gepubliceerd op 26 april 2004
Decreet betreffende de opvang van, het verschaffen van een onderkomen aan en de begeleiding van in sociale moeilijkheden verkerende personen
12 FEBRUARI 2004. - Decreet betreffende de opvang van, het verschaffen van een onderkomen aan en de begeleiding van in sociale moeilijkheden verkerende personen (1)
De Waalse Gewestraad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit decreet regelt overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet een aangelegenheid bedoeld in artikel 128, § 1, ervan.
Art. 2.In de zin van dit decreet wordt verstaan onder : 1° opvangtehuizen : elke inrichting die een huisvestingscapaciteit voor minstens tien in sociale moeilijkheden verkerende personen biedt en doorgaans de opdrachten bedoeld in artikel 4 vervult, met uitsluiting van de diensten of inrichtingen die ressorteren onder een specifieke regelgeving inzake het verschaffen van een onderkomen en huisvesting, die een therapeutische begeleiding als doel hebben, tijdelijk opgericht worden om het hoofd te bieden aan uitzonderlijke gebeurtenissen of opvanginitiatieven vormen uitgaande van een O.C.M.W. overeenkomstig het ministerieel besluit van 18 oktober 2002 tot regeling van de terugbetaling door het Federaal Agentschap voor de Opvang van Asielzoekers van de kosten van de materiële hulp door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn toegekend aan een behoeftige asielzoeker gehuisvest in een plaatselijk opvanginitiatief; 2° gemeenschapshuis : elke inrichting die een huisvestingscapaciteit voor minstens vier in sociale moeilijkheden verkerende personen biedt en doorgaans de opdrachten bedoeld in artikel 5 vervult, met uitsluiting van de diensten of inrichtingen die ressorteren onder een specifieke regelgeving inzake onderkomen en huisvesting, die een therapeutische begeleiding als doel hebben, tijdelijk opgericht worden om het hoofd te bieden aan uitzonderlijke gebeurtenissen of opvanginitiatieven vormen uitgaande van een O.C.M.W. overeenkomstig het ministerieel besluit van 18 oktober 2002 tot regeling van de terugbetaling door het Federaal Agentschap voor de Opvang van Asielzoekers van de kosten van de materiële hulp door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn toegekend aan een behoeftige asielzoeker gehuisvest in een plaatselijk opvanginitiatief; 3° nachtasiel : elke inrichting die een huisvestingscapaciteit voor minstens vier in sociale moeilijkheden verkerende personen biedt en doorgaans de opdrachten bedoeld in artikel 6 vervult, met uitsluiting van de diensten of inrichtingen die ressorteren onder een specifieke regelgeving inzake onderkomen of tijdelijk opgericht worden om het hoofd te bieden aan uitzonderlijke gebeurtenissen; 4° opvangtehuizen van het gezinstype : elke inrichting die een huisvestingscapaciteit voor minstens tien in sociale moeilijkheden verkerende personen biedt en doorgaans de opdrachten bedoeld in artikel 7 vervult, met uitsluiting van de diensten of inrichtingen die ressorteren onder een specifieke regelgeving inzake onderkomen en huisvesting, die een therapeutische begeleiding als doel heeft, tijdelijk opgericht worden om het hoofd te bieden aan uitzonderlijke gebeurtenissen of opvanginitiatieven vormen uitgaande van een O.C.M.W. overeenkomstig het ministerieel besluit van 18 oktober 2002 tot regeling van de terugbetaling door het Federaal Agentschap voor de Opvang van Asielzoekers van de kosten van de materiële hulp door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn toegekend aan een behoeftige asielzoeker gehuisvest in een plaatselijk opvanginitiatief; 5° in sociale moeilijkheden verkerende persoon : de meerderjarigen, de ontvoogde minderjarigen, de minderjarige vaders, de minderjarige moeders en de zwangere minderjarigen, gekenmerkt door een broos psychosociaal of materieel bestaan, en die onmogelijk zelfstandig kunnen leven, evenals de kinderen die met hen samenleven;6° voor de opvangtehuizen van het gezinstype worden de personen die verwant of aanverwant in minder dan de vijfde graad zijn met de beheerder of de directeur niet als in sociale moeilijkheden verkerende personen beschouwd;7° werkingstitel : een erkenning, een voorlopige werkingsvergunning of een beginselakkoord;8° collectieve uitrustingen : een keuken, een gemeenschappelijke woonkamer of salon die voor de ondergebrachte personen die dat wensen, een plaats van ontmoeting en samenwoning vormen;9° ondergebrachte personen : de in sociale moeiljkheden verkerende personen die in een inrichting bedoeld onder 1°, 2°, 3° en 4° verblijven;10° gerechtigden : de personen die in rekening gebracht kunnen worden bij de berekening van de bezettingsgraad van de inrichtingen bedoeld onder 1° en 2°;11° directeur : de verantwoordelijke voor het dagelijks bestuur;12° collectief begeleidingsproject : alle doelstellingen en middelen die door een opvangtehuis of een gemeenschapshuis omschreven worden voor het volbrengen van de opdrachten bedoeld in artikel 4 of 5;13° geïndividualiseerd begeleidingsproject : alle doelstellingen en middelen die in een aansluitingscontract omschreven worden tussen het opvangtehuis of het gemeenschapshuis, de ondergebrachte persoon en, in voorkomend geval, een externe maatschappelijk interveniënt, om een dynamisch socialiseringsproces op te starten en een reeks instrumenten tot stand te brengen die de ondergebrachte persoon opnieuw zelfstandig helpen te leven;14° collectief project ter verschaffing van een onderkomen : alle doelstellingen middelen die omschreven worden door een nachtasiel om de opdrachten bedoeld in artikel 6 te volbrengen;15° bezettingsgraad : het maandgemiddelde, vastgesteld over een door de regering vastgestelde periode, van de nachten waarin de gerechtigden in de inrichtingen bedoeld onder 1° en 2° aanwezig zijn;16° commissie : de adviescommissie inzake de opvang van, het verschaffen van een onderkomen aan en de begeleiding van de in sociale moeilijkheden verkerende personen.
Art. 3.Zonder een erkenning of een voorlopige werkingsvergunning afgeleverd door de regering kunnen niet uitgebaat worden : 1° opvangtehuizen;2° gemeenschapshuizen;3° opvangtehuizen van het gezinstype met een huisvestingscapaciteit van meer dan drie in sociale moeilijkheden verkerende personen. Zonder een erkenning, een voorlopige werkingsvergunning of een beginselakkoord afgeleverd door de regering kunnen nachtasielen niet uitgebaat worden.
