gepubliceerd op 21 december 2011
Besluit van de Waalse Regering houdende codificatie van de wetgeving over de gezondheid en de sociale actie
29 SEPTEMBER 2011. - Besluit van de Waalse Regering houdende codificatie van de wetgeving over de gezondheid en de sociale actie
De Waalse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;
Gelet op het decreet II van 22 juli 1993 houdende overdracht van de uitoefening van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie, inzonderheid op artikel 3, 6° en 7° ;
Gelet op het decreet van 3 april 2009 waarbij de Regering gemachtigd wordt om de wetgeving over de bijstand aan personen en de gezondheid te codificeren;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 18 november 2010;
Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 1 december 2010;
Gelet op het advies van het beheerscomité van AWIPH, gegeven op 16 december 2010;
Gelet op advies 49.337/4 van de Raad van State, gegeven op 6 april 2011, overeenkomstig artikel 84, § 1, lid 1, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op het advies van de « Conseil wallon de l'action sociale et de la santé » (Waalse Raad voor Sociale actie en gezondheid), gegeven op 12 januari 2011;
Gelet op het advies van de raad van bestuur van het psychiatrisch verzorgingstehuis « Les Marronniers », gegeven op 13 januari 2011;
Gelet op advies A.1020 van de Waalse Sociaal-Economische Raad, gegeven op 24 januari 2011;
Gelet op het advies van de raad van bestuur van de overheidsinstelling « Le Chêne aux Haies », gegeven op 26 januari 2011;
Overwegende dat artikel 2 van bovenvermeld decreet van 3 april 2009 hetgeen volgt bepaalt : « § 1. De Regering wordt ertoe gemachtigd de wetgevende bepalingen over het beleid inzake gezondheid en de bijstand aan personen, bedoeld in artikel 3, 6° en 7°, van decreet II van 22 juli 1993 van de Raad van de Franse Gemeenschap betreffende de overheveling van de uitoefening van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap naar het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie, evenals de uitdrukkelijke of impliciete wijzigingen die in die bepalingen worden aangebracht bij de codificatie ervan, te codificeren § 2. Daartoe kan de Regering, zonder de te codificeren wetgevingen inhoudelijk te wijzigen, : 1° de vorm wijzigen, meer bepaald de zinsbouw en de terminologie, de voorstelling, de volgorde en de nummering van de te codificeren bepalingen;2° de nummering, de volgorde en de opschriften van de delen, boeken, hoofdstukken, afdelingen en onderafdelingen waarbij de te codificeren bepalingen zijn ingedeeld, wijzigen en, indien nodig, in nieuwe indelingen voorzien;3° een te codificeren bepaling splitsen om er de inhoud van over twee of meerdere artikelen te verdelen;4° een te codificeren bepaling geheel of gedeeltelijk in twee of meerdere artikelen weergeven;5° de verwijzingen die in de te codificeren bepalingen vervat zijn in overeenstemming brengen met de nieuwe nummering en de vigerende regelgeving;6° de te codificeren bepalingen aanpassen zodat uitdrukkelijk naar het Waalse Gewest verwezen wordt daar waar het de plaats van de Staat of de Franse Gemeenschap moet innemen.»;
Op de voordracht van de Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke Kansen, Besluit :
Artikel 1.1. Het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid wordt opgemaakt overeenkomstig de bij dit besluit gevoegde tekst.
Art. 2.In de zin van dit besluit worden hiernavermelde bepalingen met de wijzigingen die erin werden aangebracht, in het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid gecodificeerd : 1. de wet van 16 april 1963 betreffende de sociale reclassering van de mindervaliden;2. het koninklijk besluit nr.81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten; 3. het decreet van 30 juni 1982 inzake de Centra voor gemeenschappelijke diensten;4. het decreet van 29 maart 1993 betreffende de erkenning en de toekenning van toelagen aan geïntegreerde gezondheidsverenigingen;5. het decreet van 19 juli 1993 (Franse Gemeenschap) betreffende de regelmatige uitbetaling van de rechtstreekse en onrechtstreekse subsidies;6. het decreet van 7 juli 1994 betreffende de erkenning van instellingen voor schuldbemiddeling;7. het decreet van 6 april 1995 betreffende het beheer van de psychiatrische ziekenhuizen van het Waalse Gewest;8. het decreet van 6 april 1995 betreffende de integratie van gehandicapte personen;9. het decreet van 4 juli 1996 betreffende de integratie van vreemdelingen of van personen van buitenlandse herkomst;10. het programmadecreet van 19 december 1996 houdende verschillende maatregelen inzake financiën, tewerkstelling, milieu, gesubsidieerde werken, huisvesting en sociale actie - Hoofdstuk VI - Bepalingen betreffende het beleid inzake sociale actie (artikel 16);11. het decreet van 18 juli 1997 betreffende de centra voor levens- en gezinsvragen;12. het decreet van 18 juli 2001 betreffende de hulpverlening aan rechtsonderhorigen;13. het decreet van 13 juni 2002 betreffende de organisatie van de verzorgingsinstellingen;14. het decreet van 17 juli 2003 betreffende de sociale insluiting;15. het programmadecreet van 18 december 2003 houdende verschillende maatregelen inzake thesaurie en schuld, sociale actie en gezondheid;16. het decreet van 12 februari 2004 betreffende de opvang van, het verschaffen van een onderkomen aan en de begeleiding van in sociale moeilijkheden verkerende personen;17. het decreet van 27 mei 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten « Espaces-Rencontres » (Ontmoetingsruimten);18. het decreet van 23 november 2006 betreffende de toegankelijkheid van de voor het publiek bestemde inrichtingen en installaties voor gehandicapte personen met een assistentiehond;19. het decreet van 7 november 2007 betreffende de subsidies voor investeringen in inrichtingen voor de opvang van bejaarde personen;20. het decreet van 6 december 2007 betreffende de hulpdiensten voor gezinnen en bejaarde personen;21. het decreet van 3 juli 2008 betreffende de bestrijding van de mishandeling van bejaarde personen;22. het decreet van 3 april 2009 houdende erkenning van de diensten voor geestelijke gezondheidszorg en van de referentiecentra inzake geestelijke gezondheidszorg met het oog op de toekenning van subsidies;23. het decreet van 3 april 2009 houdende bepalingen betreffende het verlenen van de Gewestwaarborg voor de aangelegenheden bedoeld in artikel 138 van de Grondwet (artikelen 2 en 3);24. het decreet van 30 april 2009 betreffende de opvang en de huisvesting van bejaarde personen;25. het decreet van 30 april 2009 betreffende de erkenning van de coördinatiecentra voor thuiszorg en -hulp met het oog op de toekenning van subsidies;26. het decreet van 30 april 2009 betreffende de psychiatrische ziekenhuizen van het Waalse Gewest;27. het kaderdecreet van 6 november 2008 houdende rationalisatie van de adviesverlenende functie voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet;28. het decreet van 30 april 2009 betreffende de tegemoetkoming van het Waalse Gewest in de aankoop van een telehulptoestel door een bejaarde of gehandicapte persoon;29. het decreet van 30 april 2009 betreffende de erkenning met het oog op de toekenning van subsidies en de toekenning van subsidies aan de zorg- en hulpverleningsnetwerken en -diensten gespecialiseerd in verslavingen, alsook de erkenning met het oog op de toekenning van subsidies en de toekenning van subsidies aan hun federaties;30. het decreet van 20 november 2008 betreffende de organisatie van het medisch-sanitair vervoer;31. het programmadecreet van 22 juli 2010 houdende verscheidene maatregelen inzake goed beheer, administratieve vereenvoudiging, begroting en opleiding in de aangelegenheden bedoeld bij artikel 138 van de Grondwet.
Art. 3.Dit besluit treedt in werking op de datum bepaald in het decreet tot bevestiging ervan, overeenkomstig artikel 4 van het decreet van 3 april 2009 waarbij de Regering gemachtigd wordt om de wetgeving over de bijstand aan personen en de gezondheid te codificeren.
Art. 4.De Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke Kansen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 29 september 2011.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke Kansen, Mevr. E. TILLIEUX
Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid DEEL I. - ORGANIEKE BEPALINGEN Boek I. - « Conseil wallon de l'Action sociale et de la Santé » (Waalse Raad voor Sociale Actie en Gezondheid) TITEL I. - Definities en algemene bepaling
Artikel 1.§ 1. In de zin van dit besluit wordt verstaan onder : 1° "Administratie" : de diensten van het Waalse Gewest die bevoegd zijn in de aangelegenheden bedoeld in artikel 5, § 1, I, 1° en II, 1° tot 5°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;2° "openbare instelling" : de instellingen van openbaar nut bevoegd in de aangelegenheden bedoeld in artikel 5, § 1, I, 1° en II, 1° tot 5°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;3° "bijzonder advies" : advies uitgebracht door een vaste commissie in het kader van haar expertise-opdracht zoals bepaald bij of krachtens dit boek;4° "algemeen advies" : advies uitgebracht door de « Conseil wallon de l'action sociale et de la santé » en advies uitgebracht door de vaste commissies in het kader van hun algemene opdracht;5° "vaste commissie" : de vaste commissies georganiseerd bij hoofdstuk 3 van titel 4 van dit boek. § 2. Dit boek regelt krachtens artikel 138 van de Grondwet de aangelegenheden bedoeld in de artikelen 127, § 1, en 128, § 1, ervan.
Art. 2.De bepalingen vervat in dit boek zijn toepasselijk op de volgende instellingen : - « Conseil wallon de l'action sociale et de la santé » (Waalse raad voor Sociale actie en Gezondheid); - « Commission wallonne de la santé » (Waalse commissie voor gezondheid); - « Commission wallonne de la famille »(Waalse commissie voor het gezin); - « Commission wallonne de l'action sociale » (Waalse commissie voor sociale actie); - « Commission wallonne de l'intégration des personnes étrangères ou d'origine étrangère » (Waalse commissie voor de integratie van vreemdelingen of personen van buitenlandse herkomst); - « Commission wallonne des personnes handicapées » (Waalse commissie voor gehandicapte personen); - « Commission wallonne des aînés » (Waalse commissie voor senioren); - « Commission d'avis sur les recours en matière d'action sociale et de la santé » (Adviescommissie voor beroepen inzake sociale actie en gezondheid).
Art. 3.De volgende regels zijn van toepassing op de instellingen bedoeld in artikel 2 : 1° voor elk gewoon lid wordt een plaatsvervangend lid aangewezen.Als het lid krachtens de bepalingen die de werking en de organisatie van de instelling regelen aangewezen wordt wegens een specifieke functie die hij uitoefent of een titel die hij draagt, kan van deze regel worden afgeweken; 2° een plaatsvervangend lid kan slechts zitting hebben indien het gewoon lid dat hij vervangt afwezig is;3° de plaatsvervangende leden beschikken over dezelfde documenten betreffende de vergaderingen van de instelling als de gewone leden. Deze documenten worden gelijktijdig aan de plaatsvervangende en aan de gewone leden overgemaakt; 4° een lid mag als vertegenwoordiger van de Regering niet met stemrecht zitting hebben;5° de leden van de Regering of hun gemachtigden kunnen de vergaderingen met raadgevende stem bijwonen als een vraagstuk waarvoor ze bevoegd zijn voor advies aan de instellingen wordt overgelegd;6° als het mandaat van een lid verstrijkt vóór de vastgelegde datum verstrijkt, wordt het door een vervanger voleindigd;7° de mandaten van de leden binnen de instelling worden integraal hernieuwd;8° het mandaat van de leden loopt vijf jaar;9° een lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers, van de Senaat, van het Europees Parlement of van één van de gewestelijke en gemeenschappelijke parlementen mag niet als lid worden aangewezen. Deze regel is niet van toepassing op de personen die binnen de instelling wegens hun hoedanigheid van verkozene of vertegenwoordiger van de plaatselijke besturen worden aangewezen indien de bepalingen die de werking en de organisatie van de instelling regelen uitdrukkelijk voorzien in die hoedanigheid; 10° de instelling geeft advies binnen vijfendertig dagen, te rekenen van de datum van ontvangst van het volledige dossier betreffende de adviesaanvraag.Die termijn kan evenwel tot tien dagen herleid worden of door de Regering verlengd worden als de aanvraag van bijzonder belang of ingewikkeld is. Bij gebrek aan advies binnen de voorgeschreven termijn wordt aan de adviesvereiste voorbijgegaan; 11° het is ieder lid verboden te beraadslagen over vraagstukken waarbij hij een rechtstreeks of onrechtstreeks, patrimoniaal of persoonlijk belang heeft.Een lid dat belangen vertegenwoordigt van de entiteit waardoor het binnen de instelling is voorgedragen of aangewezen, wordt niet als persoonlijk of onrechtstreeks belang beschouwd; 12° niemand kan als lid aangewezen worden als hij veroordeeld is of als hij lid is van een instelling of een vereniging die krachtens een in kracht van gewijsde getreden rechterlijke beslissing veroordeeld is voor niet-naleving van de democratische principes zoals vermeld in het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in de Grondwet, in de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme en xenofobie ingegeven daden of in de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd. Dit verbod houdt op tien jaar na de beslissing van bovenvermelde rechterlijke beslissing indien vastgesteld kan worden dat de persoon of de vereniging publiekelijk afgezien heeft van zijn/haar vijandige houding tegen de democratische principes vermeld in de bepalingen bedoeld in het vorige lid.
Het houdt op één jaar na bovenvermelde rechterlijke beslissing indien de persoon de vereniging heeft verlaten wegens en onmiddellijk na haar veroordeling voor niet-naleving van de democratische principes vermeld in de bepalingen bedoeld in het vorige lid; 13° behalve de bepalingen die de werking en de organisatie van de instelling regelen wordt op beslissing van de instelling als ontslagnemend beschouwd het lid : - dat zonder rechtvaardiging meer dan 3 opeenvolgende vergaderingen niet heeft bijgewoond waarvoor het regelmatig is opgeroepen; - dat zonder medische reden meer dan de helft van de tijdens de twaalf laatste maanden georganiseerde vergaderingen niet heeft bijgewoond waarvoor het regelmatig is opgeroepen; - dat zich niet houdt aan de vertrouwelijke aard van de beraadslagingen of van de documenten wanneer ze erkend is overeenkomstig de wettelijke of reglementaire bepalingen, met inbegrip van de bepalingen van het huishoudelijk reglement; - dat zich vijandig opstelt of deel uitmaakt van een instelling of een vereniging die zich vijandig opstelt t.o.v. de democratische principes zoals vermeld in het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in de Grondwet, in de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme en xenofobie ingegeven daden of in de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de Tweede Wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd; 14° bij gebrek aan andere regels waarin de bepalingen tot regeling van de werking en de organisatie van de instelling uitdrukkelijk voorzien, wordt : - het aanwezigheidsquorum vastgelegd op de helft van de leden; - het stemmingsquorum vastgelegd op de meerderheid van de aanwezige leden; 15° als het aanwezigheidsquorum niet bereikt kan worden, kan op korte termijn en minstens 24 uur na de vergadering waarop de quorum niet werd bereikt een nieuwe vergadering bijeengeroepen worden om over dezelfde agenda te beraadslagen.In geval van gemotiveerde dringende noodzakelijkheid kan deze termijn worden ingekort. Tijdens een bijeenroeping kan, ongeacht het aantal aanwezige leden, op geldige wijze worden beraadslaagd; 16° de verplaatsingskosten van de leden worden vergoed zoals die van de personeelsleden van de diensten van de Waalse Regering krachtens de Waalse Ambtenarencode;17° in geval van dringende noodzakelijkheid of in speciaal gemotiveerde omstandigheden kan het advies van de instelling uitgebracht worden volgens een schriftelijke procedure onder de leden;18° per instelling of voor een geheel van instellingen wordt een jaarlijks activiteitenverslag opgemaakt dat op een website ingekeken kan worden.Dat verslag wordt gelijktijdig aan de Waalse Regering en aan het Waals Parlement overgemaakt uiterlijk tegen het einde van de maand september van het jaar dat volgt op het jaar waarop het betrekking heeft;; 19° elke instelling stelt een huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring aan de Regering voor, samen met de wijzigingen die er eventueel in aangebracht worden.Het huishoudelijk reglement slaat o.a. op de volgende punten, behalve als ze het voorwerp uitmaken van specifieke wettelijke of reglementaire bepalingen : - het minimumaantal jaarlijkse vergaderingen; - de verplichting om notulen op te stellen van de debatten die tijdens elke vergadering gevoerd worden; - de wijze waarop de documenten aan de gewone en plaatsvervangende leden worden overgemaakt; - de procedure voor de bijeenroeping van de vergaderingen; - de beroepsvoorwaarden en de modaliteiten tot uitvoering van de schriftelijke procedure inzake het uitbrengen van advies in geval van hoogdringendheid of in bijzonder gemotiveerde omstandigheden; - desgevallend, de in acht te nemen regels in het kader van de opmaak van de begroting van de instelling; - de voorwaarden en situaties waarvoor de vertrouwelijkheid van de beraadslagingen of de documenten kan worden toegepast; - desgevallend, de zetel en de plaats van de vergaderingen van de instelling; - de modaliteiten voor het raadplegen van het jaarverslag; - het al dan niet openbare karakter van de vergaderingen van de instelling; 20° voor de uitoefening van hun opdrachten kunnen de instellingen beroep doen op externe deskundigen.
Art. 4.§ 1. Er wordt een « Conseil wallon de l'action sociale et de la santé » opgericht. § 2. De « Conseil wallon de l'action sociale et de la santé » telt zes vaste commissies : - de « Commission wallonne de la santé »; - de « Commission wallonne de la famille »; - de « Commission wallonne de l'action sociale »; - de « Commission wallonne de l'intégration des personnes étrangères ou d'origine étrangère »; - de « Commission wallonne des personnes handicapées »; - de « Commission wallonne des aînés ».
TITEL II. - Opdrachten
Art. 5.De adviesverlenende functie betreffende de aangelegenheden bedoeld in artikel 5, § 1, I, 1°, en II, 1° tot 5°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen wordt door de "Conseil wallon de l'action sociale et de la santé" uitgeoefend volgens de modaliteiten bepaald bij of krachtens dit onderhoofdstuk.
In het kader van deze functie heeft de "Conseil wallon de l'action sociale et de la santé" als opdracht : 1° de huidige toestand en de ontwikkelingen van het beleid inzake sociale actie en gezondheid van de Regering op te volgen en te toetsen aan de noden van onze maatschappij op dat vlak;2° het aanbod van voorzieningen voor het beleid inzake sociale actie en gezondheid, kwalitatief en kwantitatief en in het teken van het vervullen van de behoeften van de begunstigden te evalueren en voorstellen te formuleren voor de verdere ontwikkeling ervan; 3° de Regering advies te verstrekken omtrent vraagstukken i.v.m. het beleid inzake sociale actie en gezondheid; 4° een globaal verslag van de klachten over te maken met betrekking tot het beleid inzake sociale actie en gezondheid en dit onverminderd de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt en, desgevallend, aanbevelingen te formuleren;5° de werkzaamheden van de commissies bedoeld in afdeling 3 van dit onderhoofdstuk te organiseren. De "Conseil wallon de l'action sociale et de la santé" voert zijn opdrachten uit in samenwerking met de vaste commissies.
De Regering specificeert, desgevallend, de opdrachten die in het tweede lid worden vermeld..
Art. 6.§ 1. De "Conseil wallon de l'action sociale et de la santé" kan om advies verzocht worden wat betreft de ontwerpen van decreet of besluit van de Regering betreffende de aangelegenheden bedoeld in artikel 5, § 1, I, 1°, en II, 1° tot 5°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. § 2. De "Conseil wallon de l'action sociale et de la santé" kan, in het kader van zijn opdrachten, initiatiefadviezen uitbrengen.
De "Conseil" informeert de Regering over zijn voornemen om een initiatiefadvies uit te brengen.
TITEL III. - Samenstelling
Art. 7.§ 1. De "Conseil wallon de l'action sociale et de la santé" bestaat uit dertig gewone leden en dertig plaatsvervangende leden, onder wie een voorzitter en twee ondervoorzitters. De gewone leden zijn afkomstig van de vaste commissies, met name : - vijf leden van de "Commission wallonne de la Santé" uit haar midden gekozen, onder wie de voorzitter; - vijf leden van de "Commission wallonne de la Famille" uit haar midden gekozen, onder wie de voorzitter; - vijf leden van de "Commission wallonne de l'Action sociale" uit haar midden gekozen, onder wie de voorzitter; - vijf leden van de "Commission wallonne de l'Intégration des Personnes étrangères ou d'origine étrangère" uit haar midden gekozen, onder wie de voorzitter; - vijf leden van de "Commission wallonne des Personnes handicapées" uit haar midden gekozen, onder wie de voorzitter; - vijf leden van de "Commission wallonne des Ainés" uit haar midden gekozen, onder wie de voorzitter.
Het plaatsvervangend lid van een gewoon lid is afkomstig van dezelfde vaste commissie als laatstgenoemde Een minimumvertegenwoordiging van minstens zes leden, van de begunstigden van de diensten en instellingen alsook van de representatieve werknemersorganisaties van de sectoren wordt gewaarborgd binnen de "Conseil wallon de l'action sociale et de la santé". § 2. Vier leden aangewezen door de "Conseil économique et social de la Région wallonne" nemen ook deel aan de vergaderingen van de "Conseil wallon de l'action sociale et de la santé", met raadgevende stem.
Art. 8.§ 1. De Regering wijst de leden van de "Conseil wallon de l'action sociale et de la santé" aan binnen drie maanden na de installatie van de vaste commissies, op de voordracht van de commissies wat betreft de leden van de "Conseil" die geen voorzitter van de vaste commissies zijn. De leden van de "Conseil" worden voor dezelfde termijn aangewezen als voor de termijn waarvoor ze als lid van de vaste commissie waarvan ze deel uitmaken, worden aangewezen.
De Regering wijst onder de leden die niet voorzitters van de vaste commissies zijn, de voorzitter en ondervoorzitters van de "Conseil wallon de l'action sociale et de la santé" aan. § 2. De aanwijzing van de gewone leden en de plaatsvervangende leden gebeurt op dezelfde wijze. § 3. Een gewoon lid wordt geacht ontslagnemend te zijn wanneer hij geen lid meer is van de vaste commissie die hem heeft voorgedragen.
TITEL IV. - Werking HOOFDSTUK I. - Algemene beginselen
Art. 9.§ 1. De "Conseil wallon de l'action sociale et de la santé" wordt door de voorzitter bijeengeroepen of, bij verhindering, door één van de ondervoorzitters.
Wanneer een derde van de leden het vraagt, wordt de "Conseil wallon de l'action sociale et de la santé" ook door de voorzitter bijeengeroepen. § 2. De agenda en de nodige stukken worden aan de gewone leden en aan de plaatsvervangende leden overgemaakt.
Art. 10.§ 1. De "Conseil wallon de l'action sociale et de la santé" stelt binnen zes maanden na zijn effectieve samenstelling een huishoudelijk reglement op dat ter goedkeuring aan de Regering wordt voorgelegd. § 2. Ambtenaren van de Administratie of van de openbare instellingen alsook een vertegenwoordiger van het secretariaat van de "Conseil économique et social de la Région wallonne" kunnen als waarnemer deelnemen aan de vergaderingen van de "Conseil wallon de l'action sociale et de la santé".
Art. 11.Naast de vergoedingen voor verplaatsingskosten bedoeld in artikel 3, § 1, 17°, bepaalt de Regering de aard en het bedrag van de bezoldigingen die aan de leden worden toegekend. HOOFDSTUK II. - Bureau
Art. 12.§ 1. Binnen de "Conseil wallon de l'action sociale et de la santé" wordt een bureau opgericht dat bestaat uit de voorzitter, de ondervoorzitters van de "Conseil wallon de l'action sociale et de la santé", de voorzitters van de vaste commissies en één of meerdere leden van het secretariaat. § 2. Elk verzoek om advies van de Regering wordt aan het secretariaat gericht.
Wat de verzoeken om algemeen advies betreft is het bureau ermee belast om de werkzaamheden te organiseren en voor te bereiden en om de beslissingen van de "Conseil wallon de l'action sociale et de la santé" en de vaste commissies uit te voeren.
De verzoeken om bijzonder advies worden rechtstreeks door het secretariaat gericht aan de voorzitter van de Vaste commissie die bevoegd is om het dossier te behandelen. § 3. De werking van het bureau wordt door het huishoudelijk reglement geregeld. HOOFDSTUK III. - Vaste commissies Onderafdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 13.§ 1. De benoeming van de leden van de verschillende vaste commissies gebeurt met inachtneming van de volgende voorwaarden : 1° de leden van de vaste commissies hebben minstens vijf jaar ervaring in minstens één van de aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de vaste commissie valt waarin zij benoemd zijn of actief zijn met name in federaties, verenigingen, instellingen of diensten die werkzaam zijn in het kader van de onderwerpen toegekend aan de vaste commissie waarin zij benoemd zijn;2° om het evenwicht van de sectoren vertegenwoordigd in een commissie te vrijwaren, worden de leden verdeeld in functie van de verschillende onderwerpen die binnen elke vaste commissie worden behandeld;3° een specifieke vertegenwoordiging van de begunstigden van de diensten en instellingen alsook van de representatieve werknemersorganisaties van de sectoren wordt verzekerd binnen elke commissie in functie van de bevoegdheden die haar worden toegekend. De Regering kan voor elke vaste commissie de toepassing van de criteria bepalen die in het vorig lid worden vermeld. § 2. De leden worden door de Regering aangewezen voor een termijn van vijf jaar op basis van een oproep tot de kandidaten bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. De Regering wijst onder deze leden de voorzitter en de ondervoorzitters van elke vaste commissie aan.
De aanwijzing van de gewone leden en de plaatsvervangende leden gebeurt op dezelfde wijze.
Onverminderd de regels bedoeld in artikel 3, 14°, wordt volgens een procedure voorzien in het huishoudelijk reglement van elke vaste commissie het mandaat van een lid van een vaste commissie ambtshalve beëindigd wanneer betrokkene de overheid of vereniging die hem heeft voorgedragen, niet meer vertegenwoordigt of de hoedanigheid verliest krachtens welke hij werd aangewezen.
Art. 14.De vaste commissies worden door hun respectievelijke voorzitters bijeengeroepen of, bij verhindering, door één van de ondervoorzitters.
Op aanvraag van een derde van de leden worden de vaste commissies door hun respectievelijke voorzitter bijeengeroepen.
Art. 15.Bedoeld huishoudelijk reglement, opgesteld krachtens dit boek, wordt ter goedkeuring aan de Regering voorgelegd, na advies van de "Conseil wallon de l'action sociale et de la santé".
Art. 16.Ambtenaren van de Administratie of van de openbare instellingen kunnen als waarnemer deelnemen aan de vergaderingen van de vaste commissies.
Art. 17.§ 1. De vaste commissies kunnen werkgroepen oprichten voor de voorbereiding van een bepaald advies.
Deze werkgroepen hebben een beperkte opdracht die door de vaste commissie wordt bepaald.
Na het vervullen van zijn opdracht wordt de werkgroep door de vaste commissie ontbonden. § 2. De algemene adviezen van de vaste commissies worden door de voorzitter van de vaste commissie aan de "Conseil wallon de l'action sociale et de la santé" overgemaakt, of, als de voorzitter verhinderd is, door één van de ondervoorzitters. § 3. De bijzondere adviezen van de vaste commissies worden door de voorzitter van de vaste commissie aan de Regering en, ter informatie, aan de "Conseil wallon de l'action sociale et de la santé" overgemaakt, of, als de voorzitter verhinderd is, door één van de ondervoorzitters, binnen de in artikel 3, 10°, gestelde termijnen. § 4. Elke vaste commissie kan, in het kader van haar opdrachten, initiatiefadviezen uitbrengen die ze aan de "Conseil wallon de l'action sociale et de la santé" overmaakt.
Laatstgenoemde is ertoe gehouden de initiatiefadviezen, eventueel aangevuld met zijn eigen advies, aan de Regering te rapporteren.
Art. 18.Naast de vergoedingen voor verplaatsingskosten bedoeld in artikel 3, 16°, bepaalt de Regering de aard en het bedrag van de bezoldigingen die aan de leden worden toegekend. Afdeling 2. - "Commission wallonne de la santé"
Onderafdeling 1. - Opdrachten
Art. 19.De "Commission wallonne de la santé" heeft, wat betreft de aangelegenheden bedoeld in artikel 5, § 1, I, 1°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen : 1° een algemene opdracht die erin bestaat adviezen en/of verslagen aan de "Conseil wallon de l'action sociale et de la santé" uit te brengen over de opdrachten van laatstgenoemde bedoeld in artikel 5, 1° tot 4°, om discussiepunten te leveren in het kader van de uitoefening van zijn opdrachten;2° een expertiseopdracht die erin bestaat, in samenhang met de algemene oriëntaties omschreven door de "Conseil wallon de l'action sociale et de la santé", een technisch advies uit te brengen aan de Regering over de aangelegenheden die zij bepaalt. Onverminderd het vorige lid, gaat het hier eigenlijk om het uitbrengen van een technisch advies over de toepassing van Hoofdstuk I van Titel I van Boek V van dit Wetboek : a) over de geplande aanvullende normen bedoeld in artikel 412 van dit Wetboek;b) over iedere aanvraag om inschrijving op de programmatie van de verzorgingsinstellingen;c) over de voorgestelde erkenning of bijzondere erkenning, verlenging van erkenning of bijzondere erkenning van een verzorgingsinstelling, alsook vóór iedere beslissing tot intrekking of tot weigering van een erkenning of bijzondere erkenning van een verzorgingsinstelling, met uitzondering van de erkenningen van de instellingen en diensten op grond van artikel 170, § 1, van de wet op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008;d) over iedere aanvraag om erkenning van een groepering, een vereniging of fusie van ziekenhuizen;e) vóór iedere beslissing tot toelating van medische apparatuur;f) op verzoek van de Regering een advies uitbrengen over de subsidiëring van infrastructuren;g) op verzoek van de Regering een advies uitbrengen over de voorgestelde voorlopige erkenning of voorlopige bijzondere erkenning. Onderafdeling 2. - Samenstelling
Art. 20.§ 1. De "Commission wallonne de la santé" bestaat uit vijfentwintig gewone leden, onder wie een voorzitter en twee ondervoorzitters die allemaal deskundigen zijn in minstens één van de onderwerpen die door de commissie worden behandeld. § 2. Ad hoc werkgroepen kunnen binnen de "Commission wallonne de la santé" worden opgericht om het werk van deze commissie voor te bereiden met betrekking tot haar expertiseopdracht.
Het huishoudelijk reglement van de "Commission wallonne de la santé" omschrijft de opgerichte werkgroepen en hun werkwijze.
De "Commission wallonne de la santé" richt in elk geval een werkgroep "verzorgingsinstellingen" op. § 3. De Regering wijst onder de leden van de "Commission wallonne de la santé", ingesteld bij het decreet houdende rationalisatie van de adviesverlenende functie voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet, degenen aan die deel zullen uitmaken van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen. Afdeling 3. - "Commission wallonne de la famille"
Onderafdeling 1. - Opdrachten
Art. 21.De "Commission wallonne de la famille" heeft, wat betreft de aangelegenheden bedoeld in artikel 5, § 1, II, 1°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen : 1° een algemene opdracht die erin bestaat adviezen en/of verslagen aan de "Conseil wallon de l'action sociale et de la santé" uit te brengen over de opdrachten van laatstgenoemde bedoeld in artikel 5, 1° tot 4°, om discussiepunten te leveren in het kader van de uitoefening van zijn opdrachten;2° een expertiseopdracht die erin bestaat, in samenhang met de algemene oriëntaties omschreven door de "Conseil wallon de l'action sociale et de la santé", een technisch advies uit te brengen aan de Regering over de aangelegenheden die zij bepaalt. Onderafdeling 2. - Samenstelling
Art. 22.De "Commission wallonne de la famille" bestaat uit vijftien gewone leden onder wie een voorzitter en twee ondervoorzitters die allemaal deskundigen zijn in minstens één van de onderwerpen die door de commissie worden behandeld. Afdeling 4. - "Commission wallonne de l'action sociale"
Onderafdeling 1. - Opdracht
Art. 23.De "Commission wallonne de l'action sociale" heeft, wat betreft de aangelegenheden bedoeld in artikel 5, § 1, II, 2°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen : 1° een algemene opdracht die erin bestaat adviezen en/of verslagen aan de "Conseil wallon de l'action sociale et de la santé" uit te brengen over de opdrachten van laatstgenoemde bedoeld in artikel 5, 1° tot 4°, om discussiepunten te leveren in het kader van de uitoefening van zijn opdrachten;2° een expertiseopdracht die erin bestaat, in samenhang met de algemene oriëntaties omschreven door de "Conseil wallon de l'action sociale et de la santé", een technisch advies uit te brengen aan de Regering over de aangelegenheden die zij bepaalt. Onderafdeling 2. - Samenstelling
Art. 24.De "Commission wallonne de l'action sociale" bestaat uit vijftien gewone leden onder wie een voorzitter en twee ondervoorzitters die allemaal deskundigen zijn in minstens één van de onderwerpen die door de commissie worden behandeld. Afdeling 5. - "Commission wallonne de l'intégration des personnes
étrangères ou d'origine étrangère" Onderafdeling 1. - Opdrachten
Art. 25.De "Commission wallonne de l'intégration des personnes étrangères ou d'origine étrangère" heeft, wat betreft de aangelegenheden bedoeld in artikel 5, § 1, II, 3°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen : 1° een algemene opdracht die erin bestaat adviezen en/of verslagen aan de "Conseil wallon de l'action sociale et de la santé" uit te brengen over de opdrachten van laatstgenoemde bedoeld in artikel 5, 1° tot 4°, om discussiepunten te leveren in het kader van de uitoefening van zijn opdrachten;2° een expertiseopdracht die erin bestaat, in samenhang met de algemene oriëntaties omschreven door de "Conseil wallon de l'action sociale et de la santé", een technisch advies uit te brengen aan de Regering over de aangelegenheden die zij bepaalt. Onderafdeling 2. - Samenstelling
Art. 26.De "Commission wallonne de l'intégration des personnes étrangères ou d'origine étrangère" bestaat uit vijftien gewone leden onder wie een voorzitter en twee ondervoorzitters die allemaal deskundigen zijn in minstens één van de onderwerpen die door de commissie worden behandeld. Afdeling 6. - "Commission wallonne des personnes handicapées"
Onderafdeling 1. - Opdrachten
Art. 27.De "Commission wallonne des personnes handicapées" heeft, wat betreft de aangelegenheden bedoeld in artikel 5, § 1, II, 4°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen : 1° een algemene opdracht die erin bestaat adviezen en/of verslagen aan de "Conseil wallon de l'action sociale et de la santé" uit te brengen over de opdrachten van laatstgenoemde bedoeld in artikel 5, 1° tot 4°, om discussiepunten te leveren in het kader van de uitoefening van zijn opdrachten;2° een expertiseopdracht die erin bestaat, in samenhang met de algemene oriëntaties omschreven door de "Conseil wallon de l'action sociale et de la santé", een technisch advies uit te brengen aan de Regering over de aangelegenheden die zij bepaalt. Onderafdeling 2. - Samenstelling
Art. 28.De "Commission wallonne des personnes handicapées" bestaat uit vijftien gewone leden onder wie een voorzitter en twee ondervoorzitters die allemaal deskundigen zijn in minstens één van de onderwerpen die door de commissie worden behandeld. Afdeling 7. - "Commission wallonne des aînés"
Onderafdeling 1. - Opdrachten
Art. 29.De "Commission wallonne des aînés" heeft, wat betreft de aangelegenheden bedoeld in artikel 5, § 1, II, 5°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen : 1° een algemene opdracht die erin bestaat adviezen en/of verslagen aan de "Conseil wallon de l'action sociale et de la santé" uit te brengen over de opdrachten van laatstgenoemde bedoeld in artikel 5, 1° tot 4°, om discussiepunten te leveren in het kader van de uitoefening van zijn opdrachten;2° een expertiseopdracht die erin bestaat, in samenhang met de algemene oriëntaties omschreven door de "Conseil wallon de l'action sociale et de la santé", een technisch advies uit te brengen aan de Regering over de aangelegenheden die zij bepaalt. Onverminderd het vorige lid, gaat het hier eigenlijk om het uitbrengen van een technisch advies over de toepassing van titel 1 van boek 5 van dit Wetboek : 1. het programma van de inrichtingen voor bejaarde personen bedoeld in de artikelen 345 tot 347 van dit Wetboek;2. de principiële akkoorden bedoeld in de artikelen 348 van dit Wetboek;3. elke beslissing tot weigering, intrekking of schorsing van een erkenning, vóór deze beslissingen. Onderafdeling 2. - Samenstelling
Art. 30.De "Commission wallonne des aînés" bestaat uit vijftien gewone leden onder wie een voorzitter en twee ondervoorzitters die allemaal deskundigen zijn in minstens één van de onderwerpen die door de commissie worden behandeld. HOOFDSTUK IV. - Beroepen en Adviescommissie voor de beroepen Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 31.Onverminderd de wetgeving op de ziekenhuizen kan een beroep bij de Regering worden ingediend tegen een beslissing inzake sociale actie of gezondheid die genomen is en door de Regering of een andere bevoegde instantie formeel betekend is.
Het beroep is opschortend, behalve : 1° als de Regering beslist voor de aangelegenheden bedoeld in artikel 5°, § 1, I, 1°, en II, 1° tot 5°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, om een instelling of een dienst dringend te sluiten als : - een overtreding van de bij of krachtens een decreet bepaalde regels de rechten, de veiligheid of de gezondheid van de bewoners ernstig in het gedrang brengt; - dringende volksgezondheids- of veiligheidsredenen zulks rechtvaardigen; 2° als de beslissing wordt gerechtvaardigd door de toepassing van een programmatie.
Art. 32.Er wordt een Adviescommissie voor de beroepen opgericht voor de vraagstukken inzake sociale actie en gezondheid.
De Adviescommissie voor de beroepen heeft als opdracht de Regering adviezen te verlenen wat betreft de beroepen bedoeld in artikel 31. Afdeling 2. - Samenstelling
Art. 33.De Adviescommissie voor de beroepen bestaat uit zeven leden onder wie een voorzitter en een ondervoorzitter.
De Regering benoemt voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar en op basis van een oproep tot de kandidaten bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, de voorzitter, de ondervoorzitter en de leden van de Adviescommissie voor de beroepen.
Art. 34.§ 1. De voorzitter en de ondervoorzitter zijn houder van een diploma van licentiaat, master of doctor in de rechten en hebben een nuttige juridische ervaring van minstens vijf jaar. § 2. De andere leden en hun plaatsvervangers zijn bevoegd inzake sociale actie en gezondheid en hebben een nuttige ervaring van minstens vijf jaar wat betreft de aangelegenheden bedoeld in artikel 5, § 1, I, 1°, en II, 1° tot 5°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. § 3. De regels vastgelegd in het decreet van 15 mei 2003 tot bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen binnen de adviesorganen voor de aangelegenheden waarin het Gewest de bevoegdheden van de Franse Gemeenschap uitoefent, worden nageleefd als de Adviescommissie voor de beroepen wordt samengesteld.
Art. 35.De hoedanigheid van lid van de Adviescommissie voor de beroepen is onverenigbaar met : 1° de hoedanigheid van lid van de vaste commissies;2° de hoedanigheid van personeelslid van de Administratie;3° de hoedanigheid van personeelslid van een openbare instelling van het Waalse Gewest;4° de hoedanigheid van voorzitter, lid van de raad van bestuur, beheerder of personeelslid van een federatie of een samenwerkingsverband voor de aangelegenheden bedoeld in artikel 5°, § 1, I, 10, en II, 1° tot 5°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. Afdeling 3. - Beroepsprocedure
Art. 36.§ 1. Het beroep tegen een beslissing wordt binnen de maand van de kennisgeving van de omstreden beslissing aan het secretariaat van de Adviescommissie voor de beroepen gericht bij aangetekend schrijven of via elk ander middel waarbij de zending wordt bewezen.
Het beroep vermeldt : 1° de naam, voornaam, woonplaats of zetel van de aanvrager;2° zijn voorwerp en een uiteenzetting van de feiten en verweermiddelen. Het beroep wordt aangevuld met een afschrift van de omstreden beslissing.
Het secretariaat bevestigt ontvangst van het beroep en legt het voor samen met het administratief dossier aan de Adviescommissie voor de beroepen binnen vijftien dagen die volgen op de ontvangst. § 2. Zowel de bevoegde administratie of openbare instelling als de aanvrager worden opgeroepen om gehoord te worden tijdens de vergadering van de Adviescommissie voor de beroepen die het beroep zal onderzoeken.
De oproeping vermeldt de mogelijkheid om zich door een raadsman te laten bijstaan. De weigering te verschijnen of zijn verweermiddelen aan te voeren wordt in het proces-verbaal van verhoor geacteerd. § 3. De Regering kan pas een beslissing nemen op het beroep na ontvangst van het advies van de Adviescommissie voor de beroepen tenzij de termijn waarbinnen het advies moest worden gegeven, is verstreken. In dit geval wordt aan de adviesvereiste binnen de voorgeschreven termijn voorbijgegaan.
De Adviescommissie voor de beroepen brengt haar gemotiveerd advies uit aan de bevoegde Administratie of openbare instelling.
Het gemotiveerd advies van de Adviescommissie voor de beroepen wordt ter kennis gebracht van de verzoekende partij binnen vijftien dagen na het uitbrengen van het advies.
De bevoegde Administratie of openbare instelling bezorgt de Regering een beslissingsvoorstel binnen dertig dagen na de overhandiging van het advies van de Adviescommissie voor de beroepen of, bij gebrek aan advies, binnen vijfenveertig dagen na het verstrijken van de termijn.
De Regering spreekt zich over het beroep uit binnen een termijn van drie maanden na de indiening van het voorstel tot beslissing.
De Minister deelt de beslissing van de Regering mee aan de persoon die het beroep heeft ingediend.
Art. 37.Enkel de voorzitter, de ondervoorzitter, de overige leden of hun plaatsvervangers zijn stemgerechtigd.
De commissie kan alleen geldig beraadslagen en stemmen als ten minste de voorzitter of de ondervoorzitter en drie leden, of hun plaatsvervangers, aanwezig zijn.
Bij de stemming worden onthoudingen niet in aanmerking genomen voor het bereiken van de vereiste meerderheid. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
Art. 38.De Adviescommissie voor de beroepen kan, desgevallend, bij dringendheid, het advies van de vaste commissies vragen om haar te helpen haar eigen advies voor te bereiden.
Art. 39.De Adviescommissie voor de beroepen krijgt van de administratie of openbare instellingen alle informatie die ze meent nodig te hebben voor het uitbrengen van haar advies.
Art. 40.Naast de vergoedingen voor verplaatsingskosten bedoel in artikel 3, 16°, bepaalt de Regering de aard en het bedrag van de bezoldigingen die aan de leden worden toegekend.
TITEL V. - Secretariaat
Art. 41.Het secretariaat van de "Conseil wallon de l'action sociale et de la santé", de Vaste commissies en de Adviescommissie voor de beroepen wordt door de diensten van de Regering waargenomen.
TITEL VI. - Activiteitenverslag
Art. 42.§ 1. Elke vaste commissie bezorgt de "Conseil wallon de l'action sociale et de la santé" jaarlijks een activiteitenverslag op 30 april. § 2. Op grond van de verslagen bedoeld in § 1 en de adviezen die hij heeft uitgebracht bezorgt de "Conseil wallon de l'action sociale et de la santé" gelijktijdig de Waalse Regering en het Waals Parlement een globaal activiteitenverslag over de adviesverlenende functie betreffende de aangelegenheden bedoeld in artikel 5, § 1, I, 1°, en II, 1° tot 5°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.
Het globaal activiteitenverslag wordt door de Regering aan de "Conseil économique et social de la Région wallonne" overgemaakt.
TITEL VII. - Klachten
Art. 43.§ 1. Elke belanghebbende kan aan de Regering, de Administratie, de openbare instelling of de burgemeester een klacht richten met betrekking tot de werking van een dienst of een instelling inzake sociale actie of gezondheid.
Elke klacht is het voorwerp van een bericht van ontvangst dat binnen de acht dagen wordt verstuurd. § 2. De burgemeester, Administratie of openbare instelling die een klacht ontvangen, brengen onverwijld de volgende instanties op de hoogte : 1° de Regering;2° de dienst of instelling waarop die klacht betrekking heeft. § 3. Indien bemiddeling mogelijk is, kan de burgemeester als verzoenende partij optreden en aanbevelingen uiten die hem van die aard lijken dat ze een oplossing kunnen inhouden voor de werkingsmoeilijkheden. § 4. De burgemeester, de Administratie of de openbare instelling richten een verslag over de inlichtingen die ze hebben kunnen inwinnen aan de Regering.
De betrokken dienst of instelling licht de burgemeester, de Administratie of de openbare instelling onverwijld in over het gevolg dat aan de klacht gegeven is.
De Regering, de Administratie of de openbare instelling licht de klager en de dienst of instelling in over het gevolg dat aan de klacht gegeven is. § 5. Jaarlijks, vóór 30 april, maakt de Regering aan de "Conseil wallon de l'action sociale et de la santé" de dossiers over betreffende de klachten van het vorige kalenderjaar volgens de modaliteiten die zij bepaalt.
Boek II. - Gemeenschappelijke bepalingen betreffende de regelmatige uitbetaling van de rechtstreekse en onrechtstreekse subsidies
Art. 44.§ 1. Elk decreet houdende toekenning van organieke subsidies of, bij gebreke daarvan, elk besluit houdende toekenning van organieke subsidies in de aangelegenheden bedoeld in dit Wetboek moet bepalen in welke vormen en binnen welke termijnen ze uitbetaald zullen worden. § 2. Dit boek heeft niet betrekking op de subsidies betreffende infrastructuur- of investeringswerken.
Art. 45.De nadere regels voor de uitbetaling van de in artikel 44 bedoelde subsidies worden minstens per trimester bepaald, voor zover die uitbetalingswijze aan de activiteit van de sector beantwoordt.
De voorschotten worden uitbetaald in de loop van de periode waarop ze betrekking hebben, voor zover die uitbetaling geen vooruitlopen op het begrotingsjaar waarin het krediet met betrekking hierop ingeschreven is, tot gevolg heeft.
Art. 46.Bij het verstrijken van een periode van negentig kalenderdagen, buiten de krachtens dit boek bepaalde termijnen, werpen de verschuldigd blijvende bedragen een verwijlinterest af, tegen het op de vervaldag geldende hoogste interventietarief van de Nationale Bank, van rechtswege en zonder ingebrekestelling.
Elk verwijlinterest is echter alleen verschuldigd wanneer de Gemeenschap verantwoordelijk is voor de vertraging bij de uitbetaling van de subsidie.
Art. 47.De decreten en besluiten bedoeld in artikel 44 bepalen de sancties die kunnen worden opgelegd aan de subsidie-ontvangers indien zij de voorwaarden door de toekenning van de subsidies niet naleven.
DEEL II. - SECTORALE BEPALINGEN Boek I. - Sociale actie TITEL I. - Diensten voor sociale insluiting en sociale contactpunten HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 48.Deze titel heeft tot doel : 1° de diensten te erkennen die zich hoofdzakelijk richten tot de personen die in een uitsluitingssituatie verkeren en die collectieve dan wel gemeenschappelijke acties voor de sociale insluiting tot stand brengen waarvan de aard : a) ofwel preventief is, namelijk acties die kunnen inwerken op de oorzaken van de uitsluiting;b) ofwel curatief is, namelijk acties die kunnen inwerken op de gevolgen van de uitsluiting;2° de structuren te erkennen met als opdracht te voorzien in de coördinatie en in de netwerking van de publieke en particuliere actoren die betrokken zijn bij de hulpverlening aan de personen die in een uitsluitingssituatie verkeren;3° de in 1° en 2° bedoelde diensten en structuren te subsidiëren onder de voorwaarden gesteld in de artikelen 56 en 61.
Art. 49.Voor de toepassing van deze titel wordt beschouwd als zijnde een persoon die in een uitsluitingssituatie verkeert, elke meerderjarige persoon die geconfronteerd wordt of dreigt te worden met de moeilijkheid om een menswaardig leven te leiden en de rechten die erkend zijn bij artikel 23 van de Grondwet uit te oefenen en die, daarnaast, voor wat betreft de diensten voor sociale insluiting, niet in aanmerking kan komen voor een regeling inzake maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces.
Art. 50.De diensten en de structuren bedoeld in deze titel dragen ten gunste van de personen die in een uitsluitingssituatie verkeren, bij tot de verwezenlijking van volgende doelstelling : 1° het sociaal isolement doorbreken;2° een deelname aan het maatschappelijke, economische, politieke en culturele leven mogelijk maken;3° de sociale erkenning bevorderen;4° het welzijn en de leefkwaliteit verbeteren;5° de autonomie begunstigen. HOOFDSTUK II. - Diensten voor sociale insluiting Afdeling 1. - Erkenning
Onderafdeling 1. - Voorwaarden
Art. 51.De Regering erkent onder de benaming « dienst voor sociale insluiting » elke vereniging of instelling die de collectieve of gemeenschappelijke acties bedoeld in artikel 48, 1°, samengevoegd tot stand brengt via : 1° groepswerk waarbij zowel collectieve als individuele bekwaamheden ingezet worden;2° de implementering van middelen waarmee de problemen in verband met de bestaansonzekerheid aangepakt kunnen worden;3° de uitwerking van instrumenten die onontbeerlijk zijn voor de uitoefening van de rechten die erkend zijn bij artikel 23 van de Grondwet;4° de hulpverlening aan collectieve projecten die het werk zijn van de personen die in een uitsluitingssituatie verkeren;5° een sociaal-individuele begeleiding in aanvulling op de sociaal-collectieve aanpak;6° de totstandbrenging van gediversifieerde sociale banden, meer bepaald tussen generaties en culturen.
Art. 52.§ 1. Om erkend te worden als dienst voor sociale insluiting, dient elke vereniging of instelling aan de volgende voorwaarden te voldoen : 1° een vereniging zonder winstgevend doel, een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of een vereniging bedoeld in hoofdstuk XII van de wet van 8 juli 1976 tot organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn zijn of door een dergelijke instantie georganiseerd worden.Verschillende openbare centra voor maatschappelijk welzijn kunnen samen erkend worden op voorwaarde dat ze onderling een overeenkomst afsluiten om samen de acties voor de sociale insluiting die de aanvraag tot erkenning verantwoorden, tot stand te brengen; 2° de begunstigden voor de uitvoering van de acties bedoeld in deze titel minstens een halftijds maatschappelijk werker ter beschikking te stellen;3° voor de acties voor de sociale insluiting die een aanvraag tot erkenning verantwoorden, onder geen enkele regelgeving die in één of andere erkenning voorziet, ressorteren;4° niet erkend zijn in de hoedanigheid van bedrijf voor vorming door arbeid;5° de bedrijfszetel in het Waalse Gewest gevestigd hebben;6° doorgaans sinds minstens twee jaar te rekenen van de datum van de aanvraag tot erkenning acties voor de sociale insluiting tot stand brengen;7° de acties voor de sociale insluiting op regelmatige wijze uitvoeren;8° in de hulpverlening aan de begunstigden voorzien zonder onderscheid van nationaliteit, geloof, opinie of sexuele geaardheid en met respect voor de ideologische, filosofische of religieuze overtuigingen van betrokkenen;9° zich hoofdzakelijk richten tot de personen bedoeld in artikel 49;10° zo georganiseerd zijn dat de aanpassing aan de door de begunstigden uitgedrukte behoeften mogelijk is;11° samenwerkingsverbanden tot stand brengen en in een samenwerkingsverband handelen met de diensten en instellingen die noodzakelijk zijn voor de volbrenging van de opdrachten;12° een kwalitatieve evaluatieprocedure opzetten waaraan de vereniging of de instelling en de begunstigden deelnemen;13° het personeel bezoldigen volgens de loonschalen zoals vastgesteld door de paritaire comités of door de overheid die belast is met de vaststelling van het personeelsstatuut en in overeenstemming met de functie die het uitoefent;14° zich ertoe verbinden elke begunstigde in te lichten over de bestaande regelingen inzake maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces;15° zich ertoe verbinden het bestuur in te lichten over elke wijziging in het statuut en in de samenstelling van het personeel, in de functies of het statuut van het personeels dat de acties voor de sociale insluiting onderneemt. § 2. De Regering bepaalt de titels, diploma's of kwalificaties van de maatschappelijk werker bedoeld in paragraaf 1, 2°, evenals de wijze van doorvoering van de evaluatieprocedure bedoeld in paragraaf 1, 12°, en de wijze van toepassing van paragraaf 1, 9° en 14°.
Onderafdeling 2. - Procedure
Art. 53.De aanvraag tot erkenning wordt bij de Regering ingediend.
De Regering bepaalt de inhoud van het dossier voor de erkenningsaanvraag. In dat dossier worden tenminste opgenomen : 1° de taakomschrijving van de aanvrager;2° de statuten van de aanvrager;3° de samenstelling van de bestuursorganen en de lijst van het personeel;4° een project waarin de acties die de aanvrager tot stand brengt of beoogt, omschreven worden.Het model voor het project wordt door de Regering vastgesteld.
Art. 54.De erkenning wordt voor een onbepaalde duur verleend.
De erkenning kan ingetrokken worden wegens niet-naleving van de bepalingen van deze titel of of van de krachtens deze titel vastgelegde bepalingen.
De dienst voor sociale insluiting waarvan de erkenningsaanvraag werd geweigerd of waarvan de erkenning werd ingetrokken, mag geen nieuwe erkenningsaanvraag indienen in de loop van het jaar na dat waarin de beslissing tot weigering of tot intrekking van de erkenning is genomen.
Art. 55.De Regering bepaalt de procedure tot toekenning en intrekking van de erkenning. Afdeling 2. - Subsidiëring
Art. 56.§ 1. De Regering kan, binnen de perken van de begrotingskredieten en volgens de criteria en modaliteiten die zij bepaalt, subsidies aan de erkende diensten voor sociale insluiting verlenen om de bezoldiging van een maatschappelijk werker (minimum halftijds en maximum voltijds) en/of werkingskosten te dekken, met inbegrip van de vormingskosten van de maatschappelijk werker. § 2. De Regering bepaalt de titels, diploma's of kwalificaties van de maatschappelijk werker bedoeld in paragraaf 1. HOOFDSTUK II. - Sociale contactpunten Afdeling 1. - Oprichting en erkenning
Art. 57.§ 1. In elk bestuursarrondissement kan de Regering op eigen initiatief een vereniging oprichten en erkennen die de opdracht bedoeld in artikel 48, 2°.
Als er zich in het bestuursarrondissement minstens één stad of gemeente van meer dan vijftigduizend inwoners bevindt, wordt de door de Regering erkende vereniging « stedelijk sociaal contactpunt » genoemd.
Als er zich in het bestuursarrondissement geen enkele stad of gemeente van meer dans vijftigduizend inwoners bevindt, wordt de door de Regering erkende vereniging « intergemeentelijk sociaal contactpunt » genoemd. § 2. De Regering erkent bij voorrang de stedelijke sociale contactpunten die zich in de bestuursarrondissementen bevinden waar er een door het Waalse Gewest gesubsidieerde instantie voor dringende maatschappelijke dienstverlening bestaat.
Voor de intergemeentelijke sociale contactpunten wordt voorrang gegeven aan de bestuursarrondissementen waar het aantal leefloners procentueel het hoogst is.
Art. 58.§ 1. Om erkend te worden overeenkomstig artikel 57, § 1, tweede lid, dient elke vereniging aan volgende voorwaarden te voldoen : 1° opgericht zijn in de vorm van een vereniging zoals bedoeld in hoofdstuk XII van de wet van 8 juli 1976 tot organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;2° voor het merendeel bestaan uit openbare of particuliere sociaal-geneeskundige instellingen die betrokken zijn bij de hulpverlening aan de personen die in een uitsluitingssituatie verkeren. Elke openbare of particuliere instelling die aan de voorwaarde bedoeld onder punt 7° voldoet, heeft het recht, als hij het handvest bedoeld onder punt 6° ondertekent, om lid te worden van een sociaal contactpunt.
Elke beslissing van de algemene vergadering wordt getroffen bij meerderheid van stemmen van de vertegenwoordigers van zowel de publieke als de particuliere actoren; 3° in de raad van bestuur minstens tellen : a.één vertegenwoordiger van de Regering; b. één vertegenwoordiger van het Ocmw (de Ocmw's);c. één vertegenwoordiger van de steden en gemeenten;d. één vertegenwoordiger van een ziekenhuis;e. één vertegenwoordiger van een dienst die gespecialiseerd is in de dagopvang van de begunstigden;f. één vertegenwoordiger van een dienst die gespecialiseerd is in de nachtopvang van de begunstigden;g. één vertegenwoordiger van een dienst die gespecialiseerd is in het straathoekwerk. Het ziekenhuis en de diensten als bovenvermeld dienen zich in de betrokken stad of in de rand ervan te bevinden.
Elke beslissing van de raad van bestuur wordt getroffen bij meerderheid van stemmen van de vertegenwoordigers van zowel de publieke als de particuliere actoren; 4° over een stuurgroep beschikken die belast is met het maken van voorstellen aan de raad van bestuur of aan de algemene vergadering en het dagelijks beheer dat door de raad van bestuur overgedragen wordt, behartigen;5° over een coördinator beschikken die verantwoordelijk is voor de coördinatie van de verschillende activiteiten van het sociaal contactpunt en, in voorkomend geval, van de activiteiten die tot stand gebracht worden met externen. De coördinator maakt deel uit van het personeel van de vereniging; 6° een handvest voor het sociaal contactpunt opstellen en toepasselijk maken dat ondertekend wordt door alle leden van de vereniging.In dat handvest wordt de algemene visie van het sociaal contactpunt omschreven en uitgestippeld. Het handvest kan eveneens ondertekend worden door de publieke en particuliere partners die geen lid zijn van de vereniging. In een overlegcomité worden alle ondertekenaars van het handvest samengebracht; 7° onder zijn leden enkel personen tellen die hun taken uitvoeren zonder onderscheid van nationaliteit, geloof, opinie of sexuele geaardheid en en met respect voor de ideologische, filosofische of religieuze overtuigingen van betrokkenen;8° een kwalitatieve evaluatieprocedure opzetten waaraan de leden van het netwerk en de begunstigden deelnemen;9° het personeel bezoldigen volgens de loonschalen zoals vastgesteld door de paritaire comités of door de overheid die belast is met de vaststelling van het personeelsstatuut en in overeenstemming met de functie die het uitoefent. § 2. De Regering bepaalt : 1° onverminderd de bepalingen van de wet van 8 juli 1976 tot organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de basisregels voor de werking van de algemene vergadering, de raad van bestuur en het overlegcomité, evenals voor de samenstelling en de werking van de stuurgroep;2° de titels, diploma's of kwalificaties van de coördinator bedoeld in paragraaf 1, 5° ;3° de basisbeginselen van het handvest bedoeld in paragraaf 1, 6° ;4° de wijze van implementering van het evaluatieproces bedoeld in paragraaf 1, 8°.
Art. 59.§ 1. Om erkend te worden overeenkomstig artikel 57, § 1, derde lid, dient elke vereniging aan de volgende voorwaarden te voldoen : 1° opgericht zijn in de vorm van een vereniging zoals bedoeld in hoofdstuk XII van de wet van 8 juli 1976 tot organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;2° voor het merendeel bestaan uit openbare of particuliere sociaal-geneeskundige instellingen die betrokken zijn bij de hulpverlening aan de personen die in een uitsluitingssituatie verkeren. Elke openbare of particuliere instelling die aan de voorwaarde bedoeld onder punt 7° voldoet, heeft het recht, als hij het handvest bedoeld onder punt 6° ondertekent, om lid te worden van een sociaal contactpunt.
Elke beslissing van de algemene vergadering wordt getroffen bij meerderheid van stemmen van de vertegenwoordigers van zowel de publieke als de particuliere actoren; 3° in de raad van bestuur minstens tellen : a.één vertegenwoordiger van de Regering; b. drie vertegenwoordigers van de Ocmw's;c. drie vertegenwoordigers van de steden en gemeenten;d. één vertegenwoordiger van een ziekenhuis;e. één vertegenwoordiger van een door het Waalse Gewest erkende structuur voor de opvang van personen die in een uitsluitingssituatie verkeren;f. één vertegenwoordiger van een dienst voor geestelijke gezondheid;g. één vertegenwoordiger van een dienst voor sociale insluiting, erkend krachtens deze titel;h. één vertegenwoordiger van een vereniging die gespecialiseerd is in de individuele sociale begeleiding van de begunstigden. Het ziekenhuis en de diensten als bovenvermeld dienen zich in het betrokken arrondissement te bevinden. Als er zich in bedoeld arrondissement geen ziekenhuis bevindt, dient de ziekenhuisvertegenwoordiger afkomstig te zijn van een ziekenhuisstructuur uit een naburig arrondissement.
Elke beslissing van de raad van bestuur wordt getroffen bij meerderheid van stemmen van de vertegenwoordigers van zowel de publieke als de particuliere actoren; 4° als het sociale contactpunt opgericht is in de vorm van een vereniging bedoeld in hoofdstuk XII van de wet van 8 juli 1976 tot organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, over een stuurgroep beschikken die belast is met het maken van voorstellen aan de raad van bestuur of aan de algemene vergadering en het dagelijks beheer dat door de raad van bestuur overgedragen wordt, behartigen;5° over een coördinator beschikken die verantwoordelijk is voor de coördinatie van de verschillende activiteiten van het sociaal contactpunt en, in voorkomend geval, van de activiteiten die tot stand gebracht worden met externen. De coördinator maakt deel uit van het personeel van de vereniging; 6° een handvest voor het sociaal contactpunt opstellen en toepasselijk maken dat ondertekend wordt door alle leden van de vereniging.In dat handvest wordt de algemene visie van het sociaal contactpunt omschreven en uitgestippeld. Het handvest kan eveneens ondertekend worden door de publieke en particuliere partners die geen lid zijn van de vereniging. In een overlegcomité worden alle ondertekenaars van het handvest samengebracht; 7° onder zijn leden enkel personen tellen die hun taken uitvoeren zonder onderscheid van nationaliteit, geloof, opinie of sexuele geaardheid en en met respect voor de ideologische, filosofische of religieuze overtuigingen van betrokkenen;8° een kwalitatieve evaluatieprocedure opzetten waaraan de leden van het netwerk en de begunstigden deelnemen;9° het personeel bezoldigen volgens de loonschalen zoals vastgesteld door de paritaire comités of door de overheid die belast is met de vaststelling van het personeelsstatuut en in overeenstemming met de functie die het uitoefent. § 2. De Regering bepaalt : 1° onverminderd de bepalingen van de wet van 8 juli 1976 tot organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de basisregels voor de werking van de algemene vergadering, de raad van bestuur en het overlegcomité, evenals voor de samenstelling en de werking van de stuurgroep;2° de titels, diploma's of kwalificaties van de coördinator bedoeld in paragraaf 1, 5° ;3° de basisbeginselen van het handvest bedoeld in paragraaf 1, 6° ;4° de werkingswijze van het overlegcomité bedoeld in paragraaf 1, 6° ;5° de wijze van implementering van het evaluatieproces bedoeld in paragraaf 1, 8°.
Art. 60.De Regering kan de erkenning intrekken van elk sociaal contactpunt dat de bepalingen van deze titel of de bepalingen die krachtens deze titel genomen worden, niet nakomt.
De erkenning wordt ingetrokken na verhoor van de voorzitter en ondervoorzitters van de raad van bestuur van het sociaal contactpunt.
De Regering bepaalt de procedure voor de intrekking van de erkenning. Afdeling 2. - Subsidiëring
Art. 61.§ 1. De Regering kan, binnen de perken van de begrotingskredieten en volgens de criteria en modaliteiten die zij bepaalt, subsidies aan de erkende stedelijke sociale contactpunten verlenen ter dekking van : 1° de bezoldiging van de coördinator bedoeld in artikel 58, § 1, 5° en, desgevallend, van het coördinatiepersoneel;2° de werkingskosten; 3° de personeels-, vormings- en werkingskosten i.v.m. de ontwikkeling van de activiteiten van de instellingen bedoeld in artikel 58, § 1, 2°, met uitzondering van de diensten voor sociale insluiting die overeenkomstig artikel 15 gesubsidieerd worden. § 2. De Regering kan, binnen de perken van de begrotingskredieten en volgens de criteria en modaliteiten die zij bepaalt, subsidies aan de erkende intergemeentelijke sociale contactpunten ter dekking van : 1° de bezoldiging van de coördinator bedoeld in artikel 59, § 1, 5°, en, desgevallend, van het coördinatiepersoneel;2° de werkingskosten; 3° de kosten i.v.m. de vorming van het personeel van de instellingen bedoeld in artikel 59, § 1, 2° ; 4° de kosten met betrekking tot de ontwikkeling van de projecten die worden uitgewerkt door de leden van de vereniging, met uitzondering van de diensten voor de sociale insluiting die overeenkomstig artikel 56 gesubsidieerd worden. HOOFDSTUK III. - Gemeenschappelijke bepalingen Afdeling 1. - Vrijwilligerswerk
Art. 62.De diensten voor sociale insluiting en de sociale contactpunten die erkend zijn krachtens deze titel en die een beroep doen op vrijwillige medewerkers die helpen bij het vervullen van één of verschillende van hun opdrachten dienen : 1° erover te zorgen dat hen een functie wordt toegewezen die verband houdt met hun bekwaamheden, hun beroepsopleiding of hun ervaring;2° ervoor te zorgen dat ze in hun activiteiten begeleid worden door beroepsmensen. De Regering bepaalt de wijze van toepassing van dit artikel. Afdeling 2. - Toezicht en straffen
Art. 63.De diensten voor sociale insluiting en de sociale contactpunten die overeenkomstig de artikelen 56 en 61 gesubsidieerd worden, dienen : 1° jaarlijks het door de Regering aangewezen bestuur vóór 30 april volgende inlichtingen mede te delen die betrekking hebben op het afgelopen werkingsjaar : a.een staat van de ontvangsten en uitgaven en een begroting van de dienst na goedkeuring door de bevoegde instanties, waarbij de door andere overheden toegekende of toegezegde subsidies vermeld worden; b. het loon van de personen die voor de subsidies in aanmerking komen en de bewijzen dat de werkgeversbijdragen zijn afgedragen;2° onverwijld en schriftelijk het bestuur elke wijziging mede te delen in de staten en in de samenstelling van het gesubsidieerde personeel. Bij niet-naleving van de bepalingen van deze titel en van de bepalingen die ter uitvoering van deze titel worden getroffen, kunnen de subsidies verminderd of opgeschort worden op de door de Regering bepaalde wijze.
Art. 64.De erkende diensten voor sociale insluiting en de erkende sociale contactpunten maken jaarlijks : 1° een omstandig kwalitatief activiteitenverslag, waarin meer bepaald opgenomen worden : een analyse van de behandelde problemen, de al naar gelang van de problemen gevolgde methodes en de vooropgestelde doelstellingen en een evaluatie van die methodes naar doeltreffendheid en impact;2° een kwantitatief activiteitenverslag. Het model van die activiteitenverslagen wordt door de Regering bepaald.
De verslagen worden uiterlijk 30 april van het jaar na het jaar waarop ze betrekking hebben aan de administratie overgemaakt.
Art. 65.Elke persoon die een vereniging of een dienst leidt dan wel organiseert en gebruik maakt van de benaming « dienst voor sociale insluiting erkend door het Waalse Gewest » of « sociaal contactpunt » zonder erkend te zijn krachtens deze titel, wordt bestraft met een geldboete van 100 tot 1.000 euro.
Elke persoon die een dienst voor de sociale insluiting of een sociaal contactpunt leidt en zich tegen een controle van de administratie verzet, wordt bestraft met een geldboete van 100 tot 1.000 euro.
