Etaamb.openjustice.be
Decreet van 13 september 2018
gepubliceerd op 09 oktober 2018

Decreet tot oprichting van de Algemene sturingsdienst voor de scholen en psycho-medisch-sociale centra en tot bepaling van het statuut van de zonedirecteurs en afgevaardigden voor de doelstellingenovereenkomst

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2018014153
pub.
09/10/2018
prom.
13/09/2018
ELI
eli/decreet/2018/09/13/2018014153/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

13 SEPTEMBER 2018. - Decreet tot oprichting van de Algemene sturingsdienst voor de scholen en psycho-medisch-sociale centra en tot bepaling van het statuut van de zonedirecteurs en afgevaardigden voor de doelstellingenovereenkomst


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Van de algemene sturingsdienst van de scholen en psycho-medisch-sociale centra HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.§ 1. Dit decreet is van toepassing op het basisonderwijs, het kleuteronderwijs, het lager onderwijs, het secundair onderwijs, het gewoon en gespecialiseerd onderwijs, met volledig leerplan of alternerend leren, die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd of gesubsidieerd.

Het is eveneens van toepassing op de door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra. § 2. Voor de toepassing van dit decreet, dient te worden verstaan onder: 1. "de Algemene dienst": de Algemene Sturingsdienst van de Scholen en Psycho-medisch-sociale centra die wordt opgericht in artikel 3;2. "de coördinerende afgevaardigde": de coördinerende afgevaardigde bedoeld in artikel 3;3. "de Directeur-generaal": de ambtenaar-generaal die belast is met de Algemene directie voor de sturing van het onderwijssysteem;4. "het Takendecreet": het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren;5. het "institut de la formation en cours de carrière": het instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan, opgericht bij het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het gespecialiseerd onderwijs, het gewoon secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan;6. "zones": de zones, zoals bepaald in artikel 1 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1993 tot vaststelling van de verplichtingen tot overleg tussen gelijkaardige inrichtingen in het secundair onderwijs met volledig leerplan;7. "scholen": de onderwijsinrichtingen;8. "sturingsplan": het plan bedoeld in artikel 67, § 2, van het Takendecreet;9. "doelstellingenovereenkomst": de overeenkomst bedoeld in artikel 67, § 6, paragraaf 2, van het Takendecreet;10. "aanpassingsstelsel": het stelsel bedoeld in artikel 68, § 7 van het Takendecreet;11. "samenwerkingsprotocol": het stelsel bedoeld in artikel 68, § 7 van het Takendecreet;12. "werkdag": maandag, dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag indien geen feestdag.

Art. 2.Voor een goede leesbaarheid van de tekst is het gebruik van mannelijke namen voor de verschillende titels en functies in dit decreet gemeenslachtig, niettegenstaande de bepalingen van het decreet van de Franse Gemeenschap van 21 juni 1993 betreffende de vervrouwelijking van de namen van beroep.

Art. 3.§ 1. Bij de Regering wordt een Algemene Sturingsdienst van de Scholen en Psycho-medisch-sociale centra opgericht, hierna "de Algemene dienst" genoemd, die onder leiding van een coördinerende afgevaardigde staat.

De Regering kan aan de directeur-generaal haar coördinerende rol tussen de Algemene Sturingsdienst van de Scholen en Psycho-medisch-sociale centra en de Algemene dienst van de Inspectie delegeren, alsook haar coördinerende rol tussen beide voornoemde Algemene diensten en de diensten en directies binnen de Algemene Sturingsdienst van het Onderwijssysteem. § 2. De algemene dienst is inzonderheid belast met de contractualisering van de scholen bedoeld in artikel 67 en 68 van het Takendecreet.

Deze Algemene dienst bestaat inzonderheid uit: 2. 9 zonedirecteurs;3. 88 afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst. Onverminderd artikel 5, § 3 wordt voor elke zone een zonedirecteur aangesteld. De Regering bepaalt de onderverdeling van de afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst tussen de verschillende zones. Zij houdt daarbij inzonderheid rekening met het aantal door de Franse Gemeenschap op het grondgebied van elke zone georganiseerde of gesubsidieerde scholen.

De coördinerende afgevaardigde legt de nadere regels vast voor de werking binnen de Algemene dienst, inzonderheid de organisatie van regelmatige vergaderingen of werkgroepen.

De Regering legt de nadere regels vast voor de bepaling van de administratieve standplaats van de zonedirecteurs en afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst.

Na de werking van de Dienst te hebben geëvalueerd, kan de Regering het aantal afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst herzien, rekening houdend met het in eenheden uitgedrukte aantal basisscholen en secundaire scholen met volledig leerplan en met alternerend leren, gewoon en gespecialiseerd, die worden georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap. Deze herziening kan ten vroegste in werking treden vanaf 1 januari 2025.

Art. 4.De coördinerende afgevaardigde overhandigt de Regering uiterlijk op 1 juli van elk jaar via hiërarchische weg een balans betreffende alle taken van de Algemene dienst. HOOFDSTUK II. - Zonedirecteurs

Art. 5.§ 1. De in artikel 3 bedoelde zonedirecteurs zijn belast met: 1. de coördinatie van en het toezicht op de afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst van hun zone, inzonderheid wat betreft: a) de procedure voor de contractualisering van de sturingsplannen, de opvolging van hun uitvoering en de beoordeling van de doelstellingenovereenkomsten;b) de procedure voor de contractualisering van de aanpassingsstelsels, de opvolging van hun stand van zaken en de beoordeling van de samenwerkingsprotocollen;2. de ondertekening van de doelstellingenovereenkomst en de samenwerkingsprotocollen;3. het beheer van de gemotiveerde aanvraag van een inrichting, in samenspraak met de coördinerende afgevaardigde binnen het aldus gevormde college, indien er onenigheid blijft tussen een inrichting en de afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst, hetzij over een beoordeling door deze laatste van de overeenkomst van een sturingsplan met de verbeteringsdoelen en, desgevallend, met de specifieke doelen of over de conformiteit ervan, hetzij over de beoordeling van de uitvoering van een doelstellingenovereenkomst;4. de analyse van de aanvragen voor een audit door de Algemene Inspectiedienst die zijn ingediend door een afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst of een inrichtende macht en de overdracht van deze aanvragen aan de coördinerende afgevaardigde voor een beslissing;5. de netoverschrijdende coördinatie per zone volgens de nadere regels die door of op grond van de wetten, decreten en verordeningen werden gedefinieerd;6. het jaarlijks opstellen van het activiteitenverslag van hun zone volgens het door de coördinerende afgevaardigde vastgelegde model;7. de formulering van adviezen en voorstellen, op initiatief of verzoek van de Regering, voor alles wat onder hun bevoegdheid valt;8. het uitoefenen van alle andere taken die hun worden toevertrouwd door of krachtens de wetten, decreten en verordeningen, alsmede alle andere taken die de coördinerende afgevaardigde hun toewijst in het belang van de dienst. § 2. De Regering bepaalt het ambtsprofiel van de zonedirecteur. § 3. De zonedirecteurs voeren hun taken uit binnen de zone waarvoor ze zijn aangesteld. Naargelang de behoefte kunnen ze echter worden belast met meerdere zones en door de coördinerende afgevaardigde worden gemachtigd taken uit te voeren in een andere zone. § 4. De coördinerende afgevaardigde bepaalt de nadere regels voor de uitvoering van hun taken die in dit artikel worden bedoeld overeenkomstig de bepalingen waartoe de Regering heeft beslist in uitvoering van het Takendecreet.

Art. 6.De zonedirecteur is in het kader van zijn coördinatie- en toezichtstaken over de afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst van zijn zone verantwoordelijk voor de procedures die er betrekking op hebben in artikel 67 en 68 van het Takendecreet. HOOFDSTUK III. - Afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst

Art. 7.§ 1. De in artikel 3 bedoelde afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst zijn belast met: 1. de procedure voor de contractualisering van de sturingsplannen, de opvolging van hun stand van zaken en de evaluatie van de doelstellingenovereenkomsten zoals gedefinieerd in artikel 67 van het Takendecreet en zijn uitvoeringsbesluiten;2. de procedure voor de contractualisering van de aanpassingsstelsels, de opvolging en de beoordeling van hun stand van zaken en de beoordeling van de toepassing van de samenwerkingsprotocollen zoals gedefinieerd in artikel 68 van het Takendecreet en zijn uitvoeringsbesluiten;3. de procedure voor de contractualisering van de sturingsplannen, de opvolging van hun stand van zaken en de evaluatie van de doelstellingenovereenkomsten die tussen een psycho-medisch-sociaal centrum en de Regering worden afgesloten;4. de organisatie van het afleggen, het verbeteren en de externe jury van de gemeenschappelijke externe proef die leidt tot de aflevering van het Getuigschrift Basisonderwijs aan het einde van het lager onderwijs, alsook de organisatie van het afleggen, verbeteren of de jury van alle andere externe proeven die door de Regering met een getuigschrift worden bekrachtigd;5. de formulering van adviezen en voorstellen, op initiatief of verzoek van de Regering, voor alles wat onder hun bevoegdheid valt;6. de deelname aan werkgroepen, comités en adviesorganen, krachtens de wetten, decreten en verordeningen;7. de uitvoering van alle andere taken die hun worden toevertrouwd door of krachtens de wetten, decreten en verordeningen, alsmede alle andere taken die de coördinerende afgevaardigde of de zonedirecteur waaronder ze ressorteren hun toewijzen in het belang van de dienst. § 2. De Regering bepaalt het ambtsprofiel van de afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst. § 3. De afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst voeren hun taken uit binnen de zone waarvoor ze zijn aangesteld. Naargelang de behoefte kunnen ze echter door de coördinerende afgevaardigde en volgens de nadere regels die hij samen met de betrokken zonedirecteur bepaalt, worden gemachtigd om taken uit te voeren in een andere zone. § 4. De coördinerende afgevaardigde bepaalt de nadere regels voor de uitvoering van hun taken die in dit artikel worden bedoeld overeenkomstig de bepalingen waartoe de Regering heeft beslist in uitvoering van het Takendecreet.

Art. 8.De afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst oefent zijn taken uit overeenkomstig artikel 67 van het Takendecreet.

Art. 9.De afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst oefent zijn taken uit overeenkomstig artikel 68 van het Takendecreet.

TITEL II. - De initiële opleiding en de kwalificatie die toegang verschaffen tot de functies van zonedirecteur en afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst HOOFDSTUK I. - De initiële opleiding

Art. 10.De regering organiseert op de voordracht van de coördinerende afgevaardigde en naargelang de behoeften van de Dienst een initiële opleiding en een kwalificatieproef die naargelang het geval toegang verschaft tot het ambt van zonedirecteur of het ambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst.

De Regering beslist over de nadere regels van de openbaarheid van de initiële opleiding en de kwalificatieproef bedoeld in het 1e lid.

Art. 11.§ 1. De initiële opleiding voor zonedirecteur telt minstens 160 uur en bevat vier luiken.

De initiële opleiding voor afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst telt minstens 130 uur en bevat drie luiken.

De drie eerste luiken van de initiële opleiding zijn gemeenschappelijk voor het ambt van zonedirecteur en dat van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst. § 2. Het eerste luik van de initiële opleiding, dat minstens 30 uur telt, heeft tot doel om bij de kandidaten de volgende vaardigheden te ontwikkelen: 1. de relationele vaardigheden in het beheer van persoonlijke, interpersoonlijke en groepsrelaties, in het bijzonder in situaties van mondelinge en schriftelijke communicatie, spreken in het openbaar, animatie van vergaderingen, teamwerk, het nemen van beslissingen, conflictmanagement, bemiddeling, controle, onderhandeling en evaluatie; 2. het beheer van een geschikte persoonlijke werking ten opzichte van het beoogde ambt, de eraan verbonden methodes voor taakbeheer, inzonderheid timemanagement, projectmanagement, werkmethodes enz.; 3. het aanleren van een methode om de eigen werking te evalueren die aanzet tot nadenken en een professionele ontwikkeling in het kader van de toekomstige functie en taken;4. bewust worden van de veranderingen van houding en professionele identiteit die het ambt waarvoor ze solliciteren met zich brengt ten aanzien van hun relationele vaardigheden en competenties, met inbegrip van de deontologische regels. § 3. Het tweede luik van de initiële opleiding, dat minstens 40 uur telt, heeft tot doel om bij de kandidaten de volgende vaardigheden te ontwikkelen: 1. begrip van de waarden, de betekenis en de draagwijdte van het begrip sturing van het schoolsysteem en de schoolorganisaties, door: a) het onderwijssysteem vanuit een systemisch oogpunt te bekijken; b) zich de uitdagingen, waarden, doelstellingen en wetenschappelijke grondslagen van het bestuur en de sturing van het onderwijsstelsel, de methoden en processen voor de evaluatie van het schoolbeleid en de pedagogische hervormingen, in het bijzonder de begrippen verbeteringsdoelen, buitengewone doelstellingen, specifieke doelstellingen, stand van zaken, indicatoren ... eigen te maken; c) zich het organigram en de taken van het Algemeen Bestuur van Onderwijs, de rol en de verschillende taken van de actoren van het nieuwe sturingsmodel eigen te maken;d) de huidige uitdagingen en doelstellingen van het onderwijssysteem en die welke het voorwerp uitmaken van de maatregelen in het verlengde van het Pacte pour un Enseignement d'Excellence (Pact voor een uitmuntend onderwijs) in perspectief te plaatsen, in de eerste plaats in verband met de verbeteringsdoelen;en deze goed te begrijpen; 2. begrip en beheersing van de processen verbonden aan de invoering van een sturingsplan of aanpassingsplan, met name: a) de analyse van de gegevens (methode voor de verzameling en beschrijvende analyse van kwantitatieve en kwalitatieve analyses, in het bijzonder met betrekking tot productie en interpretatie), de analyse van de relevantie van een stand van zaken (lezen en begrijpen van de kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren) en een diagnose, het uitbrengen van verklarende hypothesen; b) de analyse van de samenhang van de specifieke doelstellingen van de school bij het begin van haar diagnose (waaronder de kwaliteit van de doelstellingen ...) ten aanzien van de verbeteringsdoelen van het stelsel; c) de analyse van de samenhang van de uitgewerkte strategieën (met inbegrip van de opleidingsplannen, de nadere regels voor de samenwerking en de elementen met betrekking tot de gemeenschappelijke basisinhoud) ten aanzien van de specifieke doelstellingen van de inrichting en haar specifieke situatie;d) de analyse van de relevantie en de geldigheid van de strategieën ten aanzien van de wettelijke en gemeenschappelijke grond (wetenschappelijk onderzoek, nationale en internationale studies) en de uitdagingen van het onderwijssysteem. § 4. Het derde luik van de initiële opleiding, dat minstens 30 uur telt, heeft tot doel om bij de kandidaten de volgende vaardigheden te ontwikkelen: 1. de vaardigheden om met open boek de wetgevings- en verordeningsmateries verbonden aan het ambt van zonedirecteur en afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst te beheersen;2. vaardigheden inzake administratief beheer, inzonderheid betreffende: a) de "levenscyclus" van het sturingsplan (fasering, uitwerking, contractualisering, opvolging, evaluatie) en zijn deadlines;b) door zich het concept "aanpassingsstelsel" eigen te maken dat is voorzien voor de inrichtingen met afwijkende prestaties en de specifieke kenmerken ervan;c) het canvas van het sturingsplan/de doelstellingenovereenkomst of het aanpassingsstelsel/samenwerkingsprotocol, de web-businessapplicatie en coderingsgids ervan;3. het juiste gebruik van de digitale hulpmiddelen. § 5. Het vierde luik van de initiële opleiding, dat specifiek is voor de kandidaten voor het ambt van zonedirecteur en waarvan de duur minstens 30 uur bedraagt, heeft tot doel bij deze laatsten de omkaderings- en leadershipscompetenties te ontwikkelen, met name het vermogen om: 1. een team te beheren en tot een hecht geheel te smeden, met name door de medewerkers te ondersteunen en motiveren, hun persoonlijke en professionele ontwikkeling en de ontwikkeling van het team te stimuleren vanuit het oogpunt van een lerende organisatie;2. de activiteiten van een team te organiseren, sturen, coördineren en evalueren;3. pistes voor het oplossen van problemen te analyseren en voor te stellen;4. projecten te beheren, te beslissen over doelgerichte acties om de beslissingen in de praktijk te brengen en deze ook te initiëren.

Art. 12.De Regering werkt op grond van een voorstel van het Instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan een opleidingsplan uit waarin inzonderheid de volgende elementen worden bepaald: 1. de inhoud en de doelstellingen van de opleiding, alsook de competenties die moeten worden verworven;2. het vastleggen van het aantal opleidingsuren voor elk luik van de initiële opleiding bedoeld in artikel 11. Op basis van het in de eerste paragraaf bedoelde opleidingsplan organiseert het Instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan de initiële opleiding. De docenten van deze initiële opleiding zijn in de eerste plaats afkomstig van de universiteiten, hogescholen, instellingen voor onderwijs voor sociale promotie, het Instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan of het Algemeen Bestuur van Onderwijs.