De uitbaters van opvangtehuizen van het gezinstype met een huisvestingscapaciteit van minder dan vier in sociale moeilijkheden verkerende personen kunnen een erkenning of een voorlopige werkingsvergunning aanvragen. HOOFDSTUK II. - Opdrachten
Art. 4.De opvangtehuizen hebben als doel in de opvang, in het in de tijd beperkte verschaffen van een onderkomen in een structuur met collectoeve uitrustingen, evenals in een aangepaste begeleiding te voorzien ten aanzien van de in sociale moeilijkheden verkerende personen, om ze te helpen bij het verwerven of opnieuw verwerven van hun zelfstandigheid.
Art. 5.De gemeenschapshuizen hebben als doel de in sociale moeilijkheden verkerende personen die voorheen in een opvangtehuis of in een structuur verbleven met hetzelfde doel en erkend door de Vlaamse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie of een publieke overheid van een buurtstaat, een onderkomen van lange duur in een structuur met collectieve uitrustingen aan te bieden, evenals een aangepaste begeleiding om ze te helpen bij het verwerven of opnieuw verwerven van hun zelfstandigheid.
Art. 6.De nachtasielen hebben als doel de in sociale moeilijkheden verkerende personen die geen woning hebben, in geval van dringende hulp onvoorwaardelijk onder voorbehoud van artikel 32 een collectief nachtelijk onderkomen te verschaffen.
Art. 7.De opvangtehuizen van het gezinstype hebben als doel de in sociale moeilijkheden verkerende personen een in de tijd beperkt onderkomen te verschaffen. HOOFDSTUK III. - Werkingstitels Afdeling I. - Erkenning
Onderafdeling I. - Erkenningsvoorwaarden
Art. 8.Om erkend te worden, dienen de opvangtehuizen, de gemeenschapshuizen, de nachtasielen en de opvangtehuizen van het gezinstype aan volgende voorwaarden te voldoen : 1° hun bedrijfszetel(s) in het Waalse Gewest hebben;2° hun opdrachten vervullen zonder ten aanzien van de in sociale moeilijkheden verkerende personen een onderscheid te maken in nationaliteit, geloof, opinie of sexuele geaardheid, en met respect voor de ideologische, filosofische of geloofsovertuigingen van de belanghebbenden;3° een directeur hebben die houder is van een bewijs van goed zedelijk gedrag vrij van elke veroordeling tot een criminele of correctionele straf die onverenigbaar zou zijn met de uitoefening van het ambt.
Art. 9.§ 1. Naast de voowaarden bedoeld in artikel 8 dienen de opvangtehuizen om erkend te worden te voldoen aan volgende voorwaarden : 1° georganiseerd zijn door een publiekrechtelijke rechtspersoon, een vereniging zonder winstoogmerk of een stichting;2° over een huisvestingscapaciteit beschikken voor minstens tien in sociale moeilijkheden verkerende personen;3° over een collectief begeleidingsproject beschikken;4° met de professionele sector of de diensten die noodzakelijk zijn voor het volbrengen van hun opdrachten, over overeenkomsten beschikken waarin de verbintenissen van bedoelde sector en diensten omschreven zijn wat betreft de maatschappelijke, financiële en bestuurlijke begeleiding van de ondergebrachte personen;5° over overeenkomsten beschikken waarin vastgesteld wordt dat ze in staat zijn om in geval van nood een beroep te doen op de professionele sector of de diensten die actief zijn op psychologisch of medisch gebied;6° van de ondergebrachte personen, met uitzondering van diegenen die door een gerechtelijke overheid zijn of een dienst voor jeugdzorg met overname van de kosten geplaatst zijn, een financiële bijdrage vragen;7° de financiële bijdrage mag niet meer bedragen dan twee derde van de bestaansmiddelen van de ondergebrachte persoon en hangt van de aangeboden dienstverlening af;8° de ondergebrachte personen niet verplichten om deel te nemen aan de bedrijfsactiviteiten die zij zelf rechtstreeks organiseren. § 2. Naast de voorwaarden bedoeld in artikel 8 moeten de gemeenschapshuizen, om erkend te worden, aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° georganiseerd zijn door een publiekrechtelijke rechtspersoon, een vereniging zonder winstoogmerk of een stichting;2° over een huisvestingscapaciteit beschikken voor minstens vier in sociale moeilijkheden verkerende personen;3° over een collectief begeleidingsproject beschikken;4° met de professionele sector of de diensten die noodzakelijk zijn voor het volbrengen van hun opdrachten, over overeenkomsten beschikken waarin de verbintenissen van bedoelde sector en diensten omschreven zijn wat betreft de maatschappelijke, financiële en bestuurlijke begeleiding van de ondergebrachte personen;5° over overeenkomsten beschikken waarin vastgesteld wordt dat ze in staat zijn om in geval van nood een beroep te doen op de professionele sector of de diensten die actief zijn op psychologisch of medisch gebied;6° van de ondergebrachte personen een financiële bijdrage vragen die niet meer mag bedragen dan twee derde van de bestaansmiddelen van de ondergebrachte persoon;7° de financiële bijdrage hangt van de aangeboden dienstverlening af;8° een register houden waarin de adresgegevens van het opvangtehuis of de structuur die dezelfde opdracht vervult en erkend is door de andere publieke overheden waarvan de ondergebrachte persoon afkomstig is, vermeld zijn. § 3. Naast de voorwaarden bedoeld in artikel 8, moeten de nachtasielen om erkend te zijn aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° georganiseerd zijn door een publiekrechtelijke rechtspersoon, een vereniging zonder winstoogmerk of een stichting;2° minstens geopend zijn : a.van 1 november tot en met 1 maart; b. van 22 uur tot 7 uur;3° de in sociale moeilijkheden verkerende personen die er de nacht doorgebracht hebben, niet overdag opvangen;4° over een huisvestingscapaciteit beschikken voor minstens vier in sociale moeilijkheden verkerende personen;5° over een collectief begeleidingsproject beschikken;6° over overeenkomsten beschikken met één of meerdere opvangtehuizen waarin de modaliteiten voor hun doorverwijzing en overname omschreven worden;7° indien er in de gemeente van hun bedrijfszetel een sociaal contactpunt als bedoeld bij het decreet van 17 juli 2003 betreffende de sociale insluiting bestaat of, bij ontstentenis, een dienst belast met het beheer van een dienst dringende maatschappelijke hulpverlening, over overeenkomsten beschikken waarin de modaliteiten voor de opvang en de overname van de in sociale moeilijkheden verkerende personen worden omschreven;8° geen financiële bijdrage van de ondergebrachte personen eisen. § 4. Naast de voorwaarden bedoeld in artikel 8 dienen de opvangtehuizen van het gezinstype, om erkend te worden, aan volgende voorwaarden te voldoen : 1° georganiseerd zijn door een natuurlijke persoon, een publiekrechtelijke rechtspersoon, een vereniging zonder winstoogmerk of een stichting;2° over een huisvestingscapaciteit voor maximum negen in sociale moeilijkheden verkerende personen beschikken;3° samenwerkingsverbanden opzetten om in geval van nood een beroep te kunnen doen op professionelen of diensten die in verband met sociale, psychologische of medische aangelegenheden actief zijn;4° met de professionelen of diensten die actief zijn op huisvestingsvlak, meer bepaald de opvangtehuizen en de diensten die een huisvesting met een sociaal karakter verschaffen, samenwerkingsverbanden opzetten betreffende de modaliteiten voor de toegang van de ondergebrachte personen tot de professionelen en die diensten;5° van de ondergebrachte personen een financiële participatie vragen die niet meer mag bedragen dan de helft van hun bestaansmiddelen;6° de financiële participatie hangt af van de aangeboden dienstverlening;7° een register bijhouden in verband met de financiële participatie die door de ondergebrachte personen wordt betaald, evenals in verband met hun bestaansmiddelen;8° de ondergebrachte personen een verblijfsduur aanbieden van maximum honderd twintig dagen. § 5. De regering bepaalt : 1° de modaliteiten voor de uitwerking en de evaluatie en het model van het collectieve begeleidingsproject bedoeld in de paragrafen 1, 3°, en 2, 3°;2° het model en de modaliteiten voor de evaluatie van het collectief huisvestingsproject bedoeld in § 3, 5°;3° de diensten die in rekening worden gebracht voor de berekening van de financiële participatie bedoeld in de §§ 1, 6°, 2, 6° en 4, 5°, evenals hun prijs;4° de bestaansmiddelen die in overweging worden genomen voor de toepassing van de paragrafen 1, 6°, 2, 6°, en 4, 5°.
