis bedoelde inrichtende machten vertegenwoordigt en coördineert, een beroep kan doen op externe ondersteunende en begeleidende diensten krachtens een overeenkomst die uiterlijk vier maanden na de oprichting van de instelling of afdeling van de instelling wordt gesloten met een van de in voormeld decreet van 28 maart 2019 bedoelde steun- en begeleidingscellen. Enkel de steun- en begeleidingscel van Wallonie Bruxelles Enseignement kan niet weigeren om de bovenvermelde overeenkomst te ondertekenen. ».

Art. 23.In artikel 15 van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen van kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, worden de woorden « van Titel III van het decreet van 8 maart 2007 betreffende de algemene inspectiedienst, de dienst voor steun en pedagogische begeleiding van het onderwijs, georganiseerd door de Franse Gemeenschap, de pedagogische steun- en begeleidingscellen van het onderwijs, gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap en de statuten van de personeelsleden van de algemene dienst" vervangen door "van Hoofdstuk III van het decreet van 28 maart 2019 betreffende de steun- en begeleidingscellen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse gemeenschap en het statuut van de steun- en begeleidingsadviseurs."

Art. 24.In artikel 21, § 1, tweede lid, van het decreet van 29 juli 1992 houdende organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan worden de woorden "pedagogische adviseurs" vervangen door de woorden "steun- en begeleidingsadviseurs."

Art. 25.In artikel 12 van het decreet van 14 maart 1995 tot bevordering van het welslagen in de basisscholen worden de woorden "van pedagogische animatie" vervangen door de woorden "van de steun- en begeleidingscellen". ».

Art. 26.Aan artikel 5 van het decreet van 24 juni 1996 houdende regeling van de opdrachten, verloven wegens opdracht en terbeschikkingstelling wegens opdracht in het door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, tweede lid, 4° wordt vervangen door wat volgt: "4° van een steun- en begeleidingscel van onderwijs, door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd, die is opgericht bij het decreet van 28 maart 2019 betreffende de steun- en begeleidingscellen voor het door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs, en het statuut van de steun- en begeleidingsadviseurs."; 2° paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt: " § 2.Het totale aantal verlofdagen en het aantal verloven per affectatie voor opdracht die overeenkomstig het eerste lid worden toegekend, worden door de Regering vastgesteld. Deze getallen worden uitgedrukt in volledige opdrachten."

Art. 27.In artikel 6 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt "6° " vervangen door "3° en 5° ";2° in paragraaf 1, wordt het eerste lid aangevuld met een 8° die als volgt wordt geformuleerd: « 8° wordt uitgeoefend via een steun- en begeleidingscel van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs, die is opgericht door het decreet van 28 maart 2019 betreffende de steun- en begeleidingscellen voor het onderwijs dat door de Franse Gemeenschap wordt georganiseerd of gesubsidieerd, en het statuut van de steun- en begeleidingsadviseurs.»;

In paragraaf 4, eerste lid, wordt « 6° » vervangen door « 6° en 8° ».

Art. 28.In artikel 6bis van hetzelfde decreet, zoals ingevoegd bij het decreet van 17 oktober 2013, wordt het eerste lid vervangen door de volgende tekst: "De Regering kan een verlof voor opdracht toekennen aan de in artikel 1 bedoelde personeelsleden die op regelmatige en ononderbroken basis worden ingezet in de steun- en begeleidingscellen zoals bedoeld in artikel 3 van het decreet van 28 maart 2019 betreffende de steun- en begeleidingscellen voor het onderwijs dat door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd wordt en het statuut van de steun- en begeleidingsadviseurs."

Art. 29.In artikel 5 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren wordt 38° vervangen door wat volgt: "38° de steun- en begeleidingscel: een van de steun- en begeleidingscellen bedoeld in het decreet van 28 maart 2019 betreffende de steun- en begeleidingscellen voor het onderwijs dat door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd wordt en het statuut van de steun- en begeleidingsadviseurs. ».