TITEL II. - Opvang, huisvesting en begeleiding van in sociale moeilijkheden verkerende personen HOOFDSTUK I. - Definities en opdrachten Afdeling 1. - Definities
Art. 66.In de zin van deze titel wordt verstaan onder : 1° opvangtehuizen : elke inrichting die een huisvestingscapaciteit voor minstens tien in sociale moeilijkheden verkerende personen biedt en doorgaans de opdrachten bedoeld in artikel 67 vervult, met uitsluiting van de diensten of inrichtingen die ressorteren onder een specifieke regelgeving inzake het verschaffen van een onderkomen en huisvesting, die een therapeutische begeleiding als doel hebben, tijdelijk opgericht worden om het hoofd te bieden aan uitzonderlijke gebeurtenissen of opvanginitiatieven vormen uitgaande van een Ocmw overeenkomstig het ministerieel besluit van 18 oktober 2002 tot regeling van de terugbetaling door het Federaal Agentschap voor de Opvang van Asielzoekers van de kosten van de materiële hulp door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn toegekend aan een behoeftige asielzoeker gehuisvest in een plaatselijk opvanginitiatief;2° gemeenschapshuis : elke inrichting die een huisvestingscapaciteit voor minstens vier in sociale moeilijkheden verkerende personen biedt en doorgaans de opdrachten bedoeld in artikel 68 vervult, met uitsluiting van de diensten of inrichtingen die ressorteren onder een specifieke regelgeving inzake onderkomen en huisvesting, die een therapeutische begeleiding als doel hebben, tijdelijk opgericht worden om het hoofd te bieden aan uitzonderlijke gebeurtenissen of opvanginitiatieven vormen uitgaande van een Ocmw overeenkomstig het ministerieel besluit van 18 oktober 2002 tot regeling van de terugbetaling door het Federaal Agentschap voor de Opvang van Asielzoekers van de kosten van de materiële hulp door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn toegekend aan een behoeftige asielzoeker gehuisvest in een plaatselijk opvanginitiatief;3° nachtasiel : elke inrichting die een huisvestingscapaciteit voor minstens vier in sociale moeilijkheden verkerende personen biedt en doorgaans de opdrachten bedoeld in artikel 69 vervult, met uitsluiting van de diensten of inrichtingen die ressorteren onder een specifieke regelgeving inzake onderkomen of tijdelijk opgericht worden om het hoofd te bieden aan uitzonderlijke gebeurtenissen 4° opvangtehuizen van het gezinstype : elke inrichting die een huisvestingscapaciteit voor minstens tien in sociale moeilijkheden verkerende personen biedt en doorgaans de opdrachten bedoeld in artikel 70 vervult, met uitsluiting van de diensten of inrichtingen die ressorteren onder een specifieke regelgeving inzake onderkomen en huisvesting, die een therapeutische begeleiding als doel heeft, tijdelijk opgericht worden om het hoofd te bieden aan uitzonderlijke gebeurtenissen of opvanginitiatieven vormen uitgaande van een Ocmw overeenkomstig het ministerieel besluit van 18 oktober 2002 tot regeling van de terugbetaling door het Federaal Agentschap voor de Opvang van Asielzoekers van de kosten van de materiële hulp door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn toegekend aan een behoeftige asielzoeker gehuisvest in een plaatselijk opvanginitiatief;5° in sociale moeilijkheden verkerende persoon : de meerderjarigen, de ontvoogde minderjarigen, de minderjarige vaders, de minderjarige moeders en de zwangere minderjarigen, gekenmerkt door een broos psychosociaal of materieel bestaan, en die onmogelijk zelfstandig kunnen leven, evenals de kinderen die met hen samenleven;6° voor de opvangtehuizen van het gezinstype worden de personen die verwant of aanverwant in minder dan de vijfde graad zijn met de beheerder of de directeur niet als in sociale moeilijkheden verkerende personen beschouwd;7° werkingstitel : een erkenning, een voorlopige werkingsvergunning of een beginselakkoord;8° collectieve uitrustingen : een keuken, een gemeenschappelijke woonkamer of salon die voor de ondergebrachte personen die dat wensen, een plaats van ontmoeting en samenwoning vormen;9° ondergebrachte personen : de in sociale moeiljkheden verkerende personen die in een inrichting bedoeld onder 1°, 2°, 3° en 4° verblijven;10° gerechtigden : de personen die in rekening gebracht kunnen worden bij de berekening van de bezettingsgraad van de inrichtingen bedoeld onder 1° en 2° ;11° directeur : de verantwoordelijke voor het dagelijks bestuur;12° collectief begeleidingsproject : alle doelstellingen en middelen die door een opvangtehuis of een gemeenschapshuis omschreven worden voor het volbrengen van de opdrachten bedoeld in artikel 67 of 68;13° geïndividualiseerd begeleidingsproject : alle doelstellingen en middelen die in een aansluitingscontract omschreven worden tussen het opvangtehuis of het gemeenschapshuis, de ondergebrachte persoon en, in voorkomend geval, een externe maatschappelijk interveniënt, om een dynamisch socialiseringsproces op te starten en een reeks instrumenten tot stand te brengen die de ondergebrachte persoon opnieuw zelfstandig helpen te leven;14° collectief project ter verschaffing van een onderkomen : alle doelstellingen middelen die omschreven worden door een nachtasiel om de opdrachten bedoeld in artikel 69 te volbrengen;15° bezettingsgraad : het maandgemiddelde, vastgesteld over een door de regering vastgestelde periode, van de nachten waarin de gerechtigden in de inrichtingen bedoeld onder 1° en 2° aanwezig zijn. Afdeling 2. - Opdrachten
Art. 67.De opvangtehuizen hebben als doel in de opvang, in het in de tijd beperkte verschaffen van een onderkomen in een structuur met collectoeve uitrustingen, evenals in een aangepaste begeleiding te voorzien ten aanzien van de in sociale moeilijkheden verkerende personen, om ze te helpen bij het verwerven of opnieuw verwerven van hun zelfstandigheid.
Art. 68.De gemeenschapshuizen hebben als doel de in sociale moeilijkheden verkerende personen die voorheen in een opvangtehuis of in een structuur verbleven met hetzelfde doel en erkend door de Vlaamse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie of een publieke overheid van een buurtstaat, een onderkomen van lange duur in een structuur met collectieve uitrustingen aan te bieden, evenals een aangepaste begeleiding om ze te helpen bij het verwerven of opnieuw verwerven van hun zelfstandigheid.
Art. 69.De nachtasielen hebben als doel de in sociale moeilijkheden verkerende personen die geen woning hebben, in geval van dringende hulp onvoorwaardelijk onder voorbehoud van artikel 104 een collectief nachtelijk onderkomen te verschaffen.
Art. 70.De opvangtehuizen van het gezinstype hebben als doel de in sociale moeilijkheden verkerende personen een in de tijd beperkt onderkomen te verschaffen. HOOFDSTUK II. - Werkingsvergunningen Afdeling 1. - Algemeen beginsel
Art. 71.Zonder erkenning of voorlopige werkingsvergunning afgeleverd door de Regering kunnen niet uitgebaat worden : 1° opvangtehuizen;2° gemeenschapshuizen;3° opvangtehuizen van het gezinstype met een huisvestingscapaciteit van meer dan drie in sociale moeilijkheden verkerende personen. Zonder erkenning, voorlopige werkingsvergunning of beginselakkoord afgeleverd door de Regering kunnen nachtasielen niet uitgebaat worden.
De uitbaters van opvangtehuizen van het gezinstype met een huisvestingscapaciteit van minder dan vier in sociale moeilijkheden verkerende personen kunnen een erkenning of een voorlopige werkingsvergunning aanvragen. Afdeling 2. - Erkenning
Onderafdeling 1. - Voorwaarden
Art. 72.Om erkend te worden, dienen de opvangtehuizen, de gemeenschapshuizen, de nachtasielen en de opvangtehuizen van het gezinstype aan volgende voorwaarden te voldoen : 1° hun bedrijfszetel(s) in het Waalse Gewest hebben;2° hun opdrachten vervullen zonder ten aanzien van de in sociale moeilijkheden verkerende personen een onderscheid te maken in nationaliteit, geloof, opinie of sexuele geaardheid, en met respect voor de ideologische, filosofische of geloofsovertuigingen van de belanghebbenden;3° een directeur hebben die houder is van een bewijs van goed zedelijk gedrag vrij van elke veroordeling tot een criminele of correctionele straf die onverenigbaar zou zijn met de uitoefening van het ambt.
Art. 73.Naast de voowaarden bedoeld in artikel 72 moeten de opvangtehuizen, om erkend te worden, aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° georganiseerd zijn door een publiekrechtelijke rechtspersoon, een vereniging zonder winstoogmerk of een stichting;2° over een huisvestingscapaciteit beschikken voor minstens tien in sociale moeilijkheden verkerende personen;3° over een collectief begeleidingsproject beschikken;4° met de professionele sector of de diensten die noodzakelijk zijn voor het volbrengen van hun opdrachten, over overeenkomsten beschikken waarin de verbintenissen van bedoelde sector en diensten omschreven zijn wat betreft de maatschappelijke, financiële en bestuurlijke begeleiding van de ondergebrachte personen;5° over overeenkomsten beschikken waarin vastgesteld wordt dat ze in staat zijn om in geval van nood een beroep te doen op de professionele sector of de diensten die actief zijn op psychologisch of medisch gebied;6° van de ondergebrachte personen, met uitzondering van diegenen die door een gerechtelijke overheid zijn of een dienst voor jeugdzorg met overname van de kosten geplaatst zijn, een financiële bijdrage vragen;7° de financiële bijdrage mag niet meer bedragen dan twee derde van de bestaansmiddelen van de ondergebrachte persoon en hangt van de aangeboden dienstverlening af;8° de ondergebrachte personen niet verplichten om deel te nemen aan de bedrijfsactiviteiten die zij zelf rechtstreeks organiseren.
Art. 74.Naast de voorwaarden bedoeld in artikel 72 moeten de gemeenschapshuizen, om erkend te worden, aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° georganiseerd zijn door een publiekrechtelijke rechtspersoon, een vereniging zonder winstoogmerk of een stichting;2° over een huisvestingscapaciteit beschikken voor minstens vier in sociale moeilijkheden verkerende personen;3° over een collectief begeleidingsproject beschikken;4° met de professionele sector of de diensten die noodzakelijk zijn voor het volbrengen van hun opdrachten, over overeenkomsten beschikken waarin de verbintenissen van bedoelde sector en diensten omschreven zijn wat betreft de maatschappelijke, financiële en bestuurlijke begeleiding van de ondergebrachte personen;5° over overeenkomsten beschikken waarin vastgesteld wordt dat ze in staat zijn om in geval van nood een beroep te doen op de professionele sector of de diensten die actief zijn op psychologisch of medisch gebied;6° van de ondergebrachte personen een financiële bijdrage vragen die niet meer mag bedragen dan twee derde van de bestaansmiddelen van de ondergebrachte persoon;7° de financiële bijdrage hangt van de aangeboden dienstverlening af;8° een register houden waarin de adresgegevens van het opvangtehuis of de structuur die dezelfde opdracht vervult en erkend is door de andere publieke overheden waarvan de ondergebrachte persoon afkomstig is, vermeld zijn.
Art. 75.Naast de voorwaarden bedoeld in artikel 72 moeten de nachtasielen, om erkend te worden, aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° georganiseerd zijn door een publiekrechtelijke rechtspersoon, een vereniging zonder winstoogmerk of een stichting;2° minstens geopend zijn : a.van 1 november tot en met 1 maart; b. van 22 uur tot 7 uur;3° de in sociale moeilijkheden verkerende personen die er de nacht doorgebracht hebben, niet overdag opvangen;4° over een huisvestingscapaciteit beschikken voor minstens vier in sociale moeilijkheden verkerende personen;5° over een collectief begeleidingsproject beschikken;6° over overeenkomsten beschikken met één of meerdere opvangtehuizen waarin de modaliteiten voor hun doorverwijzing en overname omschreven worden;7° indien er in de gemeente van hun bedrijfszetel een sociaal contactpunt als bedoeld in het decreet van 17 juli 2003 betreffende de sociale insluiting bestaat of, bij ontstentenis, een dienst belast met het beheer van een dienst dringende maatschappelijke hulpverlening, over overeenkomsten beschikken waarin de modaliteiten voor de opvang en de overname van de in sociale moeilijkheden verkerende personen worden omschreven;8° geen financiële bijdrage van de ondergebrachte personen eisen.
Art. 76.Naast de voorwaarden bedoeld in artikel 72 moeten de opvangtehuizen van het gezinstype, om erkend te worden, aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° georganiseerd zijn door een natuurlijke persoon, een publiekrechtelijke rechtspersoon, een vereniging zonder winstoogmerk of een stichting;2° over een huisvestingscapaciteit voor maximum negen in sociale moeilijkheden verkerende personen beschikken;3° samenwerkingsverbanden opzetten om in geval van nood een beroep te kunnen doen op professionelen of diensten die in verband met sociale, psychologische of medische aangelegenheden actief zijn;4° met de professionelen of diensten die actief zijn op huisvestingsvlak, meer bepaald de opvangtehuizen en de diensten die een huisvesting met een sociaal karakter verschaffen, samenwerkingsverbanden opzetten betreffende de modaliteiten voor de toegang van de ondergebrachte personen tot de professionelen en die diensten;5° van de ondergebrachte personen een financiële participatie vragen die niet meer mag bedragen dan de helft van hun bestaansmiddelen;6° de financiële participatie hangt af van de aangeboden dienstverlening;7° een register bijhouden in verband met de financiële participatie die door de ondergebrachte personen wordt betaald, evenals in verband met hun bestaansmiddelen;8° de ondergebrachte personen een verblijfsduur aanbieden van maximum honderdtachtig dagen.
Art. 77.De Regering bepaalt : 1° de modaliteiten voor de uitwerking en de evaluatie en het model van het collectieve begeleidingsproject bedoeld in de artikelen 73, 3° en 74, 3° ;2° het model en de modaliteiten voor de evaluatie van het collectief huisvestingsproject bedoeld in artikel 75, 5° ;3° de diensten die in rekening worden gebracht voor de berekening van de financiële participatie bedoeld in de artikelen 73, 6°, 74, 6° en 76, 5°, alsook hun prijs;4° de bestaansmiddelen die in overweging worden genomen voor de toepassing van de artikelen 73, 6°, 74, 6° en 76, 5°.
Art. 78.De Regering bepaalt voor de opvangtehuizen, de gemeenschapshuizen en de opvangtehuizen van het gezinstype de erkenningsvoorwaarden met betrekking tot de lokalen en de veiligheid.
De Regering bepaalt voor de opvangtehuizen en de gemeenschapshuizen de erkenningsvoorwaarden met betrekking tot de uitrustingen en het personeel.
De Regering kan voor de nachtasielen de erkenningsvoorwaarden bepalen met betrekking tot de lokalen, de veiligheid, de uitrustingen en het personeel.
Art. 79.De Regering bepaalt de procedures voor de verlenging, de hernieuwing, de opschorting, de beperking en de intrekking van de erkenning Onderafdeling 2. - Procedure
Art. 80.De erkenningsaanvraag voor een opvangtehuis, een gemeenschapshuis, een nachtasiel of een opvangtehuis van het gezinstype wordt bij de Regering ingediend.
Art. 81.De Regering bepaalt de inhoud van het dossier voor de erkenningsaanvraag van de opvangtehuizen en de gemeenschapshuizen. In dat dossier worden minstens vermeld : 1° de identiteit van de inrichtende macht, diens adres en, indien de inrichtende macht een vereniging zonder winstoogmerk of een stichting is, de statuten ervan en hun eventuele in het Belgisch Staatsblad verschenen wijzigingen, evenals het identificatienummer in het Register der rechtspersonen;2° de naam en de kwalificaties van de directeur en de personeelsleden, evenals een omschrijving van hun functies en, in voorkomend geval, een afschrift van hun diploma's;3° het totale aantal personen die in aanmerking kunnen komen voor de door de inrichtende macht van de inrichting aangeboden dienstverlening, op ongeacht welke titel;4° het aantal ondergebrachte personen waarvoor de erkenning is aangevraagd;5° een plattegrond van de gebouwen met vermelding van de bestemming der lokalen;6° een veiligheidsattest afgeleverd sinds minder dan één jaar door de burgemeester;7° het huishoudelijk reglement met omschrijving van de rechten en de plichten van de ondergebrachte personen, de directeur en de inrichtende macht;8° het collectieve begeleidingsproject;9° de overeenkomsten bedoeld in de artikelen 73, 4° en 5°, 74, 4° en 5°. Wat betreft de opvangtehuizen, bevat het aanvraagdossier daarnaast de vermelding van de specifieke acties bedoeld in artikel 115, tweede lid, die het opvangtehuis tot stand zou kunnen brengen ten gunste van de ondergebrachte personen.
Art. 82.De Regering bepaalt de inhoud van het dossier voor de erkenningsaanvraag voor de nachtasielen. In dat dossier worden minstens vermeld : 1° de identiteit van de inrichtende macht, diens adres en, indien de inrichtende macht een vereniging zonder winstoogmerk of een stichting is, de statuten ervan en hun eventuele in het Belgisch Staatsblad verschenen wijzigingen, evenals het identificatienummer in het Register der rechtspersonen;2° de naam en de kwalificaties van de directeur en, indien bestaande, de personeelsleden, evenals een omschrijving van hun functies en een afschrift van hun diploma's;3° het aantal ondergebrachte personen waarvoor de erkenning is aangevraagd;4° een plattegrond van de gebouwen met vermelding van de bestemming der lokalen;5° een veiligheidsattest afgeleverd sinds minder dan één jaar door de burgemeester;6° het huishoudelijk reglement met omschrijving van de rechten en de plichten van de ondergebrachte personen, de directeur en de inrichtende macht;7° de openingsuren en -periode;8° het collectieve onderkomenproject;9° de overeenkomsten bedoeld in artikel 75, 6° en 7°.
Art. 83.De Regering bepaalt de inhoud van het dossier voor de erkenningsaanvraag voor de opvangtehuizen van het gezinstype. In dat dossier worden minstens vermeld : 1° de identiteit van de inrichtende macht, diens adres en, indien de inrichtende macht een verenging zonder winstoogmerk of een stichting is, de statuten ervan en hun eventuele in het Belgisch Staatsblad verschenen wijzigingen, evenals het identificatienummer in het Register der rechtspersonen;2° de naam en de kwalificaties van de directeur en, indien bestaande, de personeelsleden, evenals een omschrijving van hun functies en een afschrift van hun diploma's;3° een presentatie van het initiatief met nauwkeurige omschrijving van de motiveringen van de beheerder en de door hem nagestreefde doelstellingen;4° het aantal ondergebrachte personen waarvoor de erkenning is aangevraagd;5° een plattegrond van de gebouwen met vermelding van de bestemming der lokalen;6° een veiligheidsattest afgeleverd sinds minder dan één jaar door de burgemeester;7° het huishoudelijk reglement met omschrijving van de rechten en de plichten van de ondergebrachte personen, de directeur en de inrichtende macht;8° elk document waaruit kan blijken dat het opvangtehuis van het gezinstype in staat is om te voldoen aan de verplichtingen bedoeld in artikel 76, 3° en 4°.
Art. 84.De Regering bepaalt de modaliteiten voor de uitwerking en het model van het huishoudelijk reglement bedoeld in de artikelen 81, 7°, 82, 6°, en 83, 7°, evenals het model van het brandattest bedoeld in de artikelen 81, 6°, 82, 5°, en 83, 6°.
Art. 85.De erkenning wordt door de Regering voor onbepaalde duur verleend.
De erkenning bepaalt de huisvestingscapaciteit van in sociale moeilijkheden verkerende personen in een opvangtehuis, een gemeenschapshuis, een nachtasiel en een opvangtehuis van het gezinstype.
De erkenning is hernieuwbaar op aanvraag van het opvangtehuis, het gemeenschapshuis, het nachtasiel of het opvangtehuis van het gezinstype.
Onderafdeling 3. - Opschorting, beperking of intrekking
Art. 86.De erkenning kan opgeschort, beperkt of ingetrokken worden wegens niet-inachtneming van deze titel of van de bepalingen die krachtens deze titel genomen worden.
De opschorting heeft als gevolg dat het verschaffen van een onderkomen aan nieuwe in sociale moeilijkheden verkerende personen verboden wordt. De beperking heeft tot gevolg dat de huisvestingscapaciteit verminderd wordt. Afdeling 3. - Voorlopige werkingsvergunningen en beginselakkoorden
Onderafdeling 1. - Algemene bepaling
Art. 87.De Regering bepaalt de procedure voor de toekenning en de verlenging van de voorlopige werkingsvergunning, evenals de procedure voor de toekenning van het beginselakkoord.
Zij bepaalt de procedure voor de opschorting, de beperking of de intrekking van de voorlopige werkingsvergunning en het beginselakkoord.
Onderafdeling 2. - Autorisations provisoires
Art. 88.De Regering verleent een voorlopige werkingsvergunning voor de duur van één jaar : 1° aan elk opvangtehuis dat een aanvraag indient overeenkomstig artikel 81, en dat voldoet aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 72 en 73, 1°, 2°, 6° en 7° ;2° aan elk gemeenschapshuis dat een aanvraag indient overeenkomstig artikel 81, en dat voldoet aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 72 en 74, 1°, 2°, 6° en 7° ;3° aan elk nachtasiel dat een aanvraag indient overeenkomstig artikel 81, en dat voldoet aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 72 en 75, 1°, 2°, 4° en 8° ;4° aan elk opvangtehuis van het gezinstype dat een aanvraag indient overeenkomstig artikel 83, en dat voldoet aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 72 en 76, 1°, 2°, 5°, 6° en 7°. De voorlopige werkingsvergunning bepaalt de huisvestingscapaciteit van in sociale moeilijkheden verkerende personen in een opvangtehuis, een gemeenschapshuis, een nachtasiel en een opvangtehuis van het gezinstype.
Zij kan worden verlengd indien de veiligheidswerken dat verantwoorden en indien de aanvrager aantoont dat hij die werken kan voltooien binnen een termijn dat één jaar niet mag overschrijden.
Indien er bij het beëindigen van de eerste vastgestelde termijn of na de verlenging ervan geen enkele weigering van de erkenning plaatsgevonden heeft, wordt de erkenning geacht toegekend te zijn, behalve in de veronderstelling dat de voorlopige werkingsvergunning : 1° opgeschort is of werd;2° beperkt is. Onderafdeling 3. - Beginselakkoord
Art. 89.In geval van dringende noodzakelijkheid verleent de regering, indien de onderkomencapaciteit in de nachtasielen erkend in de gemeente of de aangrenzende gemeenten niet voldoende is om aan de vraag ernaar uitgaande van in sociale moeilijkheden verkerende personen tegemoet te komen, een beginselakkoord aan het nachtasiel dat een aanvraag indient overeenkomstig artikel 82, uitgezonderd de punten 4°, 6°, 8° en 9°, en dat voldoet aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 72 en 75, 1° en 2°.
Het beginselakkoord bepaalt de huisvestingscapaciteit van in sociale moeilijkheden verkerende personen in een nachtasiel.
De duur van het beginselakkoord bedraagt maximum vier maanden.
Het is niet hernieuwbaar.
Onderafdeling 4. - Opschorting, beperking, intrekking
Art. 90.De voorlopige werkingsvergunning en het beginselakkoord kunnen opgeschort, beperkt of ingetrokken worden wegens niet-naleving van de bepalingen van deze titel of van de bepalingen genomen krachtens deze titel.
De opschorting heeft tot gevolg dat het verschaffen van een onderkomen aan nieuwe in sociale moeilijkheden verkerende personen verboden wordt. De beperking heeft tot gevolg dat de huisvestingscapaciteit verminderd wordt. HOOFDSTUK III. - Werking Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepaling
Art. 91.Het huishoudelijk reglement bedoeld in de artikelen 81, 7°, 82, 6° en 83, 7°, wordt aangeplakt op een plaats die toegankelijk is voor de personen die om opvang verzoeken en voor de ondergebrachte personen.
Eén exemplaar ervan wordt aan de ondergebrachte personen afgegeven zodra ze aankomen. Afdeling 2. - Bepalingen eigen aan de opvangtehuizen, de
gemeenschapshuizen en de opvangtehuizen van het gezinstype
Art. 92.Minstens één keer per week wordt de ondergebrachte persoon schriftelijk ingelicht over zijn financiële toestand in het opvangtehuis, het gemeenschapshuis of het opvangtehuis van het gezinstype. Afdeling 3. - Bepalingen eigen aan de opvangtehuizen en de
gemeenschapshuizen
Art. 93.Het opvangtehuis of het gemeenschapshuis opent een individueel of gezinsdossier voor elke ondergebrachte persoon.
Dat dossier bevat de administratieve en financiële documenten met betrekking tot de toestand van de ondergebrachte persoon.
Het is onder voorbehoud van alles wat onder het beroepsgeheim valt, toegankelijk voor de ondergebrachte persoon. Het is eveneens toegankelijk voor de ambtenaren bedoeld in artikel 105.
Art. 94.In samenwerking met de ondergebrachte persoon werken het opvangtehuis en het gemeenschapshuis binnen de dertig dagen na diens aankomst een geïndividualiseerd begeleidingsproject uit.
Het geïndividualiseerd begeleidingsproject bepaalt een programmering voor de doorvoering ervan in de tijd.
Het wordt in evenveel exemplaren opgesteld als er bij het project betrokken partijen zijn. Eén exemplaar wordt overhandigd aan de ondergebrachte persoon.
De Regering bepaalt het model voor het geïndividualiseerd begeleidingsproject.
Art. 95.Elk einde van het verblijf dat tot stand komt op initiatief van een erkend opvangtehuis of gemeenschapshuis wordt in een register ingeschreven. In dat register worden vermeld de identiteit van de betrokken personen, de datum van hun vertrek, hun bestemming indien bekend, evenals de redenen die aan de oorsprong liggen van de beslissing om hun verblijf te beëindigen.
Art. 96.De gesubsidieerde personeelsleden van het opvangtehuis of het gemeenschapshuis volgen een voortgezette opleiding volgens de modaliteiten die door de Regering bepaald worden.
Art. 97.In elk opvangtehuis of gemeenschapshuis wordt er een raad van de ondergebrachte personen opgericht die minstens één keer per maand vergadert.
Om voor de goede werking van die raad te zorgen krijgt die raad de logistieke en organisationele ondersteuning van het personeel van het opvangtehuis of van het gemeenschapshuis.
De raad bestaat uit de ondergebrachte personen. De directeur of diens vertegenwoordiger kunnen de vergaderingen van de raad bijwonen.
De raad van de ondergebrachte personen brengt adviezen uit en formuleert voorstellen, meer bepaald wat betreft de werking van de inrichting, de organisatie van de dienstverlening en het collectieve begeleidingsproject. Afdeling 4. - Bepalingen eigen aan de opvangtehuizen
Art. 98.Voor elke ondergebrachte persoon of gezin stelt het opvangtehuis een sociaal verslag op na zes maanden verblijf.
Het sociaal verslag dient om de evolutie van de ondergebrachte persoon of personen voor te stellen met het oog op een vertrek, een doorverwijzing naar een gemeenschapshuis en/of een wederinschakeling.
Dat verslag wordt bij het dossier bedoeld in artikel 93 gevoegd.
Art. 99.§ 1. Het opvangtehuis is ertoe verplicht elke persoon die daarom verzoekt, een onderkomen te verschaffen, behalve in volgende gevallen : 1° indien de maximale huisvestingscapaciteit bereikt is;2° indien blijkt dat het verschaffen van een onderkomen aan de persoon de verwezenlijking van het collectieve begeleidingsproject in gevaar zou kunnen brengen;3° indien blijkt dat het antwoord op de problemen waarmee de persoon geconfronteerd wordt, niet in het hem verschaffen van een onderkomen in een opvangtehuis bestaat. § 2. In de gevallen bedoeld in § 1 is het opvangtehuis er evenwel toe verplicht de noodzakelijke stappen te ondernemen om de persoon te laten opvangen door een bevoegde dienst. § 3. Het opvangtehuis houdt een register bij van de niet voldane aanvragen waarin de redenen vermeld worden waarom die dienstverlening niet is aangeboden, evenals de stappen die ondernomen werden om te voldoen aan de behoeften van de aanvragers als bedoeld in § 2. Afdeling 5. - Bepalingen eigen aan de gemeenschapshuizen
Art. 100.In een gemeenschapshuis mogen niet verblijven : 1° de personen die volgens het sociaal verslag bedoeld in artikel 98 of opgesteld door een structuur die dezelfde opdracht als een opvangtehuis vervult en die erkend is door de Vlaamse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of de Franse Gemeenschapscommissie of een openbare overheid van een buurstaat, geen behoefte hebben aan een langdurige begeleiding;2° meer dan drie personen ouder dan zestig jaar op de dag waarop ze hun intrede doen in het huis.
Art. 101.Het gemeenschapshuis herziet jaarlijks in samenwerking met de ondergebrachte persoon het geïndividualiseerde begeleidingsproject in functie van de evolutie van de persoon.
Het aldus herziene project wordt gevoegd bij het dossier bedoeld in artikel 93.
Art. 102.Artikel 99, § 1, 1° en 2°, en § 2, geldt voor de gemeenschapshuizen. Afdeling 6. - Bepalingen eigen aan de opvangtehuizen van het
gezinstype
Art. 103.Zodra de ondergebrachte persoon aankomt, schrijft het opvangtehuis van het gezinstype zijn naam in een door hem tegengetekend aanwezigheidsregister.
Het model daarvoor wordt door de Regering bepaald. Afdeling 7. - Bepalingen eigen aan de nachtasielen
Art. 104.§ 1. Het nachtasiel is ertoe verplicht elke persoon die daarom verzoekt onder te brengen, behalve : 1° indien de maximumcapaciteit voor het verschaffen van een onderkomen bereikt is;2° indien blijkt dat het verschaffen van onderkomen aan de persoon de verwezenlijking van het collectieve onderkomenproject in gevaar zou kunnen brengen;3° indien blijkt dat het antwoord op de problemen die de persoon ondervindt, niet onder het verschaffen van een onderkomen in een nachtasiel valt;4° indien de maximumduur van het eventueel verschaffen van een onderkomen in een nachtasiel bereikt is. § 2. In de gevallen bedoeld in § 1 is het nachtasiel er evenwel toe gehouden de adresgegevens van de meest nabije dienst dringende maatschappelijke hulpverlening, nachtasielen of opvangtehuizen op te geven, evenals de beschrijving van de weg ernaartoe. HOOFDSTUK IV. - Controle en straffen Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen
Onderafdeling 1. - Controle
Art. 105.De administratieve, financiële en kwalitatieve controle van de inrichtingen die in aanmerking komen voor een werkingstitel in het kader van deze titel wordt verzorgd door de ambtenaren aangewezen door de regering.
Die ambtenaren worden bekleed met de hoedanigheid van hulpofficier van de gerechtelijke politie bij de procureur des Konings.
Zij zijn ertoe verplicht voor de vrederechter van hun woonplaats de eed voorgeschreven bij het decreet van 20 juli 1831 af te leggen.
In de uitoefening van hun opdrachten kunnen ze : 1° elk nazicht, elke controle, elk onderzoek verrichten en elke informatie inwinnen die zij nodig achten, meer bepaald voor : a.het ondervragen van elke persoon over elk feit waarvan de kennis nuttig is voor het uitoefenen van het toezicht; b. zich elk nuttig document laten overmaken of elk nuttig document zoeken voor de voltooiing van hun opdracht, er een afschrift van nemen of het tegen ontvangstbewijs meenemen;2° proces-verbaal opstellen ter vaststelling van overtredingen die bewijskracht hebben tot bewijs van het tegendeel.Daarvan wordt een afschrift bekendgemaakt binnen de vijftien dagen na vaststelling van de feiten aan de beheerders en de daders.
In geval van doorzoeking van de lokalen die een woonplaats uitmaken en bij ontstentenis van de instemming van de bewoner, behalve in uiterst dringende gevallen indien de bijstand aan de in gevaar zijnde ondergebrachte persoon het vereist, hebben de hiervoor genoemde ambtenaren niet toegang tot die lokalen dan krachtens een machtiging van de rechter van de politierechtbank of diens plaatsvervanger.
De gemachtigd ambtenaar kan de overtreder een termijn stellen om zich naar de wet te schikken : die termijn kan slechts één keer verlengd worden. Hij licht er de burgemeester van de gemeente waar de inrichting gelegen is, over in.
Art. 106.§ 1. Jaarlijks tegen 30 april maken de opvangtehuizen, de gemeenschapshuizen, de nachtasielen en de opvangtehuizen van het gezinstype een activiteitenverslag aan de administratie over in verband met het voorgaande kalenderjaar. § 2. De inrichtingen bedoeld in § 1 geven de administratie kennis van alle wijzigingen die hun statuten ondergaan hebben na de toekenning van de werkingstitel en die betrekking hebben op deze titel of op de desbetreffende uitvoeringsbesluiten.
Onderafdeling 2. - Straffen A. Straffen
Art. 107.Gestraft worden met een gevangenisstraf van acht dagen tot één maand en met een geldboete van 500 tot 1.000 euro of met enkel één van die straffen de personen die een opvangtehuis, een gemeenschapshuis, een nachtasiel of een opvangtehuis van het gezinstype beheren die een onderkomencapaciteit aanbieden van meer dan drie bedden zonder een werkingstitel te hebben gekregen, ofwel als overtreding van een beslissing tot weigering, intrekking van de erkenning of sluiting, ofwel als kennelijke niet-naleving van de erkenningsvoorwaarden waarbij ernstige schade wordt berokkend aan de bescherming, de veiligheid of de gezondheid van de ondergebrachte personen of die onbehoorlijkerwijs de erkenning vermelden.
B. Sluiting
Art. 108.§ 1. Volgens de procedure die hij bepaalt kan de regering om dringende redenen beslissen tot de sluiting van een opvangethuis, een gemeenschapshuis, een nachtasiel of een opvangtehuis van het gezinstype waarvan de onderkomencapaciteit meer bedraagt dan drie bedden, indien : 1° een tekortkoming aan de krachtens of bij deze titel vastgestelde regels ernstige schade berokkent aan de rechten, de veiligheid of de gezondheid van de ondergebrachte personen;2° dringende redenen met betrekking tot de volksgezondheid of de openbare veiligheid dat verantwoorden. De beslissing tot sluiting kan enkel bepaalde gedeelten van het gebouw of bepaalde vestigingen betreffen.
De beslissing tot sluiting kan ongedaan worden gemaakt indien de omstandigheden die tot die beslissing dwongen, niet meer verenigd zijn. § 2. Volgens de procedure die zij bepaalt beveelt de Regering de sluiting van de opvangtehuizen, de gemeenschapshuizen, de nachtasielen of de opvangtehuizen van het gezinstype waarvan de onderkomencapaciteit hoger is dan drie bedden en die zonder werkingstitel functioneren.
Art. 109.De burgemeester is belast met de uitvoering van de beslissingen tot sluiting en laat de sluitingen verrichten die voortvloeien uit de beslissingen tot weigering of intrekking van een werkingstitel.
Hij waakt over de toepassing van alle daartoe nodige maatregelen.
Daartoe kan hij de in sociale moeilijkheden verkerende personen laten evacueren en van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn eisen, dat zij voor de dringende opvang en het dringend onderbrengen van die personen instaan. Afdeling 2. - Specifieke bepalingen
Onderafdeling 1. - Controle A. Opvangtehuizen en gemeenschapshuizen
Art. 110.Het activiteitenverslag bedoeld in artikel 106, § 1, bevat o.a. : 1° een omschrijving van het doorgevoerde maatschappelijk werk;2° een evaluatie van hun activiteiten, met vermelding van de bestaande samenwerkingsverbanden;3° het aantal ondergebrachte personen;4° de lijst van de personeelsleden tewerkgesteld in het kader van deze titel, met hun kwalificaties, de toegepaste weddeschalen en hun bezettingsgraad, evenals een lijst met het in het kader van de specifieke activiteiten in dienst genomen personen met hun kwalifiacties en hun rechtspositie;5° het genormaliseerd boekhoudplan of, indien het een openbare dienst betreft, het plan opgesteld volgens de daarvoor geldende boekhoudregels, voor zover de inkomsten en de uitgaven van het opvangtehuis en het gemeenschapshuis onderscheiden kunnen worden;6° het aantal inkomsten en uitgaven en de balans;7° het aantal aanvragen voor het verschaffen van een onderkomen waarop niet kon worden ingegaan. Het activiteitenverslag van de gemeenschapshuizen vermeldt daarnaast de duurtijd van het onderbrengen van de gerechtigden.
B. Nachtasielen
Art. 111.Het activiteitenverslag bedoeld in artikel 106, § 1, bevat o.a. : 1° het aantal ondergebrachte personen;2° in voorkomend geval, de lijst van de in het kader van deze titel tewerkgestelde personeelsleden;3° het aantal aanvragen voor een onderkomen dat niet beantwoord kon worden. Onderafdeling 2. - Straffen A. Opvangtehuizen, gemeenschapshuizen en opvangtehuizen van het gezinstype
Art. 112.Gestraft worden met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en een geldboete van 25 tot 2.000 euro of met enkel één van die straffen degene die rechtstreeks of onrechtstreeks, terwijl hij een activiteit of een mandaat uitoefent in een opvangtehuis, een gemeenschapshuis of een opvangtehuis van het gezinstype die een onderkomencapaciteit van meer dan drie bedden aanbieden : a) op niet-geïndividualiseerde wijze de rekeningen van de ondergebrachte personen beheert;b) door list, dwang, bedreiging, valse belofte of misbruik makend van de zwakheid of ziekte zich goed die aan een ondergebrachte persoon toebehoren, laat overhandigen;c) gelden of goeden van de ondergebrachte personen beheert, behalve met naleving van de eventueel in overeenstemming met laatstgenoemden overeengekomen voorwaarden. B. Nachtasielen
Art. 113.Gestraft worden met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en een geldboete van 25 tot 2.000 euro of met enkel één van die straffen degene die rechtstreeks of onrechtstreeks, terwijl hij een activiteit of een mandaat uitoefent in een nachtasiel : a) door list, dwang, bedreiging, valse belofte of misbruik makend van de zwakheid of ziekte zich goed die aan een ondergebrachte persoon toebehoren, laat overhandigen;b) gelden of goeden van de ondergebrachte personen beheert, behalve met naleving van de eventueel in overeenstemming met laatstgenoemden overeengekomen voorwaarden. HOOFDSTUK V. - Subsidiëring en programmering van de opvangtehuizen en gemeenschapshuizen Afdeling 1. - Programmering
Art. 114.De regering bepaalt voor de opvangtehuizen en de gemeenschapshuizen een programmering van het maximumaantal in sociale moeilijkheden verkerende personen dat in overweging genomen kan worden voor de toekenning van de subsidies bedoeld in artikel 115, § 1.
Die programmering maakt een onderscheid in de personen volgens indeling zoals volgt : 1° mannen of vrouwen die niet vergezeld zijn van kinderen;2° mannen of vrouwen vergezeld van kinderen. Die indeling wordt per provincie opgemaakt en houdt rekening met volgende factoren : 1° de oppervlakte;2° het aantal leefloners. De programmering kan eveneens factoren van conjuncturele orde in overweging nemen met als gevolg een verhoging van het aantal in sociale moeilijkheden verkerende personen in één of meer provincies. Afdeling 2. - Subsidiëring
Art. 115.§ 1. Binnen de perken van de begrotingskredieten keert de Regering in het kader van de programmering bepaald in artikel 114 subsidies ter dekking van de personeelsuitgaven uit aan de opvangtehuizen en de gemeenschapshuizen die over een werkingsvergunning beschikken. § 2. Binnen de perken van de begrotingskredieten kan de Regering eveneens subsidies ter dekking van de werkingskosten uitkeren aan de opvangtehuizen en de gemeenschapshuizen die in aanmerking komen voor subsidies ter dekking van de personeelsuitgaven.
Binnen de perken van de begrotingskredieten kan zij daarnaast de volgende subsidies aan de opvangtehuizen uitkeren : 1° subsidies ter dekking van de personeelskosten voor de verwezenlijking van specifieke acties met betrekking tot : a.de begeleiding van de kinderen; b. de noodopvang en/of de opvang 24 uur op 24;2° subsidies ter dekking van de personeelskosten en/of de werkingskosten voor de verwezenlijking van specifieke acties in verband met de fase na het verschaffen van een onderkomen. § 3. De Regering bepaalt de modaliteiten en de voorwaarden voor de toekenning van de subsidies bedoeld in de §§ 1 en 2.
Art. 116.§ 1. De in artikel 115, §§ 1 en 2, eerste lid, bedoelde subsidiëring van een opvangtehuis of een gemeenschapshuis kan door de Regering verminderd of geschrapt worden : 1° indien de miminale bezettingsgraad als door de regering bepaald niet bereikt wordt;2° indien de voorwaarden voor de toekenning van de subsidies bedoeld in artikel 115, § 3, niet meer nageleefd worden;3° in geval van niet-naleving van de bepalingen van de artikelen 92, 93, 94 en 97 tot 102. § 2. De Regering bepaalt de modaliteiten en de procedure voor de beperking en de schrapping van de subsidiëring.
Zij stelt de modaliteiten vast voor het beroep in geval van beperking en schrapping van de subsidiëring.
Dat beroep is opschortend.
Art. 117.§ 1. Voor de berekening van de bezettingsgraad van een opvangtehuis worden niet als gerechtigden beschouwd : 1° de personen ouder dan zestig jaar op de dag waarop de opvang plaatsvindt vanaf de vierde van die personen;2° de personen die de verblijfsperiode bepaald in hun geïndividualiseerd begeleidingsproject overschreden hebben.Die periode mag de tweehondervijfenzeventig nachten niet overschrijden. § 2. Op grond van een behoorlijk gemotiveerde aanvraag kan de regering, indien de toestand van de gerechtigde dat verantwoordt, een verlenging van de duur van de huisvesting als bedoeld in § 1, 2°, toekennen indien die duur de tweehonderdvijfenzeventig nachten overschrijdt.
De verlengingsaanvraag wordt op straffe van onontvankelijkheid binnen de maand die voorafgaat aan de datum waarop de verblijfsduur bedoeld in het eerste lid verstrijkt, ingediend.
De verlenging mag de negentig nachten niet overschrijden. Zij kan twee keer verlengd worden.
De regering bepaalt het model voor het aanvraagformulier.
TITEL III. - Schuldbemiddeling HOOFDSTUK I. - Instellingen voor schuldbemiddeling Afdeling 1. - Algemene bepaling
Art. 118.Deze titel is toepasselijk op de privé- of openbare instellingen voor schuldbemiddeling zoals omschreven in artikel 1, 13°, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet en op de privé- of openbare instellingen erkend voor schuldbemiddeling in het kader van artikel 1675/17, § 1, van het Gerechtelijk wetboek.
Deze instellingen oefenen die activiteit uit op het grondgebied van het Franse taalgebied. Afdeling 2. - Erkenning
Art. 119.De Minister van Sociale Actie beslist over de aanvragen tot erkenning van de instellingen voor schuldbemiddeling.
Art. 120.De aanvraagprocedure voor de toekenning van de erkenning wordt door de Regering vastgelegd.
De erkenning wordt voor een onbepaalde duur toegekend.
Art. 121.De erkenning kan worden toegekend aan privé- of openbare instellingen die tegelijkertijd : 1° een maatschappelijk werker aanstellen met een gespecialiseerde opleiding van minstens dertig uren inzake schuldbemiddeling;2° bewijzen dat ze een doctor of licentiaat in de rechten tewerkstellen met bovenvermelde opleiding of die een nuttige beroepservaring van drie jaar bewijst of een overeenkomst hebben gesloten met een doctor of licentiaat in de rechten die aan minstens één van die voorwaarden voldoet of met de Orde der Advocaten bij een balie. De Regering bepaalt de inhoud van voormelde gespecialiseerde opleiding.
Art. 122.Instellingen die geen openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn zijn, kunnen enkel worden erkend als ze bovendien : 1° geen winstoogmerk najagen;2° de rechtspersoonlijkheid hebben;3° met name de hulp aan in moeilijkheden verkerende personen tot maatschappelijk doel hebben.
Art. 123.Niettegenstaande de naleving van bovenvermelde voorwaarden kan de Minister van Sociale Actie de erkenning weigeren aan instellingen : 1° indien wordt vastgesteld dat zij of één van hun organen, gemachtigden of aangestelden blijk geven van een gebrek aan eerbaarheid of onbaatzuchtigheid;2° binnen dewelke de functies van voorzitter, bestuurder, directeur of gemachtigde worden toevertrouwd aan een niet gerehabiliteerde persoon die veroordeeld werd tot een gevangenisstraf van minstens één maand, zelfs met uitstel, voor een overtreding bedoeld in het koninklijk besluit nr.22 waarbij aan bepaalde veroordeelden en aan de gefailleerde verbod wordt opgelegd bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen en waarbij aan de rechtbanken van koophandel de bevoegdheid wordt toegekend dergelijk verbod uit te spreken; 3° die niet voldoende zelfstandig zijn t.o.v. personen of instellingen die een activiteit van kredietgever of kredietbemiddelaar uitoefenen krachtens de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet.
Art. 124.De andere erkende particuliere en openbare instellingen dan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de verenigingen van openbare centra voor maatschappelijk welzijn beoogd in hoofdstuk XII van de organieke wet van 8 juli 1976 van openbare centra voor maatschappelijk welzijn, mogen geen bezoldiging of vergoeding vragen, onder welke benaming ook.
Art. 125.De erkende instellingen moeten de volgende verplichtingen naleven : 1° de erkenning vermelden;2° de Minister van Sociale Actie inlichten over elke wijziging van de statuten en over de benoemingen van bestuurders, de beëindiging van de schuldbemiddelingsactiviteit of telkens als ze niet meer voldoen aan de bij deze titel gestelde erkenningsvoorwaarden;3° zich onderwerpen aan de controle van de door de Minister van Sociale Actie aangeduide leden van de inspectiedienst van de Administratie en hem een jaarverslag toezenden in de loop van de eerste trimester die volgt op het boekjaar.
Art. 126.De Minister van Sociale Actie kan de erkenning ogenblikkelijk intrekken indien de bepalingen van deze titel niet worden nageleefd. Afdeling 3. - Programmering en subsidiëring
Art. 127.§ 1. De Regering is gemachtigd om een programmering te bepalen van de instellingen die als schuldbemiddelaar erkend zijn, rekening houdende met het aantal inwoners en met iedere gemeente die het voornemen heeft om door een erkende instelling bediend te worden. § 2. Aan de programmering die de Regering zal bepalen overeenkomstig § 1 worden niet onderworpen : - openbare of privé-instellingen die aan één enkele instelling of onderneming verbonden zijn en waarvan de activiteiten ten behoeve van een welbepaald publiek ontplooid worden; - de instelling bedoeld in artikel 13 van het samenwerkingsakkoord tussen het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap van 26 november 1998; - de referentiecentra erkend als schuldbemiddelaar in het kader van deze titel. § 3. Behoudens een krachtens artikel 126 besloten intrekking behouden de instellingen die beschikken over een erkenning op de datum van inwerkingtreding van de programmering hun erkenning tot en met het verstrijken van de periode waarvoor zij toegekend is. De programmering mag de verlenging van hun erkenning niet beletten, zolang ze ononderbroken erkend blijven.
Art. 128.§ 1. Binnen de perken van de begrotingskredieten verleent de Regering, onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten die zij bepaalt, toelagen aan de erkende instellingen voor schuldbemiddeling, met uitzondering van de in artikel 127, § 2, bedoelde instellingen Deze toelagen bestaan uit een forfaitair en een variabel gedeelte.
De criteria voor de berekening van het variabel gedeelte houden onder meer rekening met het aantal door de erkende instelling behandelde dossiers.
Deze paragraaf treedt in werking op de door de Regering bepaalde datum. § 2. Binnen de perken van de begrotingskredieten kan de Regering, onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten die zij bepaalt, eveneens referentiecentra erkennen en subsidiëren die belast zijn met : 1° het verlenen van bijstand op juridisch vlak en inzake de schuldbemiddelingspraktijken aan verschillende erkende instellingen, waarbij deze bijstand voor de moeilijkste gevallen uit een tenlasteneming kan bestaan;2° met een algemene opdracht inzake voorkoming van schuldoverlast, alsook met het begeleiden van de steungroepen inzake voorkoming van schuldoverlast die door de erkende instellingen voor schuldbemiddeling georganiseerd worden of die krachtens een samenwerkingsovereenkomst opgericht worden, op pedagogisch vlak, op technisch vlak en op evaluatievlak. Het referentiecentrum moet over de documentatie beschikken die de erkende instellingen voor schuldbemiddeling die onder zijn ambtsgebied vallen, in staat stelt er de nodige informatie te vinden om hun opdrachten uit te voeren. Die informatie betreft o.a. de rechtspraak en de jongste ontwikkeling ervan.
Zij legt het ambtsgebied van de referentiecentra vast. Het moet ten minste acht gemeenten tellen, met een totale bevolking van minimum 200 000 inwoners.
Om erkend te worden, moeten de referentiecentra : 1° opgericht zijn door ten minste acht openbare centra voor maatschappelijk welzijn, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk XII van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;2° beschikken over een maatschappelijk werker die voltijds voor schuldbemiddeling in dienst genomen is, na een speciale opleiding van minimum dertig uren inzake schuldbemiddeling en met vijf jaar beroepservaring inzake maatschappelijk werk;3° ten minste één doctor of één licentiaat in de rechten in dienst nemen, hetzij bij arbeidscontract, hetzij bij overeenkomst. De Regering subsidieert de personeels- en werkingskosten van de erkende referentiecentra. De gesubsidieerde personeelskosten mogen de door de Regering vastgelegde weddeschalen niet overschrijden.
Art. 129.Voor een bijkomende toelage komen in aanmerking de erkende instellingen voor schuldbemiddeling die één of meer steungroepen inzake schuldenlastpreventie organiseren of die een overeenkomst met een partner sluiten met het oog op de organisatie van een dergelijke groep waarvan de opdracht erin bestaat via regelmatige ontmoetingen met personen die in een situatie van schuldenoverlast verkeren of die een dergelijke toestand hebben gekend, de problemen te bespreken inzake budgetbeheer, schuldoverlast en, in het algemeen, ieder thema dat een weerslag heeft op dit beheer om hun sociale situatie te verbeteren.
De Regering bepaalt de voorwaarden en modaliteiten van toelagen aan de erkende instellingen voor de steungroepen inzake schuldenlastpreventie.
De erkende instellingen of de met die instellingen gebonden partners moeten bovendien aan de volgende voorwaarden voldoen : - over een lokaal beschikken dat een groep van minimum vijftien personen kan onderbrengen; - pedagogische animaties ontwikkelen die in het kader van de bovenbedoelde opdrachten op de behoeften van de gerechtigden inspelen; - samenwerkingsverbanden aangaan en in partnerschap werken met terzake doende diensten, instellingen of personen om de thema's inzake schuldenlastpreventie te bespreken; - aan de door de referentiecentra georganiseerde intervisievergaderingen deelnemen. HOOFDSTUK II. - Waarnemingscentrum voor krediet en schuldenlast
Art. 130.§ 1. De Regering erkent het Waarnemingscentrum voor krediet en schuldenlast onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten die zij bepaalt.
Die instelling heeft de volgende opdrachten : - statistische gegevens inzake schuldoverlast verzamelen; - de evolutie van de wetgeving en de rechtspraak bestuderen; - de kredietpraktijken en de daarmee gepaard gaande vraagstukken bestuderen; - tot het preventiewerk inzake schuldoverlast bijdragen door verspreiding van alle nuttige informatie aan het publiek en aan de personen die beroepshalve in de sociale actie of in het kredietwezen actief zijn; - jaarlijks een basis- en voortgezet opleidingsprogramma voor de schuldbemiddelaars organiseren. § 2. Het Waarnemingscentrum voor krediet en schuldenlast maakt jaarlijks een verslag op over de evolutie van schuldenlast en schuldoverlast van de Waalse gezinnen, alsook alle nuttige gegevens voor een preventiebeleid inzake schuldoverlast.
Het maakt dit verslag jaarlijks uiterlijk 30 juni over aan de Waalse Regering. § 3. Binnen de perken van de begrotingskredieten verleent de Regering, onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten die zij bepaalt, toelagen aan het Waarnemingscentrum voor krediet en schuldenlast.
Deze toelagen dekken : 1° personeelskosten;2° werkingskosten;3° initiatieven die een problematiek willen verhelpen of om een specifieke opdracht te vervullen. TITEL IV. - Centra voor maatschappelijk werk HOOFDSTUK I. - Erkenning
Art. 131.Onder de door haar bepaalde voorwaarden kan de Regering haar erkenning verlenen aan Centra voor maatschappelijk werk die ermee belast worden een geïndividualiseerde sociale hulp aan personen en gezinnen te verschaffen, als ze aan de volgende eisen voldoen : 1° hetzij opgericht worden als vennootschap zonder winstoogmerk waarvan het enige doel erin bestaat de in het eerste lid bedoelde opdracht te vervullen, hetzij opgericht worden door een landsbond of een ziekenfonds, zoals omschreven in de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen;2° minstens drie geschoolde vakmensen voltijds in dienst nemen, die houder zijn van een diploma van maatschappelijk werker of van gegradueerd maatschappelijk verpleger of van een gelijkwaardig diploma;twee van de drie betrekkingen kunnen echter deeltijdse betrekkingen zijn; 3° de helft van het aantal geschoolde vakmensen moet houder zijn van een diploma van maatschappelijk werker;4° over een centraal secretariaat en één of meerdere spreekkamers beschikken;5° een permanentie van minstens tien uur per week verzekeren in het geval van een in 2° bedoelde voltijdse betrekking;de permanentie moet door de in 2° bedoelde geschoolde vakmensen verzekerd worden; 6° de permanentie gedurende minstens vierenveertig weken per jaar verzekeren;7° over de nodige uitrusting en een afzonderlijke wachtkamer beschikken op de plaatsen waar spreekuur wordt gehouden;8° voor iedereen toegankelijk zijn, ongeacht de ideologische, filosofische of godsdienstige overtuiging, de nationaliteit, en zonder lid van het centrum voor maatschappelijk werk te moeten zijn. HOOFDSTUK II. - Subsidiëring
Art. 132.Binnen de perken van de begrotingskredieten bepaalt de Regering de wijze waarop de centra gesubsidieerd worden. Ze kan hen alzo toelagen verlenen om de loonkosten van de in 131, 2°, bedoelde geschoolde vakmensen en de werkingskosten te dekken. Het aantal geschoolde vakmensen dat in aanmerking wordt genomen, wordt in het erkenningsbesluit vastgesteld De toelagen voor werkingskosten bestaan uit : 1° een jaarlijks forfaitair aandeel per geschoolde vakman naar gelang van de duur van zijn dienstverleningen;2° een jaarlijks forfaitair werkingsaandeel dat verdubbeld wordt voor centra die niet beschouwd kunnen worden als behorend tot een landsbond of een ziekenfonds, zoals omschreven in bovenbedoelde wet van 6 augustus 1990. HOOFDSTUK III. - Controle en straffen
Art. 133.De centra zijn ertoe gehouden : 1° een specifieke boekhouding te voeren;2° het « DGO5 Plaatselijke Besturen, Sociale actie en Gezondheid » van de Waalse Overheidsdienst in kennis te stellen van elke wijziging van hun statuten of van hun personeel;3° jaarlijks een activiteitenrapport, een ontvangst- en uitgavenrekening, een begroting voor te leggen, alsook alle stukken die de toegekende toelagen kunnen rechtvaardigen;4° vrije toegang tot de lokalen of de documenten te verlenen aan de ambtenaren die gemachtigd zijn om er toezicht op te houden;5° de benaming van het centrum en de diensturen op de voorgevel aan te plakken. TITEL V. - Hulpverlening aan rechtsonderhorigen HOOFDSTUK I. - Definities
Art. 134.Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder : 1° rechtsonderhorige : inverdenkinggestelde, veroordeelde, ex-gedetineerde en slachtoffer zoals hieronder omschreven, evenals hun naaste familieleden;2° inverdenkinggestelde : persoon die in verdenking is gesteld en die in vrijheid wordt gelaten.Als inverdenkinggestelde wordt ook de persoon beschouwd tegen wie een strafvordering lopende is, evenals de persoon die zich in een toestand bevindt die ertoe leidt of zou kunnen leiden dat hij in verdenking wordt gesteld; 3° veroordeelde : niet aangehouden persoon die veroordeeld wordt tot een straf of die onderworpen is aan een maatregel in het kader van de proeftijd die hem toegestaan wordt en waartoe besloten wordt in uitvoering van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie;4° ex-gedetineerde : persoon die een voorwaardelijke, voorlopige of definitieve invrijheidstelling geniet, met in begrip van de persoon die onderworpen is aan een maatregel ter bescherming van de maatschappij;5° slachtoffer : persoon die onder een overtreding of een overtreding genoemd feit te lijden heeft gehad;6° centrum voor forensisch welzijnswerk : dienst die door het Waalse Gewest is erkend en die welzijnswerk verricht ten gunste van inverdenkinggestelden, veroordeelden, ex-gedetineerden en slachtoffers, evenals van hun naaste familieleden;7° welzijnswerk : elke individuele of in groep ondernomen actie enerzijds ter bevordering van de actieve deelname aan het maatschappelijk, economisch, politieke of culturele leven overeenkomstig de rechten van de mens en anderzijds voor het aankweken van een kritische kijk op het maatschappelijk gebeuren, inzonderheid door de ontwikkeling van de analyse-, actie- en evaluatievaardigheden. Het welzijnswerk houdt ook een psychologische hulpverlening in ter ondersteuning van personen die te kampen hebben met bijzondere problemen die verband houden met delinquent gedrag of met slachtofferschap, met uitzondering van de opvang die wegens blijvende psychische klachten op lange termijn noodzakelijk is; 8° Minister : de Minister bevoegd voor hulpverlening aan rechtsonderhorigen. HOOFDSTUK II. - Diensten voor forensisch welzijnswerk Afdeling 1. - Opdrachten
Art. 135.De diensten voor forensisch welzijnswerk zorgen ervoor dat de inverdenkinggestelden, de veroordeelden, de ex-gedetineerden en de slachtoffers evenals hun naaste familieleden die dat vragen of aanvaarden hun recht op welzijnswerk gewaarborgd wordt.
Art. 136.Wat de slachtoffers betreft, zijn de centra voor forensisch welzijnswerk inzonderheid met bijzondere opdrachten belast : 1° het organiseren van een specifieke dienstwaarneming inzake slachtofferhulp in daartoe geschikte lokalen;2° de onverwijlde contactopname met de slachtoffers die de politiediensten de toestemming hebben gegeven om hun adresgegevens mede te delen;3° de begeleiding van slachtoffers die in het ondernemen van de nodige stappen hulp vragen om de gevolgen van het slachtofferschap, waaronder inbegrepen de secundaire victimisering, meester te kunnen worden en om indien mogelijk er een schadeloosstelling voor te krijgen;4° de informatieverstrekking met het oog op de oriëntering van het slachtoffer in diens betrekkingen met de politie, de rechterlijke macht en de verzekeringsmaatschappijen, evenals met het oog op het krijgen van hulp van staatswege aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden;5° het voorzien in psychologische hulpverlening die gericht is op de rechtstreekse en onrechtstreekse gevolgen van het slachtofferschap en de verwerking van de teweeggebrachte schok;6° het vergemakkelijken, voor de personen voor wie dat nodig is, van de toegang tot de centra voor personenzorg en, eventueel, tot de centra voor medisch-psychiatrische zorgverlening;7° de sensibilisering van het publiek en de betrokken centra voor de rechten en de specifieke noden van de slachtoffers.
Art. 137.Wat de inverdenkinggestelden, de veroordeelden en de ex-gedetineerden betreft, zijn de centra voor forensisch welzijnswerk inzonderheid met bijzondere opdrachten belast : 1° het vergemakkelijken, voor de gerechtigden, van de toegang tot de bekwaamheden van de centra voor personenzorg;2° de bevordering van de inschakeling of de herinschakeling van de rechtsonderhorigen in het socio-economische leven;3° de sensibilisering van het publiek en de betrokken instellingen voor de problemen die verband houden met de behandeling van delinquentie in het openbaar leven en voor de noden van de gerechtigden wat de gelijke kansen betreft;4° de bijdrage tot de uitwerking en de uitvoering van oplossingen die als alternatief gelden voor de hechtenis of van activiteiten waardoor de vrijheidsberoving voorkomen kan worden. Afdeling 2. - Erkenning
Art. 138.De diensten voor forensisch welzijnswerk kunnen door de Regering erkend worden indien ze voldoen aan de voorwaarden die door of krachtens deze titel gesteld worden.
Art. 139.In elk gerechtelijk arrondissement wordt er een centrum voor forensisch welzijnswerk erkend.
Indien het aantal inwoners, de criminaliteitscijfers, de geografische ligging of de verstrengeling van uiteenlopende problemen dat vereisen, kan de Regering één of meerdere bijkomende centra voor forensisch welzijnswerk per arrondissement erkennen.
Art. 140.De erkenning moet door het centrum voor forensisch welzijnswerk bij de Regering worden aangevraagd.
De Regering bepaald de inhoud van het aanvraagdossier. In dat dossier wordt in ieder geval melding gemaakt van : 1° de taakomschrijving van het centrum;2° de statuten van de inrichtende macht;3° de samenstelling van de bestuursorganen en het personeel.
Art. 141.Om erkend te worden, moeten de centra voor forensisch welzijnswerk aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° opgericht zijn en georganiseerd worden door een provincie, een vereniging van gemeenten of van OCMW's, een instelling van openbaar nut of als vereniging zonder winstoogmerk met als doel forensisch welzijnswerk zijn opgericht;2° zijn bedrijfszetel in het Waalse Gewest hebben;3° op regelmatige basis, zelfstandig of in samenwerkingsverband, de forensisch-welzijnswerkopdrachten bedoeld in afdeling 1 van dit hoofdstuk volbrengen;4° gratis forensisch-welzijnswerkprestaties leveren zonder onderscheid van geslacht, ras, taal, godsdienst, opinie of maatschappelijke afkomst;5° de rechtsonderhorigen hulp verlenen : a.door permanent samen te werken met overheids- en privé-diensten die kunnen bijdragen tot de hulpverlening aan rechtsonderhorigen; b. door deel te nemen aan de activiteiten en de projecten die in dat verband door het Waalse Gewest worden ondernomen of ondersteund;6° beschikken over lokalen die ten minste geschikt zijn om een bestuurssecretariaat, een dienstwaarneming en een consult te organiseren;7° hun activiteiten hoofdzakelijk uitoefenen in het gerechtelijk arrondissement waar ze gevestigd zijn.Op vraag van de rechtsonderhorigen kunnen ze hun activiteiten ook uitbreiden tot het aangrenzende gerechtelijk arrondissement waar ze samenwerken met het centrum of de centra die daar zijn erkend. Ze kunnen eveneens hun activiteiten uitbreiden tot het aangrenzende gerechtelijke arrondissement indien er in het arrondissement waar ze gevestigd zijn geen erkend centrum voor forensisch welzijnswerk bestaat.
De Regering bepaalt de specifieke voorwaarden voor de erkenning met betrekking tot het gesubsidieerd personeel en de organisatie van de lokalen van de centra voor forensisch welzijnswerk.
Art. 142.De erkenning wordt door de Regering voor een onbepaalde duur verleend.
De erkenning kan worden ingetrokken wegens niet-naleving van de bepalingen van deze titel of van de bepalingen die krachtens deze titel worden vastgelegd.
De Regering bepaalt de procedures tot toekenning en intrekking van de erkenning. Afdeling 3. - Subsidiëring
Art. 143.Binnen de perken van de begrotingskredieten subsidieert de Regering de diensten voor forensisch welzijnswerk voor wat betreft : 1° de personeelsuitgaven;2° de werkingskosten. Met het oog op de subsidiëring worden de diensten voor forensisch welzijnswerk door de Regering erkend volgens bepaalde categorieën.
De subsidieregeling wordt door de Regering vastgelegd.
Art. 144.Er kunnen subsidies worden toegekend aan de diensten voor forensisch welzijnswerk en aan andere instellingen of verenigingen die zich onderscheiden door hun daden van forensisch welzijnswerk voor bijzondere projecten die ze in het kader van hun opdrachten willen afwerken.
Voor de subsiëring bedoeld in het eerste lid wordt een overeenkomst opgesteld. Afdeling 4. - Vrijwilligerswerk
Art. 145.De diensten voor forensisch welzijnswerk kunnen een beroep doen op vrijwilligers voor de uitvoering van één of verschillende opdrachten.
De Regering kan de toepassingsregeling voor dit artikel bepalen.
Art. 146.De vrijwilligers moeten : 1° een bewijs voor hun bekwaamheid voorleggen via hun beroepsopleiding of hun werkervaring inzake welzijnswerk;2° onder verantwoordelijkheid van de directie ondersteund worden door het beroepsmatig aangestelde personeel van de dienst. TITEL VI. - Hulpverlening bij inschakeling in het arbeidscircuit HOOFDSTUK I. - Definities
Art. 147.In de zin van deze titel wordt verstaan onder : 1° centrum : elk openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn gelegen in het Waalse Gewest, met uitzondering van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn die onder de Duitstalige Gemeenschap ressorteren;2° gerechtigde : elke persoon die het recht op sociale integratie geniet of elke persoon die aanmerking komt voor sociale hulpverlening die gelijk staat met sociale integratie als het gaat om een persoon die ingeschreven is in het vreemdelingenregister en in aanmerking komt voor een onbeperkte verblijfsvergunning maar geen recht heeft op sociale integratie wegens zijn nationaliteit. HOOFDSTUK II. - Subsidiëring
Art. 148.De inschakeling in het arbeidscircuit van de gerechtigden tewerkgesteld op grond van een arbeidscontract door of op initiatief van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn is het voorwerp van een gewestelijke subsidiëring.
Als tewerkstelling worden beschouwd : 1° de indienstneming, middels een arbeidscontract, door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van een gerechtigde al dan niet ter beschikking gesteld van een derde bedoeld in artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de Ocmw's;2° de indienstneming, middels een arbeidscontract, van een gerechtigde door een privé of een openbare werknemer die met het centrum een overeenkomst heeft gesloten krachtens artikel 61 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de Ocmw's.
Art. 149.De Regering is bevoegd voor de bepaling van de voorwaarden en de modaliteiten tot toekenning van de subsidies, alsook van de modaliteiten voor de controle erop en de betaling ervan.
Boek II. - Integratie van vreemdelingen of van personen van buitenlandse herkomst TITEL 1. - Definities
Art. 150.Voor de toepassing van dit boek en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten wordt verstaan onder : 1° vreemdelingen : de personen die niet over de Belgische nationaliteit beschikken en die duurzaam of tijdelijk op het grondgebied van het Franse taalgebied verblijven;2° personen van buitenlandse herkomst : de personen die naar België zijn uitgeweken of van wie één van de voorouders naar België is uitgeweken en die over de Belgische nationaliteit beschikken;3° sociale ontwikkeling : stap met het oog op de verbetering van het vermogen van het doelpubliek om in veiligheid te leven en het in staat te stellen om volkomen deel uit te maken van de maatschappij.Ze mag niet los gezien worden van haar culturele, economische, politieke en geestelijke context en mag niet in een louter sectoraal perspectief beschouwd worden. Ze betreft een veelheid van aspecten en streeft verschillende sociale doelstellingen na die in artikel 163 opgesomd worden; 4° co-ontwikkelingsproject : project inzake sociale, economische, culturele en politieke ontwikkeling dat berust op een samenwerking tussen de vreemdelingen of de personen van buitenlandse herkomst, hun publieke en private organisaties en partnerschappen, tegelijkertijd in de landen van herkomst en van bestemming, met een gedeeld referentiekader;5° plaatselijk integratieplan : plan ter bevordering van de integratie van vreemdelingen of van personen van buitenlandse herkomst waarbij gewezen wordt op hun specifieke behoeften en voorzien wordt in de strategieën die ontwikkeld moeten worden om daarop in te spelen op elk grondgebied bediend door een centrum bedoeld in Titel III;6° het plan voor maatschappelijke cohesie : het plan bedoeld in het decreet van 6 november 2008 betreffende het plan voor maatschappelijke cohesie in de steden en gemeenten van Wallonië voor wat betreft de aangelegenheden waarvan de uitoefening van de Franse Gemeenschap is overgeheveld;7° de « Commission wallonne de l'intégration des personnes étrangères ou d'origine étrangère » : de commissie bedoeld in artikel 25, hierna « de commissie » genoemd; 8° het tolken in een sociale context : de volledige weergave van mondelinge of geschreven boodschappen van de brontaal naar de doeltaal, op neutrale en nauwkeurige wijze in de sociale context, o.a. op het vlak van welzijn en gezondheid, werkgelegenheid en huisvesting, onthaal en begeleiding, dienstverlening door de overheidsdiensten en de overheden in het raam van hun sociale opdrachten die voor het doelpubliek bestemd zijn.
TITEL II. - Gewestelijke actie
Art. 151.Voor de bevoegdheden die zij uitoefent legt de Regering in een door de Commissie overgelegde plan van transversale acties de positieve acties vast ter bevordering van de gelijkheid van kansen voor vreemdelingen of personen van buitenlandse herkomst en van het burgerschap in het raam van een interculturele maatschappij
Art. 152.Het Gewest en de openbare en privé-instellingen die bijdragen tot de inwerkingstelling van het beleid van het Gewest of die erdoor gesubsidieerd worden vergemakkelijken de toegang van vreemdelingen of van personen van buitenlandse herkomst tot openbare en privé-diensten door positieve acties.
Art. 153.De Regering bezorgt het Waals Parlement vóór 30 juni van het jaar na het tweede jaar waarop het betrekking heeft, een evaluatieverslag over het beleid gevoerd inzake de integratie van vreemdelingen of personen van buitenlandse herkomst en het plan van transversale acties bedoeld in artikel 151.
TITEL III. Gewestelijke centra voor de integratie van vreemdelingen of van personen van buitenlandse herkomst HOOFDSTUK I. - Opdrachten
Art. 154.De centra voor de integratie van vreemdelingen of van personen van buitenlandse herkomst worden belast met de volgende opdrachten : 1° de begeleiding van de plaatselijke initiatieven inzake maatschappelijke ontwikkeling, alsook de coördinatie van de integratieactiviteiten in het raam van de plaatselijke integratieplannen;2° de bevordering van de maatschappelijke, economische, culturele en politieke deelneming van de vreemdelingen of de personen van buitenlandse herkomst en de interculturele uitwisselingen;3° de coördinatie van het onthaal, de voorlichting, de begeleiding en de integratie van de vreemdelingen die zich onlangs in het Waalse Gewest gevestigd hebben;4° de opleiding van de interveniënten die werken in de sector van de integratie van vreemdelingen of van personen van buitenlandse herkomst en de interculturele dialoog, alsook de opleiding van het personeel van de diensten die, zelfs gedeeltelijk, voor hen bestemd zijn;5° de inzameling van de beschikbare statistische gegevens op plaatselijk vlak;6° op voorstel van hun raad van bestuur en mits gunstig advies van de Commissie, de organisatie, voor een bepaalde duur, van eerstelijns integratieactiviteiten die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het plaatselijke integratieplan indien de verenigingen of de partneroverheden ze niet organiseren of op hun verzoek, meer bepaald wat betreft het aanleren van het Frans en de kennis van de Belgische instellingen. HOOFDSTUK II. - Erkenning
Art. 155.De Regering erkent zeven gewestelijke centra voor de integratie van vreemdelingen, thans gevestigd in Charleroi, La Louvière, Luik, Bergen, Namen, Verviers en Tubeke, waarvan het ambtsgebied door de Regering wordt bepaald. De activiteitenzetel van het centrum kan naar een andere gemeente van het ambtsgebied overgedragen worden.
Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan ze andere centra erkennen voor zover zij ten minste een voorrangsactiezone bedienen zoals door de Regering bepaald en ten minste overeenstemmen met het grondgebied van een arrondissement.
Art. 156.Om erkend te worden dienen de centra te worden opgericht op initiatief van de overheid of van verenigingen, en dient ervoor gezorgd dat de overheid en de verenigingen ieder steeds over de stemmenpariteit in de bestuurs- en beheersorganen beschikt.
Art. 157.De centra organiseren een begeleidingscomité dat samengesteld is uit, hoe dan ook, de verenigingen en de overheden, alsook uit elke betrokken persoon, die acties voeren inzake integratie van vreemdelingen of van personen van buitenlandse herkomst op het betrokken grondgebied.
Het begeleidingscomité wordt belast met de begeleiding en de evaluatie van de plaatselijke integratieplannen. Het kan werkgroepen voor bijzondere thema's organiseren.
Art. 158.De centra beschikken over voltijds personeel waarvan de basisploeg samengesteld is uit minstens : 1° één persoon belast met de directie en het dagelijks beheer;2° één persoon belast met het administratief en financieel beheer;3° een coördinator van projecten;4° drie projectverantwoordelijken. De Regering bepaalt de kwalificaties van het personeel waaruit de basisploeg samengesteld is.
Art. 159.De centra moeten beschikken over de nodige lokalen voor de uitoefening van hun opdrachten, het onthaal van hun personeel, alsook over een secretariaat en een vergaderlokaal voor ten minste twintig personen.
De centra zijn ten minste vijf dagen per week open.
Het door het centrum opgesteld en door de Regering goedgekeurd huishoudelijk reglement voorziet onder meer in de wijze waarop de centra hun infrastructuren ter beschikking stellen van de verenigingen of de overheid die bijdragen tot de integratie van vreemdelingen of van personen van buitenlandse herkomst.
Art. 160.De aanvraag tot erkenning wordt bij de regering ingediend door het centrum.
De regering bepaalt de inhoud van het dossier van aanvraag tot erkenning. Dit dossier bevat in ieder geval : 1° de beschrijving van de door het centrum waargenomen taken;2° de samenstelling van de bestuurs- en beheersorganen;3° de statuten van de inrichtende macht;4° de inlichtingen betreffende de geholpen bevolking en de nagestreefde doelstellingen;5° de overeenkomsten verbonden aan de uitvoering van de opdrachten van het centrum;6° de wijze waarop het begeleidinsgcomité samengesteld wordt en zijn betrekkingen met het centrum;7° het organigram van het personeel;8° de lijst van de beschikbare lokalen beheerd door het centrum.
Art. 161.De erkenning wordt door de Regering toegekend voor een onbepaalde duur.
De erkenning kan ingetrokken worden wegens niet naleving van de bepalingen van dit boek of van de bepalingen vastgelegd krachtens dit boek.
De Regering bepaalt de procedures tot toekenning en intrekking van de erkenning. HOOFDSTUK III. - Subsidiëring
Art. 162.Binnen de perken van de begrotingskredieten genieten de centra jaarlijks : 1° subsidies ter dekking van, hoe dan ook, de bezoldiging van de persoon belast met de directie, van de persoon belast met het administratief en financieel beheer en van de coördinator van projecten;2° subsidies ter dekking van de medefinanciering van minstens drie projectverantwoordelijken belast met de opvolging van het plaatselijke integratieplan, de opleiding van interveniënten, de begeleiding van de verenigingen, alsook de betrekkingen met de overheden.De Regering bepaalt de modaliteiten en de voorwaarden voor de toekenning van die subsidies, alsook de bedragen ervan; 3° een geïndexeerde subsidie waarvan het bedrag door de Regering bepaald wordt en dat de werkings- en activiteitenkosten dekt. De in aanmerking genomen weddeschalen zijn die welke toegepast worden voor de overeenkomsten van de non-profitsector en door de paritaire commissie 329.02.
Bovendien kunnen de centra subsidies ontvangen ter dekking van buitengewone activiteiten die ze samen ontwikkelen.
De centra kunnen een bijdrage of subsidies van hun leden ontvangen.
TITEL IV. - Subsidiëring van de plaatselijke initiatieven van sociale ontwikkeling
Art. 163.De Regering subsidieert binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten de plaatselijke initiatieven van sociale ontwikkeling ondernomen door een plaatselijke overheid, een intercommunale, een feitelijke vereniging of een vereniging zonder winstgevend doel die volgende gebieden omvatten : 1° het leren van het Frans als buitenlandse taal, het begrip van de sociale en culturele codes, alsook de kennis van de instellingen van het land van onthaal;2° de bijstand in de uitoefening van de rechten en plichten van vreemdelingen of van personen van buitenlandse herkomst, ongeacht het bedoelde gebied, in het bijzonder voor de onlangs aangekomen personen; 3° de voorlichting, de begeleiding en bijstand bij de integratiestappen, o.a. op sociaal-economisch en filosofisch vlak; 4° de verbetering van de verstandhouding en van de wederzijdse kennis met het oog op een interculturele maatschappij door de bevordering van uitwisselingen en kennis, de sociale en interculturele bemiddeling, alsook het tolken in een maatschappelijke context;5° de bestrijding van de discriminaties en de bevordering van de sociale, economische, culturele en politieke deelneming;6° de projecten die kaderen in een stap van co-ontwikkeling. De plaatselijke ontwikkelingsinitiatieven die sinds minstens drie jaar door de verenigingen zonder winstoogmerk gevoerd worden en die over minstens één voltijds bezoldigde baan beschikken, kunnen door de Regering erkend worden onder de voorwaarden die zij stelt.
Art. 164.§ 1. Om recht te hebben op toelagen moeten de plaatselijke initiatieven van sociale ontwikkeling voor de integratie van vreemdelingen of personen van buitenlandse herkomst : 1° een actie voeren die past in het gewestelijk integratiebeleid;2° hun acties programmeren op een jaar- of meerjarenbasis.De programmatie beslaagt maximum drie jaar.
De projekten moeten een beschrijving bevatten van de bestaande toestand en de nagestreefde doeleinden en de in werking te stellen middelen duidelijk omschrijven.
De toelagen worden bij voorrang toegekend aan de projekten die geëvalueerd worden overeenkomstig artikel 154, 1°, en, indien nodig, aan projecten die toelagen genieten in het raam van het integratiebeleid dat uitgaat van andere federale en Europese overheden. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde toelagen worden toegekend om de personeels- en werkingsuitgaven te dekken, die rechtstreeks verbonden zijn aan de uitvoering van de plaatselijke initiatieven van sociale ontwikkeling voor de integratie van vreemdelingen of personen van buitenlandse herkomst.
TITEL V. - Toezicht
Art. 165.Het administratief, financieel en kwalitatief toezicht op de centra en plaatselijke initiatieven wordt uitgevoerd door daartoe aangestelde ambtenaren. Zij hebben vrije toegang tot de lokalen en hebben het recht tot inzage ter plaatse van de stukken en bescheiden die zij nodig achten voor de uitvoering van hun opdrachten.
Boek III. - Hulpverlening aan de gezinnen TITEL 1. - Diensten 'Espaces-Rencontres' (Ontmoetingsruimten) HOOFDSTUK I. - Definities en Opdrachten Afdeling 1. - Definities
Art. 166.Voor de toepassing van Titel 1 wordt verstaan onder : 1° diensten 'Espaces-Rencontres' : diensten bestemd voor gezinnen die in een situatie van een relatiebreuk, scheiding of echtscheiding verkeren, en belast met de opdrachten bedoeld in artikel 167;2° ouders : de vader, moeder, grootouders of elke andere persoon die houder is van een recht op persoonlijke relaties met het kind waarvoor de dienst 'Espaces-Rencontres' tussenkomt;3° Minister : de Minister die voor het gezinsbeleid bevoegd is;5° administratie : de diensten aangewezen door de Minister. Afdeling 2. - Opdrachten
Art. 167.§ 1. De diensten " Espaces-Rencontres " vervullen de volgende opdrachten : 1° de ouder met wie het kind niet samenleeft de mogelijkheid geven om zijn recht op persoonlijke relaties normaal uit te oefenen als dat recht onderbroken wordt of als het met moeite of op conflictueuze wijze uitgeoefend wordt;2° bijdragen tot de totstandbrenging of het herstel van de relatie tussen het kind en de ouder met wie het niet samenleeft. § 2. De opdrachten bedoeld in § 1 worden vervuld in het kader van een rechterlijke of administratieve procedure, of op verzoek van de ouders. § 3. Ze worden vervuld : 1° door ontmoetingen te organiseren tussen het kind en de ouder met wie het niet samenleeft;2° door een neutrale derde aan te wijzen om de uitoefening van het recht op persoonlijke relaties te begeleiden. HOOFDSTUK II. - Erkenning Afdeling 1. - Erkenningsvoorwaarden
Art. 168.De diensten 'Espaces-Rencontres' kunnen door de Regering erkend worden als ze voldoen aan de voorwaarden die bij of krachtens deze titel gesteld worden.
De diensten 'Espaces-Rencontres' vermelden in al hun akten, stukken of publicaties dat ze krachtens deze titel erkend zijn.
Art. 169.In elk gerechtelijk arrondissement wordt een dienst 'Espaces-Rencontres' erkend.
De Regering kan één of meer bijkomende diensten erkennen in hetzelfde arrondissement indien die erkenningen zich opdringen vanwege het aantal inwoners, de geografische configuratie of de concentratie van verschillende problematieken die de diensten 'Espaces-Rencontres' tegenkomen.
Art. 170.De dienst 'Espaces-Rencontres' wordt erkend als hij de volgende voorwaarden vervult : 1° hij is opgericht en wordt georganiseerd door een provincie, een vereniging van gemeenten of OCMW's, een stichting of een vereniging zonder winstoogmerk;2° de zetel van zijn activiteiten is gevestigd in het Waalse Gewest;3° hij vervult regelmatig de opdrachten bedoeld in artikel 167;4° hij verstrekt zijn diensten zonder onderscheid van geslacht, ras, taal, godsdienst, mening of sociale herkomst;5° hij beschikt over lokalen die ruimte bieden voor de organisatie van een administratief secretariaat, een onthaaldienst, vertrouwelijke gesprekken en ontmoetingen tussen ouders en kinderen;6° hij beschikt over een coördinator die instaat voor de taken bedoeld in artikel 173;7° hij beschikt over een huishoudelijk reglement dat hoe dan ook voorziet in : - de verdeling van de taken; - de rechten en plichten van de personeelsleden; 8° hij verbindt zich tot de inachtneming van de deontologische code die de Regering vastlegt. De Regering bepaalt de specifieke erkenningsvoorwaarden betreffende het personeel en de organisatie van de lokalen. Afdeling 2. - Toekenningsprocedure
Art. 171.De dienst 'Espaces-Rencontres' richt zijn aanvraag om erkenning aan de Regering.
De Regering bepaalt de inhoud van het dossier van de aanvraag. om erkenning. Dat dossier bevat hoe dan ook de volgende stukken en gegevens : 1° de omschrijving van de taken die de dienst vervult;2° de statuten van de inrichtende macht;3° de samenstelling van de bestuursorganen;4° de samenstelling en de kwalificatie van het personeel;5° de omvang van de dienstverstrekkingen;6° het huishoudelijk reglement;7° het plan van de lokalen.
Art. 172.De Regering verleent de erkenning voor een onbepaalde duur. HOOFDSTUK III. - Werking
Art. 173.De coördinator werkt in overleg met de personeelsleden en staat o.a. in voor de toepassing van het arbeidsreglement, voor de naleving van de verschillende regelgevingen die van kracht zijn, voor de organisatie van het ploegenwerk, alsmede voor de relaties met de subsidiërende overheden.
Art. 174.De personeelsleden, alsook elke persoon die individuele dossiers mag inkijken, zijn gehouden aan het beroepsgeheim.
Art. 175.De personeelsleden houden een activiteitenregister bij naar het door de Regering bepaalde model, waarin het aantal en het soort raadplegingen vermeld staan. Dat register kan slechts ingekeken worden door de personeelsleden en de ambtenaren die de Regering aanwijst om controle op de diensten uit te oefenen. De gegevens die er in voorkomen zijn anoniem.
Art. 176.De dienst 'Espaces-Rencontres' kan de ouders om een financiële bijdrage verzoeken voor zijn tussenkomst, mits inachtneming van een maximumtarief en van modaliteiten die de Regering bepaalt. HOOFDSTUK IV. - Subsidiëring
Art. 177.De Regering verleent de erkende diensten 'Espaces-Rencontres' binnen de perken van de begrotingskredieten subsidies ter dekking van : 1° personeelsuitgaven;2° werkingskosten. De Regering bepaalt de voorwaarden en de modaliteiten voor de toekenning van de subsidies.
Art. 178.De overeenkomstig artikel 177 gesubsidieerde diensten 'Espaces-Rencontres' zijn verplicht : 1° jaarlijks de administratie kennis te geven van de volgende gegevens betreffende het afgelopen boekjaar : - vóór 30 april, de bewijsstukken van de lonen van de personen die in aanmerking voor subsidies en de bewijsstukken van de betaling van de werkgeverslasten, alsook die van de werkingskosten; - vóór 30 juni, de boeken, gehouden overeenkomstig de wetsbepalingen die er toepasselijk op zijn; 2° de administratie zo spoedig mogelijk schriftelijk kennis te geven van elke wijziging aangebracht in de statuten en in de samenstelling van het gesubsidieerde personeel. HOOFDSTUK V. - Controle en straffen Afdeling 1. - Controle
Art. 179.De erkende diensten 'Espaces-Rencontres' stellen jaarlijks de volgende verslagen op : 1° een uitvoerig kwalitatief activiteitenverslag bevattende o.a. een analyse van de behandelde problemen, de methodes gehanteerd naar gelang van de problemen en de doelstellingen, alsook een evaluatie van die methodes wat betreft de doelmatigheid en de weerslag ervan; 2° een kwantitatief activiteitenverslag. Het model van de activiteitenverslagen wordt door de Regering bepaald.
De verslagen worden aan de administratie gericht uiterlijk 30 april van het jaar na dat waarop ze betrekking hebben. Afdeling 2. - Straffen
Onderafdeling 1. - Opschorting, intrekking
Art. 180.De erkenning kan opgeschort of ingetrokken worden wegens niet inachtneming van de bepalingen van Titel I of van de krachtens deze Titel vastgelegde bepalingen.
De Regering bepaalt de procedures voor de toekenning, verlenging, opschorting en intrekking van de erkenning.
Art. 181.Bij niet inachtneming van de bepalingen van deze titel en van de bepalingen genomen krachtens deze titel kunnen de subsidies verminderd of ingetrokken worden volgens de modaliteiten die de Regering bepaalt. De Regering voorziet o.a. in de mogelijkheid voor betrokken dienst om zijn opmerkingen te laten gelden vóór elke beslissing tot vermindering of intrekking van de subsidies.
Onderafdeling 2. - Straffen
Art. 182.Elke persoon die een vereniging met de benaming 'Espaces-Rencontres' organiseert of leidt zonder erkenning, is strafbaar met een gevangenisstraf van acht dagen tot een maand en met een boete van 100 à 1.000 euro, of met slechts één van die straffen.
TITEL II. - Centra en federaties van centra voor levens- en gezinsvragen HOOFDSTUK I. - Centra voor levens- en gezinsvragen Afdeling 1. - Definitie en Opdrachten
Onderafdeling 1. - Definities
Art. 183.De centra zijn buiten-ziekenhuisinstellingen die zich toeleggen op de opvang, voorlichting, vorming en begeleiding van personen, echtparen en gezinnen, alsook op groepsbenadering, met name van jongeren, i.v.m. hun affectieve, seksuele en relationele ervaringen.
Art. 184.De centra moeten hun activiteiten op het grondgebied van het Franse taalgebied uitvoeren en georganiseerd zijn door een overheid, een instelling van openbaar nut of een vereniging zonder winstoogmerk.
Onderafdeling 2. - Opdrachten
Art. 185.Het centrum moet de volgende opdrachten vervullen : 1° advies geven op psychologisch, sociaal, medisch en juridisch vlak;2° jongeren voorbereiden op hun affectieve en seksuele beleving;3° personen en groepen voorlichten, meer bepaald inzake contraceptie, al dan niet gewenste zwangerschap, zwangerschapsonderbreking, seksueel overdraagbare ziekten en elk aspect van de affectieve en seksuele relaties;4° personen begeleiden die problemen ondervinden op het gebied van onvruchtbaarheid en contraceptie en in elk ander aspect van hun affectieve en seksuele relaties;5° vrouwen begeleiden die zich omwille van hun zwangerschap in een noodsituatie bevinden;6° grondbegrippen van het familierecht bijbrengen;7° volwassenen en jongeren voorbereiden en voorlichten op het gebied van de affectieve en seksuele relaties en van het verantwoordelijk ouderschap. Het centrum kan activiteiten ontplooien op specifieke terreinen zoals zwangerschapsonderbreking, met inachtneming van artikel 350 van het Strafwetboek, of adviesverlening bij huwelijksproblemen en gezinsbemiddeling.
Het centrum organiseert groepsbenaderingen i.v.m. de bovenvermelde opdrachten.
Het centrum kan ook bijdragen tot de vorming van personen die actief zijn op het gebied van de affectieve en seksuele voorlichting.
De tussenkomsten van het centrum worden regelmatig onderworpen aan een multidisciplinair overleg. Het overleg vindt plaats onder de door de Regering bepaalde voorwaarden.
Art. 186.Het centrum vervult zijn opdrachten alleen of in samenwerking met andere openbare of privépartners.
Art. 187.Het centrum moet rekening houden met het feit dat de hulpvragers het recht hebben om zijn diensten geheel of gedeeltelijk te weigeren.
Art. 188.Het centrum verstrekt de Regering anonieme informatie of gegevens van epidemiologische aard, waarbij het volgende kan worden vastgesteld : - de tegengekomen problemen; - het vereiste aantal nuttige centra om aan de behoeften van de bevolking te voldoen en hun lokalisatie; - het soort te voeren acties.
De anonieme informatie of gegevens bedoeld in het eerste lid worden door de Regering bepaald en kunnen door haar voor onderzoek en analyse overgemaakt worden aan instellingen die zij erkend heeft.
De informatie en de gegevens worden toegestuurd op grond van een overeenkomst waarin het volgende wordt aangegeven : - de te verstrekken gegevens; - de nagestreefde doelen; - de getroffen maatregelen om het anonimaat te waarborgen.
Deze overeenkomst is onderworpen aan het voorafgaande advies van de Commissie voor de bescherming van het privé-leven.
Onderafdeling 2. - Erkenning
Art. 189.De centra voor levens- en gezinsvragen, hierna centra genoemd, worden door de Regering erkend als ze voldoen aan de bij of krachtens deze titel gestelde voorwaarden.
De centra moeten in alle akten, documenten of publicaties aangeven dat krachtens Titel II van Boek III van het tweede deel van dit Wetboek ze erkend zijn.
Art. 190.De aanvraag om erkenning wordt door de inrichtende macht van het centrum bij de Regering ingediend.
De Regering bepaalt de bestanddelen van het erkenningsdossier.
Het dossier bevat hoe dan ook : 1° de omschrijving van de taken die het centrum in het kader van zijn opdrachten vervult;2° het aantal multidisciplinaire ploegen en de samenstelling ervan, de omvang van de verstrekkingen en de kwalificatie van de leden;3° de statuten van de inrichtende macht;4° het plan van de lokalen;5° de aanduiding van de te bedienen sector;6° inlichtingen over de betrokken bevolking; 7° overeenkomsten i.v.m. de opdrachten van het centrum.
Art. 191.De Regering verleent de erkenning voor een onbepaalde duur.
De Regering bepaalt de procedures voor de toekenning van de erkenning. Afdeling 3. - Personeel en werking
Onderafdeling 1. - Personeel
Art. 192.Het centrum telt een multidisciplinaire ploeg die instaat voor de medische, psychologische, juridische en sociale functies. Het zorgt ook voor opvang en groepsbenadering.
De medische functie wordt vervuld door een geneesheer die houder is van een diploma in de geneeskunde of door een geneesheer die gespecialiseerd is in de gynaecologie of met deze specialisatie bezig is.
De psychologische functie wordt vervuld door een psycholoog die licentiaat in de psychologie of in de psychopedagogie is.
De juridische functie wordt vervuld door een licentiaat of een doctor in de rechten.
De sociale functie wordt vervuld door een sociale werker die houder is van een diploma van maatschappelijk assistent of van een graduaat in de sociale verpleegkunde.
Deze ploeg kan aangevuld worden met een gezinsadviseur, die houder is van een door een erkend vormingscentrum afgeleverd diploma en met een seksuoloog, die houder is van een licentie in gezins- en seksuologische wetenschappen.
De functies opvang en groepsbenadering worden door een lid van de ploeg vervuld, of onder zijn toezicht.
De Regering bepaalt de minimale duur van de verstrekkingen van de leden van de multidisciplinaire ploeg.
Art. 193.De leden van de multidisciplinaire ploeg die gewetenshalve niet willen of niet kunnen ingaan op een hulpvraag inzake vrijwillige zwangerschapsonderbreking, moeten de aanvrager onmiddellijk de persoon van het centrum, het centrum of de inrichting aanwijzen waar deze hulp verstrekt wordt.
Daartoe bezorgt het centrum de leden van de multidisciplinaire ploeg een lijst met de personen, centra of inrichtingen die bovenbedoelde hulp kunnen verlenen.
Art. 194.De inrichtende macht van het centrum neemt de personeelsleden in dienst en bepaalt de duur van de verstrekkingen van de leden van de ploeg. Ze kan ook aannemingscontracten sluiten met zelfstandige vakmensen.
Eventuele kosteloze verstrekkingen moeten verleend worden door personen die voldoen aan dezelfde diplomavereisten als de leden van de multidisciplinaire ploeg, bij een specifieke overeenkomst bepaald zijn en niet tegelijkertijd verleend worden met die van de leden van de ploeg die onder bezwarende titel door de inrichtende macht in dienst genomen zijn of met haar een aannemingscontract hebben gesloten.
Art. 195.De zelfstandige vakman ontvangt honoraria die door het centrum overeenkomstig artikel 22 worden vastgesteld, voor zover onder de door de Regering gestelde voorwaarden een overeenkomst wordt gesloten i.v.m. zijn deelneming aan de vergaderingen van de ploeg, zijn medewerking aan sommige opdrachten en, desnoods, zijn financiële bijdrage in de kosten van het centrum.
Onderafdeling 2. - Werking
Art. 196.Het dagelijkse beheer van het centrum wordt toevertrouwd aan een door de inrichtende macht aangewezen lid van de multidisciplinaire ploeg.
De verantwoordelijke voor het dagelijkse beheer werkt in samenspraak met de leden van de multidisciplinaire ploeg en ziet met name toe op de toepassing van het arbeidsreglement, op de naleving van de verschillende vigerende reglementeringen, op de organisatie van het teamwerk, op de coördinatie met de sociale en sanitaire diensten, alsook op de betrekkingen met de subsidiërende overheden.
Art. 197.De inrichtende macht stelt het huishoudelijk reglement van het centrum op.
In het reglement wordt op zijn minst het volgende vastgelegd : 1° de verdeling van de taken binnen het centrum;2° het regelmatig beleggen van overlegvergaderingen voor de personeelsleden;3° de waarborg van het beroepsgeheim;4° de rechten en plichten van de personeelsleden en van de bij overeenkomst gebonden personen.
Art. 198.De leden van de multidisciplinaire ploeg zijn, net zoals iedereen die de individuele dossiers mag inkijken, tot het beroepsgeheim gehouden.
Art. 199.Voor elke ten laste genomen persoon wordt, met inachtneming van de bepalingen betreffende de bescherming van het privé-leven, een genummerd individueel dossier aangelegd met alle nuttige inlichtingen die de adviseur kan gebruiken voor de opvolging ervan.
Voor medische gegevens wordt een apart dossier aangelegd.
Onverminderd andere wetsbepalingen worden de individuele dossiers, wat de medische gegevens betreft, minstens tien jaar na afsluiting ervan bewaard onder toezicht van de verantwoordelijke voor het dagelijkse beheer en van de geneesheer die aan het centrum gebonden is.
Art. 200.De multidisciplinaire ploeg houdt een activiteitenregister dat overeenstemt met het door de Regering vastgestelde model en het anonimaat waarborgt. Ze neemt er het aantal en het type consultaties in op. Dat register wordt vrijwaard voor iedere indiscretie en mag slechts ingekeken worden door de leden van de multidisciplinaire ploeg en de ambtenaren die de Regering met het toezicht op de centra belast.
Art. 201.De Regering stelt de minimale normen vast m.b.t. de openingstijden, de lokalen en de infrastructuur.
Het centrum kan lokalen gezamenlijk gebruiken met andere sanitaire of sociale diensten waarvan de activiteiten verenigbaar zijn met zijn opdrachten, voor zover de multidisciplinaire ploeg van het centrum over lokalen beschikt die een onderscheiden werking waarborgen.
Verschillende multidisciplinaire ploegen mogen zich in hetzelfde gebouw vestigen, voor zover de schikking van de lokalen zulks toelaat.
Een multidisciplinaire ploeg kan ook in verschillende gebouwen gevestigd zijn.
Art. 202.De ten laste genomen persoon mag zich hoe dan ook zelf een centrum uitkiezen.
Zijn ideologische, filosofische en religieuze opvattingen worden, net zoals zijn wil, in ieder geval gerespecteerd.
Art. 203.Een centrum moet elke persoon onthalen, ongeacht zijn oorsprong, en hem eventueel een ander centrum of een andere dienst aanwijzen dat/die beter in zijn behoeften kan voorzien.
Art. 204.Het centrum vordert van de consultanten of rechtstreeks van de betrokken instellingen, de honoraria of financiële bijdragen die hen bij wet of verordening worden opgelegd.
Personen met onvoldoende financiële middelen kunnen echter aanspraak maken op kosteloze consultaties.
Voor de verstrekkingen die bedoeld worden in de wet van 9 augustus 1963, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 14 juli 1994 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, wordt de financiële bijdrage van de verzekering gevorderd hetzij op basis van de betaling per verstrekking volgens de nomenclatuur van de geneeskundige verzorging, hetzij op basis van het forfaitaire bedrag bedoeld in artikel 52 van het koninklijk besluit van 14 juli 1994 houdende coördinatie van bovenbedoelde wet. Wanneer de financiële bijdrage van de verzekering op basis van de betaling per verstrekking volgens de nomenclatuur van de geneeskundige verzorging wordt gevorderd, wordt geen persoonlijke bijdrage geëist van de consultant, behalve die bedoeld in de artikelen 37 en 37bis van bovenvermelde wet.
Bij gebrek aan de financiële bijdrage van de verplichte verzekering, wordt de persoonlijke bijdrage van de consultant vastgesteld op basis van de betaling per verstrekking volgens de nomenclatuur van de geneeskundige verzorging.
Bovendien kan het centrum een financiële bijdrage eisen voor verstrekkingen van het niet-medische personeel, alsook voor de medische verstrekkingen die niet vermeld staan in de nomenclatuur van de geneeskundige verzorging, met inachtneming van een maximumtarief en de voorwaarden die de Regering bepaalt.
De tarieven, honoraria en financiële bijdragen worden aangeplakt in de wachtkamers van het centrum en verschijnen in de informatiebladen die het publiceert. Afdeling 4. - Programmering en subsidiëring
Onderafdeling 1. - Programmering
Art. 205.Het gebied waar het centrum werkzaam is, moet minstens vijftig duizend inwoners tellen en wordt bij de erkenning ervan door de Regering afgebakend.
De Regering kan een centrum, omwille van bijzondere plaatselijke omstandigheden en van de specifieke behoeften van de bevolking, toelaten zijn activiteiten in een dunner bevolkt gebied uit te voeren.
Onderafdeling 2. - Subsidiëring
Art. 206.Binnen de perken van de begrotingskredieten en onder de door haar gestelde voorwaarden verleent de Regering het erkende centrum toelagen tot dekking van : 1° de uitgaven betreffende het statutaire of bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeel;2° de uitgaven betreffende de verstrekkingen van de zelfstandige vakmensen in het kader van aannemingscontracten;3° de werkingskosten.
Art. 207.De uitgaven van het statutaire of bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeel worden in aanmerking genomen binnen de perken van de door de Regering vastgestelde salarisschalen en van het aantal bij het erkenningsbesluit vastgestelde gesubsidieerde verstrekkingsuren.
De geldelijke anciënniteit wordt berekend overeenkomstig de door de Regering vastgestelde bepalingen.
Art. 208.De uitgaven betreffende de verstrekkingen die verleend worden in het kader van de in artikel 206 bedoelde aannemingscontracten worden forfaitair in aanmerking genomen overeenkomstig de door de Regering vastgestelde regels.
Art. 209.De werkingskosten worden, binnen de perken en onder de voorwaarden die door de Regering worden bepaald, in aanmerking genomen naar gelang van de activiteiten van het centrum.
Het maximumaantal gesubsidieerde activiteiten wordt in het erkenningsbesluit vastgelegd.
Art. 210.De met de verstrekkingen van het centrum verbonden ontvangsten kunnen, binnen de perken en onder de voorwaarden die door de Regering worden bepaald, afgetrokken worden van de verschuldigde toelagen.
Art. 211.De toekenning van de toelagen is het voorwerp van vier driemaandelijkse voorschotten die gelijk zijn aan een kwart van het door de Regering vastgestelde plafond.
De driemaandelijkse voorschotten worden betaald uiterlijk 15 februari voor het eerste kwartaal van het afgelopen jaar, 15 mei voor het tweede kwartaal, 15 augustus voor het derde kwartaal, 15 november voor het vierde kwartaal.
De toelage wordt jaarlijks betaald op basis van een definitieve berekening, na aftrek van de reeds gestorte driemaandelijkse voorschotten. Afdeling 5. - Controle en straffen
Onderafdeling 1. - Controle
Art. 212.De administratieve, financiële en kwalitatieve controle op het centrum wordt door de daartoe aangewezen ambtenaren uitgeoefend.
Ze hebben vrije toegang tot de lokalen van het centrum en hebben het recht om ter plaatse de stukken en documenten in te kijken die ze nuttig achten om hun opdracht te vervullen.
De Regering stelt het genormaliseerde boekhoudplan van het centrum op.
Bovendien moet het centrum jaarlijks een balans en een rekening van de ontvangsten en uitgaven overleggen.
Het centrum stelt de Regering in kennis van elke wijziging in de samenstelling van de multidisciplinaire ploeg. De Regering wordt ingelicht uiterlijk in de loop van de maand waarin de wijzigingen plaatsvinden.
Art. 213.Het erkende centrum maakt een jaarlijks activiteitenverslag op waarvan het model door de Regering wordt vastgesteld en waarbij kan worden nagegaan of de bepalingen van deze titel en de in uitvoering van deze titel genomen bepalingen in acht genomen worden. Dat verslag wordt uiterlijk 30 april van het volgende jaar aan de Regering toegestuurd.
Onderafdeling 2. - Straffen A. Opschorting, intrekking
Art. 214.In geval van niet-naleving van de bepalingen van deze titel en van de in uitvoering van deze titel genomen bepalingen, kunnen de toelagen verminderd of opgeschort worden op de door de Regering vastgestelde wijze.
Art. 215.De erkenning kan ingetrokken worden wegens niet-naleving van de bepalingen van deze titel of van die welke krachtens deze titel zijn vastgesteld.
De Regering bepaalt de procedures voor de intrekking van de erkenning.
Art. 216.Het erkende centrum dat de Regering de boekhoudkundige gegevens van het voorafgaande boekjaar niet uiterlijk 30 april heeft verstrekt, krijgt voor het lopende jaar geen voorschotten zolang de gegevens niet zijn toegestuurd.
B. Straffen
Art. 217.De organisator of directeur van een centrum dat, zonder erkend te zijn, de benaming "centrum voor levens- en gezinsvragen", "centrum voor gezinsplanning" of "centrum voor echtelijke en gezinsbegeleiding" draagt, kan veroordeeld worden tot een gevangenisstraf van 8 dagen tot één maand en tot een boete van 25 tot 75 euro of tot slechts één van die straffen. HOOFDSTUK II. - Federaties van centra
Art. 218.De Regering erkent de federaties van centra volgens de regels die zij bepaalt.
TITEL III. - Hulpdiensten voor gezinnen en bejaarde personen HOOFDSTUK I. - Definities
Art. 219.Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder : 1° Regering : de Waalse Regering, 2° diensten : de hulpdiensten voor gezinnen en bejaarde personen die één of meer van de volgende activiteiten, zoals bedoeld in de artikelen 4 en 5, uitoefenen : a.hulpverlening in het kader van dagelijkse handelingen; b. thuisoppas. Niettegenstaande het gebruik van vrouwelijke of mannelijke termen worden de activiteiten van de diensten zowel door mannen als door vrouwen uitgeoefend; 3° rechthebbende : elke persoon die geholpen wordt door een dienst bedoeld in 2° van dit artikel;4° naaste hulpverlener : persoon die regelmatig thuishulp verleent aan een rechthebbende, met uitzondering van alle beroepshalve verleende hulp;5° administratie : de diensten aangewezen door de Regering;6° Minister : de Minister van Sociale Actie;7° vertegenwoordiger : a.de wettelijke of rechterlijke vertegenwoordiger van de rechthebbende; b. de gemachtigde aangewezen door de rechthebbende, met uitzondering van elke persoon die een activiteit uitoefent binnen de hulpdienst voor gezinnen en bejaarde personen of die deelneemt aan het beheer ervan, of die onderworpen is aan het gezag van de beheerder van de dienst;8° woonplaats : plaats waar de hulpaanvrager doorgaans en daadwerkelijk woont, met uitzondering van de structuren voor collectieve huisvesting waarvan de lijst door de Regering is opgesteld.Om thuiszorg te bevorderen kan de Regering andere plaatsen met woonplaats gelijkstellen; 9° aanvrager : elke rechthebbende, met uitsluiting van de naaste hulpverlener. HOOFDSTUK II. - Activiteiten van de diensten
Art. 220.§ 1. De diensten verlenen thuiszorg zodat de rechthebbende thuis kan blijven of terugkeren en met het oog op de begeleiding van en op de hulpverlening in het kader van dagelijkse handelingen aan alleenstaande, bejaarde, gehandicapte of zieke personen en gezinnen die in een moeilijke toestand verkeren, in overleg met de familiale en buurtomgeving. Hun doel bestaat er namelijk in de geholpen persoon aan te moedigen zo veel mogelijk autonoom te blijven. § 2.De activiteit i.v.m. de hulpverlening in het kader van dagelijkse handelingen, uitgeoefend door gezins- of bejaardenhelp(st)ers, dient om met de rechthebbende handelingen van het dagelijkse leven te verrichten, zoals omschreven in het statuut van de gezinshelp(st)er.
De Regering wordt ermee belast dat statuut aan te nemen. De functie van de gezinshelp(st)er in het kader van de hulpverlening aan gezinnen, in het kader van het teamwerk en in het kader van interdisciplinair werk ligt vast in dat statuut. Het statuut voorziet in de bevoegdheids- en capaciteitsvoorwaarden die vervuld moeten worden om het beroep van gezinshelp(st)er te mogen uitoefenen. Het statuut bevat de deontologische aspecten m.b.t. de rechten en plichten van de gezinshelp(st)ers in het kader van hun contacten met de geholpen persoon, in het kader van hun relaties met de dienst en met de overige interveniënten. De Regering bepaalt hoe de uitvoering van de taken die een dienst aan een gezinshelp(st)er toevertrouwt door de administratie gecontroleerd en beoordeeld moet worden.
Art. 221.§ 1. De opdracht van de thuisoppasser bestaat in het begeleiden van de rechhebbende die permanent iemand nodig heeft en die zich om gezondheids- of handicapredenen niet alleen kan verplaatsen. § 2. De thuisoppasser zorgt voornamelijk voor een actieve aanwezigheid, dag en nacht en bovenop de entourage van de rechthebbende, en voor de optimalisering van zijn mentaal, lichamelijk en maatschappelijk welzijn via acties waarin zijn statuut voorziet.
De Regering wordt ermee belast dat statuut aan te nemen. De functie van de thuisoppaser en zijn opdracht liggen vast in dat statuut.
Art. 222.§ 1. De hulpverlening wordt verstrekt op verzoek van de rechthebbende of van zijn vertegenwoordiger, rekening houdend met zijn reële behoeften. § 2. De behoeften worden beoordeeld op basis van een sociaal onderzoek dat minstens één keer per jaar wordt gevoerd.
De maatschappelijk assistent, de gegradueerde sociaal verpleger, de gegradueerde verpleger gespecialiseerd in communautaire of in openbare gezondheid beslissen of al dan niet hulpverlening wordt verstrekt.
De toekenning of de weigering van hulp, alsook de sociale opvolging daarvan, worden verantwoord in een sociaal dossier dat bijgehouden wordt.
Art. 223.§ 1. Hulp in het kader van dagelijkse handelingen kan verleend worden als de verzoekers niet of onvoldoende in staat zijn om hun gezins- of huishoudelijke taken uit te voeren wegens hetzij een lichamelijke of mentale onbekwaamheid, hetzij bijzondere sociale omstandigheden.
Ook naaste hulpverleners van de aanvrager kunnen in aanmerking komen voor hulpverlening in het kader van dagelijkse handelingen. Die hulp bestaat er dan in de naaste hulpverleners begeleiding, informatie en steunen te geven inzake sanitaire hygiëne, behandeling, educatieve rol en administratieve taken m.b.t. de persoon aan wie ze hulp verlenen.
De hulpverlening aan een naaste hulpverlener mag nooit een rechtstreekse hulpverlening zijn, zoals het onderhoud van zijn woning.
Ze dient steeds om de door de naaste hulpverlener verleende hulp te verbeteren en te vergemakkelijken.
Het aantal uren tijdens welke hulpverlening in het kader van dagelijkse handelingen verstrekt wordt aan een naaste hulpverlener van een aanvrager wordt door de Regering vastgelegd op grond van het aantal uren tijdens welke de hulpverlening in het kader van dagelijkse handelingen aan die aanvrager verstrekt wordt. § 2. De hulp wordt bij voorrang verleend aan degenen die ze het meest nodig hebben en die het minst bevoordeeld zijn op financieel vlak. § 3. De naleving van die prioriteiten wordt geëvalueerd door de dienst die de Regering daartoe aanwijst. Die evaluatie berust op de criteria die door de diensten gebruikt worden om een aanvraag te aanvaarden of te weigeren naar gelang van het aantal uren waarover ze beschikken.
Art. 224.Alle akten en andere stukken, bekendmakingen en aanplakkingen die van de dienst uitgaan worden aangevuld met de melding « Service d'aide aux familles et aux personnes âgées agréé par la Région wallonne », gevolgd door het erkenningsnummer of, als hij gesubsidieerd wordt, met de melding « service d'aide aux familles et aux personnes âgées agréé et subventionné par la Région wallonne », gevolgd door het erkenningsnummer. HOOFDSTUK III. - Erkenning Afdeling 1. - Erkenningsvoorwaarden
Art. 225.Om erkend te worden en om hun erkenning te behouden, moeten de diensten voldoen aan de normen vastgelegd bij of krachtens deze titel.
Art. 226.De diensten worden opgericht door de provincies, de gemeenten, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen, de intercommunales of de verenigingen bedoeld in hoofdstuk XII van de wet van 8 juli 1976 tot organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.
Art. 227.§ 1. De dienst heeft als doel gezinshelp(st)ers, bejaardenhelp(st)ers of thuisoppassers ter beschikking te stellen van de personen en gezinnen bedoeld in artikel 220, § 1, die daarom verzoeken.
Ze worden ter beschikking gesteld, ongeacht de politieke, filosofische of religieuze mening. § 2. De dienst beschikt over een gecentraliseerd telefonisch onthaal ter attentie van de rechthebbende, minstens vijf dagen op zeven en minimum acht uur per dag. Dit aantal kan tot minimum vier uren per dag verminderd worden voor de diensten die minder dan zes gezinshelp(st)ers tewerkstellen. § 3. De dienst moet in het sociaal dossier bedoeld in artikel 222, § 3, een voorstel van antwoord op de hulpaanvraag opnemen dat voor akkoord getekend wordt door de rechthebbende of zijn vertegenwoordiger. Dat document, waarvan één exemplaar aan de rechthebbende of zijn vertegenwoordiger overgemaakt wordt, vermeldt op zijn minst hoeveel het antwoord op de hulpaanvraag zal kosten, de personalia van een verantwoordelijke gesprekspartner, de wijze waarop de dienst de rechthebbende zal verwittigen dat een hulpverlener niet in staat is om de geplande diensten geheel of gedeeltelijk te verstrekken, alsook de modaliteiten voor de verwerping van de hulpaanvraag naar gelang van het type dienstverstrekkingen.
Art. 228.§ 1. De dienst moet minstens drie gezins-/bejaardenhelp(st)ers die uitsluitend in het kader van deze titel gesubsidieerd worden voltijds en permanent tewerkstellen.
Een voltijdse betrekking kan door twee deeltijdse betrekkingen vervangen worden voor zover deze met minstens één voltijdse betrekking overeenstemmen. § 2. Opdat de dienst erkend zou kunnen worden moeten de gezins-/bejaardenhelp(st)ers bedoeld in § 1 houder zijn van een getuigschrift waaruit blijkt dat één van de door de Regering erkende opleidingen gegeven werd door één van de volgende kanalen : - secundair onderwijs : familiale en sanitaire helpster, kinderverzorgster, aspirant-nursing (certificaat); - sociale promotie : polyvalente help(st)er voor dienstverlening aan huis en in groep (certificaat); - afwisselende educatie en opleiding : dezelfde afdelingen als het voltijds onderwijs (certificaat); - Waals Gewest : gezinshelp(st)er (bekwaamheidsattest). § 3. Opdat de dienst erkend kan worden moeten de thuisoppassers bedoeld in paragraaf 1 houder zijn van een diploma of certificaat op grond waarvan ze de functie van gezins- of bejaardenhelp(st)er mogen uitoefenen. § 2. De Regering bepaalt de voorwaarden waaronder de personen die niet over de krachtens deze paragraaf vereiste kwalificaties beschikken desalniettemin in aanmerking kunnen komen.
Art. 229.De dienst verbindt zich ertoe het statuut op de gezins- en bejaardenhelpsters toe te passen zoals het door de Regering vastgelegd is overeenkomstig de artikelen 220, § 2 en 221, § 2.
Art. 230.§ 1. De volgende werknemers worden door de dienst tewerkgesteld krachtens een arbeidsovereenkomst of een openbaar statuut : 1. een maatschappelijk assistent, een gegradueerde sociaal verpleger, een gegradueerde verpleger gespecialiseed in communautaire of openbare gezondheid;2. een administratief bediende. De som van de subsidies die in en buiten het kader van deze titel voor die indienstnemingen worden verleend mag niet hoger zijn dan de som van de loonkosten van de betrokken bedienden. Aan de begeleidingsnormen bedoeld in § 2, eerste lid, kan slechts worden voldaan als de tewerkgestelde werknemers uitsluitend in het kader van deze titel gesubsidieerd worden. § 2. De Regering bepaalt het aantal sociale werknemers en administratief bedienden bedoeld in § 1 naar evenredigheid van het door de dienst in de loop van het vorige jaar gepresteerd aantal uren hulpverlening in het kader van dagelijkse handelingen dat in aanmerking komt voor subsidies.
De Regering bepaalt ook het aantal sociale werknemers en administratief bedienden bedoeld in § 1 naar evenredigheid van een minimumaantal thuisoppsassers, uitgedrukt in voltijds equivalenten. § 3. De maatschappelijk assistent, de gegradueerde sociaal verpleger, de gegradueerde verpleger gespecialiseerd in communautaire of openbare gezondheid worden belast met het voeren van sociale onderzoeken, met de begeleiding van de rechthebbenden, alsook van de gezinshelp(st)ers, de bejaardenhelp(st)ers of de thuisoppassers. § 4. De begeleidingsfunctie bedoeld in paragraaf 3 moet uitgeoefend worden door een persoon die een permanente opleiding volgt waardoor hij de specifieke vaardigheden voor de begeleiding van een team gezinshelp(st)ers of thuisoppassers kan opdoen of ontwikkelen. De inhoud van het programma inzake permanente opleiding dat uitgewerkt wordt door het comité voor de begeleiding van de opleidingen wordt door de Regering goedgekeurd. De Regering bepaalt de samenstelling van dat comité. § 5. De dienst mag andere werknemers in dienst nemen ingevolge de collectieve arbeidsovereenkomst van de paritaire subcommissie voor de diensten van de gezins- en bejaardenhelp(st)ers betreffende de indeling en de loonschalen.
Art. 231.De dienst eist gezondheidsgaranties van de gezins-/bejaardenhelp(st)ers en thuisoppassers en onderwerpt ze dan ook bij de indienstneming en vervolgens jaarlijks aan een preventieve medische controle. Het gezamenlijke personeel van de dienst wordt onderworpen aan de controles waarin de codex over het welzijn op het werk voorziet.
Art. 232.De dienst beschikt op zijn verschillende activiteitenzetels over lokalen opdat de vertrouwelijke aard van de dienstgesprekken en van de gesprekken met de hulpaanvragers gewaarborgd kan worden.
Art. 233.§ 1. De gezinshelp(st)ers tewerkgesteld in het kader van het doorstromingsprogramma, alsook de gezinshelp(st)ers waarvan de baan gefinancierd wordt in het kader van de verminderingen van werknemersbijdragen toegepast krachtens het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector, in het kader van het overstromingsprogramma of van elke andere bepaling inzake tewerkstellingsbevorderende maatregel vallen niet onder de toepassing van artikel 228, § 1.
De erkende dienst voor gezins- en bejaardenhulp die gezinshelp(st)ers tewerkstelt in het kader van de verminderingen van de werkgeversbijdragen, die toegepast worden krachtens het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector, in het kader van het overstromingsprogramma of van elke andere bepaling inzake tewerkstellingsbevorderende maatregel moet zich, wat hen betreft, evenwel houden aan de artikelen 229 tot 231, alsook aan de diploma- of kwalificatievereisten bedoeld in artikel 228, § 2. § 2. De activiteit van de gezinshelp(st)ers bedoeld in § 1 wordt in aanmerking genomen wat betreft de naleving van de bepalingen opgenomen in de artikelen 222, 240 en 241. De dienst moet ook de controledocumenten opmaken naar het model dat door de Regering bepaald wordt.
Art. 234.De administratief en sociale werknemers van wie de tewerkstelling gefinancierd wordt in het kader van de verminderingen van de werkgeversbijdragen, die toegepast worden krachtens het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector, in het kader van het overstromingsprogramma of van elke andere bepaling inzake tewerkstellingsbevorderende maatregel zijn niet gehouden tot inachtneming van de begeleidingsnormen bedoeld in artikel 230, § 2, eerste lid. Afdeling 2. - Toekenningsprocedure
Art. 235.§ 1. De aanvraag tot erkenning wordt door de inrichtende macht van de dienst aan de Regering gericht bij aangetekend schrijven of via elke andere modaliteit die een vaste datum aan de verzending verleent. § 2. Het erkenningsdossier bevat de volgende gegevens : 1. een omschrijving van de activiteit van de diensten die bestaan in de gemeente(n) waar de dienst voorstelt zijn diensten te verstrekken;2. een concrete omschrijving van de behoeften waarop niet ingespeeld werd door de bestaande diensten;3. voor de diensten opgericht door de OCMW's, informatie over de overeenkomsten gesloten met privédiensten, de moeilijkheden die ze teweegbrengen, eventueel een rechtvaardiging van het gebrek aan overeenkomst;4. begrotingsprognoses betreffende de werking van de geplande dienst;5. informatie over de gewenste omvang en eventuele uitbreidingsprojecten. § 3. De door de Regering aangewezen Regeringsdienst onderzoekt het dossier, onderwerpt de dienst aan een inspectie en geeft advies over de toekenning of de weigering van de erkenning binnen vier maanden na ontvangst van het erkenningsdossier. § 4. De beslissing tot erkenning, genomen door de Regering op basis van het uitgebrachte advies, vermeldt de datum van inwerkingtreding ervan, de naam en het adres van de dienst.
De door de Regering aangewezen Regeringsdienst geeft de dienst kennis van de beslissing binnen zes maanden na de aanvraag.
Art. 236.§ 1. De dienst wordt in kennis gesteld van elk voorstel dat geformuleerd wordt door de Regeringsdienst aangewezen door de Regering m.b.t. : - de weigering van de erkenning; - de weigering tot hernieuwing van de erkenning; - de intrekking van de erkenning; - de opschorting van de erkenning.
Hij wordt ook ingelicht over het feit dat hij vanaf de datum van ontvangst van de kennisgeving over een termijn van 15 werkdagen beschikt om hem zijn geschreven opmerkingen toe te sturen. Deze termijn wordt opgeschort tijdens de maanden juli en augustus. § 2. De door de Regering aangewezen Regeringsdienst vult het dossier aan met de geschreven opmerkingen van de dienst, met elk nuttig gegeven en stuk dat hij inzamelt en met het proces-verbaal van verhoor van de dienst.
Daartoe roept de door de Regering aangewezen Regeringsdienst de dienst op bij ter post aangetekend schrijven of per brief afgegeven tegen bericht van ontvangst, met melding van de plaats en het uur van het verhoor. De oproeping vermeldt de mogelijkheid om zich door een raadsman te laten bijstaan.
De weigering te verschijnen of zijn verweermiddelen aan te voeren wordt in het proces-verbaal van verhoor geacteerd. § 3. De door de Regering aangewezen Regeringsdienst stelt een verslag op en maakt het dossier aan de Regering over binnen vijftien dagen na de datum van het verhoor. § 4. De Regering beslist binnen twee maanden na ontvangst van het dossier. § 5. De Regering geeft de dienst kennis van zijn beslissing. HOOFDSTUK IV. - Subsidiëring Afdeling 1. - Subsidiëringsvoorwaarden
Art. 237.§ 1. De Regering kan subsidies aan de erkende diensten verlenen overeenkomstig de normen die bij of krachtens deze titel zijn vastgelegd. § 2. De subsidies worden verleend onder de voorwaarden waarin deze afdeling voorziet.
Art. 238.De dienst moet minstens drie gezins-/bejaardenhelp(st)ers die uitsluitend in het kader van deze titel gesubsidieerd worden voltijds en permanent tewerkstellen.
Een voltijdse betrekking kan door twee deeltijdse betrekkingen vervangen worden voor zover deze met ten minste één voltijdse betrekking overeenstemmen.
Art. 239.De dienst betaalt zijn personeel voor de diensten verstrekt met inachtneming van de arbeidswetgeving alsook van de verplichtingen m.b.t. de collectieve overeenkomsten als het gaat om een privédienst, krachtens het statuut als het gaat om personeel vastbenoemd door de overheidsdiensten, of krachtens verplichtingen eigen aan de overheidsdiensten..
Art. 240.De dienst moet van de rechthebbende op hulpverlening in het kader van dagelijkse handelingen een bijdrage eisen die in verhouding is met de middelen en de lasten van het gezin, met inachtneming van de door de Regering vastgelegde schaal. De Regering kan evenwel een expliciete afwijking toestaan wegens de bijzondere sociale toestand van de rechthebbende. De financiële bijdrage van de rechthebbende op thuisoppas wordt door de dienst bepaald.
Art. 241.§ 1. De dienst mag voor dezelfde rechthebbende 200 uren per kwartaal niet overschrijden voor het geheel van de prestaties inzake hulpverlening in het dagelijkse leven verricht door dezelfde dienst of door verschillende diensten in het kader van deze titel.
Als verschillende rechthebbenden dezelfde woonplaats betrekken, mag de som van de prestaties inzake hulpverlening in het dagelijkse leven die dezelfde dienst of veschillende diensten in deze woonplaats verrichten niet hoger zijn dan 250 uur per kwartaal.
De hulpuren toegekend aan de naaste hulpverleners worden niet in aanmerking genomen bij de berekening van die urenaantallen.
De dienst kan een afwijking aanvragen om het urenaantal bedoeld in de eerste twee leden te mogen overschrijden. Die afwijking wordt aangevraagd op basis van een sociaal verslag dat overgemaakt wordt aan de door de Regering aangewezen Regeringsdienst. De Regering aanvaardt of weigert de aanvraag op basis van de gegevens van het sociaal dossier en van de bijzondere en tijdelijke toestand van de rechthebbende. Zij motiveert haar beslissing. § 2. Paragraaf 1 van dit artikel is niet van toepassing op palliatieve patiënten, zoals bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 2 december 1999 tot vaststelling van de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging voor geneesmiddelen, verzorgingsmiddelen en hulpmiddelen voor palliatieve thuispatiënten, bedoeld in artikel 34, 14°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoordineerd op 14 juli 1994. § 3. De toepassing van de grenzen 200 en 250 uren die in § 1 vastliggen is het voorwerp van een evaluatie. De door de Regering aangewezen Regeringsdienst maakt jaarlijks een verslag op m.b.t. de aangevraagde afwijkingen, de desbetreffende antwoorden en rechtvaardigingen.
Op basis van dat verslag mag de Regering desnoods wijzigingen aanbrengen in de grenzen waarin § 1 voorziet. Afdeling 2. - Subsidies
Art. 242.§ 1. De Regering verleent de dienst binnen de perken van de begrotingskredieten subsidies ter gehele of gedeeltelijke dekking van : 1° de personeelsuitgaven;2° de werkingskosten;3° de opleidings- en vergaderingsduur;4° de vervoerskosten. § 2. Die subsidies worden toegekend o.a. op basis van de volgende gegevens : 1. het aantal uren gepresteerd door de hulpverleners bij de rechthebbende, tijdens vergaderingen, opleidingen of verplaatsingen;2. het aantal prestaties verricht door de hulpverleners;3. het aantal uren dat thuis bij de rechthebbende gepresteerd wordt op zaterdagen, zondagen en feestdagen, en tussen 6 en 8 uur en tussen 18 en 21 uur 30;4. de anciënniteit van de gezinshelp(st)ers;5. de bevolkingsdichtheid van de gemeente van de rechthebbende;6. het aantal uren dat de vorige jaren aan de dienst is toegekend;7. het aantal kilometers afgelegd door de werknemer. § 3. De Regering bepaalt de modaliteiten voor de toekenning van die subsidies op basis van een forfaitair bedrag per uur, kilometer of prestatie.
De subsidies worden minstens om de zes maanden uitbetaald.
Art. 243.De Regering verleent jaarlijks per dienst een maximumaantal gesubsidieerde uren activiteiten i.v.m. hulpverlening in het kader van dagelijkse handelingen. Dat aantal wordt « contingent » genoemd.
Het contingent wordt door de Regering vastgelegd op basis van de volgende criteria : het contingent dat het vorige jaar is toegekend aan de dienst, het contingent dat het vorige jaar is opgebruikt door de dienst, het aantal inwoners van de gemeente(n) bediend door de dienst, de leeftijd van de inwoners van de door de dienst bediende gemeente(n) en de omvang van de financiële bijdrage van de rechthebbenden op de dienst.
Art. 244.De Regering bepaalt hoe dat contingent tussen de diensten wordt uitgewisseld en hoe het van de de ene dienst aan de andere overgedragen wordt.
Art. 245.De Regering voorziet in een systeem door middel waarvan de toegekende subsidieerbare uren die niet zijn opgebruikt door bepaalde diensten gegroepeerd en verspreid kunnen worden. Die uren worden toegekend aan de diensten die activiteiten hebben verricht bovenop de grenzen van het hen toegezezen contingent en, indien een saldo overblijft, aan de diensten die op een erkenning wachten.
Art. 246.De diensten organiseren bijscholingscursussen alsook vergaderingen die noodzakelijk zijn voor de vlotte werking van hun activiteiten. Daartoe genieten ze de subsidies bedoeld in artikel 241.
De Regering bepaalt de minimale en maximale proportie van het contingent die voor die cursussen en vergaderingen voorzien moet worden, de minimale duur van de cursussen, alsook het minimumaantal gezinshelp(st)ers die de cursussen moeten volgen.
Art. 247.De diensten die maaltijden aan huis bezorgen, kunnen aanspraak maken op de in artikel 242 bedoelde subsidies voor activiteiten i.v.m. de verpakking en de distributie van maaltijden.
De Regering bepaalt het maximumaantal uren dat per dag en per gezinshelp(st)er voor de distributie van de maaltijden bestemd moet worden en het aantal prestaties geboekt in het kader van deze activiteit.
Art. 248.De geholpen persoon kan verzocht worden om een bijdrage in de verplaatsingskosten van de hulpverleners. De Regering bepaalt het bedrag van die bijdrage.
Art. 249.Er wordt rekening gehouden met de duur van de verplaatsing voor de activiteit die in aanmerking komt voor de toekenning van subsidies. De afgelegde afstand kan ook in aanmerking genomen worden voor de toekenning van een subsidie. De Regering bepaalt hoe die duur en die afstand in aanmerking genomen worden.
Art. 250.§ 1. De erkende dienst voor gezins- en bejaardenhulp die gezinshelp(st)ers tewerkstelt in het kader van de verminderingen van de werkgeversbijdragen, die toegepast worden krachtens het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector, in het kader van het overstromingsprogramma of van elke andere bepaling inzake tewerkstellingsbevorderende maatregel moet zich voor die hulpverleners aan de artikelen 239 en 246 van deze titel houden. § 2. Binnen de perken van de beschikbare kredieten wordt door de Regering een som aan de dienst toegekend en verdeeld per equivalent voltijdse betrekking bedoeld in § 1 en in artikel 230, § 5.
Die som wordt toegekend als tegemoetkoming in de verplaatsingskosten alsook in alle andere kosten bepaald door de Regering die niet het woorwerp uitmaken van bovenbedoelde tewerkstellingsbevorderende maatregelen.
Voor deeltijdse betrekkingen wordt de subsidie verhoudingsgewijs verminderd.
Art. 251.Binnen de perken van de beschikbare kredieten wordt door de Regering een som aan de dienst toegekend per equivalent voltijdse betrekking van oppasser.
Die som wordt toegekend als tegemoetkoming in de onkosten van het administratief personeel en van de begeleidinsgverantwoordelijken bedoeld in artikel 230, in de verplaatsingskosten, alsook in alle andere kosten bepaald door de Regering die niet het woorwerp uitmaken van bovenbedoelde tewerkstellingsbevorderende maatregelen. Die som wordt ook toegekend als tegemoetkoming voor de bijkomende loonkosten toegekend voor de prestaties bedoeld in artikel 242, § 2, 3°.
Voor deeltijdse betrekkingen wordt de subsidie verhoudingsgewijs verminderd.
Art. 252.§ 1. Binnen de perken van de beschikbare kredieten wordt per equivalent voltijdse werknemer een door de Regering bepaalde som door de Minister toegekend aan de erkende dienst die onder de privé sector ressorteert.
Die som wordt toegekend per gezinshelp(st)er of oppasser die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 228, § 2 en 228, § 3, en voor wie de dienst in aanmerking komt voor een tewerkstellingsbevorderende maatregel, overeenkomstig het decreet van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs en de commerciële sector.
Die som wordt gebruikt opdat de werkgevers het kostenverschil dat voorvloeit uit de gelijkschakeling van de loonkosten zouden kunnen dragen. De som van de subsidies verkregen in en buiten het kader van deze titel mag niet hoger zijn dan de loonkosten van de betrokken werknemers. § 2. De subsidie bedoeld in § 1 wordt ten gunste van een werknemer slechts toegekend voor de periode waarin hij in aanmerking komt voor de subsidies toegekend overeenkomstig bovenbedoeld decreet van 25 april 2002. HOOFDSTUK V. - Controle en straffen Afdeling 1. - Controle
Art. 253.De dienst moet zich onderwerpen aan de controle die uitgeoefend wordt door de diensten die de Regering aanwijst. Voor elk geval dat het voorwerp uitmaakt van dienstverstrekkingen die in aanmerking kunnen komen voor de toekenning van subsidies moet de erkende dienst de controledocumenten opmaken naar het model dat door de Regering bepaald wordt.
Aan de hand van die documenten kan o.a. de uitvoering van de taken die een dienst aan een gezinshelp(st)er toevertrouwt gecontroleerd en beoordeeld worden.
Aan de hand van die documenten kan ook nagegaan worden of de prioriteiten in acht genomen worden bij de hulpverlening in het kader van dagelijkse handelingen, overeenkomstig artikel 223. Die evaluatie wordt regelmatig doorgevoerd en op zijn minst om de zes jaar.
Aan de hand van die documenten kan worden nagegaan welk gebruik de dienst gemaakt heeft van de subsidies bedoeld in artikel 242, § 1, en of het strookt met de elementen bedoeld in artikel 242, § 2. Ze dienen ook om na te gaan welk gebruik de dienst heeft gemaakt van de bijdrage bedoeld in artikel 240 en van die bedoeld in artikel 248.
Art. 254.Elke dienst moet zich onderwerpen aan de controle en de evaluatie die door de Regering georganiseerd worden, met name wat betreft de taken toevertrouwd aan de werknemers en het gebruik van de subsidies.
In geval van behoorlijk vastgestelde onregelmatigheid kan de Regering het voordeel van een deel of van het geheel van de subsidies opschorten voor een periode die zij bepaalt, al naar gelang van de ernst van de onregelmatigheid.
Art. 255.De Regering bepaalt welke controle- en evaluatiedocumenten door de erkende diensten overgemaakt moeten worden overeenkomstig artikel 253. Zij legt de in acht te nemen termijnen en procedure vast.
Art. 256.De administratieve, financiële en kwalitatieve controle op de dienst wordt uitgeoefend door de ambtenaren die de Regering daartoe aanwijst.
Deze ambtenaren zijn bekleed met het ambt van hulppolitieofficier van de procureur des Konings.
Deze ambtenaren moeten de bij het decreet van 20 juli 1831 voorgeschreven eed vóór de vrederechter van hun woonplaats afleggen.
Bij het vervullen van hun opdracht kunnen ze : 1° alle controles en onderzoeken verrichten en alle inlichtingen inzamelen die zij nodig achten, met name : a.het ondervragen van elke persoon over elk feit waarvan de kennis nuttig is voor het uitoefenen van het toezicht; b. zich elk nuttig document laten overmaken of elk nuttig document zoeken voor de vervulling van hun opdracht, er een afschrift van nemen of het tegen ontvangstbewijs meenemen;2° processen-verbaal van vaststelling opmaken die bewijskracht hebben, behalve tegenbewijs.Binnen vijftien dagen wordt een afschrift van de vaststelling van de feiten overgemaakt aan de beheerders en aan de overtreder.
Bovendien moet de dienst jaarlijks de volgende stukken overmaken : 1° de specifieke rekeningen of boekhoudfuncties overmaken waaruit blijkt dat de subsidies zijn gebruikt, met inbegrip van een gedetailleerde opgave van de subsidies en financiële tegemoetkomingen afkomstig van andere overheidsadministraties, privé-instellingen en diensten, alsmede van de bijdrage die van iedere rechthebbende wordt geëist;2° een afschrift van de documenten van aangifte bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, met melding van de dienstprestaties van de gezinshelp(st)ers, de bejaardenhelp(st)ers, de maatschappelijk assistenten, de gegradueerde sociaal verplegers en het administratief personeel;3° het jaarlijkse activiteitenverslag;4° de lijst van de gezinshelp(st)ers en hun inschrijvingsnummer.
Art. 257.Het toezicht en de controle op de naleving van de bepalingen van deze titel wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 5 februari 1998 houdende toezicht en controle op de naleving van de wetgeving betreffende de omscholing en de bijscholing. Afdeling 2. - Straffen
Onderafdeling 1. - Intrekking, opschorting
Art. 258.§ 1. Dezelfde procedure bedoeld in artikel 236 is van toepassing als de subsidiëring opgeschort wordt om overeenkomstig artikel 254 een onregelmatigheid te bestraffen. § 2. Bij een procedure tot intrekking of opschorting wordt de erkenning van de dienst behouden tot de procedure tot een resultaat leidt.
Art. 259.In geval van opschorting van de erkenning kan de dienst vragen dat ze opgeheven wordt als hij acht dat de gronden waarop de straf berust niet meer bestaan. Het verzoek, gericht aan de door de Regering aangewezen Regeringsdienst, gaat vergezeld van een verantwoordingsmemorie, en de dienst wordt onverwijld aan een inspectie onderworpen. De Regering beslist binnen een maand na ontvangst van de aanvraag op basis van het inspectieverslag.
In geval van opschorting of intrekking van de erkenning bepaalt de Regering op welke datum haar beslisissing in werking treedt. Die datum is vroegstens de eerste dag van de derde maand en uiterlijk de eerste dag van de zesde maand na de kennisgeving van de beslissing.
Onderafdeling 2. - Straffen
Art. 260.Er wordt een boete van 1.000 à 10.000 euro opgelegd aan degenen die gebruik maken van de bewoordingen « service agréé d'aide aux familles et aux personnes âgées », « aide à la vie quotidienne » of « aide familiale » zonder erkend te zijn krachtens deze titel.
Hetzelfde geldt voor degenen die zich beroepen op het statuut of de hoedanigheid van gezinshelp(st)er zonder te beschikken over een certificaat waaruit blijkt dat ze de bij of krachtens deze titel gestelde voorwaarden vervullen.
Er wordt een boete van 100 à 1.000 euro opgelegd aan de overtreders van de overige regels die bij of krachtens deze titel zijn vastgelegd.
Boek IV. - Integratie van gehandicapte personen TITEL 1. - Algemeen stelsel HOOFDSTUK I. - Leidende beginselen Afdeling 1. - Algemene beginselen
Art. 261.Voor de toepassing van dit boek wordt als gehandicapte beschouwd iedere minderjarige of meerderjarige persoon wiens capaciteiten inzake sociale integratie en inschakeling in het arbeidsproces aanzienlijk beperkt zijn ten gevolge van een aantasting van zijn geestelijke, zintuiglijke of lichamelijke vermogens, waardoor een tussenkomst van de maatschappij nodig is.
Deze aanzienlijke beperking moet betrekking hebben op een categorie van gehandicapte personen zoals bepaald door de Franse Gemeenschap overeenkomstig artikel 3, 7°, van het decreet II van 22 juli 1993 betreffende de overheveling van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap naar het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie.
Voor elke prestatie of dienstverlening mag de Regering de omvang en de aard van de capaciteitenbeperking bepalen.
Art. 262.De prestaties van het « AWIPH » (Waals agentschap voor de integratie van gehandicapte personen) moeten verricht worden in een erkende inrichting met internaat- of semi-internaatstelsel, in een erkend opvangcentrum voor meerderjarige gehandicapten of moeten ten laste genomen worden door een erkende dienst voor plaatsing in gezinnen, ten gunste van : 1° minderjarigen met motorische stoornissen;2° minderjarigen getroffen door hersenverlamming;3° minderjarigen met ademhalingsstoornissen;4° minderjarigen met hartafwijkingen;5° minderjarigen getroffen door dysmelie;6° minderjarigen getroffen door kinderverlamming;7° minderjarigen met zware spraak-, gezichts- of gehoorstoornissen;8° minderjarigen getroffen door sclerosis multiplex;9° minderjarigen getroffen door spinabifida of myopathie;10° minderjarigen getroffen door epilepsie 11° minderjarigen met mentale stoornissen;12° minderjarigen met skeletafwijkingen of afwijkingen van de ledematen;13° meerderjarigen van de categorieën 1° tot en met 12° en van de categorieën 15 en 16 die zich niet op eigen kracht in het sociale leven kunnen inschakelen;14° minderjarigen met karakterstoornissen die neurotische of prepsychotische toestand kennen, welke een aangepaste opvoeding vereist;15° minderjarigen die aan autisme lijden;16° minderjarigen die een aangeboren of verworven hersenletsel vertonen.
Art. 263.De Regering beoogt de volledige integratie van de gehandicapte personen in het sociaal-economische leven, wat de oorsprong, de aard of de graad van de handicap ook mogen zijn.