Het Instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan kan de drie eerste luiken van de opleiding gemeenschappelijk of afzonderlijk organiseren voor de kandidaten voor de opleiding van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst en voor de kandidaten voor het ambt van zonedirecteur.

Art. 13.§ 1. De initiële opleiding is kosteloos. Behalve als dit vereist is, wordt ze buiten de normale werkuren van de scholen georganiseerd. De personeelsleden die een opleiding volgen, worden geacht personeelsleden in actieve dienst te zijn. § 2. Alle kandidaten die de initiële opleiding hebben gevolgd, ontvangen een attest van bijwoning. Alleen kandidaten die een attest overleggen dat bewijst dat zij minstens 75 % van de tijd van elk luik van de initiële opleiding hebben gevolgd, worden toegelaten voor de kwalificatieproef bedoeld in artikel 10.

Art. 14.§ 1. De coördinerende afgevaardigde kan op de voordracht van het Instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan de kandidaat op diens verzoek vrijstellen van het volgen van een of meerdere luiken van de opleiding indien hij vooraf reeds een of meerdere gelijkwaardige opleidingen met succes heeft gevolgd. § 2. In afwijking van artikel 13, § 2 is het personeelslid dat vastbenoemd is in het ambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst en zich voor de initiële opleiding voor zonedirecteur inschrijft, vrijgesteld van de drie eerste luiken van de initiële opleiding.

Art. 15.Het Instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan verstrekt op eigen initiatief of op verzoek van de Regering advies over de toepassing van deze titel. HOOFDSTUK II. - Het behalen van het getuigschrift

Art. 16.§ 1. De kwalificatieproef wordt uiterlijk binnen de zes maanden na het beëindigen van de initiële opleidingssessie georganiseerd. Ze bestaat uit een zelf geschreven werk dat wordt verdedigd voor de examencommissie bedoeld in artikel 17, hierna "de examencommissie" genoemd. § 2. De kwalificatieproef van de kandidaat voor een functie van zonedirecteur bestaat uit een zelf geschreven dossier dat voor de examencommissie wordt verdedigd.

Dit geschreven dossier bestaat uit: 1. twee persoonlijke casestudy's waarvan er minstens één betrekking heeft op een probleem met teammanagement;2. een overzicht van de competenties van de kandidaat met zijn voornaamste sterktes en zwaktes, ondersteund door zijn loopbaan en in verband gebracht met de vaardigheden en competenties die aan bod komen in de vier luiken van de initiële opleiding. De verdediging van het dossier voor de examencommissie bestaat uit de mondelinge presentatie en verdediging van een van beide cases van het dossier.

De evaluatiecriteria van de proef hebben betrekking op: 1. de samenhang tussen het overzicht van de competenties en de relatie- en communicatiegebonden dimensies die in de casestudy's aan bod komen;2. de overweging van de bekwaamheden en competenties die worden verwacht van bij de indiensttreding van een zonedirecteur en die inzonderheid worden ontwikkeld tijdens de initiële opleiding (oftewel de vier dimensies van het eerste en vierde luik) op het vlak van de relevantie van de voorgestelde acties in de casestudy, namelijk: a) de haalbaarheid van de acties - het realisme - de overweging van de context; b) hun wetenschappelijke gegrondheid (opzoekingen, ervaringen ...); c) hun overeenstemming met de waarden, uitdagingen en doelstellingen van het onderwijsstelsel, alsook met de geldende wetgeving;3. het vermogen om de vragen te beantwoorden over het begrip sturing van het scholenstelsel en over de processen verbonden aan de invoering van de sturingsplannen zoals deze tijdens het tweede luik van de initiële opleiding worden ontwikkeld;4. uitdrukkingsvermogen (vermogen om schriftelijk en mondeling te communiceren);5. de beheersing van het functioneel schrijven. De Regering bepaalt de weging tussen de evaluatiecriteria en de nadere regels voor de organisatie en evaluatie van de proef. § 3. De kwalificatieproef van de kandidaat voor een functie van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst bestaat uit een zelf geschreven dossier dat voor de examencommissie wordt verdedigd.

Dit geschreven dossier bestaat uit: 1. twee persoonlijke casestudy's waarvan er minstens één betrekking heeft op een dimensie die aan bod komt in het tweede luik van de initiële opleiding;2. een overzicht van de competenties van de kandidaat met zijn voornaamste sterktes en zwaktes, ondersteund door zijn loopbaan en in verband gebracht met de vaardigheden en competenties die aan bod komen in de drie luiken van de initiële opleiding. De verdediging van het dossier voor de examencommissie bestaat uit de mondelinge presentatie en verdediging van een van beide cases van het dossier.

De evaluatiecriteria van de proef hebben betrekking op: 1. de samenhang tussen het overzicht van de competenties en de relatie- en communicatiegebonden dimensies die in de casestudy's aan bod komen;2. de overweging van de bekwaamheden en competenties die van bij de indiensttreding worden verwacht van een afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst en inzonderheid worden ontwikkeld tijdens het eerste luik van de initiële opleiding bedoeld in artikel 11, § 2 op het vlak van de relevantie van de voorgestelde acties in de casestudy, namelijk: a) de haalbaarheid van de acties - het realisme - de overweging van de context; b) hun wetenschappelijke gegrondheid (opzoekingen, ervaringen ...); c) hun overeenstemming met de waarden, uitdagingen en doelstellingen van het onderwijsstelsel, alsook met de geldende wetgeving;3. het vermogen om vragen te beantwoorden over de processen verbonden aan de invoering van de sturingsplannen zoals deze tijdens het tweede luik van de initiële opleiding worden ontwikkeld;4. uitdrukkingsvermogen (vermogen om schriftelijk en mondeling te communiceren);5. de beheersing van het functioneel schrijven. De Regering bepaalt de weging tussen de evaluatiecriteria en de nadere regels voor de organisatie en evaluatie van de proef. § 4. De examencommissie moet alle professionele dossiers die de kandidaat indient bestuderen, deze laatste horen en zijn hele prestatie beoordelen, en deze beoordeling bekrachtigen met een getuigschrift van voltooiing of niet-voltooiing.

Daarnaast moet ze per functie een algemene rangschikking opstellen van de kandidaten voor wie een getuigschrift van voltooiing werd afgeleverd. Deze algemene rangschikking wordt vervolgens onderverdeeld per zone in functie van de zones waarvoor het personeelslid zich kandidaat stelt.

De aldus opgestelde lijsten vormen de wervingsreserves voor, naargelang het geval, zonedirecteurs of afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst. Deze wervingsreserves zijn vier jaar geldig vanaf de datum waarop de rangschikkingen voor de betrokken functie werden opgesteld.

Art. 17.De examencommissie die verantwoordelijk is voor de kwalificatieproef bedoeld in artikel 16 die naargelang het geval toegang verschaft tot het ambt van zonedirecteur of van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst bestaat uit: 1. een door de Regering uit de algemene ambtenaren van minstens rang 15 aangestelde voorzitter;2. drie vertegenwoordigers van het Algemeen Bestuur van Onderwijs, aangesteld door de Regering, waarvan er minstens één de Algemene directie voor de sturing van het onderwijssysteem vertegenwoordigt;3. drie externe experts met specifieke competentie in verband met de verschillende luiken van de initiële opleiding. Voor elk werkend lid bedoeld in paragraaf 1 stelt de Regering een vervangend lid aan volgens dezelfde nadere regels.

De nadere regels voor de werking van de examencommissie worden vastgelegd door de Regering.

Art. 18.De examencommissie verstrekt op eigen initiatief of op verzoek van de Regering advies over de toepassing van deze titel. HOOFDSTUK III. - De toegangsvoorwaarden

Art. 19.§ 1. Het is niemand toegelaten zich in te schrijven voor de initiële kwalificatieopleiding die toegang verschaft tot het ambt van zonedirecteur of afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst indien hij op de datum van de indiening van zijn aanvraag tot deelneming niet aan de volgende voorwaarden voldoet: 1. Belg zijn of onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie, behoudens door de Regering toe te kennen vrijstelling;2. van onberispelijk gedrag zijn;3. de burgerlijke en politieke rechten genieten;4. voldaan hebben aan de dienstplichtwetten;5. in regel zijn met de wets- en verordeningsbepalingen betreffende de taalregeling;6. minstens houder zijn van een academische graad van bachelorniveau in de betekenis van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;7. vastbenoemd of aangeworven zijn in een ambt met volledige dienstprestaties of in verschillende ambten met onvolledige dienstprestaties die volledige prestaties in het onderwijs dekken, of, in voorkomend geval, in een psycho-medisch-sociaal centrum dat door de Franse Gemeenschap wordt georganiseerd of gesubsidieerd;8. een dienstanciënniteit van ten minste tien jaar hebben;9. geen sanctie of tuchtstraf gekregen hebben gedurende de laatste vijf jaar;10. niet van zijn ambt ontheven zijn bij toepassing van artikel 75, § 1, 66, § 1, 90, § 1 of 95;11. de volgende beroepservaring aantonen: a.voor de toegang tot de initiële opleiding voor zonedirecteur: - minstens drie jaar ervaring in het management of de coördinatie van een team van volwassenen; - een significante ervaring in een van de domeinen waarop de taken van de zonedirecteur betrekking hebben, hetzij inzake audit, systemische analyse, analyse van variabelen / indicatoren, opleiding of begeleiding van volwassenen; b. voor de toegang tot de initiële opleiding voor afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst: - een significante ervaring in een van de domeinen waarop de taken van de afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst betrekking hebben, hetzij inzake audit, systemische analyse, analyse van variabelen / indicatoren, opleiding of begeleiding van volwassenen. Kan zich ook inschrijven voor de initiële opleiding een vastbenoemd of aangeworven personeelslid met een functie van rang 1 of rang 2 in een hogeschool dat voldoet aan de voorwaarden bedoeld in paragraaf 1, 1e lid, 1° tot 6°, en 9° tot 11°, en dat de anciënniteit heeft verworven bedoeld in paragraaf 1, 8° in het basisonderwijs, kleuteronderwijs, lager onderwijs, secundair onderwijs, onderwijs voor sociale promotie of kunstonderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.

De aanvraag tot deelneming aan de initiële opleiding moet worden ingediend in de vorm en binnen de termijn die de Regering heeft vastgelegd. § 2. Vanaf 2019 kan elke persoon die niet voldoet aan de voorwaarde bedoeld in paragraaf 1, 7° zich ook inschrijven voor de initiële opleiding en de kwalificatieproef bedoeld in artikel 10 die toegang geven tot het ambt van zonedirecteur of afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst voor zover hij op de datum van de indiening van zijn aanvraag tot deelneming voldoet aan de voorwaarden voorzien in § 1, 1°, 2°, 3°, 4°, 5°, 6° en 10°.

Bovendien moet de kandidaat tien jaar nuttige werkervaring aantonen waarvan minstens vijf jaar op het vlak van audit, systemische analyse, analyse van variabelen / indicatoren, opleiding of begeleiding van volwassenen en minstens drie jaar in het domein van de coördinatie van een team van volwassenen, indien hij zich wil inschrijven voor de initiële opleiding en de kwalificatieproef bedoeld in artikel 10 die toegang verschaffen tot het ambt van zonedirecteur.

De kandidaat detailleert in zijn aanvraag tot deelneming zijn eerdere werkervaring en legt uit waarom deze nuttig is voor de uitoefening van het ambt van zonedirecteur of afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst. De examencommissie bedoeld in artikel 17 evalueert het nut van de werkervaring van de kandidaat.

Indien de kandidaat personeelslid is in het onderwijs of lid is van ander personeel onder een statuut dat onderworpen is aan tuchtsancties, moet hij bovendien voldoen aan de voorwaarde voorzien in § 1, 9°. § 3. Wie niet meer aan alle voorwaarden voldoet die naargelang het geval bedoeld zijn in paragraaf 1 of paragraaf 2 mag de opleiding niet verder zetten of deelnemen aan de kwalificatieproef. § 4. De Regering bepaalt de vorm en termijn volgens dewelke de kandidatuur bedoeld in de eerste paragraaf moet worden ingediend.

Art. 20.§ 1. Voor de berekening van de dienstanciënniteit bedoeld in artikel 19, § 1, 1e lid, 8° worden enkel de diensten in aanmerking genomen die de kandidaat, in welke hoedanigheid ook, werkelijk heeft gepresteerd in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs, als lid van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel of van het paramedisch personeel en het personeel van de Algemene inspectiedienst. § 2. Voor de berekening van de duur van de diensten die in aanmerking komen voor de dienstanciënniteit bedoeld in artikel 19, § 1, 1e lid, 8° : 1.worden de diensten die als tijdelijk personeelslid werkelijk werden gepresteerd in een ambt met volledige dienstprestaties meegerekend als anciënniteit die gelijk is aan het aantal dagen die worden geteld vanaf het begin tot het einde van de ononderbroken activiteitsperiode, met inbegrip van, als ze in die periode worden meegerekend, de ontspanningsverloven, de winter- en lentevakantie, alsook de moederschapsrust en het verlof voor opvang met het oog op adoptie en pleegvoogdij, toegekend vanaf 1 januari 1999, waarbij dat aantal dagen met 1,2 wordt vermenigvuldigd; 2. worden de werkelijke diensten die in een andere hoedanigheid dan tijdelijk personeelslid in een ambt met volledige dienstprestaties werden gepresteerd, geteld per kalendermaand, waarbij deze die niet de hele maand dekken, niet worden meegerekend;3. worden de in aanmerking komende diensten die werden gepresteerd gedurende de maand tijdens welke het personeelslid voor de eerste keer in een andere hoedanigheid dan die van tijdelijk personeelslid aangesteld of aangeworven is, geacht als tijdelijk personeelslid te zijn gepresteerd;4. worden de werkelijke diensten die werden gepresteerd in een ambt met onvolledige prestaties dat ten minste de helft van het aantal uren telt dat vereist is voor het ambt met volledige dienstprestaties, in aanmerking genomen op dezelfde wijze als de diensten gepresteerd in een ambt met volledige prestaties;5. wordt het aantal dagen verworven in een ambt met onvolledige dienstprestaties dat niet de helft van het aantal uren telt dat vereist is voor het ambt met volledige prestaties, met de helft verminderd;6. mag de duur van de diensten die in twee of meer ambten werden gepresteerd, met volledige of onvolledige dienstprestaties, die gelijktijdig werden uitgeoefend, nooit de duur overschrijden van de diensten die werden gepresteerd in een ambt met volledige dienstprestaties tijdens dezelfde periode;7. maken dertig dagen één maand uit;8. mag de duur van de in aanmerking komende diensten die de kandidaat telt, nooit twaalf maanden overschrijden voor een kalenderjaar. TITEL III. - Statuut van de personeelsleden van de algemene sturingsdienst van de scholen en psycho-medisch-sociale centra HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Art. 21.Deze titel is van toepassing op de personeelsleden van de Algemene Sturingsdienst van de Scholen en Psycho-medisch-sociale centra, hierna "de personeelsleden" genoemd.

Art. 22.Voor de toepassing van deze titel worden de termijnen berekend als volgt: 1. de dag van de akte die er het beginpunt van uitmaakt, is niet inbegrepen;2. de vervaldag wordt in de termijn inbegrepen.Als die dag echter een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, met inbegrip van de feestdagen van of in de Franse Gemeenschap, wordt hij naar de eerstvolgende werkdag uitgesteld.

Art. 23.Voor de toepassing van deze titel worden de dienstanciënniteit en de duur van de diensten die in aanmerking komen voor de dienstanciënniteit berekend volgens dezelfde nadere regels als bedoeld in artikel 20.

Art. 24.De ambten die de personeelsleden kunnen uitoefenen, zijn bevorderingsambten die gerangschikt worden als volgt: 1. coördinerende afgevaardigde;2. zonedirecteur;3. afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst.

Art. 25.Bij zijn indiensttreding legt het personeelslid dat vastbenoemd is, toegelaten is tot de stage of voorlopig aangesteld is in een bevorderingsambt bedoeld in artikel 24, 2° of 3° de eed af in handen van de ambtenaar-generaal die door de Regering of haar afgevaardigde aangesteld wordt.

De eed wordt geformuleerd zoals bepaald in artikel 2 van het decreet van 20 juli 1831. Daarvan wordt akte aan het personeelslid gegeven.

Art. 26.De Regering bepaalt de kosten die aan de personeelsleden kunnen worden terugbetaald. Het betreft: 1. reiskosten;2. verblijfskosten;3. andere kosten, waarvan inzonderheid kosten met betrekking tot communicaties. De Regering stelt de perken en nadere regels vast voor de terugbetaling bedoeld in het eerste lid. HOOFDSTUK II. - Plichten en onverenigbaarheden Afdeling I. - Plichten

Art. 27.De personeelsleden moeten onder alle omstandigheden voortdurend de belangen behartigen van de Franse Gemeenschap, van de leerlingen die schoollopen bij de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinrichtingen en van de personeelsleden van die inrichtingen.