Art. 30.In de artikelen 35, § 2, vierde lid, en 39bis, § 2, tweede lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "van de dienst voor pedagogische raadgeving en begeleiding, de Cellen voor pedagogische raadgeving en begeleiding" vervangen door de woorden "de steun- en begeleidingscellen".

Art. 31.In artikel 67 van hetzelfde decreet, zoals vervangen door het decreet van 13 september 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° In paragraaf 5, tweede lid, worden de woorden "de dienst of de cel voor raadgeving en begeleiding" vervangen door de woorden "de steun- en begeleidingscel" en de woorden "van de dienst voor raadgeving en begeleiding" worden vervangen door de woorden "de steun- en begeleidingscel"; 2° in paragraaf 6, elfde lid, wordt punt c) vervangen door wat volgt: "c) aan de steun- en begeleidingscel, als deze cel heeft deelgenomen aan de ontwikkeling ervan;" 3° in paragraaf 10, tweede lid, worden de woorden "de dienst of de cel voor raadgeving en begeleiding bieden" vervangen door de woorden "de bevoegde steun- en begeleidingscel biedt".

Art. 32.In artikel 68 van hetzelfde decreet, zoals vervangen door het decreet van 13 september 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 4, tweede lid worden de woorden "de dienst of de cel voor raadgeving en begeleiding bieden" vervangen door de woorden "de bevoegde steun- en begeleidingscel";2° in paragraaf 5, eerste lid, worden de woorden "aan de dienst of de cel voor raadgeving en begeleiding bieden" vervangen door de woorden "de bevoegde steun- en begeleidingscel";3° in paragraaf 9, eerste lid, worden de woorden "van de dienst of de cel voor raadgeving en begeleiding bieden" vervangen door de woorden "de bevoegde steun- en begeleidingscel," Art.33. In artikel 2 van het decreet van 27 maart 2002 betreffende de begeleiding van het onderwijsstelsel van de Franse Gemeenschap wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 34.In artikel 3 van hetzelfde decreet wordt een 11bis ingevoegd dat luidt als volgt.: "11bis een label voor te stellen dat de conformiteit weergeeft van het referentiekader van de lessen godsdienst of niet-confessionele zedenleer die haar worden voorgelegd en waarvoor zij, na een met redenen omkleed advies van een commissie van de Algemene Inspectiedienst, die onder meer bestaat uit inspecteurs van de betrokken godsdienst of niet-confessionele zedenleer, volgende elementen vaststelt: 1° hun overeenstemming met Titel II van de Grondwet, in het bijzonder de artikelen 10, 11, 19 en 20 ervan, en met het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, ondertekend te Rome op 4 november 1950, in het bijzonder de artikelen 9 en 14 ervan;2° respect voor het godsdienstonderwijs, zoals bepaald in de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van een aantal bepalingen van de wetgeving inzake onderwijs, met name artikel 8;3° de naleving van de basisvaardigheden, eindvaardigheden en kennis als bedoeld in de artikelen 16, 25 en 35 van het Takendecreet;4° de inachtneming van de artikelen 6, 8, 10, 16, § 3, 24, 34 en 78 van het Takendecreet. Daarnaast brengt de Commissie advies uit over de programmavoorstellen voor cursussen godsdienst en niet-confessionele zedenleer in overeenstemming met de referentiekaders voor erkende cursussen godsdienst of niet-confessionele zedenleer.

In het kader van deze opdracht kan de Commissie een beroep doen op vertegenwoordigers van het gezag van de betrokken godsdienst of van de niet-confessionele zedenleer, als gasten zonder stemrecht. Deze vertegenwoordigers mogen niet rapporteren aan een inrichtende macht. ».

