gepubliceerd op 07 maart 2019
7 FEBRUARI 2019. - Bijzonder decreet tot oprichting van de overheidsinstelling belast met het ambt van inrichtende macht voor het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, TITEL I. - ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1. Voor de toepassing van dit bijzonder decreet wordt ver(...)
7 FEBRUARI 2019. - Bijzonder decreet tot oprichting van de overheidsinstelling belast met het ambt van inrichtende macht voor het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt: TITEL I. - ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.Voor de toepassing van dit bijzonder decreet wordt verstaan onder: 1 ° "door de Gemeenschap georganiseerd onderwijs": elk door de Franse Gemeenschap georganiseerd onderwijs, met uitzondering van het universitair onderwijs, het afstandsonderwijs en de recreatie- en openluchtcentra; 2 ° "zone": organisatorische afdeling van WBE georganiseerd op territoriale basis; 3 ° "wet van 29 mei 1959": wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving; 4. "doorzichtigheidsdecreet" decreet van 9 januari 2003 betreffende de doorzichtigheid, de autonomie en de controle in verband met de overheidsinstellingen, de maatschappijen voor schoolgebouwen en de maatschappijen voor vermogensbeheer die onder de Franse Gemeenschap ressorteren; 5 ° "inrichting": door de Gemeenschap georganiseerde onderwijsinrichting, met inbegrip van psycho-medisch-sociale centra. Voor een goede leesbaarheid van dit bijzonder decreet is het gebruik van mannelijke namen voor de verschillende bekwaamheidsbewijzen en ambten gemeenslachtig, niettegenstaande de bepalingen van het decreet van 21 juni 1993 betreffende de vervrouwelijking van de namen van beroep. Art. 2.§ 1. Er wordt bij de Regering een overheidsinstelling opgericht met rechtspersoonlijkheid onder de benaming "Wallonie Bruxelles Enseignement", hierna afgekort tot "WBE". WBE is de autonome overheidsinstelling waaraan de Franse Gemeenschap, als inrichtende macht van het onderwijs, de in dit decreet in overeenstemming met artikel 24 § 2 van de Grondwet bedoelde competenties delegeert. Zij oefent haar bevoegdheden uit in overeenstemming met de decreten van toepassing op haar in haar hoedanigheid van inrichtende macht, waaronder de bevoegdheden die, in de wetten, decreten en verordeningen aangenomen vóór de inwerkingtreding van dit decreet en die niet aangepast werden rekening houdend met dit decreet, toegeschreven worden aan de Regering, de bevoegde minister of ambtenaren van de diensten van de Regering in het kader van de competenties van de inrichtende macht. Zij bezit alle voorrechten en toeschrijvingen van een inrichtende macht, noodzakelijk of nuttig voor de uitoefening van haar opdrachten. Ze kan inzonderheid andere rechtspersonen samenstellen of participaties nemen in kapitaal als ze nuttig zijn voor de uitoefening van haar opdrachten als inrichtende macht. § 2. In afwijking van paragraaf 1, vanaf 1 januari 2020, hebben de raden van bestuur van hogescholen en directeurs van hogere kunstscholen de bevoegdheid om de leden van hun onderwijzend personeel tijdelijk aan te stellen en in vast verband te benoemen. De directeurs van de hogere kunstscholen vertrouwen het mandaat van de lectoren toe. Vóór 1 januari 2020, worden de procedures voor tijdelijke aanstelling en vaste benoeming van het onderwijzend personeel van de hogescholen, nu bepaald bij het decreet van 24 juli 1997, aangepast door een decreet genomen bij de gewone meerderheid ter uitvoering van het eerste lid. Vóór 1 januari 2020, worden de procedures voor tijdelijke aanstelling en vaste benoeming van het onderwijzend personeel van de hogere kunstscholen, nu bepaald bij het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten), aangepast door een decreet genomen bij de gewone meerderheid ter uitvoering van het eerste lid. Art. 3.Tenzij dit bijzondere decreet daarvan afwijkt, is het doorzichtigheidsdecreet op WBE van toepassing. Art. 4.De administratieve niveaus van het onderwijs georganiseerd door de Gemeenschap zijn: 1 ° WBE 2 ° inrichtingen. WBE is gestructureerd op twee niveaus: 1 ° het centrale niveau; 2 ° het zonale niveau voor het onderwijs georganiseerd door de Gemeenschap buiten de hogescholen en de hogere kunstscholen en het niveau van het Verenigd College van het Hoger Onderwijs voor het onderwijs georganiseerd door de Gemeenschap in de hogescholen en de hogere kunstscholen. TITEL II. - DE ORGANISATIE VAN WBE HOOFDSTUK I. - CENTRAAL NIVEAU Afdeling I. - De WBE-Raad Onderafdeling I. - Samenstelling
Art. 5.§ 1. De WBE-Raad bestaat uit achttien bestuurders die hun burgerlijke en politieke rechten genieten: 1 ° zes bestuurders worden benoemd door het Parlement van de Franse Gemeenschap; 2 ° twee bestuurders worden benoemd door het Waals Parlement vanwege hun expertise inzake de competenties van het Waalse Gewest; 3 ° één bestuurder wordt benoemd door het Parlement van de Franse Gemeenschapscommissie vanwege zijn expertise in de competenties van COCOF; 4. zeven bestuurders die de in paragraaf 3, alinea 2 genoemde categorieën vertegenwoordigen, worden gekozen door een college bestaande uit leden van de Zoneconferenties en het Verenigd College van het Hoger Onderwijs; 5 ° één lid van de vereniging van vertegenwoordigers van ouders van het officiële onderwijs; 6 ° één vertegenwoordiger van de representatieve organisaties van studenten op gemeenschapsniveau.
De in lid 1, 1°, 2° en 3° bedoelde bestuurders, worden via het systeem van de evenredige vertegenwoordiging benoemd door erkende politieke fracties in hun respectieve samenstellingen volgens de D'Hondt-methode.
Bestuurders worden verkozen of aangewezen voor de duur van de legislatuur binnen vier maanden na de vernieuwing van het Parlement.
De ambtstermijn van de bestuurders loopt af op de dag van de benoeming van hun opvolgers.
De WBE-Raad bedraagt ten minste een derde van elk geslacht.
De WBE-Raad kan niet bestaan uit een meerderheid van WBE-leerkrachten of -schooldirecteurs.
De WBE-Raad wordt voorgezeten door een voorzitter gekozen uit de bestuurders bedoeld in lid 1, 1 °. Hij heeft beslissende stem. § 2. Indien, met toepassing van paragraaf 1, lid 1, 1 °, een erkende politieke fracties in het Parlement niet over een bestuurder in de WBE-Raad beschikt, wordt de fractie vertegenwoordigd door een waarnemer aangewezen door het Parlement.
Onder de bestuurders gekozen met toepassing van paragraaf 1, lid 1, 1 °, hebben er twee hun woonplaats op het grondgebied van het tweetalige Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en vier op het grondgebied van het Franse taalgebied. § 3. Iedereen kan kandidaat zijn voor de vertegenwoordiging van de categorie waaruit hij is voortgekomen in het kader van de verkiezing bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 4 °.
De categorieën waarnaar wordt verwezen in lid 1 zijn de volgende: 1 ° hogescholen en hoger kunstonderwijs; 2 ° onderwijs voor sociale promotie; 3 ° gespecialiseerd basis- en secundair onderwijs; 4 ° basis- en secundair leerplichtonderwijs.
Het college bestaande uit leden van de Zoneconferenties en van het Verenigd College van het hoger onderwijs kiest een bestuurder onder de kandidaten van de categorie bedoeld in lid 1, 1 °, een bestuurder onder de kandidaten van de categorie bedoeld in lid 1, 2 °, een bestuurder onder de kandidaten van de categorie bedoeld in lid 1, 3 ° en vier bestuurders onder de kandidaten van de categorie vermeld in lid 1, 4°.
Art. 6.Indien een erkende fractie in de loop van een legislatuur niet langer over een voldoend aantal bestuurders beschikt krachtens artikel 5, § 1, lid 1, 1°, 2° en 3°, benoemt het betrokken Parlement, op verzoek van zijn vertegenwoordigers, in zijn midden, het vereiste aantal bestuurders.
In geval van afwezigheid of langdurige verhindering van een door het Parlement aangewezen bestuurder voor meer dan drie maanden kan het betrokken Parlement zijn ambtstermijn beëindigen en hem vervangen, met inachtneming van de in artikel 5, § 1, lid 1, 1°, 2° en 3°, vastgestelde voorwaarden voor vertegenwoordiging.
Wanneer een van de bestuurders bedoeld in artikel 5, § 1, eerste lid, 4°, zijn mandaat niet kan voortzetten, wordt hij opgevolgd door degene die op het ogenblik van de laatste verkiezing de hoogste plaats innam op de lijst van niet-verkozen kandidaten in zijn categorie.
Indien één van de bestuurders bedoeld in artikel 5, § 1, lid 1, 5° en 6°, zijn mandaat niet kan voortzetten, benoemt de auteur van zijn benoeming zijn vervanger.
De opvolgers voltooien de ambtstermijn van hun voorganger.
Art. 7.De hoedanigheid van bestuurder is onverenigbaar met: 1° de hoedanigheid van lid van een Regering, van staatssecretaris van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en van lid van een ministerieel kabinet;2° de hoedanigheid van lid van een Europese, federale, communautaire en regionale wetgevende vergadering;3° de hoedanigheid van provinciale of administratief arrondissementsgouverneur, arrondissementscommissaris en provinciaal gedeputeerde;4° de hoedanigheid van burgemeester, schepen of voorzitter van OCMW en de hoedanigheid van lid van het kabinet van een van deze mandaathouders;5° de hoedanigheid van personeelslid van het algemeen bestuur Onderwijs van het ministerie van de Franse Gemeenschap, de inspectie- en sturingsdiensten van scholen en PMS-centra;6° de uitoefening van elk ambt dat een persoonlijk of functioneel belangenconflict kan doen ontstaan als gevolg van de uitoefening van het ambt of het hebben van belangen in een maatschappij, instelling, organisatie of inrichtende macht die een activiteit op het gebied van onderwijs of beroepsopleiding uitoefent in directe concurrentie met die van WBE;7° het lidmaatschap van een orgaan dat de beginselen van de democratie, zoals met name vastgelegd in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden en de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd, niet eerbiedigt;8° de hoedanigheid van externe adviseur of vaste consultant van WBE;9° de hoedanigheid van lid van een Zoneconferentie of van het Verenigd College van het hoger onderwijs;10° de hoedanigheid van verantwoordelijke, vaste vertegenwoordiger of vaste afgevaardigde van een vakbondsorganisatie die de professionele belangen van het onderwijzend personeel verdedigt.