Art. 264.De voorzorgs-, aanpassings- en integratiemaatregelen bedoeld in de afdelingen 2, 3 en 4, hoofdstuk I, titel I, van Boek IV worden door de Regering bepaald. Daarbij worden de volgende principes in acht genomen : - op een soepele en passende manier voorzien in de duidelijk omlijnde individuele behoeften en in de ontwerpen die eraan verbonden zijn; - de nadruk leggen op de verwikkeling van de gehandicapte persoon, zijn gezin en zijn omgeving, de tussenkomsten bevoorrechten die het dynamisme van het natuurlijke milieu zoveel mogelijk in acht nemen, en de voorkeur geven aan de handhaving van de gehandicapte persoon binnen zijn gezin of zijn vertrouwde omgeving; - objectieven nastreven i.v.m. de kwaliteit van het bestaan van de gehandicapte personen en de beroepsregels in acht nemen; - het voorwerp zijn van een kwalitatieve schatting waaraan de gehandicapte personen, hun gezin en de diensten deelnemen; - de ideologische, filosofische of religieuze opvattingen van de gehandicapte personen eerbiedigen; - bedacht zijn in het kader van een plaatselijke en multisectoriële samenwerking waarbij de specifieke bevoegdheden van elke dienst in acht genomen worden; - zorgen voor een begeleiding en een infrastructuur die qua omvang en de kwalificatie op een geschikte manier in de behoeften van de gehandicapte personen voorzien; - zorgen voor een opleiding die voor de interveniënten bedacht is en mechanismen voorzien die hun deelneming aan de uitwerking van de pedagogische oriëntaties van de diensten waarborgen; - bij voorkeur de gehandicapte personen de toegang verlenen tot de algemene diensten die bestemd zijn voor het geheel van de bevolking en die in hun specifieke behoeften voorzien. Afdeling 2. - Voorzorgsmaatregelen
Art. 265.De Regering legt, in voorkomend geval in het kader van samenwerkingsakkoorden, voorzorgsmaatregelen vast i.v.m. : 1° de vaststelling van het type deficiëntie en de oorzaken ervan;2° de bevordering van de opsporing ervan en de vroegtijdige diagnose;3° de medewerking aan opvoedingsprogramma's voor de bevordering van de gezondheid, met name inzake voeding, hygiëne, sedentair leven en verslavingen;4° de verbetering van de toegang tot de basisgezondheidszorgen en van de kwaliteit ervan;5° de verbetering van de sociale en culturele positie van de risicopersonen;6° de versterking van de maatregelen voor de bescherming van de geestelijke gezondheid;7° de beperking van de risico's verbonden aan het fysische milieu, aan de onaangepastheid van de woningen of aan de verstedelijking. Afdeling 3. - Aanpassingsmaatregelen
Art. 266.De Regering neemt aanpassingsmaatregelen opdat de gehandicapte personen aanspraak zouden kunnen maken op instellingen die het volgende aanbieden : 1° geschikte zorgen en diensten die zoveel mogelijk en bij voorkeur thuis worden verleend;2° een functionele revalidatie die een autonoom leven in de maatschappij bevordert;3° een technische hulp en apparaturen die de autonomie en de mobiliteit bevorderen;4° een begeleiding van sociale, medische, paramedische of psychologische aard;5° een sociale opleiding opdat ze een maximum autonomie zouden kunnen verwerven;6° een geschikte opleiding en oriëntatie;7° een geschikte beroepsrevalidatie of -opleiding;8° een geschikte inschakeling in het arbeidsproces;9° een geschikte opvang of huisvesting. Afdeling 4. - Integratiemaatregelen
Art. 267.De Regering zorgt voor de verspreiding van informatie over de rechten van de gehandicapte personen en over de diensten waarop ze een beroep doen.
Art. 268.De Regering voert programma's uit : 1° voor de bevordering van de bouw van individuele woningen volgens architecturale normen die aan de behoeften van de gehandicapte personen beantwoorden;2° voor de bevordering van een vervoerbeleid dat met de behoeften van de gehandicapte personen rekening houdt;3° om de gehandicapte personen toegang te verlenen tot de openbare instellingen en installaties, tot opleidings-, vormings- en arbeidsplaatsen alsook tot de verkeerswegen;4° om de toegangsmiddelen tot de informatie aan de functionele kenmerken van de gehandicapte personen aan te passen; 5° voor de bevordering van het onderzoek en de ontwikkeling van nieuwe technologieën m.b.t. de sociale integratie van gehandicapte personen.
Art. 269.De Regering spoort de gemeenten aan om initiatieven te ontwikkelen opdat de gehandicapte personen en hun verenigingen meer aan het plaatselijke leven zouden kunnen deelnemen.
Art. 270.De Regering neemt de nodige maatregelen om de gehandicapte personen gelijke kansen op de arbeidsmarkt te geven. Die maatregelen slaan met name op het scheppen van nieuwe arbeidsplaatsen en op de positieve bevordering van de tewerkstelling.
Er wordt een verplichting tot tewerkstelling van gehandicapte personen ingevoerd. De openbare besturen en instellingen van algemeen nut die onder de overheid van het Waalse Gewest ressorteren, zijn aan deze verplichting onderworpen.
De Regering stelt het aantal te werven gehandicapte personen vast, met inachtneming van de aard en het belang van de diensten alsook van het rendement van die personen. HOOFDSTUK II. - « Agence wallonne pour l'intégration des personnes handicapées » Afdeling 1. - Oprichting
Art. 271.Er wordt een instelling van algemeen nut met rechtspersoonlijkheid opgericht, met name het « Agence wallonne pour l'intégration des personnes handicapées », hierna het "Agentschap" genoemd.
Het Agentschap heeft zijn zetel in Charleroi.
De Regering stelt het aantal gewestelijke bureaus vast, alsook hun localisatie en het grondgebied dat ze bedienen.
Art. 272.Onder voorbehoud van de bepalingen van dit boek of van de krachtens dit boek genomen besluiten wordt het Agentschap onderworpen aan het geheel van de bepalingen vastgesteld bij de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle van sommige instellingen van openbaar nut, wat betreft de instellingen B bedoeld in artikel I van voornoemde wet en de besluiten genomen ter uitvoering ervan.
Het erft, voor het Waalse Gewest, de rechten, verplichtingen, goederen en lasten van het Gemeenschapsfonds voor de sociale integratie van de gehandicapte personen en hun inschakeling in het arbeidsproces, en erft die van het Waalse Gewest m.b.t. de uitvoering van het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten. Afdeling 2. - Opdrachten
Art. 273.Het Agentschap is het instrument waarmee de Regering haar beleid voert voor de sociale integratie van de gehandicapte personen en hun inschakeling in het arbeidsproces.
Met het oog hierop is het Agentschap belast met een algemene coördinatie- en informatieopdracht. Deze opdracht bestaat in : - de uitwerking van voorstellen tot acties en planning van het gewestelijke beleid; - de deelneming aan de gewestelijke en interministeriële coördinatie van het gehandicaptenbeleid; - de bevordering van studies, het zoeken naar informatie en de benoeming van sociale aanwijzers; - de organisatie van acties inzake informatie en bewustmaking van de gemeenschap; - de bevordering van de deelneming van de gehandicapte personen en van hun verenigingen aan de uitwerking van maatregelen die hen betreffen; - de bevordering van de aanvankelijke en voortgezette vorming van het personeel van alle diensten die geheel of gedeeltelijk voor gehandicapte personen bestemd zijn; - de deelneming aan de intergewestelijke coöperatie en aan de internationale betrekkingen; - de deelneming aan de preventie, de opsporing en de diagnose van de deficiënties en handicaps en aan de verlening van vroegtijdige hulp; - de bevordering, informatie en oriëntatie van de gehandicapte persoon alsook de informatie van zijn gezin; - de uitwerking, telkens als het nodig is, van een persoonlijk ontwerp van tussenkomsten dat in de verlangens, bekwaamheden en behoeften van de gehandicapte persoon voorziet, in samenwerking met hem en de bestaande partners die nodig zijn voor de uitwerking en de uitvoering van dat ontwerp; - de bevordering van de opvang, de huisvesting, de optimale ontwikkeling of de begeleiding van de gehandicapte personen; - de bevordering van de beroepsopleiding of -revalidatie van de gehandicapte personen; - de bevordering van de toegang tot de arbeidsmarkt voor de gehandicapte personen; - de bevordering van de deelneming van de gehandicapte personen aan het sociale en culturele leven, met name door de nadruk te leggen op hun beweeglijkheid en op de toegangsmiddelen.
De Regering mag het Agentschap belasten met specifieke opdrachten die met zijn maatschappelijk doel overeenstemmen.
Art. 274.Voor het vervullen van de opdrachten mag het Agentschap, onder de door de Regering bepaalde voorwaarden : - de door de gehandicapte personen of derden gedragen kosten voortvloeiende uit hun sociale integratie en hun inschakeling in het arbeidsproces geheel of gedeeltelijk voor zijn rekening nemen; - toelagen verlenen aan verenigingen, diensten of instellingen, alsook overeenkomsten met hen aangaan om de kosten van de voor de gehandicapte personen ontplooide aktiviteiten geheel of gedeeltelijk te dekken; - subsidies verlenen voor de aankoop, de bouw, de verbouwing van infrastructuren of specifieke uitrustingen bestemd voor gehandicapte personen. Afdeling 3. - Begunstigden
Art. 275.§ 1. Onverminderd de specifieke bepalingen vermeld in het decreet II van 22 juli 1993 betreffende de overheveling van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap naar het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie kunnen de gehandicapte personen die de leeftijd van 65 jaar nog niet bereikt hebben de dag waarop ze hun eerste aanvraag om tegemoetkoming indienen, voor de dienstverleningen van het Agentschap in aanmerking komen.
Bovendien moeten de begunstigden aan de volgende voorwaarden voldoen : - woonachtig zijn op het grondgebied van het Franse taalgebied of, in het kader van een samenwerkingsakkoord, op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; - Belg, staatloos, erkende vluchteling, arbeider of kind van een arbeider uit een lidstaat van de Europese Unie zijn.
De personen die de nationaliteitsvoorwaarden niet vervullen, komen echter in aanmerking voor de dienstverleningen van het Agentschap, voor zover ze kunnen bewijzen dat ze 5 jaar lang regelmatig en onafgebroken in België hebben gewoond alvorens hun aanvraag om tussenkomst in te dienen.
De regelmatige en onafgebroken verblijftijd wordt niet geëist voor de echtgenoot/echtgenote of de kinderen ten laste van een persoon die het bewijs levert van de vereiste verblijftijd. § 2. De Regering kan de toepassing van dit boek onder de door haar gestelde voorwaarden uitbreiden tot andere gehandicapte personen dan die vermeld in § 1. § 3. Onder voorbehoud van het tweede lid2, § 1, wijken de door de Waalse Gewestraad goedgekeurde samenwerkingsakkoorden af van de in § 1 en § 2 van dit artikel vermelde bepalingen. § 4. Onder voorbehoud van wederkerigheid en in het kader van een samenwerkingsakkoord draagt het Agentschap de kosten voor de plaatsing, de sociale en professionele integratie van gehandicapte personen die overeenkomstig de door de Franse Gemeenschapscommissie bepaalde reglementering in instellingen van de franstalige regio opgevangen worden. § 5. De voorwaarden en de modaliteiten voor de opvang, de huisvesting en de sociale en professionele integratie van gehandicapte personen die onder andere deelgebieden ressorteren, zijn in samenwerkingsakkoorden vastgelegd.
Art. 276.De dienstverleningen van het Agentschap zijn individueel of collectief.
De individuele dienstverleningen bestaan in een financiële hulp die aan de gehandicapte personen wordt verleend.
De collectieve dientsverleningen bestaan in subsidies aan instellingen of diensten die voor gehandicapte personen bestemd zijn.
Art. 277.Het Agentschap kan zijn dienstverlening weigeren of verminderen als de gehandicapte persoon, op grond van dezelfde handicap en dezelfde behoeften als die bedoeld in dit boek, een sociale uitkering geniet overeenkomstig andere wettelijke of verordeningsbepalingen of als hij zijn rechten op dergelijke uitkering niet doet gelden alhoewel zij er recht op heeft.
Art. 278.Met het oog op de financiële tussenkomsten van het Agentschap, wordt, binnen de perken en volgens de modaliteiten vastgesteld door de Regering, rekening gehouden met de aanvraag van de gehandicapte persoon of van zijn wettige vertegenwoordiger, met zijn specifieke behoeften en zijn positie en meer bepaald met : - de aard van de vereiste hulp; - de omvang van de behoefte aan de aangevraagde dienstverleningen en met de aanwijzingen voortvloeiende uit een geïndividualiseerd ontwerp van tegemoetkomingen; - met de normale kosten van de aangevraagde dienstverleningen en de bijkomende kosten die een gehandicapte persoon veroorzaakt in vergelijking met een valide persoon; - met de andere wettelijke en reglementaire tegemoetkomingen die een gehandicapte kan genieten en eventueel met de omvang van de bestaansmiddelen van de gehandicapte personen.
Art. 279.Het Agentschap stelt een basisdossier op op naam en met de medewerking van de gehandicapte persoon.
Het basisdossier bevat de administratieve, medische, sociale en pedagogische inlichtingen en elk multidisciplinair gegeven op basis waarvan kan worden beslist over de door de gehandicapte persoon of zijn wettige vertegenwoordiger ingediende aanvragen om tegemoetkoming.
Het Agentschap mag, overeenkomstig de door de Regering vastgestelde modaliteiten, het basisdossier samenstellen op grond van gegevens die door daartoe erkende centra worden verstrekt. De erkende centra en de personen die er werken, moeten zelfstandig zijn en geen rechtstreekse belangen hebben binnen de dienst of de structuur waaraan de gehandicapte persoon is toevertrouwd.
De Regering bepaalt de inlichtingen en multidisciplinaire gegevens die nodig zijn om over de aanvraag om tegemoetkoming te beslissen.
Het basisdossier moet, naar gelang van de behoeften, een geïndividualiseerd ontwerp van tegemoetkoming ten gunste van de gehandicapte persoon helpen opstellen. Het ontwerp wordt opgesteld op verzoek of met het akkoord van de betrokkene of zijn wettige vertegenwoordiger. Het wordt door één van beiden goedgekeurd.
Het basisdossier wordt door het Agentschap bewaard. De ambtenaren belast met het dossier zijn gehouden tot het beroepsgeheim.
Alle diensten en structuren bedoeld in artikel 283 moeten een dossier bijhouden i.v.m de medische, sociale en pedagogische toestand van de gehandicapte persoon, zijn behoeften en de middelen om er in te voorzien.
Art. 280.Het Agentschap beroept zich op het basisdossier om over de tenlasteneming te beslissen.
Het beslist over de aanvraag om tegemoetkoming binnen een termijn van minder dan 60 dagen nadat het de vereiste documenten en inlichtingen heeft ontvangen.
Elke beslissing wordt met redenen omkleed en bij ter post aangetekende brief aan de aanvrager of zijn wettige vertegenwoordiger meegedeeld.
In voorkomend geval vermeldt ze de aard, het aantal en de duur van de dienstverleningen waarvoor het Agentschap zijn tussenkomst verleent.
De beslissing wordt, binnen 14 dagen nadat ze genomen is, in kennis gesteld van de gehandicapte persoon of zijn wettige vertegenwoordiger en, zo nodig, van de dienst die voor de integratie van de gehandicapte persoon zorgt.
In afwijking van de vorige alinea's bepaalt de Regering, op voorstel van het beheerscomité van het Agentschap, de toestanden die een voorlopige beslissing rechtvaardigen.
Het Agentschap mag, zonder terugwerkende kracht, een overeenkomstig het eerste lid van dit artikel genomen beslissing herzien als de toestand van de gehandicapte persoon een verandering ondergaat, met name op medisch vlak.
De Regering regelt de herzieningsprocedure.
Art. 281.Er wordt een commissie van beroep opgericht om te beslissen over de beroepen die ingesteld worden tegen de overeenkomstig dit boek door het Agentschap genomen beslissingen betreffende dienstverleningen in geld of in natura aan gehandicapte personen.
De commissie van beroep bestaat uit een voorzitter, vijf werkende en vijf plaatsvervangende leden. Ze is multidisciplinair samengesteld en wordt door een magistraat voorgezeten. Om te beslissen mag ze een beroep doen op het advies van gekwalificeerde deskundigen.
De Regering bepaalt de samenstelling, de werkingsregels, de procedure, de termijn van beroep, de wijze van benoeming van de commissieleden en bepaalt de duur van hun mandaat alsook de vergoedingen die aan de voorzitter, de leden en de deskundigen toegekend worden.
De Regering noemt de voorzitter en de leden van de commissie van beroep. Afdeling 4. - Erkenning, subsidiëring en overeenkomsten
Art. 282.Het Agentschap zorgt er eerst voor dat de gehandicapte personen aanspraak kunnen maken op de geschikte hulp van de diensten die voor de hele bevolking bestemd zijn.
Het Agentschap, hetzij erkent, hetzij erkent en subsidieert elke activiteit of dienst die in het leven is geroepen door de overheid of door een privé-initiatief en die zijn opdrachten helpt uitvoeren.
Het Agentschap mag een beroep doen op de samenwerking van diensten en instellingen die over de nodige kwalificaties en middelen beschikken om sommige specifieke of vernieuwende opdrachten te vervullen. Met het oog hierop sluit het Agentschap overeenkomsten met een overheid, een instelling van algemeen nut of een privé-instelling.
Bij gebrek aan een openbaar of privé-initiatief dat zijn opdrachten helpt uitvoeren, organiseert het Agentschap elke activiteit of dienst.
Art. 283.De Regering bepaalt de regels voor de programmering, de erkenning, de controle, de organisatie, de goedkeuring en de subsidiëring van de diensten en structuren vermeld in het tweede lid van dit artikel; ze stelt algemene normen vast waaraan elke overeenkomst die met hen gesloten wordt, moet voldoen.
Voor zover ze zich vooral tot gehandicapte personen richten, mag het Agentschap de volgende diensten of structuren erkennen of subsidiëren : 1° de diensten voor vroegtijdige hulp aan gehandicapte kinderen en aan de ouders van gehandicapte kinderen;2° de diensten of centra voor functionele revalidatie;3° de diensten of centra voor beroepsevaluatie en -oriëntatie;4° de vormingscentra en de centra voor gespecialiseerde beroepsrevalidatie;5° de bedrijven voor aangepast werk;6° de diensten voor dagonthaal;7° de residentiële diensten;8° de diensten voor hulp aan de activiteiten van het dagelijkse leven;9° de diensten voor plaatsing in gezinnen;10° de begeleidingsdiensten;11° de diensten voor kort verblijf, al dan niet opgenomen in de bestaande structuren. De Regering kan de in het vorige lid vermelde lijst van diensten en structuren aanvullen.
De programma's inzake investeringen en opening van nieuwe diensten of inrichtingen die vatbaar zijn voor erkenning of subsidiëring worden door de Regering goedgekeurd.
Wat betreft de door het Agentschap gesubsidieerde investeringen bedoeld in het vierde lid, kan de Regering, onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten die zij bepaalt, de waarborg van het Gewest toestaan voor leningen die aangegaan worden door de diensten bedoeld in het tweede lid, 6° en 7°.
De toepassing van de bepalingen van dit artikel kan resulteren in tegemoetkomingen die hoger zijn dan de maxima vastgelegd voor de investeringen.
De Regering bepaalt, na advies van het beheerscomité van het Agentschap, de infrastructuur- en werkingsnormen waaraan de in het tweede lid vermelde diensten en instellingen moeten voldoen.
Art. 284.Binnen de perken en volgens de modaliteiten vastgesteld door de Regering kan het Agentschap toelagen verlenen om specifieke initiatieven te bevorderen i.v.m. de integratie van de gehandicapte personen. De beslissingen worden door het beheerscomité genomen.
Art. 285.Elke dienst, centrum of instelling moet voldoen aan de infrastructuur- en werkingsnormen die door de Regering op voordracht van het beheerscomité van het Agentschap zijn bepaald. Die normen worden op verschillende manieren vastgesteld voor elk type van dienst of instelling en slaan met name op : 1° de materiële infrastructuur;2° de organisatie en de werking;3° het aantal personeelsleden en hun kwalificatieniveau;4° het beheer, de boekhouding en de door de dienst of het centrum op te stellen verslagen; 5° het gevoerde beleid i.v.m. de toelating, het onthaal, het bijhouden van de klachten, met inbegrip van de financiële betrekkingen met de gehandicapte personen, het beheer van hun goederen en hun kapitaal.
Art. 286.Elke erkenning is ondergeschikt aan de verbintenis waarmee de dienst, het centrum of de instelling zich ertoe verplicht het Agentschap alle bewijsstukken te verschaffen die vereist zijn voor de uitoefening van de controle erop en zich aan zijn inspectie te onderwerpen.
Art. 287.Op verzoek van het Agentschap moet elke erkende dienst, centrum of instelling deelnemen aan de algemene evaluatie van de werking van de diensten die voor de gehandicapte personen bestemd zijn.
Art. 288.De natuurlijke of rechtspersonen die, onder bezwarende titel, gewoonlijk, tijdelijk of voortdurend, gehandicapte personen geheel of gedeeltelijk ten laste nemen die tot de vierde graad niet aanverwant zijn, en niet door een overheid erkend zijn om deze activiteit uit te oefenen, moeten onderworpen worden aan een voorafgaande machtiging die door het Agentschap wordt verleend. De machtiging stelt het aantal personen vast die opgevangen mogen worden.
De Regering bepaalt de procedure betreffende de voorafgaande machtiging alsook de minimale voorwaarden inzake veiligheid, hygiëne en personeel en de controlemodaliteiten voor de personen of diensten die hoofdzakelijk en tegen vergoeding gehandicapte personen onderbrengen.
Art. 289.De Regering stelt de modaliteiten vast voor de indiening en het onderzoek van de aanvragen tot erkenning. Ze stelt eveneens de regels vast volgens dewelke de erkenning verleend, verlengd, geweigerd, uitgesteld of ingetrokken mag worden.
Als de erkenning geweigerd, uitgesteld of ingetrokken wordt, mag de aanvrager tegen deze beslissing een beroep instellen bij de Regering die de daartoe te voeren procedure zal vaststellen.
De erkenning mag niet verleend worden als de dienst volgens het Agentschap niet voldoet aan de door de Regering bepaalde programmeringscriteria. Afdeling 5. - Bestuurs- en personeelsorganen
Art. 290.Het Agentschap wordt door een beheerscomité beheerd dat bestaat uit : 1° een voorzitter;2° twee vice-voorzitters;3° vier werkende en vier plaatsvervangende leden benoemd op de voordracht van de Minister tot wiens bevoegdheden het Gehandicaptenbeleid behoort;4° vier werkende en vier plaatsvervangende leden benoemd op de voordracht van de verenigingen die de gehandicapte personen of hun gezin vertegenwoordigen;5° vier werkende en vier plaatsvervangende leden benoemd op de voordracht van de "Conseil économique et social de la Région wallonne" (Sociaal-economische raad van het Waalse Gewest);6° vier werkende en vier plaatsvervangende leden gekozen, op de voordracht van de representatieve verenigingen van de sector, op basis van hun bevoegdheid inzake integratie van gehandicapte personen.
Art. 291.De Regering noemt de voorzitter, de twee vice-voorzitters en de leden van het beheerscomité.
De voorzitter en de twee vice-voorzitters moeten aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° Belg zijn;2° hiërarchisch niet onder een lid van de Regering ressorteren;3° geen voorzitter noch personeelslid zijn van verenigingen of diensten die door het Agentschap erkend of gesubsidieerd zijn of in artikel 288 vermeld staan;4° het bewijs leveren van een nuttige ervaring van vijf jaar. De voorzitter, de twee vice-voorzitters en de leden van het beheerscomité worden door de Regering benoemd voor een mandaat van vier jaar. Hun mandaat kan verlengd worden.
Art. 292.Elk lid van het beheerscomité, dat zijn mandaat voortijdig heeft neergelegd, moet binnen drie maanden door de Regering vervangen worden. In dit geval beëindigt het nieuwe lid het mandaat van zijn voorganger.
Het beheerscomité stelt zijn huishoudelijk reglement vast en legt het aan de goedkeuring van de Regering voor.
Art. 293.De Regering benoemt, onder de leden van het beheerscomité en op zijn voordracht, vier leden die samen met de voorzitter en de vice-voorzitters het bureau vormen.
Het bureau bereidt de vergaderingen van het beheerscomité voor en staat in voor het dagelijkse beheer van het Agentschap.
Art. 294.Het beheerscomité vergadert op initiatief van de voorzitter.
Het vergadert eveneens op verzoek van één vierde van zijn leden of op verzoek van de Regering.
De leden van het beheerscomité mogen niet aanwezig zijn bij de beraadslaging over de onderwerpen waarbij ze een rechtstreeks belang hebben, hetzij persoonlijk, hetzij als zaakgelastigde, bestuurder of personeelslid.
De Regering onderwerpt elk voorontwerp van decreet, elk ontwerp van organiek of reglementair besluit of elke werkingsregel die het Agentschap betreft, aan het advies van het beheerscomité. Het beheerscomité is verplicht zijn advies te formuleren binnen twee maanden na de aanvraag, behalve als de Regering een andere termijn vastgesteld heeft.
Als deze termijn verstreken is, wordt deze formaliteit geacht vervuld te zijn.
Het beheerscomité onderwerpt elk voorontwerp van decreet of besluit alsook elk voorstel die het nuttig acht, aan de Regering.
Art. 295.Het beheerscomité wordt bijgestaan door drie raden die het in zijn opdracht moeten helpen : 1° de raad voor individuele hulp aan de integratie;2° de raad voor opvoeding, opvang en huisvesting;3° de raad voor opvoeding, vorming en tewerkstelling. De Regering bepaalt de respectievelijke opdrachten van elke raad en de werking ervan.
Elke raad bestaat uit maximum twaalf leden benoemd door de Regering op de voordracht van de organisaties, diensten of instellingen die betrokken zijn bij de toepassing van de decreten en besluiten waarvan het Agentschap de uitvoering waarborgt of die op grond van hun bevoegdheid gekozen zijn.
Elke raad wordt voorgezeten door een lid van het beheerscomité, dat door de Regering is gekozen.
Art. 296.De Regering stelt het presentiegeld en de vergoedingen vast die het Agentschap mag verlenen aan de voorzitters, de leden van het beheerscomité en van de raden bedoeld in artikel 295.
Art. 297.Het Agentschap richt subregionale samenwerkingscommissies op.
Het bepaalt hun aantal, samenstelling en ambtsgebied.
Art. 298.De subregionale coördinatiecommissies hebben als opdracht : 1° bestaande gegevens te verzamelen i.v.m. de sociaal- economische kenmerken en de toestand van de gehandicapte personen; 2° in hun ambtsgebied de behoeften van de gehandicapte personen aan dienstverleningen te onderzoeken;3° de raadpleging en de coördinatie van de sociale en gezondheidsdiensten te bevorderen die zich geheel of gedeeltelijk richten tot de gehandicapte personen van hun ambtsgebied;4° de aan te wenden middelen voor te stellen om een actief beleid in hun rechtsgebied te bevorderen, inzonderheid door het opmaken van een subregionaal plan inzake coördinatie en tussenkomst van de diensten ten gunste van gehandicapte personen. De subregionale coördinatiecommissies sturen de conclusies van hun werkzaamheden aan het beheerscomité en aan de raden van het Agentschap.
Art. 299.De administrateur-generaal en de een adjunct-administrateur-generaal worden door de Regering voor een mandaat aangewezen onder de voorwaarden die vastliggen in boek II van het besluit van de Waalse Regering houdende de Waalse ambtenarencode.
Art. 300.De administrateur-generaal voert de beslissingen van het beheerscomité uit; hij verstrekt het alle nuttige inlichtingen voor de werking van de instelling.
Hij woont de vergaderingen van het beheerscomité en van de raden met raadgevende stem bij en neemt het secretariaat ervan waar.
Hij heeft de leiding van het personeel en zorgt, onder het gezag en het toezicht van het beheerscomité, voor de werking van de instelling.
Hij oefent de bevoegdheden van dagelijks beheer uit die in het huishoudelijk reglement vermeld staan. Onder de voorwaarden die het zelf bepaalt, kan het beheerscomité de administrateur-generaal bovendien toestemming geven om een deel van de hem toegekende bevoegdheden alsook de ondertekening van sommige stukken en brieven te delegeren.
De administrateur-generaal vertegenwoordigt het Agentschap in en buiten rechte en handelt op geldige wijze in zijn naam en voor zijn rekening zonder een beslissing van het beheerscomité te moeten rechtvaardigen.
De adjunct-administrateur-generaal staat de administrateur-generaal bij bij het vervullen van al de hem opgedragen taken. Hij woont eveneens de vergaderingen van het beheerscomité en de raden bij.
Als de administrateur-generaal verhinderd is, worden zijn bevoegdheden uitgeoefend door de adjunct-administrateur-generaal of, bij ontstentenis van deze laatste, door een personeelslid van het Agentschap, dat door het beheerscomité is benoemd.
Art. 301.De Regering legt de personeelsformatie en het statuut van het personeel van het Agentschap vast.
Met uitzondering van de administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal wordt het personeel benoemd, bevorderd en ontslagen door het beheerscomité.
Art. 302.Het beheerscomité mag slechts beraadslagen en beslissen als de meerderheid van de leden aanwezig is.
De beslissingen worden genomen bij meerderheid van stemmen van de aanwezige leden. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
Als het comité, na regelmatige bijeenroeping, niet in aantal aanwezig was, beraadslaagt het rechtsgeldig over de ontwerpen die twee keer achter elkaar op de agenda komen te staan, op de vergadering die na de tweede bijeenroeping gehouden wordt, wat het aantal aanwezige leden ook moge zijn.
De beslissingen van het beheerscomité en het bureau worden opgenomen in de processen-verbaal die op de zetel van het Agentschap worden bewaard.
De goedgekeurde processen-verbaal worden ondertekend door de voorzitter en de administrateur-generaal of door hun plaatsvervanger. Afdeling 6. - Controle
Art. 303.Het Agentschap staat onder toezicht van de Regering.
De verschillende opdrachten van het Agentschap moeten vervuld worden overeenkomstig de voorrangen en oriëntaties die bepaald zijn in een tussen de Regering en het beheerscomité gesloten beheerscontract.
Dit contract is meerjarig en wordt als bijlage bij de begroting van het Agentschap gevoegd.
De Regering bepaalt de opstellingsprocedure en de uitvoeringsmodaliteiten ervan.
Het contract waarvan de inhoud door de Regering en het beheerscomité besproken wordt, slaat met name op : - de algemene doeleinden die voor de drie komende jaren aan het Agentschap toegewezen worden; - de aan te wenden middelen om die doeleinden te bereiken.
Het contract wordt tussen de Regering en het beheerscomité gesloten uiterlijk op de dag van de goedkeuring, door de Regering, van de begroting van het eerste jaar waarop ze slaat.
Het beheerscontract wordt medegedeeld aan het Parlement.
Art. 304.De Regering benoemt een commissaris en een afgevaardigde van de Minister van Begroting.
Ze wonen de vergaderingen van de bestuurs- en consulatieorganen met raadgevende stem bij. Ze beschikken over de meest uitgebreide bevoegdheden om hun opdracht te vervullen.
Ze worden op eigen verzoek door het beheerscomité, het bureau en de administrateurs-generaal gehoord.
Binnen een termijn van vier werkdagen stellen ze beroep in tegen elke beslissing die ze in strijd achten met de wetten, de decreten, het beheerscontract of het algemeen nut. Het beroep is schorsend. De termijn loopt vanaf de dag van de vergadering waarop de beslissing is genomen, voor zover ze regelmatig bijeengeroepen zijn en, in het tegenovergestelde geval, vanaf de dag waarop ze inzage ervan hebben genomen.
Als de Regering, waarbij het beroep is ingesteld, de vernietiging niet heeft uitgesproken binnen een termijn van twintig werkdagen die op dezelfde dag ingaat als de in de vorige alinea bedoelde termijn, dan wordt de beslissing definitief.
Deze termijn kan bij beslissing van de Regering met tien dagen verlengd worden. De beslissing tot verlenging of vernietiging wordt in kennis van het beheerscomité gesteld.
De Regering stelt de modaliteiten vast volgens dewelke de commissaris en de afgevaardigde, vermeld in dit artikel, hun opdracht vervullen.
Hun vergoeding die ten laste van het Agentschap komt, wordt eveneens door de Regering vastgesteld.
Art. 305.Als het beheerscomité verzuimt een maatregel te treffen of een handeling uit te voeren die in de wetten, decreten, besluiten of in het beheerscontract zijn voorzien, kan de Regering het binnen een bepaalde termijn in gebreke stellen.
Als het beheerscomité, bij het verstrijken van die termijn, geen maatregelen heeft getroffen, kan de Regering zijn plaats innemen.
De beslissing van de Regering wordt aan het Parlement medegedeeld.
Art. 306.De Regering benoemt één of meer revisors bij het Agentschap; die revisors worden gekozen onder de leden van het Instituut voor Bedrijfsrevisors.
De revisors verschaffen de Regering en het beheerscomité ten minste één keer per jaar, ter gelegenheid van het opmaken van de balans en van de winst- en verliesrekening of van de jaarrekening, een verslag over de activa en passiva alsook de bedrijfsresultaten.
Ze stellen de Regering en het beheerscomité onverwijld in kennis van elke nalatigheid, onregelmatigheid en, in het algemeen, van elke toestand die de solvabiliteit van het Agentschap en zijn liquiditeiten in het gedrang kunnen brengen.
De uitgaven die aan het toezicht op hun activiteiten verbonden zijn, komen ten laste van het Agentschap.
De commissarissen van de Regering, de leden van het in artikel 56 vermelde financiële comité en de revisors hebben een onbeperkt recht van controle op de handelingen van het Agentschap.
Ze mogen, zonder zich te moeten verplaatsen, inzage nemen van de rekeningenboeken en -stukken, de briefwisseling, de processen-verbaal, de periodieke staten en, in het algemeen, van alle geschriften.
Art. 307.Als het beheerscomité verzuimt een maatregel te treffen of een handeling uit te voeren die in de wetten, decreten, besluiten of in het beheerscontract zijn voorzien, kan de Regering het binnen een bepaalde termijn in gebreke stellen.
Als het beheerscomité, bij het verstrijken van die termijn, geen maatregelen heeft getroffen, kan de Regering zijn plaats innemen.
De beslissing van de Regering wordt aan het Parlement medegedeeld. Afdeling 7. - Financieel beheer
Art. 308.Het beheerscomité maakt de begroting van het Agentschap voor het volgende jaar uiterlijk 15 september op.
De Regering zorgt ervoor dat het Agentschap zijn ontvangsten en uitgaven aan het door het Gewest gevoerde beleid aanpast.
Daartoe wordt de begroting van het Agentschap aan de goedkeuring van de Regering voorgelegd.
Met het oog op die goedkeuring zal het beheerscomité verzocht worden om een voorstel te doen i.v.m. de activiteitenperspectieven van het Agentschap en de budgettaire gevolgen die ermee gepaard gaan.
Het maakt, uiterlijk 30 april, de jaarrekening voor de uitvoering van zijn begroting op, geeft op 31 december van het betrokken jaar een overzicht van de activa en passiva en legt de rekeningen van het Agentschap aan de goedkeuring van de Regering voor.
De begroting en de rekeningen worden aan de bevoegde commissie van het Parlement voorgelegd.
Art. 309.De lasten die uit het vervullen van de opdrachten van het Agentschap voortvloeien, worden gedekt met : 1° een jaarlijkse toelage op grond van de kredieten die daartoe op de begroting van het Gewest ingeschreven zijn;2° giften en legaten;3° de opbrengst van het patrimonium;4° toelagen afkomstig van overheden, besturen en openbare instellingen;5° leningen aangegaan onder de door de Regering bepaalde voorwaarden. Die leningen genieten de waarborg van het Gewest.
Art. 310.Het beheerscomité zorgt ervoor dat de vastleggingen en het ordonnanceren van de uitgaven van het Agentschap, die aan de uitvoering van zijn opdrachten verbonden zijn, binnen de perken van zijn begrotingsinkomsten gehandhaafd worden.
Desnoods stelt het de Regering zo spoedig mogelijk elke reglementaire maatregel voor die nodig is voor de handhaving van het financiële evenwicht
Art. 311.Het beheerscomité verschaft de Regering elke inlichting over de aangegane leningen en de beleggingen van zijn bezittingen en beschikbare gelden.
Het Agentschap mag zijn bezittingen en beschikbare gelden alleen gebruiken om handelingen en investeringen uit te voeren die bepaald zijn bij dit boek en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten.
Onverminderd de wijzen van belegging vastgesteld bij de wet of het decreet, moeten de beschikbare gelden geïnvesteerd worden in valuta of overheidsfondsen waarvan de Regering de lijst vaststelt.
De Regering bepaalt elke andere algemene modaliteit voor het beheer van de schatkist van het Agentschap.
Art. 312.Het verzuim van goedkeuring op de eerste dag van het begrotingsjaar is geen beletsel voor het gebruik van de kredieten voorzien in het begrotingsontwerp, tenzij het gaat om uitgaven van een nieuw principe, die de begroting van het vorige jaar niet toelaat.
De overdrachten en overschrijdingen van beperkende kredieten die op de begroting worden geboekt, moeten vóór elke tenuitvoerlegging door de Regering goedgekeurd worden. Als de overschrijdingen van kredieten een hogere tegemoetkoming tot gevolg kunnen hebben dan degene die door de begroting van het Gewest is voorzien, dan moeten ze eerst goedgekeurd worden na stemming van een gelijkwaardig krediet op de begroting van het Gewest.
Art. 313.De Regering verplicht het Agentschap tot het bijhouden van de boekhouding van de vastleggingen, volgens de regels die ze vaststelt.
Met het oog hierop stelt ze de algemene en bijzondere regels vast betreffende : 1° de voorstelling van de begrotingen;2° de boekhouding;3° de rekening en verantwoording;4° de periodieke toestanden en verslagen. Behalve andersluidende bepalingen, vermeld in of genomen overeenkomstig dit boek, bepaalt de Regering, op voorstel van het beheerscomité, de regels i.v.m. : 1° de terugbetaling van de teveel betaalde toelagen of de vorming van een bedrijfskapitaal;2° de wijze van schatting van de bestanddelen van het vermogen;3° de berekeningswijze en de vaststelling van het maximumbedrag van : a.de aflossingen; b. de dotaties op het vernieuwingsfonds;c. de speciale reserves en andere voorschotten die nodig zijn omwille van de aard van de activiteiten van het Agentschap.
Art. 314.Er wordt een financieel comité opgericht dat ervoor moet zorgen dat de begroting van het Agentschap in acht wordt genomen.
Dit comité doet voorstellen en aanbevelingen aan de Regering en aan het beheerscomité van het Agentschap.
Het bestaat uit een afgevaardigde van de voor het gehandicaptenbeleid bevoegde Minister, de administrateur-generaal, de commissaris van de Regering, de afgevaardigde van de Minister van Begroting, een afgevaardigde van het bestuur van de begroting van het Gewest, een vertegenwoordiger van het Rekenhof en een Inspecteur van Financiën, benoemd door de Regering. Afdeling 8. - Toezicht
Art. 315.Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van de gerechtelijke politie, houden de door de Regering benoemde ambtenaren van de diensten van de Regering en het Agentschap toezicht op de uitvoering van dit boek en op de desbetreffende uitvoeringsbesluiten.
Om hun opdrachten te vervullen mogen deze ambtenaren : 1° tot alle nodige eksamens, controles, onderzoeken overgaan en alle nuttige inlichtingen inwinnen, met name : a.elke persoon ondervragen over elk feit waarvan de kennisneming nodig is voor het houden van het toezicht; b. zich elk nuttig document verschaffen, afschrift ervan nemen of het tegen ontvangbewijs meenemen;2° processen-verbaal tot vaststelling opmaken die bewijskracht hebben, behoudens bewijs van het tegendeel.De processen-verbaal worden medegedeeld aan de Regering of het Agentschap alsook aan de betrokken diensten en instellingen.
Art. 316.Bij de uitoefening van de controle op de erkende of gesubsidieerde diensten en instellingen ziet het beheerscomité erop toe dat de wetgeving, de reglementering en het algemeen nut in acht worden genomen.
Art. 317.Elke belemmering van de uitvoering van de opdrachten van voornoemde ambtenaren door personen, diensten of instellingen die voor de bepalingen van dit boek in aanmerking komen, kan bij beslissing van het beheerscomité aanleiding geven tot de opschorting of de intrekking van de erkenning, de subsidiëring of de individuele dienstverleningen.
De gemotiveerde beslissing van het beheerscomité wordt genomen nadat de persoon of de vertegenwoordiger van de dienst of instelling is gehoord of nadat ze verzocht werden hun verweermiddel voor te dragen.
Art. 318.Onverminderd de toepassing van de artikelen 269 tot 274 van het Strafwetboek zullen de personen die de bepalingen van de ter uitvoering van dit boek genomen besluiten overtreden of die het krachtens dit boek of de desbetreffende uitvoeringsbesluiten opgelegde toezicht in de weg staan, gestraft worden met een gevangenisstraf van acht dagen tot één maand en met een boete van 500 tot 1.000 euro of met één van die straffen.
Art. 319.Onverminderd de toepassing van de straffen voorzien in het Strafwetboek zal met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met een boete van 26 tot 2.000 euro of met één van die straffen gestraft worden : 1° degene die, rechtstreeks of onrechtstreeks, en terwijl hij een activiteit of een mandaat in een dienst of instelling uitoefent : - de rekening van gehandicapte personen gezamenlijk beheert; - de vermenging van het vermogen oplevert; - het kapitaal of de goederen van gehandicapte personen beheert, behalve met inachtneming van de overeenkomstig artikel 285 vastgelegde normen; 2° degene die het storten van een borgtocht of om het even welke andere financiële verplichting dan die door de Regering is bepaald, oplegt als voorwaarde voor de opvang, het verblijf of de begeleiding in of door een gesubsidieerde dienst of instelling.
Art. 320.De openbare besturen en instellingen van algemeen nut die onder de overheid van het Gewest ressorteren, alsook elke door dit laatste erkende of gesubsidieerde dienst, zijn ertoe gehouden het Agentschap gratis alle inlichtingen te verstrekken die nodig zijn voor de uitvoering van zijn opdrachten. HOOFDSTUK III. - Verenigingen van gehandicapte personen
Art. 321.De representatieve verenigingen die de belangen van de gehandicapte personen verdedigen, worden door de Minister van Sociale Actie en Gezondheid erkend.
Als representatieve verenigingen kunnen erkend worden de instellingen die aan de volgende voorwaarden voldoen : - een VZW, een openbare instelling of een instelling van algemeen nut zijn; - het verlenen van hulp, steun en raad aan gehandicapte personen, bevordering van hun recht op integratie in de maatschappij als hoofddoelen hebben; - over een aantal aangesloten leden beschikken of kunnen rekenen op de steun van een aantal personen die in contact zijn hetzij met de hele groep gehandicapte personen van het gebied waar ze werkzaam zijn, hetzij met de personen die een specifieke handicap hebben; - werkzaam zijn op het grondgebied van het Franse taalgebied, en op z'n minst in drie provincies; - jaarlijks een voldoende aantal activiteiten ten gunste van gehandicapte personen op touw zetten; - geen dienst, instelling noch een erkend of gesubsidieerd centrum van het Agentschap zijn.
Art. 322.De representatieve verenigingen van gehandicapte personen zijn bevoegd om : 1° de gehandicapte personen bij te staan in de stappen die ze ondernemen bij de diensten die rechtstreeks of onrechtstreeks onder het Gewest ressorteren;2° zitting te hebben in de verschillende organen waar de deelneming van de vertegenwoordigers van de gehandicapte personen bij een wettelijke of verordeningsbepaling is voorzien. TITEL II. - Specifieke bepalingen HOOFDSTUK I. - Sociale wetgevingen
Art. 323.Gedurende hun beroepsopleiding; omscholing en herscholing kunnen de mindervaliden door de personen die deze beroepsopleiding, omscholing en herscholing verzekeren slechts geworven worden krachtens; 1° een leerovereenkomst in de nijverheid, de ambachten en neringen, in de koopvaardij en de zeevisserij;2° een speciale leerovereenkomst voor de omscholing van de mindervaliden;3° een overeenkomst voor beroepsopleiding of omscholing gesloten, hetzij met een centrum voor versnelde beroepsopleiding voor volwassenen, opgericht door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening of erkend door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid, hetzij met een centrum voor beroepsopleiding of omscholing. De Regering bepaalt de clausules welke ieder onder 2° bedoelde leerovereenkomst of iedere overeenkomst voor beroepsopleiding of omscholing, gesloten bij toepassing van 3°, verplicht moet bevatten.
Art. 324.De tegemoetkoming van het « AWIPH » kan geweigerd of beperkt worden, hetzij als de gehandicapte persoon op basis van dezelfde handicap en dezelfde behoeften als die bedoeld in dit boek een sociale dienstverlening geniet krachtens andere wettelijke of reglementaire bepalingen, hetzij als hij zijn rechten op die dienstverlening niet laat gelden terwijl hij daar aanspraak op kan maken. HOOFDSTUK II. - Geschillen
Art. 325.De geschillen betreffende de beslissingen genomen door het « AWIPH » en de registratie of de toekenning van uitkeringen en verstrekkingen aan mindervaliden, behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsrechtbank.
De betwiste administratieve rechtshandelingen moeten, op straffe van verval, binnen een maand na de kennisgeving ervan aan de bevoegde arbeidsrechtbank voorgelegd worden.
De vordering ingeleid voor de arbeidsrechtbank is opschortend.
Art. 326.De arbeidsrechtbanken zijn bevoegd om kennis te nemen van de betwistingen in verband met de overeenkomsten bedoeld in artikel 323, eerste lid, 2° en 3°.
De vorderingen die uit deze overeenkomsten ontstaan, verjaren een jaar na de beëindiging ervan. HOOFDSTUK III. - Toegankelijkheid van de voor het publiek bestemde inrichtingen en installaties voor gehandicapte personen met een geleidehond Afdeling 1. - Definities
Art. 327.In de zin van dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1° « geleidehond » : elke opgeleide of in opleiding zijnde hond die gehandicapte personen zal begeleiden tijdens hun verplaatsingen en in hun handelingen van het dagelijkse leven;2° « voor het publiek bestemde inrichtingen en installaties » : alle openbare of privégebouwen of gebouwgedeelten, plaatsen en ruimtes bestemd voor publiek gebruik, alsook het bezoldigde personenvervoer. Afdeling 2. - Toegangsvoorwaarden
Art. 328.De toegang tot voor het publiek bestemde inrichtingen en installaties is toegelaten voor geleidehonden.
Deze toelating mag niet gekoppeld worden aan een bijkomende betaling van welke aard dan ook, tenzij als tegenprestatie geldt voor een economisch raambare specifieke dienst.
Art. 329.In afwijking van artikel 328, eerste lid, kan de toegang tot voor het publiek bestemde inrichtingen en installaties geweigerd worden : - op grond van een specifiek plaatselijk reglement als de weigering gemotiveerd is om redenen van hygiëne, volksgezondheid, veiligheid of omdat een behoorlijke inrichting niet mogelijk is; - krachtens een andersluidende wettelijke of reglementaire bepaling.
De weigering wordt ter kennis van het publiek gebracht door aanplakking van een bericht opgesteld naar het door de Regering bepaalde model.
De maatregelen inzake hygiëne en volksgezondheid mogen genomen worden als het gaat om lokalen of gedeelten van lokalen die specifiek bestemd zijn voor zorgverlening of voor het uitvoeren van medisch-technische handelingen of om lokalen of gedeelten van lokalen die uitsluitend bezocht worden door ongeschoeide personen.
Art. 330.Een geleidehond in de zin van dit hoofdstuk is een hond die opgeleid wordt door een instructeur of een vereniging erkend overeenkomstig de normen en de procedure bepaald door de Regering. Afdeling 3. - Controle en toezicht
Art. 331.Al wie een geleidehond zonder afdoende motivering de toegang tot voor het publiek bestemde inrichtingen en installaties ontzegt op basis van een in artikel 329 van dit hoofdstuk bedoeld reglement, is strafbaar met een geldboete van 26 tot 100 euro.
Art. 332.De controle en het toezicht op de toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk, alsook op de krachtens dit hoofdstuk genomen reglementaire maatregelen, worden uitgevoerd door de diensten van het « AWIPH ».
Art. 333.De Regering bezorgt het Waals Parlement jaarlijks volgens de modaliteiten die zij bepaalt een verslag over de uitvoering van dit hoofdstuk.
Boek V. - Hulpverlening aan bejaarde personen TITEL 1. - Stelsel voor de opvang en de huisvesting van bejaarde personen HOOFDSTUK I. - Definities
Art. 334.Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder : 1° bewoner : de bejaarde persoon van minstens zestig jaar die in een inrichting voor bejaarde personen verblijft of wordt opgevangen, alsmede elke andere persoon van minder dan zestig jaar die er, bij wijze van uitzondering, verblijft of wordt opgevangen volgens de modaliteiten bepaald door de Regering;2° inrichtingen voor bejaarde personen : a) rustoord : de inrichting (onder welke benaming ook) voor de opvang van bejaarde personen die er op duurzame wijze verblijven en in aanmerking komen, in functie van hun afhankelijkheid, voor collectieve familiale en huishoudelijke diensten, voor hulpverlening in het dagelijkse leven en voor verpleegkundige en paramedische zorg;b) rust- en verzorgingstehuis : rustoord overeenkomstig artikel 170, § 1, van de wet op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinstellingen, gecoördineerd op 10 juli 2008.De Regering kan specifieke regels vastleggen wat betreft de leeftijd van de personen die opgevangen worden in rustoordbedden gereconverteerd naar rust- en verzorgingsbedden die bestemd zijn voor bijzondere pathologieën; c) serviceflat : één of meer gebouwen, onder welke benaming ook, die een functioneel geheel vormen dat beheerd wordt door een natuurlijke of rechtspersoon die zijn bewoners tegen betaling woningen aanbiedt waarin ze zelfstandig kunnen leven, alsook diensten waarop ze zelf een beroep kunnen doen. Onder functioneel geheel van een serviceflat wordt verstaan, het architecturale geheel dat zich onderscheidt van elke andere eventueel op dezelfde site gebouwde structuur en dat ondanks een mogelijke gemeenschappelijke straatingang uitgerust is met specifieke horizontale en verticale verkeerswegen waardoor de bewoners en de personen met beperkte beweeglijkheid een vlotte, veilige en hindernisloze toegang krijgen tot de gemeenschappelijke lokalen en uitrustingen.
De lokalen, uitrustingen en gemeenschappelijke diensten kunnen ook toegankelijk zijn voor andere personen die minstens zestig jaar oud zijn.
Op voorwaarde dat zij de benaming er niet van gebruiken, worden niet beschouwd als serviceflats in de zin van deze titel, de woningen voor oude gezinnen en de centra voor gemeenschappelijke diensten die onder respectievelijk het besluit van de Regent van 2 juli 1949 en het decreet van de Franse Gemeenschap van 30 juni 1982 vallen; d) dagcentrum : een gebouw of deel van een gebouw, onder welke benaming ook, dat deel uitmaakt van een rustoord of een rust- en verzorgingstehuis, waar bewoners overdag worden opgevangen om er huishoudelijke en gezinsverzorging en, indien nodig, een therapeutische en sociale hulp te genieten;de localen van het dagcentrum worden in een functioneel geheel herenigd.
Onder functioneel geheel van een dagcentum wordt verstaan, het aparte architecturale geheel dat alle lokalen van het dagcentrum herenigt; e) centrum voor avond- en/of nachtopvang : een gebouw of deel van een gebouw, onder welke benaming ook, dat hoofdzakelijk gebruikt wordt als dagcentrum, waar andere bewoners dan diegene die overdag in een dagcentrum verblijven 's avonds en/of 's nachts worden opgevangen om er huishoudelijke en gezinsverzorging en, indien nodig, een therapeutische en sociale hulp te genieten;f) dagverzorgingscentrum : een dagcentrum dat over een structuur voor gezondheidszorgen beschikt dat overdag sterk afhankelijke personen die zorgen nodig hebben ten laste neemt en die de nodige steun verleent om deze personen thuis te houden;g) kortstondig verblijf : tijdelijk verblijf in een rustoord of in een rust- en verzorgingstehuis, waarvan de duur aanvankelijk in gemeenschappelijk overleg wordt vastgelegd door de beheerder en de bewoner of diens vertegenwoordiger en die geen drie maanden of 90 samengetelde dagen per kalenderjaar, al dan niet in dezelfde inrichting, mag overschrijden;h) gezinsopvang : de opvang in een huis van een natuurlijke persoon van maximum drie bewoners die tot en met de vierde graad niet tot zijn gezin behoren.De bewoner in een gezinsopvang krijgt een onderkomen, hulp voor de organisatie van de vereiste zorgen en hulp voor de uitvoering van de activiteiten van het dagelijks leven in het kader van het gezinsleven; 3° beheerder : natuurlijke of rechtspersoon houder van een werkingsvergunning die het beheer van een inrichting voor bejaarde personen toelaat en die verantwoordelijk is t.o.v. de overheid voor de naleving van de werkingsnormen; 4° directeur : de natuurlijke persoon die door de beheerder en onder zijn toezicht belast is met het dagelijks beheer van een inrichting voor bejaarde personen bedoeld in 2°, a) tot g) van dit artikel;5° vertegenwoordiger : a) de wettelijke of rechterlijke vertegenwoordiger van de bewoner;b) de door de bewoner aangewezen gemachtigde, met uitzondering van elke persoon die een activiteit in de inrichting voor bejaarde personen uitoefent, er medebeheerder van is of onder het gezag van de beheerder staat.Deze beperking is niet van toepassing op bloed- en aanverwanten tot in de vierde graad; c) indien nodig of bij ontstentenis, een vertegenwoordiger van het bevoegde openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, met uitzondering van elke persoon die een activiteit in de inrichting voor bejaarde personen uitoefent of er medebeheerder van is;6° levensproject van de inrichting : het geheel van de acties en maatregelen die de sociale integratie en de levenskwaliteit van de bewoners zowel binnen als buiten de inrichting voor bejaarde personen bedoeld in 2°, a) en b), van dit artikel moeten waarborgen. HOOFDSTUK II. - Informatie over de inrichting
Art. 335.§ 1. De inrichtingen voor bejaarde personen geven informatie over de aard van de verleende dienst. § 2. De publiciteit om het publiek over een inrichting voor bejaarde personen te informeren, moet de volgende gegevens bevatten : 1° de naam en het adres van de inrichting voor bejaarde personen en haar nummer van werkingsvergunning;2° de rechtsvorm, het adres en de nauwkeurige identificatie van de beheerder;3° het aantal bedden als het gaat om een rustoord of een rust- en verzorgingstehuis of een rustoord of tehuis voor kortstondige verblijven, de woningen als het gaat om seviceflats of de plaatsen als het gaat om een dagcentrum, een centrum voor avond en/of nachtopvang, een dagverzorgingscentrum of een gezinsopvang.
Art. 336.§ 1. In de schriftelijke inlichtingen die aan de kandidaat-bewoner of aan diens vertegenwoordiger worden verstrekt, moeten de volgende gegevens verplicht worden opgenomen : 1° de naam, het adres van de inrichting en haar nummer van werkingsvergunning;2° de rechtsvorm, het adres en de nauwkeurige identificatie van de beheerder. Bovendien moeten de volgende gegevens worden vermeld : 1° als het gaat om een rustoord of een rust- en verzorgingstehuis : a) het aantal bedden van het rustoord of het rust- en verzorgingstehuis of het rustoord of het tehuis voor kortstondige verblijven, de verdeling ervan per kamer en het eventueel bestaan van een specifieke eenheid voor gedesoriënteerde bejaarde personen;b) de dagprijs van het verblijf volgens het type gekozen of aangeboden kamer;c) de supplementen en de prijs ervan;d) de voorwaarden van de samenwerking met één of meerdere coördinatiecentra voor thuiszorg en -hulp alsook de voorwaarden voor de functionele verbinding met een rust- en verzorgingstehuis of met de vereniging inzake palliatieve zorgen die hetzelfde geografisch gebied dekt in het geval van een rustoord dat niet over bedden beschikt die gereconverteerd zijn naar rust- en verzorgingstehuizen;e) een lijst met de aan de bewoners voorgestelde activiteiten, hun frequentie en hun eventuele prijs;2° als het om een serviceflat gaat : a) het aantal woningen;b) de maandprijs van de woning volgens het type woning;c) de aan de bejaarden aangeboden diensten en de prijs ervan;d) de voorwaarden van de samenwerking met een rustoord of een rust- en verzorgingstehuis alsook met één of meerdere coördinatiecentra voor thuiszorg en -hulp;3° als het gaat om een dagcentrum, een centrum voor avond- en/of nachtopvang of een dagverzorgingscentrum : a) het aantal opvangplaatsen;b) de opvangprijs per dag en de eventuele supplementen;c) de voorwaarden van de samenwerking met een rustoord of een rust- en verzorgingstehuis als het centrum niet gevestigd is op de locatie van een rustoord of een rust- en verzorgingstehuis alsook met één of meerdere coördinatiecentra voor thuiszorg en -hulp;d) de aan de bewoners voorgestelde activiteiten, hun frequentie en hun eventuele prijs;e) de openingsdagen en -uren van het centrum;4° als het om een gezinsopvang gaat : a) het aantal opvangplaatsen;b) de opvangprijs per dag en de eventuele supplementen;c) de voorwaarden van de samenwerking met een rustoord of een rust- en verzorgingstehuis en met één of meerdere coördinatiecentra voor thuiszorg en -hulp;d) een lijst met de aan de bewoners voorgestelde activiteiten, hun frequentie en hun eventuele prijs. § 2. Tegelijk met voorgaande inlichtingen worden aan de betrokken personen een afschrift van het huishoudelijk reglement, alsook een standaardexemplaar van de huisvestings- of opvangovereenkomst overgemaakt. HOOFDSTUK III. - Welzijn van de bewoners
Art. 337.De inrichtingen voor bejaarde personen die krachtens deze titel een werkingsvergunning hebben gekregen, zijn ertoe gehouden : 1° de individuele rechten van de bewoners na te leven;2° de eerbiediging van hun privaat, affectief en seksueel leven te waarborgen;3° het behoud van hun zelfstandigheid te bevorderen;4° hun deelname aan het sociaal, economisch en cultureel leven te bevorderen;5° een omgeving te waarborgen die gunstig is voor hun persoonlijke ontplooiing en welzijn;6° hun veiligheid te verzekeren met eerbied voor hun individuele rechten en vrijheden.
Art. 338.De Regering stelt een handvest vast in verband met de kwaliteit van de inrichtingen voor bejaarde personen gericht op de behoeften, de verwachtingen en het respect van de bewoners om hun levenskwaliteit te verhogen.
De inrichtingen voor bejaarde personen die instemmen met dit handvest, worden opgenomen in een lijst die volgens de modaliteiten bepaald door de Regering wordt bekendgemaakt. Ze brengen hun bewoners hiervan op de hoogte. Zij krijgen een kwaliteitslabel.
De Regering bepaalt de modaliteiten voor de toepassing van het kwaliteitshandvest, de toekenning van de kwaliteitslabel en zijn intrekking in geval van niet-naleving van bedoeld handvest. HOOFDSTUK IV. - Relaties met de bewoners
Art. 339.Het huishoudelijk reglement waarin de rechten en plichten van de bewoners en de beheerder zijn vastgesteld en waarbij de voorwaarden van artikel 359, 9°, in acht worden genomen, wordt vóór de handtekening van de huisvestings- of opvangovereenkomst aan deze bejaarden of aan hun vertegenwoordigers overhandigd.
De bewoner of zijn vertegenwoordiger krijgen één exemplaar van de overeenkomst die zij gesloten hebben met de beheerder uiterlijk de dag waarop ze hun intrede doen in de inrichting voor bejaarde personen; een tweede exemplaar wordt bij het in artikel 340 bedoelde persoonlijke dossier gevoegd.
Art. 340.Voor elke opgevangen bejaarde wordt een persoonlijk dossier aangelegd. Het moet voortdurend bijgehouden worden op basis van de verstrekte gegevens en toegankelijk zijn voor de bewoner, zijn vertegenwoordiger en de met het toezicht belaste ambtenaren van het Waalse Gewest.
Het persoonlijke dossier vermeldt de personalia van de bewoner en zijn vertegenwoordiger, evenals de naam en het adres van de personen en diensten die de beheerder eventueel moet raadplegen, de gegevens over de betaling van de huisvestingsprijs of opvangprijs, en, in voorkomend geval, de gegevens over de mutualiteit, de pensioenen, de plaatsbeschrijving alsook de in deposito gegeven voorwerpen of waarden.
Art. 341.§ 1. Er wordt in elk rustoord, rust- en verzorgingstehuis, alsook in elke serviceflat een bewonersraad opgericht die samengesteld is uit de bewoners of hun vertegenwoordigers en/of hun gezinsleden. De directeur of diens vertegenwoordiger kunnen de vergaderingen van de bewonersraad bijwonen. De raad wordt gesteund door het personeel van de inrichting ten einde de vlotte werking ervan te waarborgen. De sociale dienst van de gemeente waar de betrokken inrichting is gevestigd wordt op de hoogte gebracht van de vergaderingen van de bewonersraad en wordt uitgenodigd om deze vergaderingen minstens één keer per jaar bij te wonen.
De bewonersraad geeft adviezen en doet voorstellen, met name i.v.m. de werking van de inrichting, de organisatie van de diensten, het institutionele levensproject en de animatieactiviteiten.
Er kan één bewonersraad worden opgericht als een rustoord en/of een rust- en verzorgingstehuis en/of een serviceflat in dezelfde inrichting zijn gevestigd. § 2. De bewonersraad vergadert minstens één keer per kwartaal.
Voor elke vergadering van de bewonersraad wordt een verslag opgesteld.
Dat verslag wordt bekendgemaakt op het aanplakbord en ligt ter inzage van de bewoners, hun gezinsleden, hun vertegenwoordiger, de burgemeester en van de ambtenaren van het Waalse Gewest belast met het toezicht.
Suggesties, opmerkingen of klachten kunnen door de bewoner, zijn vertegenwoordiger of zijn gezin opgenomen worden in een door de inrichting ter beschikking gesteld register. De klagende partij wordt in kennis gesteld van het gevolg dat aan zijn klacht wordt gegeven.
Bovenbedoeld register wordt één keer per kwartaal op gewoon verzoek van de Raad van bewoners overgelegd. HOOFDSTUK V. - Prijsverplichtingen
Art. 342.In geval van nieuwbouw of van verbouwingswerken van de inrichting voor bejaarde personen behouden de bewoners of de opgevangen personen die voor de aanvang van de werken aanwezig zijn, het recht op de handhaving van de verblijf- of opvangprijs, onverminderd een prijsverhoging toegestaan overeenkomstig artikel 359, 2°.
De huisvestings- of opvangovereenkomst gesloten na het begin van de werken zal duidelijk aangeven dat een nieuwe prijs toegepast kan worden aan het einde van de werken.
Art. 343.Bij laattijdige betaling van de verblijf- of opvangprijs kan enkel een verwijlinterest vereist worden waarvan het percentage niet hoger mag zijn dan het percentage van de wettelijke rente.
Art. 344.Een voorschot voor de opneming in een inrichting voor bejaarde personen mag pas geëist worden na de ondertekening van de overeenkomst gesloten tussen de beheerder en de bewoner en voor zover de intrede van de bewoner niet ouder is dan één maand.
Dit voorschot mag het maandelijks bedrag van de huisvestingsprijs (met uitsluiting van elke toeslag) niet overschrijden.
Er mag geen voorschot worden gevraagd in de centra voor dag, avond en/of nachtopvang en in de dagverzorgingscentra.
De overeenkomst vermeldt de datum van opneming in de inrichting.
Het voorschot wordt in mindering gebracht van de eerste factuur of onverwijld terugbetaald als de bejaarde personen om redenen buiten zijn wil om onmogelijk opgenomen kan worden in de inrichting of als de beheerder hem niet kan opnemen op de datum waarin de overeenkomst voorziet. HOOFDSTUK VI. - Programmering en beginselakkoorden Afdeling 1. - Programmering
Art. 345.De programmering van de inrichtingen voor bejaarde personen bedoeld in artikel 334, 2°, a), b), f) en g) beoogt : 1° de beheersing van de evolutie van het aanbod inzake opvang, huisvesting of zorgen voor bejaarde personen in functie van hun evoluerende en gedifferentieerde behoeften;2° het verzekeren van een homogene verdeling van de inrichtingen voor bejaarde personen over het geheel van het grondgebied van het Waalse Gewest om een geografische nabijheid te waarborgen voor het behoud van de bestaande maatschappelijke banden;3° de garantie geven aan de bewoner dat hij een vrije keuze kan maken tussen de openbare sector, de verenigingssector of de commerciële privésector;4° het bijdragen tot het financieel evenwicht van de sociale zekerheid.
Art. 346.§ 1. 1° De Regering bepaalt de maximumcapaciteit van de rustoordbedden, met inbegrip van de rustoordbedden die gereconverteerd zijn naar rust- en verzorgingsbedden, alsook de maximale en minimale opvangcapaciteit per inrichting. 2° Zij bepaalt ook de regels voor de herkwalificatie van rustoordbedden in rust- en verzorgingsbedden, alsook voor de herkwalificatie van de plaatsen van een dagcentum in plaatsen van een dagverzorgingscentrum.3° Zij bepaalt ook de huisvestingsregels per arrondissement op grond van het aantal bejaarde personen van 75 jaar en meer die er wonen.4° Voor de toepassing van 1° en 2°, worden minstens 29 % van de bedden bestemd voor de openbare sector, minstens 21% voor de verenigingssector en kunnen maximum 50% worden toegewezen aan de commerciële privé-sector. § 2. 1° De Regering bepaalt het programmacijfer voor de vestiging van de dagverzorgingscentra, alsook de minimale en maximale opvangcapaciteit per inrichting. 2° Zij bepaalt ook de huisvestingsregels per arrondissement op grond van het aantal bejaarde personen van 75 jaar en meer die er wonen.3° Voor de toepassing van 1° en 2°, worden minstens 29 % van de plaatsen bestemd voor de openbare sector, minstens 21% voor de verenigingssector en maximum 50% voor de commerciële privésector. § 3. 1° De Regering bepaalt het specifieke vestigingsprogramma voor de rustoordbedden bestemd voor een kortstondig verblijf, alsook de minimale en maximale capaciteit per inrichting. 2° Dit vestigingsprogramma wordt per arrondissement uitgevoerd op grond van het aantal bejaarde personen van 75 jaar en meer die er wonen.3° Voor de toepassing van 1° en 2°, worden minstens 29 % van de bedden bestemd voor de openbare sector, minstens 21% voor de verenigingssector en kunnen maximum 50 % worden toegewezen aan de commerciële privésector.
Art. 347.De Regering bepaalt de modaliteiten volgens welke zij de uitvoerige gegevens over de geactualiseerde stand van de vestigingsprogramma's ter beschikking stelt. Afdeling 2. - Beginselakkoord
Art. 348.§ 1. Elk project betreffende de opening van een inrichting voor bejaarde personen bedoeld in artikel 334, 2°, a), b), f) en g), de uitbreiding ervan of de heropening ervan na een onderbreking van de uitbating die het verlies van de werkingsvergunning tot gevolg had, vereist het beginselakkoord van de Regering. Als een inrichting voor bejaarde personen van sector verandert, wordt een voorafgaand beginselakkoord vereist.
Worden niet onderworpen aan het beginselakkoord : 1° de verandering van beheerder binnen éénzelfde sector;2° de voorlopige overbrenging, in geval van werken of dringende volksgezondheids- of veiligheidsredenen, van de bewoners van een inrichting naar een andere huisvestingsstructuur bedoeld in deze titel;3° de overbrenging naar een andere locatie, zonder capaciteitsverhoging en in hetzelfde arrondissement, van bedden of plaatsen verspreid over verschillende locaties of bedden of plaatsen die onder éénzelfde beheerder vallen. De betrokken beheerder moet de Regering op de hoogte brengen binnen de maand voor de toestand bedoeld in 1°, onverwijld in geval van dringende redenen bedoeld in 2°, en vijftien dagen vooraf voor de andere toestanden. § 2. Het beginselakkoord mag niet afgestaan worden, behalve bij vervanging van de beheerder van de inrichting waaraan de bij de overdracht betrokken bedden en opvangplaatsen toebehoren en voorzover deze geconcretiseerd worden op dezelfde site, onder dezelfde voorwaarden en binnen dezelfde termijnen als die welke zijn vastgelegd bij het geven van het beginselakkoord.
De bescherming van de bewoners kan het voorwerp uitmaken van bijzondere modaliteiten als het verzoek om beginselakkoord vergezeld gaat van een overdracht van bedden of opvangplaatsen waarvoor een werkingsvergunning is verleend.
Art. 349.De Regering bepaalt de criteria en de procedure voor de toekenning van het beginselakkoord.
Met deze criteria moeten de Regering het volgende kunnen beoordelen : 1. de wil van de inrichting om verschillende diensten aan te bieden die de thuishouding kunnen steunen en die beantwoorden aan de specifieke behoeften van de gedesoriënteerde bejaarde personen;2. de architecturale kwaliteit van het project, zijn vestiging, zijn integratie in het maatschappelijk leven en de middelen die aangewend worden om bij te dragen tot de duurzame ontwikkeling, meer bepaald wat betreft energiebesparingen en waterverbruik;3. de middelen die aangewend worden om een optimale toegankelijkheid te bieden aan de gehandicapte personen en om aan de behoeften van bejaarde personen met zintuiglijke stoornissen te voldoen;4. de evenwichtige verdeling van de inrichtingen voor bejaarde personen op het grondgebied van het Franse taalgebied.
Art. 350.Als een verzoek om beginselakkoord bij de Regering ingediend wordt, gaat deze na of het project verenigbaar is met het vestigingsprogramma bedoeld in hoofdstuk VI, Afdeling 1.
Art. 351.Het door de Regering gegeven beginselakkoord is niet meer van kracht als een werkingsvergunning niet binnen drie jaar verleend wordt.
Die termijn kan volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten met hoogstens drie jaar verlengd worden op grond van een rechtvaardigingsgeschrift dat aantoont waarom het project niet kon worden uitgevoerd binnen drie jaar. HOOFDSTUK VII. - Werkingsvergunning Afdeling 1. - Toekenningsprocedure
Art. 352.Het verzoek om een werkingsvergunning wordt door de beheerder ingediend bij aangetekend schrijven of via elke door de Regering bepaalde wijze die vaste datum aan de verzending verleent.
De Regering bepaalt de ontvankelijkheidsvoorwaarden, de samenstelling van het dossier en de procedure voor de toekenning van een werkingsvergunning alsook de voorwaarden en de modaliteiten betreffende de voorlopige werkingsvergunning.
De werkingsvergunning bepaalt het aantal bedden, plaatsen of woningen per type inrichting.
Art. 353.De werkingsvergunning kan door de Regering geweigerd worden als de bepalingen van deze titel of de krachtens deze titel vastgelegde bepalingen niet in acht worden genomen. De beslissingen tot weigering van werkingsvergunningen kunnen slechts op bepaalde delen van een gebouw of op bepaalde vestigingen slaan De Regering bepaalt de procedures en de voorwaarden voor de weigering van de werkingsvergunningen, alsmede de beslissingstermijnen.