Art. 35.In artikel 13, § 3, van het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het gespecialiseerd onderwijs, het gewoon secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan wordt het derde lid vervangen door wat volgt: "Op beslissing van de coördinerende steun- en begeleidingsadviseur van de betrokken steun- en begeleidingscel kan een steun- en begeleidingsadviseur tijdens zijn of haar diensttijd een opleiding verzorgen. Hij mag echter niet voor deze opleiding worden betaald en mag niet meer dan twintig halve opleidingsdagen geven per schooljaar of per dienstjaar."

Art. 36.In artikel 14 van hetzelfde decreet wordt het tweede lid aangevuld met de volgende zin: "De inrichtende macht van het onderwijs dat door de Franse Gemeenschap georganiseerd wordt of de vertegenwoordigings- en coördinatieorgaan van de inrichtende machten die/dat een opvolgingsverslag moet opstellen op grond van artikel 15 van het decreet van 28 maart 2019 betreffende de steun- en begeleidingscellen voor het onderwijs dat door de Franse Gemeenschap wordt georganiseerd of gesubsidieerd en het statuut van de ondersteunende en begeleidende adviseurs, is in dit geval vrijgesteld van de verplichting om deze evaluatie op te stellen en door te geven."

Art. 37.In artikel 26 § 1, 8° ter, van hetzelfde decreet wordt het woord "pedagogisch" telkens vervangen door de woorden "steun en begeleiding".

Art. 38.In artikel 18, § 1, van het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan voor het personeel van de inrichtingen voor gewoon basisonderwijs wordt het derde lid vervangen door wat volgt: "Op beslissing van de coördinerende steun- en begeleidingsadviseur van de betrokken steun- en begeleidingscel kan een steun- en begeleidingsadviseur tijdens zijn of haar diensttijd een opleiding verzorgen. Hij mag echter niet voor deze opleiding worden betaald en mag niet meer dan twintig halve opleidingsdagen geven per schooljaar of per dienstjaar."

