gepubliceerd op 07 februari 2023
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26/01/2023 betreffende het mobiliteitsbudget en de verwerving, het gebruik en het beheer van dienstvoertuigen
26 JANUARI 2023. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26/01/2023 betreffende het mobiliteitsbudget en de verwerving, het gebruik en het beheer van dienstvoertuigen
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, artikel 40, § 1, zoals gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;
Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, artikel 11, § 1, gewijzigd door de wet van 24 december 2002;
Gelet op de ordonnantie van 19 juli 1990 houdende oprichting van het Gewestelijk Agentschap voor netheid, artikel 8;
Gelet op de ordonnantie van 19 juli 1990 houdende oprichting van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp, artikel 8, tweede lid, gewijzigd door de ordonnantie van 9 juli 2015;
Gelet op de ordonnantie van 3 december 1992 betreffende de exploitatie en de ontwikkeling van het kanaal, de haven, de voorhaven, en de aanhorigheden ervan in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, artikel 17, gewijzigd door de ordonnanties van 29 maart 2001 en 6 november 2003;
Gelet op de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van Actiris, artikel 23, derde lid en artikel 34, eerste paragraaf, gewijzigd door de ordonnantie van 8 december 2016;
Gelet op de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, artikel 30quinquies, zoals vervangen door de ordonnantie van 20 juli 2011;
Gelet op de ordonnantie van 26 juni 2003 houdende oprichting van Innoviris, artikel 9;
Gelet op de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode, artikel 40;
Gelet op de ordonnantie van 22 januari 2009 houdende de organisatie van het parkeerbeleid en de oprichting van het Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap, artikel 28;
Gelet op de ordonnantie van 28 mei 2015 tot oprichting van een instelling van openbaar nut waarin het beheer van het preventie- en veiligheidsbeleid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is samengebracht en tot oprichting van de Gewestelijke School voor de Veiligheids-, Preventie- en Hulpdienstberoepen - Brusafe, de artikelen 6, § 2 en 9, eerste lid;
Gelet op de ordonnantie van 29 juli 2015 houdende oprichting van het Brussels Planningsbureau, artikel 10;
Gelet op de ordonnantie van 2 december 2021 betreffende Brupartners, artikel 35, § 2;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 maart 1989Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/03/1989 pub. 07/11/2014 numac 2014031896 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Koninklijk besluit tot oprichting van het Brussels Instituut voor Milieubeheer sluiten tot oprichting van Leefmilieu Brussel, artikel 1, § 2, gewijzigd door de ordonnantie van 3 mei 2018 en bekrachtigd bij de wet van 16 juni 1989 houdende diverse institutionele hervormingen, artikel 41;
Gelet op de gelijke kansentest, uitgevoerd op 31 mei 2021;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën van 8 oktober 2021;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 22 oktober 2021;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van Actiris, gegeven op 24 februari 2022;
Gelet op het advies van de Raad van bestuur van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij, gegeven op 21 maart 2022;
Gelet op het advies van de Raad van bestuur van de haven van Brussel, gegeven op 29 april 2022;
Gelet op het advies van de Raad van bestuur van Brupartners, gegeven op 29 maart 2022;
Gelet op het protocol nr. 2022/13 van 24 mei 2022 van het Sectorcomité XV;
Gelet op advies 72.438/4 van de Raad van State, gegeven op 30 november 2022, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende het advies van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel, gegeven op 13 april 2022;
Overwegende het advies van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel Stedenbouw en Erfgoed, gegeven op 22 april 2022;
Overwegende het advies van het Centrum voor Informatica voor het Brussels Gewest, gegeven op 6 mei 2022;
Overwegende het advies van Brussel Leefmilieu, gegeven op 30 maart 2022;
Overwegende het advies van de Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp (DBDMH), gegeven op 24 maart 2022;
Overwegende het advies van Innoviris, gegeven op 8 april 2022;
Overwegende het advies van het Brussels Planningsbureau, gegeven op 29 maart 2022;
Overwegende het advies van Net Brussel, gegeven op 18 mei 2022;
Overwegende het advies van het Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap, gegeven op 10 mei 2022;
Overwegende het advies van de Reguleringscommissie voor energie, gegeven op 18 maart 2022;
Gelet op de wet van 17 maart 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/03/2019 pub. 29/03/2019 numac 2019030319 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget sluiten betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget;
Overwegende de noodzaak een rechtsgrond vast te leggen voor de verwerving, het gebruik en het beheer van voertuigen.
