gepubliceerd op 10 juni 2015
Ordonnantie tot oprichting van een instelling van openbaar nut waarin het beheer van het preventie- en veiligheidsbeleid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is samengebracht
28 MEI 2015. - Ordonnantie tot oprichting van een instelling van openbaar nut waarin het beheer van het preventie- en veiligheidsbeleid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is samengebracht
Het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement heeft aangenomen en Wij, Executieve, bekrachtigen, het geen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in de artikelen 39 en 166 van de Grondwet.
Art. 2.Voor de toepassing van deze ordonnantie dient men te verstaan onder : 1° de Instelling : de instelling van openbaar nut bedoeld in artikel 3 van deze ordonnantie;2° de Bijzondere wet : de wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen;3° de Agglomeratiewet : de wet van 26 juli 1971 houdende organisatie van de agglomeraties en de federaties van gemeenten;4° de Minister-President : de voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bedoeld in artikel 34 van de bijzondere wet;5° het Aanstellingsbesluit van de Regering bedoeld in artikel 48, derde lid, van de Bijzondere wet : het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende toekenning van opdrachten aan een hoge ambtenaar zoals bedoeld in artikel 48, derde lid van de Bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen;6° de hoge ambtenaar : de hoge ambtenaar bedoeld in artikel 48, derde lid, van de bijzondere wet;7° het Brussels Preventie- en Buurtplan : het door de Regering goedgekeurde gewestelijk plan in de context van het Brussels preventie- en buurtbeleid;8° de Plaatselijke Preventie- en Buurtplannen : de overeenkomsten gesloten tussen elke gemeente afzonderlijk en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die het regionaal Preventie- en Veiligheidsplan vertalen op het gemeentelijk niveau;9° de Brandweer : de dienst voor brandweer opgericht bij de ordonnantie van 19 juli 1990 houdende oprichting van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp. HOOFDSTUK II. - Oprichting en opdrachten van de instelling
Art. 3.Er wordt een instelling van openbaar nut opgericht waarin het beheer van het preventie- en veiligheidsbeleid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt samengebracht, genaamd « Brussel - Preventie & Veiligheid ».
De instelling beschikt over rechtspersoonlijkheid en heeft zijn zetel in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Art. 4.§ 1. De Instelling staat in voor de voorbereiding en de uitvoering van beslissingen : 1. van de Regering in de context van de opdrachten bedoeld in artikel 48, vierde lid van de Bijzondere wet;2. van de Minister-President in de context van de opdrachten bedoeld in artikel 48, tweede lid van de Bijzondere wet, onverminderd het Aanstellingsbesluit van de Regering bedoeld in artikel 48, derde lid van de Bijzondere wet;3. van de hoge ambtenaar op grond van het Aanstellingsbesluit van de Regering bedoeld in artikel 48, derde lid van de Bijzondere wet. § 2. In coördinatie met de technische en operationele diensten van de DBDMH wordt de Instelling belast met het afleveren van de brandpreventieadviezen voor het bekomen van stedenbouwkundige vergunningen, milieuvergunningen of exploitatievergunningen. § 3. De Instelling heeft de opdracht het Brussels Preventie- en Buurtplan voor te bereiden en aan de Regering ter goedkeuring voor te leggen. De Instelling wordt belast met de uitvoering van dit plan.
De Instelling bereidt na raadpleging van de gemeenten de Lokale Preventie- en Veiligheidsplannen voor. § 4. De Regering kan de Instelling belasten met andere opdrachten in aangelegenheden die behoren tot de bevoegdheden bedoeld in de paragrafen 1, 2 en 3. De Regering bepaalt de voorwaarden waarbinnen de Instelling haar opdrachten uitoefent. HOOFDSTUK III. - Beheer, controle en bevoegdheden
Art. 5.De Instelling is onderworpen aan het gezag van de Minister-President.
Art. 6.§ 1. Het dagelijks beheer van de Instelling wordt verzorgd door een leidend ambtenaar en een adjunct-leidend ambtenaar die worden aangesteld door de Regering en die behoren tot een verschillende taalrol.
Alle beslissingen van de leidend ambtenaar, zowel intern als extern, worden schriftelijk vastgelegd; zij dienen voorzien te zijn van de handtekeningen van de leidend ambtenaar en van de adjunct-leidend ambtenaar.
De Minister-President bepaalt de delegaties van bevoegdheden die hen worden toegekend voor het dagelijks beheer en stelt de gevallen vast waarin hun gezamenlijke handtekening niet vereist is. § 2. De leidend ambtenaar en de adjunct-leidend ambtenaar oefenen hun functies uit binnen een mandaat waarvan het administratief en geldelijk statuut door de Regering wordt omschreven.
Art. 7.Onverminderd de opdrachten die hem rechtstreeks kunnen worden toevertrouwd door de Minister-President, oefent de hoge ambtenaar zijn opdrachten binnen de Instelling uit overeenkomstig het Aanstellingsbesluit van de Regering bedoeld in artikel 48, derde lid, van de Bijzondere wet.
De hoge ambtenaar oefent de opdrachten die hem zijn toevertrouwd bij het Aanstellingsbesluit van de Regering, bedoeld in artikel 48, derde lid, van de bijzondere wet volledig zelfstandig en enkel onder zijn eigen verantwoordelijkheid uit.
De hoge ambtenaar heeft de functionele leiding over het personeel dat hem ter beschikking wordt gesteld.