Art. 39.In het decreet van 2 juni 2006 betreffende de externe evaluatie van de verworven kennis van leerlingen van het leerplichtonderwijs en het getuigschrift van basisonderwijs na het lager onderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in artikel 7, eerste lid, worden de woorden ", de dienst voor pedagogische raadgeving en begeleiding van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, de cellen voor pedagogische raadgeving en begeleiding van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs" telkens vervangen door de woorden " en de steun- en begeleidingscellen";2° in artikel 9, § 1, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het eerste lid, wordt het laatste streepje vervangen door wat volgt: "- leden van de steun- en begeleidingscellen, benoemd door de Regering op voordracht van WBE of het coördinatie- en vertegenwoordigingsorgaan waaronder zij ressorteren,";b) in lid 7, 8 en 9, worden de woorden "pedagogische raad en begeleiding" telkens vervangen door de woorden "steun en begeleiding" en de woorden « dienst voor pedagogische raadgeving en begeleiding" worden telkens vervangen door de woorden "steun- en begeleidingscellen";3° In artikel 17, § 1, worden de woorden "dienst voor pedagogische raadgeving en begeleiding" vervangen door de woorden "de steun- en begeleidingscel";4° in artikel 18 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "dienst voor pedagogische raadgeving en begeleiding" vervangen door de woorden "de steun- en begeleidingscel" en de woorden "pedagogische raadgeving en begeleiding" vervangen door de woorden "steun en begeleiding";b) in paragraaf 1, tweede lid, wordt het woord "pedagogisch" telkens vervangen door de woorden "steun en begeleiding", c) in paragraaf 1, wordt het derde lid als volgt vervangen: "De betrokken inspectiediensten en de steun- en begeleidingsadviseurs zorgen ervoor dat deze resultaten worden verwerkt in de bijdragen van hun eigen onderzoeken als onderdeel van hun respectieve opdrachten om het niveau van de studies te beoordelen en om steun en begeleiding te bieden.Zij ondersteunen scholen bij de analyse en exploitatie van de resultaten."; d) in paragraaf 2, wordt "dienst voor pedagogische raadgeving en begeleiding" vervangen door de woorden "de steun- en begeleidingscel" en de woorden "pedagogische raadgeving en begeleiding" worden vervangen door de woorden "steun en begeleiding"; 5° in artikel 22, § 1, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het eerste lid wordt het laatste streepje vervangen door wat volgt: "- een lid van de steun- en begeleidingscel voor het onderwijs dat door de Franse Gemeenschap georganiseerd wordt, aangewezen door de Regering op voorstel van WBE en een of meerdere leden van de steun- en begeleidingscellen, benoemd door de Regering op voorstel van het vertegenwoordigings- en coördinatieorgaan waaronder ze ressorteren."; b) in het vijfde lid worden de woorden "pedagogische raadgeving en begeleiding" telkens vervangen door de woorden "steun en begeleiding";c) in het zesde lid worden de woorden "dienst voor pedagogische raadgeving en begeleiding" vervangen door de woorden "de steun- en begeleidingscel voor het onderwijs, georganiseerd door de Franse gemeenschap" en de woorden "pedagogische raadgeving en begeleiding" worden vervangen door de woorden "steun en begeleiding";6° in de artikelen 36/4, § 1, 36/5/3 en 36/12, § 1, worden de woorden "dienst voor pedagogische raadgeving en begeleiding" telkens vervangen door de woorden "steun- en begeleidingscellen" en de woorden "dienst voor pedagogische raadgeving en begeleiding" worden telkens vervangen door de woorden " steun en begeleiding";7° in artikel 36/5/4 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) In paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "dienst voor pedagogische raadgeving en begeleiding" telkens vervangen door de woorden "steun- en begeleidingscellen" en de woorden "pedagogische raadgeving en begeleiding" worden telkens vervangen door de woorden "steun en begeleiding";b) in paragraaf 1, tweede lid wordt het woord "pedagogisch " vervangen door de woorden "steun en begeleiding";c) in paragraaf 1, wordt het derde lid als volgt vervangen: "De betrokken inspectiediensten en de steun- en begeleidingsadviseurs zorgen ervoor dat deze resultaten worden verwerkt in de bijdragen van hun eigen onderzoeken als onderdeel van hun respectieve opdrachten om het niveau van de studies te beoordelen en om steun en begeleiding te bieden.Zij ondersteunen scholen bij de analyse en exploitatie van de resultaten."; d) paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt: " § 2.Wat betreft de mededeling van de resultaten van de leerlingen van schoolinrichtingen die één per één beschouwd worden, heeft de mededeling aan de steun- en begeleidingscel van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs of de steun- en begeleidingscel van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs, naargelang het geval, slechts betrekking op de inrichtingen die behoren ofwel tot het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, ofwel tot een inrichtende macht aangesloten bij een vertegenwoordigings- en coördinatieorgaan. In dit geval wordt de mededeling onderworpen aan de toestemming van de inrichtende macht. De Regering bepaalt de nadere regels volgens dewelke de inrichtende macht deze toestemming meedeelt."

Art. 40.In artikel 7bis, § 1, van het decreet van 30 juni 2006 betreffende de organisatie van de eerste graad van het secundair onderwijs wordt het laatste lid vervangen door wat volgt: "Ter informatie stellen de Diensten van de Regering een repertorium van praktijken inzake geïndividualiseerd leerplan en instrumenten voor het beheer van de geïndividualiseerde leerplannen die in verschillende scholen efficiënt zijn gebleken, ter beschikking van de opvoedende teams alsook van de steun- en begeleidingscellen, bedoeld bij het decreet van 28 maart 2019 betreffende steun- en begeleidingscellen van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs, en het statuut van Steun- en begeleidingsadviseurs".

Art. 41.Artikel 25 van het decreet van 2 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van directeurs wordt aangevuld door een lid dat als volgt luidt: « De inrichtende macht voor het onderwijs, georganiseerd door de Franse Gemeenschap, elke federatie van inrichtende machten die overeenkomstig artikel 15 van het decreet van 28 maart 2019 betreffende de steun- en begeleidingscellen voor het onderwijs dat door de Franse Gemeenschap wordt georganiseerd of gesubsidieerd, en betreffende het statuut van de steun- en begeleidingsadviseurs, is in dit geval vrijgesteld van de verplichting om het in het eerste lid bedoelde evaluatieverslag op te stellen en in te dienen. ».