Overwegende dat dit regeringsbesluit moet worden toegepast naast de bepalingen van het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 mei 2014Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 15/05/2014 pub. 22/07/2014 numac 2014031529 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het voorbeeldgedrag van de overheden inzake vervoer en ter wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 7 april 2011 betreffende de bedrijfsvervoerplannen sluiten betreffende het voorbeeldgedrag van de overheden inzake vervoer en het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 1 juni 2017 betreffende de bedrijfsvervoerplannen.
Op voorstel van de Minister van Openbaar Ambt, Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op: - De personeelsleden van de gewestelijke overheidsdiensten vallend onder het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 maart 2018Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 21/03/2018 pub. 30/03/2018 numac 2018011463 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de gewestelijke overheidsdiensten van Brussel sluiten houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de gewestelijke overheidsdiensten van Brussel; - De personeelsleden van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vallend onder het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 maart 2018Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 21/03/2018 pub. 30/03/2018 numac 2018011463 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de gewestelijke overheidsdiensten van Brussel sluiten houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; - De personeelsleden van Brupartners; - De personeelsleden van de naamloze vennootschap van publiek recht "Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap"; - De personeelsleden van het Gewestelijk Agentschap voor netheid; - De personeelsleden van de reguleringscommissie voor de energiemarkten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder: 2. BBHR van 15 mei 2014: besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 mei 2014Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 15/05/2014 pub. 22/07/2014 numac 2014031529 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het voorbeeldgedrag van de overheden inzake vervoer en ter wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 7 april 2011 betreffende de bedrijfsvervoerplannen sluiten betreffende het voorbeeldgedrag van de overheden inzake vervoer.3. Entiteit: elke overheidsdienst of instelling van openbaar nut vallende onder het toepassingsgebied van dit besluit.4. Dienstvoertuig: elk transportmiddel (personenwagen, Multi-Purpose-Vehicle - MPV, minibus) dat aangekocht/geleased wordt en waarvan het gebruik door de personen vallende onder artikel 1 is toegestaan door de bevoegde instanties van elke entiteit binnen de bepalingen van dit besluit.Voor de kenmerken van deze transportmiddelen wordt naar artikel 1 van in punt 1 geviseerde besluit dd 15 mei 2014 betreffende het voorbeeldgedrag van de overheden inzake vervoer verwezen.
In elk geval kunnen technische voertuigen (bestelwagens, vrachtwagens, autobussen, werkmachines, bulldozers, aanhangwagens, scancars...) die enkel kunnen worden ingezet voor specifieke technische werkzaamheden niet gezien worden als dienstvoertuigen binnen de bepalingen van dit besluit. Hetzelfde geldt voor het prioritair voertuig dat als volgt wordt gedefinieerd: Prioritair voertuig: het voertuig, dat, zoals het voertuig van de provinciegouverneurs en dat beantwoordt aan de technische voorwaarden bedoeld in de artikelen 28, § 2, 1°, c), 4 en 43, § 2, 3° van het Koninklijk Besluit van 15 maart 1968Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/03/1968 pub. 16/03/2005 numac 2005000019 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de motorvoertuigen en hun aanhangwagens moeten voldoen. - Duitse vertaling type koninklijk besluit prom. 15/03/1968 pub. 03/06/2014 numac 2014014295 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten houdende het algemene reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, bestemd is voor het gebruik door de leidend Ambtenaar van Brussels Preventie en Veiligheid die de opdrachten uitvoert van de Hoge Ambtenaar bedoeld in artikel 48, lid 3 van de Bijzondere Wet van 12 januari 1989 betreffende de Brusselse instellingen. 5. Chauffeur: elk personeelslid dat een voertuig kan besturen en dat beschikt over een geldig rijbewijs voor de categorie van het desbetreffende voertuig.De modaliteiten betreffende de regels om als chauffeur geregistreerd te kunnen worden, worden geregeld in elke entiteit. 6. Wagenpark: De som van alle categorieën voertuigen (eigendom - leasing) beheerd door de entiteit.7. Total Cost of Ownership: De Total Cost of Ownership (TCO) is een indicatieve berekening van de totale kosten van een dienstvoertuig.De TCO wordt berekend als een optelsom van verschillende TCO-componenten.