Ze vervullen hun opdracht met dezelfde zorg voor alle schoolinrichtingen en in alle onafhankelijkheid ten opzichte van de inrichtende machten.

Art. 28.Ze moeten de neutraliteitsbeginselen in acht nemen bij de uitoefening van hun ambt. Ze mogen de leerlingen niet gebruiken voor doeleinden van politieke, godsdienstige, filosofische propaganda of van commerciële reclame.

Art. 29.Ze komen persoonlijk en nauwgezet de verplichtingen na, die hun zijn opgelegd door de wetten, decreten en verordeningen.

Ze moeten, binnen de door de regeling vastgestelde perken, de prestaties verrichten die noodzakelijk zijn voor de goede werking van de dienst.

Ze voeren de welbepaalde opdrachten die hun worden toevertrouwd uit en vervullen hun taak met vlijt en nauwgezetheid.

Ze mogen zonder voorafgaande toelating van hun hiërarchische meerdere de uitoefening van hun ambt niet onderbreken,

Art. 30.Ze moeten zich met de meest volstrekte correctheid gedragen, zowel in hun dienstbetrekkingen als in hun omgang met het publiek, en moeten elkaar bijstaan in de mate waarin het belang van de inrichting zulks vereist.

Ze mogen, zowel in hun dienst als in hun persoonlijke levenssfeer, geen gedrag vertonen dat het vertrouwen van het publiek of de eer of de waardigheid van hun ambt zou kunnen aantasten. Ze onthouden zich van alle pesterijen.

Art. 31.Ze mogen zich niet inlaten met enige werkzaamheid die in strijd is met de Grondwet en de wetten van het Belgisch volk, die de vernietiging van 's Lands onafhankelijkheid op het oog heeft of die de landsverdediging of de uitvoering van de verbintenissen van België strekkend tot het verzekeren van zijn veiligheid in gevaar brengt. Ze mogen niet toetreden tot, noch hun hulp verschaffen aan een beweging, groepering, organisatie of vereniging met een soortgelijke werkzaamheid.

Art. 32.Het is hun verboden feiten bekend te maken die zij zouden kennen ter oorzake van hun ambt en die van nature geheim zijn.

Art. 33.Het is hun verboden rechtstreeks of door een tussenpersoon, zelfs buiten hun ambt doch omwille ervan, giften, geschenken, beloningen of enig ander voordeel te vragen, te eisen of aan te nemen.

Art. 34.De Regering kan de door deze afdeling voorziene plichten preciseren.

Art. 35.Onverminderd de toepassing van de strafwetten en, in voorkomend geval, van artikel 43 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, zullen de overtredingen van de bepalingen van deze afdeling, naargelang van het geval, met een van de bij artikel 116 bepaalde tuchtsancties worden bestraft. Afdeling II. - Onverenigbaarheden

Art. 36.Met de hoedanigheid van personeelslid is onverenigbaar, de uitoefening van het politiek mandaat van: 1. burgemeester, schepen, gemeenteraadslid, voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn of lid van de raad voor maatschappelijk welzijn van een gemeente die zich geheel of gedeeltelijk bevindt op het grondgebied waarop het personeelslid het ambt van zonedirecteur of afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst uitoefent;2. lid van de permanente deputatie of provincieraadslid in een provincie die zich geheel of gedeeltelijk bevindt op het grondgebied waarop het personeelslid het ambt van zonedirecteur of afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst uitoefent.

Art. 37.Onverenigbaar met de hoedanigheid van personeelslid is de uitoefening van elk vakbondsmandaat of van elk mandaat bij een inrichtende macht of een federatie van inrichtende machten waarvan een of meer onderwijsinrichtingen zich bevinden op het grondgebied waarop het personeelslid het ambt van zonedirecteur of afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst uitoefent.

Art. 38.Onverenigbaar met de hoedanigheid van personeelslid is elke activiteit die het vervullen van de ambtsplichten zou kunnen belemmeren of die in strijd is met de waardigheid van dat ambt.

Art. 39.De Regering stelt de onverenigbaarheden vast bedoeld in artikelen 36 tot 38. Ze brengt het betrokken personeelslid daarvan op de hoogte binnen een termijn van twintig dagen vanaf de dag waarop ze de onverenigbaarheid vaststelt, bij een ter post aangetekend schrijven, dat uitwerking heeft met ingang van de derde werkdag volgend op de datum van de verzending ervan.

Art. 40.Als de vaststelling van een onverenigbaarheid vermeld in artikel 42 betwist wordt, kan het betrokken personeelslid, langs de hiërarchische weg, binnen een termijn van twintig werkdagen vanaf de datum waarop de onverenigbaarheid werd vastgesteld, een bezwaar indienen voor de in artikel 121 bedoelde raad van beroep. Deze brengt de Regering zijn advies uit binnen een termijn van twee maanden vanaf de datum van ontvangst van het bezwaarschrift.

De Regering neemt haar beslissing binnen een termijn van één maand na de ontvangst van het advies van de raad van beroep. HOOFDSTUK III. - Mandaat voor de uitoefening van het bevorderingsambt van coördinerende afgevaardigde Afdeling I. - Procedure en voorwaarden voor het verkrijgen van het

mandaat van coördinerende afgevaardigde

Art. 41.De betrekking van coördinerende afgevaardigde wordt toegekend bij mandaat.

Een mandaat kan slechts toegekend worden als een betrekking vacant is binnen het betrokken ambt.

De Regering bepaalt het ambtsprofiel van de coördinerende afgevaardigde.

Art. 42.De vacante betrekking van het te begeven ambt van coördinerende afgevaardigde wordt ter kennis gebracht van de mogelijke kandidaten per openbare oproep.

Art. 43.Slechts de kandidaten die de vorm en de termijn hebben nageleefd waarin de kandidaturen moeten worden ingediend, kunnen worden gemandateerd.

Art. 44.Niemand kan een mandaat verkrijgen als hij niet aan de volgende voorwaarden voldoet: 1. vastbenoemd zijn in een bevorderingsambt bedoeld in artikel 24, 2° en 3° ;2. een dienstanciënniteit van minstens zes jaar tellen in een bevorderingsambt van zonedirecteur of minstens negen jaar in een bevorderingsambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst;3. de vermelding "gunstig" gekregen hebben voor de laatste evaluatie. Als er geen evaluatieverslag is, wordt het personeelslid geacht de vermelding "gunstig" gekregen te hebben; 4. geen sanctie of tuchtstraf gekregen hebben gedurende de laatste vijf jaar;5. een opleiding in human resources management van minstens 60 uur gevolgd hebben en ervoor geslaagd zijn, georganiseerd door de School voor Overheidsbestuur.Het attest voor het slagen voor de opleiding wordt uitgereikt door een examencommissie waarvan de samenstelling en de nadere regels voor de werking bepaald worden door de Regering.

Als er geen kandidaat is die aan de in het 1e lid, 5° bedoelde voorwaarde voldoet, kan de Regering een mandaat toekennen aan een kandidaat die niet aan die voorwaarde voldoet, voor zover deze laatste zich ertoe verbindt de volgende opleiding in human resources management te volgen. Er wordt van rechtswege een einde gemaakt aan zijn mandaat bij niet-naleving van die verbintenis of bij faling.

Een persoon die op de datum van indiening van zijn aanvraag tot deelneming niet voldoet aan de voorwaarden vermeld in het 1e lid, 1° tot 4° wordt niet tot de opleiding toegelaten

Art. 45.Voor de berekening van de ambtsanciënniteit bedoeld in artikel 44, § 1, 2° worden de werkelijke diensten in aanmerking genomen die het personeelslid, in ongeacht welke hoedanigheid, heeft gepresteerd in het bevorderingsambt van zonedirecteur.

Voor de berekening van de duur van de diensten die in aanmerking komen voor een ambtsanciënniteit bedoeld in artikel 44, 1e lid, 2° worden de werkelijke diensten per kalendermaand geteld, waarbij de onvolledige maanden niet worden meegeteld.

Art. 46.§ 1. Er wordt bij de Regering een Commissie voor selectie en evaluatie, hierna "de Commissie" genoemd, opgericht. § 2. De Commissie is bevoegd om de adviezen bedoeld bij toepassing van de artikelen 48 en 55 te geven, op eigen initiatief of op aanvraag van de Regering. § 3. De Commissie bestaat uit: 1. de Directeur-generaal van de Algemene directie voor de sturing van het onderwijssysteem;2. vier leden aangesteld door de Regering onder de ambtenaren-generaal van de Diensten van de Regering, minstens titularis van een graad van rang 16;3. vijf leden aangesteld door de Regering onder de titularissen van het ambt van gewoon hoogleraar, hoogleraar of docent, voltijds in vast verband benoemd of aangeworven binnen een universiteit georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap of onder de titularissen van een verkiezingsambt binnen een Hogeschool georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap. De leden van de Commissie worden aangesteld voor een hernieuwbare duur van vijf jaar. § 4. De Directeur-generaal van de Algemene directie voor de sturing van het onderwijssysteem zit de Commissie voor. De Regering stelt een voorzitter en een ondervoorzitter van de Commissie aan onder de vier ambtenaren-generaal bedoeld in § 3, 2°.

De Regering stelt een secretaris en plaatsvervangend secretaris van de Commissie aan onder de ambtenaren van minstens niveau 2+ van de Diensten van de Regering. § 5. Voor elk werkend lid stelt de Regering een plaatsvervangend lid aan, gekozen volgens dezelfde nadere regels als het werkend lid dat het vervangt. De Regering stelt een plaatsvervangende Directeur-generaal aan onder de ambtenaren-generaal van de Diensten van de Regering, minstens titularis van een graad van rang 16; § 6. De Commissie geeft advies bij meerderheid van de aanwezige leden.

Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.

De Regering stelt andere nadere regels vast voor de werking van de Commissie, alsmede haar huishoudelijk reglement, op de voordracht van deze laatste. § 7. Elk lid van de Commissie dat zijn hoedanigheid waarvoor het aangesteld werd binnen de Commissie verliest, wordt onverwijld vervangen door de Regering volgens dezelfde nadere regels. De plaatsvervanger voleindigt het mandaat van zijn voorganger.

Art. 47.Bij de verklaring van vacature van de betrekking te begeven bij mandaat stelt de Regering op de voordracht van de Directeur-generaal een opdrachtenblad op.

Het opdrachtenblad bevat ten minste de beschrijving van de volgende elementen: 1. de nauwkeurige definitie van de opdrachten die aan de mandataris worden toegewezen;2. de te bereiken doelstellingen.

Art. 48.De kandidaturen voor een mandaat worden onderzocht door de Commissie, die kan beslissen om de verschillende kandidaten te horen.

De Commissie stelt aan de Regering een lijst van hoogstens vijf kandidaten voor, in volgorde van hun verdiensten en relationele bekwaamheden. Om de kandidaten te rangschikken volgens de volgorde van hun verdiensten, neemt de Commissie inzonderheid het volgende in aanmerking: opleidingen tijdens de loopbaan en aanvullende opleidingen, publicaties, behaalde diploma's, getuigschriften en brevetten, projecten uitgevoerd tijdens de uitoefening van hun ambt van zonedirecteur, afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst of een vroeger mandaat. Afdeling II. - Duur en uitoefening van het mandaat

Art. 49.§ 1. Het mandaat van afgevaardigde-generaal, met een duur van vijf jaar, wordt door de Regering toegekend aan de kandidaat die zij kiest uit een lijst voorgesteld door de Commissie voor selectie en evaluatie bedoeld in artikel 46.

Dat mandaat is hernieuwbaar op basis van de evaluatie toegekend door de Regering op de voordracht van de Commissie voor selectie en evaluatie.

Art. 50.Het mandaat is tijdelijk. Het geeft geen recht op een vaste benoeming in het ambt dat het begeeft.

Het bij mandaat begeven ambt is ondeelbaar. Het wordt voltijds uitgeoefend.

Tijdens de uitoefening van zijn mandaat is het personeelslid in dienstactiviteit, behoudens formele bepaling die hem in een andere administratieve stand zet.

Zijn administratieve standplaats wordt in Brussel gevestigd.

Art. 51.Tijdens de duur van zijn mandaat kan de mandataris: 1. geen verlof verkrijgen voor de onderbreking van de beroepsloopbaan, met uitzondering van de loopbaanonderbreking om palliatieve zorgen te verstrekken, voor de bijstand of de verlening van zorgen aan een lid van het gezin of van de familie tot de tweede graad die aan een ernstige ziekte lijdt of bij de geboorte of de adoptie van een kind in het kader van een ouderschapsverlof;2. geen verlof verkrijgen voor opdracht of een terbeschikkingstelling voor bijzondere opdracht;3. geen verlof verkrijgen om een stage uit te oefenen binnen een andere betrekking van de Staat, de provincies, gemeenten, van een ermee gelijkgestelde openbare instelling, een officiële school of een gesubsidieerde vrije school;4. geen verlof verkrijgen om zich kandidaat te stellen voor de parlementsverkiezingen of provincieraadsverkiezingen;5. geen verlof verkrijgen om cursussen te volgen, zich voor te bereiden voor examens en examens af te leggen;6. geen verlof verkrijgen om voorlopig een ander ambt uit te oefenen in het onderwijs;7. geen verlof verkrijgen voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden of geen verlof voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden, toegekend aan het personeelslid dat minstens twee kinderen ten laste heeft die niet ouder zijn dan 14 jaar, of geen verlof voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden, toegekend aan het lid van het personeel vanaf 50 jaar;8. geen politiek verlof verkrijgen;9. geen terbeschikkingstelling verkrijgen wegens persoonlijke aangelegenheden;10. geen terbeschikkingstelling verkrijgen wegens persoonlijke aangelegenheden vóór het rustpensioen op basis van de bepalingen van het koninklijk besluit nr.297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra.

Art. 52.Tijdens de uitoefening van zijn mandaat geniet de coördinerende afgevaardigde de weddeschaal die toegekend is aan een ambtenaar van de Diensten van de Regering van rang 16.

Art. 53.De mandataris in dienstactiviteit van minstens 57 jaar oud die het maximum van zijn weddeschaal geniet, ziet de waarde van dit maximum verhoogd met de waarde van de laatste tussentijdse verhoging van zijn weddeschaal.

De mandataris in dienstactiviteit van minstens 58 jaar oud die het maximum van zijn weddeschaal geniet, ziet de waarde van dit maximum verhoogd met het dubbele van de waarde van de laatste tussentijdse verhoging van zijn weddeschaal.

Art. 54.De mandataris in dienstactiviteit van minstens 61 jaar oud die het maximum van zijn weddeschaal geniet, ziet de waarde van dit maximum verhoogd met de waarde van de laatste tussentijdse verhoging van zijn weddeschaal op voorwaarde dat hij de tussentijdse verhoging bedoeld in artikel 53, 1e lid niet heeft genoten.

De mandataris in dienstactiviteit van minstens 62 jaar oud die het maximum van zijn weddeschaal geniet, ziet de waarde van dit maximum verhoogd met de waarde van de laatste tussentijdse verhoging van zijn weddeschaal op voorwaarde dat hij de tussentijdse verhoging bedoeld in artikel 53, 2e lid niet heeft genoten.

Art. 55.De evaluatie van de mandatarissen vindt plaats om de dertig maanden. Deze wordt toegekend door de Regering op de voordracht van de Commissie voor selectie en evaluatie bedoeld in artikel 90.

De evaluatie baseert zich op de uitvoering van het opdrachtenblad bedoeld in artikel 47.

Deze bevat een van de volgende meldingen: 1. "gunstig";2. "met voorbehoud";3. "ongunstig".

Art. 56.De mandataris aan wie een gunstige evaluatie gegeven wordt tijdens zijn mandaat zet de uitoefening van zijn mandaat voort.

Bij toekenning van een evaluatie "met voorbehoud" tijdens zijn mandaat wordt een nieuwe evaluatie gevoerd binnen de zes à twaalf maanden die volgen en deze leidt tot de toekenning van een melding "gunstig" of "ongunstig". De toekenning van een melding "met voorbehoud" kan de Regering brengen tot het aanpassen van het opdrachtenblad en het aan de mandataris opleggen om gepaste opleidingen te volgen.

Bij een evaluatievermelding "ongunstig" tijdens het mandaat wordt er vervroegd een einde gemaakt aan het mandaat.

Art. 57.Als er geen coördinerende afgevaardigde is, kan de Regering de Directeur-generaal belasten met de taken van de coördinerende afgevaardigde.

Art. 58.De coördinerende afgevaardigde kan vrijwillig een einde maken aan zijn mandaat, mits een opzeggingstermijn van één maand.

Er wordt van rechtswege op vervroegde wijze een einde gemaakt aan het mandaat wanneer de mandataris één van de tuchtsancties bedoeld in artikel 109, 4 tot 7° krijgt.