Art. 10.De regering bepaalt voor de opvangtehuizen, de gemeenschapshuizen en de opvangtehuizen van het gezinstype de erkenningsvoorwaarden met betrekking tot de lokalen en de veiligheid.
De regering bepaalt voor de opvangtehuizen en de gemeenschapshuizen de erkenningsvoorwaarden met betrekking tot de uitrustingen en het personeel.
De regering kan voor de nachtasielen de erkenningsvoorwaarden bepalen met betrekking tot de lokalen, de veiligheid, de uitrustingen en het personeel.
Onderafdeling 2. - Erkenningsprocedure
Art. 11.De erkenningsaanvraag voor een opvangtehuis, een gemeenschapshuis, een nachtasiel of een opvangtehuis van het gezinstype wordt bij de regering ingediend.
Art. 12.§ 1. De regering bepaalt de inhoud van het dossier voor de erkenningsaanvraag van de opvangtehuizen en de gemeenschapshuizen. In dat dossier worden minstens vermeld : 1° de identiteit van de inrichtende macht, diens adres en, indien de inrichtende macht een vereniging zonder winstoogmerk of een stichting is, de statuten ervan en hun eventuele in het Belgisch Staatsblad verschenen wijzigingen, evenals het identificatienummer in het Register der rechtspersonen;2° de naam en de kwalificaties van de directeur en de personeelsleden, evenals een omschrijving van hun functies en, in voorkomend geval, een afschrift van hun diploma's;3° het totale aantal personen die in aanmerking kunnen komen voor de door de inrichtende macht van de inrichting aangeboden dienstverlening, op ongeacht welke titel;4° het aantal ondergebrachte personen waarvoor de erkenning is aangevraagd;5° een plattegrond van de gebouwen met vermelding van de bestemming der lokalen;6° een veiligheidsattest afgeleverd sinds minder dan één jaar door de burgemeester;7° het huishoudelijk reglement met omschrijving van de rechten en de plichten van de ondergebrachte personen, de directeur en de inrichtende macht;8° het collectieve begeleidingsproject;9° de overeenkomsten bedoeld in artikel 9, § 1, 4° en 5°, en § 2, 4° en 5°. Wat betreft de opvangtehuizen, bevat het aanvraagdossier daarnaast de vermelding van de specifieke acties bedoeld in artikel 15, § 2, tweede lid, die het opvangtehuis tot stand zou kunnen brengen ten gunste van de ondergebrachte personen. § 2. De regering bepaalt de inhoud van het dossier voor de erkenningsaanvraag voor de nachtasielen. In dat dossier worden minstens vermeld : 1° de identiteit van de inrichtende macht, diens adres en, indien de inrichtende macht een vereniging zonder winstoogmerk of een stichting is, de statuten ervan en hun eventuele in het Belgisch Staatsblad verschenen wijzigingen, evenals het identificatienummer in het register der rechtspersonen;2° de naam en de kwalificaties van de directeur en, indien bestaande, de personeelsleden, evenals een omschrijving van hun functies en een afschrift van hun diploma's;3° het aantal ondergebrachte personen waarvoor de erkenning is aangevraagd;4° een plattegrond van de gebouwen met vermelding van de bestemming der lokalen;5° een veiligheidsattest afgeleverd sinds minder dan één jaar door de burgemeester;6° het huishoudelijk reglement met omschrijving van de rechten en de plichten van de ondergebrachte personen, de directeur en de inrichtende macht;7° de openingsuren en -periode;8° het collectieve onderkomenproject;9° de overeenkomsten bedoeld in artikel 9, § 3, 6° en 7°. § 3. De regering bepaalt de inhoud van het dossier voor de erkenningsaanvraag voor de opvangtehuizen van het gezinstype. In dat dossier worden minstens vermeld : 1° de identiteit van de inrichtende macht, diens adres en, indien de inrichtende macht een verenging zonder winstoogmerk of een stichting is, de statuten ervan en hun eventuele in het Belgisch Staatsblad verschenen wijzigingen, evenals het identificatienummer in het register der rechtspersonen;2° de naam en de kwalificaties van de directeur en, indien bestaande, de personeelsleden, evenals een omschrijving van hun functies en een afschrift van hun diploma's;3° een presentatie van het initiatief met nauwkeurige omschrijving van de motiveringen van de beheerder en de door hem nagestreefde doelstellingen;4° het aantal ondergebrachte personen waarvoor de erkenning is aangevraagd;5° een plattegrond van de gebouwen met vermelding van de bestemming der lokalen;6° een veiligheidsattest afgeleverd sinds minder dan één jaar door de burgemeester;7° het huishoudelijk reglement met omschrijving van de rechten en de plichten van de ondergebrachte personen, de directeur en de inrichtende macht;8° elk document waaruit kan blijken dat het opvangtehuis van het gezinstype in staat is om de verplichtingen uit artikel 9, § 4, 3° en 4° in acht te nemen. § 4. De regering bepaalt de modaliteiten voor de uitwerking en het model van het huishoudelijk reglement bedoeld in de §§ 1, 7°, 2, 6° en 3, 7°, evenals het model van het brandattest bedoeld in de §§ 1, 6°, 2, 5° en 3, 6°.