Deze bevatten: aankoopprijs, btw, kortingen, restwaarde, leaseprijs, batterijleaseprijs, verzekering, reparatie, onderhoud, banden, het energie- en/of brandstofverbruik, de belasting op inverkeerstelling (BIV) en de jaarlijkse verkeersbelasting. HOOFDSTUK 2. - Bepalingen inzake de verwerving dienstvoertuigen
Art. 3.§ 1. Voor de methode tot verwerving van dienstvoertuigen door leasing, wordt de minimale duur van de leasing vastgesteld op 48 maanden en de maximale duur van de leasing wordt vastgesteld op 60 maanden.
Enkel de operationele leasing - waarbij de huurder gedurende een bepaalde termijn het gebruiksrecht verwerft - is voor alle categorieën van dienstvoertuigen toegestaan.
De leasingovereenkomst moet gepaard gaan met een onderhoudsovereenkomst met de leverancier/constructeur voor de termijn van de leasing. § 2. Voor de methode tot verwerving van dienstvoertuigen door aankoop, wordt de duur van het bezit van het voertuig op 60 maanden vastgesteld.
Art. 4.Elke entiteit stelt een wagenreglement op waarbij de bepalingen van dit besluit worden nageleefd.
Het wagenreglement regelt de rechten en de plichten van de beheerders en de gebruikers van dienstvoertuigen.
Art. 5.De dienstvoertuigen - worden ingedeeld in klassen zoals gedefinieerd in het BBHR `voorbeeldgedrag' van 15 mei 2014.
Art. 6.Voor de verwerving (aankoop of leasing) van alle dienstvoertuigen wordt gebruik gemaakt van de TCO-methodiek (Total Cost of Ownership) via overheidsopdracht.
Er wordt hierbij gebruik gemaakt van de volgende formule: TCO = aankoop/lease - restwaarde + verzekering + reparatie + onderhoud + banden + verbruik + BIV. + jaarlijkse verkeersbelasting.
Art. 7.De maximale TCO op basis van aankoop is: - Voor een personenwagen: 39.600 EUR indien het een voertuig dat rijdt op PHEV betreft, 40.500 EUR indien het een elektrisch voertuig betreft; - Voor een MPV: 54.000 EUR indien het een voertuig dat rijdt op PHEV betreft, 54.900 EUR indien het een elektrisch voertuig betreft; - Voor een minibus: 48.600 EUR indien het een voertuig dat rijdt op PHEV betreft, 49.500 EUR indien het een elektrisch voertuig betreft.
Art. 8.De maximale TCO op basis van lease is: - Voor een personenwagen: 36.000 EUR indien het een voertuig dat rijdt op PHEV betreft, 39.600 EUR indien het een elektrisch voertuig betreft; - Voor een MPV: 50.000 EUR indien het een voertuig dat rijdt op PHEV betreft; 56.700 EUR indien het een elektrisch voertuig betreft; - Voor een minibus: 39.600 EUR indien het een voertuig dat rijdt op PHEV betreft, 44.100 EUR indien het een elektrisch voertuig betreft. HOOFDSTUK 3. - Het gebruik van de dienstvoertuigen
Art. 9.De dienstvoertuigen worden opgenomen in een wagenpark. Elke entiteit beheert zijn eigen wagenpark.
Art. 10.Elk persoonlijk gebruik voor de woon-werkverplaatsing is verboden.