Art. 59.Wanneer er, om welke reden dan ook, een einde wordt gemaakt aan een mandaat voor het einde ervan, wordt de coördinerende afgevaardigde vervangen. De vervanger, die door de Regering volgens de in de artikelen 41 tot 48 vastgestelde nadere regels wordt aangesteld, voleindigt het lopende mandaat. Afdeling III. - Einde van het mandaat

Art. 60.Het mandaat van de coördinerende afgevaardigde waarvan de laatste evaluatie de vermelding "gunstig" bevat, wordt van ambtswege door de Regering verlengd, zonder dat de vacantverklaring bedoeld in artikel 42 wordt verricht.

Op het einde van zijn mandaat wordt het mandaat van de coördinerende afgevaardigde wiens laatste evaluatie de vermelding "met voorbehoud" bevat, opnieuw open voor concurrentie verklaard, en kan hij zich gedurende vijf jaar niet meer kandidaat stellen voor een aanstelling in het mandaat van coördinerende afgevaardigde.

Op het einde van zijn mandaat kan de coördinerende afgevaardigde wiens laatste evaluatie de vermelding "ongunstig" bevat, zich niet meer kandidaat stellen voor een aanstelling in het mandaat van coördinerende afgevaardigde.

Art. 61.Wanneer het personeelslid beoogd in artikel 44 zijn hoedanigheid van mandataris verliest, wordt het in zijn bevorderingsambt van zonedirecteur of afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst hersteld. HOOFDSTUK IV. - Toegang tot het bevorderingsambt van zonedirecteur Afdeling I. - Mutatie

Art. 62.Voorafgaand aan de uitvoering van de toelatingsprocedure voor de stage bedoeld in afdeling 2, kan de Regering, als er een betrekking voor het bevorderingsambt van zonedirecteur vacant is, volgens de nadere regels die zij bepaalt, de vastbenoemde zonedirecteurs uitnodigen om een mutatieaanvraag in te dienen naar de te begeven betrekking.

De mutatie wordt goedgekeurd door de Regering op advies van de coördinerende afgevaardigde. Afdeling II. - Toelating tot de stage voor een bevorderingsambt van

zonedirecteur

Art. 63.§ 1. Om tot de stage voor het ambt van zonedirecteur bedoeld in artikel 24, 2° te worden toegelaten, moet het personeelslid: 1. zijn kandidatuur hebben ingediend;2. voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 19, § 1 of § 2;3. niet uit zijn ambt ontheven zijn in toepassing van artikel 75 of artikel 96;4. houder zijn van een attest voor het slagen voor de kwalificatieproef met betrekking tot het te begeven ambt van zonedirecteur bedoeld in Titel II. § 2. De Regering bepaalt de vorm en termijn volgens dewelke de kandidatuur bedoeld in de eerste paragraaf moet worden ingediend.

Art. 64.Als er een betrekking van het bevorderingsambt van zonedirecteur vacant is en onverminderd de toepassing van artikel 62, past de Regering de rangschikking toe van de wervingsreserve bedoeld in artikel 16, § 4.

Zij nodigt het best gerangschikte personeelslid uit om de stage aan te vatten. Als het betrokken personeelslid binnen de tien kalenderdagen niet gunstig reageert op deze uitnodiging, nodigt de Regering het volgende gerangschikte personeelslid uit om de stage aan te vatten, enzovoort.

Het personeelslid dat de uitnodiging om de stage aan te vatten afwijst, verliest het voordeel van zijn rangschikking niet wanneer een andere betrekking van het bevorderingsambt van zonedirecteur vacant is.

Art. 65.§ 1. De stage van zonedirecteur duurt 2 jaar, berekend overeenkomstig paragraaf 3. § 2. Tijdens de duur van de stage blijft het personeelslid titularis van de betrekking waarin het vastbenoemd of aangeworven is, in voorkomend geval bij zijn oorspronkelijke inrichtende macht.

Tenzij anders uitdrukkelijk wordt bepaald, wordt het personeelslid dat wordt toegelaten tot de stage gelijkgesteld met een personeelslid dat vastbenoemd of aangeworven is in het ambt van zonedirecteur.

Het personeelslid kan tijdens de duur van de stage toelating krijgen om deel te nemen aan een opleiding wanneer deze specifiek gericht is op zijn hoedanigheid van zonedirecteur en wordt georganiseerd krachtens: 1. het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan voor het personeel van de inrichtingen voor gewoon basisonderwijs;2. het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het gespecialiseerd onderwijs, het gewoon secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan;3. het decreet van 30 juni 1998 betreffende de vorming tijdens de loopbaan van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel in het onderwijs voor sociale promotie;4. het decreet van 15 maart 1999 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van het kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap. § 3. Voor de berekening van de duur van de voltooide stage komen alleen de werkelijk gepresteerde diensten tijdens de duur van de stage in aanmerking.

Gelijkgesteld met werkelijk gepresteerde diensten zijn de jaarlijkse verloven, de verloven voorzien in artikelen 5, 5bis en 7 van het koninklijk besluit van 15 januari 1974, alsmede het verlof met het oog op adoptie en pleegvoogdij en de moederschapsrust respectievelijk voorzien in hoofdstuk IIbis en hoofdstuk XIII van hetzelfde koninklijk besluit van 15 januari 1974.

Art. 66.§ 1. Het stagedoend personeelslid wordt ten vroegste zes maanden na zijn indiensttreding en uiterlijk aan het einde van het eerste stagejaar geëvalueerd door de coördinerende afgevaardigde.

De evaluatie is gebaseerd op de uitvoering van de taken die aan elke zonedirecteur zijn toegewezen en de toepassing van de vaardigheden die werden verworven in het kader van de opleiding voor arbeidsintegratie bedoeld in artikel 67. Ze houdt rekening met het ambtsprofiel bedoeld in artikel 5, § 2, alsmede met de globale context waarin de stagiair moet evolueren en de middelen die hem ter beschikking zijn gesteld.

Met het oog op de toekenning van de evaluatie wordt een onderhoud met het personeelslid georganiseerd en wordt een evaluatieverslag opgesteld waarvan de Regering het model vastlegt.

De evaluatie leidt tot de toekenning van de vermelding "gunstig" of "ongunstig".

De verkregen vermelding wordt ter kennis gebracht van de stagiair per aangetekend schrijven of door de persoonlijke overhandiging van een schrijven met ontvangstbewijs.

Er wordt van rechtswege een einde gemaakt aan de stage van het personeelslid dat de vermelding "ongunstig" krijgt aan het einde van de evaluatie. In dat geval neemt het personeelslid zijn ambt en benoeming weer op waarin hij vastbenoemd of aangeworven is. § 2. Het personeelslid kan op elk moment in de loop van het tweede stagejaar opnieuw worden geëvalueerd volgens dezelfde nadere regels als in § 1. § 3. De stagiair die een vermelding "ongunstig" krijgt, kan binnen de tien dagen na de kennisgeving via hiërarchische weg per aangetekend schrijven een schriftelijke klacht indienen tegen deze vermelding bij de raad van beroep bedoeld in artikel 121.

De raad van beroep brengt de Regering zijn advies uit binnen een termijn van twee maanden vanaf de datum van ontvangst van het bezwaarschrift. De Regering neemt haar beslissing en kent de evaluatievermelding van het stagedoend personeelslid toe binnen een termijn van een maand vanaf de datum van ontvangst van het advies.

Art. 67.§ 1. Het personeelslid krijgt tijdens de duur van de stage een opleiding voor arbeidsintegratie van 160 uur.

Deze beoogt inzonderheid: 1. de voortzetting, verdieping en integratie van de ontwikkeling van de kennis en vaardigheden van de initiële opleiding bedoeld in artikel 10, inzonderheid op basis van observatie en experimenten;2. de ontwikkeling van de professionele identiteit van de stagiair opdat hij zich zijn rol en positie in het onderwijssysteem eigen kan maken, vertrouwd kan raken met de deontologische regels, zijn sterktes en zwaktes kan analyseren en zijn opleidingsbehoeften kan afleiden;3. de ontwikkeling van het vermogen om zaken in vraag te stellen, afstand te nemen en nadenkend te analyseren;4. de ontwikkeling van de analyse- en interpretatievaardigheden, inzonderheid door een kritische analyse van incidenten: - van de relevantie en de samenhang tussen de verschillende delen van het sturingsplan en de verschillende stappen van de procedure; - van de interpersoonlijke en socio-organisatorische fenomenen die spelen; 5. de ontwikkeling van de communicatie, in intermenselijke en groepsomstandigheden, van vaststellingen, advies en beslissingen bij de verschillende soorten actoren van het onderwijssysteem; 6. de ontwikkeling van een vermogen om zijn praktijken aan te passen aan de diversiteit en de specifieke kenmerken van de institutionele en omgevingsgebonden contexten (openbaar, op maat van de scholen of PMS-centra, ISE ...). § 2. De Regering werkt op grond van een voorstel van het Instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan een opleidingsplan voor arbeidsintegratie uit waarin de volgende elementen worden bepaald: 1. de methodes, met een voorkeur voor die welke gericht zijn op de professionele ontwikkeling, inzonderheid de analyse van casussen, rollenspellen, intervisie en het opstellen van een portfolio;2. de nadere regels volgens dewelke de opleiding is georganiseerd. Op basis van het in het eerste lid bedoelde opleidingsplan organiseert het Instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan de opleiding voor arbeidsintegratie.

De docenten van deze opleiding voor arbeidsintegratie zijn in de eerste plaats afkomstig van de universiteiten, hogescholen, instellingen voor onderwijs voor sociale promotie, het Instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan of het Algemeen Bestuur van Onderwijs.

Het Instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan kan een deel van de opleiding gezamenlijk of afzonderlijk organiseren voor de stagedoende zonedirecteurs en voor de stagedoende afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst. § 3. Aan het einde van de opleiding presenteert en verdedigt de stagiair zijn portfolio voor een examencommissie. De portfolio bestaat uit een persoonlijk dossier waarin hij aantoont wat hij heeft bijgeleerd tijdens de opleiding en welke ervaring hij heeft opgedaan tijdens zijn stage waardoor hij aan de vereisten van het ambtsprofiel bedoeld in artikel 5, § 3 zal voldoen.

Deze examencommissie bestaat uit: 1. een door de Regering uit de algemene ambtenaren van minstens rang 15 aangestelde voorzitter;2. twee vertegenwoordigers van het Algemeen Bestuur van Onderwijs, aangesteld door de Regering, waarvan er minstens één de Algemene directie voor de sturing van het onderwijssysteem vertegenwoordigt;3. twee externe experts met specifieke competentie in verband met de verschillende luiken van de initiële opleiding. Voor elk werkend lid bedoeld in paragraaf 1 stelt de Regering een vervangend lid aan volgens dezelfde nadere regels.

De nadere regels voor de werking van de examencommissie worden vastgelegd door de Regering.

De examencommissie baseert haar beoordeling van de kwalificatieproef op de volgende evaluatiecriteria: 1. de graad van beheersing van de veronderstelde kennis en vaardigheden die werden ontwikkeld in het kader van elk luik van de initiële opleiding;2. het vermogen om schriftelijk te communiceren;3. het vermogen om mondeling te communiceren. De Regering legt de weging tussen de evaluatiecriteria vast zonder dat ook maar een ervan de 40 % overschrijdt, alsmede de nadere regels voor de organisatie en evaluatie van de proef. § 4. Er wordt van rechtswege een einde gemaakt aan de stage als het personeelslid niet slaagt in de opleiding voor arbeidsintegratie bedoeld in artikel 67. In dat geval neemt het personeelslid opnieuw zijn oorspronkelijke ambt en aanstelling in vast verband op.

Om de continuïteit van het ambt van zonedirecteur te waarborgen of de stabiliteit van de pedagogische teams niet te verstoren kan de Regering de wederopneming van het personeelslid in zijn oorspronkelijke ambt maximaal zes maanden uitstellen vanaf het niet-slagen in de beroepsopleiding.

Art. 68.Er kan in de loop van de stage een einde worden gesteld aan deze laatste op verzoek van het personeelslid mits een opzegtermijn van drie maanden. In dat geval neemt het personeelslid zijn oorspronkelijke ambt en aanstelling weer op in vast verband en kan het, uitgezonderd in uitzonderlijke en behoorlijk gemotiveerde omstandigheden, slechts opnieuw worden toegelaten tot de stage of voorlopig worden aangesteld in een ambt van zonedirecteur of afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst na te hebben gereageerd op een nieuwe oproep om kandidaten.

Art. 69.§ 1. Aan het einde van de stage wordt het personeelslid dat is geslaagd in de proef bedoeld in artikel 67, § 3 en aan het einde van de opleiding voor arbeidsintegratie bedoeld in artikel 67 §§ 1 en 2, geëvalueerd volgens dezelfde nadere regels als in artikel 66.

Het personeelslid dat een vermelding "ongunstig" krijgt, kan per aangetekend schrijven een schriftelijke klacht indienen tegen deze vermelding volgens dezelfde nadere regels als in artikel 66, § 3. Dit beroep is opschortend. § 2. Het personeelslid dat aan het einde van de stage een gunstige evaluatie heeft gekregen, krijgt een voorstel tot vaste benoeming in het ambt van zonedirecteur waarvan het model door de Regering wordt vastgelegd.

Dit voorstel wordt hem door de ambtenaar-generaal ter kennis gebracht bij ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs met uitwerking drie werkdagen na verzending ofwel bij overhandiging van een brief met ontvangstbewijs met uitwerking op de datum vermeld op dat ontvangstbewijs.

Het personeelslid heeft een termijn van tien dagen om het ingevulde en ondertekende voorstel te overhandigen aan de coördinerende afgevaardigde en erop te vermelden of hij een vaste benoeming in het ambt van zonedirecteur aanvaardt of weigert.

In geval van een weigering binnen de 10 dagen van een vaste benoeming, neemt het personeelslid zijn oorspronkelijke ambt en aanstelling weer op. Afdeling III. - Benoeming in een bevorderingsambt van zonedirecteur

Art. 70.Niemand kan in een bevorderingsambt van zonedirecteur bedoeld in artikel 24, 2° benoemd worden, indien hij niet voldoet aan de volgende voorwaarden: 1. voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 19, §§ 1 en 2;2. hebben ingestemd met het voorstel voor een vaste benoeming volgens de nadere regels bedoeld in artikel 69, § 2;3. niet uit zijn ambt ontheven zijn in toepassing van artikel 76 of artikel 96.

Art. 71.De benoeming tot een bevorderingsambt van zonedirecteur kan slechts plaatsvinden als een betrekking vacant is binnen het te begeven ambt.

Art. 72.De personeelsleden worden vastbenoemd in het bevorderingsambt van zonedirecteur door de Regering.

De benoeming in een bevorderingsambt van zonedirecteur treedt voor de betrokkene in werking op de dag van de toelating tot de stage.

De betrekking waarvan het stagedoend personeelslid titularis was binnen zijn oorspronkelijke inrichtende macht, de Algemene Sturingsdienst van de Scholen en Psycho-medisch-sociale centra of de Algemene inspectiedienst kan slechts vacant worden verklaard op de datum van de beslissing van de benoeming in de graad van zonedirecteur.

Het benoemingsbesluit wordt gepubliceerd als uittreksel van het Belgisch Staatsblad. Afdeling IV. - Voorlopige aanstelling in een bevorderingsambt van

zonedirecteur

Art. 73.§ 1. Als een zonedirecteur tijdelijk afwezig is of er een vacante betrekking van zonedirecteur is waarvoor geen stagiair kan worden aangesteld, kan de Regering overgaan tot de voorlopige aanstelling in een betrekking van een ambt van zonedirecteur. § 2. De Regering kan overgaan tot de voorlopige aanstelling in een bevorderingsambt van een zonedirecteur bedoeld in artikel 24, 2° van een personeelslid dat aan de volgende voorwaarden voldoet: 1. voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 19, § 1 of § 2;2. zijn kandidatuur hebben ingediend in de vorm en binnen de termijnen overeenkomstig artikel 74;3. de volgende beroepservaring aantonen: o minstens drie jaar ervaring in het beheer of de coördinatie van een team van volwassenen waarvan minstens twee jaar in het onderwijs; o minstens vijf jaar professionele praktijk als lid van een pedagogisch team of als beambte in een psycho-medisch-sociaal centrum; o een significante beroepservaring - van minstens één jaar - op meerdere niveaus of in verschillende types onderwijs of bij onderwijspartners is een troef; o een beroepservaring in een van de materies waarop de taken van de zonedirecteur betrekking hebben, hetzij inzake audit, systemische analyse of analyse van variabelen / indicatoren is een troef.

Als eerste wordt aangesteld een kandidaat die houder is van een attest voor het slagen voor de kwalificatieproef met betrekking tot het te begeven ambt van zonedirecteur bedoeld in Titel II. In de hypothese die in het vorige lid wordt bedoeld, past de Regering de rangschikking toe van de wervingsreserve bedoeld in artikel 16, § 4 volgens dezelfde nadere regels als deze bedoeld in artikel 64, 2e en 3e lid.

Art. 74.De Regering nodigt de personeelsleden uit om zich kandidaat te stellen voor een voorlopige aanstelling volgens de nadere regels die zij bepaalt.