Art. 13.§ 1. De erkenning wordt verleend door de regering na advies van de commissie voor een termijn van maximum vier jaar.
De erkenning bepaalt de huisvestingscapaciteit van in sociale moeilijkheden verkerende personen in een opvangtehuis, een gemeenschapshuis, een nachtasiel en een opvangtehuis van het gezinstype.
De erkenning is hernieuwbaar op aanvraag van het opvangtehuis, het gemeenschapshuis, het nachtasiel of het opvangtehuis van het gezinstype. § 2. Na advies van de commissie kan de erkenning opgeschort, beperkt of ingetrokken worden wegens niet-inachtneming van verschillende bepalingen van dit decreet of van de bepalingen genomen krachtens dit decreet.
De opschorting heeft als gevolg dat het verschaffen van een onderkomen aan nieuwe in sociale moeilijkheden verkerende personen verboden wordt. De beperking heeft tot gevolg dat de huisvestingscapaciteit verminderd wordt. § 3. De regering stelt de procedures vast voor de verlenging, de hernieuwing, de opschorting, de beperking en de intrekking van de erkenning.
Hij stelt de modaliteiten vast voor het beroep in geval van weigering, opschorting, beperking of intrekking van de erkenning. Het beroep is niet opschortend. Afdeling 2. - Voorlopige werkingsvergunning en beginselakkoord
Art. 14.§ 1. De regering verleent na advies van de commissie een voorlopige werkingsvergunning van een duur van één jaar : 1° aan elk opvangtehuis dat een aanvraag indient overeenkomstig artikel 12, § 1, en dat aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 8 en 9, § 1, 1°, 2°, 6° en 7° voldoet;2° aan elk gemeenschapshuis dat een aanvraag indient overeenkomstig artikel 12, § 1, en dat aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 8 en 9, § 2, 1°, 2°, 6° en 7° voldoet;3° aan elk nachtasiel dat een aanvraag indient overeenkomstig artikel 12, § 2, en dat aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 8 en 9, § 3, 1°, 2°, 4° en 8° voldoet;4° aan elk opvangtehuis van het gezinstype dat een aanvraag indient overeenkomstig artikel 12, § 3, en dat aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 8 en 9, § 4, 1°, 2°, 5°, 6° en 7° voldoet. De voorlopige werkingsvergunning bepaalt de huisvestingscapaciteit van in sociale moeilijkheden verkerende personen in een opvangtehuis, een gemeenschapshuis, een nachtasiel en een opvangtehuis van het gezinstype.
Zij kan worden verlengd indien de veiligheidswerken dat verantwoorden en indien de aanvrager aantoont dat hij die werken kan voltooien binnen een termijn dat één jaar niet mag overschrijden.
Indien er bij het beëindigen van de eerste vastgestelde termijn of na de verlenging ervan geen enkele weigering van de erkenning plaatsgevonden heeft, wordt de erkenning geacht toegekend te zijn, behalve in de veronderstelling dat de voorlopige werkingsvergunning : 1° opgeschort is of werd;2° beperkt is. § 2. In geval van dringende noodzakelijkheid verleent de regering, indien de onderkomencapaciteit in de nachtasielen erkend in de gemeente of de aangrenzende gemeenten niet voldoende is om aan de vraag ernaar uitgaande van in sociale moeilijkheden verkerende personen tegemoet te komen, een beginselakkoord aan het nachtasiel dat een aanvraag indient overeenkomstig artikel 12, § 2, uitgezonderd de punten 4°, 6°, 8° en 9° en dat aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 8 en 9, § 3, 1° en 2° voldoet.
Het beginselakkoord bepaalt de huisvestingscapaciteit van in sociale moeilijkheden verkerende personen in een nachtasiel.
De duur van het beginselakkoord bedraagt maximum vier maanden en is niet hernieuwbaar. § 3. De voorlopige werkingsvergunning en het beginselakkoord kunnen opgeschort, beperkt of ingetrokken worden wegens niet-naleving van de bepalingen van dit decreet of van de bepalingen genomen krachtens dit decreet.
Het advies van de commissie is vereist in geval van opschorting, beperking of intrekking van de voorlopige werkingsvergunning.
De opschorting heeft tot gevolg dat het verschaffen van een onderkomen aan nieuwe in sociale moeilijkheden verkerende personen verboden wordt. De beperking heeft tot gevolg dat de huisvestingscapaciteit verminderd wordt. § 4. De regering stelt de procedure vast voor de toekenning en de verlenging van de voorlopige werkingsvergunning, evenals de procedure voor de toekenning van het beginselakkoord.
Hij stelt de procedure vast voor de opschorting, de beperking of de intrekking van de voorlopige werkingsvergunning en het beginselakkoord.
Hij stelt de modaliteiten vast voor het beroep in geval van weigering, opschorting, beperking of intrekking van de voorlopige werkingsvergunning en het beginselakkoord. HOOFDSTUK IV. - Subsidiëring
Art. 15.§ 1. Binnen de perken van de begrotingskredieten en na advies van de commissie keert de regering in het kader van de programmering bepaald in artikel 16 subsidies ter dekking van de personeelsuitgaven uit aan de opvangtehuizen en de gemeenschapshuizen. § 2. Binnen de perken van de begrotingskredieten en na advies van de commissie kan de regering eveneens subsidies ter dekking van de werkingskosten uitkeren aan de opvangtehuizen en de gemeenschapshuizen die in aanmerking komen voor subsidies ter dekking van de personeelsuitgaven.
Binnen de perken van de begrotingskredieten en na advies van de commissie kan hij daarnaast aan de opvangtehuizen uitkeren : 1° subsidies ter dekking van de personeelskosten voor de verwezenlijking van specifieke acties met betrekking tot : a.de begeleiding van de kinderen; b. de noodopvang en/of de opvang 24 uur op 24;2° subsidies ter dekking van de personeelskosten en/of de werkingskosten voor de verwezenlijking van specifieke acties in verband met de fase na het verschaffen van een onderkomen. § 3. De regering bepaalt de modaliteiten de voorwaarden voor de toekenning van de subsidies bedoeld in de §§ 1 en 2.
Art. 16.De regering bepaalt voor de opvangtehuizen en de gemeenschapshuizen een programmering van het maximumaantal in sociale moeilijkheden verkerende personen dat in overweging genomen kan worden voor de toekenning van de subsidies bedoeld in artikel 15, § 1.