Dienstvoertuigen mogen enkel gebruikt worden voor de verplaatsingen tijdens de diensturen in het kader van een opdracht van de dienst.
Art. 11.In afwijking van artikel 10 mag een dienstvoertuig gebruikt worden: - als het een personeelslid betreft dat in het kader van zijn opdracht een wachtrol vervult en oproepbaar moet zijn (zich ter plaatse moet begeven); - als de dienstopdracht op een zeer laat tijdstip eindigt en er geen passend openbaar vervoer meer beschikbaar is; - als het personeelslid met een dienstvoertuig huiswaarts keert omdat hij zich daags nadien vanuit zijn woonplaats naar een opdracht buiten zijn standplaats moet begeven.
Art. 12.Alle chauffeurs moeten, in een dienstvoertuig, een voorbeeldrol inzake verkeersveiligheid vervullen en de geldende verkeersregels perfect moeten naleven. Het rijgedrag hoort steeds hoffelijk, en het rijden defensief en milieuvriendelijk te zijn.
Boetes voor verkeersovertredingen vallen dan ook volledig ten laste van de chauffeur.
Art. 13.De entiteit maakt via een overheidsopdracht de keuze voor de leverancier van de brandstof en de kaarten opgenomen in het tweede lid.
Per dienstvoertuig wordt één brandstofkaart of herlaadkaart (elektrische of andere oplading) afgeleverd, met uitzondering van het voertuig dat rijdt op PHEV waarvoor één brandstofkaart en één herlaadkaart wordt voorzien. Deze kaarten worden beperkt tot gebruik op het Belgisch grondgebied.
Art. 14.Het onderhoud van het dienstvoertuig gebeurt onder de verantwoordelijkheid van de eigenaar en kan niet op initiatief van de personeelsleden zelf.
Alle dienstvoertuigen worden aan een voorziene technische controle en aan voorziene reparaties onderworpen, dit overeenkomstig de geldende wetgeving en regelgeving.
Art. 15.De dienstvoertuigen worden gedekt door een verzekering voor minimaal de volgende risico's: burgerlijke aansprakelijkheid, materiële schade, diefstal, brand, glasbreuk, natuurkrachten, bestuurder en passagiersverzekering, en rechtsbijstand.
Elke entiteit ziet toe op deze dekking. HOOFDSTUK 4. - Het mobiliteitsbudget
Art. 16.§ 1. De volgende personen ontvangen voor persoonlijke verplaatsingen een jaarlijks mobiliteitsbudget: - Titularissen van rangen A7, A6, A5+, A5, en A4+ die effectief de functie van secretaris-generaal, adjunct-secretaris-generaal, directeur-generaal en adjunct-directeur-generaal uitoefenen; - Titularissen van aan bovenvermelde rangen geassimileerde rangen en die de aan zijn rang gebonden functie effectief uitoefenen. § 2. In afwijking van de artikelen 10 en 11 omvatten de verplaatsingen zowel het woon-werkverkeer, als dienstverplaatsingen en privé-verplaatsingen met één of meer van de mobiliteitsopties, vermeld in paragraaf 4.
De rechthebbende en de werkgever dragen hiervoor de parafiscale en fiscale gevolgen. § 3. Het bedrag van het jaarlijkse mobiliteitsbudget wordt vastgesteld op 10.000 EUR. § 4. De rechthebbende op het mobiliteitsbudget, vermeld in paragraaf 1, kan het budget aanwenden voor één of meer van de volgende mobiliteitsopties: 1. Een elektrisch of dat rijdt op PHEV dienstvoertuig;2. Een abonnement of andere tickets op het openbaar vervoer in België;3. Een fietsvergoeding voor het gebruik van een eigen fiets, een eigen elektrische fiets of een eigen speedpedelec;4. De aankoop, huur, leasing, financiering, onderhoud, stalling en uitrusting ter bescherming van de bestuurder en zijn passagiers, alsook uitrusting ter verhoging van hun zichtbaarheid van een fiets, een elektrische fiets, een speedpedelec, een step of een elektrische motorfiets/scooter;5. Een abonnement deelfietsen, deelsteps, deelscooters ;6. Een abonnement autodelen;7. Een parkingabonnement of parkingkaartjes;8. Een kilometervergoeding vermeld in artikel 17.9. Het erkende betaalde persoonsvervoer ;10. De kosten voor huisvesting dicht bij de werkplek.De huisvestingskosten omvatten de huurgelden en de interesten en kapitaalaflossingen van hypothecaire leningen, betreffende de woonplaats die binnen een straal van 10 kilometer van de normale plaats van tewerkstelling gelegen is. Woonplaats betekent daar waar de persoon zijn hoofdverblijf heeft, waar de persoon het centrum van zijn belangen heeft.