Het personeelslid dat voor meerdere zones solliciteert, duidt de zones aan waarvoor hij zich kandidaat stelt.

Slechts de kandidaten die de vorm en de termijn hebben nageleefd waarin de kandidaturen moeten worden ingediend, kunnen voorlopig worden aangesteld in een bevorderingsambt van zonedirecteur.

De periode gedurende dewelke een personeelslid voorlopig is aangesteld in toepassing van de bepalingen van deze afdeling, kan niet worden gelijkgesteld met de stage bedoeld in artikel 65.

Art. 75.§ 1. De regering kan een einde stellen aan de aanstelling van een voorlopig aangesteld personeelslid in een bevorderingsambt van zonedirecteur in het belang van de dienst en mits een opzegtermijn van vijftien dagen. § 2. Het personeelslid kan afzien van zijn voorlopige aanstelling mits een opzegtermijn van drie maanden. In dat geval neemt het personeelslid zijn oorspronkelijke ambt en aanstelling weer op in vast verband en kan het, uitgezonderd in uitzonderlijke en behoorlijk gemotiveerde omstandigheden, slechts opnieuw worden toegelaten tot de stage of voorlopig worden aangesteld in een ambt van zonedirecteur of afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst na te hebben gereageerd op een nieuwe oproep om kandidaten.

Art. 76.Er wordt van rechtswege een einde gemaakt aan de voorlopige aanstelling van het personeelslid wanneer dit personeelslid één van de tuchtsancties bedoeld in artikel 110, 4° tot 7° krijgt.

De tuchtsancties bedoeld in artikel 110, 6° en 7° stellen overigens een einde aan elke statutaire band, zelfs in zijn oorspronkelijke ambt en benoeming. HOOFDSTUK V. - Toegang tot het bevorderingsambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst Afdeling I. - Mutatie

Art. 77.Voorafgaand aan de uitvoering van de toelatingsprocedure voor de stage bedoeld in afdeling 2, kan de Regering, als er een betrekking voor het bevorderingsambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst vacant is, volgens de nadere regels die zij bepaalt, de vastbenoemde afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst uitnodigen om een mutatieaanvraag in te dienen naar de te begeven betrekking.

De mutatie wordt goedgekeurd door de Regering op advies van de coördinerende afgevaardigde en de betrokken zonedirecteurs. Afdeling II. - Toelating tot de stage voor een bevorderingsambt van

afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst

Art. 78.§ 1. Om tot de stage voor het ambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst bedoeld in artikel 24, 3° te worden toegelaten, moet het personeelslid: 1. zijn kandidatuur hebben ingediend;2. voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 19, § 1 of § 2;3. niet uit zijn ambt ontheven zijn in toepassing van artikel 90 of artikel 95;4. houder zijn van een attest voor het slagen voor de kwalificatieproef met betrekking tot het te begeven ambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst bedoeld in Titel II. § 2. De Regering bepaalt de vorm en termijn volgens dewelke de kandidatuur bedoeld in de eerste paragraaf moet worden ingediend.

Art. 79.Als er een betrekking van het bevorderingsambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst vacant is en onverminderd de toepassing van artikel 77, past de Regering de rangschikking toe van de wervingsreserve bedoeld in artikel 16, § 4.

Zij nodigt het best gerangschikte personeelslid uit om de stage aan te vatten. Als het betrokken personeelslid binnen de tien kalenderdagen niet gunstig reageert op deze uitnodiging, nodigt de Regering het volgende gerangschikte personeelslid uit om de stage aan te vatten, enzovoort.

Het personeelslid dat de uitnodiging om de stage aan te vatten afwijst, verliest het voordeel van zijn rangschikking niet wanneer een andere betrekking van het bevorderingsambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst vacant is.

Art. 80.§ 1. De stage van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst duurt 2 jaar, berekend overeenkomstig paragraaf 3. § 2. Tijdens de duur van de stage blijft het personeelslid titularis van de betrekking waarin het vastbenoemd of aangeworven is, in voorkomend geval bij zijn oorspronkelijke inrichtende macht.

Tenzij anders uitdrukkelijk wordt bepaald, wordt het personeelslid dat wordt toegelaten tot de stage gelijkgesteld met een personeelslid dat vastbenoemd of aangeworven is in het ambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst.

Het personeelslid kan tijdens de duur van de stage toelating krijgen om deel te nemen aan een opleiding wanneer deze specifiek gericht is op zijn hoedanigheid van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst en wordt georganiseerd krachtens: 1. het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan voor het personeel van de inrichtingen voor gewoon basisonderwijs;2. het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het gespecialiseerd onderwijs, het gewoon secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan;3. het decreet van 30 juni 1998 betreffende de vorming tijdens de loopbaan van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel in het onderwijs voor sociale promotie;4. het decreet van 15 maart 1999 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van het kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap; § 3. Voor de berekening van de duur van de voltooide stage, komen alleen de werkelijk gepresteerde diensten tijdens de duur van de stage in aanmerking. Gelijkgesteld met werkelijk gepresteerde diensten zijn de jaarlijkse verloven, de verloven voorzien in artikelen 5, 5bis en 7 van het koninklijk besluit van 15 januari 1974, alsmede het verlof met het oog op adoptie en pleegvoogdij en de moederschapsrust respectievelijk voorzien in hoofdstuk IIbis en hoofdstuk XIII van hetzelfde koninklijk besluit van 15 januari 1974.

Art. 81.§ 1. Het stagedoend personeelslid wordt ten vroegste zes maanden na zijn indiensttreding en uiterlijk aan het einde van het eerste stagejaar geëvalueerd door de zonedirecteur.

De evaluatie is gebaseerd op de uitvoering van de taken die aan elke afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst zijn toegewezen en de toepassing van de vaardigheden die werden verworven in het kader van de opleiding voor arbeidsintegratie bedoeld in artikel 82. Ze houdt rekening met het ambtsprofiel bedoeld in artikel 7, § 2, alsmede met de globale context waarin de stagiair moet evolueren en de middelen die hem ter beschikking zijn gesteld.

Met het oog op de toekenning van de evaluatie wordt een onderhoud met het personeelslid georganiseerd en wordt een evaluatieverslag opgesteld waarvan de Regering het model vastlegt.

De evaluatie leidt tot de toekenning van de vermelding "gunstig" of "ongunstig".

De verkregen vermelding wordt ter kennis gebracht van de stagiair per aangetekend schrijven of door de persoonlijke overhandiging van een schrijven met ontvangstbewijs.

Er wordt van rechtswege een einde gemaakt aan de stage van het personeelslid dat de vermelding "ongunstig" krijgt aan het einde van de evaluatie. In dat geval neemt het personeelslid zijn ambt en benoeming weer op waarin hij vastbenoemd of aangeworven is. § 2. Het personeelslid kan op elk moment in de loop van het tweede stagejaar opnieuw worden geëvalueerd volgens dezelfde nadere regels als in § 1. § 3. De stagiair die een vermelding "ongunstig" krijgt, kan binnen de tien dagen na de kennisgeving via hiërarchische weg per aangetekend schrijven een schriftelijke klacht indienen tegen deze vermelding, bij de raad van beroep bedoeld in artikel 121. Dit beroep is opschortend.

De raad van beroep brengt de Regering zijn advies uit binnen een termijn van twee maanden vanaf de datum van ontvangst van het bezwaarschrift. De Regering neemt haar beslissing en kent de evaluatievermelding van het stagedoend personeelslid toe binnen een termijn van een maand vanaf de datum van ontvangst van het advies.

Art. 82.§ 1. Het personeelslid krijgt tijdens de duur van de stage een opleiding voor arbeidsintegratie van 160 uur.

Deze beoogt inzonderheid: 1. de voortzetting, verdieping en integratie van de ontwikkeling van de kennis en vaardigheden van de initiële opleiding bedoeld in artikel 10, inzonderheid op basis van observatie en experimenten;2. de ontwikkeling van de professionele identiteit van de stagiair opdat hij zich zijn rol en positie in het onderwijssysteem eigen kan maken, zijn sterktes en zwaktes kan analyseren en zijn opleidingsbehoeften kan afleiden;3. de ontwikkeling van het vermogen om zaken in vraag te stellen, afstand te nemen en nadenkend te analyseren;4. de ontwikkeling van de analyse- en interpretatievaardigheden, inzonderheid door een kritische analyse van incidenten: - van de relevantie en de samenhang tussen de verschillende delen van het sturingsplan en de verschillende stappen van de procedure; - van de interpersoonlijke en socio-organisatorische fenomenen die spelen; 5. de ontwikkeling van de communicatie, in intermenselijke en groepsomstandigheden, van vaststellingen, advies en beslissingen bij de verschillende soorten actoren van het onderwijssysteem; 6. de ontwikkeling van een vermogen om zijn praktijken aan te passen aan de diversiteit en de specifieke kenmerken van de institutionele en omgevingsgebonden contexten (openbaar, op maat van de scholen of PMS-centra, ISE ...). § 2. De Regering werkt op grond van een voorstel van het Instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan een opleidingsplan voor arbeidsintegratie uit waarin de volgende elementen worden bepaald: 1. de methodes, met een voorkeur voor die welke gericht zijn op de professionele ontwikkeling, inzonderheid de analyse van casussen, rollenspellen, intervisie en het opstellen van een portfolio;2. de nadere regels volgens dewelke de opleiding is georganiseerd. Op basis van het in het eerste lid bedoelde opleidingsplan organiseert het Instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan de opleiding voor arbeidsintegratie.

De docenten van deze opleiding voor arbeidsintegratie zijn in de eerste plaats afkomstig van de universiteiten, hogescholen, instellingen voor onderwijs voor sociale promotie, het Instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan of het Algemeen Bestuur van Onderwijs.

Het Instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan kan een deel van de opleiding gezamenlijk of afzonderlijk organiseren voor de stagedoende zonedirecteurs en voor de stagedoende afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst. § 3. Aan het einde van de opleiding presenteert en verdedigt de stagiair zijn portfolio voor een examencommissie. De portfolio bestaat uit een persoonlijk dossier waarin hij aantoont wat hij heeft bijgeleerd tijdens de opleiding en welke ervaring hij heeft opgedaan tijdens zijn stage waardoor hij aan de vereisten van het ambtsprofiel bedoeld in artikel 7, § 3 zal voldoen.

Deze examencommissie bestaat uit: 1. een door de Regering uit de algemene ambtenaren van minstens rang 15 aangestelde voorzitter;2. twee vertegenwoordigers van het Algemeen Bestuur van Onderwijs, aangesteld door de Regering, waarvan er minstens één de Algemene directie voor de sturing van het onderwijssysteem vertegenwoordigt;3. twee externe experts met specifieke competentie in verband met de verschillende luiken van de initiële opleiding. Voor elk werkend lid bedoeld in paragraaf 1 stelt de Regering een vervangend lid aan volgens dezelfde nadere regels.

De nadere regels voor de werking van de examencommissie worden vastgelegd door de Regering.

De examencommissie baseert haar beoordeling van de kwalificatieproef op de volgende evaluatiecriteria: 1. de graad van beheersing van de veronderstelde kennis en vaardigheden die werden ontwikkeld in het kader van elk luik van de initiële opleiding;2. het vermogen om schriftelijk te communiceren;3. het vermogen om mondeling te communiceren. De Regering legt de weging tussen de evaluatiecriteria vast zonder dat ook maar een ervan de 40 % overschrijdt, alsmede de nadere regels voor de organisatie en evaluatie van de proef. § 4. Er wordt van rechtswege een einde gemaakt aan de stage als het personeelslid niet slaagt in de opleiding voor arbeidsintegratie bedoeld in artikel 81. In dat geval neemt het personeelslid opnieuw zijn oorspronkelijke ambt en aanstelling in vast verband op.

Om de continuïteit van het ambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst te waarborgen of de stabiliteit van de pedagogische teams niet te verstoren kan de Regering de wederopneming van het personeelslid in zijn oorspronkelijke ambt maximaal zes maanden uitstellen vanaf het niet-slagen in de beroepsopleiding.

Art. 83.Er kan in de loop van de stage een einde worden gesteld aan deze laatste op verzoek van het personeelslid mits een opzegtermijn van drie maanden. In dat geval neemt het personeelslid zijn oorspronkelijke ambt en aanstelling weer op in vast verband en kan het, uitgezonderd in uitzonderlijke en behoorlijk gemotiveerde omstandigheden, slechts opnieuw worden toegelaten tot de stage of voorlopig worden aangesteld in een ambt van zonedirecteur of afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst na te hebben gereageerd op een nieuwe oproep om kandidaten.

Art. 84.§ 1. Aan het einde van de stage wordt het personeelslid dat is geslaagd in de opleiding voor arbeidsintegratie bedoeld in artikel 82, geëvalueerd volgens dezelfde nadere regels als in artikel 81.

Het personeelslid dat een vermelding "ongunstig" krijgt, kan per aangetekend schrijven een schriftelijke klacht indienen tegen deze vermelding volgens dezelfde nadere regels als in artikel 81, § 3. § 2. Het personeelslid dat aan het einde van de stage een gunstige evaluatie heeft gekregen, krijgt een voorstel tot vaste benoeming in het ambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst waarvan het model door de Regering wordt vastgelegd.

Dit voorstel wordt hem door de coördinerende afgevaardigde ter kennis gebracht bij ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs met uitwerking drie werkdagen na de datum van verzending, ofwel bij overhandiging van een brief met ontvangstbewijs met uitwerking op de datum vermeld op dat ontvangstbewijs.

Het personeelslid heeft een termijn van tien dagen om het ingevulde en ondertekende voorstel te overhandigen aan de coördinerende afgevaardigde en erop te vermelden of hij een vaste benoeming in het ambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst aanvaardt of weigert.

In geval van een weigering binnen de 10 dagen van een vaste benoeming, neemt het personeelslid zijn oorspronkelijke ambt en aanstelling weer op. Afdeling III. - Benoeming in een bevorderingsambt van afgevaardigde

met een doelstellingenovereenkomst

Art. 85.Niemand kan in een bevorderingsambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst bedoeld in artikel 24, 3° benoemd worden, indien hij niet voldoet aan de volgende voorwaarden: 1. voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 19, § 1 of § 2;2. hebben ingestemd met het voorstel voor een vaste benoeming volgens de nadere regels bedoeld in artikel 84, § 2.

Art. 86.De benoeming tot een bevorderingsambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst kan slechts plaatsvinden als een betrekking vacant is binnen het te begeven ambt.

Art. 87.De personeelsleden worden vast benoemd in het bevorderingsambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst door de Regering.

De benoeming in een bevorderingsambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst treedt voor de betrokkene in werking op de dag van de toelating tot de stage.

De betrekking waarvan het stagedoend personeelslid titularis was binnen zijn oorspronkelijke inrichtende macht, de Algemene Sturingsdienst van de Scholen en Psycho-medisch-sociale centra of de Algemene inspectiedienst kan slechts vacant worden verklaard op de datum van de beslissing van de benoeming in de graad van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst.

Het benoemingsbesluit wordt gepubliceerd als uittreksel van het Belgisch Staatsblad. Afdeling IV. - Voorlopige aanstelling in een bevorderingsambt van

afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst

Art. 88.§ 1. Als een afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst tijdelijk afwezig is of er een vacante betrekking van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst is waarvoor geen stagiair kan worden aangesteld, kan de Regering overgaan tot de voorlopige aanstelling in een betrekking van een ambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst. § 2. De Regering kan overgaan tot de voorlopige aanstelling in een bevorderingsambt van een afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst bedoeld in artikel 24, 3° van een personeelslid dat aan de volgende voorwaarden voldoet: 1. voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 19, § 1 of § 2;2. zijn kandidatuur hebben ingediend in de vorm en binnen de termijnen overeenkomstig artikel 89;3. de volgende beroepservaring aantonen: a.minstens vijf jaar professionele praktijk als lid van een pedagogisch team of als beambte in een psycho-medisch-sociaal centrum; b. drie significante beroepservaringen - van minstens een jaar - op verschillende onderwijsniveaus, in verschillende ambten, al dan niet in dezelfde school, of bij onderwijspartners;c. minstens drie jaar ervaring in het beheer of de coördinatie van een team van volwassenen waarvan minstens twee jaar in het onderwijs is een troef;d. een ervaring in een van de domeinen waarop de taken van de afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst betrekking hebben, hetzij inzake audit, systemische analyse, analyse van variabelen / indicatoren, opleiding of begeleiding van volwassenen is een troef. Als eerste wordt aangesteld een kandidaat die houder is van een attest voor het slagen voor de kwalificatieproef met betrekking tot het te begeven ambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst bedoeld in Titel II. In de hypothese die in het vorige lid wordt bedoeld, past de Regering de rangschikking toe van de wervingsreserve bedoeld in artikel 16, § 4 volgens dezelfde nadere regels als deze bedoeld in artikel 79, 2e en 3e lid.