De Regering stelt het administratief en geldelijk statuut van de hoge ambtenaar vast.
Art. 8.Er wordt binnen de Instelling een Observatorium voor Preventie en Veiligheid (afgekort BOPV) opgericht.
Het Observatorium wordt belast met opdrachten die door de Minister-President worden toevertrouwd aan de Instelling in de context van de opdrachten bedoeld in artikel 4, § 2quater, 2°, van de Agglomeratiewet.
Het Observatorium heeft als doel de kennis over de Brusselse criminaliteit te verbeteren, het gewestelijk en lokaal criminaliteitspreventie- en veiligheidsbeleid snel te kunnen bijsturen in de brede zin van het woord, en dit inzonderheid door : 1. de opvolging en de evaluatie van het gewestelijk preventie- en veiligheidsbeleid, en in het bijzonder maatregelen gesubsidieerd door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zoals de Plaatselijke Preventie- en Buurtplannen, in overleg met het Bestuur Plaatselijke Besturen;2. de evaluatie van het preventie- en veiligheidsbeleid op grond van gedepersonaliseerde en gevalideerde gegevens afkomstig van het lokaal, gewestelijk en federaal niveau.Deze evaluatie gebeurt op grond van statistieken en enige andere beschikbare bron, verzameld door het Observatorium en geïntegreerd in de vorm van analyses; 3. het opstellen van een jaarverslag gericht aan de Regering;4. de uitwerking van een jaarlijks gewestelijk ontwerp-actieprogramma met een meerjarige dimensie dat inzonderheid de thema's behandelt die bepaald worden door het Brussels Preventie- en Buurtplan;5. het formuleren van adviezen en aanbevelingen op eigen initiatief of op verzoek van de Regering;6. de uitvoering van themagerichte enquêtes en studies op verzoek van hetzij : - de Regering; - de Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering; - de Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor het toezicht op de Plaatselijke Besturen; - andere instellingen of organen vastgesteld door de Regering. HOOFDSTUK IV. - Personeel
Art. 9.De Regering stelt het personeelsplan en het administratief en geldelijk statuut van de personeelsleden van de Instelling vast.
Bij de Instelling kan eveneens personeel aangeworven worden middels een arbeidsovereenkomst, overeenkomstig de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten.
In naleving van de dwingende bepalingen van deze wet is de Regering gemachtigd om de administratieve en geldelijke situatie van de contractuele personeelsleden van de Instelling te regelen.
Art. 10.§ 1. Statutaire personeelsleden van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of van de instellingen van openbaar nut die afhangen van het Gewest worden bij besluit van de Regering naar de Instelling overgeheveld. § 2. De Regering bepaalt na overleg met de representatieve organisaties van het personeel de datum en de wijze van overheveling van de personeelsleden van de Instelling.
De leden van dit personeel worden in hun graad of een overeenstemmende graad en in hun hoedanigheid overgeheveld.
Zij behouden minstens de bezoldiging en de anciënniteit die zij hadden of gehad zouden hebben als zij in hun dienst van herkomst verder de functie hadden uitgeoefend die zij bekleedden op het ogenblik van hun overheveling.
Het rechtsstatuut van deze personeelsleden blijft geregeld door de ter zake geldende bepalingen zolang de Regering geen gebruik maakt van de bevoegdheid bedoeld in artikel 9, eerste en derde lid. § 3. De Instelling kan in zijn personeelsbestand eveneens personeelsleden opnemen die ter beschikking zijn gesteld door andere beleidsniveaus. HOOFDSTUK V. - Financiële middelen
Art. 11.De Instelling beschikt over de volgende middelen : 1. de kredieten ingeschreven in de begroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en in de begroting van de Agglomeratie;2. de middelen toegekend door de Staat of andere overheden;3. occasionele subsidies en inkomsten;4. leningen die zijn aangegaan in uitvoering van een investeringsprogramma aanvaard door de Regering;5. niet gebruikte begrotingsoverschotten van vorige jaren die de Instelling kan overdragen krachtens de begrotingsordonnantie;6. inkomsten afkomstig uit prestaties die te verzoenen zijn met de opdrachten die haar zijn toevertrouwd;7. giften en legaten in haar voordeel. HOOFDSTUK VI. - Wijziging van de ordonnantie van 19 juli 1990 houdende oprichting van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp
Art. 12.Artikel 4, § 2, van de ordonnantie van 19 juli 1990 houdende oprichting van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, gewijzigd door de ordonnantie van 12 maart 1998, wordt aangevuld als volgt : « onverminderd de bevoegdheden toegekend aan de instelling van openbaar nut waarin het beheer van het preventie- en veiligheidsbeleid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is samengebracht, zoals deze werd opgericht bij ordonnantie van ... ». HOOFDSTUK VII. - Slotbepaling
Art. 13.Deze ordonnantie treedt in werking op de dag die wordt vastgesteld door de Regering.
Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 28 mei 2015.
Rudi VERVOORT, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme, Openbaar Ambt, Wetenschappelijk Onderzoek en Openbare Netheid Guy VANHENGEL, De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Externe Betrekkingen en Ontwikkelingssamenwerking Didier GOSUIN, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp Pascal SMET, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit en Openbare Werken Céline FREMAULT, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie _______ Nota Documenten van het Parlement : Gewone zitting 2014-2015 A-118/1 Ontwerp van ordonnantie A-118/2 Verslag Integraal verslag : Bespreking en aanneming : vergadering van vrijdag 24 april 2015.