Weigering heeft de sluiting van de inrichting voor bejaarde personen tot gevolg. De weigering van de werkingsvergunning van een rust- en verzorgingstehuis dat over een werkingsvergunning als rustoord beschikt heeft de afschaffing van de hoedanigheid van rust- en verzorgingstehuis tot gevolg.
De weigering van de werkingsvergunning van een rust- en verzorgingstehuis dat niet over een werkingsvergunning als rustoord beschikt heeft de sluiting van bedoelde inrichting tot gevolg.
De weigering van een werkingsvergunning van een dagverzorgingscentrum dat over een werkingsvergunning als dagcentum beschikt heeft de afschaffing van de hoedanigheid van dagverzorgingscentrum tot gevolg.
Art. 354.Als de inrichting voor bejaarde personen over een tijdelijke werkingsvergunning beschikt, wordt de werkingsvergunning, bij verandering van beheerder, met ingang van de datum van kennisgeving van de verandering bedoeld in artikel 368 voor een maximumduur van één jaar verlengd, voor zover de toekenningsvoorwaarden vervuld blijven.
Art. 355.Alle beslissingen tot weigering van een werkingsvergunning worden zo spoedig mogelijk door de beheerder aan de bewoners of aan hun vertegenwoordigers meegedeeld.
Art. 356.De beheerder die van plan is een inrichting voor bejaarde personen vrijwillig te sluiten, verwittigt de Regering minstens drie maanden vóór de sluiting en brengt ze op de hoogte van de maatregelen die hij genomen heeft voor de overplaatsing van zijn bewoners. Er wordt akte genomen van de sluiting waarvan wordt nagegaan of ze wordt uitgevoerd.
Art. 357.Elke persoon die bij een rechterlijke beslissing met de administratie van een inrichting voor bejaarde personen belast wordt, meldt zich onmmiddellijk bij de Regering volgens de modaliteiten die zij bepaalt. Afdeling 2. - Werkingsnormen
Art. 358.§ 1. Een inrichting voor bejaarde personen mag niet zonder werkingsvergunning worden uitgebaat.
De definitieve werkingsvergunning wordt voor een onbepaalde periode verleend.
Een voorlopige werkingsvergunning kan vooraf toegekend worden voor een maximumperiode van één jaar als het om een eerste aanvraag gaat. Ze kan verlengd worden als veiligheidswerken zulks rechtvaardigen.
De definitieve werkingsvergunning wordt geacht verleend te zijn als de voorlopige werkingsvergunning na afloop van de geldigheidstermijn niet het voorwerp van een weigering heeft uitgemaakt.
Een eenmalige werkingsvergunning wordt toegekend voor de bedden van het rustoord, van het rust- en verzorgingstehuis en voor een kortstondig verblijf in eenzelfde inrichting.
Een eenmalige werkingsvergunning wordt toegekend voor de plaatsen in een centrum voor dag-, avond en/of nachtopvang en in een dagverzorgingscentrum van eenzelfde inrichting. § 2. Elke wijziging in de gegevens van het dossier betreffende de aanvraag tot werkingsvergunning wordt door de beheerder schriftelijk meegedeeld volgens modaliteiten die de Regering bepaalt. § 3. In afwijking van § 1, eerste lid, kan een inrichting voor bejaarde personen die over een beginselakkoord beschikt of er krachtens artikel 348, § 1, van vrijgesteld is, die ook over een veiligheidsattest beschikt en waarvan de beheerder bij de administratie een aanvraag tot werkingsvergunning heeft ingediend volgens de modaliteiten omschreven in artikel 352, ten vroegste vijftien dagen na verzending van de aanvraag in exploitatie worden genomen, behoudens andersluidend met redenen omkleed advies, meegedeeld aan de aanvrager vóór de voorziene datum van de opening, volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten. § 4. De Regering kan, volgens de modaliteiten die zij bepaalt, afwijken van de normen betreffende het gebouw en van de normen genomen overeenkomstig de reglementering inzake brandbeveiliging die bij of krachtens deze titel van toepassing zijn op de inrichtingen voor bejaarde personen, voor zover deze afwijkingen de levenskwaliteit en de veiligheid van de bewoner niet in het gedrang brengen.
Onderafdeling 1. - Werkingsnormen eigen aan rustoorden
Art. 359.De Regering bepaalt de werkingsnormen waaraan de rustoorden moeten voldoen of, als aan bepaalde normen pas gedurende de werking kan worden voldaan, zich ertoe moeten verbinden te voldoen om een werkingsvergunning te krijgen.
Deze normen hebben o.a. betrekking op : 1° de door de huisvestingsprijs gedekte diensten;2° de modaliteiten voor de aanpassing van de huisvestingsprijs;3° het gebouw, meer bepaald de reglementering inzake brandbeveiliging en paniek, in zover ze een aanvulling en een aanpassing van de federale normen zijn;4° de voeding, de hygiëne en de gezondheidszorg;5° de volgende gegevens over de personen die werkzaam zijn in het rustoord : aantal, bevoegdheid, kwalificatie, effectieve aanwezigheid en moraliteit;6° de ervarings- en kwalificatievereisten alsmede de minimale vereisten inzake activiteit en aanwezigheid om de functie van directeur uit te oefenen;7° de modaliteiten van de samenwerking met één of meerdere coördinatiecentra voor thuiszorg en -hulp, desgevallend, met een rust- en verzorgingstehuis of met de vereniging inzake palliatieve zorgen die het betrokken geografisch gebied dekt, als het rustoord niet over rust- en verzorgingsbedden beschikt;8° het huishoudelijk reglement waarvan een model, niet verplicht, wordt opgesteld volgens de modaliteiten bepaald door de Regering en dat de volgende principes in acht moet nemen : a) eerbied voor het privéleven van de bewoners alsmede voor hun ideologische, filosofische en religieuze opvattingen;b) de vrije keuze van de arts;c) de vrije toegang tot het rustoord voor familie en vrienden, en voor de bedienaars van de verschillende erediensten en de lekenzorgers die de bewoners of hun vertegenwoordiger hebben laten komen;d) een maximale uitgangsvrijheid. De Regering bepaalt de lijst van de minimale voorschriften van het huishoudelijk reglement en is bevoegd om de inhoud van de voorschriften nader te bepalen die de bewoners een minimale bescherming waarborgen, overeenkomstig de principes bedoeld onder de punten a) tot d) van het vorige lid.
De inrichtingen die bovenbedoeld model niet gebruiken, onderwerpen hun huishoudelijk reglement ter goedkeuring aan de Regering volgens de modaliteiten die zij bepaalt; 9° de huisvestingsovereenkomst tussen de beheerder en de bewoner of zijn vertegenwoordiger, waarvan het niet- verplicht model wordt opgesteld volgens de modaliteiten bepaald door de Regering met inachtneming van de volgende principes : a) de zekerheid van de bewoner omtrent de kwaliteit van de huisvesting en de verleende diensten;b) de zekerheid van de bewoner omtrent de prijs van de huisvesting en van de verleende diensten, met name de dagelijkse huisvestingsprijs, de door de prijs gedekte diensten, alsmede de voorwaarden voor de aanpassing ervan en eventueel het bedrag van de gedeponeerde waarborg en de bestemming ervan; c) de bescherming van de bewoner i.v.m. het in bewaring geven van de goederen, waarborgen en waarden die aan de beheerder worden toevertrouwd, alsmede de voorschriften voor het eventuele beheer ervan; d) de zekerheid van de bewoner omtrent de duur van de overeenkomst, de opzeggingsvoorwaarden en -termijnen ervan; e) de inachtneming van de bijzondere voorschriften i.v.m. het kortstondig verblijf.
De rustoorden die het bovenbedoeld model niet gebruiken, onderwerpen hun huisvestingsvovereenkomst ter goedkeuring aan de Regering volgens de modaliteiten die zij bepaalt; 10° het levensproject van de inrichting voor bejaarde personen en de uitvoering ervan dat inspeelt op de behoeften van de bewoners om hen een optimale levenskwaliteit te waarborgen en hun autonomie te handhaven. Dit levensproject bevat minstens : a) de bepalingen i.v.m. het onthaal van de bewoners, genomen met het oog op het respect van hun persoonlijkheid, op de verzachting van de breuk die ze samen met hun gezin bij hun opneming ondervinden en op de opsporing van de elementen op grond waarvan tijdens het verblijf de nadruk gelegd kan worden op hun bekwaamheden en verlangens; b) de bepalingen i.v.m. het verblijf waarbij de bewoners een levenskader kunnen terugvinden dat zo dicht mogelijk aanleunt bij hun gezinskader, namelijk door ze aan te zetten tot deelname in de beslissingen betreffende het gemeenschappelijk leven en door het ontwikkelen van bezigheids-, relationele en culturele activiteiten zodat het rustoord zich kan openstellen voor de buitenwereld; c) de bepalingen i.v.m. de organisatie van de zorgverlening en de hotelwezendiensten om de bewoners autonomie en tegelijkertijd welzijn, levenskwaliteit en waardigheid te waarborgen; d) de bepalingen houdende organisatie van ploegwerk in een interdisciplinaire geest en in een kader van permanente vorming waarbij het personeel in zijn handelingen en woorden respect moet tonen voor de persoon en de individualiteit van de bewoner en waarbij aan bedoeld personeel o.a. inzake tijd middelen worden verschaft met het oog op een vlottere inzameling en overdracht van de opmerkingen die de doelstellingen van het levensproject helpen halen; e) de bepalingen i.v.m. een deelname van de bewoners, elk volgens zijn bekwaamheden, om dialoog te bevorderen, suggesties in ontvangst te nemen, in team de verwezenlijking evalueren van de doelstellingen vervat in het institutionele levensproject en activiteiten aanbieden die ieders verwachtingen inlossen.
Art. 360.De Regering bepaalt de specifieke werkingsnormen betreffende de huisvesting van gedesoriënteerde bejaarde personen in een aangepaste eenheid.
Art. 361.De Regering bepaalt de bijkomende werkingsnormen waaraan moet worden voldaan door geografisch verspreide rustoorden die door dezelfde inrichtende macht en dezelfde directeur worden beheerd en om een eenmalige werkingsvergunning vragen.
Deze normen hebben o.a. betrekking op de maximale verwijdering van de locaties, de minimale en maximale capaciteit van elke vestiging en het personeel dat er tewerkgesteld is.
Onderafdeling 2. - Werkingsnormen eigen aan serviceflats
Art. 362.§ 1. De Regering legt de normen vast waaraan de serviceflats moeten voldoen om over een werkingsvergunning te beschikken : 1° de samenstelling van de individuele woningen die minstens het volgende bevatten : a) een woonkamer;b) een keukenruimte, eventueel in de woonkamer;c) een slaapkamer;d) een badkamer;e) een toilet, eventueel in de badkamer;2° De minimale oppervlakten van de individuele woningen;3° Het aantal, de omschrijving en de oppervlakte van de gemeenschappelijke lokalen;4° de wijze waarop een wachtdienst wordt verzekerd, om de bewoners zo nodig de gevraagde bijstand zo spoedig mogelijk te kunnen verlenen;5° de facultatieve diensten die de beheerder moet organiseren of ter beschikking stellen van de bewoners en de gebruiksvoorwaarden ervan;6° de modaliteiten van de samenwerking met een rustoord of een rust- en verzorgingstehuis als de serviceflat niet gevestigd is op de locatie van een rustoord of een rust- en verzorgingstehuis alsook met één of meerdere coördinatiecentra voor thuiszorg en -hulp. § 2. De serviceflats moeten bovendien voldoen of, als aan bepaalde normen pas gedurende de werking kan worden voldaan, zich ertoe verbinden te voldoen aan de door de Regering bepaalde normen betreffende de volgende gegevens : 1° de door de maandelijkse huisvestingsprijs gedekte diensten;2° de aanpassingsmodaliteiten van de huisvestingsprijs;3° het gebouw, meer bepaald de reglementering inzake brandbeveiliging en paniek, in zover ze een aanvulling en een aanpassing van de federale normen zijn;4° de voeding en de hygiëne;5° de volgende gegevens over de personen die werkzaam zijn in de serviceflats : aantal, bevoegdheid, kwalificatie, effectieve aanwezigheid en moraliteit;6° de ervarings- en kwalificatievereisten alsmede de minimale vereisten inzake activiteit en aanwezigheid om de functie van directeur uit te oefenen;7° het huishoudelijk reglement waarvan een model, niet verplicht, wordt opgesteld volgens de modaliteiten bepaald door de Regering en die de volgende principes in acht moet nemen : a) eerbied voor het privé-leven van de bewoners alsmede voor hun ideologische, filosofische en religieuze opvattingen;b) de vrije keuze van de arts;c) de vrije toegang tot de serviceflat voor familie en vrienden, en voor de bedienaars van de verschillende erediensten en de lekenzorgers die de bewoners of hun vertegenwoordiger hebben laten komen;d) een maximale uitgangsvrijheid. De Regering bepaalt de lijst van de minimale voorschriften van het huishoudelijk reglement en is bevoegd om de inhoud van de voorschriften nader te bepalen, die de bewoners een minimale bescherming waarborgt, overeenkomstig de principes die bedoeld worden onder de punten a) tot d) van het vorige lid.
De serviceflats die het bovenbedoeld model niet gebruiken, onderwerpen hun huisvestingsovereenkomst ter goedkeuring aan de Regering volgens de modaliteiten die zij bepaalt; 8° de huisvestingsovereenkomst tussen de beheerder en de bewoner of zijn vertegenwoordiger, waarvan het niet verplicht model wordt opgesteld volgens de modaliteiten bepaald door de Regering met inachtneming van de volgende principes : a) de zekerheid van de bewoner omtrent de kwaliteit van de huisvesting en de verleende diensten;b) de zekerheid van de bewoner omtrent de prijs van de huisvesting en van de verleende diensten, met name de maandelijkse huisvestingsprijs, de door de prijs gedekte diensten, alsmede de voorwaarden voor de aanpassing ervan en eventueel het bedrag van de gedeponeerde waarborg en de bestemming ervan; c) de bescherming van de bewoner i.v.m. het in bewaring geven van de goederen, waarborgen en waarden die aan de beheerder worden toevertrouwd, alsmede de voorschriften voor het eventuele beheer ervan; d) de zekerheid van de bewoner omtrent de duur van de overeenkomst, de opzeggingsvoorwaarden en -termijnen ervan. De serviceflats die het bovenbedoeld model niet gebruiken, onderwerpen hun huisvestingsovereenkomst ter goedkeuring aan de Regering volgens de modaliteiten die zij bepaalt.
Onderafdeling 3. - Werkingsnormen eigen aan centra voor dag-, avond- en/of nachtopvang
Art. 363.§ 1. De Regering bepaalt de normen waaraan de centra voor dag, avond- en/of nachtopvang moeten voldoen om over een werkingsvergunning te beschikken.
Deze normen hebben o.a. betrekking op : 1° de inrichting en de oppervlakte van de lokalen die specifiek bestemd zijn voor het centrum voor dag-, avond- en/of nachtopvang;2° de aangelegenheden bedoeld in artikel 359, 1° tot 9° ;3° de modaliteiten van de samenwerking met een rustoord of een rust- en verzorgingstehuis als het opvangcentrum niet gevestigd is op de locatie van een rustoord of een rust- en verzorgingstehuis alsook met één of meerdere coördinatiecentra voor thuiszorg en -hulp. § 2. De Regering bepaalt, binnen de perken van de begrotingskredieten, de voorwaarden waaronder een dagelijkse forfaitaire toelage per opgevangen persoon wordt verleend als tegemoetkoming in de werkingskosten van de centra beheerd door een publiekrechtelijk rechtspersoon of een privaatrechtelijke rechtspersoon zonder winstoogmerk.
Onderafdeling 4. - Werkingsnormen eigen aan gezinsopvang
Art. 364.De Regering bepaalt de normen waaraan de gezinsopvang moet voldoen om over een werkingsvergunning te beschikken.
Deze normen hebben o.a. betrekking op : 1° de opvangvoorwaarden waarbij de continuïteit van de opvang wordt gewaarborgd, de gezondheidsbescherming, het morele en lichamelijke welzijn van de opgevangen personen, de hygiëne, de voeding, de opleiding van de opvangpersonen, de moraliteit van deze personen en hun medisch-sociale opvolging;2° de architecturale voorwaarden met inbegrip van de reglementering inzake brandbeveiliging en paniek;3° de inhoud van de overeenkomst tussen de bewoner en de opvangpersoon alsook de zekerheid van de bewoner omtrent de duur van de overeenkomst, de opzeggingsvoorwaarden en -termijnen ervan;4° de financiële voorwaarden van de opvang; 5° de bescherming van de bewoner i.v.m. het in bewaring geven van de goederen, waarborgen en waarden die aan de opvangpersoon worden toevertrouwd, alsmede de voorschriften voor het eventuele beheer ervan; 6° de modaliteiten van de samenwerking met een rustoord of een rust- en verzorgingstehuis alsook met een coördinatiecentrum voor thuiszorg en -hulp;7° de opleidingseisen voor de opvangpersonen alsook de voorwaarden voor hun begeleiding alsook de financieringsvoorwaarden van deze begeleiding. HOOFDSTUK VIII. - Controle en straffen Afdeling 1. - Controle
Art. 365.Om de twee jaar en voor de eerste keer op 1 januari 2012 stelt de beheerder van een inrichting voor bejaarde personen een verslag op betreffende de veiligheid, de kwaliteit van de diensten en zorgen, de hygiënevoorschriften, de opvang van de nieuwe bewoners en, desgevallend, de toepassing van het levensproject.
De Regering bepaalt het model van verslag en de wijze waarop het wordt overgemaakt.
Art. 366.§ 1. De burgemeester of diens afgevaardigde kan elk ogenblik een inrichting voor bejaarde personen bezoeken om de huisvestingsvoorwaarden en het welzijn van de personen die er worden ondergebracht of opgevangen te controleren; desgevallend, richt hij een verslag aan de Regering.
Wat betreft de plaatsen die als een woning worden beschouwd in de zin van artikel 15 van de Grondwet, wordt hun bezoek onderworpen aan het uitdrukkelijk akkoord van de bewoner of zijn vertegenwoordiger of, bij gebrek, van de rechter van de politierechtbank of van zijn plaatsvervanger, behalve in spoedgevallen, wanneer de in gevaar verkerende bejaarde dringend hulp behoeft. § 2. De ambtenaren aangewezen door de Regering voor het toezicht op de inrichtingen voor bejaarde personen moeten toezien op de naleving van de bij of krachtens deze titel bepaalde regels alsmede van de door de federale overheid bepaalde regels inzake de erkenning van rust- en verzorgingstehuizen en dagverzorgingscentra.
Deze ambtenaren zijn bekleed met het ambt van politieofficier van de procureur des Konings.
Bij het vervullen van hun opdracht kunnen ze : 1° alle controles en onderzoeken voeren en alle inlichtingen inwinnen die zij nodig achten, met name : a) elke persoon ondervragen over elk gegeven dat nuttig is voor het toezicht;b) elk nuttig document voor de uitoefening van hun opdracht opzoeken of het zich laten bezorgen, er een afschrift van maken of het tegen ontvangbewijs meenemen;2° processen-verbaal van bevinding opmaken, die bewijskracht hebben tot het tegendeel is bewezen. Een afschrift daarvan wordt binnen veertien dagen na de vaststelling van de feiten ter kennis gebracht van de beheerder en van de auteur van de feiten.
Wat betreft de plaatsen die als een woning worden beschouwd in de zin van artikel 15 van de Grondwet, wordt hun bezoek onderworpen aan het uitdrukkelijk akkoord van de bewoner of zijn vertegenwoordiger of, bij gebrek, van de rechter van de politierechtbank of van zijn plaatsvervanger, behalve in spoedgevallen, wanneer de in gevaar verkerende bejaarde dringend hulp behoeft.
Art. 367.Alle beslissingen tot verlening, tot schorsing, tot weigering of intrekking van een werkingsvergunning worden zo spoedig mogelijk aan de burgemeester en de voorzitter van het centrum voor maatschappelijk welzijn meegedeeld.
De burgemeester houdt een register van de inrichtingen voor bejaarde personen die gevestigd zijn op het grondgebied van zijn gemeente. Dit register wordt ter beschikking van de bevolking gesteld.
Art. 368.Elke verandering van beheerder moet uiterlijk binnen de maand waarin de inrichting voor bejaarde personen wordt overgedragen, volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten meegedeeld worden. Afdeling 2. - Straffen
Onderafdeling 1. - Opschorting, intrekking, sluiting
Art. 369.De werkingsvergunning kan door de Regering opgeschort of ingetrokken worden als de bepalingen van deze titel of de krachtens deze titel vastgelegde bepalingen niet in acht worden genomen. De beslissingen tot opschorting, intrekking van werkingsvergunningen kunnen slechts op bepaalde delen van een gebouw of op bepaalde vestigingen slaan.
Als de beheerder van de inrichting voor bejaarde personen of de persoon die in zijn naam handelt, de ambtenaren aangewezen door de Regering belet toezicht uit te oefenen, kan dat aanleiding geven tot de opschorting van de werkingsvergunning.
De Regering bepaalt de procedures en de voorwaarden voor de opschorting of de intrekking van de werkingsvergunningen, alsmede de beslissingstermijnen.
De beslissing tot opschorting moet aan de ingang van het gebouw worden aangeplakt en houdt in dat het verboden is nieuwe bewoners op te vangen.
De intrekking van de werkingsvergunning heeft de sluiting van de inrichting voor bejaarde personen tot gevolg. De intrekking van de werkingsvergunning van een rust- en verzorgingstehuis dat over een werkingsvergunning als rustoord beschikt heeft de afschaffing van de hoedanigheid van rust- en verzorgingstehuis tot gevolg. De intrekking van de werkingsvergunning van een rust- en verzorgingstehuis dat niet over een werkingsvergunning als rustoord beschikt heeft de sluiting van bedoelde inrichting tot gevolg.
De intrekking van de werkingsvergunning van een dagverzorgingscentrum dat over een werkingsvergunning als dagcentum beschikt heeft de afschaffing van de hoedanigheid van dagverzorgingscentrum tot gevolg.
Art. 370.Als een inrichting voor bejaarde personen de bij of krachtens deze titel bepaalde voorschriften niet naleeft, dan wordt haar volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten een waarschuwing toegestuurd die haar verzoekt om zich onmiddellijk te voegen naar de normen als de situatie een dringende correctie vereist of binnen een termijn van een week tot maximum drie maanden in de andere gevallen.
Als de inrichting voor bejaarde personen bij het verstrijken van de termijn de bij of krachtens deze titel bepaalde voorschriften niet naleeft, kan volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten een procedure tot opschorting, weigering of intrekking van de werkingsvergunning worden opgestart.
Art. 371.Als in het kader van de uitoefening van het toezicht ernstige nalatigheden worden vastgesteld en dat de beheerder deze nalatigheden binnen de opgelegde termijn niet rechtzet, kan de Regering op de kosten van de beheerder een commissaris aanwijzen die belast is met de begeleiding van de directie van de inrichting voor bejaarde personen gedurende de tijd die nodig is om de vastgestelde ernstige nalatigheden te regulariseren.
Elke beslissing betreffende de inrichting en de bejaarde personen die er zijn ondergebracht of opgevangen moet vooraf door de commissaris worden gevalideerd.
De Regering bepaalt de geldende modaliteiten en voorwaarden, alsook de rechten en plichten van de commissaris en van de inrichtingen voor bejaarde personen.
Art. 372.§ 1. De Regering kan volgens de door haar bepaalde procedure besluiten tot de dringende sluiting van een inrichting voor bejaarde personen om redenen van volksgezondheid, veiligheid of kennelijke niet-naleving van de geldende bepalingen.
De beslissing tot dringende sluiting kan enkel bepaalde gedeelten van het gebouw of bepaalde vestigingen betreffen.
De beslissing tot dringende sluiting kan ongedaan worden gemaakt indien de omstandigheden die tot die beslissing dwongen, niet meer verenigd zijn. § 2. De Regering beveelt de sluiting van de inrichtingen die zonder werkingsvergunning werken, met inachtneming van de procedure die zij bepaalt.
Art. 373.§ 1. De burgemeester is belast met de uitvoering van de beslissingen tot sluiting bedoeld in artikel 372 en laat de sluitingen verrichten die voortvloeien uit de beslissingen tot weigering of intrekking van een werkingsvergunning.
Met het oog hierop zorgt hij ervoor dat alle nuttige maatregelen genomen worden.
Daartoe kan hij de bewoners laten evacueren en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn verzoeken om ze zo spoedig mogelijk op te vangen en te huisvesten § 2. Elk besluit tot ontruiming is het voorwerp van een voorafgaand overleg tussen de bestuurder van de inrichting voor bejaarde personen, aangewezen bij een rechtsbeslissing, de burgemeester en de ambtenaren belast met het toezicht op de inrichtingen voor bejaarde personen.
Art. 374.Alle beslissingen tot opschorting of tot intrekking van een werkingsvergunning worden onverwijld door de beheerder aan de bewoners of aan hun vertegenwoordigers meegedeeld.
Onderafdeling 2. - Administratieve straffen
Art. 375.§ 1. Gestraft wordt met een administratieve geldboete : 1° van 25.000 euro, de beheerder die een inrichtingen voor bejaarde personen uitbaat zonder werkingsvergunning, onverminderd artikel 358, § 3; 2° van 10.000 euro, de beheer die een inrichting voor bejaarde personen uitbaat waarvan de werkingsvergunning werd opgeschort en die de tekortkomingen die deze beslissing tot gevolg hebben gehad niet heeft rechtgezet binnen drie maanden na de kennisgeving ervan, alsook de beheerder die nieuwe bewoners opvangt ondanks beslissing tot opschorting van de werkingsvergunning; 3° van 5.000 euro, de beheerder die opzettelijk een onjuiste of niet eerlijke verklaring aflegt om een beginselakkoord of een werkingsvergunning te bekomen of te behouden. § 2. Bij herhaling binnen vijf jaar na de vaststelling van de overtreding, worden de bovenbedoelde bedragen verdubbeld. § 3. De Regering legt de administratieve geldboetes op. De geldboete moet betaald worden binnen twee maanden na de kennisgeving. § 4. De Regering bepaalt de procedures tot toepassing van de administratieve geldboetes bedoeld in § 1, voor de ambtshalve inning bij niet-betaling binnen de opgelegde termijn en de modaliteiten van beroep.
Onderafdeling 3. - Rechterlijke straffen
Art. 376.§ 1. Onverminderd de toepassing van de artikelen 269 tot 281 van het Strafwetboek worden een gevangenisstraf van acht dagen tot één maand en een geldboete van 15 tot 25 euro opgelegd, de beheerder die de werkingsnormen kennelijk niet heeft nageleefd en de bescherming, de veiligheid of de gezondheid van de bewoners daardoor in gevaar brengt. § 2. Onverminderd de toepassing van de bij het Strafwetboek bepaalde straffen worden een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en een geldboete van 10 tot 50 euro of één van die straffen opgelegd : 1° degene die rechtstreeks of onrechtstreeks terwijl hij een activiteit of een mandaat uitoefent in een inrichting voor bejaarde personen of een bedrijf, een dienst of een instelling die een inrichting voor bejaarde personen beheert : a) op niet-geïndividualiseerde wijze de rekeningen van de bewoners beheert;b) door list, dwang, bedreiging, valse belofte of misbruik makend van de zwakheid of ziekte zich goederen die aan een bewoner toebehoren, laat overhandigen;c) de fondsen of goederen van de bewoners beheert, behalve met inachtneming van de voorwaarden eventueel bepaald bij de overeenkomst bedoeld in de artikelen 359, 9°, 362, § 2, 8°, en 364, 5° ;2° degene die als voorwaarde voor de intrede in een inrichting voor bejaarde personen de betaling van een andere voorschot of borg oplegt dan die door deze titel of ter uitvoering ervan toegelaten is.
Art. 377.Bij wijze van veiligheidsmaatregel kunnen de hoven en rechtbanken, naast de veroordelingen bedoeld in artikel 376, verbieden dat de overtreders van de bepalingen van deze titel en de bepalingen genomen krachtens deze titel een inrichting voor bejaarde personen zouden exploiteren of leiden, zowel persoonlijk als via een tussenpersoon, gedurende een door hen te bepalen periode. Deze periode kan niet langer zijn dan tien jaar.
Het verbod treedt slechts in werking als er tegen de veroordeling geen gewoon of buitengewoon beroep meer mogelijk is. De overtreding van dit verbod wordt gestraft met een gevangenisstraf van één maand tot zes maanden en met een geldboete van 25 tot 125 euro per opgevangen bejaarde persoon of één van die straffen.
TITEL II. - bestrijding van de mishandeling van bejaarde personen HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 378.Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder : 1° « mishandeling » : elke daad of nalatigheid begaan door een persoon of een groep van personen die in zijn persoonlijke of beroepsrelatie met een bejaarde persoon fysieke, morele of materiële schade aan deze persoon berokkent of zou kunnen berokkenen;2° « bejaarde personen » : personen die minstens zestig jaar oud zijn;3° « interveniënt » : elke persoon in relatie met de bejaarde persoon, ongeacht of hij lid van het gezin of van de omgeving is, of beroepshalve handelt.
Art. 379.Een instelling belast met de bestrijding van de mishandeling, hierna « agentschap » genoemd, wordt door de Regering erkend. HOOFDSTUK II. - Instelling belast met de bestrijding van de mishandeling van bejaarde personen Afdeling één. - Erkenning
Art. 380.Het agentschap wordt op eigen verzoek door de Regering erkend onder de volgende voorwaarden : 1° het is opgericht als een vereniging zonder winstoogmerk waarvan de maatschappelijke zetel door de Regering wordt bepaald;2° zijn raad van bestuur is samengesteld uit de vertegenwoordigers : - van de Regering; - van verenigingen die actief zijn in de sector van de derde leeftijd; - van openbare regionale operatoren met een statistische opdracht; 3° het beschikt over een team waarvan de minimale samenstelling door de Regering wordt vastgelegd.
Art. 381.De erkenningsaanvragen worden bij aangetekend schrijven gericht aan de Regering, die zich uitspreekt binnen twee maanden nadat ze onderzocht heeft of de bij het decreet en de desbetreffende uitvoeringsbepalingen bepaalde voorwaarden vervuld zijn.
Indien de voorwaarden door verschillende verenigingen vervuld worden, beslist de Regering nadat een jury, waarvan zij de samenstelling bepaalt, een selectie heeft doorgevoerd.
De jury zal advies uitbrengen door de kwaliteit van de projecten en de ervaring van de personen die voor de uitvoering van de projecten instaan te toetsen aan de opdrachten zoals bepaald bij artikel 382. Afdeling 2. - Opdrachten en verslag van het agentschap
Art. 382.Het agentschap vervult de volgende opdrachten : 1° een begeleiding inzake mishandeling ten gunste van de bejaarde personen, o.a. door de invoering, het beheer en de opvolging van een gratis telefoonnummer; 2° de organisatie van acties, informatieverstrekking en bewustmaking inzake mishandeling naar het publiek toe, o.a. door het totstandbrengen van een website; 3° de organisatie van opleidingen voor beroepen die met mishandelingsgevallen geconfronteerd kunnen worden;4° de uitwisseling van informatie, statistieken of goede praktijken met soortgelijke verenigingen of organisaties in de aangrenzende Gewesten of Gemeenschappen of in andere landen. Het agentschap moet deze vier opdrachten vervullen op het gezamenlijke grondgebied van het Franse taalgebied, met minstens één antenne per provincie en volgens de modaliteiten die de Regering bepaalt.
Art. 383.Een door het agentschap opgemaakt jaarverslag wordt aan het advies van de « Commission wallonne des aînés » bedoeld in boek I van deel I van dit Wetboek. onderworpen. Het wordt vervolgens door de Regering goedgekeurd en uiterlijk 15 juni voor informatie aan het Parlement overgemaakt.
Dat verslag bevat : 1° een balans en een omschrijving van de acties die gedurende het afgelopen jaar georganiseerd werden;2° voorstellen tot oriëntatie van het tegen mishandeling te voeren beleid;3° een statistische bijlage betreffende de mishandelingsdossiers die gedurende het afgelopen jaar geregistreerd en behandeld werden, naar gelang van de volgende types van interventie : - interventie van type A : het luisteren - interventie van type B : luisteren en, op verzoek van de appellant, informatieverstrekking en oriëntatie met het oog op een oplossing; - interventie van type C : luisteren, informatieverstrekking, oriëntatie en bemiddeling met het oog op een oplossing en, op verzoek van de appellant, het zoeken naar een oplossing op de werkvloer door het agentschap waarbij de verschillende interveniënten bijeengebracht en gecoördineerd worden; 4° een globaal verslag betreffende de klachten die gedurende het afgelopen jaar in samenwerking met de « Commission wallonne des aînés » bedoeld in boek I van deel I van dit Wetboek geregistreerd werden. Afdeling 3. - Subsidies verleend aan het agentschap
Art. 384.De Regering verleent een subsidie aan het agentschap binnen de perken van de begrotingskredieten.
Art. 385.Het agentschap ontvangt een jaarlijkse subsidie om de in artikel 382 van dit decreet bedoelde opdrachten te vervullen en om de volgende kosten te dekken : 1° de personeelskosten van het team bedoeld in artikel 380;2° de werkingskosten. Het subsidiebedrag wordt door de Regering bepaald op basis van een voorbegroting voor het volgende jaar, die uiterlijk 15 september door het agentschap wordt opgemaakt.
De Regering is bevoegd voor de vastlegging van de uitgaven die in aanmerking genomen kunnen worden inzake de personeels- en werkingskosten.
Zij mag besluiten tot de uitbetaling van één of meer voorschotten.
Art. 386.De subsidie wordt aan het agentschap verleend indien het de volgende verplichtingen nakomt : 1° het in artikel 383 bedoelde verslag en de bewijsstukken aan de Regering overmaken binnen de termijnen die zij vastgelegd heeft;2° de Regering kennis geven van elke wijziging aangebracht in de statuten en in de samenstelling van het gesubsidieerde personeel. Indien de in dit hoofdstuk bedoelde verplichtingen niet nagekomen worden, geeft de Regering het agentschap bij aangetekend schijven kennis van de vermindering of van de opschorting van de subsidie.
Het agentschap beschikt over dertig dagen, te rekenen van de datum van ontvangst van het voorstel tot vermindering of opschorting, om zijn opmerkingen bij aangetekend schrijven aan de Regering mee te delen.
De Regering beslist binnen dertig dagen na ontvangst van de opmerkingen. Afdeling 4. - Controle en sancties
Onderafdeling 1. - Controle
Art. 387.Het agentschap onderwerpt zich aan de controle van de leden van de inspectiedienst van de administratie.
Onderafdeling 2. - Sancties : schorsing, intrekking
Art. 388.Het agentschap wordt niet langer erkend in de twee volgende gevallen : 1° als de Regering beslist de erkenning op te schorten;2° als de Regering de erkenning intrekt. De Regering kan de erkenning van het agentschap voor de duur van drie maanden (éénmaal hernieuwbaar) opschorten wanneer de voorwaarden bedoeld in de artikelen 4 en 7 van dit decreet niet nageleefd worden.
Indien de voorwaarden nog steeds niet vervuld zijn na het verstrijken van de schorsingstermijn kan de Regering de erkenning intrekken.
Binnen twee maanden na kennisgeving van de beslissing tot schorsing of intrekking kan bij aangetekend schrijven een beroep bij de Regering ingesteld worden.
De Regering beslist binnen een termijn van drie maanden, die ingaat op de datum van indiening van het beroep.
Indien de erkenning van het agentschap ingetrokken wordt, kan de Regering beslissen een nieuwe erkenningsprocedure op te starten, overeenkomstig artikel 381. Afdeling 5. - Overheveling van personeel
Art. 389.Het personeel van verenigingen die de bestrijding van mishandeling als opdracht hebben kan binnen de erkende vereniging overgeplaatst worden onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten die de Regering bepaalt.
TITEL III. - Regeling voor telehulp
Art. 390.De Regering kan een subsidie verlenen bij de aankoop van een telehulptoestel door een bejaarde of gehandicapte persoon.
Art. 391.De subsidie wordt verleend aan elke persoon die : - de volle leeftijd van zeventig jaar bereikt heeft, of de volle leeftijd van zestig jaar met een invaliditeit van minstens 66%; - zijn woning alleen bewoont; - beschikt over een bruto jaarinkomen dat lager is dan het bedrag bepaald door de Regering.
Art. 392.De subsidie wordt vastgelegd op maximum 50 % van een bedrag dat tot 500 euro beperkt wordt. Dat bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd. Het wordt slechts één keer per begunstigde toegekend.
Art. 393.De subsidieaanvraag wordt bij de Minister van Sociale Actie ingediend. De modaliteiten voor de indiening van de aanvraag worden door de Regering bepaald.
TITEL IV. - Centra voor gemeenschappelijke diensten HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijving
Art. 394.Als « centrum voor gemeenschappelijke diensten » wordt een centrum beschouwd waar ter plaatse of buiten het centrum, activiteiten en diensten georganiseerd of gecoördineerd worden met het oog op prestaties met een materieel, sociaal, cultureel of recreatief karakter voor bejaarde personen die zelfstandig leven en personen die gelet op hun toestand met hen gelijkgesteld kunnen worden. HOOFDSTUK II. - Subsidiëring Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 395.Binnen de perken van de beschikbare kredieten worden subsidies toegekend vor de aankoop, de bouw, de hervorming en de uitrusting van de centra voor gemeenschappelijke diensten, overeenkomstig de voorwaarden en de nadere regels bepaald in hierna volgende artikelen.
Art. 396.De initiatieven dienen ingebed te zijn in een programma opgesteld door de Regering. Per 10 000 inwoners minstens kan slechts één centrum gesubsidieerd worden.
Art. 397.§ 1. Voor zover de initiatieven kaderen in het programma waarvan sprake in artikel 396 wordt het subsidiebedrag vastgesteld op 60 p.c. van de prijs van aankoop, werken en leveringen voorzien in het goedgekeurd ontwerp. § 2. De maximum toelaatbare prijs die voor subsidie in aanmerking komt wordt berekend naar mate van de bebouwde oppervlakte en binnen de perken bepaald door de Executieve. De prijs per vierkante meter is de prijs voorzien bij de regelgeving over de toekenning van subsidies voor de uitbreidingen van rusthuizen. Afdeling 2. - Toekenningsvoorwaarden
Art. 398.De inrichtende macht moet een publiek- of privérechtelijke rechtspersoon zijn zonder winstgevend oogmerk.
Art. 399.De bestemming der gebouwen mag niet gewijzigd worden zonder voorafgaandelijke toelating van de Executieve.
Art. 400.Het centrum voor gemeenschappelijke diensten moet : 1° een centrum voor ontmoeting en ontspanning openen gedurende minstens 32 uur per week;2° tenminste twee verschillende dienstprestaties bedoeld in artikel 393 organiseren.
Art. 401.§ 1. De initiatieven moeten overeenkomen met een maatschappelijke nood waarvan de criteria bepaald worden door de Executieve. § 2. De bejaarde personen die de door het toekomstig centrum bediende bevolking vertegenwoordigen, moeten bij het initiatief betrokken worden en aan het beheer van dit centrum deelnemen volgens de modaliteiten vastgesteld door de Executieve.
Art. 402.Het centrum voor gemeenschappelijke diensten mag verbonden zijn aan een rusthuis. In dat geval : 1° moeten haar prestaties met voorrang bestemd zijn voor bejaarde personen die zelfstandig leven;2° moeten de administratie- en beheersorganen van het centrum verschillend van deze van het rusthuis, in het bijzonder moet het eigen rekeningen voorleggen. Afdeling 3. - Procedure
Art. 403.Buiten de bepalingen van de artikelen 396, 398, 399, 400, 401 et 402 zijn de procedureregels inzake de indiening van de aanvraag, het onderzoek van het dossier, de uitvoering der werken en het toezicht erop, deze welke toegepast worden voor de subsidiëring van rusthuizen voor bejaarden.
TITEL V. - Financiering van rustoorden voor bejaarde personen HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 404.In de zin van deze titel wordt verstaan onder : 1° « rustoord » : inrichting zoals bedoeld in artikel 334, 2°, a), van Titel I, van Boek V, van het tweede deel van dit Wetboek, met inbegrip van de « ust- en verzorgingstehuizen » bedoeld in artikel 170, § 1, van de wet van 10 juli 2008 betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;2° « serviceflat » : serviceflat zoals bedoeld in artikel 334, 2°, c) ;3° « dagcentrum » : dagcentrum zoals bedoeld in artikel 334, 2°, d) ;4° « kort verblijf » : verblijf zoals bedoeld in artikel 334, 2°, g) ;5° « inrichting voor de opvang van bejaarde personen » : rustoord, serviceflat en dagcentrum;6° « verzoekende instelling » : ondergeschikte overheid, stichting of vereniging zonder winstoogmerk;7° « investeringen » : uitgaven voor de bouw-, uitbreidings- en verbouwingswerken bedoeld in 8°, 9°, 10°, 11°, 12° en 13°, voor de aanwervingen bedoeld in 14° van dit artikel, behalve de aankoop van terreinen, de aankoop zoals bedoeld in 15° van dit artikel en de aankoop van uitrustingen, apparaturen of meubilering opgelegd door de normen voor de erkenning van de betrokken inrichting voor de opvang van bejaarde personen;8° « bouw » : bouw van een nieuw rustoord, waaronder de ruwbouw altijd begrepen is;9° « uitbreiding » : een nieuwbouw vlak naast een bestaande inrichting voor de opvang van bejaarde personen waarmee een functioneel geheel wordt gevormd dat eenheid van beheer garandeert;10° « verbouwing » : elke materiële tussenkomst, behalve uitbreiding en de wegens slijtage nodige onderhouds- of vervangingswerken tot verbetering of renovatie van een inrichting voor de opvang van bejaarde personen of een gebouw dat als inrichting voor de opvang van bejaarde personen zou kunnen dienen;11° « vervanging » : vervanging van de infrastructuren van een inrichting voor de opvang van bejaarde personen door nieuwe infrastructuren;12° « herconditionering » : aanpassing van de infrastructuren van een bestaande inrichting voor de opvang van bejaarde personen opdat ze zouden voldoen aan de normen die zijn vastgelegd met inachtneming van de bestemming ervan;13° « aanpassing » : aanpassing van de infrastructuren van een bestaande inrichting voor de opvang van bejaarde personen opdat ze zouden voldoen aan de normen die zijn vastgelegd in het kader van de opvang en de huisvesting van bejaarde personen;14° « uitgestelde aanwerving » : niet opzegbaar contract op grond waarvan een publieke of privépartner op voorstel van de verzoekende instelling en met inachtneming van de financiële modaliteiten die in dat contract vastliggen, instaat voor de nieuwbouw, de uitbreiding of de verbouwing van een onroerend goed bestemd om als inrichting voor de opvang van bejaarde personen gebruikt te worden op een terrein dat eigendom is van de verzoekende instelling en dat voor de duur van het contract het voorwerp is van een zakelijk recht, hetgeen inhoudt dat de verzoekende instelling voor de duur van het contract recht moet krijgen op het gebruik van de nieuwbouw, de uitbreiding of de verbouwing, zodat ze er eigenaar van wordt na afloop van het contract;15° « aankoop » : aanwerving van een gebouw dat als inrichting voor de opvang van bejaarde personen gebruikt wordt of gebruikt kan worden.
Art. 405.§ 1. Er kunnen subsidies ten laste van de begroting van het Waalse Gewest toegekend worden voor investeringen in de inrichtingen voor de opvang van bejaarde personen.
De Regering bepaalt per type inrichting de modaliteiten voor de vastlegging van de maximale kostprijs op grond waarvan de subsidies toegekend kunnen worden. § 2. Het percentage van die subsidies bedraagt maximum 60 % van die investeringen. HOOFDSTUK II. - Regels voor de toekenning van subsidies
Art. 406.§ 1. De subsidies worden toegekend voor zover de volgende voorwaarden vervuld zijn : 1° de verzoekende instelling voldoet aan de normen tot erkenning van de inrichtingen voor de opvang van bejaarde personen;2° de creatie, instandhouding of aanpassing van inrichtingen voor de opvang van bejaarde personen beantwoordt desgevallend aan het vestigings- en capaciteitsprogramma dat door de Regering is vastgelegd;3° de verzoekende instelling moet hetzij eigenaar zijn, hetzij een zakelijk recht of een genotsrecht op de inrichting voor de opvang van bejaarde personen uitoefenen over een periode die minstens gelijk is aan de duur van de boekhoudkundige afschrijving van de investering, die minimum twintig jaar bedraagt;4° de verzoekende instelling houdt rekening met de eisen van de duurzame ontwikkeling en de toegankelijkheid voor personen met beperkte beweeglijkheid, met inachtneming van de modaliteiten die de Regering bepaalt.
Art. 407.De Regering bepaalt de criteria en de modaliteiten tot toekenning van de subsidies bedoeld in dit decreet, tot uitvoering van de opdracht en tot betaling van de subsidies, met inachtneming van de volgende elementen : 1° behalve voor de dossiers die uitsluitend betrekking hebben op roerende investeringen, alsook voor de overige projecten van werken die geen wijziging van de oppervlakte of van de bestemming van lokalen inhouden, legt de opdrachtgever die de subsidie aanvraagt zijn voorontwerp voor akkoord over aan de Minister;2° op straffe van verval maakt de verzoeker binnen een termijn van twee jaar, die ingaat op de datum van kennisgeving van het akkoord over het voorontwerp, hetzij zijn globaal project, hetzij het project betreffende de eerste fase van het uitvoeringsprogramma dat in het voorontwerp vastligt voor akkoord over aan de Regering.Deze termijn kan verlengd worden; 3° binnen twaalf maanden vanaf de datum van kennisgeving van het akkoord over het project maakt de verzoeker het volledige dossier betreffende de toewijzing van de opdracht aan de Regering over.Deze termijn kan verlengd worden; 4° het bedrag dat in aanmerking kan komen voor de toekenning van de subsidie betreft de volgende posten : a.het bedrag van de goedgekeurde offerte, eventueel gewijzigd naar gelang van de toegelaten bijkomende en wijzigende werken; b. de contractuele prijsherzieningen waarin het bestek voorziet;c. de belasting op de toegevoegde waarde; d. de algemene onkosten berekend op basis van de bedragen bedoeld in a., b. en c. volgens een percentage dat om de vijf jaar door de Regering wordt bepaald; 5° de wijzigende of bijkomende werken komen slechts in aanmerking voor subsidies als ze niet 10 % van de goedgekeurde initiële opdracht overschrijden, indexering niet inbegrepen.6° a) In geval van aankoop, zoals bedoeld in artikel 404, 15°, en indien het gaat om een onroerend goed dat voldoet aan de normen vastgelegd met inachtneming van de bestemming ervan, stemt de voor de berekening van de subsidie in aanmerking genomen prijs overeen met de aanwervingsprijs, die niet hoger mag zijn dan de raming verricht, naar keuze van de verzoekende instelling, hetzij door de bevoegde registratieontvanger, hetzij door het aanwervingscomité, hetzij door een college bestaande uit een notaris en een erkende vastgoedmakelaar, na aftrek van de waarde van het terrein, noch dan het bedrag dat resulteert uit de toepassing van de regels van kracht inzake de maximale kostprijzen op grond waarvan subsidies toegekend kunnen worden voor de bouw van een inrichting voor de opvang van bejaarde personen;dat college wint het advies in van het « Direction générale opérationnelle des Pouvoirs locaux, Action sociale et Santé, Département de la Santé et des infrastructures médico-sociales » (Operationeel Directoraat-generaal Plaatselijke Besturen, Sociale Actie en Gezondheid, Departement Gezondheid en medisch-sociale infrastructuren »; dat advies wordt opgenomen in zijn ramingsverslag.
Het advies wordt gevraagd volgens de modaliteiten die de Regering bepaalt; b) In geval van aankoop, zoals bedoeld in artikel 404, 15°, en indien het gaat om een onroerend goed waar werken uitgevoerd moeten worden opdat het kan voldoen aan de erkenningsnormen met inachtneming van de bestemming ervan, mogen het bedrag voor de berekening van de subsidie die de prijs van de aanwerving van het gebouw dekt en de kostprijs om het aan de normen te laten voldoen niet hoger zijn dan het bedrag dat resulteert uit de toepassing van de regels van kracht inzake de maximale kostprijzen op grond waarvan de subsidies ter verbetering van een inrichting voor de opvang van bejaarde personen toegekend kunnen worden.
Art. 408.De aanvullende of specifieke bijzondere bepalingen betreffende de toekenning van een subsidie in geval van uitgestelde uitvoering of van aankoop worden door de Regering vastgelegd
Art. 409.De toekenning van de subsidies is ondergeschikt aan de voorwaarde dat de verzoekende instelling de bestemming van de inrichting niet wijzigt zonder de voorafgaande toestemming van de Regering, op straffe van verplichte terugbetaling van de als subsidies ontvangen sommen. HOOFDSTUK III. - Waarborg
Art. 410.De Waalse Regering kan, in de voorwaarden en volgens de nadere regels die ze bepaalt, haar waarborg verlenen aan de verzoekende instellingen die een krediet willen bekomen voor de verwezenlijking van investeringen zoals bepaald in deze titel voor de rustoorden zoals bedoeld in artikel 404, 5°, met uitsluiting van de dienstenflats.
De toepassing van de bepalingen van dit artikel mag niet leiden tot tussenkomsten die de maxima vastgelegd voor de investeringen overschrijden.
Boek VI. - Gezondheid TITEL I. - Algemene regelingen voor bijstand inzake gezondheid HOOFDSTUK I. - Verzorgingsinstellingen Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 411.Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder verzorgingsinstellingen : de instellingen, diensten, structuren, zorgprogramma's, afdelingen en functies waarop de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd bij de wet van 10 juli 2008 geheel of gedeeltelijk van toepassing is, met uitsluiting van de rust- en verzorgingstehuizen en de dagverzorgingscentra.
Art. 412.De Regering bepaalt de normen die de organieke wetgeving aanvullen alsmede de normen voor de programmatie en erkenning of bijzondere erkenning van de verzorgingsinstellingen.
Deze aanvullende normen hebben betrekking op de kwaliteit en het vaststellen van prioriteiten voor de toepassing van de programmatie op de verzorgingsinstellingen.
Art. 413.Om erkend te worden en te blijven, moeten de verzorgingsinstellingen aan de normen voldoen zoals vastgesteld bij of krachtens de organieke wetgeving en de aanvullende criteria bedoeld in artikel 412. Afdeling 2. - Bijzondere erkenning coor de inrichtingen en diensten
bedoeld bij artikel 170, § 1, van de wet op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinstellingen, gecoördineerd op 10 juli 2008 Onderafdeling 1. - Procedure
Art. 414.De Regering bepaalt de procedure voor de erkenning, de vernieuwing, de weigering of de intrekking van de bijzondere erkenning, alsmede de termijnen voor de beslissing. Ze stelt de regels vast voor de ontvankelijkheid van de dossiers.
De bijzondere erkenning kan door de Regering verleend worden voor een bepaalde hernieuwbare periode of voor onbepaalde tijd.
Een voorlopige bijzondere erkenning kan voor een hernieuwbare periode van zes maanden worden verleend aan de instellingen die een eerste aanvraag indienen.
De bijzondere erkenning en de voorlopige bijzondere erkenning kunnen geschorst worden volgens de door de Regering vastgestelde modaliteiten.
Art. 415.De weigering van de bijzondere erkenning alsmede de intrekking van de bijzondere erkenning of de voorlopige bijzondere erkenning geven aanleiding tot de sluiting van de instelling.
Volgens de door haar vastgestelde procedure kan de Regering bij spoedeisendheid beslissen dat een verzorgingsinstelling gesloten moet worden om redenen van volksgezondheid, veiligheid en ernstige overtreding van de normen. De sluiting kan tijdelijk zijn indien de omstandigheden die daartoe aanleiding gaven, gewijzigd zijn.
Volgens de door haar bepaalde procedure beslist de Regering dat verzorgingsinstellingen die zonder bijzondere erkenning noch voorlopige bijzondere erkenning functioneren, gesloten moeten worden.
De vaststelling dat een verzorgingsinstelling zonder bijzondere erkenning of voorlopige bijzondere erkenning geëxploiteerd wordt terwijl ze bestemd is voor de huisvesting van personen met een langdurige en gestabiliseerde psychische stoornis of van mentaal gehandicapten, voor wie een permanente begeleiding nodig is, heeft evenwel geen sluiting tot gevolg indien de instelling overigens door de federale overheid of een deelstaat erkend is.
De burgemeester is belast met de uitvoering van de beslissingen over de sluiting en dringende sluiting en moet overgaan tot de sluitingen die voortvloeien uit de beslissingen tot weigering of intrekking van een bijzondere erkenning.
Onderafdeling 2. - Controle en sancties
Art. 416.De Regering wijst de ambtenaren aan die moeten controleren of de normen door de verzorgingsinstellingen worden nageleefd. Deze ambtenaren zijn bekleed met het ambt van hulpofficier van gerechtelijke politie van de procureur des Konings. Ze dienen de bij het decreet van 20 juli 1831 voorgeschreven eed vóór de vrederechter van hun woonplaats af te leggen.
Ze hebben toegang tot de verzorgingsinstellingen en mogen er de naleving van de op deze instellingen toepasselijke normen controleren.
Ze mogen zich de voor deze controle nodige gegevens laten verstrekken, vragen dat alle voor hun opdracht nuttige bescheiden en inlichtingen, binnen de door hen bepaalde termijn, hun worden overgemaakt of opgestuurd.
Zij kunnen iedere persoon ondervragen over elk gegeven dat nuttig is voor het toezicht. Ze stellen inbreuken in processen-verbaal vast, die bewijskracht hebben tot het tegendeel is bewezen.
Een afschrift daarvan wordt aan de overtreders overgezonden binnen drie werkdagen na de vaststelling van de overtreding.
Bij het vervullen van hun opdracht kunnen ze een beroep doen op de openbare macht.
Art. 417.Onverminderd de toepassing van de straffen bepaald in het Strafwetboek wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met een geldboete van 2 tot 100 euro : 1° hij die een instelling exploiteert die niet aan de opgelegde normen voldoet of hij die dergelijke instelling exploiteert zonder bijzondere erkenning of die dergelijke instelling verder exploiteert hoewel een beslissing werd genomen om de bijzondere erkenning in te trekken of te weigeren, of om de instelling te sluiten of dringend te sluiten;2° hij die de in artikel 412 bedoelde ambtenaren de toegang tot de instelling ontzegt;3° hij die de toegang tot de instelling ontzegt aan de ambtenaren bedoeld in artikel 416. In geval van herhaling binnen twee jaar na de veroordeling kunnen de straffen op het dubbel worden gebracht. Afdeling 3. - Waarborg
Art. 418.De Waalse Regering kan, binnen de voorwaarden en modaliteiten die zij vastlegt, haar waarborg verlenen voor de schuldvorderingen i.v.m. de financiering van de verrichtingen betreffende de bouw- en de herconditioneringswerken, alsook voor de kosten inzake uitrusting en apparatuur van de ziekenhuizen en medisch-sociale inrichtingen bedoeld in de artikelen 2 tot 7 en 170, § 1 van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008.
De toepassing van de bepalingen van dit artikel mag niet leiden tot tussenkomsten die de maxima vastgelegd voor de investeringen overschrijden. HOOFDSTUK II. - Geïntegreerde gezondheidsverenigingen Afdeling 1. - Begripsomschrijvingen
Art. 419.Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder : 1° geïntegreerde gezondheidsvereniging, hierna "vereniging" genoemd, elke vereniging die langs een op het medische en psychosociale vlak pluridisciplinaire eerstezorgverleningsequipe, hierna "de equipe" genoemd, zorg verleent vanuit een globale, zowel organieke als psychologische en sociale, visie, waarbij de zieke beschouwd wordt als een persoon die een individuele geschiedenis heeft en die in een familiale, professionele en sociaal-economische omgeving geïntegreerd is, geïntegreerd zorg verleent met inbegrip van preventie die kan worden uitgevoerd ofwel bij individuele contacten ofwel bij acties gevoerd ten aanzien van een bepaalde bevolkingsgroep, ononderbroken zorg verleent waarbij de synthese, de toegankelijkheid en het volgen wordt verzekerd van de informatie in verband met het geheel van de gezondheidsproblemen die door de patiënt worden beleefd gedurende zijn opneming, op welk niveau dan ook;2° primaire gezondheidszorg : de eerstelijnszorg die bij een raadpleging of thuis wordt verleend, en het preventief volgen;3° communautaire gezondheidsfuncties uitoefenen : activiteiten organiseren die worden gecoördineerd met het gehele psychisch-medisch-sociaal netwerk, en omstandigheden scheppen waarin de bevolking actief kan deelnemen aan de promotie van haar gezondheid;4° functies uitoefenen voor het waarnemen van de eerstelijnsgezondheidszorg : gegevens inzamelen waardoor de bediende bevolking op epidemiologisch vlak kan worden beschreven, de doelstellingen kunnen worden geëvalueerd en waardoor er een zelfevaluatie van haar activiteiten kan zijn met het oog op een verbetering van de kwaliteit van de zorgverlening;5° stedelijke zone : het geheel, gevormd door een stad en haar voorsteden, of een gemeente die meer dan 10 000 inwoners telt. Afdeling 2. - Geïntegreerde gezondheidsverenigingen
Onderafdeling 1. - Erkenning
Art. 420.De Regering kan de verenigingen erkennen die aan volgende voorwaarden voldoen : 1° opgericht zijn in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk of, bij gebrek aan particulier initiatief, opgericht zijn door de overheid;2° op zodanige wijze zorg verstrekken dat die toegankelijk is voor iedereen, onder de door de Regering te bepalen voorwaarden;3° waarborgen dat de informatie die ononderbroken zorg mogelijk moet maken, wordt medegedeeld;4° de verschillende basiszorgdisciplines in een teamwerk integreren;5° haar activiteiten hoofdzakelijk uitoefenen in een geografische zone beperkt tot een straal van 5 km of 20 km om de activiteitenzetel van de vereniging, naargelang deze zich binnen of buiten een stedelijke zone bevindt;6° als het gaat om een vereniging zonder winstoogmerk, moet de algemene vergadering ervan voor het merendeel samengesteld zijn uit leden van de equipe, waarbij elk lid van de equipe, op zijn verzoek, van rechtswege lid is van de algemene vergadering; als het gaat om een vereniging die op initiatief van de overheid is opgericht, moet deze laatste het beheer van de geïntegreerde gezondheidsvereniging toevertrouwen aan een voor het merendeel uit leden van de equipe samengesteld beheerscomité, waarbij elk lid van de equipe, op zijn verzoek, van rechtswege lid is van het beheerscomité; 7° de patiënt waarborgen dat hij zijn zorgverlener vrij kan kiezen. § 2. Indien de huisartsen van de vereniging er hun hoofdactiviteit niet uitoefenen en het een nieuwe geïntegreerde gezondheidsvereniging betreft, wordt er, in afwijking van artikel 422, een voorlopige erkenning toegekend waarvan de duur drie jaar niet mag overschrijden voor zover de geïntegreerde gezondheidsvereniging de andere erkenningsvoorwaarden naleeft.
Na afloop van de voorlopige erkenningsperiode wordt de geïntegreerde gezondheidsvereniging zonder andersluidende beslissing erkend geacht.
Art. 421.De Regering stelt de procedure vast voor de verlening van de erkenning en bepaalt de periode waarvoor die toegekend wordt.
Art. 422.De equipe bestaat uit ten minste twee algemeen geneeskundigen wier hoofdactiviteit wordt uitgeoefend in het kader van de vereniging, een kinesitherapeut, een verpleegkundige, een dienst voor onthaal en secretariaat.
De leden van de equipe worden met arbeidscontract in dienst genomen als de vereniging door de overheid wordt opgericht, of ter beschikking van de vereniging gesteld als ze definitief worden benoemd binnen de diensten van de betrokken overheid.
De nadere werkingsregels van het team voor de organisatie van de opvang, de integratie van de verschillende disciplines van het team en de coördinatie van de activiteiten van de leden worden door de Regering vastgesteld.
Ze worden bepaald in de vorm van aanbevelingen over de aangewende kwaliteit en technieken, waarbij rekening gehouden wordt met de noodzaak om een continue zorgverlening en de toegankelijkheid van de opvang te waarborgen.
Art. 423.§ 1. Het team verzorgt zelf en in samenwerking met het medisch-psychologisch-sociaal netwerk : 1° curatieve en preventieve functies in het kader van de primaire zorgverlening;2° communautaire gezondheidsfuncties;3° functies als waarnemingscentrum voor de eerstelijnsgezondheidszorg;4° opvangfuncties. § 2. De geïntegreerde gezondheidsvereniging ontwikkelt haar activiteiten in het kader van een actieplan dat : 1° voor de functies waarvan sprake in § 1 de nagestreefde strategische en operationele doelstellingen, de acties en de middelen die aangewend worden om ze te garanderen, de evaluatiecriteria bepaalt, met een terugwerkende kracht;2° de pluridisciplinaire aanpak door het team, bedoeld in artikel 1, 1°, in het netwerk opneemt. De vereniging is ingebed in het institutionele overleg door sluiting, tussen instellingen, van samenwerkingsovereenkomsten waarin minstens de aangewende samenwerkingsprocedures en -methodes nader bepaald worden. § 3. De communautaire gezondheidsactiviteiten worden georganiseerd ten bate van de verzorgde bevolkingsgroep en de gehele bevolking van het grondgebied waarop de vereniging werkzaam is, waarbij beoogd wordt laatstgenoemde mee te doen werken aan de verbetering van de gezondheidstoestand van die bevolking. § 4. Het inzamelen van epidemiologische gegevens beoogt : 1° het profiel op te stellen van de bevolkingsgroep die bediend wordt door de geïntegreerde gezondheidsdienst en haar actieplan op die gegevens af te stemmen;2° het onderzoek en de analyse te voeden voor het geheel van het Waalse Gewest en het Gewest in staat te stellen zijn verplichtingen na te komen ten opzichte van andere overheden. De Regering bepaalt de minimumlijst van de gegevens die ingezameld worden, de nadere regels voor de registratie, de bewaring en de mededeling van de gegevens aan haar diensten.
Wanneer de resultaten van het onderzoek en de analyse van de gegevens gekend zijn, voorziet de Regering in het verstrekken van informatie aan de geïntegreerde gezondheidsverenigingen in de vorm die het meest gepast is. § 5. De Regering bepaalt de inhoud van het in § 2 bedoelde actieplan van de geïntegreerde gezondheidsdienst nader in de vorm van een model van referenties of aanbevelingen.
Art. 424.§ 1. De leden van het team voeren een onderlinge pluridisciplinaire samenwerking en coördinatie in, waarbij rekening wordt gehouden met een door de Regering bepaald aantal regelmatige vergaderingen.
De nadere regels voor de opvolging van de patiënten door de leden van het team bevatten minstens de inschakeling van een verbindingsinstrument, bepaald door de Regering. § 2. De leden van het team die kinesitherapeut of verpleger zijn en die bij overeenkomst zijn gebonden, moeten aan elke coördinatievergadering die door de vereniging georganiseerd wordt, deelnemen of er zich laten vertegenwoordigen door een lid van het team dat in dezelfde discipline werkzaam is.
Art. 425.De vereniging moet kunnen rekenen op de samenwerking van maatschappelijk werkers en psychotherapeuten.
De Regering stelt de minimuminhoud vast van de samenwerkingsovereenkomsten die de geïntegreerde gezondheidsvereniging bindt aan de prestatieverleners van vorig lid; die inhoud heeft minstens betrekking op de aard van de dienstverlening, de nadere regels voor het delen van de informatie over de zorgverlening en de continuïteit ervan, de nadere regels voor de aanwijzing van een referentiepersoon tijdens de gehele duur van het zorgtraject en de periodieke beoordeling van de samenwerking.
Onderafdeling 2. - Bijdrage
Art. 426.§ 1. Binnen de perken van de begrotingskredieten verleent de Regering aan de verenigingen die een voorlopige erkenning of een erkenning hebben, een subsidie voor hun activiteiten die niet in aanmerking komen voor andere subsidies of financiële tegemoetkomingen, op grond van volgende criteria : 1° de organisatie van de opvang;2° het deel van de activiteiten dat besteed wordt aan de coördinatie en de omvang van de bediende bevolkingsgroep;3° het belang van de communautaire gezondheidsactiviteiten;4° het inzamelen van epidemiologische gegevens;5° het feit dat de bedrijfszetel in landelijk gebied ligt. Voor elk criterium wordt er een forfait bepaald, en de gezamenlijke forfaits vormen de subsidie die uitgekeerd wordt aan de geïntegreerde gezondheidsvereniging.
De Regering maakt het forfait dat aan de communautaire gezondheid waarvan sprake in lid 1, 3°, toegewezen wordt, afhankelijk van het aantal en de aard van de activiteiten. Een verhoging van dat forfait wordt toegekend voor de activiteiten met het oog op een vlottere toegankelijkheid van de gezondheidszorgen door de personen die uitermate in sociale bestaansonzekerheid leven, zoals het aannemen van het forfaitaire financieringssysteem van het RIZIV en de activiteiten in samenwerking met de gezondheidsantennes in de steden die beschikken over een stedelijke sociale antenne of die deel uitmaken van de sociale cohesieplannen van de steden en gemeenten van Wallonië.
De Regering stelt de datum of de periodes vast waaraan de criteria voor de vaststelling van de subsidie refereren, om ze vast te stellen.
De toegekende subsidies dekken de personeelsuitgaven en de werkingskosten waarvan de aard door de Regering wordt vastgelegd. § 2. De subsidies toegekend bij of overeenkomstig dit decreet worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen onder de toepassing van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, subsidies en tegemoetkomingen ten laste van de Openbare Schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen. Afdeling 3. - Federaties van geïntegreerde gezondheidsverenigingen
Onderafdeling 1. - Erkenning
Art. 427.§ 1. De erkende geïntegreerde gezondheidsverenigingen kunnen samengaan en hun belangen toevertrouwen aan een federatie die kan vragen erkend te worden door de Regering. § 2. Om erkend te worden, moet de federatie : 1° opgericht zijn in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk;2° de lijst van zijn leden verstrekken;3° een activiteitenprogramma indienen waarin de wijze wordt aangegeven waarop de opdrachten vermeld in § 3 uitgevoerd zullen worden in termen van inhoud, doelstellingen, beoordeling of ze zijn bereikt en begroting. § 3. Om erkend te worden, vervult de federatie minstens de volgende opdrachten : 1° het overleg begunstigen om de kwaliteit van de activiteiten te bevorderen en te ondersteunen en de geïntegreerde gezondheidsverenigingen op collectieve wijze of, wanneer laatstgenoemden daarom verzoeken, op individuele wijze te vertegenwoordigen met inachtneming van de vigerende bepalingen;2° de logistieke en technische steun verstrekken aan de geïntegreerde gezondheidsverenigingen voor de inzameling van de epidemiologische gegevens, de informatisering en de technologieën in verband met het beheer en de mededeling van die gegevens, met inachtneming van de vigerende bepalingen terzake en minstens door de volgende acties : a) de personen die beroepsmatig met deze aangelegenheden bezig zijn, sensibiliseren voor het belang en de belangrijkheid van de inzameling van gegevens en voor de rol die ze spelen in de kwaliteit van de resultaten en het gebruik ervan;b) de wijze van inzameling standaard maken zodat de ingevoerde gegevens samengelegd kunnen worden;c) vlot hanteerbare instrumenten en procedures ter beschikking stellen van de personen die beroepsmatig met deze aangelegenheden bezig zijn, in overleg met hen;d) ze ertoe aanzetten om er een werk van lange termijn van te maken;e) feedback geven over de resultaten van de inzameling van de gegevens en de aanwending van die resultaten.
Art. 428.De erkenning van de federaties heeft een duur van vier jaar.
Onderafdeling 2. - Subsidiëring
Art. 429.§ 1. Binnen de perken van de begrotingskredieten kent de Regering de federaties een jaarlijkse subsidie toe voor de opdracht bedoeld in artikel 427, § 3, 1°.
De forfaitaire subsidie verschilt naar gelang van het aantal patiënten die verzorgd worden in de erkende of voorlopig erkende geïntegreerde gezondheidsverenigingen die lid zijn van de federatie.
De toegekende subsidies dekken de personeelsuitgaven en de werkingskosten waarvan de aard door de Regering wordt vastgelegd. § 2. Binnen de perken van de begrotingskredieten kent de Regering de erkende federaties een jaarlijkse subsidie toe voor de opdracht bedoeld in artikel 427, § 3, 2°.
De forfaitaire subsidie verschilt naar gelang van het aantal patiënten die verzorgd worden in de erkende of voorlopig erkende geïntegreerde gezondheidsverenigingen die deelnemen aan de inzameling van epidemiologische gegevens zoals georganiseerd door de federatie.
De activiteit van de verenigingen die niet lid zijn van een federatie en die de uitvoering van opdracht waarvan sprake in artikel 427, § 3, 2°, wordt in rekening gebracht van de federatie die zij daartoe aanwijzen.
De toegekende subsidies dekken de personeelsuitgaven en de werkingskosten waarvan de aard door de Regering wordt vastgelegd. § 3. De subsidies toegekend bij of overeenkomstig dit decreet worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen onder de toepassing van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, subsidies en tegemoetkomingen ten laste van de Openbare Schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen. Afdeling 4. - Evaluatie en sancties
Onderafdeling 1. - Evaluatie A. Geïntegreerde gezondheidsverenigingen
Art. 430.De vereniging moet periodiek worden geëvalueerd volgens door de Regering nader te bepalen regels.
B. Federaties van geïntegreerde gezondheidsverenigingen
Art. 431.De Regering voorziet in de beoordeling van de acties van de door haar diensten erkende federaties.