Art. 8.De administrateur-generaal van WBE heeft adviserende stem in de WBE-Raad. Hij kan zich laten bijstaan door elke persoon die hij aanwijst of, in geval van afwezigheid of verhindering, vervangen worden door een personeelslid van de WBE-instelling.
Eenieder die als deskundige wordt uitgenodigd om zitting te hebben in de WBE-Raad, heeft raadgevende stem.
Onderafdeling II. - Statuut van de bestuurders
Art. 9.Elke bestuurder verbindt zich ertoe het Handvest van de WBE-bestuurder dat hij bij zijn installatie ondertekent, in acht te nemen. Zijn verkiezing heeft pas uitwerking met ingang van de datum van deze ondertekening. Het Handvest van de WBE-bestuurder, dat de verplichtingen bepaalt die bij de uitoefening van het mandaat in acht moeten worden genomen, maakt het voorwerp uit van een besluit van de Regering, met in bijlage de inhoud van het Handvest.
Het Handvest van de WBE-bestuurder moet ten minste de volgende verbintenissen bevatten: 1 ° de eerbiediging van de legaliteit, de beheersovereenkomst en meer in het algemeen de uitvoering van de openbare dienstopdrachten van WBE, met de voortdurende zorg om de openbare en neutrale aard van het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap te waarborgen; 2 ° het inachtnemen van de belangen van WBE en de Franse Gemeenschap in de uitoefening van de inrichtende macht van de opdrachten die bij of krachtens dit bijzonder decreet tot WBE gedelegeerd worden, waarbij deze belangen de overhand in alle omstandigheden over de directe of indirecte persoonlijke belangen van de bestuurder moeten hebben; 3 ° toezicht houden op de effectieve werking van de organen van WBE; 4 ° rekening houden met de legitieme verwachtingen van alle WBE-partners (leerlingen, studenten, ouders, personeelsleden, onderwijsinrichtingen, leveranciers en schuldeisers); 5 ° de naleving van de preventieve en repressieve regels met betrekking tot handel met voorkennis; 6 ° de eigen ontwikkeling van professionele competenties bij het uitvoeren van zijn opdracht.
De Regering en het Parlement ontvangen afschrift van de handvesten die door de bestuurders zijn ondertekend.
Art. 10.Bij ernstige fout of nalatigheid bij de uitoefening van hun mandaat voor handelingen of gedragingen onverenigbaar met de uitoefening ervan, bij onrechte afwezigheid op meer dan drie vergaderingen tijdens hetzelfde jaar, en in het geval van overtreding van de bepalingen van het Handvest van de WBE-bestuurder, kunnen één of meer bestuurders door het Parlement herroepen worden op elk moment, mits met redenen omkleed voorstel van de WBE-Raad of op verzoek van de Regering, geformuleerd na het horen van de betrokken persoon of personen.
In geval van ernstige schending van het algemeen belang, van de openbare dienstopdracht van WBE of van de beheersovereenkomst, kan de Regering zes maanden na de ingebrekestelling door de WBE-Raad voorstellen om alle bestuurders te ontslaan aan het Parlement dat erover zal beraadslagen en een beslissing nemen.
Het herroepen lid (de herroepen leden) kan (kunnen) niet herkozen worden.
Onderafdeling III. - Competenties
Art. 11.§ 1. De WBE-Raad oefent alle bevoegdheden uit van inrichtende macht op de manier die bij dit decreet is vastgelegd. § 2. De WBE-Raad kan de competenties van inrichtende macht doorgeven aan het zonaal niveau of aan het Verenigd College voor het Hoger Onderwijs die hem niet zijn voorbehouden vanwege paragraaf 3. Hij zorgt ervoor dat binnen WBE geleidelijk iedere competentie van inrichtende macht overgedragen worden naar het meest efficiënte niveau en streeft naar een evenwichtige verdeling van de middelen die nodig zijn voor de uitvoering van de beslissingen van de zones en van het Verenigd College voor het Hoger Onderwijs.
Vanaf 1 januari 2020 en uiterlijk 31 augustus 2020 zal de WBE-Raad de uitoefening van de volgende bevoegdheden van inrichtende macht overgedragen hebben: 1 ° naar het zonale niveau: a) de aanwijzing van de personeelsleden van de inrichtingen;b) de beslissingen over netoverschrijdende samenwerkingsbanden. 2 ° naar het Verenigd College voor het Hoger Onderwijs: a) het bepalen van de keuzen van het algemene beleid van de hogescholen en de hogere kunstscholen en de vaststelling van gemeenschappelijke prioriteiten voor actie, rekening houdend met educatieve, juridische, administratieve en financiële beperkingen, inzonderheid met betrekking tot de partnerschappen tussen inrichtingen, de samenhang van opleidingsvoorzieningen, globaal infrastructuurbeheer en communicatie;b) de organisatie van partnerschappen met het leerplichtonderwijs, het universitair onderwijs en het onderwijs voor sociale promotie;c) de formulering van voorstellen voor de aanneming en wijziging van decreten en besluiten tot regeling van de organisatie van het onderwijs georganiseerd door de Gemeenschap in de hogescholen en de hogere kunstscholen; Bij gebreke daaraan wordt hij geacht het te hebben gedaan. § 3. De volgende competenties van de inrichtende macht zijn aan de WBE-Raad voorbehouden: 1 ° de goedkeuring van de beheersovereenkomst bedoeld in artikel 36 en de wijzigingen daarvan; 2 ° de formulering van het voorstel van personeelsstatuut van WBE en de amendementen daarop; 3 ° in het kader van de competenties van inrichtende macht van WBE en onverminderd de bevoegdheid van het Verenigd College voor het Hoger Onderwijs, de goedkeuring en wijziging van de regels die door de Regering zijn vastgesteld met betrekking tot de organisatie van het onderwijs georganiseerd door de Gemeenschap. De regels bepaald door de WBE-Raad worden in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt; 4 ° de formulering van het voorstel om de algemene bestuurder te benoemen en te ontslaan overeenkomstig de procedures vastgesteld bij of krachtens dit bijzonder decreet; 5 ° de goedkeuring van de begroting en de jaarrekening van WBE; 6 ° het bepalen van het kader van het personeel van de WBE-instelling; 7 ° de oprichting en wijziging van zones; 8 ° de algemene coördinatie van de verschillende administratieve niveaus van het onderwijs georganiseerd door de Gemeenschap; 9° onverminderd de competenties van het Verenigd College voor het Hoger Onderwijs, de algemene coördinatie van het onderwijsaanbod en de synergiën tussen het leerplichtonderwijs, het hoger onderwijs en het onderwijs voor sociale promotie;10° o nverminderd de competenties van het Verenigd College voor het Hoger Onderwijs, de algemene sturing van het aanbod en de programmering van het onderwijs en de samenwerking met de andere onderwijsnetwerken. Onderafdeling IV. - Werking
Art. 12.De WBE-Raad verkiest een voorzitter en twee ondervoorzitters.
De voorzitter en één van de ondervoorzitters worden verkozen uit de bestuurders bedoeld in artikel 5, § 1, 1°. Zij krijgen hun mandaat van verschillende erkende politieke fracties.
De andere ondervoorzitter wordt verkozen uit de bestuurders bedoeld in artikel 5, § 1, 4°.
De voorzitter en de ondervoorzitters benoemen elk een plaatsvervanger uit de leden van de WBE-Raad.
De voorzitter, de ondervoorzitters en de algemene bestuurder vormen een bureau, dat verantwoordelijk is voor het onderzoek van de aan de WBE-Raad voor te leggen dossiers en de opdrachten die deze laatste door de Raad werden toevertrouwd. »
Art. 13.De WBE-Raad komt bijeen op bijeenroeping van zijn voorzitter, hetzij op eigen initiatief, hetzij wanneer minstens een kwart van de bestuurders erom schriftelijk verzoekt.
De WBE-Raad beraadt zich alleen op geldige wijze als minstens de helft van de bestuurders aanwezig is.
Onverminderd de regels van verschillende meerderheid waarin dit bijzondere decreet voorziet, worden de beslissingen van de WBE-Raad genomen bij volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Bij staking van stemmen heeft de voorzitter beslissende stem.
Art. 14.De WBE-Raad stelt een organiek reglement vast dat de manier bepaalt waarop hij zijn bevoegdheden uitoefent. Het wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
Het bevat de volgende minimumregels: 1 ° de overheidsinstelling handelt via haar beheersorganen en de leden van deze organen doen geen persoonlijke toezeggingen aan de toezeggingen van deze organen; 2 ° de bestuurders vormen een college, maar in zaken die worden gerechtvaardigd door dringende noodzaak en door het maatschappelijk belang, en voor zover de regels van de WBE-Raad dit toestaan, kunnen de beslissingen van de raad van bestuur met unanieme en geschreven instemming van de bestuurders genomen worden.
Deze procedure kan echter niet worden gebruikt voor de aanneming van genoemd reglement, de benoeming van de president en de ondervoorzitters, voor de afsluiting van de jaarrekening, voor het gebruik van het kapitaal of voor enig ander geval dat het reglement van de WBE-Raad als uitzondering zou willen beschouwen; 3° een procedure om de WBE-Raad en de regeringscommissarissen op de hoogte te brengen van een belangenconflict bij een van de bestuurders, alsook de mogelijkheid voor WBE om in strijd met deze bepaling genomen beslissingen nietig te verklaren wanneer de andere partij van deze omstandigheid op de hoogte was of had moeten zijn; 4 ° de bestuurders zijn persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk wanneer een beslissing genomen in overeenstemming met de in 3° uiteengezette beginselen hen of één van hen een onrechtmatig financieel voordeel heeft opgeleverd ten nadele van de overheidsinstelling; 5 ° in welke mate en onder welke voorwaarden een uitgave die door een van de bestuurders in de uitoefening van zijn ambt is gedaan, door de WBE kan worden vergoed, alsmede de opstelling door elke bestuurder van een jaarverslag waarin de kosten worden uiteengezet die hij in de uitoefening van zijn ambt heeft gemaakt.
Art. 15.De WBE-Raad zendt de Regering en het Parlement uiterlijk op 30 september een jaarlijks activiteitenverslag over het voorgaande kalenderjaar toe.