Art. 89.De Regering nodigt de personeelsleden uit om zich kandidaat te stellen voor een voorlopige aanstelling volgens de nadere regels die zij bepaalt.

Het personeelslid dat voor meerdere zones solliciteert, duidt de zones aan waarvoor hij zich kandidaat stelt.

Slechts de kandidaten die de vorm en de termijn hebben nageleefd waarin de kandidaturen moeten worden ingediend, kunnen voorlopig worden aangesteld in een bevorderingsambt van zonedirecteur.

De periode gedurende dewelke een personeelslid voorlopig is aangesteld in toepassing van de bepalingen van deze afdeling, kan niet worden gelijkgesteld met de stage bedoeld in artikel 80.

Art. 90.§ 1. De regering kan een einde stellen aan de aanstelling van een voorlopig aangesteld personeelslid in een bevorderingsambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst in het belang van de dienst en mits een opzegtermijn van vijftien dagen. In dat geval neemt het personeelslid zijn oorspronkelijke ambt en aanstelling weer op in vast verband en kan het, uitgezonderd in uitzonderlijke en behoorlijk gemotiveerde omstandigheden, slechts opnieuw worden toegelaten tot de stage of voorlopig worden aangesteld in een ambt van zonedirecteur of afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst na te hebben gereageerd op een nieuwe oproep om kandidaten. § 2. Het personeelslid kan afzien van zijn voorlopige aanstelling mits een opzegtermijn van drie maanden. In dat geval neemt het personeelslid zijn oorspronkelijke ambt en aanstelling weer op in vast verband en kan het, uitgezonderd in uitzonderlijke en behoorlijk gemotiveerde omstandigheden, slechts opnieuw worden toegelaten tot de stage of voorlopig worden aangesteld in een ambt van zonedirecteur of afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst na te hebben gereageerd op een nieuwe oproep om kandidaten.

Art. 91.Er wordt van rechtswege een einde gemaakt aan de voorlopige aanstelling van het personeelslid wanneer dit personeelslid één van de tuchtsancties bedoeld in artikel 110, 4° tot 7° krijgt.

De tuchtsancties bedoeld in artikel 110, 6° en 7° stellen overigens een einde aan elke statutaire band, zelfs in zijn oorspronkelijke ambt en benoeming. HOOFDSTUK VI. - Evaluatie in de loop van de loopbaan van de zonedirecteurs en afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst

Art. 92.Onverminderd artikelen 66, 69, 81 en 84 wordt elke zonedirecteur of afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst minstens om de twee jaar en uiterlijk zes maanden na zijn eerste indiensttreding geëvalueerd. De evaluatie is gebaseerd op de vervulling van de opdrachten die hun toegewezen zijn overeenkomstig de bepalingen van Titel I.

Art. 93.De zonedirecteurs worden geëvalueerd door de coördinerende afgevaardigde. De afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst worden geëvalueerd door de zonedirecteur waaronder ze ressorteren.

Bij de evaluatie wordt één van de volgende vermeldingen toegekend: 1. "gunstig";2. "met voorbehoud";3. "ongunstig". Wanneer de evaluatie leidt tot de toekenning van de vermelding "met voorbehoud", is de melding die bij de volgende evaluatie wordt toegekend "gunstig" of "ongunstig.

Bij een evaluatie "met voorbehoud" krijgt het personeelslid bijkomende aanbevelingen voor de verplichte individuele opleiding bedoeld in artikel 98, § 2.

Art. 94.Met het oog op de toekenning van de evaluatie wordt een onderhoud met het personeelslid georganiseerd en wordt een evaluatieverslag opgesteld waarvan de Regering het model vastlegt.

De Regering legt de nadere regels vast volgens dewelke het gesprek verloopt.

Art. 95.Het personeelslid dat een vermelding "ongunstig" krijgt, kan binnen de tien dagen na de kennisgeving via hiërarchische weg per aangetekend schrijven een schriftelijke klacht indienen tegen deze vermelding, bij de raad van beroep bedoeld in artikel 121.

De raad van beroep brengt de Regering zijn advies uit binnen een termijn van twee maanden vanaf de datum van ontvangst van het bezwaarschrift. De Regering neemt haar beslissing en kent de evaluatievermelding van het stagedoend personeelslid toe binnen een termijn van een maand vanaf de datum van ontvangst van het advies.

Art. 96.Er wordt een einde gesteld aan de ambten van het personeelslid dat twee opeenvolgende ongunstige evaluaties heeft gekregen. HOOFDSTUK VII. - Opleiding gedurende de loopbaan

Art. 97.§ 1. De zonedirecteurs en afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst volgen een opleiding gedurende de loopbaan met het oog op: 1. het delen en analyseren van de praktijken en de middelen die de individuele en gezamenlijke ontwikkeling ten goede komen;2. de perfectionering, aanpassing en actualisatie van de ontwikkeling van de vaardigheden van de initiële opleiding bedoeld in artikel 10 en de opleiding voor arbeidsintegratie bedoeld in artikelen 67 en 82;3. de verwerving en integratie van de bijkomende kennis en vaardigheden die moeten worden ontwikkeld met het oog op de prioritaire richtingen van het onderwijssysteem, de wetenschappelijke vooruitgang van het onderzoek hiernaar, de evolutie van de opdrachten van de afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst en de opleidingsbehoeften die worden vastgesteld ten opzichte van de analyse van de maandverslagen van de zonedirecteurs;4. de verwerving van bijkomende vaardigheden naargelang het individuele opleidingsproject en hun individuele evaluatie; 5. het afstand nemen van en een denkanalyse over de eigen werking, inzonderheid door de eigen beroepspraktijk te toetsen aan die van zijn collega's, de georganiseerde opleidingen en de persoonlijke opleidingsmodaliteiten (lezingen, congressen, Mooc enz.), en het schrijven van een professionele portfolio. § 2. Op grond van een voorstel van de Algemene Sturingsdienst van de Scholen bepaalt het Instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan een verplicht jaarlijks opleidingsplan dat twee luiken omvat: een gemeenschappelijk en een zonaal luik: 1. daarbij genieten methodes die de professionele ontwikkeling ten goede komen de voorkeur, inzonderheid het delen van de praktijk, de analyse van casussen, rollenspellen, intervisie alsmede de productie van samenvattingen, werkinstrumenten en een professionele portfolio door de personeelsleden;2. die de nadere regels omvatten volgens dewelke de opleiding is georganiseerd. De docenten van deze opleiding tijdens de loopbaan zijn in de eerste plaats afkomstig van de universiteiten, hogescholen, instellingen voor hoger onderwijs voor sociale promotie, het Instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan of het Algemeen Bestuur van Onderwijs, of elke opleidingsoperator die door het Instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan wordt erkend of aanvaard

Art. 98.§ 1. De opleiding tijdens de loopbaan van de zonedirecteurs en de afgevaardigden met doelstellingenovereenkomst wordt georganiseerd op verplichte basis en op vrijwillige basis.

Ze gaat één jaar na de benoeming van het personeelslid van start. § 2. De opleiding tijdens de loopbaan op verplichte basis omvat 12 tot 20 halve dagen bijkomende jaarlijkse verplichte opleiding verdeeld volgens de volgende nadere regels voor de organisatie: 1. 6 halve dagen gemeenschappelijke opleiding georganiseerd voor alle personeelsleden van de Algemene dienst;2. 4 halve dagen opleiding georganiseerd per zone;3. 2 tot 6 halve dagen verplichte individuele opleiding naargelang de professionele expertise als zonedirecteur of afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst;4. voor zonedirecteurs of afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst met minder dan zes jaar ervaring in het ambt, worden 4 halve dagen voorbehouden voor de productie van een persoonlijke samenvatting van wat de gevolgde opleidingen hebben bijgebracht en een denkanalyse over de eigen werking in de vorm van een professionele portfolio.De productie van een professionele portfolio wordt voorgelegd aan de personeelsleden met meer dan tien jaar ervaring in het ambt.

Het aantal halve dagen verplichte individuele opleiding kan worden gespreid over de prestatiedagen van drie opeenvolgende jaren.

De inhoud en de nadere regels van de verplichte individuele opleiding worden vastgelegd tijdens het evaluatiegesprek dat om de twee jaar plaatsvindt op basis van een persoonlijk opleidingsproject.

Deze opleiding omvat nadere regels zoals deelname aan colloquia, aan studiedagen, aan opleidingen georganiseerd door het Instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan, de administratie of externe operatoren in de vorm van face-to-face of hybride opleidingen, of afstandsonderwijs.

De coördinerende afgevaardigde valideert het verplichte individuele opleidingsproject van de zonedirecteurs tijdens hun evaluatiegesprek.

De zonedirecteur valideert het verplichte individuele opleidingsproject van de afgevaardigden met doelstellingenovereenkomst die onder hem ressorteren tijdens hun evaluatiegesprek.

De deelname aan de opleidingen die het Instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan organiseert, wordt bepaald in overleg tussen het Instituut en de sturingsdienst. § 3. De op vrijwillige basis georganiseerde opleidingen buiten de werkuren van het personeel zijn niet beperkt qua aantal halve opleidingsdagen.

Wanneer ze plaatsvinden tijdens de werkuren van de personeelsleden, mogen ze de 6 halve dagen per jaar niet overschrijven, tenzij de Regering een afwijking toestaat op verzoek van de coördinerende afgevaardigde van de Sturingsdienst van de Scholen.

Vrijwillige opleidingen zijn ten laste van de sturingsdienst. § 4. Het Instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan verstrekt op eigen initiatief of op verzoek van de Regering advies over de toepassing van deze titel. HOOFDSTUK VIII. - Administratieve standen Afdeling I. - Algemene bepaling

Art. 99.De personeelsleden bevinden zich in een van de volgende administratieve standen: 1. dienstactiviteit;2. non-activiteit;3. terbeschikkingstelling. Afdeling II. - Dienstactiviteit

Art. 100.Het personeelslid wordt altijd geacht zich in dienstactiviteit te bevinden behoudens uitdrukkelijke bepaling waarbij hij in een andere administratieve stand wordt ingedeeld.

Art. 101.Het personeelslid heeft recht op wedde en op bevordering tot een hogere wedde onder dezelfde voorwaarden als de hoofden van de onderwijsinrichtingen van de Franse Gemeenschap.

Onverminderd de bepalingen van artikel 103 kan hij verlof genieten onder dezelfde voorwaarden als de hoofden van de onderwijsinrichtingen van de Franse Gemeenschap.

Art. 102.De zonedirecteur geniet gedurende de periode van zijn vaste benoeming of tijdelijke benoeming een jaarlijkse vergoeding van € 9.500. Dit bedrag is gekoppeld aan de spilindex 138,01.

Art. 103.§ 1. Het personeelslid geniet jaarlijks verlof, zaterdagen niet inbegrepen, waarvan de duur als volgt is vastgelegd: o voor personeelsleden van minstens vijfenveertig jaar oud: 32 werkdagen; o voor personeelsleden van vijfenveertig tot negenenveertig jaar oud: 33 werkdagen; o vanaf vijftig jaar: 34 werkdagen.

Om de duur van het verlof te bepalen wordt de leeftijd in aanmerking genomen die het personeelslid heeft bereikt op 31 december van het jaar.

Naast het jaarlijks verlof genieten alle personeelsleden ongeacht hun leeftijd compensatiedagen toegekend aan het personeel van de Diensten van de Regering. § 2. De personeelsleden genieten bijkomend jaarlijks verlof waarvan de duur is vastgesteld volgens hun leeftijd: 1. op vijfenvijftig jaar: één werkdag;2. op zesenvijftig jaar: twee werkdagen;3. op zevenenvijftig jaar: drie werkdagen;4. op achtenvijftig jaar: vier werkdagen;5. op negenenvijftig jaar: vijf werkdagen;6. op zestig jaar: zes werkdagen;7. op eenenzestig jaar: zeven werkdagen;8. op tweeënzestig jaar: acht werkdagen;9. op drieënzestig jaar: negen werkdagen;10. op vierenzestig jaar: tien werkdagen. § 3. Het jaarlijks verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Het wordt opgenomen tussen 15 juli en 15 augustus. Het bedraagt minstens drie kalenderweken en kan worden opgenomen naar believen van het personeelslid, rekening houdend met de vereisten voor de goede werking van de Algemene dienst.

De personeelsleden nemen de overige verlofdagen op naar believen voor zover ze niet strijdig zijn met het belang van de dienst. § 4. Wanneer een personeelslid slechts een deel van het jaar in dienstactiviteit is, geen volledige wekelijkse prestaties levert, zijn wekelijkse prestaties niet volledig levert, of genoten heeft van verloven voor verminderde prestaties gerechtvaardigd door sociale of familiale redenen of een verlof voor verminderde prestaties gerechtvaardigd door redenen naar eigen believen, wordt de duur van het jaarlijks verlof dienovereenkomstig verminderd. Aftrekbare dagfracties worden niet in aanmerking genomen. Afdeling III. - Non-activiteit

Art. 104.Het personeelslid bevindt zich in de stand non-activiteit: 1. wanneer hij onder de door de Regering bepaalde voorwaarden sommige militaire prestaties in vredestijd vervult, bij de civiele bescherming is ingedeeld, of is bedeeld met taken van openbaar nut op grond van de wet houdende het statuut van de gewetensbezwaarden;2. wanneer schorsing of non-activiteit bij tuchtmaatregel op hem is toegepast;3. wanneer hij om gezinsredenen toelating gekregen heeft om tijdens een langdurige periode afwezig te blijven.

Art. 105.Tenzij anders uitdrukkelijk wordt bepaald, heeft het personeelslid in de stand non-activiteit geen recht op wedde.

Indien hij zich in de stand non-activiteit bevindt ingevolge de bepalingen van artikel 104, 2° heeft hij geen recht op bevordering tot een hogere wedde.

Art. 106.Niemand kan op non-activiteit gesteld of gehouden worden wanneer hij zich in de vereiste omstandigheden bevindt om een rustpensioen te genieten. Afdeling IV. - Terbeschikkingstelling

Art. 107.Het personeelslid kan in een van de volgende terbeschikkingstellingsstanden worden gezet onder dezelfde voorwaarden als de hoofden van de onderwijsinrichtingen van de Franse Gemeenschap: 1. wegens bijzondere opdracht;2. wegens ziekte of gebrekkigheid waaruit geen definitieve dienstongeschiktheid ontstaat, maar die aanleiding geeft tot langere afwezigheid dan voor verlof wegens ziekte of gebrekkigheid;3. wegens persoonlijke aangelegenheden;4. wegens persoonlijke aangelegenheden vóór het rustpensioen;5. wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst en van het onderwijs. Bij terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden blijft de betrekking van het personeelslid evenwel niet-vacant gedurende de periode van deze terbeschikkingstelling.

Art. 108.Niemand kan ter beschikking worden gesteld of gehouden wanneer hij zich in de vereiste omstandigheden bevindt om een rustpensioen te genieten.

De bepaling van het 1e lid is niet van toepassing op personeelsleden die ter beschikking zijn gesteld wegens bijzondere opdracht.

Art. 109.Er kan aan ter beschikking gestelde personeelsleden wachtgeld worden verleend onder dezelfde voorwaarden als de hoofden van de onderwijsinrichtingen van de Franse Gemeenschap.

Het wachtgeld, de toelagen en vergoedingen die eventueel worden toegekend aan die personeelsleden, worden onderworpen aan de mobiliteitsregeling die geldt voor de bezoldiging van de personeelsleden in dienstactiviteit. HOOFDSTUK IX. - Tuchtregeling Afdeling I. - Tuchtsancties

Art. 110.De tuchtsancties die opgelegd kunnen worden aan de personeelsleden zijn de volgende: 1. de terechtwijzing;2. de berisping;3. de afhouding op de wedde;4. de schorsing bij tuchtmaatregel;5. de op non-activiteitstelling bij tuchtmaatregel;6. het ontslag bij tuchtmaatregel;7. de afzetting.

Art. 111.Voor de afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst worden de tuchtsancties voorgesteld door de zonedirecteur en de coördinerende afgevaardigde.

Voor de zonedirecteurs worden de tuchtsancties voorgesteld door de coördinerende afgevaardigde.

Voor de coördinerende afgevaardigde worden de tuchtsancties voorgesteld door de Directeur-generaal.

De tuchtsancties worden door de Regering uitgesproken.

Art. 112.De afhouding op de wedde mag niet worden uitgesproken voor meer dan drie maanden. Zij mag niet meer bedragen dan één vijfde van de wedde.

Art. 113.De schorsing bij tuchtmaatregel mag niet worden uitgesproken voor meer dan één jaar. Zij heeft de halvering van de wedde tot gevolg.

Art. 114.De duur van de op non-activiteitsstelling bij tuchtmaatregel wordt bepaald door de Regering: zij mag niet minder dan één jaar en niet meer dan vijf jaar bedragen.

Gedurende de eerste twee jaar geniet het personeelslid wachtgeld waarvan het bedrag gelijk is aan de helft van de activiteitswedde.