Daartoe beoordeelt zij de daadwerkelijke uitvoering van de opdracht waarvan sprake in artikel 11, § 3, 1°, op grond van het activiteitenverslag ingediend met inachtneming van de vorm en de termijn bepaald door de Regering en bepaalt zij indicatoren met het oog op de vervulling van de behoeften van de geïntegreerde gezondheidsverenigingen en op de beoordeling van de wijze waarop de richtlijnen voor de inzameling, de globalisering en de verwerking van de epidemiologische gegevens waarvan sprake in artikel 427, § 3, 2°, nageleefd zijn.
Het activiteitenverslag waarvan sprake in vorig lid wordt zo spoedig mogelijk aan het Parlement overgemaakt.
Onderafdeling 2. - Sancties A. Geïntegreerde gezondheidsverenigingen
Art. 432.De erkenning van de vereniging die niet meer voldoet aan de vereiste voorwaarden of de haar opgelegde verplichtingen niet nakomt, kan worden ingetrokken. De Regering bepaalt de procedure voor het intrekken van de erkenning.
B. Federaties van geïntegreerde gezondheidsverenigingen
Art. 433.De instandhouding van het voordeel van de erkenning als geïntegreerde gezondheidsvereniging of federatie is verbonden aan de voorwaarde dat de bepalingen aangenomen bij en overeenkomstig dit decreet worden nageleefd. HOOFDSTUK III. - Coördinatie van thuiszorg en thuishulp Afdeling 1. - Begripsomschrijvingen en algemene bepalingen
Art. 434.In de zin van dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1° de « coördinatie van de thuiszorg en -hulp » : het gezamenlijke proces inzake situatieanalyse en besluitvorming waarbij beroepsbeoefenaars hun kennis, expertises en vaardigheden kunnen bundelen en delen om ze ter beschikking van de begunstigden te stellen ten einde samen een project inzake begeleiding, thuishulp en -zorg uit te werken en uit te voeren;2° het « coördinatiecentrum voor thuishulp en -zorg » : het centrum dat alleen of in vereniging instaat voor de coördinatie zoals bedoeld in het vorige lid;3° de « thuiszorg- en -hulpdiensten » : elke al dan niet aan een erkenning onderworpen structuur die hulpdiensten en verzorging aan huis verleent, met als doelstelling de continuïteit en de kwaliteit van de thuishandhaving;4° de « thuiszorg of -hulpverleners » : elke beroepsbeoefenaar die als zelfstandige hulpdiensten of verzorging aan huis verleent, met als doelstelling de continuïteit en de kwaliteit van de thuishandhaving;5° de « begunstigde » : elke persoon, ongeacht de leeftijd, die ziek is of die tijdelijk of blijvend zijn autonomie verliest of een instelling « intra-muros » verlaat, die thuis wenst te leven maar niet in staat is zijn thuishandhaving zelf te organiseren en voor wie een oplossing ten uitvoer gelegd kan worden dankzij de coördinatie;6° de « vertegenwoordiger » : a) de wettelijke of gerechtelijke vertegenwoordiger van de begunstigde;b) de gevolmachtigde afgevaardigd door de begunstigde, met uitzondering van elke persoon die zijn activiteit in het coördinatiecentrum uitoefent of die er medebeheerder van is, of die aan het gezag van de beheerder ervan onderworpen is; 7° « de entourage » : elke door de begunstigde aangewezen persoon die niet beroepshalve tussenkomt, met als doelstelling de continuïteit en de kwaliteit van de thuishandhaving, o.a. de naaste hulpverlener in de zin van titel III van boek III van het tweede deel van dit Wetboek; 8° het eerste niveau : het eerste interventieniveau, met name hulp- en zorgverleners, al dan niet beroepshalve, die hun activiteit uitoefenen met het oog op de bevordering van de thuishandhaving van de persoon en, meer bepaald van de contacten tussen de patiënt en de hulp- of zorgverleners;9° het tweede niveau : het tweede interventieniveau, met name de plaats van de coördinatie en van het pluridisciplinaire overleg, wanneer ze nodig blijkt te zijn, tussen de verschillende actoren die de begunstigde omringen;10° het derde niveau : het derde interventieniveau, met name de geïntegreerde thuiszorgdienst, hierna « het derde niveau » genoemd, met name het geheel van de actoren van het eerste en het tweede niveau binnen een bepaalde geografische zone;11° het netwerk van de instellingen « intra-muros » : het geheel van de instellingen die inspelen op de behoeften aan tenlasteneming van de persoon, zowel inzake zorg- als hulpverlening in het kader van dagelijkse handelingen, zoals een verzorgings-, huisvestings-, onthaalinrichting of een rustoord;12° het netwerk van de instellingen « extra-muros » : het geheel van de instellingen of diensten die inspelen op de behoeften aan tenlasteneming van de persoon, zowel inzake zorg- als hulpverlening in het kader van dagelijkse handelingen, die aan huis verzorgen of op ambulante wijze tussenkomen;13° de « levensplaats » : de plaats waar de begunstigde doorgaans daadwerkelijk woont, met uitzondering van de instellingen die deel uitmaken van het netwerk intra-muros;14° de « huisarts » : 14° de huisarts aangewezen door de begunstigde;15° de « coördinator » : het personeelslid belast met de coördinatie dat voldoet aan de criteria bepaald bij of overeenkomstig dit hoofdstuk;16° de « geïntegreerde dienst voor thuisverzorging », hierna de « SISD » genoemd : de door de Regering erkende verzorgingsinstelling waarvan de opdrachten vastgelegd zijn bij het koninklijk besluit van 8 juli 2002 tot vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van geïntegreerde diensten voor thuisverzorging;17° de « zorgzone » : de zorgzone zoals bedoeld in het besluit van de Waalse Regering van 18 december 2003 betreffende de bijzondere erkenning van de rust- en verzorgingstehuizen, dagverzorgingscentra voor bejaarden, psychiatrische verzorgingstehuizen en geïntegreerde diensten voor thuisverzorging;18° het « netwerk » : het netwerk voor hulp- en zorgverlening aan huis : het geheel van de personen, zoals de huisarts, de diensten, de thuiszorg of -hulpverleners en de entourage, het netwerk extra-muros, waarvan de activiteiten rond de begunstigde georganiseerd zijn naar gelang van zijn behoeften en de evolutie hiervan.
Art. 435.Het coördinatiecentrum voorziet alle akten en andere stukken, advertenties en aanplakkingen die van hem uitgaan van de melding « centre de coordination des soins et de l'aide et de soins à domicile agréé et subventionné par la Région wallonne » (coördinatiecentrum voor thuiszorg en -hulp erkend en gesubsidieerd door het Waalse Gewest). Afdeling 2. - Coördinatiecentra voor thuiszorg en -hulp
Onderafdeling 1. - Verplichtingen A. Opdrachten
Art. 436.De coördinatiecentra worden belast met de begeleiding van elke begunstigde die in zijn levensplaats wenst te blijven of ze wenst te herintegreren, met als doelstellingen de continuïteit en de kwaliteit van de thuishandhaving, en vervullen de volgende taken : a) de toestand analyseren met de begunstigde of met diens vertegenwoordiger via een onderzoek van de al dan niet gedekte behoeften aan hulp- en zorgverlening, van zijn moeilijkheden en omgevingsituatie;b) een aan de begunstigde over te leggen interventieplan uitwerken;c) de interventies in overleg met de diensten en dienstverleners plannen;d) wanneer de diensten tot stand gebracht zijn, op verzoek of op eigen initiatief regelmatig de toestand van de begunstigde naar gelang van de evolutie van zijn behoeften evalueren, telkens als nodig en minstens één keer per jaar.De situatie wordt geëvalueerd aan de hand van de meest geschikte middelen en op zijn minst via de organisatie van coördinatievergaderingen met de leden van de netwerken. Voor de evaluatie wordt een herevaluatieplan opgesteld; e) steeds de situatie van de begunstigde beschermen bij de totstandbrenging van de diensten, via de meest geschikte middelen, door zijn autonomie te stimuleren;f) in geval van geschil tussen de leden van het netwerk en de begunstigde, op verzoek of op eigen initiatief als bemiddelaar optreden in het belang van de begunstigde;g) telkens als nodig voor elke begunstigde op verzoek van de geïntegreerde dienst voor thuisverzorging overgaan tot het pluridisciplinair overleg bedoeld in artikel 9 van het koninklijk besluit van 8 juli 2002 tot vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van geïntegreerde diensten voor thuisverzorging tussen de verschillende actoren die hem omringen;h) wanneer de begunstigde of zijn vertegenwoordiger erom verzoekt of wanneer de situatie het rechtvaardigt, de begunstigde en zijn entourage bijstaan in de keuzen met het oog op de voorbereiding van de overgang van de levensplaats naar een tenlasteneming in een instelling. Behalve de acties i.v.m. zijn coördinatieopdrachten geeft het coördinatiecentrum elke persoon die erom verzoekt kennis van de mogelijkheden inzake handhaving of terugkeer in de levensplaats, oriënteert het de aanvraag wanneer ze betrekking heeft op het verkrijgen van één of meer diensten. De aanvraag kan door het centrum ook opgehelderd of heroriënteerd worden, al naar gelang van het geval.
De Regering bepaalt de modaliteiten voor de uitoefening van de coördinatieopdracht en voor de uitvoering van de informatieacties, o.a. de inhoud van de stukken i.v.m. het beheer van de situatie van de begunstigde.
Art. 437.Het coördinatiecentrum oefent de in artikel 4 bedoelde opdrachten zelf uit of delegeert een gedeelte of het geheel ervan krachtens een overeenkomst.
Art. 438.Het coördinatiecentrum werkt mee aan het opmaken van de opleidingsprogramma's van de diensten en de verleners van thuiszorg en -hulp ten einde de kwaliteit van de tenlasteneming aan huis te verbeteren en te bevorderen.
Art. 439.§ 1. Om zijn opdracht uit te oefenen en een erkenning te genieten werkt het coördinatiecentrum mee met de huisarts die de begunstigde gekozen heeft, met inachtneming van de rol van de verzorgingscoördinator. § 2. Het coördinatiecentrum neemt zelf of via een overeenkomst een thuisverpleegdienst waar, alsook een door de Regering erkende gezinshulpdienst, een centrum voor sociale dienst of elke andere sociale dienst met algemene bestemming, een dienst voor tele-bio-waakzaamheid en minstens vier van de volgende diensten : - thuisoppas; - het uitlenen en het vervoer van sanitair materiaal; - de maaltijddistributie aan huis; - de inrichting of de aanpassing van de lokalen; - de apotheek; - de ergotherapie; - een dienst ter ondersteuning van de entourage; - het vervoer van personen, o.a. het medisch-sanitair vervoer bedoeld in het decreet van 20 november 2008 betreffende de organisatie van het medisch-sanitair vervoer; - een centrum voor geestelijke gezondheidszorg; - de kinesitherapeut; - een team voor palliatieve verzorging.
De Regering bepaalt de minimuminhoud van elke samenwerkingsovereenkomst en op zijn minst de modaliteiten inzake verstrekking en deling van de informatie, met inbegrip van die betreffende de veiligheid van de werknemers van de diensten of van de zorgverleners, de permanentie, de interventiesnelheid, de beschikbaarheid, de veiligheid van de tenlasteneming, de conformiteit met de sociale wetgeving, de evaluatie van de samenwerking en de inachtneming van de deontologische regels eigen aan elk beroep.
In voorkomend geval is het voordeel van een erkenning door een overheid een bijkomend beoordelingscriterium bij de keuze van de diensten en zorgverleners. § 3. Bovendien kan het centrum, al naar gelang van de behoeften van elke begunstigde, samenwerken met andere diensten of zorgverleners die plaatselijk op de levensplaats tussenkomen of, desgevallend, met de organen die hen op plaatselijk vlak vertegenwoordigen, activiteiten organiseren, waaronder : - tandverzorging; - logopedie; - pedicurie; - kapsel. § 4. De Regering stuurt de lijsten van de diensten en zorgverleners bedoeld in de paragrafen 2 en 3 bij op grond van de evolutie van de vraag, de behoeften en het aanbod van diensten. § 5. Het coördinatiecentrum respecteert de vrije keuze van de begunstigde of van zijn vertegenwoordiger indien hij wenst beroep te doen of beroep doet op andere diensten of zorgverleners dan die welke georganiseerd worden door het centrum of waarmee het centrum overeenkomsten heeft gesloten.
Art. 440.§ 1. Het coördinatiecentrum waarborgt de continuïteit en de kwaliteit van de coördinatie van de tenlasteneming inzake aangewende middelen, levensplaats en bij elke overdracht van tenlasteneming.
Daartoe neemt het zelf of via een overeenkomst een telefonische permanentie waar (24 uur op 24 en zeven dagen op zeven).
De Regering bepaalt de minimale voorwaarden voor de werking van die permanentie.
Die telefonische permanentie kan met andere diensten en zorgverleners of door verschillende coördinatiecentra gedeeld worden. § 2. Het coördinatiecentrum waarborgt dat het verzoek binnen 24 uur ingewilligd wordt wanneer de situatie de dringende totstandbrenging van diensten en prestaties vereist.
Art. 441.Het coördinatiecentrum waarborgt zijn interventie op het gezamenlijke grondgebied waarvoor het de erkenning verkregen heeft.
B. Werking
Art. 442.§ 1. Het coördinatiecentrum legt in een huishoudelijk reglement of in elke overeenkomst met een dienst of verlener van thuiszorg of -hulp het beginsel van de gezamenlijke tenlasteneming vast, alsook de desbetreffende modaliteiten, en bepaalt daarbij de rol van iedereen met inachtneming van dit decreet en van de bepalingen aangenomen overeenkomstig dit decreet.
Wanneer het gaat om een overeenkomst tussen het coördinatiecentrum en een dienst of een verlener van thuiszorg of -hulp, vermeldt ze : - de identiteit van de partijen; - het doel van de dienstverstrekking; - het interventieplan; - de plaats van de dienstverstrekking; - de plichten van de partijen, met name die betreffende de modaliteiten inzake gegevens- en informatieverstrekking; - het beginsel van de inachtneming van het decreet en van de bepalingen genomen ter uitvoering ervan; - de duur van de overeenkomst; - de voorwaarden van opzegging van de overeenkomst; - de bevoegde instanties in geval van geschil. § 2. Wanneer de overeenkomst betrekking heeft op de gezamenlijke uitoefening of de delegatie van het geheel of van een gedeelte van de in artikel 438 bedoelde opdrachten van het coördinatiecentrum vermeldt ze bovendien : - de modaliteiten voor de verdeling van de taken; - de voorwaarden waaronder de aanvragen van de begunstigden behandeld worden; - de bewaring van de dossiers; - de wijze waarop de subsidies verdeeld en gerechtvaardigd worden.
Art. 443.§ 1. Het coördinatiecentrum sluit een overeenkomst met de huisartsenkring(en), bedoeld in artikel 1, 2°, van het ministerieel besluit van 28 juni 2002 tot vaststelling van de voorwaarden tot het verkrijgen van de erkenning van huisartsenkringen, die zijn grondgebied dekt (dekken), alsook met de SISD. Die overeenkomst voorziet op zijn minst in de modaliteiten inzake deling en verstrekking van de informatie, waarvan de Regering de minimuminhoud bepaalt.
De verplichting bedoeld in het eerste lid wordt beschouwd als nagekomen door het coördinatiecentrum dat bewijst dat het ze niet kan nakomen wegens gebrek aan reactie of ingevolge de weigering van betrokken kring(en). § 2. Het coördinatiecentrum legt de functionele contacten met de sector van het onthaal en de huisvesting van de bejaarden bedoeld in het decreet van 5 juni 1997 betreffende de rustoorden, de serviceflats en de dagcentra voor bejaarden en houdende oprichting van de " Conseil wallon du troisième âge " (Waalse raad voor de derde leeftijd) § 3. Het coördinatiecentrum neemt deel aan elk overlegorgaan aangewezen door de Regering.
Art. 444.Het coördinatiecentrum registreert de gegevens en de specificiteiten van de thuiszorg- en thuishulpdiensten en -verstrekkers die op de levensplaats kunnen tussenkomen en zorgt voor de bijwerking ervan.
Art. 445.Het coördinatiecentrum oefent geenszins een hiërarchisch gezag op de leden van het netwerk uit.
Art. 446.Het coördinatiecentrum is niet aansprakelijk voor de daden van de leden van het netwerk.
Art. 447.De leden van het netwerk voor zorg- en hulpverlening kunnen zich niet beroepen op hun samenwerking met het coördinatiecentrum op commercieel of publicitair vlak.
C. Personeel
Art. 448.Het coördinatiecentrum beschikt in ieder geval over voldoende personeel in aantal en kwaliteit om zijn opdrachten te vervullen in het territoriale kader dat het heeft vastgelegd.
Het personeel van het coördinatiecentrum bestaat uit werknemers aangesteld voor opdrachten inzake directie, coördinatie en logistiek.
Behalve door de Regering bepaalde buitengewone of tijdelijke omstandigheden zijn de verstrekkingen van de werknemers die met een coördinatieopdracht belast worden steeds overwegend t.o.v. de twee overige categorieën van dienstverstrekkingen.
Dat overwicht wordt geëvalueerd op basis van de arbeidscontracten of van elk stuk dat de Regering gelijkwaardig acht.
Art. 449.Het personeel wordt door het coördinatiecentrum op grond van een contract in dienst genomen of onder statuut aangeworven.
Het coördinatiecentrum kan een beroep doen op personeel dat wettelijk te zijner beschikking wordt gesteld voor zover de samenwerkingsmodaliteiten duidelijk vastliggen en het voorwerp kunnen uitmaken van dezelfde controle als in geval van indienstneming op grond van een arbeidscontract.
Als het gaat om statutair personeel, identificeert het coördinatiecentrum duidelijk de opdrachten toegewezen aan de betrokken werknemers in een document dat elk ogenblik afgeleverd kan worden.
Het coördinatiecentrum kan een beroep doen op dienstverstrekkingen in het kader van een vereniging bedoeld in artikel 462, 2°, a), voor zover de samenwerkingsmodaliteiten duidelijk vastliggen en het voorwerp kunnen uitmaken van dezelfde controle als in geval van rechtstreekse indienstneming.
Art. 450.§ 1. Om zijn opdrachten te vervullen beschikt een coördinatiecentrum over minstens één werknemer wiens prestaties uitsluitend aan de coördinatieopdracht gewijd worden. § 2. De diensten i.v.m. de coördinatieopdracht worden verstrekt door één of meer coördinatoren die houder zijn van een diploma van minstens het niet universitair hoger onderwijs, met paramedische of sociale oriëntering.
Rekening houdend met de evolutie van de onderwijsrichtingen legt de Regering desgevallend andere diploma's op.
Ze kan de coördinator deontologische regels opleggen.
Art. 451.De coördinator is een verbindingsagent tussen de leden van de netwerken. Hij oefent geen hiërarchisch op de diensten of dienstverstrekkers uit maar neemt in het belang van de begunstigde de coördinatie waar volgens de consensus- en bemiddelingsregels.
Hij neemt kennis van de behoeften van de begunstigde en van diens entourage en tracht ook hun welzijn in stand te houden.
Hij voert zijn taak uit los van de beheersimperatieven van de diensten en dienstverstrekkers.
Art. 452.Het personeel van het coördinatiecentrum volgt regelmatig een voortgezette opleidingsprogramma in alle domeinen van de thuishandhaving en van de informatieverstrekking, onder de verschillende aspecten ervan.
Het programma inzake voortgezette opleiding van het personnel van het coördinatiecentrum duurt minstens twee en hoogstens vijf dagen per jaar en per in dienst genomen of voltijds statutair werknemer.
Het wordt jaarlijks meegedeeld aan de Regering, die de verzendingstermijn vastlegt.
Art. 453.Het personeel van het coördinatiecentrum is gehouden tot het beroepsgeheim.
D. Begunstigden
Art. 454.Het verzoek om informatie, oriëntering, tenlasteneming of evaluatie tijdens de tenlasteneming wordt door de begunstigde zelf of zijn vertegenwoordiger, zijn entourage, een ander coördinatiecentrum, één van de leden van het netwerk voor thuiszorg en -hulp of het netwerk intra-muros ingediend bij een coördinatiecentrum van de zone waar de levensplaats van de begunstigde gevestigd is.
Wanneer de begunstigde in de zone waar zijn levensplaats gevestigd is geen coördinatiecentrum vindt dat aan zijn vrije keuze beantwoordt, kan hij een beroep doen op een erkend coördinatiecentrum in een aangrenzende zone.
Art. 455.Het coördinatiecentrum moet elk verzoek aannemen, zonder voorafgaande voorwaarde van aansluiting bij om het even welke structuur of van exclusief beroep op de diensten verstrekt door zijn inrichtende macht en zonder onderscheid van politieke, filosofische of religieuze overtuiging.
Het handelt altijd in het belang van de begunstigde, los van elk belang i.v.m. het beheer van de thuiszorg- of thuishulpdiensten of -verstrekkers, met inachtneming van de vrije keuze van de begunstigde.
Art. 456.Bij het begin van de tenlasteneming door het coördinatiecentrum ontvangt de begunstigde of zijn vertegenwoordiger een informatiedocument met de werkwijze van het coördinatiecentrum waarop hij een beroep doet, alsook elk gegeven dat nuttig is voor zijn tenlasteneming.
Dat document bevat een melding betreffende de door de Regering verleende erkenning, de prijs die eventueel door de begunstigde betaald moet worden en de bepalingen inzake de indiening van een klacht tegen het coördinatiecentrum.
De minimuminhoud van het informatiedocument wordt nader bepaald door de Regering.
Art. 457.De begunstigde of zijn vertgenwoordiger wordt betrokken bij elke beslissing die hem betreft.
E. Boekhouding
Art. 458.Het erkende coördinatiecentrum dat zijn recht op subsidies laat gelden houdt boeken met, per boekjaar, de financiële resultaten van zijn beheer en maakt de boekhoudkundige en financiële gegevens aan de Regering over op de wijze en binnen de termijn die zij vastlegt.
De Regering legt een boekhoudkundig plan vast.
Onderafdeling 2. - Programmering, erkenning, subsidiëring A. Programmering
Art. 459.De activiteiten van elk coördinatiecentrum stroken geheel of gedeeltelijk met de zorgzones vastgelegd voor de SISD. Indien het coördinatiecentrum zijn activiteit gelijktijdig in meer dan één zorgzone uitoefent, wordt het in aanmerking genomen in de programmering van elke zorgzone, met dien verstande dat die zorgzones aangrenzend zijn.
Voor zover het erkende coördinatiecentrum zijn activiteit in hoogstens vier gemeenten van de aangrenzende zone uitoefent door delegatie van een ander erkend coördinatiecentrum in de zone, wordt het niet in aanmerking genomen in de programmering van de zone.
Art. 460.In elke zorgzone wordt het aantal coördinatiecentra die erkend kunnen worden bepaald door het aantal aangesneden schijven van 100 000 inwoners, met inachtneming van de volgende regels : - een zorgzone telt minstens drie en hoogstens vijf centra; - elke zorgzone telt hoogstens twee centra van dezelfde federatie bedoeld in hoofdstuk V van dit decreet; - de bevolking van zestig jaar en meer wordt voor twee gerekend.
Art. 461.De programmering wordt voor een periode van zes jaar bepaald op basis van de bevolkingscijfers die door het Directoraat-generaal Statistiek en Economische Informatie van de Federale overheidsdienst Economie zijn vastgelegd op 1 januari van het recentste jaar dat beschikbaar is op het tijdstip van de vastlegging.
In de loop van het jaar vóór de inwerkingtreding van een nieuwe programmering maakt de Regering een bericht in het Belgisch Staatsblad bekend waarin sprake is van de vastlegging en van de modaliteiten voor de indiening van de erkenningsaanvragen.
Art. 462.Wanneer het aantal erkenningsaanvragen voor dezelfde zorgzone hoger is dan het aantal coördinatiecentra dat in de programmering vastligt, worden de coördinatiecentra gescheiden op basis van de volgende criteria, opgegeven in de orde van voorrang : 1° de verzoekende inrichtende macht dekt het grondgebied waarvoor het vraagt om erkend te worden in de vorm van een vereniging bedoeld in hoofdstuk XII van de wet van 8 juli 1976 tot organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en dekt de zorgzone waarvoor ze haar erkenning aanvraagt territoriaal minstens even wijd als de overige verzoekende coördinatiecentra;2° het verzoekende centrum vervult de twee volgende cumulatieve voorwaarden : a) het resulteert uit een fusie met één of meer centra die erkend waren krachtens het decreet van de Franse Gemeenschap van 19 juni 1989 houdende organisatie van de erkenning en de toekenning van toelagen aan de centra voor coördinatie van thuisverzorging en thuisdiensten, hierna « decreet van de Franse Gemeenschap van 19 juni 1989 » genoemd, of uit een vereniging van minstens twee centra die erkend waren krachtens het decreet van de Franse Gemeenschap van 19 juni 1989;b) het is niet betrokken bij één van de procedures bedoeld in de artikelen 486, 468, 482, 477, 484 en 485;3° het verzoekende centrum was krachtens het decreet van de Franse Gemeenschap van 19 juni 1989 erkend voor het geheel of een gedeelte van de zone waarvoor het verzoeker is en is niet betrokken bij één van de procedures bedoeld in de artikelen 36, 37 of 47 van het decreet;4° het centrum dekt het hoogste aantal gemeenten van de zone waarvoor het zijn erkenning aanvraagt. In geval van arbitrage tussen verschillende centra bij de toepassing van de criteria bedoeld onder 2° of 3°, wordt de voorrang gegeven aan het centrum dat de zone territoriaal en inzake dienstenaanbod het wijdst dekt.
Het centrum geeft kennis van de wijze waarop het de zone dekt en vermeldt : - het geografische grondgebied dat het bedient; - de bevolkingsomvang van dat grondgebied; - de overeenkomsten gesloten tussen het coördinatiecentrum en de zorg- en hulpverleners, alsook de identificatie van de diensten die het zelf of in vereniging met een derde organiseert.
B. Erkenning
Art. 463.Om de erkenning als coördinatiecentrum te verkrijgen en te behouden moet het coördinatiecentrum voldoen aan de normen bedoeld in onderafdeling 1 van afdeling 2 van dit hoofdstuk.
Art. 464.De coördinatiecentra zijn rechtspersonen opgericht door de provincies, gemeenten, openbare centra voor maatschappelijk welzijn, verenigingen zonder winstoogmerk, stichtingen, intercommunales of de verenigingen bedoeld in hoofdstuk XII van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.
Art. 465.De erkenningsaanvraag wordt ingediend uiterlijk binnen drie maanden na bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het bericht tot vastlegging van de programmering, op straffe van nietigheid.
Indien de programmering na afloop van de procedure niet bereikt is, kan elk ogenblik een nieuwe erkenningsaanvraag ingediend worden.
De Regering bepaalt de indieningsmodaliteiten.
Art. 466.De erkenning wordt door de Regering voor een onbepaalde duur toegekend.
Wanneer na herziening van de programmering blijkt dat het aantal erkende coördinatiecentra hoger is dan het aantal waarin ze voorziet, wordt artikel 462 toegepast om de doorslag te geven.
Art. 467.Er wordt een tijdelijke erkenning voor de duur van één jaar verleend aan het coördinatiecentrum dat voor het eerst om een erkenning verzoekt op voorwaarde dat het zich integreert in de programmering opgemaakt door de Regering ter uitvoering van de artikelen 459 tot 462.
Bij gebrek aan andersluidende beslissing na afloop van de tijdelijke erkenning wordt de tijdelijke erkenning behouden totdat een beslissing genomen wordt i.v.m. de erkenning voor onbepaalde duur.
Art. 468.De Regering bepaalt de procedures tot toekenning, opschorting en intrekking van de erkenning en de tijdelijke erkenning.
C. Subsidiëring
Art. 469.§ 1. De subsidies worden binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten berekend overeenkomstig de volgende regels : 1° 30 % van de beschikbare begroting is bestemd voor de territoriale dekking en 70 % voor de omvang van de activiteit;2° de territoriale dekking van elke zorgzone wordt bepaald door de bevolking van zestig jaar en meer voor twee te tellen. De bevolkingscijfers worden door het Directoraat-generaal Statistiek en Economische Informatie van de Federale overheidsdienst Economie vastgelegd op 1 januari van het recentste jaar dat beschikbaar is op het tijdstip van de vastlegging.
De aldus verkregen bevolkingsomvang wordt gecorrigeerd met een coëfficiënt 1,5 voor de zorgzones met minder dan 100 inwoners per km2.
De beschikbare begroting voor de territoriale dekking wordt onder de zorgzones verdeeld naar rato van de omvang van hun bevolking.
Binnen elke zorgzone ontvangt elk coördinatiecentrum het begrotingsaandeel dat overeenstemt met de bevolkingsomvang die het dekt; 3° a) de begroting bestemd voor de omvang van de activiteit wordt opgedeeld in twee enveloppes, één van 70 %, de andere van 30 %;b) de eerste enveloppe stemt overeen met de gemiddelde activiteit van het coördinatiecentrum. Ze wordt verkregen met inachtneming van het geheel van de begunstigden voor wie tijdens het afgelopen boekjaar een nieuw dossier werd geopend of een herevaluatie werd doorgevoerd.
Een coördinatiedossier wordt als geopend beschouwd na ontmoeting met de begunstigde, op zijn levensplaats of in een instelling die deel uitmaakt van het netwerk intra-muros.
De herevaluatie wordt in aanmerking genomen indien ze het voorwerp van een coördinatievergadering met de begunstigde heeft uitgemaakt.
De Regering is bevoegd om de voor elke begunstigde verrichte activiteit uitvoerig te beschrijven aan de hand van een indicator, uitgewerkt in overleg met de federaties, waarbij rekening wordt gehouden met de arbeidslast inherent aan elke situatie en voorrang wordt gegeven aan de activiteit gevoerd tijdens de coördinatievergaderingen, m.i.v. de betrokkenheid van de begunstigde.
Het aldus berekende percentage wordt op de eerste enveloppe toegepast; c) de tweede enveloppe stemt overeen met het dynamisme van het coördinatiecentrum, berekend op basis van het aantal nieuwe dossiers geopend in de loop van het afgelopen boekjaar. De activiteit i.v.m. de informatie en de oriëntering wordt forfaitair ten laste genomen naar rato van het aantal nieuwe dossiers.
De Regering bepaalt het forfaitaire bedrag.
De Regering is bevoegd om de voor elke nieuwe begunstigde verrichte activiteit uitvoerig te beschrijven aan de hand van een indicator, uitgewerkt in overleg met de federaties, waarbij rekening wordt gehouden met de arbeidslast inherent aan elke situatie en voorrang wordt gegeven aan de activiteit gevoerd tijdens de coördinatievergaderingen, m.i.v. de betrokkenheid van de begunstigde.
Het aldus berekende percentage wordt op de eerste enveloppe toegepast; d) het activiteitspercentage berekend onder b) en c) wordt gecorrigeerd met een coëfficiënt 1,5 voor de zorgzones met minder dan 100 inwoners per km2;4° de aldus vastgelegde bedragen worden opgeteld om de aan het coördinatiecentrum toegekende subsidie te berekenen. De aldus berekende subsidie wordt gebruikt om de opdrachten op globale wijze te vervullen, zonder voorafgaande en verplichte bestemming voor elk van de opdrachten. § 2. Voor de toekenning van een eerste subsidie legt de Regering, bij gebrek aan gegevens over het vorige boekjaar, een gemiddelde vast voor elk criterium bedoeld in § 1, 3°, b), c) en d), om de omvang van de activiteit te bepalen rekening houdend met de activiteitenverslagen van het geheel van de erkende coördinatiecentra.
Art. 470.De subsidie wordt geïndexeerd overeenkomstig de modaliteiten vastgelegd bij de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, subsidies en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen.
Art. 471.De subsidieperiode gaat in op 1 januari en eindigt op 31 december.
Indien de erkenning in de loop van het boekjaar wordt verleend, wordt het bedrag naar rato van de gedekte periode toegekend.
Art. 472.De subsidie wordt in de vorm van een voorschot gelijk aan 80 % van het totaalbedrag gestort uiterlijk 1 maart van het boekjaar waarop ze betrekking heeft en het saldo na overlegging van de bewijsstukken volgens de modaliteiten die door de Regering bepaald worden.
Art. 473.De aanvaardbare uitgaven van een coördinatiecentrum worden verdeeld op grond van de volgende categorieën : - de algemene kosten en de werkingskosten; - de personeelsuitgaven; - de afschrijvingen van roerende goederen.
De Regering bepaalt de inhoud van elke categorie en de afschrijvingsregels. Afdeling 3. - Federaties van coördinatiecentra en thuishulp
Onderafdeling 1. - Erkenning
Art. 474.De coördinatiecentra kunnen bij een federatie aansluiten of hun belangen toevertrouwen aan een federatie die kan vragen om erkend te worden door de Regering.
Om erkend te worden is de federatie opgericht als een vereniging zonder winstoogmerk en vervult ze minstens de volgende opdrachten : - de voortgezette opleiding en de supervisie van het personeel van de coördinatiecentra organiseren; - logistieke en technische steun verlenen aan de coördinatiecentra, o.a. inzake informatisering en technologieën i.v.m. informatiecommunicatie; - de coördinatiecentra vertegenwoordigen wanneer ze erom vragen; die vertegenwoordiging betreft zowel de inidividuele procedures als de collectieve aspecten i.v.m. het beheer van de coördinatiecentra.
Rekening houdend met de evolutie van de behoeften van de verenigde coördinatiecentra kan de Regering voorzien in bijkomende opdrachten voor het geheel van de federaties.
De Regering bepaalt de modaliteiten voor de uitoefening van die opdrachten.
Art. 475.§ 1. De federatie die wenst erkend te worden verstrekt : 1° de identificatie van de inrichtende macht;2° de lijst van haar leden;3° haar activiteitenprogramma waarin melding wordt gemaakt van de wijze waarop de opdrachten uitgevoerd worden qua inhoud, doelstellingen, beoordeling of ze bereikt zijn in de vorm van indicatoren en qua begroting. De Regering bepaalt het model en de inhoud van het activiteitenprogramma.
Zodra de federatie erkend is, mag ze niet verzoeken om een bijdrage ten laste van de gewestelijke subsidie die aan de coördinatiecentra wordt toegekend. De erkenning wordt voor de programmeringsperiode verleend. Ze is hernieuwbaar. § 2. In het Belgisch Staatsblad wordt een oproep tot indiening van de erkenningsaanvraag bekendgemaakt, samen met een formulier waarvan de Regering het model bepaalt.
De federatie richt het ingevulde formulier en haar activiteitenprogramma aan de Regering, die er ontvangst van bericht binnen de termijn die zij bepaalt. Dezelfde bepalingen zijn van toepassing in geval van hernieuwing van de erkenning. De hernieuwingsaanvraag wordt aangevuld met de evaluatie van de al dan niet gehaalde doelstellingen.
De Regering beslist binnen twee maanden na ontvangst van de aanvraag. § 3. De beslissing tot erkenning bevat het activiteitenprogramma dat door de Regering is goedgekeurd voor de erkenningsperiode.
Onderafdeling 2. - Subsidiëring
Art. 476.Binnen de perken van de begrotingskredieten verleent de Regering een subsidie van minstens veertigduizend euro aan de erkende federatie, voor zover het aantal verenigde leden of het aantal leden dat haar een mandaat heeft verleend hoger is dan of gelijk is aan het aantal bepaald door de Regering op de datum van inwerkingtreding van de programmering zoals vastgelegd op basis van de activiteit van de coördinatiecentra verenigd binnen haar midden, met dien verstande dat een coördinatiecentrum slechts door één enkele federatie vertegenwoordigd mag worden.
Het bedrag van de subsidie bedoeld in het vorige lid kan door de Regering verhoogd worden om de federaties in staat te stellen de in artikel 43 bedoelde bijkomende opdrachten te vervullen.
De subsidie wordt geïndexeerd overeenkomstig de modaliteiten vastgelegd bij de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, subsidies en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen.
De subsidie wordt in de vorm van een voorschot gelijk aan 80 % van het totaalbedrag gestort uiterlijk 1 april van het boekjaar waarop ze betrekking heeft en het saldo na overlegging van de bewijsstukken volgens de modaliteiten die door de Regering bepaald worden. Afdeling 4. - Evaluatie, controle en sanctie
Onderafdeling 1. - Evaluatie en controle A. Coördinatiecentra voor zorgen en thuishulp
Art. 477.§ 1. De kwalitatieve evaluatie van de erkende coördinatiecentra en de administratieve en financiële controle erop worden verricht door de ambtenaren en personeelsleden die de Regering aanwijst.
Ze hebben vrije toegang tot de lokalen van het coördinatiecentrum en hebben het recht om ter plaatse inzage te nemen van de stukken en documenten die ze nodig achten voor de vervulling van hun opdracht. § 2. De indicatoren betreffende de activiteit ontwikkeld overeenkomstig artikel 38, 3°, a) tot d), worden door de Regering bepaald op basis van een analyse verricht in overleg met de federaties bedoeld in hoofdstuk V. § 3. Wanneer het coördinatiecentrum erkend is, onderwerpt het zich aan de evaluatie die door de Regering georganiseerd wordt.
De modaliteiten en de periodiciteit van de evaluatie worden door de Regering bepaald met inachtneming van de bepalingen aangenomen bij of overeenkomstig dit decreet, waarbij de periodiciteit minstens twee jaar bedraagt, behalve buitengewone of bijzondere omstandigheden die een frequentere evaluatie zouden rechtvaardigen.
Na afloop van de evaluatie wordt de subsidie eventueel herzien. Het aldus herziene bedrag is van toepassing op het boekjaar na de periode in de loop waarvan de evaluatie heeft plaatsgevonden.
De Regering bepaalt de modaliteiten voor de eventuele herziening van de subsidies.
Art. 478.Elk erkend coördinatiecentrum dient jaarlijks op de datum en volgens de modaliteiten die de Regering bepaalt, de volgende documenten in : - de bewijsstukken waaruit blijkt dat de subsidies gebruikt werden; - de rekeningen of de specifieke boekhoudkundige functies waaruit blijkt dat de subsidies gebruikt werden, met inbegrip van een gedetailleerde opgave van de subsidies en financiële tegemoetkomingen afkomstig van andere overheidsadministraties, privé-instellingen en diensten; - een attest afgegeven door het RISZ waaruit blijkt dat het coördinatiecentrum voldaan heeft aan zijn verplichtingen inzake sociale zekerheid; - een jaarlijks activiteitenrapport dat resulteert uit, o.a., de exploitatie van de gegevens van de documenten i.v.m. het beheer van de situatie van de begunstigde.
De Regering bepaalt de modellen van de controle- en evaluatiedocumenten en bepaalt de in acht te nemen termijnen en procedures.
Art. 479.Elk coördinatiecentrum dat de erkenning verkregen heeft, legt jaarlijks uiterlijk 30 juni de balans en de resultatenrekening van zijn organisatie over, volledig en zoals goedgekeurd door het wettelijk aangewezen orgaan.
Indien die datum wegens de goedkeuringsprocedure niet in acht genomen kan worden, worden die documenten overgemaakt binnen acht dagen na de goedkeuring ervan door het wettelijk aangewezen orgaan.
Zolang die documenten niet aan de Regering zijn overgemaakt, mag geen nieuwe subsidie toegekend worden.
Art. 480.De Regering bepaalt de regels voor de organisatie van een voldoeningsonderzoek bij de begunstigden en de leden van het netwerk, alsook de periodiciteit daarvan.
B. Federatie van coördinatiecentra voor zorgen en thuishulp
Art. 481.Zodra de federatie haar erkenning heeft aangevraagd, onderwerpt ze zich aan de controle georganiseerd door de Regering, die daartoe ambtenaren en personeelsleden aanwijst.
Onderafdeling 2. - Sancties A. Intrekking, opschorting Coördinatiecentra
Art. 482.Le Gouvernement fixe les procédures, de suspension et de retrait de l'agrément et de l'agrément provisoire.
Ze geeft betrokken coördinatiecentrum o.a. de mogelijkheid om zijn standpunt te laten gelden vóór elke intrekking van de erkenning of voorlopige erkenning.
Art. 483.Elke inrichtende macht die de door de Regering georganiseerde controle in de weg staat of belemmert, stelt zich bloot aan de opschorting of intrekking van de erkenning als coördinatiecentrum.
Art. 484.In geval van ongunstige evaluatie kan de Regering overgaan tot de opschorting of de intrekking van de erkenning, volgens de modaliteiten die zij bepaalt.
De evaluatie wordt als ongunstig beschouwd als het coördinatiecentrum de coördinatie bewust niet ten uitvoer heeft gelegd of de bij of krachtens dit decreet opgelegde normen niet in acht heeft genomen in het kader van de coördinatie.
De opschorting van de erkenning brengt met zich mee dat de storting van de subsidies opgeschort wordt tot de datum waarop orde op zaken wordt gesteld.
De intrekking van de erkenning brengt met zich mee dat elke subsidietoekenning afgeschaft wordt vanaf de datum van de beslissing.
Art. 485.Indien de bepalingen van dit decreet en de ter uitvoering van dit decreet genomen bepalingen niet in acht genomen worden, en, meer bepaald, wanneer het coördinatiecentrum volhardt in het niet nakomen van zijn verplichtingen, bepaalt de Regering het stelsel van ingebrekestelling en legt ze de termijn vast waarin het coördinatiecentrum orde op zaken moet stellen.
Art. 486.Indien de normen bedoeld in onderafdeling 1 van afdeling 2 van dit hoofdstuk niet in acht genomen worden, kan de Regering de erkenning of de tijdelijke erkenning intrekken of opschorten.
Federaties van coördinatiecentra
Art. 487.De Regering organiseert jaarlijks de evaluatie van de activiteit van de federatie, behalve buitengewone of bijzondere omstandigheden.
De evaluatie bestaat in : - de kwalitatieve en kwantitatieve evaluatie van de middelen aangewend voor de opdrachten en van de inhoud van de uitgevoerde acties; - het meten van de al dan niet gehaalde doelstellingen op basis van de indicatoren die bij de erkenning aanvaard worden.
Wanneer de Regering nalatigheden vaststelt bij de tenuitvoerlegging van het activiteitenprogramma, verwittigt ze de federatie en laat ze haar weten binnen welke termijn ze orde op zaken moet stellen.
Indien de federatie na afloop van die termijn geen orde op zaken heeft gesteld, wordt een voorstel tot intrekking van de erkenning voorgelegd aan de Regering, die binnen een termijn van twee maanden beslist.
B. Strafrechtelijke sancties
Art. 488.Degenen die zonder erkenning gebruik maken van de termen « centre de coordination des soins et de l'aide à domicile agréé » of van elke andere verwante benaming waaruit het bestaan van een dergelijke erkenning afgeleid kan worden, worden gestraft met een boete van 1.000 à 10.000 euro. Afdeling 5. - Kadaster van het aanbod
Art. 489.De Regering maakt jaarlijks uiterlijk 30 september op basis van de jaarlijkse activiteitenrapporten van de coördinatiecentra betreffende het vorige boekjaar een syntheserapport bekend, waarin gewag wordt gemaakt van het aanbod van die coördinatiecentra en van de wijze waarop dat aanbod zich heeft ontwikkeld.
Het syntheserapport, ook « aanbodkadaster » genoemd, integreert ook de activiteit van de erkende federaties.
Dat aanbodkadaster is het voorwerp van een aangepaste communicatie naar de coördinatiecentra en de federaties toe, volgens de voorschriften die door de Regering bepaald worden.
Het aanbodkadaster wordt voor 15 december door de Regering aan het Parlement overgemaakt.
Art. 490.Om de tenuitvoerlegging van de nieuwe programmering mogelijk te maken, wordt een balans van de activiteitenrapporten en van het aanbod zoals het zich heeft ontwikkeld in de loop van de vijf eerste jaren van de vorige programmering door de Regering opgemaakt.
Indien mogelijk wordt het zesde jaar meegerekend in die balans, al naar gelang van de vervaldata. Die balans wordt zo spoedig mogelijk aan het Parlement overgemaakt.
Art. 491.De Regering is verplicht een lijst van de per zone erkende coördinatiecentra, met het interventiegebied van elk van hen en de aard van de diensten die ze coördineren, ter inzage te leggen van het publiek, algemeen of beroepsmatig beschouwd.
TITEL II. - Bijzondere regelingen voor bijstand inzake gezondheid HOOFDSTUK I. - Psychiatrische ziekenhuizen Afdeling 1. - Begripsomschrijvingen en algemene bepalingen
Art. 492.Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder : 1° "Minister" : de Minister van Gezondheid;2° "centrum" : het psychiatrische ziekenhuis "Chêne aux Haies of het psychiatrische ziekenhuis "Les Marronniers";3° "wetgeving op de ziekenhuizen" : de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, alsook de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende sommige andere vormen van verzorging;4° « de begroting van de financiële middelen » : de begroting bedoeld in artikel 95 van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008;
Art. 493.Onder de benamingen "psychiatrisch ziekenhuis 'Chêne aux Haies'" en "psychiatrisch ziekenhuis 'Les Marronniers'" worden twee instellingen van algemeen nut met rechtspersoonlijkheid opgericht, waarvan de zetels respectievelijk in Bergen en Doornik zijn gevestigd.
Art. 494.Het « Centre hospitalier psychiatrique du Chêne aux Haies » wordt overgedragen aan de Intercommunale « Centre hospitalier universitaire de Mons-Borinage ».
De instelling van openbaar nut blijft evenwel bestaan in haar hoedanigheid van werkgever van het statutaire personeel bedoeld in artikel 530, § 2.
De overdrachtmodaliteiten zijn het voorwerp van een overeenkomst tussen het Gewest en de Intercommunale « Centre hospitalier universitaire de Mons-Borinage ».
De overeenkomst vermeldt o.a. de modaliteiten voor de betaling van de subsidies, voor de terugbetaling van de lonen van het statutaire personeel, voor de verbintenis tot voortzetting van de activiteit van het Centrum en de aanwezigheid van een afgevaardigde van de Intercommunale « Centre hospitalier universitaire de Mons-Borinage » als adviseur binnen de raad van bestuur van de instelling van openbaar nut.
Art. 495.De roerende en onroerende goederen van het « Centre hospitalier psychiatrique du Chêne aux Haies », alsook het geheel van de activa en passiva ervan, worden aan de Intercommunale « Centre hospitalier universitaire de Mons-Borinage » afgestaan.
Art. 496.De goederen, rechten en verplichtingen overgeheveld van de Franse Gemeenschap naar het Gewest overeenkomstig de artikelen 5 en 9 van decreet II van 22 juli 1993 waarbij de uitoefening van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap overgedragen worden, in verband met het centrum, worden naar het centrum overgeheveld.
Na afsluiting van de vereffening van de vzw voor bijstand aan het psychiatrisch ziekenhuis worden de goederen, rechten en verplichtingen van rechtswege van het Gewest overgeheveld naar het centrum.. Afdeling 2. - Regionaal centrum voor psychiatrische verzorging « Les
Marronniers » Onderafdeling 1. - Opdrachten
Art. 497.Het centrum is belast met het beheer van het psychiatrische ziekenhuis en het tehuis voor psychiatrische zorg, met inbegrip van hun technische en administratieve diensten.
Het mag bovendien aanvullende activiteiten in het kader van deze opdracht uitoefenen..
Art. 498.In verband met zijn opdracht ontwikkelt het centrum elke vorm van samenwerking met openbare of particuliere partners.
Het centrum mag, onder de door de Regering vastgestelde voorwaarden, deel uitmaken van een publiekrechtelijke vereniging of een VZW opgericht met een andere overheid en/of andere rechtspersonen dan die met winstoogmerk, als deze vereniging de volgende doelstellingen heeft : - de medisch-sociale coördinatie of de beheershulp; - de gemeenschappelijke oprichting van een aanvullende dienst in het kader van zijn opdracht; - de aankoop of het gemeenschappelijke beheer van een medische apparatuur of van medisch-technische diensten.
Onverminderd de door de Regering vastgestelde voorwaarden, moet iedere in alinea 2 vermelde vereniging het centrum en de Regering haar balans en rekeningen alsook een jaarverslag over haar activiteiten en beheer overhandigen.
Onderafdeling 2. - Organisatie A. Raad van bestuur
Art. 499.§ 1. Het centrum wordt bestuurd door een raad van bestuur die samengesteld is uit tien leden, met name : 1° vier personen aangewezen door de Regering op grond van hun bevoegdheden inzake ziekenhuisbeheer;2° drie personen aangewezen door de Regering op grond van hun bevoegdheden inzake geestelijke gezondheidszorg;3° drie vertegenwoordigers van de Regering. Minstens één van de leden bedoeld in 1° en één van de leden bedoeld in 2° hebben zitting in de raad van bestuur van beide centra, alsook drie vertegenwoordigers van de Regering. § 2. De volgende personen wonen de vergaderingen van de raad van bestuur bij met raadgevende stem : 1° de directeur van het psychiatrische ziekenhuis en de directeur van het psychiatrische verzorgingstehuis;2° de hoofdgeneesheer;3° het hoofd van het departement verpleegkunde;4° de verantwoordelijke van de paramedische en psychosociale diensten;5° een vertegenwoordiger van het Directoraat-generaal 05 Lokale Besturen, Sociale Actie en Gezondheid met minstens de rang van directeur;6° de twee regeringscommissarissen die bij het centrum aangewezen zijn. § 3. Op verzoek van de raad van bestuur mag de voorzitter van de medische raad de vergaderingen van eerstgenoemde raad met raadgevende stem bijwonen. § 4. De raad van bestuur mag elke persoon die hem de nodige technische gegevens kan verstrekken, op één van zijn vergaderingen uitnodigen.
Hij kan eveneens de vertegenwoordiger van de zorgbehoevenden, zoals bedoeld in artikel 5, tweede lid, van het koninklijk besluit van 10 juli 1990 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van psychiatrische verzorgingstehuizen, uitnodigen voor de behandeling van elk vraagstuk betreffende het beheer van het psychiatrische verzorgingstehuis.
Die vertegenwoordiger wordt op eigen verzoek gehoord.
Art. 500.De Regering wijst de voorzitter en twee ondervoorzitters van de raad van bestuur aan onder de leden bedoeld in artikel 499, § 1, 1° en 2°, die samen met de directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal een bureau vormen.
Art. 501.De leden van de raad van bestuur worden aangewezen voor vijf jaar.
Dat mandaat is verlengbaar.
Art. 502.§ 1. Overeenkomstig de artikelen 15, § 1, en 16, van de wetgeving op de ziekenhuizen en onverminderd de bevoegdheden van de medische raad, wordt de Raad van bestuur belast met het beheer van het Centrum en beschikt hij daartoe over de middelen die nodig zijn voor de administratie van het Centrum, met name : 1° het voorstel van voorontwerp van jaarlijkse begroting en het driejaarlijkse strategisch plan die aan de Regering overgelegd moeten worden;2° de besluitvorming betreffende de verbouwing en de afschaffing van bestaande diensten, afdelingen, functies en programma's, de oprichting van nieuwe diensten, afdelingen, functies en programma's en de uitbreiding of de beperking van de capaciteit van het centrum, binnen de perken en onder de voorwaarden van de wetgeving en de regelgeving die op dat gebied van kracht zijn;3° de overlegging van het bouw- en investeringsprogramma aan de Minister, voor zover het centrum betrokken is;4° de aanwijzing van de hoofdgeneesheer en van de geneesheren diensthoofden;5° de werving of de indienstneming, de bevordering en het ontslag van de personeelsleden; 6° het sluiten van overeenkomsten met andere ziekenhuizen of andere verzorgingsinrichtingen i.v.m. zorgverstrekking en vorming; 7° de toekenning van bevoegdheden aan het directiecomité op zijn verzoek;8° wat de overheidsopdrachten betreft : - de goedkeuring van het voorwerp van de overheidsopdracht, voor zover de uitgave hoger is dan de bedragen bedoeld in artikel 120 van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 en in artikel 108 van het koninklijk besluit van 10 januari 1996; - de selectie van de kandidaten voor een overheidsopdracht; - de toewijzing van de overheidsopdracht, voor zover de uitgave het bedrag van 250.000 euro (excl. btw) overschrijdt; 9° het sluiten van de leningen die nodig zijn voor de investeringen en voor de werking, mits toestemming van de Regering;10° de beslissing waarbij het centrum participaties neemt in het kapitaal van andere instellingen of maatschappijen met het oog op de uitvoering van zijn opdracht, zoals bepaald bij dit decreet, mits toestemming van de Regering;11° de vastlegging van de lijst van de niet-invorderbare schuldvorderingen. § 2. De Raad van bestuur kan zijn bevoegdheden die in § 1, 5°, vastliggen, geheel of gedeeltelijk aan het Bureau overdragen.
Wat betreft de overheidsopdrachten bedoeld in § 1, 8°, worden de volgende bevoegdheden door de raad van bestuur aan de directeur-generaal overgedragen : - de keuze van de wijze van toewijzing, de bepaling van het bestek en de tenuitvoerlegging van de procedure, desgevallend, na goedkeuring van het voorwerp van de overheidsopdracht door het Directiecomité of door de Raad van bestuur; - de overheidsopdrachten toewijzen voor zover de uitgave niet meer bedraagt dan 250.000 euro (excl. btw). De directeur-generaal geeft de Raad van bestuur om de drie maanden kennis van die uitgaven. § 3. De Regering kan de in de §§ 1, 8°, en 2, bedoelde bedragen wijzigen om ze in overeenstemming te brengen met de koninklijke besluiten genomen krachtens de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten. ».
Art. 503.De personen bedoeld in artikel 499 alsook de secretaris van de raad van bestuur, mogen niet aanwezig zijn op de raad van bestuur tijdens de behandeling van of de beraadslaging over een punt i.v.m. een vraagstuk waarbij ze een rechtstreeks belang hebben, hetzij persoonlijk, hetzij als gelastigde, bestuurder of personeelslid van elk ander ziekenhuis, zorginstelling of -dienst.
Art. 504.De raad van bestuur maakt zijn huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de Regering.
Art. 505.De raad van bestuur wijst zijn secretaris aan onder de personeelsleden van het psychiatrische ziekenhuis op de voordracht van de directeur van dat ziekenhuis.
Art. 506.§ 1. De Regering verzoekt de raad van bestuur om advies over elk voorontwerp van decreet of van reglementair besluit betreffende de organisatie en de werking van het centrum. De raad van bestuur brengt advies uit binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek. Als het advies niet binnen die termijn gegeven wordt, mag het genegeerd worden. In geval van behoorlijk gemotiveerde dringende noodzakelijkheid kan de Regering de raad van bestuur om advies verzoeken binnen uiterlijk vijftien dagen. Als het advies niet binnen die termijn gegeven wordt, mag het genegeerd worden. § 2. De raad van bestuur legt de Regering elk voorontwerp van decreet of reglementair besluit voor waarvan hij de aanneming nuttig acht.
Art. 507.De Regering bepaalt het bedrag van de vergoedingen en presentiegelden die toegekend zullen worden aan de leden van de raad van bestuur en aan de Regeringscommissarissen.
B. Dagelijks beheer 1. Algemene leiding Art.508. Het centrum wordt door een directeur-generaal geleid.
Hij wordt bijgestaan door een adjunct-directeur-generaal.
De directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal worden op de voordracht van de raad van bestuur door de Regering aangewezen na afloop van een procedure die door de Regering bepaald wordt. »
Art. 509.De directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal staan onder het gezag van de raad van bestuur.
De directeur-generaal voert de beslissingen van de raad van bestuur uit in nauwe samenwerking met het Directiecomité bedoeld in artikel 510.
Hij geeft de raad van bestuur alle informatie die nodig is voor de werking van het centrum. Hij zorgt ervoor dat het verslag over de activiteiten van het directiecomité op elke vergadering van de raad van bestuur een agendapunt vormen.
De directeur-generaal leidt het personeel en neemt het beheer van de dagelijkse activiteit waar onder het gezag en het toezicht van de raad van bestuur.
De directeur-generaal zit het basisoverlegcomité voor.
De raad van bestuur kan, onder de voorwaarden die hij stelt, de directeur-generaal ertoe machtigen een deel van zijn bevoegdheden alsook de ondertekening van bepaalde stukken en briefwisselingen te delegeren.
De directeur-generaal vertegenwoordigt het centrum in de gerechtelijke en extragerechtelijke akten en handelt op geldige wijze in eigen naam en voor eigen rekening zonder het bewijs van een beslissing van de raad van bestuur te moeten leveren.
De adjunct-directeur-generaal staat de directeur-generaal bij in de uitvoering van de taken die hem toegewezen worden op basis van de takenverdeling die door de raad van bestuur bepaald wordt op voorstel van de directeur-generaal.
In geval van verhindering van de directeur-generaal worden zijn bevoegdheden uitgeoefend door de adjunct-directeur-generaal, of bij diens verhindering, door een personeelslid van het centrum dat door de raad van bestuur aangewezen wordt. 2. Directiecomité Art.510. Binnen het centrum wordt een directiecomité opgericht dat de directeur-generaal zal bijstaan.
Het Directiecomité is samengesteld uit de directeur-generaal van het centrum, de adjunct-directeur-generaal, de hoofdgeneesheer, het hoofd van het verpleegkundig departement, de directeur van het paramedisch en psychosociaal departement, de financiële directeur, de administratieve directeur en de ziekenhuisapotheker.
De directeur-generaal zit het Directiecomité voor.
Het Directiecomité kan elke persoon met nuttige informatie op één van zijn vergaderingen uitnodigen.
Art. 511.De voorzitter van het directiecomité bepaalt de agenda met inachtneming van de aanvragen van de overige leden van het directiecomité.
Art. 512.Het Directiecomité maakt zijn huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur.
Onderafdeling 3. - Financiële lasten
Art. 513.§ 1.De lasten i.v.m. de uitvoering van de opdrachten van het CRP « Les Marronniers » worden gedekt door : 1° ontvangsten uit zijn activiteiten;2° ontvangsten uit zijn patrimonium en zijn schatkist;3° niet opgebruikte saldi van de vorige boekjaren;4° een kapitaalfonds ten laste van het Gewest of een subsidiefonds;5° giften et legaten;6° leningen aangegaan om zijn doel te verwezenlijken. De Regering mag de gewestelijke waarborg voor de in het vorige lid bedoelde leningen geven naar rato van een bedrag dat vastgelegd wordt bij de aanneming van de gewestelijke begroting. § 2. De raad van bestuur van het CRP « Les Marronniers » zorgt ervoor dat de vastleggingen en ordonanceringen van uitgaven van het centrum i.v.m. de uitvoering van zijn opdrachten binnen de perken van zijn begrotingsontvangsten gehouden worden.
Indien het resultaat van het boekjaar deficitair is, legt de raad van bestuur binnen de maand nadat hij de rekeningen heeft vastgelegd een rapport met de rechtvaardiging van het tekort aan de Minister over, waarbij de elementen die niet gedekt worden door de begroting van de financiële middelen of door andere ontvangsten uit de wettelijke opdrachten van het centrum apart gehouden worden.
Op voorstel van de Minister kan de Regering aanvaarden om een deel of het geheel van het tekort ten laste te nemen.
Afgezien van het resultaat van het boekjaar kan de Regering, op voorstel van de Minister en op verzoek van de raad van bestuur van het centrum, elke uitgave die resulteert uit een gewestelijke decreets- of reglementsbepaling of uit een sociaal akkoord met een bijzondere ontvangst dekken voor zover ze nog niet volledig gedekt is door een andere financieringsbron.
Onderafdeling 4. - Begroting, rekeningen en controle
Art. 514.§ 1. De controle op het centrum wordt door de Regering uitgeoefend via twee commissarissen die zij aanwijst en die hun opdracht vervullen overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 12 februari 2004 betreffende de Regeringscommissaris voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet. § 2. Wanneer de raad van bestuur vergeten heeft een maatregel te nemen of een bij wet, decreet of besluit bepaalde akte uit te voeren, kan de Regering hem aanmanen de maatregel te nemen of de akte uit voeren binnen een welbepaalde termijn.
Indien de raad van bestuur na afloop van de termijn de maatregel niet heeft genomen of de akte niet heeft uitgevoerd, kan de Regering zich in zijn plaats stellen.
De beslissing wordt aan het Waals Parlement overgemaakt.
Art. 515.Het ontwerp van jaarbegroting van het centrum wordt door de Regering opgemaakt op voorstel van de raad van bestuur van het centrum. Het wordt bij het ontwerp van algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest gevoegd en ter goedkeuring aan het Waals Parlement voorgelegd.
Art. 516.Het gebrek aan goedkeuring op de eerste dag van het begrotingsjaar vormt geen beletsel voor het gebruik van de kredieten waarin het begrotingsontwerp voorziet, tenzij het gaat om uitgaven van een nieuw principe die niet toegelaten worden door de begroting van het vorige jaar.
Indien de kredietoverschrijdingen een hogere financiële tegemoetkoming van het Gewest tot gevolg hebben dan die waarin zijn begroting voorziet, moeten ze vooraf goedgekeurd worden door de stemming van een overeenstemmend krediet op de begroting van het Gewest.
Art. 517.De raad van bestuur bezorgt de Regering periodieke toestanden, minstens om de zes maanden, en een jaarverslag over de activiteiten van het centrum. De Regering bepaalt de modellen van de over te leggen instrumentenborden op basis van de van kracht zijnde wetgeving op de ziekenhuizen.
De raad van bestuur maakt uiterlijk 30 juni van het jaar na dat van het beheer de jaarlijkse uitvoeringsrekening van zijn begroting, de balans en de resultatenrekening op, overeenkomstig de bepalingen van de wetgeving op de ziekenhuizen.
De balans en de resultatenrekening zijn het voorwerp van een ontwerp van decreet houdende begrotingsregeling, dat als bijlage bij de algemene rekening van het Waalse Gewest aan het Waals Parlement overgelegd wordt.
Art. 518.De Regering organiseert de controle op de vastleggingen.
Art. 519.De Regering bepaalt de regels betreffende : 1° de overlegging van de begroting;2° de boekhouding;3° de overlegging van de rekeningen;4° de periodieke toestanden en verslagen. De Regering bepaalt de regels betreffende de wijze van schatting van de bestanddelen van het patrimonium en de wijze van berekening en de vastlegging van het maximumbedrag van de reserves en voorschotten die nodig zijn vanwege de aard van de activiteiten van de instelling.
Art. 520.Het centrum gebruikt zijn activa en beschikbare middelen slechts om de opdrachten te vervullen die hem bij afdeling 2 van dit hoofdstuk toegewezen worden.
Art. 521.De Regering bepaalt de modaliteiten voor de controle die uitgevoerd moet worden door de bedrijfsrevisoren, leden van het Instituut van bedrijfsrevisoren, die zij aanwijst.
Onderafdeling 5. - Personeel
Art. 522.§ 1. Het administratief en geldelijk statuut en de personeelsformatie van het centrum worden door de Regering vastgelegd. § 2. Boek III « verlofdagen en andere afwezigheden van de personeelsleden » van het besluit van de Waalse Regering van 18 december 2003 houdende de Waalse ambtenarencode is toepasselijk op de personeelsleden van het centrum. § 3. Artikel 16 van het besluit van de Waalse Regering van 18 december 2003 houdende de Waalse ambtenarencode betreffende de voorwaarden voor de indienstneming en de administratieve en geldelijke toestand van de personeelsleden is van toepassing op het personeel van het centrum.
Art. 523.§ 1. Het personeel overgeplaatst van de Franse Gemeenschap naar het Waalse Gewest overeenkomstig de artikelen 3,6°, en 6, § 1, van het decreet II van 22 juli 1993 betreffende de overheveling van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap naar het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie, wordt door de Regering en volgens de door haar vastgestelde modaliteiten naar het centrum overgeplaatst.
Het overgeplaatste personeel behoudt de hoedanigheid, de wedde en de anciënniteit die het vóór zijn overplaatsing genoot. Het behoudt de voordelen gebonden aan de uitoefening van een functie echter alleen wanneer de voorwaarden voor de toekenning ervan in het centrum behouden blijven. § 2. Na afsluiting van de vereffening van de VZW voor hulp aan het psychiatrische ziekenhuis, erft het centrum van rechtswege de rechten en verplichtingen m.b.t. het personeel van de VZW. De bepalingen van § 1, alinea 2, zijn van toepassing op het aldus in dienst genomen personeel. Afdeling 3. - Het psychiatrisch verzorgingscentrum « Le Chêne aux
Haies » 1. - Organisatie A.De Regering
Art. 524.Wat uitsluitend het psychiatrisch ziekenhuis « Le chêne aux haies » betreft, is alleen de Regering bevoegd voor de volgende aangelegenheden : 1° de opstelling van het ontwerp van jaarlijkse begroting dat ter goedkeuring aan het Waals Parlement voorgelegd wordt; 2° de machtiging om elk contract of elke overeenkomst van 620.000 euro of meer (excl. BTW) te sluiten; 3° de machtiging om elke lening aan te gaan. B. De raad van bestuur
Art. 525.Het psychiatrisch ziekenhuis « Le Chêne aux Haies » wordt bestuurd door een raad van bestuur samengesteld uit zes leden die door de Regering aangewezen worden. De vergaderingen van de raad van bestuur worden bijgewoond door een afgevaardigde van de Intercommunale « Centre hospitalier universitaire de Mons-Borinage », die raadgevende stem heeft.
De Regering wijst onder de bestuurders een voorzitter en een ondervoorzitter aan
Art. 526.De leden van de raad van bestuur worden aangewezen voor een mandaat van vijf jaar.
Het mandaat is hernieuwbaar.
Art. 527.De raad van bestuur beschikt over alle middelen die nodig zijn voor de administratie van de openbare instelling.
Art. 528.De leden van de raad van bestuur mogen niet aanwezig zijn op de raad van bestuur bij de behandeling of de bespreking van een punt betreffende een aangelegenheid waarbij ze een rechtsreeks belang hebben, hetzij persoonlijk, hetzij als zaakgelastigde, bestuurder of personeelslid van elk ander ziekenhuis of van elke andere verzorgingsinstelling of -dienst.
Art. 529.De raad van bestuur maakt zijn huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de Regering.
Art. 530.De Regering bepaalt het bedrag van de vergoedingen en van het presentiegeld dat aan de leden van de raad van bestuur en aan de Regeringscommissarissen toegekend moet worden.
Onderafdeling 2. - Budget, rekeningen en controle
Art. 531.§ 1. De controle op het centrum wordt door de Regering uitgeoefend via twee commissarissen.
De Regering benoemt twee commissarissen voor elk centrum. Ze beschikken over de meest uitgebreide bevoegdheden voor de uitoefening van hun opdrachten. Ze kunnen ter plaatse inzage nemen van de boekhouding en boekhoudstukken, de briefwisseling, de notulen, de periodieke toestanden en in het algemeen van alle schriften. § 2. Ze dienen binnen vier volle dagen beroep in bij de Regering tegen elke beslissing die ze in strijd achten met de wetten, de decreten, de besluiten, de beheersovereenkomst, het algemeen belang en de principes van goed beheer.
Het beroep is opschortend.
De termijn begint te lopen vanaf de dag van de vergadering waarop de beslissing genomen wordt voor zover de Regeringscommissarissen regelmatig opgeroepen zijn en, zo niet, vanaf de dag waarop ze er kennis van genomen hebben.
Als de Regering de nietigverklaring niet heeft uitgesproken binnen dertig dagen, met ingang van dezelfde dag als die bedoeld in het vorige lid, wordt de beslissing definitief. Die termijn kan bij besluit van de Regering met 10 dagen verlengd worden.
Het besluit tot verlenging of nietigverklaring wordt betekend aan de raad van bestuur. § 3. Als de raad van bestuur verzuimd heeft een maatregel te treffen of een handeling uit te voeren waarin de wetten, decreten en besluiten of de beheersovereenkomst voorzien, kan de Regering hem verplichten orde op zaken te stellen binnen een welbepaalde termijn. Als de raad van bestuur na afloop van die termijn al het nodige niet heeft gedaan, mag de Regering in zijn plaats optreden.
Het besluit wordt betekend aan het Parlement.
Art. 532.Het ontwerp van jaarlijkse begroting van het centrum wordt door de Regering opgemaakt op voorstel van de raad van bestuur van het centrum. Het wordt bij het ontwerp van algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest gevoegd en ter goedkeuring voorgelegd aan het Parlement.
Art. 533.Het gebrek aan goedkeuring op de eerste dag van het begrotingsjaar vormt geen beletsel voor het gebruik van de kredieten waarin het ontwerp van begroting voorziet, tenzij het gaat om uitgaven van een nieuw principe die niet toegestaan worden door de begroting van het vorige jaar.
Kredietenoverschrijdingen waarvoor het Gewest een tegemoetkoming zou moeten verlenen die hoger is dan die waarin zijn begroting voorziet, worden eerst goedgekeurd door een overeenkomend krediet op de begroting te stemmen.
Art. 534.De raad van bestuur bezorgt de Regering minstens om de drie maanden een periodiek overzicht van zijn activiteiten en een desbetreffend jaarverslag.
Hij maakt uiterlijk 31 mei van het jaar na dat waarop het beheer betrekking heeft, de jaarrekening betreffende de uitvoering van zijn begroting op, alsook de balans en de resultatenrekening.
De balans en de resultatenrekening zijn het voorwerp van een ontwerp van decreet houdende regeling van de begroting, dat als bijlage bij de algemene rekening van het Waalse Gewest aan het Parlement wordt voorgelegd.
De Regering stelt de lijst van de oninbare vorderingen op.
Art. 535.De Regering organiseert de controle op de verbintenissen.