Dit verslag vermeldt inzonderheid de stappen die WBE heeft ondernomen om haar opdrachten van inrichtende macht, de doelstellingen van de beheersovereenkomst en ontwikkelingsplan en de toekomstperspectieven te verwezenlijken.
Dit verslag moet een hoofdstuk bevatten over de implementatie van artikel 11, § 2.
Dit verslag verleent ook informatie over de uitvoering van de maatregelen om de evenwichtige deelname van vrouwen en mannen aan WBE-organen en de genderverdeling van de toegewezen mandaten te bevorderen.
Het jaarlijkse activiteitenverslag is op aanvraag beschikbaar. Afdeling II. - De WBE-algemeen bestuurder
Onderafdeling I. - Statuut van de WBE-algemeen bestuurder
Art. 16.De WBE-Raad integreert het ambt van algemeen bestuurder binnen het WBE-personeelskader.
Art. 17.Op voorstel van de WBE-Raad benoemt de Regering de WBE-algemeen bestuurder, met inachtneming van de volgende procedure: 1 ° de Regering bepaalt het ambtsprofiel van de WBE-algemeen bestuurder op voorstel van de WBE-Raad. Het ambtsprofiel omvat de precieze definitie van de algemene beheersopdrachten en de algemene doelstellingen die moeten worden bereikt; 2 ° de Regering maakt een oproep tot het indienen van kandidaturen bij het Belgisch Staatsblad bekend en via elk geschikt publicatiekanaal;
Deze oproep vereist het indienen van een beheersplan door elke kandidaat; 3 ° een college van vier externe deskundigen aangewezen door de WBE-Raad, geeft de WBE-Raad binnen een maand advies over elke aanvraag; 4 ° na het advies van dit college, selecteert de WBE-Raad een maximum van drie kandidaten binnen een maand en gaat over tot hun hoorzitting, volgens de voorwaarden die hij bepaalt; 5 ° de WBE-Raad dient zijn voorstel in bij de Regering in de maand van de laatste hoorzitting; 6 ° de Regering benoemt de WBE-algemeen bestuurder binnen twee maanden na ontvangst van het voorstel van de WBE-Raad.
Art. 18.§ 1. Het mandaat van de WBE-algemeen bestuurder verloopt op 30 juni van het jaar volgend op het jaar waarin de beëdiging van leden van een nieuwe Regering plaatsvond onmiddellijk na de vernieuwing van het Parlement.
De WBE-algemeen bestuurder stopt automatisch met het vervullen van zijn opdrachten op de vervaldatum. Bij ontstentenis van een nieuwe mandaathouder op dat moment wordt de huidige ambtstermijn verlengd tot de benoeming van de opvolger. § 2. De WBE-algemeen bestuurder wordt halverwege en aan het einde van de ambtstermijn beoordeeld tussen de twaalfde en de zesde maand vóór het verstrijken van de ambtstermijn. Deze evaluatie wordt uitgevoerd door een college van vier onafhankelijke deskundigen die door het Parlement zijn aangesteld. Ze wordt vervolgens goedgekeurd door de WBE-Raad.
In het geval van een ongunstige evaluatie, beraadslaagt en beslist de Regering over het behoud van de WBE-algemeen bestuurder in zijn ambt of ontslag, na hem gehoord te hebben.
In het geval dat de evaluatie aan het einde van het eerste mandaat gunstig is, kan de Regering het mandaat van de vertrekkende WBE-algemeen bestuurder binnen twee maanden na het voorstel van de WBE-Raad in die zin hernieuwen.
Art. 19.Onverminderd artikel 18, ontslaat de Regering de WBE-algemeen bestuurder op eensluidend advies van de WBE-Raad, handelend met een tweederde meerderheid en uitgebracht nadat de WBE-Raad de belanghebbende heeft gehoord.
Onderafdeling II. - Competenties
Art. 20.De WBE-algemeen bestuurder helpt de WBE-Raad.
Hij voert de beslissingen van de WBE-Raad onder zijn controle uit en brengt hierover verslag op de wijze die hij vaststelt en ten minste elk kwartaal van de uitvoering ervan.
Hij heeft de leiding van het personeel van WBE. Hij neemt het dagelijks beheer van WBE waar. Daartoe, kan hij alle daden van bewaring uitvoeren, alle uitvoeringshandelingen van de beslissingen genomen door de WBE-Raad, evenals de daden die, vanwege hun belang of de gevolgen die zij voor WBE impliceren, geen uitzonderlijk karakter, noch een verandering in het administratieve beleid vertegenwoordigen en de uitvoering van de lopende zaken van WBE vormen, uitoefenen.
Hij zorgt ook voor de uitvoering van alle andere opdrachten die hem door de WBE-Raad zijn toevertrouwd. Afdeling III. - Directeuren-generaal en directiecomité
Onderafdeling I. - Directeuren-generaal
Art. 21.De WBE-Raad integreert de ambten van directeur-generaal binnen het WBE-personeelskader. Hij bepaalt het aantal, de ambten en de toewijzingen ervan op voorstel van de WBE-algemeen bestuurder.
Art. 22.De directeuren-generaal worden door de WBE-Raad benoemd mits inaanmerkingneming van de volgende procedure: 1 ° op voorstel van de algemeen bestuurder beslist de WBE-Raad over het ambtsprofiel en het opdrachtblad voor elk ambt van directeur-generaal. Dit blad bevat de nauwkeurige bepaling van de algemene beheeropdrachten en de te bereiken doelstellingen; 2 ° voor elk ambt van directeur-generaal, lanceert de WBE-Raad een interne en externe oproep tot kandidaturen die in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt en via elk geschikt publicatiekanaal.
Deze oproep vereist het indienen van een beheersplan door elke kandidaat; 3 ° voor elk ambt van directeur-generaal verstrekt een college bestaande uit de WBE-algemeen bestuurder en vier externe deskundigen die door de WBE-Raad zijn aangewezen, aan het in het tweede lid van artikel 12 bedoelde bureau een advies over elke kandidatuur, binnen één maand; 4 ° voor elk ambt van directeur-generaal, na advies van het college bedoeld in 3 °, legt het bureau bedoeld in artikel 12, tweede lid, een voorselectie voor van maximaal drie kandidaten voor aan de WBE-Raad; 5 ° voor elk ambt van directeur-generaal benoemt de WBE-Raad een directeur-generaal binnen een maand na ontvangst van de voorselectie van kandidaten.
Art. 23.§ 1. De ambtstermijn van directeur-generaal verstrijkt op 30 september van het jaar volgend op het jaar waarin de beëdiging van de leden van een nieuwe Regering plaatsvond onmiddellijk na de vernieuwing van het Parlement.
De directeur-generaal stopt met het uitvoeren van zijn opdrachten op de vervaldatum. Indien er op dat moment nog geen nieuwe vertegenwoordiger werd aangesteld, wordt het dan lopende mandaat verlengd tot de benoeming van een opvolger. § 2. De directeur-generaal wordt geëvalueerd halverwege en aan het einde van zijn mandaat tussen de twaalfde en de zesde maand vóór het einde van zijn mandaat. De directeur-generaal wordt geëvalueerd door een college bestaande uit de WBE-algemeen bestuurder en vier externe deskundigen, benoemd door de WBE-Raad.
In geval van een ongunstige evaluatie, beraadslaagt en beslist de WBE-Raad over het behoud van de directeur-generaal in zijn ambt of over zijn ontslag, na hem gehoord te hebben.
In het geval dat de evaluatie op het einde van de termijn gunstig is, kan de WBE-Raad de termijn van de vertrekkende directeur-generaal verlengen.
Art. 24.Een directeur-generaal kan slechts worden ontslagen door een beslissing van twee derden van de leden van de WBE-Raad en na door deze te zijn gehoord.
Onderafdeling II. - Het directiecomité
Art. 25.De directeuren-generaal maken, samen met de algemeen bestuurder, deel uit van het WBE- directiecomité.
Het WBE directiecomité steunt de algemeen bestuurder bij de coördinatie van de uitvoering van de beheersovereenkomst en bij de uitvoering van de beslissingen van de WBE-Raad. HOOFDSTUK II. - HET ZONALE NIVEAU VOOR HET DOOR DE GEMEENSCHAP GEORGANISEERD ONDERWIJS BUITEN HOGESCHOLEN EN HOGERE KUNSTSCHOLEN Afdeling I. - Algemene bepalingen
Art. 26.Met uitzondering van de hogescholen en de hogere kunstscholen, wordt een zonaal niveau binnen WBE opgericht.
Het zonale niveau bestaat uit een zoneconferentie, een coördinator en andere ambten waarin het kader voorziet, evenals een zonedirectiecomité.
Het zonale niveau is verantwoordelijk voor de uitoefening van de bevoegdheden die het in uitvoering van artikel 11, lid 2, heeft gekregen. Afdeling II. - Zonecoördinator en zonedirectiecomité
Onderafdeling I. - De zonecoördinator
Art. 27.De WBE-Raad integreert het ambt van zonecoördinator binnen het WBE-personeelskader. Hij bepaalt de ambten en toewijzingen op voorstel van de algemeen bestuurder.
Het ambt van zonecoördinator is het hoogste administratieve ambt binnen de zone. Het wordt binnen elke zone opgericht onder het hiërarchische gezag van de algemeen bestuurder en het directiecomité.
De zonecoördinator coördineert en implementeert de beheersovereenkomst en voert de beslissingen van de WBE-Raad op zonaal niveau uit.
Onderafdeling II. - Zonedirectiecomité
Art. 28.De zonecoördinator maakt deel uit van het zonedirectiecomité waarvan de samenstelling door de WBE-Raad wordt bepaald.
Het zonedirectiecomité staat de zonecoördinator bij bij de coördinatie van de uitvoering van de beheersovereenkomst en bij de uitvoering van de beslissingen van de WBE-Raad op het zonale niveau. Afdeling III. - Zoneconferentie
Art. 29.Binnen elke zone wordt een Zoneconferentie van twaalf leden ingesteld: 1° acht leden vertegenwoordigen de onderwijsinstellingen die zich op het grondgebied van de zone bevinden; 2 ° een lid aangewezen door de ouderverenigingen van de WBE-inrichtingen; 3 ° drie leden worden gecoöpteerd door de leden bedoeld in 1 ° en 2 °, twee omwille van hun pedagogische deskundigheid en één vanwege zijn deskundigheid op het gebied van de beroepsopleiding.