Als voor een andere duurzame mobiliteitsoptie geopteerd wordt dan de mobiliteitsopties vermeld in paragraaf 4, is die keuze onderworpen aan de voorafgaande goedkeuring van de minister bevoegd voor openbaar ambt. § 5. Bij een afwezigheid van meer dan vier maanden zonder onderbreking of bij aanstelling of beëindiging van het mandaat of de functie in de loop van het kalenderjaar, wordt het mobiliteitsbudget, vermeld in paragraaf 1 pro rata toegekend.
Art. 17.§ 1. Een kilometervergoeding voor verplaatsingen met een eigen voertuig of met een eigen fiets (ook voor elektrische fiets en speedpedelec, of een ander niet-motorisch aangedreven licht vervoermiddel) is toegekend. § 2. Personen die recht hebben op de in lid 1 bedoelde kilometervergoeding gebruiken, uiterlijk bij hun volgende verwerving, een privévoertuig dat voldoet aan de overeenstemmende normen voor de ecoscore en de brandstof die gelden voor de aankoop of leasing van dienstvoertuigen. § 3. Het bedrag van de kilometervergoeding komt overeen met het bedrag dat voor de Staatsambtenaren wordt bepaald. Dit bedrag wordt jaarlijks herzien. De kilometervergoeding is niet belastbaar en er worden geen sociale zekerheidsbijdragen van afgehouden.
Het bedrag van de fietsvergoeding is gelijk aan de belastingvrije som per kilometer die jaarlijks voor het gebruik van de fiets door de fiscus wordt vastgesteld.
Art. 18.Op het einde van elk kalenderjaar of bij beëindiging van het mandaat of de functie wordt een afrekening gemaakt van het gebruikte mobiliteitsbudget. Als uit die afrekening blijkt dat het beschikbare mobiliteitsbudget overschreden is, wordt het saldo teruggevorderd. Als uit die afrekening blijkt dat het beschikbare mobiliteitsbudget niet bereikt is, wordt het saldo niet betaald.
Art. 19.De rechthebbende die voor een mobiliteitsoptie kiest, mag deze niet cumuleren met een identiek of gelijkaardig voordeel verkregen op grond van een andere regeling. HOOFDSTUK 5. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen
Art. 20.De omzendbrief dienstvoertuigen van 8 juli 2016 wordt opgeheven op de dag van de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad. HOOFDSTUK 6. - Slot- en overgangsbepalingen
Art. 21.De lopende overeenkomsten op de dag van publicatie van huidige besluit lopen verder tot het einde van de vooropgestelde duur.
Art. 22.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt en is van toepassing tot 31 december 2025.
Art. 23.Elke minister, afhangende van zijn bevoegdheid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 26 januari 2023.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, De Minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met territoriale ontwikkeling en stadsvernieuwing, toerisme, de promotie van het imago van Brussel en biculturele zaken van gewestelijk belang, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met financiën, begroting, openbaar ambt, de promotie van meertaligheid en van het imago van Brussel, S. GATZ De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met mobiliteit, openbare werken en verkeersveiligheid, E. VAN DEN BRANDT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met klimaattransitie, leefmilieu, energie en participatieve democratie, A. MARON De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met werk en beroepsopleiding, digitalisering en de plaatselijke besturen, B. CLERFAYT