Art. 536.De Regering bepaalt de regels voor : 1° de overlegging van de begroting;2° de boekhouding;3° de rekening en verantwoording;4° de periodieke toestanden en verslagen. De Regering bepaalt de modaliteiten voor de schatting van de bestanddelen van het vermogen en voor de berekening en de vastlegging van het maximumbedrag van de reserves en voorschotten die nodig zijn voor de activiteiten van de instelling.
Art. 537.Het centrum gebruikt zijn bezittingen en liquide middelen alleen om de opdrachten te vervullen die hem bij deze titel toegewezen worden.
Onderafdeling 3. - Personeel
Art. 538.§ 1. De contractuele personeelsleden van het « Centre hospitalier psychiatrique du Chêne aux Haies » worden door de Intercommunale « Centre hospitalier universitaire Ambroise Paré » overgenomen. § 2. De statutaire personeelsleden van het « Centre hospitalier psychiatrique du Chêne aux Haies » mogen kiezen tussen een opdracht van algemeen belang bij de Intercommunale « Centre hospitalier universitaire Ambroise Paré » en een overplaatsing naar het Psychiatrisch ziekenhuis « Les Marronniers ».
Het personeelslid dat niet zelf beslissen kan, wordt door de Regering aangesteld hetzij op een betrekking binnen haar diensten, hetzij op een betrekking bij een instelling van openbaar nut die onder het Gewest ressorteert.
De statutaire personeelsleden blijven onderworpen aan het statuut dat op hen toepasselijk is op 1 juli 2009 en aan de wijzigingen hiervan.
Die personeelsleden behouden hun graad en hoedanigheid. Zij behouden ten minste de bezoldiging en de anciënniteit die ze haden of verkregen zouden hebben indien zij in hun dienst van herkomst het ambt hadden blijven uitoefenen dat zij op de datum van de afschaffing van hun instelling bekleedden. § 3. Er kunnen bevorderingen toegekend worden aan de statutaire personeelsleden die ter beschikking van de intercommunale « Centre hospitalier universitaire Ambroise Paré » gesteld worden, op voorstel van haar organen. § 4. Het overgeplaatst personeel behoudt de hoedanigheid, de bezoldiging en de anciënniteit dat het genoot voor de overplaatsing.
Het behoudt evenwel de voordelen gebonden aan de uitoefening van een ambt enkel voor zover de voorwaarden voor de toekenning ervan in het centrum blijven bestaan. HOOFDSTUK II. - Geestelijke gezondheidszorg en referentiecentra inzake geestelijke gezondheidszorg Afdeling 1. - Algemene beginselen
Art. 539.§ 1. De diensten voor geestelijke gezondheidszorg en de referentiecentra inzake geestelijke gezondheidszorg worden door de Regering erkend met het oog op de toekenning van de subsidies waarin dit decreet voorziet.
Ze genieten subsidies die door de Regering toegekend worden als ze de bij of overeenkomstig dit decreet vastgelegde voorwaarden vervullen.
De diensten voor geestelijke gezondheidszorg en de referentiecentra inzake geestelijke gezondheidszorg worden opgericht op initiatief van een overheid, een vereniging zonder winstoogmerk of een universitaire instelling. § 2. Alle akten en andere stukken, bekendmakingen en aanplakkingen die van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg of van het referentiecentrum inzake geestelijke gezondheidszorg uitgaan worden ter informatie aangevuld met de melding « service de santé mentale agréé et subventionné par la Région wallonne » (dienst voor geestelijke gezondheidszorg erkend en gesubsidieerd door het Waals Gewest) of « centre de référence en santé mentale agréé et subventionné par la Région wallonne » (referentiecentrum inzake geestelijke gezondheidszorg erkend en gesubsidieerd door het Waals Gewest). Afdeling 1. - Diensten voor geestelijke gezondheidszorg
Onderafdeling 1. - Verplichtingen A : Opdracht en project
Art. 540.Een dienst voor geestelijke gezondheidszorg is een ambulante structuur die via een multidisciplinaire aanpak inspeelt op de psychische of psychologische problemen van de bevolking van het grondgebied dat door hem bediend wordt.
Hij vervult de volgende opdrachten : - het onthaal van de aanvraag betreffende de psychische of psychologische problemen; - de organisatie van een antwoord, al naar gelang van de beschikbare middelen en de bijzondere kenmerken van de aanvraag, waarbij een diagnose gesteld en een behandeling opgestart wordt, rekening houdend met de psychiatrische, psychotherapeutische of psychosociale toestand; - de bijkomende organisatie van de activiteiten ten gunste van andere beroepsmensen met het oog op de verbetering van de kwaliteit van hun prestaties, in de vorm van informatieverstrekking, supervisie of vorming, en de uitvoering van expertisen i.v.m. hun zorgverlenende activiteiten.
De erkende dienst voor geestelijke gezondheidszorg kan bovendien één of meer specifieke initiatieven voor een bepaalde bevolking ontwikkelen of een bijzondere methodologische aanpak uitwerken.
Hij kan ook een therapeutische club oprichten, m.a.w. een onthaal- en activiteitenplaats waar personen met ernstige of chronische psychiatrische of psychologische stoornissen zich geleidelijk kunnen stabiliseren of verzorgd kunnen worden.
Art. 541.De opdrachten van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg worden uitgeoefend in het raam van een actieprogramma, hierna « project inzake dienst voor geestelijke gezondheidszorg » genoemd.
Het project inzake dienst voor geestelijke gezondheidszorg wordt prioritair op de patiënt gericht Het bestaat uit de volgende delen : 1° de omgeving van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg op territoriaal en institutioneel vlak;2° de algemene organisatie van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg, uitvoerig omschreven voor elke opdracht;3° de doelstellingen;4° de acties die uit de doelstellingen voortvloeien;5° de evaluatie in de vorm van kwantitatieve of kwalitatieve indicatoren. De indicatoren toetsen de uitgevoerde acties aan de doelstelling.
De inhoud van de vijf delen van het project inzake dienst voor geestelijke gezondheidszorg wordt nader bepaald door de Regering.
Wanneer de dienst voor geestelijke gezondheidszorg een specifiek initiatief ontwikkelt of een therapeutische club organiseert, worden deze apart in het project inzake dienst voor geestelijke gezondheidszorg geïntegreerd.
De inrichtende macht die de erkenningsaanvraag indient, staat in voor de definitie van het project inzake dienst voor geestelijke gezondheidszorg en voor de opmaking ervan.
B : Onthaal
Art. 542.De dienst voor geestelijke gezondheidszorg organiseert een onthaaldienst tijdens de openingsuren. De gebruiker kan tijdens die uren een antwoord op zijn oproep krijgen of in de lokalen van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg ontvangen worden.
Art. 543.Buiten de openingstijden wordt een onthaal- en oriënteringsbericht door een antwoordapparaat meegedeeld. Dat bericht vermeldt het adres en verdere gegevens van de structuur waartoe de gebruiker zich in noodgevallen of in geval van noodzaak wenden kan en wijst hem erop dat hij zijn aanvraag op het antwoordapparaat meedelen kan.
Daartoe sluit de dienst voor geestelijke gezondheidszorg één of meer overeenkomsten met andere instellingen.
De overeenkomst bevat op zijn minst de kennisgevingsmodaliteiten die ten uitvoer gelegd worden i.v.m. de opvolging van de gebruikers.
De Regering bepaalt het model van de overeenkomst.
C : Beantwoording van de aanvraag
Art. 544.Na ontvangst van de aanvraag organiseert de dienst voor geestelijke gezondheidszorg het antwoord dat gegeven moet worden.
Daartoe wordt de aanvraag behandeld in het raam van het multidisciplinaire overleg, behalve dringende noodzakelijkheid of crisissituatie.
Art. 545.Om het meest geschikte antwoord te geven, beoogt het multidisciplinaire overleg de evaluatie van de behoeften van de gebruiker, de evolutie ervan, de beschikbare middelen binnen de dienst voor geestelijke gezondheidszorg of het netwerk.
Het wordt uitgeoefend in het raam van de wekelijkse teamvergadering en van de relaties binnen het zorg- of hulpverleningsnetwerk.
De Regering bepaalt de modaliteiten van het multidisciplinaire overleg.
Art. 546.Tijdens het multidisciplinaire overleg wordt voor elke gebruiker een verbindingsfunctie aan een personeelslid toegekend.
Het personeelslid richt zijn actie op de behoeften van de gebruiker en wordt zodoende belast met de coördinatie van de interventies, de uitvoering van de genomen beslissingen en de ondersteuning van het gezamenlijke proces.
Art. 547.De dienst voor geestelijke gezondheidszorg organiseert minstens één keer per kwartaal een multidisciplinair overleg met alle personeelsleden, o.a. met degenen i.v.m. een specifiek initiatief of een therapeutische club.
Het driemaandelijkse multidisciplinaire overleg beoogt de klinische en organisationele integratie.
Het omvat op zijn minst : - de intervisie en de uitwisseling van praktijken; - informatieverstrekking en communicatie betreffende de activiteiten van de personeelsleden; - de evaluatie van het project inzake dienst voor geestelijke gezondheidszorg.
De modaliteiten voor de organisatie van het multidisciplinaire overleg liggen vast in het project inzake dienst voor geestelijke gezondheidszorg en worden nader bepaald door de Regering.
Art. 548.De geneesheer die niet deel uitmaakt van de door de gebruiker aangewezen dienst voor geestelijke gezondheidszorg wordt, indien de gebruiker daarmee instemt, bij de behandeling betrokken en over de uit het het multidisciplinaire overleg voortvloeiende voorstellen ingelicht.
Art. 549.Wanneer de dienst voor geestelijke gezondheidszorg de aanvraag niet kan inwilligen, stuurt hij de gebruiker naar een andere professional, hetzij vanaf het onthaal, hetzij na het multidisciplinaire overleg.
D. Bijkomende activiteiten
Art. 550.Onder « bijkomende activiteiten » wordt in de zin van dit decreet verstaan de expertisen die op verzoek van de gebruiker voor derden uitgevoerd worden en de organisatie van activiteiten inzake informatieverstrekking, supervisie en vorming ten gunste van andere beroepsmensen.
Art. 551.§ 1. De expertises worden uitgevoerd in het raam van de algemene opdrachten van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg.
Ze dienen voor de vastlegging van de elementen die recht geven op zorgverlening of voor het beantwoorden van een vraag die van de juridische overheid uitgaat.
De aard van de expertiseaanvragen waarop de dienst voor geestelijke gezondheidszorg kan inspelen wordt nader bepaald door de Regering. § 2. De activiteiten die de dienst voor geestelijke gezondheidszorg inzake informatieverstrekking, supervisie of vorming organiseert houden verband met zijn algemene opdrachten of met de specifieke initiatieven die hij ontwikkelt. § 3. De bijkomende activiteiten mogen niet meer bedragen dan 20 % van het totaal van de uren gepresteerd door het personeel van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg.
E : Netwerking
Art. 552.§ 1. De dienst voor geestelijke gezondheidszorg vervult zjn opdrachten in netverband.
In de zin van dit decreet wordt verstaan onder net het geheel van de beroepsmensen, ongeacht hun activiteitensector, of van niet-beroepsmensen die, gelijktijdig of achtereenvolgens, ten gunste van de gebruiker of een situatie tussenkomen, in een effectief partnerschap waarbij een werking, een finaliteit en doelstellingen gedefinieerd worden.
De activiteitensectoren kunnen, al naar gelang van de plaatselijke realiteit en van de behoeften van de gebruikers, betrekking hebben op de aangelegenheden i.v.m. de gezondheid, het gezin, sociale actie, gehandicapte personen, buitenlandse personen of personen van buitenlandse herkomst, bejaarden, kinderen, onderwijs en jeugdhulp.
De diensten die onder die activiteitensectoren vallen en die deel van het net mogen uitmaken, worden nader bepaald door de Regering. § 2. In de zin van dit hoofdstuk wordt het institutionele overleg gedefinieerd als het tot stand gebrachte kader of als de samenwerking tussen de instellingen, los van een bijzondere situatie, opdat de beroepsmensen in voorkomend geval zouden kunnen samenwerken.
Het net is ingebed in het institutionele overleg door sluiting, tussen instellingen, van samenwerkingsovereenkomsten waarin minstens de aangewende samenwerkingsprocedures en methodes nader bepaald worden.
Art. 553.De dienst voor geestelijke gezondheidszorg neemt deel aan de overleggen gevoerd op initiatief van de overheden of privé diensten, wanneer ze betrekking hebben op hun opdrachten.
Art. 554.De Regering kan, met inachtneming van de institutionele evolutie, prioriteiten inzake institutioneel overleg definiëren.
F : Multidisciplinair team
Art. 555.Om zijn opdrachten te vervullen, beschikt de dienst voor geestelijke gezondheidszorg over één of meer multidisciplinaire teams, hierna « team » genoemd.
Art. 556.§ 1. Het team vervult de volgende functies : a) de psychiatrische functie;b) de psychologische functie;c) de sociale functie;d) de onthaal- en secretariaatfunctie. Ze wordt bijgestaan door een administratieve directie en door een therapeutische directie. § 2. Om in te spelen op de behoeften van de ten laste genomen personen kan het team andere functies vervullen, hierna « bijkomende functies » genoemd.
Die bijkomende functies worden door de Regering, volgens de uitvoeringsmodaliteiten die zij bepaalt, in het raam van de erkenning of van een wijziging ervan op basis van het project inzake dienst voor geestelijke gezondheidszorg toegekend in de volgende domeinen : geneeskunde, verpleegkundige verzorging, pedagogie, sociologie, criminologie, psychomotriciteit, logopedie en ergotherapie.
Om in te spelen op de specificiteit van de acties van de therapeutische clubs en op de behoeften van hun bevolking, kan de Regering de lijst van de domeinen uitbreiden in het geval van de therapeutische clubs of op basis van een rapport opgemaakt door een erkend referentiecentrum inzake geestelijke gezondheidszorg, bedoeld in afdeling 3 van dit hoofdstuk.
Art. 557.De Regering bepaalt de lijst van de diploma's en van de specifieke kwalificaties, alsook van de verplichtingen inzake bijscholing met het oog op de uitvoering van de functies bedoeld in het vorige artikel, waarbij die hoe dan ook moeten overeenstemmen met een opleiding van twee dagen per jaar en per in dienst genomen of voltijds werknemer.
Art. 558.De inrichtende macht van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg neemt het personeel in dienst dat die functies op grond van een arbeidsovereenkomst of van een statuut zal vervullen of sluit samenwerkingsovereenkomsten met zelfstandige zorgverleners.
Zij bepaalt de duur van de prestaties van de leden van het team en wijst de persoon aan die zij belast met de administratieve en de therapeutische directie van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg.
Elke wijziging in de samenstelling van het gesubsidieerde personeel wordt vooraf of binnen de maand van de toepassing ervan door de inrichtende macht ter goedkeuring aan de Regering voorgelegd volgens de modaliteiten die zij bepaalt.
Art. 559.De inrichtende macht van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg neemt de therapeutische vrijheid van de leden van het team in acht.
Die leden zijn gehouden tot het beroepsgeheim.
Art. 560.§ 1. Onder het toezicht van de inrichtende macht is het lid van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg dat belast is met de administratieve directie, hierna « administratief directeur » genoemd, verantwoordelijk voor de goede organisatie en de totstandbrenging van het project inzake geestelijke gezondheid, de administratieve en technische coördinatie, de toepassing van het arbeidsreglement en de begeleiding van het personeel.
Het zorgt ervoor dat de werking van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg aan de wettelijke en reglementaire voorschriften voldoet.
Onverminderd andere bepalingen die door de inrichtende macht aangenomen en aan de Waalse Regering betekend worden, is het de gesprekspartner van de inrichtende macht t.o.v. de Regering.
Het wordt bijgestaan door het personeel dat het onthaal en het secretariaat waarneemt.
De Regering bepaalt de minimuminhoud van zijn opdrachten inzake organisatie, coördinatie en begeleiding. § 2. De administratief directeur waarborgt het institutionele overleg door de opneming van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg in het institutionele netwerk dat het aanlegt en onderhoudt door het uitwerken van de partnerschapsprocedures, met inbegrip van de zichtbaarheid van de actie ervan op het vlak van de methodologieën.
Hij voorziet binnen het team in een verbindingsfunctie die op de gebruiker gericht is. § 3. In samenwerking met de therapeutische directie zorgt de administratief directeur voor de continuïteit en de kwaliteit van de zorgverlening.
Art. 561.De therapeutische directie wordt waargenomen door een geneesheer van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg, hierna « therapeutisch directeur » genoemd.
Hij zorgt voor de goede therapeutische werking van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg, neemt het voorzitterschap van de wekelijkse vergaderingen van het team waar en werkt mee aan de bijkomende activiteiten en aan die betreffende de werking in netverband, op het vlak van de therapeutische inhoud.
De functie van administratief directeur mag niet door de therapeutisch directeur uitgeoefend worden.
G : Prestaties van de leden van het team
Art. 562.Voor de toepassing van dit decreet stemt een voltijdse functie overeen met een wekelijkse duur van 38 uren.
Art. 563.De psychologische, sociale, onthaal- en secretariaatfuncties van het team stemmen hoe dan ook overeen met prestaties die gelijk zijn aan twee voltijdse banen en aan één halftijdse baan, wat de basisteam betreft.
Voor het geheel zijn de prestaties van de psychologische en sociale functies overwegend.
De Regering wijst minstens één basisteam aan elke dienst voor geestelijke gezondheidszorg toe.
De Regering wijst één of meer bijkomende basisteamen toe op grond van de volgende criteria : 1. de beschikbare begrotingsmiddelen;2. de doelstelling inzake evenwichtige verdeling van het aanbod over het gezamenlijke grondgebied;3. het project inzake geestelijke gezondheid.
Art. 564.De onthaal- en secretariaatfunctie wordt toegewezen naar rato van minstens één voltijds equivalent per dienst voor geestelijke gezondheidszorg, met inbegrip van de psychiatrische functie.
De Regering bepaalt het aantal betrekkingen voor die functie. Het moet toegewezen worden op grond van het aantal voltijds equivalenten van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg, onthaal- en secretariaatfunctie niet inbegrepen.
Art. 565.De sociale functie mag nooit lager zijn dan één halftijdse betrekking per team.
De Regering bepaalt het aantal betrekkingen voor die functie, die toegewezen moeten worden volgens het aantal voltijds equivalenten van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg, behalve de sociale functie, rekening houdend met het project van de geestelijke gezondheidszorg.
Art. 566.§ 1. De psychiatrische functie word toegewezen naar rato van minstens 15 u. 12 per dienst voor geestelijke gezondheidszorg.
De Regering bepaalt het aantal uren voor die functie. Het moet toegewezen worden op grond van het aantal voltijds equivalenten van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg, psychiatrische functie niet inbegrepen, rekening houdend met het project inzake geestelijke gezondheid. § 2. Wanneer het personeelslid als therapeutisch directeur aangewezen wordt, wijdt hij minstens 7 u. 36 per week aan die functie.
Het aantal uren bedoeld in het vorige lid wordt tot minstens 4 uren verlaagd voor de diensten voor geestelijke gezondheidszorg waaraan een basisteam toegewezen wordt.
De Regering bepaalt het aantal banen voor die functie. Het moet toegewezen worden op grond van het aantal voltijds equivalenten van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg, psychiatrische functie niet inbegrepen.
Art. 567.De dienstverstrekker ontvangt honoraria waarvan het bedrag overeenkomstig artikel 580, § 2 van dit decreet bepaald wordt, ongeacht zijn statuut.
Art. 568.Naast het gesubsidieerde personeel kunnen één of meer zelfstandige dienstverstrekkers de in artikel 556, § 1, a) tot c), en § 2, bedoelde functies uitoefenen, voor zover ze met de inrichtende macht een samenwerkingsovereenkomst sluiten die voorziet in de modaliteiten inzake deelneming aan het multidisciplinaire overleg en bijdrage in de beheerskosten van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg, alsook in het maximumbedrag van de honoraria, na instemming van de Regering, die de modaliteiten voor de indiening en de behandeling bepaalt.
De bijdrage in de beheerskosten mag in geen geval lager zijn dan 15 % van de geïnde honoraria.
H : De gebruiker 1. Begripsomschrijving Art.569. De gebruiker wordt gedefinieerd als een chronisch of tijdelijk verzwakte persoon, ongeacht zijn leeftijd, die in aanmerking komt voor de rechtstreekse of onrechtstreekse interventie van een dienst voor geestelijke gezondheidszorg om zijn geestelijke gezondheidstoestand te herstellen of om ervoor te zorgen dat de stoornissen waaraan hij lijdt verdraagbaar worden voor hemzelf en voor zijn omgeving, zodat hij vaardigheden kan verwerven en ontwikkelen met het oog op zijn emancipatie en zijn sociale inschakeling.
Hij heeft in ieder geval de vrije keuze van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg.
De ideologische, filosofische en godsdienstige overtuigingen van de gebruiker worden in acht genomen.
Het individuele dossier van de gebruiker.
Art. 570.§ 1. Voor elke gebruiker wordt een individueel dossier aangelegd met de medische, sociale en administratieve gegevens die nuttig zijn voor de tenlasteneming en de continuïteit van de zorgverlening, met inachtneming van de deontologische regels en van de regels inzake bescherming van de private levensfeer.
Onverminderd andere wetsbepalingen, worden de individuele dossiers minstens 10 jaar na afsluiting ervan bewaard onder de verantwoordelijkheid van de administratief directeur.
De Regering kan bepalen welke gegevens in het individuele dossier van de gebruiker moeten voorkomen wanneer voldaan moet worden aan de verplichtingen i.v.m. het activiteitenrapport, de sociaal-epidemiologische verzameling of wanneer deel genomen moet worden aan een onderzoeksactiviteit gevoerd door een referentiecentrum bedoeld in Afdeling 3 van dit hoofdstuk. § 2. De gebruiker heeft vanwege het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg recht op een zorgvuldig bijgehouden en veilig bewaard individueel dossier.
Op verzoek van de gebruiker voegt het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg de door hem verstrekte stukken toe aan zijn dossier. § 3. De gebruiker heeft recht op inzage van zijn dossier.
Aan het verzoek waarbij de gebruiker zijn dossier wenst in te kijken wordt zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen 15 dagen na ontvangst ervan gevolg gegeven.
De persoonlijke aantekeningen van een lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg en de gegevens die betrekking hebben op derden zijn van het inzagerecht uitgesloten.
De gebruiker kan zich op eigen verzoek laten bijstaan door een vertrouwenspersoon die hij aanwijst of zijn inzagerecht door die persoon laten uitoefenen. Indien die persoon een lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg of van een andere dienst voor geestelijke gezondheidszorg is, neemt hij ook inzage van de persoonlijke aantekeningen bedoeld in het derde lid.
Indien het dossier van de gebruiker een schriftelijke motivering bevat, zoals bedoeld in artikel 573, § 4, tweede lid, die nog steeds relevant is, oefent de gebruiker zijn recht op inzage van het dossier uit via een door hem aangewezen lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg of van een andere dienst voor geestelijke gezondheidszorg. Dat lid neemt ook inzage van de persoonlijke aantekeningen bedoeld in het derde lid. § 4. De gebruiker heeft recht op de aflevering, tegen betaling van de kostprijs, van een afschrift van het dossier of van een gedeelte ervan, overeenkomstig de regels die in § 3 vastliggen. Op ieder afschrift wordt vermeld dat het strikt persoonlijk en vertrouwelijk is.
Het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg weigert dat afschrift af te leveren indien het beschikt over duidelijke aanwijzingen dat de gebruiker onder druk wordt gezet om een afschrift van zijn dossier aan derden mee te delen. § 5. Na het overlijden van de gebruiker hebben de echtgeno(o)t(e), de wettelijk samenwonende partner, de partner en de bloedverwanten tot en met de tweede graad, via het door de verzoeker aangewezen lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg, het in § 2 bedoelde inzagerecht voor zover hun verzoek voldoende gemotiveerd en gespecifieerd is en de gebruiker zich hiertegen niet uitdrukkelijk heeft verzet. Het aangewezen lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg neemt ook inzage van de persoonlijke aantekeningen bedoeld in § 3, derde lid. 2. Rechten van de gebruiker Art.571. Bij zijn eerste onthaal wordt de gebruiker ingelicht over de methodes van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg, de werking ervan en de prijs van de prestaties.
De Regering bepaalt de minimuminhoud van de informatie die aan de gebruiker verstrekt wordt.
Art. 572.Wanneer de dienst voor geestelijke gezondheidszorg een tenlasteneming in netverband voorstelt, heeft de gebruiker het recht om die tenlasteneming geheel of gedeeltelijk te weigeren.
Art. 573.§ 1. De gebruiker heeft vanwege het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg recht op alle informatie die hem betreft en die nodig is om inzicht te krijgen in zijn gezondheidstoestand en de vermoedelijke evolutie ervan. § 2. De communicatie met de gebruiker geschiedt in een duidelijke taal.
De gebruiker kan erom verzoeken dat de informatie hem schriftelijk wordt bevestigd.
Op schriftelijk verzoek van de gebruiker kan de informatie verstrekt worden aan de vertrouwenspersoon die hij aangewezen heeft. Dat verzoek van de gebruiker en de identiteit van de vertrouwenspersoon kunnen in het dossier van de gebruiker opgetekend of eraan toegevoegd worden. § 3. De informatie wordt niet aan de gebruiker verstrekt indien deze hierom uitdrukkelijk verzoekt, tenzij het niet meedelen ervan klaarblijkelijk ernstig nadeel voor de gezondheid van de gebruiker of derden oplevert en op voorwaarde dat het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg hierover vooraf een ander lid van die team of van een andere team van een dienst voor geestelijke gezondheidszorg voor dezelfde functie heeft geraadpleegd en de eventueel aangewezen vertrouwenspersoon, bedoeld in § 2, derde lid, heeft gehoord.
Het verzoek van de gebruiker wordt opgetekend of toegevoegd in zijn dossier. § 4. Het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg mag bij wijze van uitzondering de in § 1 bedoelde informatie aan de gebruiker onthouden indien het meedelen ervan klaarblijkelijk ernstig nadeel voor zijn gezondheid zou meebrengen en op voorwaarde dat het vooraf een ander lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg of van een andere team van een dienst voor geestelijke gezondheidszorg voor dezelfde functie heeft geraadpleegd.
In dat geval voegt het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg een schriftelijke motivering toe in het dossier van de gebruiker en licht hij de eventueel aangewezen vertrouwenspersoon bedoeld in § 2, derde lid, in.
Zodra het meedelen van de informatie niet langer het in het eerste lid bedoelde nadeel oplevert, moet het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg de informatie alsnog meedelen.
Art. 574.§ 1. De gebruiker heeft het recht om vrij in te stemmen met elke tussenkomst van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg, mits voorafgaande kennisgeving.
Deze instemming wordt uitdrukkelijk gegeven, behalve wanneer het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg, na de gebruiker voldoende te hebben geïnformeerd, diens instemming redelijkerwijze uit zijn gedrag kan afleiden.
Op verzoek van de gebruiker of van het lid van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg en met de toestemming van het lid van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg of van de gebruiker, wordt de instemming schriftelijk vastgelegd en in het dossier van de gebruiker toegevoegd. § 2. De gegevens die aan de gebruiker verstrekt worden met het oog op de uiting van de instemming bedoeld in § 1 betreffen de doelstelling, de aard, de mate van de dringende noodzakelijkheid, de duur, de frequentie, de contra-indicaties, de bijgevolgen en risico's i.v.m. de interventie die relevant zijn voor de gebruiker, de opvolgingszorgen, de mogelijke alternatieven en de financiële gevolgen. Ze betreffen bovendien de mogelijke gevolgen in geval van weigering of intrekking van de instemming en de andere nadere gegevens die de gebruiker of het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg nuttig acht, desgevallend met inbegrip van de wetsbepalingen die in acht genomen moeten worden in geval van interventie. § 3. De gegevens bedoeld in § 1 worden vooraf en ten gepaste tijde verstrekt onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten bedoeld in de §§ 3 en 4 van artikel 573. § 4. De gebruiker heeft het recht om zijn instemming met een interventie te weigeren of in te trekken, zoals bedoeld in § 1.
Op verzoek van de gebruiker of van het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg wordt de weigering of de intrekking van de instemming schriftelijk vastgelegd en in het dossier van de gebruiker toegevoegd.
De weigering of de intrekking van de instemming doet het recht op kwaliteitsprestaties vanwege het diensthoofd van het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg niet vervallen.
Indien de gebruiker, toen hij nog in staat was tot het uitoefenen van de rechten zoals ze in dit decreet vastliggen, schriftelijk heeft laten weten dat hij zijn instemming met een bepaalde interventie van het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg weigert, moet die weigering in acht genomen worden zolang de gebruiker ze niet ingetrokken heeft op een moment waarop hij zelf in staat is om zijn rechten uit te oefenen. § 5. Wanneer het in geval van dringende noodzakelijkheid onduidelijk is of de gebruiker of diens vertegenwoordiger vooraf een wil heeft uitgedrukt, wordt elke nodige interventie onmiddellijk in het belang van de gebruiker verricht door het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg.
Het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg maakt daar melding van in het in artikel 570 bedoelde individuele dossier van de gebruiker en gaat zo snel mogelijk te werk overeenkomstig de bepalingen opgenomen in de vorige paragrafen.
Art. 575.§ 1. De gebruiker heeft bij elke interventie van het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg recht op de bescherming van zijn private levenssfeer, o.a. wat betreft de gegevens over zijn gezondheidstoestand.
De gebruiker heeft recht op de bescherming van zijn intimiteit.
Behoudens toestemming van de gebruiker, mogen alleen de personen wier aanwezigheid gerechtvaardigd is in het raam van de door een lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg verstrekte diensten, de zorgverlening, examens en behandelingen bijwonen. § 2. Er wordt geen inmenging geduld in de uitoefening van dat recht, behalve indien de wet of het decreet daarin voorziet en indien ze nodig is voor de bescherming van de volksgezondheid of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van derden.
Art. 576.§ 1. Indien de gebruiker minderjarig is, worden de bij dit hoofdstuk vastgelegde rechten uitgeoefend door de ouders die het toezicht op de minderjarige uitoefenen of door zijn voogd. § 2. De gebruiker wordt bij de uitoefening van zijn rechten betrokken naar gelang van zijn leeftijd en volwassenheid. De rechten opgesomd in dit decreet kunnen op autonome wijze uitgeoefend worden door de minderjarige gebruiker van wie geacht wordt dat hij bekwaam is om zijn belangen redelijkerwijs te beoordelen.
Art. 577.§ 1. De bij dit hoofdstuk vastgelegde rechten van een meerderjarige gebruiker die onder het statuut van de verlengde minderjarigheid of het verbod valt, worden door zijn ouders of zijn voogd uitgeoefend. § 2. De gebruiker wordt, rekening houdend met zijn begripsvermogen, zoveel mogelijk bij de uitoefening van zijn rechten betrokken.
Art. 578.§ 1. De bij dit hoofdstuk vastgelegde rechten van een meerderjarige gebruiker die niet onder één van de in artikel 577 bedoelde statuten valt, worden uitgeoefend door de persoon die de gebruiker vooraf zal hebben aangewezen om hem te vervangen, voor zover en zolang hij niet bekwaam is om die rechten zelf uit te oefenen.
De persoon bedoeld in het eerste lid, hierna « de door de gebruiker aangewezen mandataris » genoemd, wordt aangewezen d.m.v. een specifiek geschreven mandaat, gedateerd en getekend door die persoon en de gebruiker. Met dat mandaat geeft die persoon zijn instemming. Dat mandaat kan d.m.v. van een gedateerd en getekend geschrift ingetrokken worden door de gebruiker of door de mandataris die hij aangewezen heeft. § 2. Indien de gebruiker geen mandataris heeft aangewezen of indien de door de gebruiker aangewezen mandataris niet tussenkomt, worden de bij dit decreet vastgelegde rechten door de samenwonende echtgeno(o)t(e), de wettelijke samenwonende partner of de feitelijke samenwonende partner uitgeoefend.
Indien die persoon niet wenst tussen te komen of verstek laat, worden de rechten in volgorde uitgeoefend door een meerderjarig kind, een ouder, een meerderjarige broer of zuster van de gebruiker.
Indien die personen niet wensen tussen te komen of verstek laten, worden de belangen van de patiënt door het betrokken lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg behartigd, desgevallend in het raam van het multidisciplinaire overleg.
Dat geldt ook in geval van conflict tussen twee of meer personen onder die vermeld in deze paragraaf. § 3. De gebruiker wordt, rekening houdend met zijn begripsvermogen, zoveel mogelijk bij de uitoefening van zijn rechten betrokken.
Art. 579.§ 1. Met het oog op de bescherming van de private levenssfeer van de gebruiker, zoals bedoeld in artikel 575, kan het betrokken lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg het door de in de artikelen 576, 577 en 578 bedoelde persoon ingediende verzoek om inzage of afschrift, zoals bedoeld in artikel 570, § 3, of § 4, geheel of gedeeltelijk verwerpen. In dat geval wordt het inzage- of afschriftrecht uitgeoefend door het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg dat door de mandataris aangewezen wordt. § 2. In het belang van de gebruiker en om elke risico voor zijn leven of elke ernstige aantasting van zijn gezondheid te voorkomen, wijkt het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg, desgevallend in het raam van het multidisciplinaire overleg, af van de beslissing genomen door de persoon bedoeld in de artikelen 576, 577 en 578, § 2. Indien de beslissing is genomen door een persoon bedoeld in artikel 578, § 1, wijkt het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg er slechts van af voor zover die persoon de uitdrukkelijke wil van de gebruiker niet kan inroepen. § 3. In de gevallen bedoeld in de §§ 1 en 2 voegt het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg een schriftelijke motivering toe in het dossier van de gebruiker.
I. Kostprijs van de prestaties
Art. 580.§ 1. De dienst voor geestelijke gezondheidszorg vordert van de gebruiker, desgevallend van diens wettelijke vertegenwoordigers of rechtstreeks van de betrokken instellingen, de honoraria of financiële tegemoetkomingen die hen krachtens de wetgeving of reglementen opgelegd worden.
Op basis van een voorstel van een lid van het team dat voor de sociale functie instaat kan er gratis geraadpleegd worden wanneer de persoon niet over voldoende financiële middelen beschikt, tenzij de desbetreffende modaliteiten in een intern reglement vastliggen.
In het laatste geval wordt het intern reglement samen met de erkenningsaanvraag aan de Regering overgelegd.
Bij gebrek aan andersluidend advies binnen twee maanden na ontvangst, wordt het geacht aanvaard te zijn. § 2. Voor de prestaties bepaald bij de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 14 juli 1994, wordt de financiële tegemoetkoming van de verzekering gevorderd op basis van de betaling per prestatie volgens de nomenclatuur van de gezondheidszorgen, of op basis van het forfaitair bedrag bepaald bij artikel 52 van het koninklijk besluit van 14 juli 1994 houdende coördinatie van genoemde wet.
Wanneer de financiële tegemoetkoming van de verzekering gevorderd wordt op basis van de betaling per prestatie volgens de nomenclatuur van de gezondheidszorgen, wordt geen persoonlijke tegemoetkoming gevorderd van de verzekerde gebruiker of van diens wettelijke vertegenwoordiger, behalve die bepaald bij artikel 37 van genoemde wet.
Bij gebrek aan financiële tegemoetkoming van de verzekering wordt de persoonlijke tegemoetkoming van de gebruiker vastgelegd op basis van de betaling per prestatie volgens de nomenclatuur van de gezondheidszorgen.
Art. 581.Voor de prestaties van het niet medisch personeel vordert de dienst voor geestelijke gezondheidszorg een financiële tegemoetkoming, met inachtneming van het maximumtarief en de modaliteiten vastgelegd door de Regering.
Dat tarief wordt geïndexeerd overeenkomstig de modaliteiten bepaald bij de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare Schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid van de arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.
Art. 582.De tarieven, honoraria en financiële bijdragen worden aangeplakt in de wachtzalen van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg en vermeld in de informatiedocumenten die hij uitgeeft.
J. Adviesraad
Art. 583.§ 1. De dienst voor geestelijke gezondheidszorg wordt bijgestaan door een adviesraad, hierna « raad » genoemd, die samengesteld is uit : 1° drie vertegenwoordigers van de inrichtende macht;2° drie vertegenwoordigers van het team, die elk voor een verschillende functie instaan. § 2. De raad vergadert minstens één keer om de zes maanden onder het voorzitterschap van één van de vertegenwoordigers van de inrichtende macht, wiens stem bij staking van stemmen doorslaggevend is.
De raad wijst de persoon aan die het secretariaat waarneemt en de notulen opmaakt.
De notulen worden gedurende vijf jaar bewaard en ter inzage van de Waalse Regering gelegd op haar verzoek.
Wanneer de administratief directeur niet aangewezen wordt als vertegenwoordiger van de inrichtende macht, wordt hij op de vergaderingen van de raad uitgenodigd.
Art. 584.De raad organiseert het overleg tussen de inrichtende macht en het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg.
Het overleg slaat hoe dan ook op : - het huishoudelijk reglement dat voorziet in, o.a., de modaliteiten en de periodiciteit van de aanwijzing van de leden van de raad en in een oproepingsprocedure in geval van dringende noodzakelijkheid; - het project inzake dienst voor geestelijke gezondheidszorg; - de aanwijzing van de geneesheren of de bepaling van de compensatiemaatregelen wanneer verzocht wordt om af te wijken van het prestatieminimum bedoeld in artikel 619, § 2; - de aanwijzing van de leden van het team en van de administratieve directie; - de behoeften aan personeel, de indienstneming ervan en het afsluiten van overeenkomsten met de zelfstandige zorgverleners; - de behoefte aan lokalen en uitrusting; - de overeenkomsten i.v.m. de opdrachten van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg en de werking in netverband; - de begroting; - de exploitatierekening; - de bestemming van de ontvangsten; - de evaluatie van de activiteiten van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg.
De beslissingen van de inrichtende macht worden met redenen omkleed wanneer ze afwijken van het advies van de raad en worden hem in alle gevallen meegedeeld.
K : Inzameling van sociaal-epidemiologische gegevens
Art. 585.§ 1. Om zijn opdracht te vervullen verzamelt de dienst voor geestelijke gezondheidszorg sociaal-epidemiologische gegevens over de gebruikers.
Die verzameling dient om : - het profiel van de door hem bediende bevolking vast te leggen en op basis van die gegevens het project inzake dienst voor geestelijke gezondheidszorg te oriënteren; - bij te dragen in het onderzoek en de analyse voor het gezamelijke Franse taalgebied en hem in staat te stellen te voldoen aan zijn verplichtingen t.o.v. andere overheden.
De verzamelde gegevens dienen hoe dan ook voor de identificering van de sociologische kenmerken van de bevolking die de dienst voor geestelijke gezondheidszorg om advies verzoekt, van de perimeter van de toegankelijkheid van de plaats van de raadpleging, het traject van de gebruiker, het hulp- en zorgverleningsnet en de middelen waarover de gebruiker beschikt, in verband met de vastgestelde psychische en psychologische problemen.
De Regering bepaalt de minimale lijst van de gegevens die het voorwerp van de verzameling zijn, de modaliteiten voor de registratie, bewaring en mededeling van de gegevens die voor haar bestemd zijn.
Het komt aan de dienst voor geestelijke gezondheidszorg toe om de gegevens anoniem te houden volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten. § 2. Wanneer de resultaten van het onderzoek en de analyse van de gegevens gekend zijn, informeert de Regering de diensten voor geestelijke gezondheidszorg op de meest geschikte wijze.
L : Toegankelijkheid en infrastructuur
Art. 586.De dienst voor geestelijke gezondheidszorg is gevestigd daar waar de belangen van de gebruikers van het grondgebied dat hij bedient zo goed mogelijk behartigd kunnen worden.
Hij zorgt ervoor dat de gebruikers er vlotte toegang toe krijgen.
Art. 587.§ 1. De dienst voor geestelijke gezondheidszorg kan in aparte zetels georganiseerd worden en over antennes beschikken.
In dezelfde zetel kunnen verschillenhet teamen werken voor zover de inrichting van de lokalen het toelaat. § 2. Elke zetel beschikt minstens over : - een wachtzaal; - een specifiek lokaal voor de administratieve functie; - raadplegingsbureau's en sanitaire installaties, waarvan minstens één aangepast is aan personen met beperkte beweeglijkheid.
De organisatie van het onthaal kan gemeen zijn aan verschillende zetels.
De organisatie van de lokalen houdt rekening met de bepalingen betreffende de bewaring van de individuele dossiers en de archieven, met inachtneming van de geheimhouding. § 3. De antenne is een externe raadplegingsplaats die niet voldoet aan de criteria van de zetel.
De dienst voor geestelijke gezondheidszorg zorgt ervoor dat in die raadplegingsplaats rekening gehouden met de geheimhouding van de gesprekken en met de bescherming van de private levenssfeer van de gebruiker.
Art. 588.Wanneer de dienst voor geestelijke gezondheidszorg gevestigd is in een gebouw waar andere sociale of zorgverlenende instellingen of diensten ondergebracht zijn, wordt voor de dienst voor geestelijke gezondheidszorg binnen dat gebouw voorzien in lokalen die een samenhangende entiteit vormen.
De lokalen van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg mogen zich in geen geval in een residentiële structuur bevinden.
In ieder geval wordt de dienst voor geestelijke gezondheidszorg duidelijk geïdentificeerd naar het publiek toe.
Art. 589.De lokalen van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg worden gedekt door een attest waaruit blijkt dat ze voldoen aan de veiligheidsnormen. Dat attest wordt afgeleverd door de Burgemeester van de gemeente waar ze gevestigd zijn en is opgemaakt op grond van een rapport van de regionale brandweerdienst.
Art. 590.De raadplegingen worden elke werkdag door de dienst voor geestelijke gezondheidszorg gehouden, meer bepaald van maandag tot vrijdag tussen 9 uur en 18 uur, behalve drie dagen per jaar.
Die dagen zijn bestemd hetzij voor activiteiten i.v.m. de verbetering van de werking van het team, hetzij om een buitengewoon verlof toe te kennen, mits voorafgaande kennisgeving aan de gebruikers en aan de Regering, met inachtneming van de modaliteiten en termijnen die zij bepaalt.
Daarnaast worden raadplegingen op verzoek georganiseerd voor 9 uur, na 18 uur of zaterdagochtend, naar rato van maximum 4 uren per week, waarbij de ongemakkelijke uren gepresteerd door het personeel niet meer bedragen dan 4 % van het totaalaantal uren toegekend aan de dienst voor geestelijke gezondheidszorg.
M. Boekhouding
Art. 591.De erkende dienst voor geestelijke gezondheidszorg die zijn rechten op subsidies laat gelden houdt boeken met, per begrotingsjaar, de financiële resultaten van zijn beheer en legt de boekhoudkundige en financiële gegevens aan de Regering over met inachtneming van de modaliteiten en termijnen die zij bepaalt.
De Regering legt een boekhoudkundig plan vast.
Onderafdeling 2. - Verplichtingen eigen aan de specifieke initiatieven en aan de therapeutische clubs A. Specifieke initiatieven
Art. 592.Het specifieke initiatief dat door de dienst voor geestelijke gezondheidszorg georganiseerd wordt, integreert zich in zijn werking en geniet de begeleiding van zijn administratieve en therapeutische directies volgens de modaliteiten die de Regering bepaalt.
Art. 593.De Regering kan afwijken van de bepalingen inzake de vestiging van de lokalen opdat ze aan de ontwikkelde activiteiten aangepast kunnen worden.
De aanvraag tot afwijking wordt samen met de aanvraag tot toekenning van de erkenning ingediend en behandeld volgens de modaliteiten die de Regering bepaalt.
B. Therapeutische clubs
Art. 594.De door de dienst voor geestelijke gezondheidszorg georganiseerde therapeutische club integreert zich in zijn werking volgens de modaliteiten die de Regering bepaalt.
De therapeutische club geniet minstens de begeleiding van de administratieve en therapeutische directies van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg en is toegankelijk onder de voorwaarden die voor laatstgenoemde gelden.
Hij beschikt, al naar gelang van de aard van zijn activiteiten, over gespecialiseerd personeel en organiseert zijn eigen onthaal.
Art. 595.De Regering kan afwijken van de bepalingen inzake de vestiging van de lokalen opdat ze aan de ontwikkelde activiteiten aangepast kunnen worden.
De aanvraag tot afwijking wordt samen met de aanvraag tot toekenning van de erkenning ingediend en behandeld volgens de modaliteiten die de Regering bepaalt.
Onderafdeling 3. - Programmering en erkenning A. Programmering
Art. 596.De activiteiten van elke dienst voor geestelijke gezondheidszorg vinden geheel of gedeeltelijk plaats binnen de grondgebieden van de overlegplatforms inzake geestelijke gezondheid, behalve wat betreft de specifieke initiatieven die op het gezamenlijke grondgebied van het Franse taalgebied toegelaten worden.
Art. 597.Wanneer de Regering de erkenning verleent, zorgt ze voor een evenwichige verdeling van de diensten voor geestelijke gezondheidszorg en van hun zetels over het grondgebied van het Franse taalgebied en tracht ze daarbij de doelstelling van minstens één dienst voor geestelijke gezondheidszorg per 50.000 inwoners en per administratief arrondissement te halen.
B. Erkenning
Art. 598.De voorwaarden tot toekenning, opschorting en intrekking van de erkenning worden nader bepaald door de Regering. Daartoe bepaalt ze de desbetreffende modaliteiten en termijnen en zorgt ervoor dat het recht om vóór de besluitvorming gehoord te worden in acht genomen wordt.
Art. 599.De erkenning als specifiek initiatief of therapeutische club kan verleend worden : 1° hetzij doorgaans, op basis van een aanvraag die altijd ingediend kan worden;2° hetzij specifiek, in het raam van een oproep tot thematische projecten waarvan de Regering de modaliteiten bepaalt. Voor het overige is de erkenningsprocedure die in de artikelen 600 tot 602 vastligt toepasselijk op de specifieke initiatieven en de therapeutische clubs.
Art. 600.De erkenningsaanvraag wordt door de inrichtende macht van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg bij de Regering ingediend.
Ze slaat op de organisatie van een dienst voor geestelijke gezondheidszorg en, desgevallend, van een specifiek initiatief of van een therapeutische club.
De dienst voor geestelijke gezondheidszorg moet erkend zijn om een aanvraag tot ontwikkeling van een specifiek initiatief of therapeutische club in te dienen.
De voorwaarden van ontvankelijkheid van de aanvraag, de samenstelling van het dossier en de procedure voor de aanvraag van de erkenning worden door de Regering vastgelegd.
Het dossier bevat minstens : - de identificering van de inrichtende macht; - het project inzake dienst voor geestelijke gezondheidszorg.
Art. 601.§ 1. De Regering verleent de erkenning voor onbepaalde duur aan een dienst voor geestelijke gezondheidszorg en, desgevallend, een specifiek initiatief of therapeutische club zodra vast staat dat de erkenningsvoorwaarden vervuld zijn of dat de inrichtende macht zich ertoe verbindt eraan te voldoen binnen een termijn die de Regering voorschrijft, wanneer ze pas na het verkrijgen van de erkenning vervuld kunnen worden.
Wanneer de erkenning wordt aangevraagd, moet aan de volgende verplichtingen voldaan worden : - de rechtsvorm van de inrichtende macht; - de opmaking van het project inzake geestelijke gezondheid bedoeld in artikel 541.
De erkenningsvoorwaarden die de inrichtende macht zich ertoe verbindt te vervullen betreffen de normen bedoeld in 542 en volgende.
Om zijn recht op erkenning te behouden, werft de inrichtende macht het personeel van de basisteam en beschikt ze over lokalen binnen een termijn van zes maanden, te rekenen van de kennisgeving van de erkenning.
Art. 602.§ 1. Elke dienst voor geestelijke gezondheidszorg beschikt over een enig document waarin de erkenning van de dienst als dusdanig opgenomen is en, desgevallend, de erkenning van het specifieke initiatief (de specifieke initiatieven) of van een therapeutische club ontwikkeld door de dienst voor geestelijke gezondheidszorg, alsook de aard van het erkende aanbod en de eventuele zetels.
Dat document vermeldt ook of de dienst voor geestelijke gezondheidszorg binnen dezelfde zetel een onderscheid maakt tussen het algemene aanbod en het aanbod bestemd voor kinderen en adolescenten. § 2. Onder aard van het aanbod wordt verstaan het aantal prestatie-uren naar gelang van de functies. § 3. De beslissing betreffende de erkenning onderscheidt het aanbod al naar gelang het zich op algemene wijze richt tot de gezamenlijke bevolking die door de dienst voor geestelijke gezondheidszorg bediend wordt of zich in de tenlasteneming van kinderen of adolescenten specialiseert.
In het laatste geval zijn de volgende bijzondere normen van toepassing : - de psychiatrische functie wordt door een kinder- en jeugdpsychiater uitgeoefend; - de dienst voor geestelijke gezondheidszorg vult zijn aanbod aan met a media therapie in de vorm van logopedie, kinesitherapie of psychomotriciteit.
Onderafdeling 4. - Subsidiëring
Art. 603.Binnen de perken van de begrotingskredieten verleent de Regering aan de inrichtende macht van de erkende diensten voor geestelijke gezondheidszorg subsidies ter dekking van : - de personeelsuitgaven; - de werkingskosten; - de vergoeding bestemd voor de administratieve directie; - het forfaitair bedrag voor de verbindingsfunctie.
Art. 604.De personeelsuitgaven komen slechts voor subsidies in aanmerking als ze niet hoger zijn dan de door de Regering vastgelegde loonschalen en het aantal prestatieuren bepaald door de erkenning.
De Regering bepaalt de modaliteiten om de prestaties in aanmerking te nemen.
De anciënniteit wordt in aanmerking genomen overeenkomstig de bepalingen die de Regering vastlegt.
Art. 605.De werkingskosten van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg worden slechts in aanmerking genomen als ze per jaar en per zetel niet hoger zijn dan een door de Regering vastgelegd forfaitair bedrag van minstens 14.870 euro.
Wat de werkingskosten betreft, wordt de erkende therapeutische club met een zetel gelijkgesteld.
De erkende specifieke initiatieven genieten voor de werkingskosten een subsidie die op basis van het project inzake dienst voor geestelijke gezondheidszorg berekend wordt en niet meer dan 14.870 euro mag bedragen.
Art. 606.Elke dienst voor geestelijke gezondheidszorg ontvangt een subsidie die voor de administratieve directie bestemd is, ongeacht het aantal zetels, specifieke initiatieven of therapeutische clubs die hij organiseert.
Het gaat om een forfaitair bedrag.
Het bedrag wordt in de vorm van een uitkering verleend aan het personeelslid dat aangewezen is om de administratieve directie waar te nemen en mag niet kleiner zijn dan 4.032 euro per jaar.
Art. 607.De subsidie die voor de psychiatrische functie wordt toegekend, wordt beperkt tot 75 % van het bedrag dat op basis van de anciënniteit van de werknemer toegekend moet worden.
Ze wordt op verzoek van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg in de vorm van personeels- of werkingskosten gebruikt wanneer de zorgverlener in het raam van een zelfstandigenovereenkomst werkt.
De minimale inhoud van de zelfstandigenovereenkomst wordt nader bepaald door de Regering.
Art. 608.« La subvention attribuée pour la fonction de liaison est calculée forfaitairement en tenant compte du nombre des équivalents temps plein de la fonction sociale.
Elle est utilisée pour des dépenses de personnel supplémentaire ou des frais de fonctionnement afférents à la fonction de liaison.
Elle ne peut être inférieure à 3.935 euros. »
Art. 609.De subsidies bedoeld in dit hoofdstuk worden geïndexeerd overeenkomstig de modaliteiten bepaald bij de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare Schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid van de arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld, met uitzondering van de werkingskosten waarop de eerste indexering van het boekjaar toegepast wordt.
Art. 610.§ 1. De toegekende subsidies zijn het voorwerp van driemaandelijkse voorschotten.
Die voorschotten worden berekend als volgt : - wat de personeelsuitgaven betreft, op basis van de prestatie-uren bedoeld in het besluit tot toekenning van de erkenning; - wat de overige subsidies betreft, per vierde van het toegekende bedrag.
De driemaandelijkse voorschotten worden uiterlijk 15 februari betaald voor het eerste kwartaal van het kalenderjaar, 15 mei voor het tweede kwartaal, 15 augustus voor het derde kwartaal, 15 november voor het vierde kwartaal. § 2. De subsidie wordt jaarlijks betaald op basis van een definitieve berekening die rekening houdt met de gestorte driemaandelijkse voorschotten en de controle op het gebruik van de subsidie.
De Regering bepaalt de modaliteiten voor de kennisgeving van het resultaat van de controle die het recht van de inrichtende machten beschermen om daarop te reageren. § 3. De erkende dienst voor geestelijke gezondheidszorg, die de boekhoudkundige gegevens van het vorige jaar uiterlijk 31 maart niet heeft overgelegd aan de diensten van de Regering, ontvangt geen voorschotten meer voor het lopende jaar zolang de gegevens niet zijn overgelegd.
Art. 611.De ontvangsten uit de raadplegingen en de bijkomende activiteiten zijn bestemd voor de niet gesubsidieerde uitgaven of voor opleidings- en documentatiedoeleinden, na onderzoek door de adviesraad.
Onderafdeling 5. - Evaluatie, controle en sanctie A. Evaluatie en controle
Art. 612.De kwalitatieve evaluatie van de erkende diensten voor geestelijke gezondheidszorg en de administratieve en financiële controle erop worden verricht door de diensten die de Regering aanwijst.
Ze hebben vrije toegang tot de lokalen van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg en hebben het recht om ter plaatse inzage te nemen van de stukken en documenten die ze nodig achten voor de vervulling van hun opdracht.
Art. 613.§ 1. De indicatoren betreffende de activiteit worden door de Regering bepaald op basis van een analyse uitgevoerd door het referentiecentrum inzake geestelijke gezondheidszorg bedoeld in de artikelen 618 tot 622. § 2. Wanneer de dienst erkend is, onderwerpt hij zich aan de evaluatie die door de Regering georganiseerd wordt.
De modaliteiten en de periodiciteit van de evaluatie worden door de Regering bepaald op basis van het project inzake dienst voor geestelijke gezondheidszorg en met inachtneming van de bij of overeenkomstig dit decreet aangenomen bepalingen, waarbij de evaluatie minstens om de twee jaar uitgevoerd wordt, behalve buitengewone of bijzondere omstandigheden die een frequentere evaluatie zouden rechtvaardigen.
B. Activiteitenverslag
Art. 614.§ 1. De dienst voor geestelijke gezondheidszorg bezorgt de Regering jaarlijks, met inachtneming van de modaliteiten en de inhoud die zij bepaalt, een activiteitenrapport met, o.a., kwantitatieve en kwalitatieve gegevens over de activiteiten die hij in de loop van het afgelopen jaar gevoerd heeft.
In dat rapport wordt ook het verband tussen de activiteiten en het project inzake dienst voor geestelijke gezondheidszorg gelegd en wordt desgevallend voorgesteld om het project bij te werken.
Het wijst tot slot op de vooruitzichten van de dienst voor het volgende jaar.
De periodiciteit kan door de Regering herzien worden voor een gedeelte of voor het geheel van de activiteiten wanneer het project inzake dienst voor geestelijke gezondheidszorg de doelstellingen bepaalt waarvan de evaluatie minstens een jaar in beslag zal nemen. § 2. De Regering bepaalt de termijn en de modaliteiten voor de overlegging van het activiteitenrapport aan haar diensten.
C. Sanctions
Art. 615.De voorwaarden tot toekenning, opschorting en intrekking van de erkenning worden nader bepaald door de Regering. Daartoe bepaalt ze de desbetreffende modaliteiten en termijnen en zorgt ervoor dat het recht om vóór de besluitvorming gehoord te worden in acht genomen wordt.
Art. 616.De erkenning van het geheel of van een gedeelte van de door een dienst voor geestelijke gezondheidszorg gevoerde activiteiten kan altijd opgeschort of ingetrokken worden wegens niet-inachtneming van de bepalingen van dit hoofdstuk of de overeenkomstig dit hoofdstuk vastgelegde bepalingen.
Art. 617.Wanneer de bepalingen van dit decreet en de ter uitvoering van dit decreet genomen bepalingen niet in acht genomen worden en, meer bepaald, wanneer de dienst voor geestelijke gezondheidszorg de nakoming van zijn verplichtingen blijft verzuimen, legt de Regering het aanmaningsstelsel vast en bepaalt ze de termijn waarbinnen de dienst voor geestelijke gezondheidszorg orde op zaken moet stellen.
De dienst voor geestelijke gezondheidszorg die niet voldoet aan de modaliteiten en termijnen inzake de overlegging van het activiteitenrapport of de verzameling van sociaal-epidemiologische gegevens ontvangt geen voorschot meer zolang hij zijn verplichtingen niet nakomt.
In geval van ongunstige evaluatie kan de Regering de erkenning opschorten of intrekken volgens de modaliteiten die zij bepaalt.
De evaluatie wordt als ongunstig beschouwd wanneer de inrichtende macht het actieplan willens en wetens niet ten uitvoer gelegd heeft terwijl ze zich daartoe verbonden had of wanneer ze in het raam van de toepassing van het actieplan niet voldaan heeft aan de normen opgelegd bij of krachtens dit decreet.
De opschorting van de erkenning houdt in dat de storting van de subsidies opgeschort wordt tot de datum waarop de verplichtingen nagekomen worden.
De intrekking van de erkenning houdt in dat elke toekenning van subsidie vanaf de datum van de beslissing opgeschort wordt.
Wanneer het gaat om een gedeeltelijke opschorting of intrekking van de activiteit, worden de subsidies naar verhouding verminderd. Afdeling 3. - Referentiecentra voor geestelijke gezondheid
Onderafdeling 1. - Erkenning A. Algemene bepalingen
Art. 618.Een referentiecentrum inzake geestelijke gezondheidszorg, hierna « referentiecentrum » genoemd, is het steunverleningsorgaan dat ervoor zorgt dat het personeel van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg, van hun specifieke initiatieven en de therapeutische clubs, en van hun inrichtende machten over de informatie en de middelen kan beschikken die nodig zijn voor de vervulling van zijn opdrachten.
In het raam van dezelfde doelstelling vervult het ook een onderzoeks- en analyseopdracht, op eigen initiatief of onder aansporing van de Regering.
Art. 619.§ 1. De Regering erkent een referentiecentrum inzake geestelijke gezondheidszorg slechts met het oog op steunverlening aan de actie van de beroepsmensen van de diensten voor geestelijke gezondheidszorg en op de opneming ervan onder de andere activiteiten inzake geestelijke gezondheid in het raam van de volgende opdrachten : - een transregionale en transectorale overlegopdracht; - een opdracht inzake waarneming van de geestelijke gezondheidszorgpraktijken; - een opdracht inzake steunverlening aan de actoren van de sector; - een onderzoeksopdracht met het oog op de uitvoering van punctuele analysen, studies en onderzoeken i.v.m. de waarnemings-, steunverlenings- en overlegopdrachten van de geestelijke gezondheidszorgactoren in het Franse taalgebied; - een opdracht inzake verstrekking, inzameling, terinzagelegging en verspreiding van alle informatie en gespecialiseerde documentatie die voor de geestelijke gezondheidsactoren nuttig zijn.
De Regering bepaalt de modaliteiten voor de uitoefening van die opdrachten. § 2. Om erkend te worden moet een referentiecentrum de volgende gegevens en stukken overleggen : 1° de identificering van de inrichtende macht;2° de lijst van zijn leden, meer bepaald, in voorkomend geval, van zijn wetenschappelijke en technische adviseurs;3° het activiteitenprogramma, hierna « actieplan » genoemd, waarin melding gemaakt wordt van de wijze waarop de in de vorige paragraaf vermelde opdrachten vervuld zullen worden inzake inhoud, doelstellingen, evaluatie van het halen hiervan in de vorm van indicatoren en inzake begroting. De erkenning heeft een duur van vier jaar. Ze is hernieuwbaar. § 3. Een oproep tot indiening van de erkenningsaanvraag wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaaakt, samen met een door de Regering opgemaakt formulier.
De Regering bericht ontvangst daarvan binnen de termijn die zij bepaalt en legt de aanvragen ter advies over aan de « Conseil wallon de l'action sociale et de la santé » (Waalse raad voor sociale actie en gezondheid) bedoeld in het decreet van 6 november 2008 houdende rationalisatie van de adviesverlenende functie voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet.
Na ontvangst van het advies beschikt de Regering over een termijn van twee maanden om te beslissen.
In geval van hernieuwing van de erkenning zijn dezelfde bepalingen van toepassing.
Het aan de « Conseil wallon de l'action sociale et de la santé » overgelegde dossier wordt aangevuld met de evaluatie van de al dan niet gehaalde doelstellingen. § 4. De beslissing tot erkenning bevat het actieplan dat de Regering voor de erkenningsperiode goedgekeurd heeft.
Dat plan kan in de loop van de erkenningsperiode gewijzigd worden, mits overeenkomst. § 5. Terwijl de Regering de erkenning als referentiecentrum inzake geestelijke gezondheidszorg verleent, laat ze in het Belgisch Staatsblad een kandidatenoproep bekendmaken met het oog op de oprichting van een sturingscomité dat belast wordt met de supervisie van de organisatie van de opdrachten en dat samengesteld is uit : - de personen aangewezen door de raad van bestuur van het referentiecentrum inzake geestelijke gezondheidszorg; - twee vertegenwoordigers van de inrichtende machten, onder wie een administratief directeur; - drie vertegenwoordigers van de werknemers van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg, elk voor een functie; - een vertegenwoordiger van de psychiatrische functie; - een vertegenwoordiger van de overlegplatforms inzake geestelijke gezondheidzorg.
De Regering neemt het voorzitterschap van het sturingscomité waar en wijst er vier vertegenwoordigers aan.
Wanneer het referentiecentrum slechts de bij dit decreet bedoelde opdrachten uitoefent, dient de raad van bestuur als sturingscomité.
Het sturingscomité wijst een secretaris onder de personeelsleden van het referentiecentrum aan.
Het laat zich bijstaan door elke persoon die nuttig is voor de vervulling van zijn opdracht.
B. Specifieke erkenning
Art. 620.De Regering kan specifieke referentiecentra erkennen i.v.m. de specifieke initiatieven ontwikkeld door de dienst voor geestelijke gezondheidszorg.
Onverminderd de opdrachten die aan de refentiecentra inzake geestelijke gezondheid toegewezen worden, kunnen ze specifiek de volgende opdrachten vervullen : - een transregionale en transectorale overlegopdracht; - een opdracht inzake waarneming van de geestelijke gezondheidspraktijken; - een opdracht inzake steunverlening aan de actoren van de sector; - een onderzoeksopdracht met het oog op de uitvoering van punctuele analysen, studies en onderzoeken i.v.m. de waarnemings-, steunverlenings- en overlegopdrachten van de geestelijke gezondheidszorgactoren in het Franse taalgebied; - een opdracht inzake verstrekking, inzameling, terinzagelegging en verspreiding van alle informatie en gespecialiseerde documentatie die nuttig zijn voor de geestelijke gezondheidszorgactoren.
De bepalingen die toepasselijk zijn op de referentiecentra inzake geestelijke gezondheidszorg zijn van toepassing op de specifieke referentiecentra, met uitzondering van de volgende bijzondere modaliteiten : - de vertegenwoordigers van de diensten voor geestelijke gezondheidszorg binnen het sturingscomité oefenen hun activiteiten uit in de specifieke initiatieven betrokken bij de aangepakte specificiteit; - de binnen de perken van de begrotingskredieten verleende subsidies worden vastgelegd op basis van het ingediende project, rekening houdend met de weerslag van dat project op de betrokken specifieke initiatieven en bedragen minstens 50.000 euro per specifiek referentiecentrum; - de evaluatie wordt minstens één keer per jaar doorgevoerd.
De Regering zorgt ervoor dat het referentiecentrum inzake geestelijke gezondheidszorg betrokken wordt bij de activiteiten van de specifieke referentiecentra en omgekeerd.
Onderafdeling 2. - Subsidiëring
Art. 621.§ 1. Binnen de perken van de begrotingskredieten verleent de Regering subsidies waarvan het bedrag op minimum 2.500 euro per erkende dienst voor geestelijke gezondheidszorg vastgelegd is en houdt ze rekening met het aangenomen activiteitenprogramma.
Het totaalbedrag dat aan het referentiecentrum toegekend wordt, mag in geen geval 215.000 euro per jaar overschrijden.
De bedragen vermeld in de vorige leden worden geïndexeerd overeenkomstig de modaliteiten bepaald bij de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare Schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid van de arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. § 2. De subsidie wordt uiterlijk 1 april van het boekjaar waarop ze betrekking heeft gestort in de vorm van een voorschot gelijk aan 80 % van het totaalbedrag en het saldo na overlegging van de bewijsstukken volgens de modaliteiten die door de Regering vastgelegd worden.
Onderafdeling 3. - Evaluatie, controle en sancties
Art. 622.Wanneer het referentiecentrum erkend wordt, onderwerpt het zich aan de door de Regering georganiseerde evaluatie, die minstens om de twee jaar doorgevoerd moet worden.
De evaluatie wordt door het sturingscomité doorgevoerd onder het voorzitterschap van de Regering.
De modaliteiten worden op basis van het actieplan vastgelegd en bestaan in : - de kwalitatieve en kwantitatieve evaluatie van de voor de opdrachten bestemde middelen en van de inhoud van de uitgevoerde acties; - de evaluatie van de al dan niet gehaalde doelstellingen op basis van de indicatoren die bij de erkenning zijn aangenomen.
Wanneer het sturingscomité vaststelt dat de tenuitvoerlegging van het actieplan niet conform is, wijst het het referentiecentrum daarop en deelt het mee binnen welke termijn het actieplan conform gemaakt moet worden.
Indien het actieplan na afloop van die termijn niet conform gemaakt is, wordt een voorstel tot intrekking van de erkenning aan de Regering voorgelegd. Afdeling 4. - Kadaster van het aanbod en informatieverstrekking aan
het publiek
Art. 623.§ 1. De Regering geeft om de twee jaar volgens de modaliteiten die zij bepaalt een syntheserapport uit waarin melding gemaakt wordt van het aanbod van de diensten voor geestelijke gezondheidszorg en van de wijze waarop dat aanbod zich ontwikkeld heeft.
Het syntheserapport, hierna « aanbodkadaster » genoemd, maakt ook melding van de activiteit van de referentiecentra inzake geestelijke gezondheidszorg bedoeld in afdeling 3 van dit hoofdstuk. § 2. Het aanbodkadaster wordt op gepaste wijze aan de diensten voor geestelijke gezondheidszorg en de referentiecentra inzake geestelijke gezondheidszorg meegedeeld volgens de bepalingen waarin de Regering voorziet.
Het aanbodkadaster wordt door de Regering aan het Parlement overgelegd.
Art. 624.De Regering moet het publiek, algemeen of beroepshalve beschouwd, een lijst van de erkende diensten voor geestelijke gezondheidszorg ter inzage leggen, met het grondgebied dat door elk van hen bediend wordt, de toegankelijkheidsmodaliteiten en de omschrijving van hun aanbod in de meest geschikte vorm. HOOFDSTUK III. - Verslavingen Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 625.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1° « verslavingen », afhankelijkheid en gewenning wegens overmatig gebruik van : a) geoorloofde of ongeoorloofde psychotrope producten;b) alcohol of tabak;c) spelen;2° « entourage » : elke persoon die bevoorrechte relaties onderhoudt met de persoon die aan verslavingen lijdt;3° « netwerk » : het geheel van de instellingen gespecialiseerd in verslavingen, in het bijzonder, en inzake hulp- en zorgverlening, in het algemeen, die gelijktijdig of achtereenvolgend tussenkomen ten gunste van de personen die aan verslavingen lijden of van hun entourage, hierna « begunstigden », in de vorm van institutioneel overleg;4° « institutioneel overleg » : het kader of de samenwerking tussen de instellingen, los van een toestand, opdat hun vakmensen desnoods kunnen samenwerken;5° « intervisie » : de creatie en de ontwikkeling van een opleidingssynergie, in een dynamiek van zelfopleiding door het scheppen van een context waarin de collectieve intelligentie binnen een groep van gelijken makkelijk aan de dag kan treden, zodat hen de mogelijkheid gegeven wordt om hun beroepspraktijk te onderzoeken, te verdiepen en te verbeteren;6° « supervisie » : de handeling inzake de basis- of voortgezette opleiding, meer bepaald een reeks gesprekken tussen een personeelslid van de instellingen bedoeld in het vorige lid en een derde met een nuttige ervaring in de uitgevoerde opdrachten en met de vereiste capaciteiten om die gesprekken tot een goed eind te brengen; De Regering is bevoegd om de lijst van de in 1 van dit artikel bedoelde verslavingen uit te breiden op basis van de evolutie van de wetenschappelijke kennis.
Art. 626.De zorg- en hulpverleningsnetwerken en -diensten gespecialiseerd in verslavingen voorzien ter informatie alle akten en andere stukken, advertenties en aanplakkingen die van de dienst uitgaan van een melding waaruit blijkt dat ze door het Waalse Gewest erkend zijn en gesubsidieerd worden. Afdeling 2. - Zorg- en hulpverleningsnetwerken gespecialiseerd in
verslavingen Onderafdeling 1. - Zorgzones
Art. 627.§ 1. Het Franstalige grondgebied van het Waalse Gewest wordt in minstens twaalf zorgzones onderverdeeld. De geographische afbakening wordt door de Regering bepaald met inachtneming van de territoriale grenzen van de verenigingen bedoeld in artikel 1, 2°, van het koninklijk besluit van 10 juli 1990 houdende vaststelling van de normen voor de erkenning van samenwerkingsverbanden van psychiatrische instellingen en diensten, hierna « overlegplatforms inzake geestelijke gezondheidszorg » genoemd.
