Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 mei 2014
gepubliceerd op 22 juli 2014

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het voorbeeldgedrag van de overheden inzake vervoer en ter wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 7 april 2011 betreffende de bedrijfsvervoerplannen

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2014031529
pub.
22/07/2014
prom.
15/05/2014
ELI
eli/besluit/2014/05/15/2014031529/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 MEI 2014. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het voorbeeldgedrag van de overheden inzake vervoer en ter wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 7 april 2011Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 07/04/2011 pub. 09/05/2011 numac 2011031222 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de bedrijfsvervoerplannen sluiten betreffende de bedrijfsvervoerplannen


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, met name artikel 8, eerste lid;

Gelet op de ordonnantie van 14 mei 2009 betreffende de vervoerplannen, met name de artikelen 4, 29, tweede lid, en 30, § 1;

Gelet op de ordonnantie van 2 mei 2013 houdende het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing, onder meer artikel 2.4.5 en artikel 2.4.7, evenals artikel 4.4.1;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 mei 2009Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 28/05/2009 pub. 18/06/2009 numac 2009031360 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de invoering van schone voertuigen in het wagenpark van de gewestelijke instanties sluiten betreffende de invoering van schone voertuigen in het wagenpark van de gewestelijke instanties;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 7 april 2011Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 07/04/2011 pub. 09/05/2011 numac 2011031222 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de bedrijfsvervoerplannen sluiten betreffende de bedrijfsvervoerplannen;

Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu, gegeven op 12 februari 2014;

Gelet op het advies van de Gewestelijke Mobiliteitscommissie, gegeven op 17 februari 2014;

Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad, gegeven op 20 februari 2014;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 6 december 2013;

Gelet op advies nr. 55.870/4 van de Raad van State, gegeven op 23 april 2014, in toepassing van artikel 84, § 1, lid 1, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State van 12 januari 1973;

Op voorstel van de minister van Leefmilieu, Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder : 1° Koninklijk besluit : het koninklijk besluit van 15 maart 1968Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/03/1968 pub. 03/06/2014 numac 2014014295 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen;2° Wetboek : de ordonnantie van 2 mei 2013 houdende het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing;3° Personenwagen : motorvoertuig van de categorie M1, zoals gedefinieerd in artikel 1, § 1, 1°, van het koninklijk besluit dat ontworpen en gebouwd is voor het vervoer van passagiers, met, naast de bestuurderszetel, maximaal acht zitplaatsen, uitgezonderd de voertuigen voor speciale doeleinden, zoals gedefinieerd in artikel 1, § 1, 9°, van het koninklijk besluit;4° MPV (Multi-purpose Vehicle) : motorvoertuig voor meerdere doeleinden, behorend tot categorie M1 en met type koetswerk AF, ontworpen en gebouwd voor het vervoer van personen en hun bagage of goederen, in één enkele ruimte, zoals gedefinieerd in artikel 1, § 1, 1°, van het koninklijk besluit;5° Minibus : motorvoertuig van de categorie M1, ontworpen en gebouwd voor het vervoer van personen, dat bij gebruik voor het bezoldigde vervoer van personen, ten hoogste acht plaatsen mag bevatten, die van de bestuurder niet meegerekend, en dat is voorzien van een koetswerk van hetzelfde type als dat van bestelwagens of autobussen, zoals gedefinieerd in artikel 1, § 2, 48°, van het koninklijk besluit;6° Bestelwagen : motorvoertuig van de categorie N1, ontworpen en gebouwd voor het vervoer van goederen, op ten minste vier wielen, waarvan de toegelaten massa niet meer bedraagt dan 3,5 ton, zoals gedefinieerd in artikel 1, § 1, 2°, van het koninklijk besluit;7° Vrachtwagen : motorvoertuig van de categorieën N2 of N3, zoals gedefinieerd in artikel 1, § 1, 2° van het koninklijk besluit, ontworpen en gebouwd voor het vervoer van goederen met een maximale massa van meer dan 3,5 ton;8° Elektrische wagen : wegvoertuig, uitsluitend aangedreven door een elektrische motor, van de categorie M1, zoals gedefinieerd in artikel 1, § 1, 1° van het koninklijk besluit en dat ten minste twee personen kan vervoeren, of van de categorieën L6e of L7e, zoals gedefinieerd in artikel 1, § 1, 4°, van het koninklijk besluit van 10 oktober 1974Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/10/1974 pub. 25/09/2013 numac 2013000563 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de bromfietsen, de motorfietsen en hun aanhangwagens moeten voldoen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de bromfietsen, de motorfietsen en hun aanhangwagens moeten voldoen;9° Instituut : het Brussels Instituut voor Milieubeheer, opgericht bij koninklijk besluit van 8 maart 1989Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/03/1989 pub. 07/11/2014 numac 2014031896 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Koninklijk besluit tot oprichting van het Brussels Instituut voor Milieubeheer sluiten; 10° Betrokken instanties : de gewestelijke overheden en de plaatselijke besturen zoals gedefinieerd in artikel 1.3.1, 5° en 6° van het Wetboek; 11° Ecoscore : globale score voor een voertuig ter kenmerking van de milieuschade die de uitstoot in de lucht veroorzaakt voor de verschillende componenten van de natuurlijke en menselijke omgeving, evenals voor het broeikaseffect en de geluidsoverlast;de ecoscore wordt berekend volgens de methode die opgenomen is op de website www.ecoscore.be; 12° Drempelecoscore : minimale ecoscore die moet worden bereikt volgens de categorie van het betreffende voertuig. HOOFDSTUK 1. - Milieuprestatie-eisen bij aankoop of leasing van voertuigen Afdeling 1. - Personenwagens, MPV's en minibussen