Die programmering maakt een onderscheid in de personen volgens indeling zoals volgt : 1° mannen of vrouwen die niet vergezeld zijn van kinderen;2° mannen of vrouwen vergezeld van kinderen. Die indeling wordt per provincie opgemaakt en houdt rekening met volgende factoren : 1° de oppervlakte;2° het aantal leefloners. De programmering kan eveneens factoren van conjuncturele orde in overweging nemen met als gevolg een verhoging van het aantal in sociale moeilijkheden verkerende personen in één of meer provincies.
Art. 17.§ 1. Na advies van de commissie kan de subsidiëring bedoeld in artikel 15, §§ 1 en 2, eerste lid, van een opvangtehuis of een gemeenschapshuis door de regering verminderd of geschrapt worden : 1° indien de miminale bezettingsgraad als door de regering bepaald niet bereikt wordt;2° indien de voorwaarden voor de toekenning van de subsidies bedoeld in artikel 15, § 3, niet meer nageleefd worden;3° in geval van niet-naleving van de bepalingen van de artikelen 20, 21, 22 en 25 tot en met 30. § 2. De regering bepaalt de modaliteiten de procedure voor de beperking en de schrapping van de subsidiëring.
Hij stelt de modaliteiten vast voor het beroep in geval van beperking en schrapping van de subsidiëring.
Dat beroep is opschortend.
Art. 18.§ 1. Voor de berekening van de bezettingsgraad van een opvangtehuis worden niet als gerechtigden beschouwd : 1° de personen ouder dan zestig jaar op de dag waarop de opvang plaatsvindt vanaf de vierde van die personen;2° de personen die de verblijfsperiode bepaald in hun geïndividualiseerd begeleidingsproject overschreden hebben.Die periode mag de tweehondervijfenzeventig nachten niet overschrijden. § 2. Op grond van een behoorlijk gemotiveerde aanvraag kan de regering, indien de toestand van de gerechtigde dat verantwoordt, een verlenging van de duur van de huisvesting als bedoeld in § 1, 2°, toekennen indien die duur de tweehonderdvijfenzeventig nachten overschrijdt.
De verlengingsaanvraag wordt op straffe van onontvankelijkheid binnen de maand die voorafgaat aan de datum waarop de verblijfsduur bedoeld in het eerste lid verstrijkt, ingediend.
De verlenging mag de negentig nachten niet overschrijden. Zij kan twee keer verlengd worden.
De regering bepaalt het model voor het aanvraagformulier. HOOFDSTUK V. - Werking Afdeling I. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 19.Het huishoudelijk reglement bedoeld in artikel 12, § 1, 7°, § 2, 6° en § 3, 7° wordt aangeplakt op een plaats die toegankelijk is voor de personen die om opvang verzoeken en voor de ondergebrachte personen. Afdeling 2. - Bepalingen eigen aan de opvangtehuizen, de
gemeenschapshuizen en de opvangtehuizen van het gezinstype
Art. 20.Minstens één keer per week wordt de ondergebrachte persoon schriftelijk ingelicht over zijn financiële toestand in het opvangtehuis, het gemeenschapshuis of het opvangtehuis van het gezinstype. Afdeling 3. - Bepalingen eigen aan de opvangtehuizen en de
gemeenschapshuizen
Art. 21.Het opvangtehuis of het gemeenschapshuis opent een individueel of gezinsdossier voor elke ondergebrachte persoon.
Dat dossier bevat de administratieve en financiële documenten met betrekking tot de toestand van de ondergebrachte persoon.
Het is onder voorbehoud van alles wat onder het beroepsgeheim valt, toegankelijk voor de ondergebrachte persoon. Het is eveneens toegankelijk voor de ambtenaren bedoeld in artikel 33.
Art. 22.In samenwerking met de ondergebrachte persoon werken het opvangtehuis en het gemeenschapshuis binnen de dertig dagen na diens aankomst een geïndividualiseerd begeleidingsproject uit.
Het geïndividualiseerd begeleidingsproject bepaalt een programmering voor de doorvoering ervan in de tijd.
Het wordt in evenveel exemplaren opgesteld als er bij het project betrokken partijen zijn. Eén exemplaar wordt overhandigd aan de ondergebrachte persoon.
De regering bepaalt het model voor het geïndividualiseerd begeleidingsproject.
Art. 23.Elk einde van het verblijf dat tot stand komt op initiatief van een erkend opvangtehuis of gemeenschapshuis wordt in een register ingeschreven. In dat register worden vermeld de identiteit van de betrokken personen, de datum van hun vertrek, hun bestemming indien bekend, evenals de redenen die aan de oorsprong liggen van de beslissing om hun verblijf te beëindigen.
Art. 24.De gesubsidieerde personeelsleden van het opvangtehuis of het gemeenschapshuis volgen een voortgezette opleiding volgens de modaliteiten door de regering vastgesteld.
Art. 25.In elk opvangtehuis of gemeenschapshuis wordt er een raad van de ondergebrachte personen opgericht die minstens één keer per maand vergadert.
Om voor de goede werking van die raad te zorgen krijgt die raad de logistieke en organisationele ondersteuning van het personeel van het opvangtehuis of van het gemeenschapshuis.
De raad bestaat uit de ondergebrachte personen. De directeur of diens vertegenwoordiger kunnen de vergaderingen van de raad bijwonen.
De raad van de ondergebrachte personen brengt adviezen uit en formuleert voorstellen, meer bepaald wat betreft de werking van de inrichting, de organisatie van de dienstverlening en het collectieve begeleidingsproject. Afdeling 4. - Bepalingen eigen aan de opvangtehuizen
Art. 26.Voor elke ondergebrachte persoon of gezin stelt het opvangtehuis een sociaal verslag op na zes maanden verblijf.
Het sociaal verslag dient om de evolutie van de ondergebrachte persoon of personen voor te stellen met het oog op een vertrek, een doorverwijzing naar een gemeenschapshuis en/of een wederinschakeling.
Dat verslag wordt bij het dossier bedoeld in artikel 21 gevoegd.