De leden bedoeld in lid 1, 1 [00cc], worden verkozen door de directeuren van de inrichtingen van de zone in verhouding tot de schoolbevolking van de verschillende soorten en niveaus van onderwijs.
Minstens één lid komt uit de psycho-medisch-sociale centra. Kandidaten zijn kandidaten voor de vertegenwoordiging van een van de onderwijstypen georganiseerd in de zone.
Art. 30.De zoneconferentie brengt op verzoek van de zonecoördinator, de WBE-Raad of op eigen initiatief, adviezen uit over vragen die relevant zijn voor de zone. HOOFDSTUK III. - NIVEAU VAN HET VERENIGD COLLEGE VOOR HET ONDERWIJS GEORGANISEERD DOOR DE GEMEENSCHAP IN HOGESCHOLEN EN HOGERE KUNSTSCHOLEN GEORGANISEERD DOOR DE GEMEENSCHAP Het Verenigd college van het Hoger Onderwijs
Art. 31.§ 1. Binnen WBE wordt een Verenigd college van het Hoger Onderwijs opgericht.
Het Verenigd college van het Hoger Onderwijs bestaat uit de directeurs-voorzitters van de hogescholen en de directeurs van de hogere kunstscholen.
Het Verenigd college van het Hoger Onderwijs neemt zijn huishoudelijk reglement aan. Het bepaalt dat het Verenigd college van het Hoger Onderwijs ten minste tweemaal per jaar bijeenkomt en voorgezeten wordt door een directeur-voorzitter van de hogescholen en een directeur van de hogere kunstscholen. De duur van het mandaat is vastgelegd in het huishoudelijk reglement. Het wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de WBE-Raad.
De WBE-algemeen bestuurder neemt er een adviserend ambt op. § 2. Het Verenigd college van het Hoger Onderwijs is belast met de uitoefening van de bevoegdheden die hem krachtens artikel 11, § 2 zijn verleend.
Het adviseert over zaken die van direct belang zijn voor het hoger onderwijs op verzoek van de WBE-Raad of op eigen initiatief. § 3. In het kader van de uitoefening van zijn opdrachten kan het Verenigd college van het Hoger Onderwijs het advies vragen aan het College van de voorzittende directeurs als bedoeld in artikel 79 van het decreet van 5 augustus 1995 tot vaststelling van de algemene organisatie van het hoger onderwijs in de hogescholen en het College van directeurs bedoeld in artikel 34 van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten). HOOFDSTUK IV. - HET PERSONEEL VAN WBE
Art. 32.De Regering bepaalt het administratieve en geldelijke statuut van de personeelsleden van de WBE-instelling op voorstel van de WBE-Raad.
Art. 33.De WBE-Raad organiseert, op voorstel van de algemeen bestuurder, de procedures voor de oproep tot het indienen van kandidaturen en de selectie van personeel.
Art. 34.WBE kan een beroep doen op contractuele personeelsleden: 1° om tegemoet te komen aan uitzonderlijke en tijdelijke personeelsbehoeften, of het nu gaat om de uitvoering van tijdelijke acties of om een uitzonderlijke toename van de werklast; 2 ° de vervanging van personeel in geval van totale of gedeeltelijke afwezigheid, ongeacht het of in dienstactiviteit is of niet, wanneer de duur van de afwezigheid een vervanging impliceert en waarvan de nadere regels in het statuut zijn vastgelegd; 3 ° het uitvoeren van ondersteunende of specifieke taken, waarvan de lijst door de Regering wordt opgesteld; 4 ° voorzien in de uitvoering van taken waarvoor speciale kennis of ruime ervaring op hoog niveau vereist is, die beide relevant zijn voor de uit te voeren taken.
Art. 35.Houders van ambten die onder een mandaat van dit bijzonder decreet vallen, worden aangeworven onder de tijdelijke statutaire regeling. HOOFDSTUK V. - BEHEERSOVEREENKOMST
Art. 36.§ 1. De WBE-Raad en de Franse Gemeenschap sluiten een beheersovereenkomst. Op 30 september van het jaar volgend op het jaar waarin de leden van een nieuwe Regering zijn beëdigd als rechtstreeks gevolg van de vernieuwing van het parlement, wint de Regering het advies in van het Parlement over de samenstellende elementen van de volgende beheersovereenkomst, zoals voorgesteld in een gedetailleerde intentienota.
Op 30 november brengt het Parlement advies uit aan de Regering.
Op 31 december van het jaar volgend op het jaar waarin de leden van een nieuwe Regering werden beëdigd als rechtstreeks gevolg van de vernieuwing van het Parlement, laat de WBE-algemeen bestuurder die na de tenuitvoerlegging van artikel 18, lid 1, is benoemd, de Regering een ontwerpbeheersovereenkomst toekomen.
De Regering legt de laatste hand aan het beheerscontract met WBE, rekening houdend met het advies van het Parlement. § 2. De beheersovereenkomst loopt op af 30 juni van het tweede jaar volgend op het jaar waarin de leden van een nieuwe Regering werden beëdigd als rechtstreeks gevolg van de vernieuwing van het Parlement.
Indien aan het einde van een beheersovereenkomst geen nieuwe beheersovereenkomst wordt gesloten, wordt de lopende beheersovereenkomst automatisch met een jaar verlengd. Aan het einde van de verlenging, indien geen nieuwe beheersovereenkomst wordt gesloten, stelt de Regering een beheersplan voor één jaar vast, dat slechts eenmaal kan worden verlengd. § 3. De evaluatie van de uitvoering van de beheersovereenkomst bedoeld in artikel 17, § 3 van het doorzichtigheidsdecreet wordt tegelijk met het jaarverslag bedoeld in artikel 15 ingediend. HOOFDSTUK VI. - MIDDELEN EN FINANCIEEL BEHEER
Art. 37.Naast de middelen en geldmiddelen waarin specifieke decreten voorzien, heeft WBE een jaarlijkse toewijzing om al haar bedrijfskosten te dekken en om alle verplichtingen uit de beheersovereenkomst na te komen.
Art. 38.De in punt 37 bedoelde dotatie bestaat uit de volgende bedragen: 1 ° een bedrag van 10.000.997 euro om alle algemene uitgaven eigen aan WBE te dekken en om alle verplichtingen die in de beheersovereenkomst zijn vastgelegd te vervullen, met uitzondering van personeelskosten in verband met de implementatie van artikel 63 en de kosten van de administratieve infrastructuur van WBE; 2 ° een door de Regering vastgesteld aanvullend bedrag overeenkomend met de loonkosten op het tijdstip van de overdracht, vermeerderd met 17 %, van het personeel overgedragen in uitvoering van artikel 63; 3 ° aan het einde van de in artikel 63, § 2, bedoelde overdrachten, een aanvullend bedrag dat door de Regering is vastgesteld ter dekking van de kosten van de administratieve infrastructuur van WBE. Dit bedrag kan niet hoger zijn dan 2.545.658 euro.
Vanaf het jaar 2021 mag het bedrag genoemd in lid 1, 2 °, 41.137.500 euro niet overschrijden.
Vanaf het jaar 2020 zijn de in lid 1, 1 ° en 3 ° genoemde bedragen gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen.
Het in lid 1, punt 2°, bedoelde bedrag en het in lid 2 bedoelde bedrag worden gekoppeld aan de ontwikkeling van het indexcijfer van de consumptieprijzen en de ontwikkeling van de barema's zoals bepaald in het statuut aangepast door de Regering, de evolutie van de pensioenkosten van de statutaire pensioenen van de instellingen van openbaar nut, de verandering van het administratieve statuut van de personeelsleden, zolang de beheersovereenkomst niet de nadere regels voor de evolutie van de dotatie regelt.
Art. 39.§ 1. WBE kan schenkingen, legaten, dividenden en ontvangsten, in welke vorm dan ook, ontvangen van natuurlijke personen of rechtspersonen, de opbrengsten van de vervreemding van roerende en onroerende goederen, alsmede de ontvangst van andere inkomsten of subsidies. § 2. WBE kan geld lenen om uitgaven voor de verwerving, huur of het onderhoud van onroerende goederen te financieren.
De Gemeenschap kan haar garantie verlenen op de aangegane leningen.
De beheersovereenkomst bepaalt de voorwaarden voor het afsluiten van de leningen. § 3. De inrichtingen en WBE voeren alle financiële overdrachten uit die nodig zijn voor de uitvoering van hun opdrachten.
Art. 40.Onverminderd de bepalingen van dit decreet, wordt voor het financieel beheer van WBE gezorgd in overeenstemming met de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut en de uitvoeringsdecreten van deze wet, volgens de regels die van toepassing zijn op Categorie B-instellingen of de decreetbepalingen betreffende de organisatie van de begroting, de boekhouding en de verslaggeving van de openbare bestuursorganen van de Franse Gemeenschap die deze zouden vervangen.
In haar financieel beheer kan WBE elk saldo van haar rekeningen overdragen naar het volgende begrotingsjaar.
TITEL III. - DE INSTELLINGEN
Art. 41.WBE stelt ondersteunende diensten ter beschikking van de instellingen. De instellingen gebruiken deze diensten onder de voorwaarden en volgens de nadere regels bepaald door WBE. Bevoegdheden kunnen hen door WBE worden overgedragen.
TITEL IV. - WIJZIGINGSBEPALINGEN
Art. 42.In titel 6 van het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen, wordt een hoofdstuk I ingevoegd, luidend als volgt « College van directeurs-voorzitters ».
Art. 43.In hoofdstuk I ingevoegd door artikel 42, wordt een artikel 79 ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 79.Er wordt een College van directeurs-voorzitters van de Hogescholen ingesteld, samengesteld uit de directeurs-voorzitters van de Hogescholen.
Het College van directeurs-voorzitters van de Hogescholen : 1° is een forum voor de uitwisseling van beste praktijken en het vinden van oplossingen voor beheersproblematieken die de Hogescholen gemeen hebben;2° brengt adviezen uit aan het Verenigd College van het Hoger Onderwijs bedoeld in artikel 31 van het bijzonder decreet van 7 februari 2019 tot oprichting van de overheidsinstelling belast met het ambt van inrichtende macht voor het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap, op eigen initiatief of op aanvraag. Het College van directeurs-voorzitters van de Hogescholen neemt zijn huishoudelijk reglement aan. Het bepaalt dat het bovenvermelde college minstens twee keer per jaar bijeenkomt ».
Art. 44.In deel II van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten), wordt een titel II bis ingevoegd, luidend als volgt « College van directeurs ».