Art. 42.In artikel 3, § 8, tweede lid, c), van het decreet van 12 juli 2012 tot regeling van de kwalificatie uitgedrukt in eenheden van leerresultaten (KEL) in het secundair kwalificatieonderwijs en tot wijziging van verschillende bepalingen betreffende het secundair onderwijs worden de woorden "pedagogische adviseurs" vervangen door de woorden « steun- en begeleidingsadviseurs ». HOOFDSTUK IV. - Opheffingsbepalingen

Art. 43.In het decreet van 8 maart 2007 betreffende de algemene inspectiedienst, de dienst voor pedagogische raadgeving en begeleiding van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, de cellen voor pedagogische raadgeving en begeleiding van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs en betreffende het statuut van de personeelsleden van de algemene inspectiedienst en van de pedagogische adviseurs worden geschrapt: 1° artikel 4;2° in Titel I, hoofdstukken III, IV en V omvattende de artikelen 17 tot 25;3° Titel III omvattende de artikelen 149 tot 156. HOOFDSTUK V. - Overgangsbepalingen

Art. 44.Personeelsleden die aan de vooravond van de inwerkingtreding van dit decreet worden aangewezen als pedagogisch adviseur op grond het decreet van 8 maart 2007 betreffende de algemene inspectiedienst, de dienst voor pedagogische raadgeving en begeleiding van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, de cellen voor pedagogische raadgeving en begeleiding van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs en betreffende het statuut van de personeelsleden van de algemene inspectiedienst en van de pedagogische adviseurs behouden het voordeel van hun aanwijzing onder dezelfde voorwaarden, met de hoedanigheid van steun- en begeleidingsadviseur.

De adviseurs zoals bedoeld in het eerste lid die benoemd zijn na 1 september 2017 zijn verplicht binnen drie jaar na de inwerkingtreding van dit decreet de in artikel 10 bedoelde basisopleiding te volgen.

Art. 45.Worden geacht erkend te zijn overeenkomstig dit decreet, op de in artikel 50 vastgestelde datum van inwerkingtreding, de vertegenwoordigings- en coördinatieorganen van de inrichtende machten die erkend zijn overeenkomstig de regels die vóór de inwerkingtreding van dit decreet van toepassing waren.

Art. 46.In 2019 wordt het in artikel 12, tweede lid, bedoelde bedrag bij wijze van afwijking vastgesteld op 3.365.263 euro.

Het in artikel 12, tweede lid, bedoelde bedrag wordt aangevuld met de volgende bedragen: 1° voor het jaar 2021, met 435.850 euro; 2° voor het jaar 2022, met 896.468 euro; 3° voor het jaar 2023, met 1.380.766 euro; 4° voor het jaar 2024, met 1.888.109 euro.

In 2025 wordt het in artikel 12, tweede lid, bedoelde bedrag verhoogd met 2.260.232 euro. Vanaf 2026 is het bekomen bedrag gekoppeld aan de loonstijging, overeenkomstig artikel 12, derde lid.

Art. 47.In afwijking van artikel 5 vijfde lid, wordt gedurende de eerste zes jaar na de inwerkingtreding van dit decreet het aantal steun- en begeleidingsadviseurs die een onderwijstitel moeten hebben, als volgt verdeeld over de verschillende steun- en begeleidingscellen: 1° Raad voor het onderwijs van de Gemeenten en Provincies: 92;2° Raad van de Inrichtende machten van het gesubsidieerd neutraal officieel onderwijs: 31;3° Federatie van de onafhankelijke vrije gesubsidieerde inrichtingen: 5;4° Secretariaat-generaal voor het katholiek onderwijs in de Franse en de Duitstalige Gemeenschap: 177;5° Wallonie-Bruxelles Enseignement : 65.