Art. 27.§ 1. Het opvangtehuis is ertoe verplicht elke persoon die daarom verzoekt, een onderkomen te verschaffen, behalve in volgende gevallen : 1° indien de maximale huisvestingscapaciteit bereikt is;2° indien blijkt dat het verschaffen van een onderkomen aan de persoon de verwezenlijking van het collectieve begeleidingsproject in gevaar zou kunnen brengen;3° indien blijkt dat het antwoord op de problemen waarmee de persoon geconfronteerd wordt, niet in het hem verschaffen van een onderkomen in een opvangtehuis bestaat. § 2. In de gevallen bedoeld in paragraaf 1 is het opvangtehuis er evenwel toe verplicht de noodzakelijke stappen te ondernemen om de persoon te laten opvangen door een bevoegde dienst. § 3. Het opvangtehuis houdt een register bij van de niet voldane aanvragen waarin de redenen vermeld worden waarom die dienstverlening niet is aangeboden, evenals de stappen die ondernomen werden om aan de behoeften van de aanvragers als bedoeld in § 2 te voldoen. Afdeling 5. - Bepalingen eigen aan de gemeenschapshuizen
Art. 28.In een gemeenschapshuis mogen niet verblijven : 1° de personen die volgens het sociaal verslag bedoeld in artikel 26 of opgesteld door een structuur die dezelfde opdracht als een opvangtehuis vervult en die erkend is door de Vlaamse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of de Franse Gemeenschapscommissie of een openbare overheid van een buurstaat, geen behoefte hebben aan een langdurige begeleiding;2° meer dan drie personen ouder dan zestig jaar op de dag waarop ze hun intrede doen in het huis.
Art. 29.Het gemeenschapshuis herziet jaarlijks in samenwerking met de ondergebrachte persoon het geïndividualiseerde begeleidingsproject in functie van de evolutie van de persoon.
Het aldus herziene project wordt bij het dossier bedoeld in artikel 21 gevoegd.
Art. 30.Artikel 27, § 1, 3° uitgezonderd, en § 3, geldt voor de gemeenschapshuizen. Afdeling 6. - Bepalingen eigen aan de opvangtehuizen van het
gezinstype
Art. 31.Zodra de ondergebrachte persoon aankomt, schrijft het opvangtehuis van het gezinstype zijn naam in een door hem tegengetekend aanwezigheidsregister.
Het model daarvoor wordt door de regering vastgesteld. Afdeling 7. - Bepalingen eigen aan de nachtasielen
Art. 32.§ 1. Het nachtasiel is ertoe verplicht elke persoon die daarom verzoekt onder te brengen, behalve : 1° indien de maximumcapaciteit voor het verschaffen van een onderkomen bereikt is;2° indien blijkt dat het verschaffen van onderkomen aan de persoon de verwezenlijking van het collectieve onderkomenproject in gevaar zou kunnen brengen;3° indien blijkt dat het antwoord op de problemen die de persoon ondervindt, niet onder het verschaffen van een onderkomen in een nachtasiel valt;4° indien de maximumduur van het eventueel verschaffen van een onderkomen in een nachtasiel bereikt is. § 2. In de gevallen bedoeld in paragraaf 1 is het nachtasiel er evenwel toe gehouden de adresgegevens van de meest nabije dienst dringende maatschappelijke hulpverlening, nachtasielen of opvangtehuizen op te geven, evenals de beschrijving van de weg ernaartoe. HOOFDSTUK VI. - Controle
Art. 33.De administratieve, financiële en kwalitatieve controle van de inrichtingen die in aanmerking komen voor een werkingstitel in het kader van dit decreet wordt verzorgd door de ambtenaren aangewezen door de regering.
Die ambtenaren worden bekleed met de hoedanigheid van hulpofficier van de gerechtelijke politie bij de procureur des Konings.
Zij zijn ertoe verplicht voor de vrederechter van hun woonplaats de eed voorgeschreven bij decreet van 20 juli 1831 af te leggen.
In de uitoefening van hun opdrachten kunnen ze : 1° elk nazicht, elke controle, elk onderzoek verrichten en elke informatie inwinnen die zij nodig achten, meer bepaald voor : a.het ondervragen van elke persoon over elk feit waarvan de kennis nuttig is voor het uitoefenen van het toezicht; b. zich elk nuttig document laten overmaken of elk nuttig document zoeken voor de voltooiing van hun opdracht, er een afschrift van nemen of het tegen ontvangstbewijs meenemen;2° proces-verbaal opstellen ter vaststelling van overtredingen die bewijskracht hebben tot bewijs van het tegendeel.Daarvan wordt een afschrift bekendgemaakt binnen de vijftien dagen na vaststelling van de feiten aan de beheerders en de daders.
In geval van doorzoeking van de lokalen die een woonplaats uitmaken en bij ontstentenis van de instemming van de bewoner, behalve in uiterst dringende gevallen indien de bijstand aan de in gevaar zijnde ondergebrachte persoon het vereist, hebben de hiervoor genoemde ambtenaren niet toegang tot die lokalen dan krachtens een machtiging van de rechter van de politierechtbank of diens plaatsvervanger.
De gemachtigd ambtenaar kan de overtreder een termijn stellen om zich naar de wet te schikken : die termijn kan slechts één keer verlengd worden. Hij licht er de burgemeester van de gemeente waar de inrichting gelegen is, over in.
Art. 34.§ 1. Jaarlijks tegen 30 april maken de opvangtehuizen en de gemeenschapshuizen een activiteitenverslag aan het bestuur over in verband met het voorgaande kalenderjaar, waarin met name melding wordt gemaakt van : 1° een omschrijving van het doorgevoerde maatschappelijk werk;2° een evaluatie van hun activiteiten, met vermelding van de bestaande samenwerkingsverbanden;3° het aantal ondergebrachte personen;4° de lijst van de personeelsleden tewerkgesteld in het kader van dit decreet, met hun kwalificaties, de toegepaste weddeschalen en hun bezettingsgraad, evenals een lijst met het in het kader van de specifieke activiteiten in dienst genomen personen met hun kwalifiacties en hun rechtspositie;5° het genormaliseerd boekhoudplan of, indien het een openbare dienst betreft, het plan opgesteld volgens de daarvoor geldende boekhoudregels, voor zover de inkomsten en de uitgaven van het opvangtehuis en het gemeenschapshuis onderscheiden kunnen worden;6° het aantal inkomsten en uitgaven en de balans;7° het aantal aanvragen voor het verschaffen van een onderkomen waarop niet kon worden ingegaan. Het activiteitenverslag van de gemeenschapshuizen vermeldt daarnaast de duurtijd van het onderbrengen van de gerechtigden. § 2. De opvangtehuizen en de gemeenschapshuizen delen alle wijzigingen die hun statuten ondergaan hebben na toekenning van de werkingstitel en die betrekking hebben op dit decreet of op één van diens uitvoeringsbesluiten aan het bestuur mee.
Art. 35.§ 1. Jaarlijks tegen 30 april maken de erkende nachtasielen en opvangtehuizen van het gezinstype een activiteitenverslag met betrekking tot het voorgaande kalenderjaar aan het bestuur mee, met vermelding meer bepaald van : 1° het aantal ondergebrachte personen;2° in voorkomend geval, de lijst van de in het kader van dit decreet tewerkgestelde personeelsleden;3° het aantal aanvragen voor een onderkomen dat niet beantwoord kon worden. § 2. De nachtasielen en de opvangtehuizen van het gezinstype delen alle wijzigingen die hun statuten ondergaan hebben na toekenning van de werkingstitel en die betrekking hebben op dit decreet of op één van diens uitvoeringsbesluiten aan het bestuur mee.