Art. 45.In de titel II bis ingevoegd bij artikel 44, wordt een artikel 34duodecies ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 34duodecies.Er wordt een College van directeurs van de Hogere Kunstscholen ingesteld, samengesteld uit de directeurs van de Hogere Kunstscholen.
Het College van directeurs van de Hogere Kunstscholen : 1° is een forum voor de uitwisseling van beste praktijken en het vinden van oplossingen voor beheersproblematieken die de Hogere Kunstscholen gemeen hebben ;2° brengt adviezen uit aan het Verenigd College van het Hoger Onderwijs bedoeld in artikel 31 van het bijzonder decreet van 7 februari 2019 tot oprichting van de overheidsinstelling belast met het ambt van inrichtende macht voor het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap, op eigen initiatief of op aanvraag. Het College van directeurs van de Hogere Kunstscholen neemt zijn huishoudelijk reglement aan. Het bepaalt dat het bovenvermelde college minstens twee keer per jaar bijeenkomt ».
Art. 46.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 22 juli 1969 tot vaststelling van de regels voor de rangschikking van de kandidaten voor een tijdelijke aanstelling in het rijksonderwijs, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid wordt het woord « drie » vervangen door het woord « vier » ;2° in paragraaf 1, derde lid, worden de woorden « gedurende ten minste 240 dagen, geen diensten bewezen hebben, » vervangen door de woorden « gedurende 1 tot 239 dagen diensten bewezen hebben » ;3° in paragraaf 1, vierde lid, worden de woorden « die gedurende ten minste 1 dag diensten hebben bewezen in het georganiseerde onderwijs van de Franse Gemeenschap en » ingevoegd tussen de woorden « worden alle kandidaten » en de woorden « die aan alle voorwaarden beantwoorden » ;4° in paragraaf 1 wordt een vijfde lid ingevoegd, luidend als volgt : « In de vierde groep worden gerangschikt alle kandidaten die geen enkele dienst bewezen hebben in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap » ;5° in paragraaf 2, eerste lid, wordt het woord « drie » vervangen door het woord « vier » ;6° in paragraaf 2, derde lid, worden de woorden « die gedurende ten minste 240 dagen, geen diensten bewezen hebben, » vervangen door de woorden « die gedurende 1 tot 239 dagen diensten bewezen hebben » ;7° in paragraaf 2, vierde lid, worden de woorden « die gedurende ten minste 1 dag diensten hebben bewezen in het georganiseerde onderwijs van de Franse Gemeenschap en » ingevoegd tussen de woorden « worden gerangschikt alle kandidaten » en de woorden « die aan alle voorwaarden beantwoorden » ;8° in paragraaf 2 wordt een vijfde lid ingevoegd, luidend als volgt : « In de vierde groep worden gerangschikt alle kandidaten die geen enkele dienst bewezen hebben in het georganiseerde onderwijs van de Franse Gemeenschap en die aan alle voorwaarden beantwoorden zoals bedoeld in artikel 18 van het bovenvermelde koninklijk besluit van 22 maart 1969, met uitzondering van punt 5 » ;9° in de paragraaf 3, eerste lid, wordt het woord « drie » vervangen door het woord « vier » ;10° in de paragraaf 3, derde lid, worden de woorden « die gedurende ten minste 240 dagen geen diensten hebben bewezen, » vervangen door de woorden « die gedurende 1 tot 239 dagen diensten bewezen hebben » ;11° in de paragraaf 3, vierde lid, worden de woorden « die gedurende ten minste 1 dag diensten hebben bewezen in het georganiseerde onderwijs van de Franse Gemeenschap en » ingevoegd tussen de woorden « worden gerangschikt alle kandidaten » en de woorden « die aan alle voorwaarden beantwoorden » ;12° in paragraaf 3 wordt een vijfde lid ingevoegd, luidend als volgt : « In de vierde groep worden gerangschikt de kandidaten die geen enkele dienst hebben bewezen in het georganiseerde onderwijs van de Franse Gemeenschap en die aan alle voorwaarden beantwoorden, zoals bedoeld in artikel 18 van het bovenvermelde koninklijk besluit van 22 maart 1969, met uitzondering van punt 5 ».
Art. 47.In artikel 3 van hetzelfde koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de paragraaf 1, vierde lid, worden de woorden « en derde groep » vervangen door de woorden « , derde en vierde groepen » ;2° in de paragraaf 1, vijfde lid, worden de woorden « van de derde groep » vervangen door de woorden « de derde en vierde groepen » ;3° in de paragraaf 1 wordt een zesde lid ingevoegd, luidend als volgt : « De kandidaten van de derde groep hebben voorrang op de kandidaten van de vierde groep » ;4° er wordt een paragraaf 4 ingevoegd, luidend als volgt : « § 4.De paragrafen 2 en 3 zijn niet van toepassing op de kandidaten van de vierde groepen ».
Art. 48.In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de woorden « op 30 april » ingevoegd tussen de woorden « bij artikel 2 wordt » en de woorden « bepaald op basis van ».
Art. 49.In artikel 21 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, [gespecialiseerd], middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, wordt een derde lid ingevoegd, luidend als volgt : « Voor de kandidaten van de vierde groepen bedoeld in artikel 2 van het bovenvermelde koninklijk besluit van 22 juli 1969 vermeldt het advies dat de kandidaturen ingediend kunnen worden tot de dag vóór de oproep tot kandidaten bekendgemaakt in de loop van de maand januari met toepassing van het eerste lid ».
Art. 50.In artikel 26 van hetzelfde besluit waarvan de huidige tekst paragraaf 1 wordt, wordt een paragraaf 2 ingevoegd, luidend als volgt : « § 2. In afwijking van paragraaf 1 worden de leden van de vierde groepen bedoeld in artikel 2 van het bovenvermelde koninklijk besluit van 22 juli 1969 in tijdelijk verband door de Minister aangesteld, op eensluidend advies van het inrichtingshoofd.
Het inrichtingshoofd formuleert zijn advies binnen de vijf werkdagen na de ontvangst van de kandidaturen rekening houdend met de bekwaamheidsbewijzen en verdiensten van de kandidaten en de adequatie van hun profiel met het pedagogisch project van de instelling.
In het geval dat de Minister meerdere eensluidende adviezen met betrekking tot dezelfde kandidatuur ontvangt, gaat hij over tot de aanstelling in tijdelijk verband van de kandidaat in de instelling waarvan de zetel het dichtst bij het huis van de kandidaat is ».
Art. 51.In paragraaf 1 van artikel 26bis van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° er wordt een 2° ingevoegd, luidend als volgt : « 2° de tijdelijken die gerangschikt zijn in de vierde groep bedoeld in artikel 2, § 3, vijfde lid, van hetzelfde koninklijk besluit in omgekeerde volgorde van hun aanstelling en, op gelijke datum van aanstelling, op eensluidend gemotiveerd advies van het inrichtingshoofd » ;2° 1° bis, 1° ter en 1° quater worden respectievelijk 3°, 4° en 5° ;3° er wordt een 6° ingevoegd, luidend als volgt : « 6° de tijdelijken die gerangschikt zijn in de vierde groep bedoeld in artikel 2, § 2, vijfde lid, van hetzelfde koninklijk besluit in omgekeerde volgorde van hun aanstelling en, op gelijke datum van aanstelling, op eensluidend gemotiveerd advies van het inrichtingshoofd » ;4° 2°, 2° bis en 2° ter worden respectievelijk 7°, 8° en 9° ;5° er wordt een 10° ingevoegd, luidend als volgt : « 10° de tijdelijken die gerangschikt zijn in de vierde groep bedoeld in artikel 2, § 1, vijfde lid, van hetzelfde koninklijk besluit in omgekeerde volgorde van hun aanstelling en, op gelijke datum van aanstelling, op eensluidend gemotiveerd advies van het inrichtingshoofd » ;6° 2° quater, 2° quinquies, 3°, 3° bis, 3° ter, 4°, 5°, 6°, 7°, 8°, 9°, 10°, 11°, 12° en 13° worden respectievelijk 11°, 12° en 13°, 14°, 15°, 16°, 17°, 18°, 19°, 20°, 21°, 22°, 23°, 24° en 25 ;7° in de paragraaf 2, wordt het vijfde lid vervangen als volgt : « Voor de toepassing van het eerste lid en het derde lid, wordt eerst een einde gemaakt, binnen de zone waarin de wederoproep tot de activiteit of de aanvulling van een opdracht wordt verricht, aan de prestaties van de tijdelijken die houder zijn van een ander bekwaamheidsbewijs dan een vereist bekwaamheidsbewijs, of een voldoend bekwaamheidsbewijs of een schaarstebekwaamheidsbewijs, dan in omgekeerde volgorde van de aanstelling en op gelijke datum van aanstelling, op eensluidend gemotiveerd advies van het inrichtingshoofd van de tijdelijken die gerangschikt zijn in de vierde groep bedoeld in artikel 2, § 3, vijfde lid, van het voormelde koninklijk besluit van 22 juli 1969, dan in omgekeerde volgorde van de rangschikking in de derde groep bedoeld in artikel 2, § 3, vierde lid, dan van de tijdelijken die gerangschikt zijn in de tweede groep bedoeld in artikel 2, § 3, derde lid, dan, van de tijdelijken die gerangschikt zijn in de eerste groep bedoeld in artikel 2, § 3, tweede lid, dan in omgekeerde volgorde van de aanstelling en op gelijke datum van aanstelling, op eensluidend gemotiveerd advies van het inrichtingshoofd van de tijdelijken die gerangschikt zijn in de vierde groep bedoeld in artikel 2, § 2, vijfde lid, en dan in omgekeerde volgorde van de rangschikking in de derde groep bedoeld in artikel 2, § 2, vierde lid, dan, in de tweede groep bedoeld in artikel 2, § 2, derde lid, en ten slotte in de eerste groep bedoeld in artikel 2, § 2, tweede lid, dan in omgekeerde volgorde van de aanstelling en op gelijke datum van aanstelling, op eensluidend gemotiveerd advies van het inrichtingshoofd van de tijdelijken die gerangschikt zijn in de vierde groep bedoeld in artikel 2, § 1, vijfde lid, dan, in omgekeerde volgorde van de rangschikking in de derde groep bedoeld in artikel 2, § 1, vierde lid, dan in de tweede groep bedoeld in artikel 2, § 1, derde lid, en ten slotte in de eerste groep bedoeld in artikel 2, § 1, tweede lid. Indien de betrekking die geheel of gedeeltelijk door de minst goed gerangschikte kandidaat wordt vrijgemaakt, voor de in het eerste lid en het tweede lid bedoelde personeelsleden die deze genieten, een verplaatsing met de algemene vervoermiddelen van meer dan vier uur per dag tot gevolg heeft, kunnen deze die wederoproep tot de activiteit of de aanvulling van een opdracht weigeren. In dat geval wordt, geheel of gedeeltelijk, een einde gemaakt aan de prestaties eerst van een andere tijdelijke die houder is van een ander bekwaamheidsbewijs dan een vereist bekwaamheidsbewijs, of een voldoend bekwaamheidsbewijs of een schaarstebekwaamheidsbewijs, dan van een andere tijdelijke die gerangschikt is in de vierde groep bedoeld in artikel 2, § 3, vijfde lid, van het voormelde koninklijk besluit van 22 juli 1969, dan in de derde groep bedoeld in artikel 2, § 3, vierde lid, dan van de tijdelijken die gerangschikt zijn in de tweede groep bedoeld in artikel 2, § 3, derde lid, dan van de tijdelijken die gerangschikt zijn in de eerste groep bedoeld in artikel 2, § 3, tweede lid, dan van de tijdelijken die gerangschikt zijn in de vierde groep bedoeld in artikel 2, § 2, vijfde lid, dan in de derde groep bedoeld in artikel 2, § 2, vierde lid, dan van de tijdelijken die gerangschikt zijn in de tweede groep bedoeld in artikel 2, § 2, derde lid, dan van de tijdelijken die gerangschikt zijn in de eerste groep bedoeld in artikel 2, § 2, tweede lid, dan van de tijdelijken die gerangschikt zijn in de derde groep bedoeld in artikel 2, § 1, vierde lid, van hetzelfde besluit, en bij gebreke daarvan, van de best gerangschikte tijdelijke die houder is van het bekwaamheidsbewijs behorend tot de categorie van de onmiddellijk beter gerangschikte vereiste bekwaamheidsbewijzen.