Art. 48.In afwijking van artikel 6, § 3, worden gedurende de eerste periode van zes jaar na de inwerkingtreding van dit decreet het aantal in artikel 5, eerste lid, 1°, bedoelde steun- en begeleidingsadviseurs, waarvan WBE en elke federatie van inrichtende machten op grond van artikel 6, § 1, eerste lid, 1°, gebruik kunnen maken, als volgt verdeeld: 1° Raad voor het onderwijs van de Gemeenten en Provincies: 62;2° Raad van de Inrichtende machten van het gesubsidieerd neutraal officieel onderwijs: 7;3° Federatie van de onafhankelijke vrije gesubsidieerde inrichtingen: 2;4° Secretariaat-generaal voor het katholiek onderwijs in de Franse en de Duitstalige Gemeenschap: 70;5° Wallonie-Bruxelles Enseignement: 48.

Art. 49.In afwijking van artikel 8, § 3, tweede lid, 1°, wordt voor de eerste periode van zes jaar na de inwerkingtreding van dit besluit de verdeling tussen de verschillende levensbeschouwelijke opleidingen van de functies van de steun- en begeleidingsadviseur vermeld in artikel 5, eerste lid, 3°, als volgt bepaald: 1° niet-confessionele zedenleer: twee ambten;2° katholieke godsdienst: vijf ambten;3° islamitische godsdienst: twee ambten;4° protestantse godsdienst: een ambt;5° orthodoxe godsdienst: een ambt;6° israëlitische godsdienst: een ambt. In afwijking van artikel 8, § 3, tweede lid, 2°, wordt gedurende de eerste periode van zes jaar na de inwerkingtreding van dit decreet het aantal of het aandeel van één voltijdequivalent van de in artikel 5, eerste lid, 3°, bedoelde steun- en begeleidingsadviseurs, waarvan WBE en elke federatie van inrichtende machten kan gebruikmaken, als volgt verdeeld:

WBE

FELSI

CECP

CPEONS

SEGEC

Niet-confessionele zedenleer

8/10

2/10

5/10

5/10

-

katholieke godsdienst

4/10

1/10

2/10

8/10

35/10=3.5 TP

islamitische godsdienst

5/10

1/10

9/10

4/10

1/10

protestantse godsdienst

3/10

1/10

4/10

1/10

1/10

orthodoxe godsdienst

5/10

1/10

1/10

3/10

-

israëlitische godsdienst

7/10

1/10

1/10

1/10

-


HOOFDSTUK VI. - Inwerkingtreding

Art. 50.De artikelen 12 tot en met 21, 34 en 45 treden in werking op 1 april 2019.

Art. 51.Met uitzondering van de bepalingen waarvan de inwerkingtreding wordt bepaald door artikel 50, treedt dit decreet in werking op 1 september 2019.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 28 maart 2019.

De Minister-President, belast met Gelijke kansen en Vrouwenrechten, R. DEMOTTE De Vice-Presidente en Minister van Cultuur en Kind, A. GREOLI De Vice-President, Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor sociale promotie, Onderzoek en Media, J.-Cl. MARCOURT De Minister van Jeugd, Hulpverlening aan de Jeugd, Justitiehuizen, Sport en Promotie van Brussel, belast met het toezicht op de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, R. MADRANE De Minister van Onderwijs, M.-M. SCHYNS De Minister van Begroting, Ambtenarenzaken en Administratieve Vereenvoudiging, A. FLAHAUT _______ Nota Zitting 2018-2019 Stukken van het Parlement. Voorstel tot decreet, n° 779-1 - Commissieamendementen, n° 779-2. Commissieverslag, n° 779-3. - Tekst aangenomen in de commissie, - n° 779-4 - Tekst aangenomen tijdens de plenaire vergadering, n° 779-5 Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. - Vergadering van 27 maart 2019.

^