Art. 36.§ 1. Elke belanghebbende kan aan de regering, aan het bestuur of aan de burgemeester een bezwaar richten met betrekking tot de werking van een opvangtehuis, een gemeenschapshuis, een nachtasiel of een opvangtehuis van het gezinstype.
Elk bezwaar bedoeld in het eerste lid wordt beantwoord door een bewijs van ontvangst dat binnen de acht dagen wordt verstuurd. § 2. De burgemeester of het bestuur aan wie een bezwaar wordt gericht, licht er onverwijld over in : 1° de regering;2° de beheerder van het opvangtehuis, het gemeenschapshuis, het nachtasiel of het opvangtehuis van het gezinstype. Het bestuur licht eveneens de beheerder van het opvangtehuis, het gemeenschapshuis, het nachtasiel of het opvangtehuis van het gezinstype in over de bezwaren gericht aan de regering. § 3. Indien bemiddeling mogelijk is, kan de burgemeester als verzoenende partij optreden en de aanbevelingen uiten die hem van die aard lijken dat ze een oplossing kunnen inhouden voor de werkingsmoeilijkheden. § 4. De burgemeester of de ambtenaar die hij daartoe machtigt kan het opvangtehuis, het gemeenschapshuis, het nachtasiel of het opvangtehuis van het gezinstype bezoeken.
In geval van doorzoeking van lokalen die een woonplaats uitmaken en bij ontstentenis van de instemming van de bewoner, verzoekt hij om de machtiging van de rechter van de politierechtbank of diens plaatsvervanger. § 5. De burgemeester of het bestuur richten een verslag over de inlichtingen die ze hebben kunnen inwinnen aan de regering.
De beheerder van het opvangtehuis, het gemeenschapshuis, het nachtasiel of het opvangtehuis van het gezinstype licht de burgemeester en het bestuur onverwijld in over het gevolg dat aan het bezwaar gegeven is.
De regering, het bestuur of de burgemeester licht de bezwaarindiener en de beheerder in over het gevolg dat aan hetr bezwaar gegeven is. HOOFDSTUK VII. - Straffen
Art. 37.§ 1. Gestraft worden met een gevangenisstraf van acht dagen tot één maand en met een geldboete van 500 tot 1.000 euro of met enkel één van die straffen de personen die een opvangtehuis, een gemeenschapshuis, een nachtasiel of een opvangtehuis van het gezinstype beheren die een onderkomencapaciteit aanbieden van meer dan drie bedden zonder een werkingstitel te hebben gekregen, ofwel als overtreding van een beslissing tot weigering, intrekking van de erkenning of sluiting, ofwel als kennelijke niet-naleving van de erkenningsvoorwaarden waarbij ernstige schade wordt berokkend aan de bescherming, de veiligheid of de gezondheid van de ondergebrachte personen of die onbehoorlijkerwijs de erkenning vermelden. § 2. Gestraft worden met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en een geldboete van 25 tot 2.000 euro of met enkel één van die straffen : 1° degene die rechtstreeks of onrechtstreeks, terwijl hij een activiteit of een mandaat uitoefent in een opvangtehuis, een gemeenschapshuis of een opvangtehuis van het gezinstype die een onderkomencapaciteit van meer dan drie bedden aanbieden : a.op niet-geïndividualiseerde wijze de rekeningen van de ondergebrachte personen beheert; b. door list, dwang, bedreiging, valse belofte of misbruik makend van de zwakheid of ziekte zich goed die aan een ondergebrachte persoon toebehoren, laat overhandigen;c. gelden of goeden van de ondergebrachte personen beheert, behalve met naleving van de eventueel in overeenstemming met laatstgenoemden overeengekomen voorwaarden;2° degene die rechtstreeks of onrechtstreeks terwijl hij een activiteit of een mandaat uitoefent in een nachtasiel : a.door list, dwang, bedreiging, valse belofte of misbruik makend van de zwakheid of ziekte zich goed die aan een ondergebrachte persoon toebehoren, laat overhandigen; b. gelden of goeden van de ondergebrachte personen beheert, behalve met naleving van de eventueel in overeenstemming met laatstgenoemden overeengekomen voorwaarden. HOOFDSTUK III. - Sluiting
Art. 38.§ 1. Volgens de procedure die hij bepaalt kan de regering om dringende redenen beslissen tot de sluiting van een opvangethuis, een gemeenschapshuis, een nachtasiel of een opvangtehuis van het gezinstype waarvan de onderkomencapaciteit meer bedraagt dan drie bedden, indien : 1° een tekortkoming aan de krachtens of bij dit decreet vastgestelde regels ernstige schade berokkent aan de rechten, de veiligheid of de gezondheid van de ondergebrachte personen;2° dringende redenen met betrekking tot de volksgezondheid of de openbare veiligheid dat verantwoorden. De beslissing tot sluiting kan enkel bepaalde gedeelten van het gebouw of bepaalde vestigingen betreffen.
De beslissing tot sluiting kan ongedaan worden gemaakt indien de omstandigheden die tot die beslissing dwongen, niet meer verenigd zijn.
De regering stelt de regels vast volgens welke een beroep kan worden uitgeoefend tegen de beslissing tot sluiting om dwingende redenen.
Dat beroep is niet opschortend. § 2. Volgens de procedure die hij bepaalt beveelt de regering de sluiting van de opvangtehuizen, de gemeenschapshuizen, de nachtasielen of de opvangtehuizen van het gezinstype waarvan de onderkomencapaciteit hoger is dan drie bedden en die zonder werkingstitel functioneren.
Art. 39.De burgemeester is belast met de uitvoering van de beslissingen tot sluiting en laat de sluitingen verrichten die voortvloeien uit de beslissingen tot weigering of intrekking van een werkingstitel.
Hij waakt over de toepassing van alle daartoe nodige maatregelen.
Daartoe kan hij de in sociale moeilijkheden verkerende personen laten evacueren en van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn eisen, dat zij voor de dringende opvang en het dringend onderbrengen van die personen instaan. HOOFDSTUK IX. - Adviescommissie inzake de opvangtehuizen, de gemeenschapshuizen, de nachtasielen en de opvangtehuizen van het gezinstype
Art. 40.Er wordt een adviescommissie inzake de opvangtehuizen, de gemeenschapshuizen, de nachtasielen en de opvangtehuizen van het gezinstype opgericht.