Art. 52.In artikel 26ter van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de paragraaf 1bis worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) er wordt een 2° ingevoegd, luidend als volgt : « 2° de tijdelijken die gerangschikt zijn in de vierde groep bedoeld in artikel 2, § 3, vijfde lid, van hetzelfde koninklijk besluit in omgekeerde volgorde van de aanstelling en, op gelijke datum van aanstelling, op eensluidend gemotiveerd advies van het inrichtingshoofd » ;b) 1° bis, 1° ter en 1° quater worden respectievelijk 3°, 4° en 5° ;c) er wordt een 6° ingevoegd, luidend als volgt : « 6° de tijdelijken die gerangschikt zijn in de vierde groep bedoeld in artikel 2, § 2, vijfde lid, van hetzelfde koninklijk besluit in omgekeerde volgorde van de aanstelling en, op gelijke datum van aanstelling, op eensluidend gemotiveerd advies van het inrichtingshoofd » ;d) 2°, 2° bis en 3 worden respectievelijk 7°, 8° en 9° ;e) er wordt een 10° ingevoegd, luidend als volgt : « 10° de tijdelijken die gerangschikt zijn in de vierde groep bedoeld in artikel 2, § 1, vijfde lid, van hetzelfde koninklijk besluit in omgekeerde volgorde van de aanstelling en, op gelijke datum van aanstelling, op eensluidend gemotiveerd advies van het inrichtingshoofd » ;f) 3° bis, 3° ter, 3° quater, 4°, 5°, 6°, 7°, 8°, worden respectievelijk 11°, 12°, 13°, 14°, 15°, 16°, 17°, 18° ;2° in paragraaf 2 wordt het derde lid vervangen als volgt : « Voor de toepassing van het eerste lid, in het secundair onderwijs voor sociale promotie, wordt eerst een einde gemaakt, binnen de zone waarin de wederoproep tot de activiteit of de aanvulling van een opdracht wordt verricht, aan de prestaties van de tijdelijken dan in omgekeerde volgorde van de aanstelling en op gelijke datum van aanstelling op eensluidend gemotiveerd advies van het inrichtingshoofd van de tijdelijken die gerangschikt zijn in de vierde groep bedoeld in artikel 2, § 3, vijfde lid, van het bovenvermelde koninklijk besluit van 22 juli 1969, dan in omgekeerde volgorde van de rangschikking in de derde groep bedoeld in artikel 2, § 3, vierde lid, dan van de tijdelijken die gerangschikt zijn in de tweede groep bedoeld in artikel 2, § 3, derde lid, dan van de tijdelijken die gerangschikt zijn in de eerste groep bedoeld in artikel 2, § 3, tweede lid, dan in omgekeerde volgorde van de aanstelling en op gelijke datum van aanstelling, op eensluidend gemotiveerd advies van het inrichtingshoofd van de tijdelijken die gerangschikt zijn in de vierde groep bedoeld in artikel 2, § 2, vijfde lid, dan in omgekeerde volgorde van de rangschikking in de derde groep bedoeld in artikel 2, § 2, vierde lid, dan in de tweede groep bedoeld in artikel 2, § 2, derde lid, en ten slotte in de eerste groep bedoeld in artikel 2, § 2, tweede lid, dan in omgekeerde volgorde van de aanstelling en op gelijke datum van aanstelling, op eensluidend gemotiveerd advies van het inrichtingshoofd van de tijdelijken die gerangschikt zijn in de vierde groep bedoeld in artikel 2, § 1, vijfde lid, dan in omgekeerde volgorde van de rangschikking in de derde groep bedoeld in artikel 2, § 1, vierde lid, dan in de tweede groep bedoeld in artikel 2, § 1, derde lid, en, ten slotte, in de eerste groep bedoeld in artikel 2, § 1, tweede lid ».
Art. 53.In artikel 26quater van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in de eerste zin worden de woorden « opdat de personeelsleden een ambt met volledige dagtaak zouden kunnen uitoefenen » vervangen door de woorden « opdat de personeelsleden volledige dagtaak zouden kunnen krijgen » ;b) 13° bis en 13° ter worden respectievelijk 14° en 15° ;c) er wordt een 16° ingevoegd, luidend als volgt : « 16° de tijdelijken die gerangschikt zijn in de vierde groep bedoeld in artikel 2, § 1, vijfde lid van hetzelfde besluit » ;d) 14° en 15° worden respectievelijk 17° en 18° ;e) de punten 19°, 20°, 21°, 22°, 23° en 24° worden ingevoegd, luidend als volgt : « 19° de tijdelijken die gerangschikt zijn in de derde groep bedoeld in artikel 2, § 2, vierde lid van hetzelfde koninklijk besluit ;20° de tijdelijken die gerangschikt zijn in de vierde groep bedoeld in artikel 2, § 2, vijfde lid van hetzelfde koninklijk besluit ;21° de tijdelijken die gerangschikt zijn in de eerste groep bedoeld in artikel 2, § 3, tweede lid van hetzelfde koninklijk besluit ;22° de tijdelijken die gerangschikt zijn in de tweede groep bedoeld in artikel 2, § 3, derde lid van hetzelfde koninklijk besluit ;23° de tijdelijken die gerangschikt zijn in de derde groep bedoeld in artikel 2, § 3, vierde lid van hetzelfde koninklijk besluit ;24° de tijdelijken die gerangschikt zijn in de vierde groep bedoeld in artikel 2, § 3, vijfde lid van hetzelfde koninklijk besluit ;» f) 16° wordt 25° ;2° in de paragraaf 3 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in de eerste zin worden de woorden « vrijwillig verlaten » vervangen door de woorden « weigeren » ;b) de tweede zin wordt geschrapt ».
Art. 54.Gedurende drie jaar of totdat ze anciënniteit in het onderwijs van de Franse Gemeenschap verwerven, worden de kandidaten die geen enkele dienst bewezen hebben in het georganiseerde onderwijs van de Franse Gemeenschap en die al een kandidatuur vóór 31 december 2020 ingediend hebben, gerangschikt, volgens het geval, in de tweede of de derde groep bedoeld in artikel 2 van het bovenvermelde besluit van 22 juli 1969.
Art. 55.De artikelen 46 tot 54 zijn voor het eerst van toepassing bij de oproep bekendgemaakt tijdens de maand januari 2021 met toepassing van artikel 21 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen.
Art. 56.In artikel 18, § 1, van het decreet van 12 juli 2001 waarbij de materiële omstandigheden van de inrichtingen van het basis- en secundair onderwijs worden verbeterd, worden de woorden « tijdens de jaren 2002, 2003, 2004, 2005, 2006, 2007, 2008, 2009, 2010, 2011, 2012, 2013, 2014, 2015, 2016, 2017 en 2018 » vervangen door de woorden « tijdens de jaren 2002 tot 2038 ».
Art. 57.Artikel 15 van het programmadecreet van 12 december 2018 houdende verschillende maatregelen inzake de regeling van de begroting en van de boekhouding, de begrotingsfondsen, hoger onderwijs en onderzoek, kind, het leerplichtonderwijs en het onderwijs voor sociale promotie, schoolgebouwen, de financiering van infrastructuren voor de Cité des métiers van Charleroi, de uitvoering van de hervorming van de initiële opleiding van de leerkrachten, wordt opgeheven.
Art. 58.In artikel 50 van het decreet van 13 september 2018 tot wijziging van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, om een nieuw sturingskader te ontwikkelen, waarbij de betrekkingen tussen de Franse Gemeenschap en de schoolinrichtingen contractueel worden vastgelegd, wordt het tweede lid vervangen als volgt : « Bovendien treden artikel 68, §§ 2 en volgende van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, op 1 september 2019 op zijn vroegst in werking ».
Art. 59.In artikel 145 van het decreet van 13 september 2018 tot oprichting van de Algemene sturingsdienst voor de scholen en psycho-medisch-sociale centra en tot bepaling van het statuut van de zonedirecteurs en afgevaardigden voor de doelstellingenovereenkomst, wordt het eerste lid vervangen als volgt : « De toelating tot de stage in de bevorderingsambten van zonedirecteur en van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst in het kader van de aanwervingsprocedure bedoeld in de artikelen 143 en 144 kan gebeuren vanaf de dag dat een decreet dat de samenwerking organiseert zoals bedoeld in artikel 67, § 4, 4° van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, in werking is getreden ».
TITEL V. - SLOTBEPALINGEN
Art. 60.WBE erft de rechten en plichten van de Gemeenschap met betrekking tot de bevoegdheden bedoeld in artikel 2, alsmede de goederen die overgedragen worden overeenkomstig artikel 61, met inbegrip van de rechten en plichten die voortvloeien uit lopende en toekomstige gerechtelijke procedures.