Zonder dat het laatst vermelde bedrag mag worden overschreden, wordt het bedrag van het wachtgeld vervolgens vastgesteld op het bedrag van het pensioen dat de betrokkene zou bekomen indien hij voortijdig in ruste was gesteld.

Het personeelslid mag zijn wederopneming binnen de Algemene dienst aanvragen na het verstrijken van de helft van de duur van zijn sanctie.

Art. 115.Geen enkele sanctie mag worden voorgesteld zonder dat het personeelslid voordien gehoord of behoorlijk opgeroepen werd.

Tijdens de hoorzitting kan het personeelslid worden bijgestaan door een advocaat, een verdediger gekozen onder de personeelsleden van de Algemene dienst, in activiteit of in ruste, of door een vertegenwoordiger van een erkende vakvereniging. De procedure wordt geldig voortgezet wanneer het behoorlijk uitgenodigde personeelslid zich niet bij de hoorzitting aanmeldt of er niet wordt vertegenwoordigd.

Elk personeelslid dat uitgenodigd wordt om een voorstel tot tuchtsanctie te viseren, heeft het recht langs de hiërarchische weg een schriftelijke klacht in te dienen bij de Raad van beroep, binnen de twintig werkdagen vanaf de datum van voorlegging van het voorstel voor visum.

Als de betrokkene geen beroep heeft ingediend binnen de vastgestelde termijn, wordt het voorstel tot tuchtsanctie onmiddellijk naar de Regering overgezonden.

Art. 116.Het voorstel voor een tuchtsanctie en het beroep ingediend door het betrokken personeelslid worden naar de Raad van beroep overgezonden binnen een termijn van één maand vanaf de datum van ontvangst van het beroep.

Art. 117.Behoudens gegronde verhindering verschijnt de eiser persoonlijk. Hij kan worden bijgestaan door een advocaat, een verdediger gekozen onder de personeelsleden van de Algemene inspectiedienst, in activiteit of in ruste, of door een vertegenwoordiger van een erkende vakvereniging.

Behoudens in geval van strafrechtelijke vervolging, geeft de raad van beroep advies aan de Regering binnen een termijn van maximaal drie maanden vanaf de datum van ontvangst van het volledige dossier van de zaak. De Regering kan evenwel dringend advies aanvragen. In dat geval kan de termijn echter niet minder dan één maand bedragen.

De Regering neemt haar beslissing binnen een termijn van een maand vanaf ontvangst van het advies van de raad van beroep.

Art. 118.Geen enkele sanctie kan uitwerking hebben voor de periode die aan de uitspraak voorafgaat.

Art. 119.De strafvordering betreffende feiten waarvoor een tuchtvordering is ingesteld, schorst de tuchtvordering en de tuchtuitspraak. De tuchtoverheid alleen oordeelt over de toepassing van de tuchtsancties, ongeacht de uitslag van de strafvordering. Afdeling II. - Doorhaling van de tuchtsancties

Art. 120.De tuchtsanctie wordt ambtshalve doorgehaald na een termijn van: 1. een jaar voor de terechtwijzing en de berisping;2. drie jaar voor de afhouding op de wedde;3. vijf jaar voor de schorsing bij tuchtmaatregel;4. zeven jaar voor de terbeschikkingstelling bij tuchtmaatregel. De in het eerste lid bedoelde termijn gaat in op de dag dat een beslissing werd genomen inzake de tuchtsanctie.

Onverminderd de uitvoering van de tuchtsanctie heeft de doorhaling tot gevolg dat de sanctie geen gevolgen meer kan hebben, met name op de rechten op toegang tot een bevorderingsambt. HOOFDSTUK X. - Raad van beroep

Art. 121.Er wordt bij de Regering een Raad van beroep ingesteld voor de personeelsleden van de Algemene Sturingsdienst van de Scholen en Psycho-medisch-sociale centra, hierna "de Raad van beroep" genoemd.

De Raad van beroep stelt zijn huishoudelijk reglement op dat hij ter goedkeuring aan de Regering voorlegt.

Art. 122.De Raad van beroep behandelt beroepen ingediend inzake onverenigbaarheid, evaluatie en tuchtsancties.

Art. 123.De Raad van beroep bestaat uit: 1. een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter, aangesteld door de Regering onder de ambtenaren-generaal van minstens rang 16;2. zes leden aangesteld door de Regering onder de ambtenaren-generaal van het Algemeen Bestuur van Onderwijs van minstens rang 16;3. een secretaris aangesteld door de Regering onder de ambtenaren van minstens niveau 2+ van de Diensten van de Regering. De leden bedoeld in het 1e lid, 2° worden voor de helft rechtstreeks aangesteld door de Regering en voor de helft aangesteld op voordracht van de representatieve vakverenigingen, met elk minstens een vertegenwoordiger.

Art. 124.Voor elk werkend lid stelt de Regering een plaatsvervangend lid aan volgens dezelfde bepalingen als die bedoeld in artikel 129, 2°.

Hij stelt eveneens een plaatsvervangend secretaris aan volgens dezelfde bepalingen als die bedoeld in artikel 129, 3°.

Art. 125.Bij vervanging van een lid voleindigt de plaatsvervanger het mandaat van de persoon die hij vervangt.

Art. 126.De voorzitter, plaatsvervangend voorzitter, werkende leden en plaatsvervangende leden worden voor vier jaar aangesteld. Hun mandaat is hernieuwbaar.

Art. 127.De Raad van beroep wordt voorgezeten door de voorzitter en, bij ontstentenis daarvan, door de plaatsvervangend voorzitter.

De voorzitter is stemgerechtigd.

De secretaris en de plaatsvervangend secretaris van de Raad van beroep nemen het secretariaat waar. Zij zijn niet stemgerechtigd.

Art. 128.Geen enkel beroep kan voor deliberaties van de Raad van beroep vatbaar zijn als de eiser de mogelijkheid niet gekregen heeft om zijn verweermiddelen te laten gelden en als het dossier de elementen die de Raad toelaten een advies te geven niet bevat, inzonderheid het verslag van de onderzoekers, de processen-verbaal van de audities van getuigen en van de onontbeerlijke confrontaties.

De eiser kan worden bijgestaan door een vertegenwoordiger van een erkende vakvereniging, een advocaat, een verdediger gekozen onder de personeelsleden van de Algemene inspectiedienst, in activiteit of in ruste.

Wanneer het personeelslid zich niet bij de hoorzitting aanmeldt of er niet wordt vertegenwoordigd, neemt de Raad van beroep toch een beslissing.

Art. 129.Zodra een beroep wordt ingediend, deelt de Voorzitter aan de verzoeker de lijst van de werkende en plaatsvervangende leden van de Raad van beroep mee.

Binnen de tien werkdagen na ontvangst van deze lijst kan de verzoeker de wraking van een of meerdere leden aanvragen, maar van maximaal twee leden aangesteld op de voordracht van de vakverenigingen en van twee leden rechtstreeks door de Regering aangesteld. Hij kan evenwel geen werkend lid en zijn plaatsvervanger wraken.

Ieder lid dat weet dat het de oorzaak van een wraking kan zijn, is ertoe gehouden zich te onthouden.

Een lid mag eveneens vragen ontlast te worden als hij meent dat hij in de zaak een zedelijk belang zou kunnen hebben of als hij denkt dat men over zijn onpartijdigheid zou kunnen twijfelen. De voorzitter beslist over het gevolg dat aan dit verzoek moet gegeven worden. Om dezelfde redenen kan hij ook een lid ontslaan.

Art. 130.De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter mogen geen zitting hebben in een zaak die een personeelslid betreft dat onder hun bestuur ressorteert.

De voorzitter, plaatsvervangend voorzitter, werkende leden en plaatsvervangende leden mogen geen zitting houden in een zaak betreffende hun echtgeno(o)t(e), de persoon waarmee ze samenleven, een bloed- of aanverwant tot en met de vierde graad.

Art. 131.De Raad van beroep beraadslaagt en beslist geldig als de voorzitter en minstens vier leden aanwezig zijn.

Als het quorum bedoeld in het 1e lid niet bereikt is, roept de voorzitter een nieuwe vergadering bijeen binnen de veertien dagen.

Tijdens die vergadering zal een beslissing genomen kunnen worden ongeacht het aantal aanwezige leden.

Art. 132.Voor iedere zaak stelt de Regering een verslaggever aan onder de Ambtenaren van niveau 1 van de Diensten van de Regering die niet hebben deelgenomen aan het onderzoek.

De verslaggever zet aan de Raad van beroep objectief de voorgeschiedenis van de zaak en de uitslagen van het onderzoek uiteen.

Hij heeft recht van repliek. Hij is niet stemgerechtigd.

Art. 133.De Raad van beroep kan een bijkomend onderzoek bevelen, alsmede bezwarende en ontlastende getuigen horen. Na te hebben beraadslaagd, brengt hij zijn gemotiveerd advies aan de Regering over.

Dat advies vermeldt het aantal stemmen voor en tegen.

Art. 134.Het advies wordt gegeven bij gewone meerderheid van stemmen.

De stemming over het advies is geheim. De leden aangesteld door de Regering en de leden aangesteld op voordracht van de vakverenigingen moeten in gelijk aantal zijn om aan de stemming deel te nemen. In voorkomend geval wordt de pariteit hersteld door uitschakeling van een of meerdere leden na loting.

Bij staking van stemmen beslist de voorzitter.

Art. 135.De beslissing genomen door de Regering vermeldt het gemotiveerd advies van de Raad van beroep. Elke beslissing die niet overeenstemt met het advies van de Raad van beroep is gemotiveerd.

De Regering brengt haar beslissing ter kennis van de Raad van beroep en van de verzoeker.

Art. 136.Het mandaat van de leden van de Raad van beroep is kosteloos. Reis- en verblijfkosten kunnen hun evenwel worden toegekend volgens de reglementsbepalingen ter zake. Geen enkele vergoeding is evenwel verschuldigd aan de voorzitter of aan de plaatsvervangend voorzitter.

Art. 137.De werking van de Raad van beroep wordt door de Regering bepaald, met inachtneming van de rechten van de verdediging en van het contradictoire karakter van de debatten. HOOFDSTUK XI. - Preventieve schorsing: administratieve maatregel

Art. 138.§ 1. De preventieve schorsing bepaald in dit hoofdstuk is een zuiver administratieve maatregel die geen strafbaar karakter heeft.

Ze wordt uitgesproken door de Regering en is gemotiveerd. Ze heeft tot doel het personeelslid uit zijn ambt te ontheffen.

Tijdens de duur van de preventieve schorsing blijft het personeelslid in de administratieve stand dienstactiviteit. § 2. Voor elke maatregel van preventieve schorsing moet het personeelslid uitgenodigd zijn om te worden gehoord door de ambtenaar-generaal of de coördinerende afgevaardigde of, wanneer de maatregel betrekking heeft op een afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst, door de zonedirecteur die hij daartoe aanstelt.

De oproeping voor de hoorzitting alsmede de motieven die de preventieve schorsing wettigen, worden minstens drie werkdagen voor de hoorzitting ofwel bij ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs met uitwerking drie werkdagen na de datum van verzending, ofwel bij overhandiging van een brief met ontvangstbewijs met uitwerking op de datum vermeld op dat ontvangstbewijs, meegedeeld aan het personeelslid.

Tijdens de hoorzitting kan het personeelslid worden bijgestaan of vertegenwoordigd door een vertegenwoordiger van een erkende vakvereniging, een advocaat, een verdediger gekozen onder de personeelsleden van de Algemene dienst, in activiteit of in ruste.

Binnen de tien werkdagen volgend op de dag van de hoorzitting wordt de beslissing naar het personeelslid bij een ter post aangetekend schrijven opgestuurd en dit zelfs als het personeelslid of zijn vertegenwoordiger niet vertegenwoordigd worden op de hoorzitting zonder omstandigheden van overmacht om hun afwezigheid op de hoorzitting te kunnen laten gelden.

Als het personeelslid of zijn vertegenwoordiger omstandigheden van overmacht voor hun afwezigheid op de hoorzitting kunnen laten gelden, wordt het personeelslid opgeroepen op een nieuwe hoorzitting die wordt bekendgemaakt overeenkomstig het 2e lid.

In dat geval, en zelfs als het personeelslid of zijn vertegenwoordiger niet aanwezig zijn op de hoorzitting, wordt de beslissing bij een ter post aangetekend schrijven aan het personeelslid meegedeeld binnen de tien werkdagen volgend op de dag van de oorspronkelijke hoorzitting.

Als de beslissing uitloopt op de preventieve schorsing van het personeelslid, heeft ze uitwerking de derde werkdag volgend op de datum van verzending ervan. § 3. In afwijking van paragraaf 2, 1e lid, kan het personeelslid meteen van zijn ambt ontheven worden om dringende reden waarvoor er heterdaad is of wanneer de bezwaren die hem worden verweten zodanig erg zijn dat het in het belang van de dienst is dat het personeelslid niet meer op de Algemene dienst aanwezig zou zijn.

Binnen de tien werkdagen volgend op de dag waarop de maatregel tot onmiddellijke schorsing getroffen werd, moet de maatregel voor preventieve schorsing ingesteld worden overeenkomstig de bepalingen van dit artikel. Bij ontstentenis daarvan, zal de maatregel voor onmiddellijke schorsing ten einde komen op het einde van voornoemde termijn en zal het personeelslid van de dienst kunnen worden afgebracht voor dezelfde dringende reden of dezelfde bezwaren slechts mits de naleving van de procedure voor preventieve schorsing zoals bedoeld in § 2.

De maatregel voor het onmiddellijk verwijderen wordt uitgesproken door de Regering.

Het personeelslid dat onmiddellijk wordt verwijderd, blijft in de administratieve stand dienstactiviteit.

Art. 139.§ 1. Wanneer het in het belang van de dienst of van het onderwijs is, kan een procedure voor preventieve schorsing ingeleid worden voor een personeelslid van de Algemene dienst: 1. als hij strafrechtelijk vervolgd wordt;2. voor het instellen van een tuchtvordering of als hij aan een tuchtsanctie onderworpen wordt;3. zodra de Regering hem bij een ter post aangetekend schrijven de vaststelling van een onverenigbaarheid meedeelt. § 2. In het kader van de vaststelling van een onverenigbaarheid of in het kader van een tuchtvordering of voor de eventuele uitoefening van een tuchtvordering, kan de duur van de preventieve schorsing niet een jaar overschrijden en vervalt die in ieder geval in het kader van een tuchtvordering: 1. na zes maanden als geen enkel voorstel tot tuchtstraf geformuleerd en meegedeeld werd aan het personeelslid binnen die termijn;2. de derde werkdag volgend op de mededeling van het voorstel tot tuchtsanctie als dat voorstel de terechtwijzing, de berisping of de afhouding op de wedde is;3. voor een ander voorstel tot tuchtsanctie dan dat bedoeld in punt 2°, tachtig kalenderdagen na de mededeling van het voorstel tot tuchtsanctie aan het personeelslid als dit laatste geen beroep heeft ingediend tegen het bedoelde voorstel;4. voor een ander voorstel tot tuchtsanctie dan dat bedoeld in punt 2°, tachtig kalenderdagen na de mededeling aan de Minister van het advies van de Raad van beroep over het voorstel tot tuchtsanctie geformuleerd tegen het personeelslid;5. de dag waarop de tuchtstraf uitwerking krijgt. In het kader van een strafrechtelijke vervolging is de duur van de preventieve schorsing niet beperkt tot een jaar.

Wanneer een tuchtvordering ingesteld of vervolgd wordt na een rechterlijke beslissing van strafrechtelijke veroordeling gegaan in kracht van gewijsde, begint de termijn van een jaar bedoeld in het 1e lid slechts te lopen vanaf de uitspraak van de definitieve veroordeling. § 3. In het kader van een tuchtvordering of vóór de eventuele instelling van een tuchtvordering, moet de preventieve schorsing om de drie maanden schriftelijk bevestigd worden vanaf de datum van uitwerking.

Die bevestiging wordt bij een ter post aangetekend schrijven aan de betrokkene meegedeeld.

Als de bevestiging van de preventieve schorsing niet gebeurt binnen de vereiste termijn, kan het betrokken personeelslid zijn ambt hervatten na de Regering bij een ter post aangetekend schrijven minstens tien werkdagen voor de werkelijke hervatting van het werk ervan op de hoogte te hebben gebracht.

Na ontvangst van die kennisgeving, kan de Regering het behoud in preventieve schorsing bevestigen volgens de procedure bedoeld in het 2e lid.

Art. 140.Elk preventief geschorste personeelslid behoudt zijn recht op de wedde.