Naast de opdracht om adviezen uit te brengen overeenkomstig de artikelen 13, §§ 1 en 2, 14, §§ 1 en 3, tweede lid, 15, §§ 1 en 2, en 17, § 1, is de commissie belast met adviesverlening op eigen initiatief of op diens verzoek, aan de regering over elke aangelegenheid die onder dit decreet valt.
Jaarlijks in juni maakt de commissie een verslag met evaluatie van de sector van de opvangtehuizen, de gemeenschapshuizen, de nachtasielen en de opvangtehuizen van het gezinstype, evenals een lijst met de ontstane problemen en de voorstellen tot oplossing over aan de regering, die het aan de Waalse Gewestraad overmaakt.
Art. 41.§ 1. De regering benoemt de leden van de commissie voor een hernieuwbare termijn van vier jaar. Die bestaat uit : 1° zes vertegenwoordigers van de opvangtehuizen, gekozen op de voordracht van de representatieve federaties van de sector;2° één vertegenwoordiger van de gemeenschapshuizen;3° één vertegenwoordiger van de nachtasielen;4° in voorkomend geval, één vertegenwoordiger van de opvangtehuizen van het gezinstype;5° drie werknemers van de sector van de opvangtehuizen, de gemeenschapshuizen en de nachtazielen, gekozen op de voordracht van de representatieve werknemersorganisaties;6° vier personen, gekozen wegens hun bijzondere bevoegdheden inzake maatschappelijke inschakeling, waaronder : a.één maatschappelijk werker van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn; b. één maatschappelijk werker van de verenigingssector;c. twee universitaire deskundigen;7° één vertegenwoordiger van de Federatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;8° één vertegenwoordiger van de jeugdzorgsector;9° drie gemachtigden van de regering;10° één gemachtigde van het bestuur. De regering kan eveneens voor elk gewoon lid een plaatsvervanger aanwijzen. § 2. De leden bedoeld in paragraaf 1, 9° en 10°, zetelen met raadgevende stem. § 3. Op de voordracht van de commissie wijst de regering de voorzitter en de ondervoorzitter onder de leden bedoeld in paragraaf 1, 1° tot en met 6° aan. § 4. Het secretariaat van de commissie wordt waargenomen door het lid bedoeld in § 1, 10°.
Art. 42.De regering bepaalt het bedrag van het aanwezigheidsgeld en de reiskosten van de commissieleden.
De commissie stelt zijn huishoudelijk reglement vast en legt het ter goedkeuring aan de regering voor. HOOFDSTUK X. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 43.In afwijking van artikel 2, 1°, 2° en 4° worden beschouw dals opvangtehuizen, gemeenschapshuizen of opvangtehuizen van het gezinstype, de diensten of inrichtingen die de dag van inwerkingtreding van dit decreet erkend zijn als opvangcentra voor volwassenen of moederhuizen en die : 1° voor een deel of het geheel van hun erkende huisvestingsinfrastructuren in aanmerking komen voor een tegemoetkoming inzake transitwoningen zoals bedoeld bij de artikelen 31 en 56 van de Waalse Huisvestingscode;2° terwijl zij in aanmerking zijn gekomen voor de tegemoetkoming bedoeld inder 1°, opnieuw daarvoor in aanmerking komen om hun erkende huisvestingsinfrastructuren geheel of gedeeltelijk te hernieuwen of te herstructureren. In afwijking van artikel 2, 1°, 2° en 4° behouden de opvangtehuizen, de gemeenschapshuizen of de opvangtehuizen van het gezinstype hun hoedanigheid van opvangtehuizen, gemeenschapshuizen of opvangtehuizen van het gezinstype.
Art. 44.Hoofdstuk 1 van titel I van het programmadecreet van 17 december 1997 houdende verschillende maatregelen inzake sociale actie en sportinfrastructuren wordt opgeheven.
Art. 45.§ 1. De opvangcentra voor volwassenen erkend op grond van hoofdstuk 1 van titel I van het programmadecreet van 17 december 1997 houdende verschillende maatregelen inzake sociale actie en sportinfrastructuren worden tot en met het verstrijken van de geldigheidstermijn van hun erkenning als erkend in de zin van dit decreet beschouwd. § 2. De moederhuizen erkend door het « Office de la Naissance et de l'Enfance » op datum van 30 september 2000 kunnen blijven werken op voorwaarde dat ze een erkenningsaanvraag of voorlopige werkingsaanvraag indienen overeenkomstig artikel 12, § 1, of artikel 14, § 1, binnen de drie maanden volgend op de inwerkingtreding van dit decreet, en voorzover de beslissing van de regering met betrekking tot die aanvraag gunstig is rekening houdend met de naleving van de erkennings- of voorlopige machtigingsvoorwaarden. § 3. De onderkomenstructuren bedoeld bij dit decreet die bestaan op de dag van inwerkingtreding daarvan en die niet over de erkenning beschikken bedoeld in de paragrafen 1 en 2 kunnen blijven werken op voorwaarde dat ze een erkenningsaanvraag of aanvraag voor voorlopige werkingsmachtiging indienen overeenkomstig artikel 12, §§ 1 of 3, of artikel 14, § 1, binnen de drie maanden volgend op de inwerkingtreding van dit decreet, en voor zover de beslissing van de regering met betrekking tot die aanvraag gunstig is rekening houdend met de naleving van de erkennings- of voorlopige machtigingsvoorwaarden. De regering kan de termijn van één jaar bepaald bij artikel 14, § 1, eerste lid, met maximum twee jaar verlengen. De leden 3 en 4 van artikel 14, § 1, zijn niet van toepassing op die onderkomenstructuren.
Art. 46.Zolang de commissie bedoeld in hoofdstuk X niet is samengesteld, neemt de erkennings- en adviescommissie opgericht bij artikel 25 van het programmadecreet van 17 december 1997 houdende verschillende maatregelen inzake sociale actie en sportinfrastructuren de opdrachten ervan waar.
Art. 47.Dit decreet treedt in werking op de datum vastgesteld door de regering.
Bekrachtigen dit decreet, bevelen dat het bekend wordt gemaakt in het Belgisch Staatsblad .
Namen, 12 februari 2004.
De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Economie, K.M.O.'s, Onderzoek en Nieuwe Technologieën, S. KUBLA De Minister van Vervoer, Mobiliteit en Energie, J. DARAS De Minister van Begroting, Huisvesting, Uitrusting en Openbare Werken, M. DAERDEN De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET De Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden, J. HAPPART De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ch. MICHEL De Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid, Th. DETIENNE De Minister van Tewerkstelling en Vorming, Ph. COURARD (1) Zitting 2002-2003. Stukken van de Raad 624 (2002-2003), nrs. 1 tot en met 4.
Volledig verslag, openbare vergadering van 11 februari 2004.
Bespreking. Stemming.