Nochtans blijven ten laste van de Gemeenschap : 1° de verbintenissen aangegaan door haar vóór de inwerkingtreding van dit decreet wanneer de betaling ervan op die datum verschuldigd is als het gaat om vaste uitgaven of om uitgaven waarvoor geen schuldvorderingsaangifte voorgelegd moet worden ;2° de overige schulden wanneer ze vastliggen en wanneer de betaling ervan regelmatig op dezelfde datum aangevraagd wordt ;3° de financiële gevolgen van de lopende gerechtelijke procedures.
Art. 61.De eigendom van de roerende en onroerende goederen van de Gemeenschap, zowel van het openbare als van het privé domein, die onontbeerlijk zijn voor de uitoefening van de bevoegdheden bedoeld in artikel 2, wordt zonder vergoeding naar WBE overgedragen. De Regering bepaalt de lijst van de onroerende goederen bedoeld in het eerste lid, alsook de voorwaarden en de nadere regels voor deze overdracht. Deze overdrachten worden van rechtswege uitgevoerd. Zij zijn zonder andere formaliteit vanaf de inwerkingtreding van dit besluit inroepbaar tegen derden.
Art. 62.WBE erft de rechten en plichten van de Franse Gemeenschap in verband met de schoolgebouwen toegewijd aan het onderwijsnet georganiseerd door de Franse Gemeenschap en waarvan de lijst door de Regering vastgesteld wordt.
Bij uitzondering van het eerste lid blijven de leningen en hun waarborg bedoeld in het decreet van 6 december 1993 waarbij de Regering van de Franse Gemeenschap gemachtigd wordt, de leningen aangegaan door de publiekrechtelijke maatschappijen voor het beheren van de schoolgebouwen van het door de overheid ingerichte onderwijs te waarborgen, ten laste van de Franse Gemeenschap alsook de werkingskosten en hun huurgelden betaald aan zes publiekrechtelijke maatschappijen voor het beheren van de schoolgebouwen van het door de overheid ingerichte onderwijs bedoeld in het decreet van 5 juli 1993 houdende oprichting van zes publiekrechtelijke maatschappijen belast met het bestuur van de schoolgebouwen van het door de overheid ingerichte onderwijs.
Art. 63.§ 1. Met het oog op de uitoefening van de bevoegdheden van WBE bedoeld in artikel 2 worden de personeelsleden van het Ministerie naar WBE bij besluiten van de Regering overgedragen.
Uit eigen initiatief op elk ogenblik dat hij het gepast acht en ten minste één keer per jaar, neemt de WBE-Raad een verslag aan waarin zijn behoeften aan personeel bepaald worden waarmee hij al zijn opdrachten kan uitvoeren. De behoeften worden inzonderheid geschat in het licht van de door de raad vastgestelde WBE-strategie en de eigenschappen van de instellingen. Het verslag bepaalt in het bijzonder het aantal en de vaardigheden van het vereiste personeel, dat van het ministerie moet worden overgedragen aan de personeelsleden die toegewezen zijn aan de opdrachten die onder de bevoegdheid van WBE vallen, en de datum van hun indiensttreding bij WBE. De eerste overdrachten gebeuren op 1 september 2019.
De overdrachten van de leden van de Algemene Dienst van het Ministerie belast met de infrastructuren van WBE en van de Algemene Directie van de personeelsleden van het onderwijs georganiseerd door de Gemeenschap, met uitzondering van de personeelsleden die belast zijn met de vaststelling en de vereffening van de wedden, met inbegrip van het beheer van de medische afwezigheden, het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel, het technisch, paramedisch, maatschappelijk en psychologisch personeel van het onderwijs georganiseerd door de Gemeenschap, de personeelsleden belast met de transversale zaken en de coördinatie van de opdrachten behorend tot de regulerende macht, de ambtenaren belast met de CAPELO-taken, de personeelsleden voor de omkadering van de taken behorend tot de opdrachten van de regulerende macht, de personeelsleden belast met het indicateren, de briefwisseling en het klassement in het kader van de opdrachten van de regulerende macht, de personeelsleden belast de CAP-examencommissie, de personeelsleden belast met de waardering van de nuttige ervaring en bekendheid voor de personeelsleden van de Hogescholen en Hogere Kunstscholen en de juristen belast met de statutaire opdrachten behorend tot de regulerende macht, gebeuren tussen 1 januari 2021 en 31 december 2023.
De Regering is ertoe gemachtigd om de termijn bedoeld in het vierde lid te verlengen.
De besluiten van de Regering houdende overdracht van het personeel worden aangenomen op eensluidend advies van de WBE-Raad bedoeld in het tweede lid.
De overdrachten bedoeld in het eerste en het vierde lid zijn geen nieuwe benoemingen. § 2. De Regering bepaalt de nadere regels voor de overdracht van de personeelsleden bedoeld in paragraaf 1.
Deze nadere regels bepalen inzonderheid dat deze personeelsleden overgedragen worden in hun graad of in een gelijkwaardige graad en in hun hoedanigheid.
Ze behouden ten minste de bezoldiging en de anciënniteit die ze genoten of zouden hebben genoten als ze in hun oorspronkelijke dienst het ambt verder zouden hebben uitgeoefend waarvan ze titularis waren op het ogenblik van hun overdracht.
Het juridisch statuut van deze personeelsleden blijft geregeld door de bepalingen die in het ministerie gelden, zolang de Regering van deze bevoegdheid geen gebruik heeft gemaakt. § 3. Wat betreft het leerplichtonderwijs, ten minste negentig procent van de personeelsleden van de Algemene Dienst van het Ministerie belast met de infrastructuren van WBE en van de Algemene Directie van de overgedragen personeelsleden van het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap worden toegewezen op zonaal niveau.
TITEL VI. - OVERGANGSBEPALINGEN
Art. 64.§ 1. De WBE-Raad is samengesteld uit zestien bestuurders die door het Parlement verkozen worden voor de periode van de zittingsduur. Ze worden verkozen volgens de evenredige vertegenwoordiging van de erkende politieke fracties die binnen het Parlement vertegenwoordigd worden met toepassing van de methode D'Hondt.
Indien, overeenkomstig de bepalingen van het eerste lid, een erkende politieke groep niet over een bestuurder binnen de WBE-Raad beschikt, wordt die door een waarnemer vertegenwoordigd die door het Parlement aangesteld wordt.
Onder de verkozen bestuurders worden ten minste vier bestuurders gedomicilieerd op het tweetalige gebied Brussels Hoofdstedelijk Gewest en ten minste acht bestuurders op het Franse taalgebied.
De WBE-Raad telt ten minste één derde van de leden van elk geslacht.
De WBE-Raad kan niet in meerderheid samengesteld zijn uit het onderwijzend of bestuurspersoneel van de inrichtingen van WBE. § 2. Zetelen met raadgevende stem : 1° de voorzitters van het Verenigd college van het hoger onderwijs ;2° elke andere persoon uitgenodigd als deskundige door de WBE-Raad.
Art. 65.De zestien bestuurders worden verkozen onder de personen die hun burgerlijke en politieke rechten genieten, het bewijs leveren van aangepaste diploma's of vaardigheden, die volledig integer zijn en die een kennis van het overheidsbeheer hebben. Ze worden verkozen in functie van de complementariteit van hun vaardigheden en kennis van de verschillende types onderwijs.
Art. 66.De bestuurders worden verkozen binnen de vier maanden na de hernieuwing van het Parlement.
Het mandaat van de bestuurders loopt ten einde de dag waarop hun opvolgers aangesteld worden.
Art. 67.Indien een erkende politieke groep in de loop van een zittingsperiode niet langer over voldoende bestuurders beschikt, benoemt het Parlement op verzoek van zijn vertegenwoordigers in het Parlement het vereiste aantal bestuurders.
Bij afwezigheid of langdurige verhindering van meer dan drie maanden van een bestuurder, kan het Parlement zijn mandaat beëindigen en hem volgens de procedure bedoeld in het eerste lid vervangen.
Art. 68.De hoedanigheid van bestuurder is onverenigbaar met : 1° de hoedanigheid van lid van een regering, staatssecretaris van de Regering van het Brussels hoofdstedelijk Gewest en van lid van een ministeriële kabinet ;2° de hoedanigheid van lid van een wetgevende vergadering op Europees, federaal, gemeenschaps- en gewestvlak ;3° de hoedanigheid van provinciegouverneur of gouverneur van het administratief arrondissement, van commissaris van het arrondissement en van provincieraadslid ; 4° de hoedanigheid van titularis van een mandaat van burgemeester, schepen of voorzitter van O.C.M.W. en met de hoedanigheid van lid van kabinet van één van deze mandatarissen ; 5° de hoedanigheid van personeelslid van het Algemene Administratie Onderwijs van het Ministerie van de Franse Gemeenschap, van de inspectie- en sturingsdiensten van de scholen en psycho-medisch-sociale centra ;6° de uitoefening van elk ander ambt dat een conflict van persoonlijk of functioneel belang kan veroorzaken als gevolg van de uitoefening van het ambt of van het bezit van belangen in een maatschappij, een organisatie of een inrichtende macht die een activiteit uitoefent die in rechtstreekse concurrentie staat met die van WBE;7° het behoren tot een instelling die niet de democratische beginselen naleeft, zoals vermeld in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenophobie ingegeven daden en in de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd ;8° de hoedanigheid van externe adviseur of regelmatige adviseur van WBE ;9° de hoedanigheid van lid van een Zoneconferentie of van het Verenigd College van het hoger onderwijs ;10° de hoedanigheid van verantwoordelijke, vaste gemachtigde of vaste afgevaardigde van een vakbondsorganisatie die de beroepsbelangen van het onderwijzend personeel verdedigen.
Art. 69.De WBE-Algemeen bestuurder zetelt met raadgevende stem in de WBE-Raad. Hij kan vergezeld worden door elke persoon die hij aanstelt of, bij afwezigheid of verhindering, kan hij vervangen worden door een personeelslid van de WBE-instelling.