In afwijking van het 1e lid wordt de wedde vastgesteld op de helft van zijn activiteitswedde van elk preventief geschorst personeelslid, dat: 1. aangeklaagd of in voorlopige hechtenis is in het kader van een strafrechtelijke vervolging;2. niet-definitief strafrechtelijk veroordeeld is waartegen het personeelslid zijn recht op gewoon recht op beroep heeft gebruikt;3. een tuchtvordering ondergaat die wordt ingesteld of voortgezet na een definitieve strafrechtelijke veroordeling;4. tuchtsancties gekregen heeft wegens dringende reden waarvoor er ofwel heterdaad ofwel bewijzen bestaan en waarvan de beoordeling tot de Regering behoort;5. een voorstel tot tuchtstraf gekregen heeft bedoeld in artikel 116, 4°, 5°, 6° en 7°. Die weddevermindering mag niet tot gevolg hebben dat de wedde wordt herleid tot het bedrag van de werkloosheidsuitkering waarop het personeelslid recht zou hebben als hij het stelsel voor sociale veiligheid van de loontrekkers zou genieten.

Voor de toepassing van het 2e lid, 1° en 2°, heeft die weddevermindering uitwerking de eerste dag volgend op de aanklacht of de preventie of de uitspraak van de niet-definitieve veroordeling.

Voor de toepassing van het 2e lid, 3°, wordt die weddevermindering die reeds gevoerd is krachtens het 2e lid, 1° of 2°, behouden na de definitieve veroordeling als de Minister aan het personeelslid zijn voornemen meedeelt de tuchtvordering voort te zetten of in te stellen.

Voor de toepassing van het 2e lid, 4°, heeft de weddevermindering uitwerking de eerste dag van de maand volgend op de kennisgeving aan de Minister/het personeelslid van de toepassing van dat 2e lid, 4°.

Voor de toepassing van het 2e lid, 5°, heeft die vermindering uitwerking de dag waarop het voorstel tot tuchtsanctie aan het personeelslid wordt voorgelegd of meegedeeld.

Art. 141.Op het einde van de tuchtvordering of de strafrechtelijke procedure wordt de maatregel voor weddevermindering ingetrokken, behalve: 1. als de Regering het personeelslid een straf oplegt bedoeld in artikel 110, 4°, 5°, 6° en 7° ;2. als artikel 141, 2°, b) en 5° wordt toegepast: 3.als het personeelslid getroffen wordt door een definitieve strafrechtelijke veroordeling, al dan niet gevolgd door een tuchtvordering.

Wanneer de maatregel om weddevermindering wordt ingetrokken bij toepassing van het 1e lid, krijgt het personeelslid het aanvullend deel van zijn wedde dat oorspronkelijk ingehouden was, vermeerderd met de verwijlintresten berekend op het wettelijk tarief en verschuldigd sinds de dag waarop de vermindering verricht is.

De bedragen ontvangen door het personeelslid tijdens de preventieve schorsing blijven verworven.

Als de wedde van het personeelslid verminderd is bij toepassing van artikel 146, 2e lid, 4° of 5°, en er op het einde van de tuchtvordering een sanctie van schorsing bij tuchtmaatregel uitgesproken wordt voor een minder lange duur dan de maatregel tot weddevermindering, wordt die laatste ingetrokken voor de periode na de duur van de schorsing bij tuchtmaatregel en krijgt het personeelslid in dat geval het aanvullend deel van zijn wedde dat onterecht ingehouden was tijdens die periode, vermeerderd met de verwijlintresten berekend op het wettelijk tarief en verschuldigd sinds de dag waarop de vermindering verricht is.

Het 4e lid wordt niet toegepast in het kader van een tuchtvordering ingesteld of voortgezet na een definitieve strafrechtelijke veroordeling. HOOFDSTUK XII. - Ambtsneerlegging

Art. 142.§ 1. De personeelsleden van de Algemene Sturingsdienst van de Scholen en Psycho-medisch-sociale centra die vastbenoemd zijn, als stagiair of tijdelijk personeelslid zijn aangesteld, worden ambtshalve en zonder opzeggingstermijn ontheven van hun ambt: 1. als zij niet regelmatig vastbenoemd, toegelaten tot de stage of tijdelijk aangesteld zijn;2. als zij niet langer voldoen aan de volgende voorwaarden: a) Belg zijn of onderdaan van een andere lidstaat van de Europese Unie, behoudens vrijstelling toegestaan door de Regering;b) de burgerlijke en politieke rechten genieten;c) voldaan hebben aan de dienstplichtwetten;d) van onberispelijk gedrag zijn;3. als, na een toegelaten afwezigheid, zij nalaten, zonder enige geldige reden, hun werk te hervatten en afwezig blijven gedurende een ononderbroken periode van meer dan tien dagen;4. als zij, zonder enige geldige reden, hun werk verlaten en gedurende meer dan tien dagen ononderbroken afwezig blijven;5. als zij zich in een geval bevinden waar de toepassing van de burgerlijke en strafwetten tot de ambtsneerlegging leidt;6. als zij lijden aan een vroegtijdige invaliditeit die onder de door de wet bepaalde voorwaarden behoorlijk is vastgesteld en waardoor zij niet meer in staat zijn hun ambt volledig, geregeld en onafgebroken uit te oefenen;7. wanneer een onverenigbaarheid wordt vastgesteld en geen enkel beroep bedoeld in artikel 40 werd ingediend of het personeelslid weigert, na de uitputting van de procedure, een eind te maken aan een onverenigbare bezigheid;8. als zij in ruste worden gesteld wegens leeftijdslimiet. § 2. Voor de vastbenoemde personeelsleden of stagiairs van de Algemene Sturingsdienst van de Scholen en Psycho-medisch-sociale centra leiden volgende elementen ook tot de definitieve ambtsneerlegging: 1. vrijwillig ontslag: het personeelslid mag zijn dienst slechts verlaten wanneer hij hiervoor behoorlijk toestemming heeft gekregen en na een opzegtermijn van minstens vijftien dagen;2. de tuchtsanctie van ontslag bij tuchtmaatregel of afzetting. TITEL IV. - Overgangs-, wijzigings- en slotbepalingen HOOFDSTUK I. - Overgangsbepalingen

Art. 143.In afwijking van artikel 3, § 2, 2e lid, is de Algemene dienst voorzien: 1. vanaf 1 september 2018: maximaal 4 zonedirecteurs en maximaal 53 afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst;2. vanaf 1 september 2019: maximaal 5 bijkomende zonedirecteurs en maximaal 35 bijkomende afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst;

Art. 144.§ 1. De Regering kan in afwijking van de bepalingen van Titel III tot 1 januari 2020 zonedirecteurs en afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst tot de stage toelaten in de Algemene dienst die in artikel 3 wordt opgericht volgens de in dit artikel vastgelegde voorwaarden.

Hiertoe organiseert de Regering de toelatingsprocedure tot de stage voorzien in dit artikel in 2018 om de vacatures bedoeld in artikel 143, 1° te vervullen en in 2019 om de vacatures bedoeld in artikel 143, 2° te vervullen. § 2. De Regering kan personen toelaten tot de stage voor de bevorderingsambten van zonedirecteur en afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst door middel van een openbare oproep tot kandidaturen bestemd voor de personeelsleden.

Vanaf 2019 kan de Regering naar aanleiding van een openbare oproep ook elke persoon aanwerven in de bevorderingsambten van zonedirecteur en afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst die voldoet aan de voorwaarden voorzien in artikel 19, § 2.

De Regering nodigt de personeelsleden uit hun kandidatuur in te dienen voor de toelatingsproef tot de stage in deze betrekkingen met vermelding van de zonegroep(en) waarvoor ze zich kandidaat stellen, gerangschikt in volgorde van hun voorkeur. Voor de toepassing van dit artikel zijn de vier zonegroepen de volgende: a. Waals-Brabant en Brussel, b.Henegouwen-centrum en Picardisch Wallonië, c. Henegouwen-zuid, Luxemburg en Namen, d.Hoei-Borgworm, Verviers en Luik.

Voor de toepassing van dit artikel moeten de personeelsleden voldoen aan de voorwaarden voorzien in Titel III, met uitzondering van de voorwaarde betreffende het houden van een attest voor het slagen voor de kwalificatieproef respectievelijk bedoeld voor de zonedirecteur in artikel 63, § 1, 4° en voor de afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst in artikel 78, § 1, 4°.

Bovendien worden de leden van de Algemene inspectiedienst in ambt op de datum van inwerkingtreding van dit decreet en die hun kandidatuur indienen geacht te voldoen aan de ervaringsvoorwaarden bedoeld in artikel 19, § 1, 1°, 4°, 5°, 6°, 7°, 8° en 11°, b). § 3. De toelatingsproef tot de stage omvat een schriftelijk en een mondeling gedeelte. Alleen de kandidaten die voldoen aan de voorwaarden vastgelegd in paragraaf 2 kunnen deelnemen aan de proef.

De Regering legt het competentieprofiel vast dat de specifieke, technische en algemene vaardigheden en gedragsvaardigheden bepaalt die van bij de aanvang van de stage worden verwacht van de zonedirecteur en de afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst.

Daarnaast legt ze de nadere regels van alle onderdelen van de toelatingsproef tot de stage en de evaluatiecriteria van elk onderdeel vast op basis van het in het vorige lid bedoelde competentieprofiel.

Het schriftelijke gedeelte van de proef heeft de vorm van een meerkeuzevragenlijst met theoretische vragen en vragen om situaties in te schatten.

De evaluatiecriteria van dit gedeelte hebben betrekking op: 1. het vermogen om theoretische vragen te beantwoorden over alle specifieke vaardigheden die in het competentieprofiel zijn vastgelegd en die van bij de aanvang van de stage worden verwacht van de zonedirecteur of de afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst;2. het vermogen om vragen te beantwoorden over het inschatten van situaties die blijk geven van de technische en algemene vaardigheden en de gedragsvaardigheden van het ambtsprofiel bedoeld in het 2e lid. Het mondelinge gedeelte van de proef bestaat uit een gesprek voor een van de examencommissies bedoeld in paragraaf 4.

De evaluatiecriteria van dit gedeelte van de proef hebben betrekking op de technische vaardigheden op het vlak van mondelinge communicatie en de algemene vaardigheden en gedragsvaardigheden van het ambtsprofiel bedoeld in het 2e lid.

De examencommissie selecteert de 12 best gerangschikte kandidaten voor het ambt van zonedirecteur en de 150 best gerangschikte kandidaten voor het ambt van afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst op basis van de resultaten van het schriftelijke gedeelte van de toelatingsproef tot de stage.

De weerhouden kandidaten presenteren vervolgens het mondelinge gedeelte van de toelatingsproef tot de stage voor de examencommissie.

De examencommissie moet een algemene rangschikking opstellen van de kandidaten per ambt. De schriftelijke proef wordt beoordeeld op 50 punten. De proef voor de examencommissie wordt beoordeeld op 50 punten. Om in aanmerking te worden genomen in de algemene rangschikking, moet een kandidaat minstens 50 punten op het totaal van 100 punten van alle proeven halen. De algemene rangschikking wordt vervolgens onderverdeeld per zonegroep in functie van de zonegroep(en) waarvoor het personeelslid zich kandidaat stelt.

De Regering laat de best gerangschikte kandidaten per zonegroep en per zone binnen deze zonegroepen toe tot de stage. § 4. Er worden een of meerdere examencommissies gevormd voor de toelating tot de stage die als volgt zijn samengesteld: 1. een door de Regering uit de algemene ambtenaren van minstens rang 15 aangestelde voorzitter;2. twee vertegenwoordigers van het Algemeen Bestuur van Onderwijs waarvan er minstens één de Algemene irectie voor de sturing van het onderwijssysteem vertegenwoordigt;3. een externe expert met specifieke vaardigheden in verband met een van de opdrachten van het door de aanwerving beoogde ambt en aangesteld door de Regering. De Regering legt de nadere regels vast voor de werking van de examencommissie voor de toelating tot de stage.

De diensten van een externe dienstverlener voor de organisatie van de hele of een deel van de toelatingsproef tot de stage bedoeld in paragraaf 3 kunnen aan de examencommissie worden toegevoegd. § 5. De personeelsleden die worden toegelaten tot de stage vervullen deze overeenkomstig Titel III. Zij volgen echter de initiële opleiding in de loop van de eerste maanden van hun toelating tot de stage en zijn vrijgesteld van de kwalificatieproef bedoeld in artikel 10. De duur van de stage wordt verlengd met de periode die hoort bij het volgen van de initiële opleiding bedoeld in artikel 12.

In afwijking van Titel II is de initiële opleiding die in 2018 en 2019 wordt georganiseerd, voorbehouden voor de personeelsleden die zijn toegelaten tot de stage in het kader van deze bepaling en kan ze worden georganiseerd tijdens of buiten de normale werkuren van de scholen. § 6. De stagedoende personeelsleden volgen binnen de drie maanden na de initiële opleiding bedoeld in paragraaf 5 de opleiding voor arbeidsintegratie voorzien in artikelen 67 en 81.

In afwijking van artikel 66, § 1, 1e lid en 80, § 1, 1e lid wordt het stagedoend personeelslid een eerste keer geëvalueerd tussen de vierde en zesde maand na aanvang van zijn stage en een tweede keer tussen de negende en de tiende maand na aanvang van zijn stage.

In afwijking van artikel 66, § 1, 4e lid en 80, § 1, 4e lid leidt de eerste evaluatie tot de vermelding "gunstig" of "met voorbehoud vergezeld van aanbevelingen". De tweede evaluatie verloopt overeenkomstig artikel 66, § 1 en 80, § 1. § 7. Het personeelslid bedoeld in paragraaf 2, 5e lid dat is toegelaten tot de stage in toepassing van dit artikel, blijft de weddeschaal genieten waarop hij aanspraak kon maken vlak voor de inwerkingtreding van dit decreet, indien deze gunstiger is.

Art. 145.De toelating tot de stage in de bevorderingsambten van zonedirecteur en afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst in het kader van de aanwervingsprocedure bedoeld in artikel 143 en 144 kan plaatsvinden vanaf de dag dat een decreet dat de bevoegdheden van de Franse Gemeenschap als inrichtende macht aan een autonoom orgaan met een afzonderlijke rechtspersoonlijkheid delegeert en dat een decreet dat de samenwerking organiseert bedoeld in artikel 67, § 4, 4° van het decreet van 24 juli 1997 beide in werking zijn getreden.

De Regering kan in afwachting de procedure opstarten om over een wervingsreserve te beschikken.

Art. 146.Het mandaat van coördinerende afgevaardigde is voor de eerste keer voorzien op 1 september 2019.

De Directeur-generaal neemt de opdrachten van de coördinerende afgevaardigde op zich. HOOFDSTUK II. - Wijzigingsbepalingen

Art. 147.In het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgesteld de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het schriftelijk onderwijs en van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat zoals het laatst gewijzigd door het arrest van de Franse gemeenschapsregering van 24 augustus 2016, werden de volgende wijzigingen aangebracht: 1. in de titel van het koninklijk besluit worden de termen "van de leden van de Algemene Sturingsdienst van de Scholen en Psycho-medisch-sociale centra" ingevoegd tussen de termen "van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen," en "van de leden van de inspectiedienst";2. in artikel 2 worden de termen "van de leden van de Algemene Sturingsdienst van de Scholen en Psycho-medisch-sociale centra" ingevoegd tussen de termen "van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen," en "van de leden van de inspectiedienst";3. er wordt een hoofdstuk Hquater ingevoegd dat als volgt luidt: "Hoofdstuk Hquater - Personeel van de Algemene Sturingsdienst van de Scholen en Psycho-medisch-sociale centra: zonedirecteur: a.houder van een masterdiploma: 475 b. houder van een andere titel: 275 afgevaardigde met een doelstellingenovereenkomst: a.houder van een masterdiploma: 475 b. houder van een andere titel: 275".

Art. 148.In artikel 75, § 1, 1e lid van het decreet van 24 juli dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, wordt een 3° /1 ingevoegd die als volgt luidt: "3° /1 de zonedirecteurs en de afgevaardigden met een doelstellingenovereenkomst". HOOFDSTUK III. - Slotbepaling

Art. 149.Dit decreet treedt in werking op de dag van zijn goedkeuring met uitzondering van de bepalingen waarvan de inwerkingtreding wordt vastgelegd door artikel 145.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 13 september 2018.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Vice-Presidente en Minister van Cultuur en Kind, A. GREOLI De Vice-President, Minister van Hoger Onderwijs, Onderzoek en Media, J.-Cl. MARCOURT De Minister van Hulpverlening aan de Jeugd, Justitiehuizen, Sport en Promotie van Brussel, belast met het toezicht op de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest R. MADRANE De Minister van Onderwijs, M.-M. SCHYNS De Minister van Begroting, Ambtenarenzaken en Administratieve Vereenvoudiging, A. FLAHAUT De Minister van Onderwijs voor sociale promotie, Jeugd, Vrouwenrechten en Gelijke Kansen I. SIMONIS _______ Nota Zitting 2018-2019 Stukken van het Parlement.- Ontwerp van decreet, nr. 664-1. - Advies van de Raad van State, nr. 664-2.- Commissieamendementen, nr. 664-3.- Commissieverslag nr. 664-4. - Tekst aangenomen tijdens de commissie, nr. 664-5.- Tekst aangenomen tijdens de plenaire commissie, nr. 664-6.

Integraal verslag.- Bespreking en aanneming.- Vergadering van 12 september 2018.

^