Binnen elke zorgzone wordt een in verslavingen gespecialiseerd zorg- en hulpverleningsnetwerk opgericht, hierna « netwerk » genoemd.
Het institutioneel overleg van het netwerk ligt in ruimere mate in de lijn van het overleg ingesteld door de overlegplatforms inzake geestelijke gezondheidszorg waarmee het samenwerkt en van elke andere vorm van institutioneel overleg bepaald door de Regering naar gelang van de evolutie van de behoeften of van de organisatie van de zorg- en hulpverlening. § 2. In afwijking van paragraaf 1, tweede lid, van dit artikel, mogen de in de aangrenzende zones gevestigde netwerken één enkel netwerk vormen voor zover ze binnen de territoriale grenzen van de overlegplatforms inzake geestelijke gezondheidszorg blijven. § 3. De netwerken die het wensen mogen via overlegde tenlastenemingsprocessen samenwerkingsovereenkomsten sluiten om hun wederzijdse acties ten gunste van de begunstigden te intensifiëren.
De samenwerkingsovereenkomst tussen de netwerken bevat minstens : - de identificatie van de partijen; - het voorwerp van de samenwerking; - de plichten van de partijen, o.a. die betreffende de modaliteiten voor de verstrekking van relevante informatie t.o.v. van de doelstelling die door de samenwerking nagestreefd wordt; - het beginsel van de naleving van het decreet en van de bepalingen genomen ter uitvoering ervan; - de duur van de overeenkomst; - de voorwaarden van opzegging van de overeenkomst; - de bevoegde instanties in geval van geschil.
De overeenkomsten worden aan de Regering meegedeeld binnen de maand waarin ze gesloten worden.
Onderafdeling 2. - Opdrachten en werking A. Opdrachten
Art. 628.§ 1. Om de kwaliteit van de zorg- en hulpverlening te verbeteren en om de continuïteit van de tenlastenemingen te bevorderen vervult het netwerk de volgende specifieke opdrachten : 1° de identificatie van het bestaande aanbod in samenwerking met de overlegplatforms inzake geestelijke gezondheidszorg en van de vraag naar hulp- en zorgverlening inzake verslavingen in de zorgzone waar het zijn activiteiten uitoefent;2° het institutioneel overleg betreffende de verdeling van de taken en de complementariteit ervan om een coherent zorg- en hulpverleningsaanbod in de betrokken zorgzone te ontwikkelen, incluis de tenlasteneming van crisis- en noodtoestanden, ongeacht de aard van de verslaving;3° op institutioneel en methodologisch vlak, de ondersteuning van de actie van de hulp- en zorgverleningsdiensten gespecialiseerd in verslavingen, hierna « diensten » genoemd, in het kader van de samenwerking tussen hen en de overige leden van het netwerk, door het sluiten van overeenkomsten of het uitwerken van gemeenschappelijke instrumenten, wat de volgende domeinen betreft : a) onthaal van en informatieverstrekking aan de begunstigden;b) psychosociale begeleiding;c) psychotherapeutische en medische tenlasteneming; d) de zorgverlening, o.a. minstens de vervangende zorgverlening, de ontwenningskuren, de residentiële tenlasteneming of de tenlasteneming in een ziekenhuis; e) de vermindering van de risico's;4° de samenwerking met het overlegplatform inzake geestelijke gezondheidszorg van het grondgebied waar het netwerk ingeschreven is;5° het opstarten van de intervisie wanneer ze nog niet ten uitvoer is gelegd binnen de zorgzone of de organisatie ervan op verzoek van de leden van het netwerk. § 2. Het netwerk garandeert al haar leden dat het beroepsgeheim in acht genomen wordt. § 3. De Regering bepaalt de modaliteiten voor de uitoefening van de opdrachten bedoeld in § 1.
Art. 629.§ 1. De netwerken worden georganiseerd in de vorm van een vereniging bedoeld in hoofdstuk XII van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn of van een vereniging zonder winstoogmerk en verenigen de rechtspersonen die binnen een zorgzone de volgende activiteiten uitoefenen : 1° onthaal van en informatieverstrekking aan de begunstigden;2° psychosociale begeleiding;3° psychotherapeutische en medische tenlasteneming; 4° de zorgverlening, o.a. minstens de vervangende zorgverlening, de ontwenningskuren, de residentiële tenlasteneming of de tenlasteneming in een ziekenhuis; 5° de vermindering van de risico's. § 2. Wanneer de zorgzone een stad van meer dan honderdvijftigduizend inwoners telt, wordt het netwerk door die stad georganiseerd, tenzij ze beslist om de organisatie van het netwerk te delegeren aan een vereniging bedoeld in voornoemde wet van 8 juli 1976 of aan een vereniging zonder winstoogmerk.
Wanneer het netwerk door een stad georganiseerd wordt, verbindt die stad zich ertoe het institutioneel overleg te waarborgen voor de instellingen of de vakmensen die hun activiteiten binnen het grondgebied van de zorgzone uitoefenen, onder dezelfde voorwaarden, ook wanneer ze buiten het gemeentelijke grondgebied gevestigd zijn.
B. Werking
Art. 630.De opdrachten van het netwerk worden uitgeoefend in het kader van een actieplan dat minstens de volgende gegevens bevat : 1° de nagestreefde doelstellingen;2° de modaliteiten voor de tenuitvoerlegging van de doelstellingen bedoeld in 1o;3° de criteria voor de evaluatie van de acties ontwikkeld om de doelstellingen te halen. De Regering bepaalt de minimuminhoud van het actieplan en neemt er het volgende in op : 1° de uitwisseling van de informatie tussen het netwerk en de leden ervan;2° de organisatie van de coördinatiefunctie zoals bedoeld in artikel 632;3° het financieel beheer en de logistiek.
Art. 631.§ 1. Het netwerk is samengesteld uit rechtspersonen die activiteiten inzake verslavingen uitoefenen, in meerderheid binnen de zorgzone, en minstens uit de diensten die de erkenning hebben aangevraagd of verkregen, indien ze bestaan. § 2. Zonder lijstbeperking en met het oog op een beter institutioneel overleg zorgt het netwerk ervoor om zijn samenstelling tot de volgende rechtspersonen uit te breiden : 1° de huisartskringen bedoeld in het koninklijk besluit van 8 juli 2002;2° de geïntegreerde gezondheidsverenigingen erkend op basis van het decreet van de Franse Gemeenschap van 29 maart 1993 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de geïntegreerde gezondheidsverenigingen;3° de diensten voor geestelijke gezondheidszorg erkend krachtens het decreet van 4 april 1996 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor geestelijke gezondheidszorg;4° de centra voor de coördinatie van thuisverzorging en thuisdiensten bedoeld in het decreet van de Franse Gemeenschap van 19 juni 1989 houdende organisatie van de erkenning en de toekenning van toelagen aan de centra voor coördinatie van thuisverzorging en thuisdiensten;5° de centra voor levens- en gezinsvragen;6° de verzorgingsinrichtingen bedoeld in de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 7 augustus 1987 en die bedoeld in de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende sommige andere vormen van verzorging;7° de centra voor functionele heraanpassing die een overeenkomst met het RIZIV gesloten hebben;8° het overlegplatform inzake geestelijke gezondheidszorg in het kader waarvan de actie van het netwerk past;9° de verenigingen van begunstigden. § 3. Het netwerk wordt gestuurd door een comité, met name het « sturingscomité », dat samengesteld is uit de afgevaardigden van elke rechtspersoon die deel uitmaakt van het netwerk.
Het sturingscomité bepaalt de doelstellingen, keurt de modaliteiten voor de tenuitvoerlegging ervan goed en evalueert het actieplan van het netwerk.
Bij gebrek aan sturingscomité kunnen zijn opdrachten vervuld worden door de algemene vergadering van de vereniging bedoeld in bedoeld in hoofdstuk XII van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn of van de vereniging zonder winstoogmerk. § 4. Het sturingscomité wordt geregeld op grond van een huishoudelijk reglement en wijst binnen zijn midden het lid aan dat het voorzitterschap zal waarnemen.
De minimuminhoud van het huishoudelijk reglement wordt door de Regering bepaald met inachtneming van de beginselen van het institutioneel overleg en van het evenwicht tussen de partners.
De notulen worden door het secretariaat van het sturingscomité opgemaakt en gedurende hoogstens vijf jaar ter beschikking gesteld van de Regering.
Het sturingscomité betrekt bij zijn werkzaamheden elke persoon wiens kwalificatie of bevoegdheden nodig zijn om de doelstellingen te halen. § 5. Alle beslissingen van het sturingscomité vereisen de meerderheid van de stemmen van de aanwezige leden of van de leden vertegenwoordigd binnen de groep van de leden van de openbare sector en de meerderheid van de stemmen van de aanwezige leden of van de leden vertegenwoordigd binnen de groep van de leden van de privé sector. § 6. De leden van het netwerk verbinden zich ertoe aan de volgende voorwaarden te voldoen : 1° ze verstrekken hun diensten zonder onderscheid van geslacht, ras, taal, godsdienst, overtuiging of maatschappelijke herkomst;2° ze respecteren de keuze van de aard van de tenlasteneming die door de begunstigde wordt gemaakt;3° ze werken uitsluitend voor begunstigden die op eigen initiatief een beroep op hun diensten doen, ongeacht of ze al dan niet het voorwerp van een rechterlijk bevel uitmaken. § 7. Elke rechtspersoon die in de bedoelde zorgzone betrokken is bij de activiteiten waarop het netwerk gericht is, heeft het recht om zijn deelneming aan te vragen indien hij voldoet aan de voorwaarden bedoeld in § 5 en het actieplan goedkeurt.
Zijn aanvraag wordt door het sturingscomité onderzocht en behandeld volgens de voorschriften van het huishoudelijk reglement.
Het netwerk heeft het recht om een onderscheid te maken tussen de hoedanigheid van gewoon lid en die van lid dat met zijn activiteiten instemt, voor zover dat recht, alsook de respectieve rechten en plichten, vermeld worden in de statuten of in de stichtingsakte die ermee gelijkgesteld wordt.
Art. 632.Het sturingscomité voorziet zich van een coördinatiefunctie en wijst de persoon (personen) aan die met die functie belast wordt (worden), hierna « de coördinator » genoemd.
De coördinator vervult de volgende opdrachten : 1° de uitwerking en de tenuitvoerlegging van het actieplan; 2° de tenuitvoerlegging van de doelstellingen i.v.m. de opdrachten van het netwerk.
De Regering bepaalt de modaliteiten voor de uitoefening van de opdrachten.
Art. 633.Om de uitwisseling van de netwerkpraktijken te bevorderen, organiseert de Regering minstens één keer per jaar een overleg met de netwerken, waarvoor ze de coördinatoren uitnodigt.
Dat overleg heeft betrekking op de modaliteiten voor de vervulling van de opdrachten.
Het maakt het voorwerp uit van een oproeping die minstens vijftien dagen vooraf verzonden wordt.
De oproeping vermeldt de datum, het uur en de plaats van het overleg, de nodige aanhangsels voor de goede uitvoering van de werkzaamheden, alsook de mogelijkheid voor elk netwerk om er een complement aan toe te voegen.
De agenda wordt erin bepaald. Het gaat vergezeld van de notulen van het overige overleg indien het niet eerder is meegedeeld.
Onderafdeling 3. - Erkenning
Art. 634.Om de erkenning te verkrijgen legt de inrichtende macht van het netwerk een actieplan over waarvan de tenuitvoerlegging uitvoerig beschreven wordt overeenkomstig de opdrachten en verbindt ze zich ertoe het institutioneel overleg overeenkomstig onderafdeling 1 van afdeling 2 van dit hoofdstuk ten gunste van haar leden te organiseren.
Art. 635.De erkenningsaanvraag bevat : 1° de identificatie van de inrichtende macht;2° de melding van de zorgzone waarin het haar activiteit uitoefent;3° het actieplan van het door het sturingscomité goedgekeurde netwerk. De inhoud van de erkenningsaanvraag en de modaliteiten voor de indiening en de behandeling ervan worden door de Regering bepaald.
Art. 636.De erkenning wordt door de Regering voor onbepaalde duur verleend zodra vastgesteld wordt dat de normen nageleefd worden of dat de normen waaraan pas na het verkrijgen van de erkenning voldaan kan worden, het voorwerp zijn van een verbintenis waarbij de inrichtende macht belooft eraan te voldoen binnen een termijn die door de Regering bepaald wordt.
De verplichtingen die nagekomen moeten worden bij de aanvraag van de erkenning betreffen : a) de rechtsvorm van de inrichtende macht;b) de opmaking van het actieplan. De verplichtingen die het voorwerp zijn van een verbintenis van de inrichtende macht zijn die betreffende de uitoefening van de opdrachten en de goede werking, alsook de bijwerking van het actieplan, waarop onderafdeling 2 van afdeling 2 van dit hoofdstuk betrekking heeft.
Art. 637.Het netwerk kan erkend worden ondanks het bestaan van diensten in de zorgzone ervan.
Art. 638.Elk netwerk beschikt over een erkenning in de vorm van een document dat de zorgzone specificeert waarin het zijn actie uitoefent.
Het actieplan maakt noodzakelijk deel uit van de erkenning.
Elke wijziging in het actieplan wordt door de Regering goedgekeurd volgens de modaliteiten die zij bepaalt.
Art. 639.Het netwerk kan erkend worden ondanks het bestaan van diensten in de zorgzone ervan.
Onderafdeling 4. - Subsidiëring
Art. 640.Binnen de perken van de begrotingskredieten worden subsidies naar rato van het aantal inwoners van elke zorgzone toegekend, waarbij het minimumbedrag op 30.000 euro vastgelegd wordt. Afdeling 3. - Hulp- en verzorgingsdiensten gespecialiseerd in
verslavingen Onderafdeling 1. - Opdrachten en werking A. Opdrachten
Art. 641.§ 1. Behalve het onthaal en de informatieverstrekking, vervult de dienst op specifieke wijze en ten behoeve van de begunstigden minstens één van de volgende opdrachten : 1° de psychosociale begeleiding;2° de psychotherapeutische en medische tenlasteneming;3° de zorgverlening, waaronder minstens de vervangende zorgverlening, de ontwenningskuren, de residentiële tenlasteneming en de tenlasteneming in het ziekenhuis;4° de beperking van de risico's. Die opdrachten worden uitgeoefend in het kader van het multidisciplinair overleg.
Het multidisciplinair overleg beoogt de evaluatie van de behoeften van de begunstigde, de evolutie ervan, de beschikbare hulpmiddelen binnen de dienst, in of buiten het netwerk om het meest geschikte antwoord te geven.
Het wordt gelijktijdig uitgeoefend in het kader van de dienst en van de relaties binnen het netwerk.
Het is het voorwerp van de instemming van de begunstigde, bij voorkeur schriftelijk en elk ogenblik herroepbaar.
De dienst zorgt in de vorm van een bijkomende opdracht en op verzoek voor de supervisie en de intervisie van het personeel van instellingen die deel uitmaken van het netwerk, indien het bestaat. § 2. De opdrachten worden op ambulante wijze uitgevoerd. § 3. De Regering bepaalt de modaliteiten voor de uitoefening van de opdrachten bedoeld in § 1 van dit artikel met inachtneming van de therapeutische vrijheid en van de bescherming van de private levenssfeer.
Art. 642.§ 1. De onthaal- en informatieopdracht bedoeld in artikel 641, § 1, wordt op efficiënte wijze georganiseerd zodat zo spoedig mogelijk ingespeeld kan worden op de aanvraag van elke begunstigde.
Ze bevat minstens : 1° de analyse de aanvraag;2° desnoods, de oriëntering naar een andere dienst die voldoet aan de definitie van dit decreet, elke andere zorg- of hulpinstelling of elke vakmens, waarvan het antwoord beter past. Ze wordt georganiseerd door de hulpmiddelen binnen het netwerk te verdelen.
Onder « hulpmiddelen » wordt verstaan de methodologische instrumenten voor de analyse of de informatiebronnen. § 2. Wanneer na onderzoek van de aanvraag blijkt dat binnen de zorgzone geen enkel antwoord met de aanvraag of met de vrije keuze van de begunstigde overeenstemt, wordt de aanvraag georiënteerd naar gelang van de kenmerken ervan of van de keuze van de begunstigde.
Art. 643.De psychosociale begeleidingsopdracht bedoeld in artikel 641, § 1, 1°, zorgt zolang het nodig is en met de toestemming van de begunstigde voor een geïndividualiseerde opvolging, in overleg met het geheel van de actoren van de zorg- en hulpverlening.
Zodra de begunstigde met het begeleidingsvoorstel heeft ingestemd, ongeacht of het gaat om een persoon die aan verslavingen lijdt of om zijn entourage, beoogt de in dit artikel bedoelde opdracht de organisatie van het antwoord, de verbetering van zijn toestand, zijn herstelling en psychosociale herinschakeling door hem gedurende zijn hele traject te begeleiden.
Art. 644.De opdracht betreffende de psychotherapeutische en medische tenlasteneming bedoeld in artikel 641, § 1, 2°, omvat de organisatie van de raadplegingen in het ambulante kader voor de begunstigden of, op zijn minst, de samenwerking met de leden van het netwerk voor de organisatie ervan.
Art. 645.De opdracht inzake risicovermindering bedoeld in artikel 641, § 1, 4°, is vervuld zodra de dienst activiteiten organiseert met het oog op de vermindering van de schade die aan het verbruik te wijten is en opdat de levens- en gezondheidskwaliteit van de begunstigde aan zijn keuzen zou beantwoorden.
Art. 646.Om de in artikel 641 bedoelde opdrachten uit te oefenen integreert de dienst zijn activiteiten in die van het netwerk van de zorgzone waarin hij zijn actie uitoefent.
Hij geeft zijn personeel de toestemming om deel te nemen aan supervisie- en intervisieactiviteiten met het oog op de verbetering van de praktijken.
B. Werking
Art. 647.§ 1. De opdrachten van de dienst worden uitgeoefend in het kader van een actieplan dat op zijn minst de volgende gegevens bevat : 1° de omgeving van de dienst op territoriaal en institutioneel vlak;2° de algemene organisatie van de dienst, uitvoerig omschreven voor elke opdracht;3° de doelstellingen;4° de acties die uit de doelstellingen voortvloeien;5° de evaluatie in de vorm van kwantitatieve ou kwalitatieve indicatoren. De indicatoren meten de afstand tussen de doelstelling en de ten uitvoer gelegde acties.
De inrichtende macht die de erkenningsaanvraag indient is verantwoordelijk voor de definitie van het actieplan en de tenuitvoerlegging ervan. § 2. De Regering bepaalt de minimuminhoud van het actieplan door er het volgende in op te nemen : 1° de organisatie van het antwoord en van de tenlasteneming, meer bepaald de definitie van het multidisciplinair overleg, en, indien de dienst geïntegreerd is in een instelling die andere activiteiten organiseert voor personen die begunstigden zouden kunnen worden, de verdeling van de taken onder het personeel van de dienst en het personeel gefinancierd op basis van andere bepalingen; 2° de communicatie, meer bepaald, enerzijds, de activiteiten die zorgen voor de zichtbaarheid van de actie van de dienst en, anderzijds, de communicatie van alle relevante informatie t.o.v. de activiteiten gevoerd tussen de dienst en de overige leden van het netwerk of t.o.v. het netwerk zelf; 3° de aangewende hulpmiddelen, ongeacht de aard ervan. Onderafdeling 2. - Erkenning
Art. 648.De erkenning wordt verleend indien de dienst georganiseerd is door een overheid of een vereniging zonder winstoogmerk en zijn activiteiten op het grondgebied van het Franse taalgebied uitoefent.
Art. 649.De erkenningsaanvraag wordt door de inrichtende macht van de dienst bij de Regering ingediend.
Het dossier bevat minstens : 1° de identificatie van de inrichtende macht;2° de vermelding van de zorgzone waar ze haar activiteiten hoofdzakelijk wenst uit te oefenen;3° de omvang van de bediende bevolking;4° de vermelding van de opdrachten waarvoor de erkenning aangevraagd wordt;5° het actieplan van de dienst, uitvoerig omschreven naar gelang van de gevraagde opdrachten. De Regering bepaalt de inhoud, de modaliteiten voor de indiening en de behandeling van de erkenningsaanvraag.
Art. 650.De erkenning wordt door de Regering voor een onbepaalde duur verleend zodra vastgesteld is dat de normen nageleefd worden of dat de normen die pas na het verkrijgen van de erkenning nageleefd kunnen worden het voorwerp van een verbintenis zijn waarbij de inrichtende macht belooft eraan te voldoen binnen een termijn die door de Regering bepaald wordt.
De verplichtingen die nagekomen moeten worden bij de aanvraag van de erkenning betreffen : - de rechtsvorm van de inrichtende macht; - het opmaken van het actieplan.
De verplichtingen die het voorwerp zijn van een verbintenis van de inrichtende macht betreffen de uitoefening van de opdrachten en de werking bedoeld in afdeling 1 van dit hoofdstuk.
Art. 651.Elke dienst beschikt over een erkenning in de vorm van een document met de opdrachten waarvoor ze verleend wordt, de bediende bevolking, de plaats van de activiteiten en de zorgzone waarin hij zijn actie hoofdzakelijk inschrijft.
Art. 652.De procedures tot toekenning, opschorting en intrekking van de erkenning worden door de Regering vastgelegd.
Art. 653.§ 1. De dienst kan erkend worden ondanks het bestaan van een netwerk in zijn zorgzone. § 2. Bij gebrek aan netwerk kan het overlegplatform inzake geestelijke gezondheidszorg voor het grondgebied waarvan de zorgzone ingeschreven is, een erkenning verkrijgen onder dezelfde voorwaarden als een netwerk en zolang geen netwerk erkend is.
In dat geval worden de praktische modaliteiten tot overdracht van activiteiten van het overlegplatform inzake geestelijke gezondheidszorg aan het netwerk in een overeenkomst vastgelegd. § 3. Wanneer er geen aanvraag tot erkenning als netwerk is ingediend en twee diensten binnen dezelfde zorgzone erkend worden, beschikken die over een termijn van twee jaar, die ingaat op de datum waarop de meest recente erkenning is verleend, om een netwerk aan te leggen of om zich te integreren in het netwerk ingesteld overeenkomstig de vorige paragraaf.
In geval van mislukking verliezen de diensten hun erkenning na afloop van die termijn. § 4. Indien de terreinactoren, ongeacht wie het zijn, netwerk noch dienst in een zorgzone organiseren, is de Regering bevoegd om die organisatie toe te vertrouwen aan een andere aangrenzende zorgzone die al ingesteld is en die daarom verzoekt, voor zover het gaat om een zorgzone ingeschreven op het grondgebied van hetzelfde overlegplatform inzake geestelijke gezondheidszorg. § 5. Wanneer de zorgzone een stad van meer dan hondervijftigduizend inwoners telt en dat die stad geen enkel initiatief genomen heeft om het netwerk na afloop van een periode van twee jaar aan te leggen, worden de erkende diensten bij voorafgaande beslissing van de Regering ertoe gemachtigd een netwerk aan te leggen met het oog op de erkenning ervan.
Onderafdeling 3. - Subsidiëring
Art. 654.De Regering verleent subsidies aan de erkende diensten binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen.
De erkende dienst geniet de toekenning van subsidies voor de zorgzone waarin hij zijn activiteit als hoofdactiviteit uitoefent.
Art. 655.De subsidies worden berekend op grond van het aantal inwoners van de zorgzone en het bedrag ervan mag voor het geheel van de binnen de zorgzone erkende diensten niet lager zijn dan 125.000 euro per begrotingsjaar.
De Regering bestemt het bedrag voor elke erkende dienst op basis van activiteitenindicatoren die hij bepaalt naar gelang van de uitgeoefende opdrachten, de modaliteiten voor de uitoefening ervan, het boekjaar ervan en de omvang van de bevolking bediend door elke dienst erkend overeenkomstig het actieplan.
De activiteitenindicatoren hebben minstens betrekking op het aantal individuele tenlastenemingen, de aard hiervan op basis van artikel 628, § 1, 3°, de duur en de periodiciteit van de interventies in het kader van de tenlasteneming.
Ze worden door de Regering nader bepaald na overleg overeenkomstig artikel 633, binnen een termijn van twee jaar, die ingaat op de datum van inwerkingtreding van dit decreet, en treden in werking op 1 januari van het boekjaar na de definitie ervan.
Onderafdeling 4. - Begunstigden
Art. 656.De erkende dienst is verplicht elke aanvraag te aanvaarden, zonder voorafgaande voorwaarde van aansluiting tot een structuur of, indien hij georganiseerd is door een inrichtende macht die andere dienstverstrekkingen aanbiedt, zonder voorwaarde van uitsluitend beroep op zijn diensten, met inachtneming van de vrije keuze van de begunstigde.
Art. 657.Bij het onthaal ontvangt de begunstigde een informatiedocument met : 1° de methodologie van de erkende dienst waarop hij een beroep doet;2° elk gegeven dat nuttig is voor zijn tenlasteneming en voor zijn deelneming hieraan;3° de kost die eventueel door de begunstigde gedragen wordt;4° de melding van de erkenning verleend door de Regering. De minimuminhoud van het informatiedocument wordt nader bepaald door de Regering.
Art. 658.De begunstigde wordt betrokken bij elke beslissing die hem betreft.
Art. 659.§ 1. Voor elke tenlasteneming wordt een individueel dossier aangelegd met de gegevens die daarvoor nuttig zijn en de continuïteit van de zorgverlening, met inachtneming van de deontologische regels en met die inzake bescherming van de private levensfeer.
De minimuminhoud van het individuele dossier wordt nader bepaald door de Regering.
Onverminderd andere wetsbepalingen, worden de individuele dossiers minstens 5 jaar na afsluiting ervan bewaard onder de verantwoordelijkheid van de inrichtende macht of van de persoon die zij daartoe aanwijst. § 2. Onverminderd andere bepalingen mag de begunstigde op verzoek zijn individueel dossier inkijken en kan hij een dienstenverstrekker die niet deel uitmaakt van de dienst of elke andere vertrouwenspersoon aanwijzen om er inzage van te nemen.
Art. 660.§ 1. De dienst vordert van de begunstigde of, in voorkomend geval, van diens wettelijke vertegenwoordigers of rechtsreeks van de betrokken instellingen, de honoraria of financiële bijdragen die hen krachtens wetten of verordeningen worden opgelegd.
Er kan gratis geraadpleegd worden op basis van een huishoudelijk reglement waarin de desbetreffende modaliteiten vastliggen.
Het huishoudelijk reglement, alsook elke wijziging die erin aangebracht wordt, worden aan de Regering overgemaakt volgens de modaliteiten en binnen de termijnen die zij bepaalt. § 2. Voor de verstrekkingen bepaald bij de wet van 9 augustus 1963, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 14 juli 1994 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, wordt de financiële bijdrage van de verzekering gevorderd, hetzij op basis van de betaling per verstrekking volgens de nomenclatuur van de geneeskundige verzorging, hetzij op basis van het forfaitaire bedrag bedoeld in artikel 52 van het koninklijk besluit van 14 juli 1994 houdende coördinatie van bovenbedoelde wet.
Wanneer de financiële bijdrage van de verzekering op basis van de betaling per verstrekking volgens de nomenclatuur van de geneeskundige verzorging wordt gevorderd, wordt geen persoonlijke bijdrage van de verzekerde begunstigde of van diens wettelijke vertegenwoordiger geëist, behalve die bedoeld in artikel 37 van genoemde wet.
Bij gebrek aan de financiële bijdrage van de verzekering, wordt de persoonlijke bijdrage van de begunstigde vastgesteld op basis van de betaling per verstrekking volgens de nomenclatuur van de geneeskundige verzorging.
Art. 661.De dienst vordert een financiële bijdrage voor de verstrekkingen van het niet medisch personeel, met inachtneming van de modaliteiten en van een maximumtarief die door de Regering bepaald worden.
Dat tarief wordt geïndexeerd overeenkomstig de modaliteiten vastgelegd bij de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, subsidies en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen.
Art. 662.De tarieven, honoraria en financiële bijdragen worden aangeplakt in de lokalen van de dienst en verschijnen in de informatiebladen die hij publiceert. Afdeling 4. - Bepalingen gemeen aan de hulp- en zorgnetwerken diensten
voor gespecialiseerd in verslavingen Onderafdeling 1. - Vereffening van de subsidies, controle en boekhouding
Art. 663.De erkende netwerken en diensten gebruiken hun subsidies om de personeelsuitgaven en werkingskosten van het boekjaar te dekken.
De eventuele investeringen zijn het voorwerp van een afschrijving volgens de regels die de Regering bepaalt.
Het boekjaar is de periode tussen 1 januari en 31 december.
De Regering bepaalt de procedures en termijnen voor de rechtvaardiging van de subsidie, alsook de aard van de toelaatbare uitgaven.
Art. 664.De subsidies worden betaald als volgt : 1° een voorschot van 80 %, uiterlijk 1 maart van het boekjaar waarvoor ze toegekend worden;2° het saldo, na controle op het gebruik van de subsidie, in de loop van het volgende boekjaar. Het onderzoek naar de rechtvaardiging van het gebruik van de subsidie schort de storting van het volgende voorschot niet op, behalve wanneer het netwerk of de dienst de desbetreffende documenten niet heeft overgelegd volgens de procedures of binnen de termijnen bepaald door de Regering.
Art. 665.De subsidies worden geïndexeerd overeenkomstig de modaliteiten vastgelegd bij de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, subsidies en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen.
De indexeringen die in de loop van het boekjaar plaatsvinden worden in aanmerking genomen bij de betaling van het saldo van de subsidie.
Art. 666.De erkende netwerken of diensten die hun recht op subsidies laten gelden houden boeken met, per boekjaar, de financiële resultaten van hun beheer en maken de boekhoudkundige en financiële gegevens aan de Regering over op de wijze en binnen de termijn die zij bepaalt.
De Regering bepaalt het boekhoudplan dat toepasselijk is op de federatie, de netwerken en de diensten.
Onderafdeling 2. - Evaluatie, controle en sancties
Art. 667.De kwalitatieve evaluatie van de erkende netwerken en diensten en de administratieve en financiële controle erop worden verricht door de ambtenaren en personeelsleden die de Regering aanwijst.
Ze hebben vrije toegang tot de lokalen van het netwerk of van de dienst en hebben het recht om ter plaatse inzage te nemen van de stukken en documenten die ze nodig achten voor de vervulling van hun opdracht.
Art. 668.Wanneer het netwerk of de dienst erkend is, onderwerpt het/hij zich aan de evaluatie die door de Regering georganiseerd wordt.
De modaliteiten en de periodiciteit van de evaluatie worden door de Regering bepaald op basis van het actieplan en van de naleving van de bepalingen aangenomen bij of overeenkomstig dit decreet, waarbij de periodiciteit minstens twee jaar bedraagt.
Art. 669.In geval van ongunstige evaluatie kan de Regering de erkenning opschorten of intrekken.
De opschorting van de erkenning heeft de opschorting van de storting van de subsidies tot gevolg.
De evaluatie wordt als ongunstig beschouwd als de inrichtende macht het actieplan bewust niet ten uitvoer heeft gelegd alhoewel zij zich daartoe verbonden had of de bij of krachtens dit decreet opgelegde normen niet in acht heeft genomen in het kader van de toepassing van het actieplan.
Art. 670.De erkenning kan altijd opgeschort of ingetrokken worden wegens niet-inachtneming van de bepalingen van dit hoofdstuk of van die vastgelegd overeenkomstig dit hoofdstuk
Art. 671.Bij niet-inachtneming van de bepalingen van dit hoofdstuk of van de bepalingen genomen ter uitvoering ervan, geeft de Regering het netwerk of de dienst kennis van de vastgestelde nalatigheden en bepaalt ze een termijn waarin orde op zaken gesteld moet worden.
Indien het netwerk of de dienst na afloop van die termijn geen gevolg aan de kennisgeving heeft gegeven, wordt hem een voorstel tot opschorting of tot intrekking van de erkenning gericht via elk middel dat een vaste datum aan de verzending verleent.
Art. 672.De procedures tot toekenning, opschorting en intrekking van de erkenning worden door de Regering vastgelegd.
Art. 673.§ 1. De dienst of het netwerk bezorgt de Regering jaarlijks na afloop van het boekjaar een activiteitenrapport waarvan de inhoud berust op het actieplan en op de uitvoering ervan.
Dat rapport wordt desgevallend aangevuld met een bijwerking van het actieplan.
De Regering maakt, uiterlijk 1 augustus 2011, een model van activiteitenrapport op in het kader van het overleg bedoeld in artikel 633.
Indien na afloop van die periode geen overleg tot een resultaat geleid heeft, is de Regering bevoegd om de inhoud van het activiteitenrapport te bepalen. § 2. De periodiciteit kan door de Regering voor het geheel of voor een gedeelte van het activiteitenrapport herzien worden op grond van een evaluatie van de relevantie ervan, die zij initieert. § 3. De Regering bepaalt de termijn en de modaliteiten voor de overlegging van het activiteitenrapport aan haar Diensten.
Onderafdeling 3. - Inzameling van sociaal-epidemiologische gegevens
Art. 674.§ 1. Om zijn opdrachten uit te oefenen zorgt het netwerk in overleg met zijn leden voor de organisatie van de inzameling van de sociaal-epidemiologische gegevens over de begunstigden.
Die inzameling heeft de volgende doelstellingen : a) het opmaken van het profiel van de bevolking die het bedient en, op basis van die gegevens, de oriëntering van het actieplan van het netwerk en van die van zijn leden;b) de bevoorrading van de onderzoekingen en analyses voor het gezamenlijke franse taalgebied;c) de nakoming van de verplichtingen van het Waalse Gewest jegens de andere overheden. De ingezamelde gegevens worden anoniem gemaakt volgens de modaliteiten die door de Regering bepaald worden.
Op grond van die gegevens kan minstens het volgende vastgesteld worden : de sociologische kenmerken van de ten laste genomen bevolking, de toegankelijkheid van de plaats van de activiteiten, het traject en het zorg- en hulpverleningsnetwerk van de begunstigde, de aard van de verslavingen tegengekomen binnen de doelgroep waarvan de begustigden deel uitmaken en de prevalentie ervan, i.v.m. voornoemde gegevens.
De Regering bepaalt de minimumlijst van de gegevens die ingezameld worden, de nadere modaliteiten voor de registratie, de bewaring en de mededeling van de gegevens in het kader van het overleg gepleegd overeenkomstig artikel 633. § 2. Wanneer de resultaten van de onderzoeken en analyses van de gegevens gekend zijn, organiseert de Regering in de meest gepaste vorm een informatieverstrekking aan de netwerken en diensten om de kwaliteit van de inzameling te verbeteren, om ze in staat te stellen zich te situeren t.o.v. het geheel van de netwerken en diensten erkend in het Franse taalgebied en om de uitoefening van hun opdrachten beter te oriënteren. Afdeling 5. - Federaties
Onderafdeling 1. - Erkenning
Art. 675.§ 1. De Regering erkent minstens één federatie om de volgende opdrachten te vervullen : - het overleg tussen haar leden met het oog op de bevordering en de ondersteuning van de kwaliteit van de activiteiten; - de vertegenwoordiging van de netwerken en de diensten op collectieve wijze of, wanneer ze erom verzoeken, op individuele wijze; - de ontwikkeling van uitwisselingen en gedachten onder haar leden en de deelneming in hun informatie en sensibilisering; - het leggen van banden met andere federaties met hetzelfde voorwerp. § 2. De federatie die erkend wenst te worden is georganiseerd in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk.
Ze verstrekt : 1° de identificatie van de inrichtende macht;2° de lijst van haar leden;3° het activiteitenprogramma met melding van de wijze waarop de in de vorige paragraaf vermelde opdrachten uitgevoerd zullen worden qua inhoud, doelstellingen, evaluatie van het halen van die doelstellingen in de vorm van indicatoren en begroting. De erkenning duurt vier jaar. Ze is hernieuwbaar. § 3. Een oproep tot indiening van de erkenningsaanvraag wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt, samen met een formulier waarvan het model door de Regering bepaald wordt.
De Regering bericht ontvangst van de aanvragen binnen de termijn die zij bepaalt en maakt ze voor advies over aan de Vaste gezondheidscommissie ingesteld binnen de « Conseil wallon de l'action sociale et de la santé » (Waalse raad voor sociale actie en gezondheid).
Zodra de Regering het advies in ontvangst neemt, beschikt ze over een termijn van twee maanden om te beslissen.
Dezelfde bepalingen zijn van toepassing in geval van hernieuwing van de erkenning.
Het dossier dat voorgelegd wordt aan de Vaste gezondheidscommissie bedoeld in artikel 53 van het decreet van 6 november 2008 houdende rationalisatie van de adviesverlenende functie voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet, wordt aangevuld met de evaluatie van de al dan niet gehaalde doelstellingen. § 4. De beslissing tot erkenning bevat het activiteitenprogramma dat de Regering voor de erkenningsperiode goedgekeurd heeft.
Dat programma kan in de loop van de erkenningsperiode gewijzigd worden krachtens een overeenkomst.
Onderafdeling 2. - Subsidiëring
Art. 676.§ 1. Binnen de perken van de begrotingskredieten verleent de Regering aan de erkende federaties subsidies waarvan het bedrag niet lager mag zijn dan 15.000 euro voor het geheel van de federaties.
Dat bedrag wordt geïndexeerd overeenkomstig de modaliteiten bepaald bij de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. § 2. De subsidies worden uiterlijk 1 maart van het boekjaar gestort in de vorm van een voorschot gelijk aan 80 % van het bedrag en het saldo na controle op het gebruik ervan. § 3. De toegekende subsidies dekken de personeels- en werkingsuitgaven, waarvan de aard door de Regering bepaald wordt.
Onderafdeling 3. - Evaluatie
Art. 677.Wanneer de federatie erkend is, onderwerpt ze zich aan de evaluatie die jaarlijks door de Regering georganiseerd wordt.
De evaluatie wordt onder het voorzitterschap van de Regering verricht op basis van het activiteitenrapport, waarvan een afschrift ter informatie aan het Parlement gericht wordt.
De modaliteiten betreffen : - de evaluatie van de middelen aangewend voor de opdrachten en de inhoud van de uitgevoerde acties; - het toetsen van de al dan niet gehaalde doelstellingen aan de indicatoren opgenomen in het activiteitenprogramma. Afdeling 6. - Kadaster van het aanbod inzake verslavingen en
informatieverstrekking aan het publiek
Art. 678.De Regering maakt om de twee jaar een syntheserapport bekend waarin sprake is van het aanbod van de diensten en netwerken en van de wijze waarop dat aanbod zich ontwikkeld heeft.
De diensten en netwerken worden op gepaste wijze volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten in kennis gesteld van het syntheserapport, « kadaster van het aanbod inzake verslavingen » genoemd.
Het kadaster van het aanbod inzake verslavingen wordt door de Regering aan het Parlement overgemaakt.
Art. 679.De Regering legt de lijst van de erkende netwerken en diensten ter inzage van het publiek, algemeen of beroepsmatig beschouwd, met voor elk van hen het interventiegebied en de definitie van het aanbod in de meest gepaste vorm. HOOFDSTUK IV. - Medisch-sanitair vervoer Afdeling 1. - Begripsomschrijvingen en algemene bepaling
Art. 680.In de zin van dit decreet wordt verstaan onder : 1° medisch-sanitair vervoer : elk vervoer van patiënten per ambulance of met een lichte ziekenwagen, met uitzondering van het vervoer bedoeld bij de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening;2° norm EN 1789 : Europese norm "NBN EN 1789 betreffende de medische voertuigen en hun uitrustingen - ziekenwagens";3° patiënt : persoon wiens gezondheidstoestand tijdens het vervoer opgeleid personeel vereist om zorgen te verstrekken of een geschikt medisch-sanitair vervoer mogelijk te maken;4° ambulance : landvoertuig, ingericht voor het vervoer van en het verstrekken van zorgen aan zieken en gewonden.Dat voertuig moet uitgerust zijn voor het voer van liggende patiënten en van patiënten die een bijzonder medisch toezicht nodig hebben.
De ambulances die aangepast zijn aan het medisch-sanitair vervoer vallen onder drie categorieën : - type A : ambulance voor het vervoer van patiënten, ontworpen en uitgerust voor het sanitair vervoer van patiënten wier gezondheidstoestand niet laat vermoeden dat ze patiënten in nood kunnen worden.
Voor deze categorie bestaan er twee types ambulances : * Type A1 : aangepast aan het vervoer van één enkele patiënt; * Type A2 : aangepast aan het vervoer van één of meerdere patiënten op één of meerdere brancards en/of zetels; - type B : medisch uitgeruste ziekenwagen : ziekenwagen die ontworpen en uitgerust is voor het vervoer, de zorgen en het toezicht op patiënten; - type C : mobiele intensieve zorgen-unit : ziekenwagen die ontworpen en uitgerust is voor het vervoer, de intensieve zorgen en het toezicht op patiënten; 5° lichte ziekenwagen : voertuig dat aangepast is voor het sanitair vervoer van patiënten die noch een bijzonder medisch toezicht behoeven noch liggend vervoerd moeten worden, al dan niet uitgerust voor het vervoer van personen met een beperkte zelfzorgvermogen;6° dienst voor medisch-sanitair vervoer : elke natuurlijke of rechtspersoon die medisch-sanitair vervoer verricht in het Franse taalgebied in de zin van artikel 4 van de Grondwet;7° thuisbasis : daadwerkelijke plaats van bedrijvigheid, vastgesteld door de dienst voor het uitrijden van ambulances en lichte ziekenwagens;8° ambulancier : elke persoon die beschikt over de bekwaamheden bedoeld in artikel 685, lid 1, 3°, om medisch-sanitair vervoer te verrichten.
Art. 681.Twee personen die de kwalificaties van ambulancier hebben, dienen aanwezig te zijn bij elk vervoer van een patiënt in een ambulance.
Elk vervoer in een ambulance vereist de aanwezigheid van een ambulancier aan het bed van de patiënt.
Wanneer voor een vervoer het gebruik van een ambulance van type B of C vereist is, is de aanwezigheid van een dokter en/of een verpleger aan het bed van de patiënt vereist. In dat geval is de aanwezigheid van een ambulancier aan het bed van de patiënt niet verplicht.
Het vervoer met een lichte ziekenwagen vereist niet de aanwezigheid van een ambulancier aan het bed van de patiënt. Afdeling 2. - Erkenning
Onderafdeling 1. - Algemene beginselen
Art. 682.Elke dienst voor medisch-sanitair vervoer waarvan de bedrijfszetel gelegen is in het Franse taalgebied of, bij ontstentenis, elke thuisbasis gelegen in hetzelfde gebied, evenals de desbetreffende wagens, dienen te worden goedgekeurd.
Elke dienst voor medisch-sanitair vervoer waarvan de bedrijfszetel niet in het Franse taalgebied gelegen is en die geen thuisbasis bezit in dat gebied, maar er in transporten voorziet, dient te voldoen aan de normen van dit decreet, behoudens de uitzonderingen bepaald door de Regering.
Art. 683.De Regering bepaalt de procedures voor de toekenning, de intrekking en de dringende intrekking van de erkenning of de voorlopige erkenning. Ze bepaalt eveneens de regels voor de weigering of de dringende weigering van de erkenning.
Zij voorziet o.a. in de mogelijkheid voor betrokken dienst om vooraf zijn standpunt te laten gelden in verband met elke intrekking, dringende intrekking, weigering of dringende weigering.
Onderafdeling 2. - Toekenningsvoorwaarden
Art. 684.Om erkend te worden, voldoen de diensten voor medisch-sanitair vervoer aan de normen opgelegd bij of krachtens dit decreet, onder voorbehoud van de uitzonderingen bepaald krachtens § 1, lid 2.
De erkenning wordt door de Regering toegekend voor onbepaalde duur.
Een voorlopige erkenning wordt voor de duur van één jaar toegekend aan de diensten voor medisch-sanitair vervoer die daartoe een eerste aanvraag indienen.
Art. 685.De Regering erkent de diensten voor medisch-sanitair vervoer die voldoen aan de normen die zij bepaalt en die betrekking hebben op : 1° de maximumprijs van de transporten, met inachtneming van de kosten voor de tenlasteneming, het aantal afgelegde kilometers en de wijze waarop het berekend wordt, de toelaatbare toeslagen en de maximale kost ervan;2° het aanplakken van de tarieven, alsmede de gegevens die op de factuur vermeld moeten staan;3° de vereiste kwalificaties van de ambulanciers, zowel voor de lichte ziekenwagens als voor de ambulances, de titels van gelijkwaardigheid met die kwalificaties, de voortgezette opleiding van de ambulanciers alsook de overgangsmaatregelen voor de ambulanciers die in activiteit zijn de dag van inwerkingtreding van dit decreet 4° de traceerbaarheid van de transporten;5° de hygiëne;6° de modaliteiten voor de samenwerking met een apotheker;7° de nodige logistieke en menselijke middelen om een vervoer te waarborgen dat aan de gezondheidstoestand van de patiënt beantwoordt;8° de medisch-sanitaire minimumuitrusting van elk type ambulance, waarbij de grondslag geleverd wordt door norm EN 1789;9° de technische uitrusting van elk type ambulance, waarbij de grondslag geleverd wordt door norm EN 1789;10° de technische minimumuitrusting van de lichte ziekenwagens;11° de sanitaire minimumuitrusting van de lichte ziekenwagens;12° de kenmerken op de buitenkant, het uitzicht en het geluid van ambulances en lichte ziekenwagens, evenals de terzake geldende overgangsmaatregelen. Om erkend te worden en te blijven, sluiten de diensten voor medisch-sanitair vervoer een beroepsverzekering inzake burgerlijke aansprakelijkheid voor de dienst en voor elk lid van zijn personeel.
De Regering stelt de verplichtingen van de dienst in dat verband vast.
Het gebruik van een huurwagen is verboden, behoudens afwijking vastgesteld in de voorwaarden bepaald door de Regering.
Onderafdeling 3. - Procedure
Art. 686.De Regering stelt de regels vast voor de ontvankelijkheid en de samenstelling van het erkenningsaanvraagdossier, dat onder andere een boekhoudkundige analyse omvat waarbij de financiële middelen worden bepaald voor het garanderen van de leefbaarheid van de dienst, rekening houdend met de investeringen die verwezenlijkt moeten worden om aan de normen te voldoen. Afdeling 3. - Kwaliteitslabel
Art. 687.De Regering stelt een handvest vast in verband met de kwaliteit van de diensten voor medisch-sanitair vervoer gericht op de behoeften, de verwachtingen van en het respect voor de patiënten om hun voldoeningsgraad te verhogen.
De diensten die zich ertoe verbinden dat handvest na te leven, worden opgenomen in een lijst die door de Regering bekendgemaakt wordt.
Zij krijgen een kwaliteitslabel.
De Regering beoordeelt de mate waarin de dienst het kwaliteitshandvest toepast.
Bij niet-naleving van dat handvest kan de Regering het label intrekken volgens de regels die zij bepaalt. Afdeling 4. - Controle en sancties
Onderafdeling 1. - Controle
Art. 688.De dienst die zijn activiteiten staakt, moet er de Regering onmiddellijk over inlichten.
Art. 689.De Regering wijst de ambtenaren en personeelsleden aan die zullen toezien op de naleving van de bepalingen van dit decreet en van de uitvoeringsbesluiten ervan.
Die ambtenaren en personeelsleden mogen de diensten voor medisch-sanitair vervoer of de ambulances of lichte ziekenwagens betreden.
Ze mogen eisen dat alle stukken worden voorgelegd en alle nodige inlichtingen opeisen voor de voltooiing van hun opdracht.
Ze mogen elke persoon ondervragen over elk feit waarvan de kennis nuttig is om toezicht uit te oefenen.
Zij stellen verslagen op van hun vaststellingen, die rechtsgeldig zijn tot het bewijs van het tegendeel geleverd is.
Een afschrift van het verslag wordt aan de overtreder gezonden binnen een termijn van vijftien dagen volgend op de dag van vaststelling van de overtreding.
Ze mogen een beroep doen op de openbare macht om hun opdracht te vervullen.
De aangewezen ambtenaren zijn bekleed met het ambt van hulpofficier van de gerechtelijke politie van de procureur des Konings. Ze zijn gehouden de bij het decreet van 20 juli 1831 voorgeschreven eed vóór de vrederechter van hun woonplaats af te leggen.
Onderafdeling 2. - Sancties A. Opschorting, intrekking
Art. 690.De Regering bepaalt de procedures voor de toekenning, de intrekking en de dringende intrekking van de erkenning of de voorlopige erkenning. Ze bepaalt eveneens de regels voor de weigering of de dringende weigering van de erkenning.
Zij voorziet o.a. in de mogelijkheid voor betrokken dienst om vooraf zijn standpunt te laten gelden in verband met elke intrekking, dringende intrekking, weigering of dringende weigering.
Art. 691.Bij niet-naleving van de normen kan de Regering de erkenning weigeren of de erkenning of de voorlopige erkenning intrekken.
Bij vaststelling van een ernstige tekortkoming aan de normen die schadelijk kan zijn voor de gezondheid of de veiligheid van de vervoerde personen, wordt de erkenning of de voorlopige erkenning onmiddellijk door de Regering ingetrokken.
B. Strafrechtelijke sancties
Art. 692.§ 1. Degenen die een activiteit van medisch-sanitair vervoer uitoefenen zonder erkenning of voorlopige erkenning voor hun dienst, hun thuisbasissen of voor hun ambulances worden gestraft met drie maanden tot twee jaar opsluiting en met een boete van 1.000 tot 10.000 euro of slechts met één van die straffen.
Degenen die de normen overtreden bepaald in artikel 681 of 685 worden gestraft met vijftien dagen tot zes maanden opsluiting en met een boete van 100 tot 1.000 euro of met één van die straffen. § 2. De hoven en de rechtbanken kunnen de veroordeelde verbieden, hetzij persoonlijk, hetzij via een tussenpersoon, een dienst voor medisch-sanitair vervoer te beheren. Het verbod mag niet langer duren dan tien jaar.
C. Administratieve sancties
Art. 693.§ 1. Gestraft wordt met een administratieve geldboete : 1° de beheerder van een dienst voor medisch-sanitair vervoer die een valse verklaring of een onvolledige verklaring aflegt wat betreft de verplichtingen bepaald bij of krachtens dit decreet;2° de beheerder van een dienst voor medisch-sanitair vervoer die geen gevolg geeft aan de bevelen van de Regering binnen de hem opgelegde termijn;3° de beheerder van een dienst voor medisch-sanitair vervoer die de uitoefening van de opdrachten van de ambtenaren en personeelsleden bedoeld in artikel 10 verhindert. § 2. De administratieve geldboete wordt vastgesteld op : 1° 1.000 euro voor de overtredingen waarvan sprake in § 1, 1° ; 2° 500 euro voor de overtredingen waarvan sprake in § 1, 2° en 3°. Bij herhaling binnen het jaar volgend op een beslissing waarbij een administratieve geldboete wordt opgelegd, kunnen de bedragen waarvan sprake in lid 1 verdubbeld worden. § 3. De Regering legt de administratieve geldboetes op.
De Regering geeft aan de betrokken beheerder kennis van de administratieve geldboete binnen de maand na het nemen van haar beslissing.
De geldboete moet betaald worden binnen de twee maanden na de kennisgeving aan de algemene rekening der ontvangsten van de Waalse Overheidsdienst. § 4. De Regering legt de procedure vast voor de ambtshalve inning bij niet-betaling binnen de opgelegde termijn. § 5. De dienst die de beslissing van de Regering aanvecht, dient op straffe van uitsluiting een beroep in via een verzoekschrift voor de rechtbank van eerste aanleg, binnen de termijn van één maand te rekenen van de kennisgeving van de beslissing.
Dat beroep schorst de uitvoering van de beslissing. Afdeling 5. - Jaarlijks activiteitenverslag
Art. 694.Er wordt jaarlijks een activiteitenverslag waarin o.a. de statistieken opgenomen worden wat betreft het aantal diensten die werkzaam zijn op het Franse taalgebied, het aantal vervoerde patiënten en het aantal en de gevolgen van de controles verricht door het bestuur aan de Regering en aan het Parlement overgemaakt tegen 31 maart van het volgende jaar.
De Regering stelt nadere regels vast voor de toepassing van dit artikel.
DEEL DRIE. - OVERGANGSBEPALINGEN
Art. 695.In afwijking van artikel 66, 1°, 2° en 4° worden beschouwd als opvangtehuizen, gemeenschapshuizen of opvangtehuizen van het gezinstype, de diensten of inrichtingen die op 1 oktober 2004 erkend zijn als opvangcentra voor volwassenen of moederhuizen en die : 1° voor een deel of het geheel van hun erkende huisvestingsinfrastructuren in aanmerking komen voor een tegemoetkoming inzake transitwoningen zoals bedoeld bij de artikelen 31 en 56 van de Waalse Huisvestingscode;2° terwijl zij in aanmerking zijn gekomen voor de tegemoetkoming bedoeld in 1°, opnieuw daarvoor in aanmerking komen om hun erkende huisvestingsinfrastructuren geheel of gedeeltelijk te hernieuwen of te herstructureren. In afwijking van artikel 66, 1°, 2° en 4° behouden de opvangtehuizen, de gemeenschapshuizen of de opvangtehuizen van het gezinstype hun hoedanigheid van opvangtehuizen, gemeenschapshuizen of opvangtehuizen van het gezinstype.
Art. 696.In afwijking van artikel 120 worden de maatschappelijk assistenten toegewezen aan de schuldbemiddeling op grond van drie jaar beroepservaring vóór 1 januari 2007 vrijgesteld van het verplicht volgens van de basisopleiding.
Art. 697.De projecten die gesubsidieerd worden krachtens het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 11 december 1983. tot erkenning van de personen die migranten religieus of moreel willen helpen voor het jaar voor 1 juni 2009 tot wijziging van het decreet van 4 juli 1996 etreffende de integratie van vreemdelingen of van personen van buitenlandse herkomst komen in aanmerking volgens dezelfde voorwaarden voor de bepalingen van de artikelen 163 en 164.
Art. 698.Bij wijze van overgangsmaatregel zijn de seniorenhelp(st)ers die ingezet worden door de diensten op de datum van inwerkingtreding van dit decreet wegens het afschaffen van de specifieke opleiding voor deze functie slechts bevoegd om hulp te verlenen aan personen van minimum 60 jaar, aan volwassenen met een erkende permanente en definitieve handicap van minimum 66 %, bevestigd aan de hand van één van de door het bestuur erkende attesten, en aan gezinnen die een volwassene ten laste hebben met een erkende permanente en definitieve handicap van minimum 66 %, bevestigd aan de hand van één van de door het bestuur erkende attesten.
Art. 699.Tot aan de eerstvolgende hernieuwing van het beheerscomité van AWIPH leest artikel 289 van het Wetboek als volgt : « Het Agentschap wordt beheerd door een beheerscomité dat bestaat uit : 1° een voorzitter;2° een ondervoorzitter;3° drie gewone en drie plaatsvervangende leden aangewezen op de voordracht van de Minister tot wiens bevoegdheden het Gehandicaptenbeleid behoort;4° vier gewone en vier plaatsvervangende leden aangewezen op de voordracht van de verenigingen erkend als representatief van de gehandicapte personen of hun gezin;5° twee gewone en twee plaatsvervangende leden aangewezen op de voordracht van "de conseil économique et social de la région Wallonne" (Sociaal-economische raad van het Waals Gewest) onder zijn leden die door de representatieve werknemersorganisaties voorgedragen worden;6° vier gewone en vier plaatsvervangende leden gekozen op de voordracht van de representatieve verenigingen van de sector op basis van hun bevoegdheid inzake integratie van gehandicapte personen.».
Art. 700.Tot aan de eerstvolgende hernieuwing van het beheerscomité van AWIPH leest artikel 291 van het Wetboek als volgt : « De Regering benoemt de voorzitter, de twee ondervoorzitters en de leden van het beheerscomité.
De voorzitter en de twee ondervoorzitters moeten volgende voorwaarden vervullen : 1° Belg zijn;2° niet onder het hiërarchisch gezag van een regeringslid vallen;3° niet voorzitter zijn of deel uitmaken van het personeel van verenigingen of diensten erkend of gesubsidieerd door het Agentschap of diegenen bedoeld in artikel 283;4° een nuttige ervaring van vijf jaar bewijzen. De voorzitter, de twee ondervoorzitters en de leden van het beheerscomité worden door de Regering benoemd voor een mandaat van vier jaar. Hun mandaat kan hernieuwd worden. »
Art. 701.Tot aan de eerstvolgende hernieuwing van het beheerscomité van AWIPH leest artikel 292 van het Wetboek als volgt : « Onder de leden van het beheerscomité en op voordracht ervan benoemt de Regering vier leden die samen met de voorzitter en de ondervoorzitters het bureau vormen.
Het bureau bereidt de vergaderingen voor van het beheerscomité en waakt over het dagelijks toezicht van het Agentschap. »
Art. 702.De werkingstitels die geldig zijn op de dag van inwerkingtreding van het decreet van 30 april 2009 betreffende de opvang en de huisvesting van bejaarde personen worden geacht toegekend te zijn voor een onbeperkte duur behoudens de voorlopige en de opgeschorte werkingstitels.
Art. 703.Titel II van Boek V treedt in werking op de door de Regering bepaalde datum.
Art. 704.In afwijking van artikel 467 wordt de programering ingediend door een coördinatiecentrum waarvan een deel of het geheel van de activiteit het voorwerp van een erkenning heeft uitgemaakt op grond van het decreet van de Franse Gemeenschap van 19 juni 1989 houdende organisatie van de erkenning en de subsidiëring van de centra voor de coördinatie van zorgverstrekking en diensten voor thuisverpleging, niet als een eerste programmering beschouwd.
Art. 705.De in artikel 704 bedoelde coördinatiecentra die een ontvankelijke erkenningsaanvraag hebben ingediend, blijven in aanmerking komen voor hun erkenning en de desbetreffende subsidies die in het vorige stelsel vastgelegd werden totdat over hun erkenningsaanvraag beslist wordt.
Tijdens het onderzoek van de aanvragen en binnen een termijn van uiterlijk zes maanden, die ingaat op de vervaldatum van de indiening van de erkenningsaanvragen, kunnen de centra bedoeld in het vorige lid hun erkenningsaanvraag wijzigen.
Art. 706.§ 1. Voor de vastlegging van het voorschot betreffende de eerste subsidie verleend aan de coördinatiecentra bedoeld in artikel 57, worden de activiteiten bedoeld in artikel 469, § 1, 3°, b) en c), geëvalueerd op basis van het aantal begunstigden die gelijktijdig de tussenkomst van minstens twee thuiszorg- of thuishulpdiensten of -verstrekkers hebben gekregen, waarvan één ressorteert hetzij onder thuisverpleging, hetzij onder gezinshulp of een sociale dienst is die niet onder de organisatie van de twee eerste diensten valt, zoals vermeld in het meest recente activiteitenrapport.
De Regering bepaalt de wijze waarop die activiteiten in aanmerking genomen worden.
De subsidie wordt gestort door het voorschot te corrigeren op basis van de activiteit vastgesteld tijdens dat eerste boekjaar. § 2. In afwijking van artikel 469 en volgende behouden de in artikel 57 bedoelde coördinatiecentra gedurende hoogstens twee jaar het voordeel van de krachtens het decreet van 19 juni 1989 toegekende subsidie naar rato van een door de Regering bepaald percentage voor zover de financiering die op basis van Boek VI, Titel I, Hoofdstuk 3, Afdeling 2, van dit Wetboek toegekend wordt hen minder gunstig is.
De Regering legt het percentage op degressieve wijze vast zodat de coördinatiecentra zich geleidelijk kunnen aanpassen.
Art. 707.Het personeel dat uiterlijk op 1 januari 2010 door een in artikel 57 bedoelde coördinatiecentrum op grond van een arbeidscontract in dienst genomen wordt of onder een statuut geworven wordt en dat niet voldoet aan de voorwaarden die toegang tot de functies verlenen, wordt geacht te voldoen aan de voorwaarden die in Boek VI, Titel I, Hoofdstuk 3, Afdeling 2, van dit Wetboek vastliggen.
Het personeel dat op 1 januari 2010 door een niet erkend coördinatiecentrum op grond van een arbeidscontract in dienst genomen wordt of onder een statuut geworven wordt, levert het bewijs dat het minstens zes jaar ervaring heeft in die functie indien het niet voldoet aan de voorwaarden die toegang tot de coördinatiefunctie verlenen, met inachtneming van de modaliteiten die door de Regering bepaald worden.
Art. 708.§ 1. De dienst voor geestelijke gezondheidszorg erkend krachtens het decreet van 4 april 1996 houdende organisatie van de erkenning en subsidiëring van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg dient een nieuwe erkenningsaanvraag in binnen zes maanden volgend op 1 januari 2010.
De aanvraag moet binnen die termijn met het project inzake geestelijke gezondheid aangevuld worden.
Zoniet wordt het niet langer erkend na afloop van genoemde termijn van zes maanden. § 2. In afwachting van de beslissing i.v.m. de erkenning beschikt de dienst voor geestelijke gezondheidszorg over een tijdelijke erkenning gedurende de periode in de loop waarvan hij weer aan deze normen moet voldoen.
De Regering beschikt vanaf de datum waarop de erkenningsaanvraag volledig en ontvankelijk is over een termijn van zes maanden om ze te onderzoeken.
De Regering geeft kennis van de datum waarop de termijn ingaat.
Bij gebrek aan beslissing na afloop van die termijn behouden de betrokken inrichtende machten, zolang er niet over hun aanvraag beslist is, hun recht op de subsidies toegekend op basis van het decreet van 4 april 1996 voor de personeels- en werkingskosten en geïndexeerd overeenkomstig hoofdstuk 2 van Titel II van Boek VI.
Art. 709.In afwijking van artikel 551, § 3, mogen de bijkomende activiteiten, wanneer ze informatie en supervisie betreffen, de drempel van 20 % overschrijden voor zover ze met de instemming van de Regering in het raam van het decreet van 4 april 1996 zijn ingevoerd, zolang de overeenkomsten gesloten voor de inwerkingtreding van dit decreet en in het raam waarvan de activiteiten uitgeoefend worden geldig zijn.
Art. 710.§ 1. De bepalingen betreffende de prestaties omschreven in artikel 570 zijn in achtereenvolgende fasen van toepassing op de krachtens het decreet van 4 april 1996 erkende diensten voor geestelijke gezondheidszorg die een erkenningsaanvraag in het raam van hoofdstuk 2 van Titel II van Boek IV ingediend hebben, met inachtneming van de beschikbare begrotingsmiddelen. § 2. De diensten voor geestelijke gezondheidszorg die op 1 januari 2010 over meer dan één team beschikken, behouden het voordeel van het overschot. § 3. De diensten voor geestelijke gezondheidszorg waarvan de prestaties van de personeelsleden van het teamen niet voldoen aan de criteria van hoofdstuk 2 van Titel II van Boek VI behouden er het voordeel van. § 4. De diensten voor geestelijke gezondheidszorg die niet over het geheel of een gedeelte van de onthaal- en secretariaatsfunctie beschikken overeenkomstig artikel 564, hebben voorrang bij de toekenning ervan.
De Regering beslist over de achtereenvolgende fasen van die toekenning, met dien verstande dat het om hoogstens 4 begrotingsjaren gaat en dat voorrang gegeven moet aan de diensten voor geestelijke gezondheidszorg die over geen enkele functie beschikken. § 5. De diensten voor geestelijke gezondheidszorg die niet beschikken over minstens 19 uren prestaties van de sociale functie per team, moeten zich daarnaar richten naargelang de natuurlijke afvloeiingen.
De sociale functie is in ieder geval goed voor minstens een halftijdse baan.
De Regering beslist over de achtereenvolgende fasen van de toekenning van de verbindingsfunctie, met dien verstande dat het om hoogstens 4 begrotingsjaren gaat en dat voorrang gegeven moet aan de diensten voor geestelijke gezondheidszorg waarvan de bij de erkenning toegekende prestaties de laagste zijn.
De verbindingsfunctie is van toepassing op de diensten voor geestelijke gezondheidszorg waarvan het grondgebied opgenomen is in de administratieve arrondissementen waarvan het financieringsgemiddelde toegekend door het Waalse Gewest in de loop van het meest recente boekjaar dat op de datum van inwerkingtreding is afgesloten, 7 euro of minder per inwoner bedraagt.
Wat de anderen betreft, kan de verbindingsfunctie niet toegekend worden zolang alle administratieve arrondissementen het in de loop van het vorige boekjaar door het Waalse Gewest toegekende financieringsgemiddelde niet gehaald hebben. § 7. De Regering beslist over de achtereenvolgende fasen van de toekenning van de subsidie die voor de administratieve directie bestemd is, met dien verstande dat het om hoogstens 4 begrotingsjaren gaat en dat voorrang gegeven moet worden aan de diensten voor geestelijke gezondheidszorg waarvan de prestatieuren de hoogste zijn.
Art. 711.§ 1. In afwijking van artikel 566, § 1, blijft hetzelfde stelsel van toepassing op de diensten voor geestelijke gezondheidszorg die krachtens het decreet van 4 april 1996 erkend zijn en waarvan het erkenningsbesluit niet voorzag in prestatieuren voor de psychiatrische functie. § 2. De Regering kan afwijken van het prestatieminimum voor de psychiatrische functie bedoeld in artikel 566, § 1, wanneer de inrichtende macht van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg bewijst dat het materieel onmogelijk is om de functie overeenkomstig deze bepalingen te organiseren, en legt compenserende maatregelen voor die ze belooft ten uitvoer te leggen.
Die maatregelen beogen het behoud van de toegankelijkheid van de zorgverlening en de organisatie van het beroep op een therapeutische directie voor de leden van het team.
De afwijking wordt voor hoogstens één jaar toegekend en wordt hernieuwd indien de inrichtende macht vaststelt dat de compenserende maatregelen wel degelijk ten uitvoer zijn gelegd en bewijst dat het materieel onmogelijk is om de functie overeenkomstig deze bepalingen te organiseren.
In geval van afwijking van het prestatieminimum wordt de administratieve functie behouden.
Art. 712.Artikel 590 is van toepassing op de krachtens het decreet van 4 april 1996 erkende diensten voor geestelijke gezondheidszorg wanneer ze andere lokalen betrekken of na 1 januari 2010 werken uitvoeren om aan de normen te voldoen, met uitzondering van de therapeutische clubs, waarop de regel van toepassing is vanaf 1 januari 2010.
Art. 713.§ 1. Het netwerk of de dienst erkend krachtens het decreet van 27 november 2003 dient een nieuwe erkenningsaanvraag in binnen zes maanden na de inwerkingtreding van dit decreet.
De aanvraag moet binnen die periode met het actieplan aangevuld worden Zoniet wordt het netwerk of de dienst niet meer erkend na afloop van voornoemde periode van zes maanden. § 2. Zodra zijn erkenningsaanvraag is ingediend, beschikt het netwerk of de dienst over een tijdelijke erkenning van zes maanden in de loop waarvan hij zich in overeenstemming brengt met de normen bedoeld in onderafdeling 2 van afdeling 2 en in onderafdeling 1 van afdeling 3 van hoofdstuk 3 van Boek VI. De Regering beschikt over een termijn van zes maanden om de erkenningsaanvragen te onderzoeken.
Bij gebrek aan beslissing na afloop van die termijn, blijven de betrokken inrichtende machten recht hebben op de subsidies die voor personeels- en werkingskosten toegekend worden op basis van het decreet van 27 november 2003 totdat over hun aanvraag beslist wordt. § 3. In afwachting van de definitie van de activiteitenindicatoren bedoeld in artikel 35, worden de subsidies verder toegekend op basis van het decreet van 27 november 2003. § 4. In afwijking van artikel 640 wordt het totaalbedrag van de aan de netwerken toegekende subsidies voor het eerste boekjaar waarop hoofdstuk 3 van Boek VI van toepassing is, beperkt tot het totaalbedrag dat de netwerken ontvangen zouden hebben indien alle op 31 december van het jaar voor de inwerkingtreding van dit decreet op basis van het decreet van 27 november 2003 erkend en gesubsidieerd werden.
Art. 714.De diensten voor medisch-sanitair vervoer die houder zijn van een erkenning de dag van inwerkingtreding van hoofdstuk 4 kunnen hun activiteiten verder uitoefenen tot de dag waarop beslist wordt over hun erkenning met onbepaalde duur, na inspectie door de dienst van het door de Regering gemachtigde bestuur.
Art. 715.De voorlopige erkenningen die lopende zijn de dag van inwerkingtreding van dit decreet worden geacht toegekend te zijn voor een periode van één jaar te rekenen van de inwerkingtreding van hoofdstuk 4 van Titel II van Boek VI.
Art. 716.In afwijking van artikel 685, lid 1, 9° en 12°, blijven de ambulances die in activiteit zijn in de dienst voor medisch-sanitir vervoer die erkend is de dag van inwerkingtreding van dit decreet, onderworpen aan de technische normen zoals bepaald bij of krachtens het decreet van 29 april 2004 betreffende het medisch-sanitair vervoer en het besluit van de Waalse Regering van 12 mei 2005 houdende uitvoering van artikel 11 van het decreet van 29 april 2004 betreffende het medisch-sanitair vervoer.
Art. 717.De diensten voor medisch-sanitair vervoer die transporten verrichten met lichte ziekenwagens beschikken over een termijn van zes maanden te rekenen van de inwerkingtreding van hoofdstuk 4 van Titel II van Boek VI om hun erkenningsaanvraag in te dienen.
Ze mogen hun activiteiten voortzetten totdat over hun aanvraag is beslist.
Art. 718.De lichte ziekenwagens die in activiteit zijn de dag van inwerkingtreding van dit decreet kunnen hun activiteiten verderzetten zonder aan de normen te voldoen waarvan sprake in artikel 685, lid 1, 10°, voor zover ze in dezelfde dienst ingeschakeld blijven.