Art. 70.De WBE-Raad organiseert, binnen elke zone, en volgens de nadere regels die hij bepaalt, een zoneconferentie, samengesteld uit 12 leden waaronder : 1° acht leden die de onderwijsinrichtingen vertegenwoordigen die gevestigd zijn op het grondgebied van de zone en die gekozen worden naar rata van de schoolbevolking van de verschillende types en onderwijsniveaus ;2° een lid dat de ouderverenigingen van de inrichtingen van WBE vertegenwoordigt ;3° drie leden worden gecoöpteerd door de leden bedoeld in 1° en 2° mits goedkeuring van hun coöptatie door de WBE-Raad, twee wegens hun pedagogische deskundigheid en één lid wegens zijn deskundigheid inzake beroepsopleiding. De zoneconferentie neemt haar huishoudelijk reglement aan. Het bepaalt dat de zoneconferentie ten minste twee keer per jaar bijeenkomt. Het wordt ter goedkeuring van de WBE-Raad voorgelegd.
Art. 71.In afwijking van de artikelen 5 tot 8 en 29, zijn de artikelen 64 tot 70 van toepassing op de WBE-Raad gekozen naar aanleiding van de hernieuwing van het Parlement als gevolg van de verkiezingen van 26 mei 2019.
Art. 72.Onverminderd de bepalingen van dit decreet, in afwachting van de uitvoering van artikel 32 zijn de besluiten van 22 juli 1996 houdende het statuut van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, van 22 juli 1996 houdende het geldelijk statuut van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, van 15 april 2014 betreffende de voorwaarden voor de werving en de administratieve en geldelijke toestand van het contractueel personeel van de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, de Hoge Raad voor de audiovisuele sector en de instellingen van openbaar nut die onder het comité van sector XVII ressorteren en van 20 september 2012 tot instelling van een mandatenregeling voor de ambtenaren-generaal van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap en de instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren, van toepassing onder voorbehoud van de bijzondere bepalingen die door de Regering vastgesteld worden.
Art. 73.In afwachting van de uitvoering van artikel 63 worden de personeelsleden aangesteld door de Regering, in overleg met de Secretaris-generaal van het ministerie en de WBE-algemeen bestuurder, onder het ambtsgezag van de WBE-algemeen bestuurder geplaatst voor zover ze in de sfeer handelen van de bevoegdheden die aan WBE toegewezen worden overeenkomstig dit bijzonder decreet.
Tijdens deze periode zetelen de directeurs-generaal van de diensten bedoeld in artikel 63, § 1, tweede lid binnen het directiecomité van WBE bedoeld in artikel 25. In afwachting van de aanstelling van de WBE-algemeen bestuurder vervangt de van WBE-Raad hem.
Art. 74.§ 1. In afwijking van artikel 17 wordt de eerste algemeen bestuurder aangesteld in een betrekking van rang 17 in de zin van het besluit van de Regering van 22 juli 1996 houdende het statuut van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, door het Parlement, met inachtneming van de volgende procedure : 1° het Parlement bepaalt het ambtsprofiel van de algemeen bestuurder. Het ambtsprofiel bevat de nauwkeurige definitie van de algemene beheersopdrachten en de algemene doelstellingen die bereikt moeten worden ; 2° het Parlement lanceert een oproep tot kandidaten door elk geschikt middel van bekendmaking. Deze oproep vereist inzonderheid de indiening van een beheerplan door elke kandidaat ; 3° een college van vier externe deskundigen aangesteld door het Parlement brengt hem een advies uit over elke kandidatuur binnen een termijn van één maand ;4° na advies van dit college en na, in voorkomend geval, de kandidaten te hebben gehoord, bezorgt het Parlement de Regering een rangschikking van drie kandidaten die hij de meest geschikte kandidaten acht ;5° de Regering stelt de de WBE-algemeen bestuurder aan met inachtneming van de rangschikking bezorgd door het Parlement binnen de twee maanden na de ontvangst van deze rangschikking. De procedure bedoeld in het eerste lid wordt opgestart binnen de tien dagen na de bekendmaking van dit decreet in het Belgisch Staatsblad. § 2. De Regering kan aan de WBE-algemeen bestuurder een managementstoelage toekennen die tussen 0 en 20 % van zijn wedde begrepen is. Ze wordt elke maand betaald. Onder wedde wordt verstaan de jaarlijkse geïndexeerde wedde die in de maand december van het lopende jaar betaald wordt. § 3. In afwijking van artikel 18 loopt het mandaat van de WBE-algemeen bestuurder aangesteld met toepassing van paragraaf 1 ten einde op 30 juni van het jaar volgend op het jaar waarin de eed wordt afgelegd van de leden van een nieuwe regering als rechtstreeks gevolg van een tweede hernieuwing van het Parlement naar aanleiding van de inwerkingtreding van dit decreet.
Art. 75.§ 1. In afwijking van artikel 22 kunnen de directeurs-generaal aangesteld worden in een rang 16 in de zin van het besluit van de Regering van 22 juli 1996 houdende het statuut van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, door de Regering met inachtneming van de volgende procedure : 1° de Regering bepaalt een ambtsprofiel voor elk ambt van directeur-generaal.Het ambtsprofiel bevat de nauwkeurige definitie van de algemene beheersopdrachten en de algemene doelstellingen die bereikt moeten worden ; 2° voor elk ambt van directeur-generaal lanceert de Regering een oproep tot interne en externe kandidaten door elk geschikt middel van bekendmaking.Deze oproep vereist inzonderheid de indiening van een beheersplan door elke kandidaat ; 3° voor elk ambt van directeur-generaal bezorgt een college samengesteld uit vier externe deskundigen die door het Parlement en de administrateur-generaal aangesteld worden, indien het al aangesteld wordt, hem een advies over elke kandidatuur binnen een termijn van één maand ;4° voor elk ambt van directeur-generaal, legt het Parlement een voorselectie van hoogstens drie kandidaten aan de Regering voor ;5° voor elk ambt van directeur-generaal stelt de Regering een directeur-generaal aan binnen de maand van de ontvangst van de voorselectie van de kandidaten. De procedures bedoeld in het eerste lid kunnen opgestart worden tien dagen na de bekendmaking van dit decreet in het Belgisch Staatsblad tot de verkiezing van de WBE-raad. § 2. In afwijking van artikel 23 loopt het mandaat van de directeur-generaal aangesteld overeenkomstig paragraaf 1 ten einde op 30 september van het jaar volgend op het jaar waarin eed wordt afgelegd van de leden van een nieuwe regering als rechtstreeks gevolg van de tweede hernieuwing van het Parlement naar aanleiding van de inwerkingtreding van dit decreet.
Art. 76.De administrateur-generaal van WBE en de directeurs-generaal aangesteld overeenkomstig de artikelen 74 en 75, alsook de personeelsleden die op 1 september 2019 overgedragen overeenkomstig artikel 63, § 1, eerste lid, worden onder het ambtsgezag van de Regering geplaatst tot de verkiezing van de eerste de WBE-raad.
Art. 77.In afwachting van de uitvoering van artikel 11, § 3, 7°, zijn de zones de tien geografische zones bedoeld in artikel 1 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1993 tot vaststelling van de verplichtingen tot overleg tussen gelijkaardige inrichtingen in het secundair onderwijs met volledig leerplan.
Art. 78.Tot de vereffening van de eerste jaarlijkse dotatie waarborgt de Regering de middelen voor de werking van WBE.
Art. 79.Tot de volledige uitvoering van de overdrachten bedoeld in het tweede lid, artikel 63, § 1, stelt de Franse Gemeenschap WBE lokalen gratis ter beschikking die nodig zijn voor de uitoefening van haar bevoegdheden.
Art. 80.Voor het afsluiten van eerste beheersovereenkomst, in afwijking van artikel 36, tweede lid, bezorgt de WBE-algemeen bestuurder die aangesteld wordt ten gevolge van de uitvoering van artikel 74, een ontwerp van beheersovereenkomst aan de Regering op 31 december van het jaar volgend op dat waarin eed wordt afgelegd van de leden van een nieuwe regering naar rechtstreekse aanleiding van de hernieuwing van het Parlement.
Art. 81.In afwijking van artikel 38 : 1° wordt het bedrag bedoeld in artikel 38, 1° vastgesteld op 1.889.096 euro in 2019 en op 8.754.177 euro in 2020. In 2020 wordt het bedrag aangepast volgens de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen; 2° mag het bedrag bedoeld in artikel 38, 2° 2.306.907 euro in 2019 en 6.920.596 euro in 2020 niet overschrijden. In 2020 wordt het bedrag gebonden aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen, de evolutie van de barema's zoals bedoeld in het statuut aangenomen door de Regering, de evolutie van de pensioenlast van de statutaire pensioenen van de ION, de verandering van het administratief statuut van de personeelsleden.
Het bedrag van de loonkosten, verhoogd met 17 %, van elk personeelslid dat is aangewezen voor opdrachten behorend tot de inrichtende macht van het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap, dat vastgelegd wordt tussen 1 januari 2019 en 31 augustus 2019 en aan WBE op 1 september 2019 overgedragen wordt, wordt in mindering gebracht op de bedragen bedoeld in het vorige lid 1 ° en toegevoegd aan de bedragen bedoeld in het vorige lid 2 °.
Art. 82.In afwachting van de aanstelling van administrateur-generaal stelt de Regering de persoon aan die belast is met de administratieve maatregelen die nodig zijn voor de oprichting en de opstart van WBE.
Art. 83.Tussen 1 september 2019 en de verkiezing van de eerste WBE-raad oefent de Regering de bevoegdheden uit die toegewezen worden aan de WBE-raad door dit decreet.
Art. 84.De artikelen 60 tot 62 treden in werking op 1 september 2019.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 7 februari 2019.
De Minister-President, belast met Gelijke Kansen en Vrouwenrechten, R. DEMOTTE De Vice-Presidente en Minister van Cultuur en Kind, A. GREOLI De Vice-President, Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor sociale promotie, Onderzoek en Media, J.-Cl. MARCOURT De Minister van Jeugd, Hulpverlening aan de Jeugd, Justitiehuizen, Sport en Promotie van Brussel, belast met het toezicht op de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, R. MADRANE De Minister van Onderwijs, M.-M. SCHYNS De Minister van Begroting, Ambtenarenzaken en Administratieve Vereenvoudiging, A. FLAHAUT _______ Nota Zitting 2018-2019 Stukken van het Parlement.- Ontwerp van decreet, nr. 737-1. - Commissieamendementen, nr. 737-2.- Commissieverslag nr. 737-3. - Tekst aangenomen tijdens de commissie, nr. 737-4.- Tekst aangenomen tijdens de vergadering, nr. 737-5.- Tekst aangenomen tijdens de plenaire vergadering, nr. 737-6.
Integraal verslag.- Bespreking en aanneming. - Vergadering van 6 februari 2019.