Art. 2.§ 1. Elke personenwagen of MPV die wordt aangekocht of geleased door de betrokken instanties na de datum van inwerkingtreding van dit besluit, neemt minstens de drempelecoscore in acht die gedefinieerd is in artikel 3 van dit besluit, in functie van de categorie waartoe het voertuig behoort. § 2. Elk bestek voor een overheidsopdracht voor het verwerven of leasen van personenwagens, MPV's of minibussen, neemt milieucriteria op in de gunningscriteria van de opdracht zodat de voertuigen met beste milieuprestaties worden gevaloriseerd. De milieucriteria van het voertuig moeten ten minste een aandeel van 30 % hebben in de gunningscriteria. De ecoscore van de voertuigen vormt een verplicht onderdeel van deze milieucriteria, en telt voor minstens 70 % mee. Het voertuiggewicht en de uitrusting van het voertuig met een remenergierecuperatiesysteem maken eveneens deel uit van de milieucriteria, zodat een lager gewicht en de aanwezigheid van een remenergierecuperatiesysteem worden gevaloriseerd.

Art. 3.§ 1. De drempelecoscore voor het jaar 2014 wordt vastgelegd op : 1° 70 voor personenwagens;2° 63 voor MPV's. § 2. De drempelecoscore evolueert vanaf 2015 volgens de waarden weergegeven in bijlage 1 van dit besluit.

Art. 4.Indien de ecoscore van een personenwagen, MPV of minibus niet kan worden teruggevonden in de voertuigdatabank van de website www.ecoscore.be, moet de ecoscore berekend worden met de rekenmodule of met de formule en methodologie die opgenomen zijn op de website.

Hierbij moeten de waarden in verband met de emissies en het verbruik ingevuld worden zoals die vermeld staan op het Certificaat van Conformiteit (COC). Indien bepaalde emissiegegevens ontbreken op het COC, moeten de limietwaarden van de betreffende Euronorm van het voertuig ingevuld worden.

Art. 5.In overeenstemming met artikel 2.4.5, § 1, van het Wetboek nemen de betrokken instanties geen personenwagens of MPV's in gebruik die uitgerust zijn met een dieselmotor.

Art. 6.Krachtens artikel 2.4.5, § 1 van het Wetboek en gezien het specifieke gebruik (met name voor de vertegenwoordiging) van de voertuigen van de ministers van het Gewest, zijn deze voertuigen niet onderworpen aan de vereisten bepaald in de artikelen 2, § 1, 3 en 5 van dit besluit, maar moeten ze een drempelecoscore van 68 bereiken. Afdeling 2. - Bestelwagens en vrachtwagens

Art. 7.§ 1. Elke bestelwagen of vrachtwagen die door de betrokken instanties wordt aangekocht of geleased, moet minstens voldoen aan de geldende Euronorm. § 2. In aanvulling op § 1, moet de betrokken instantie, van zodra een voertuig op de markt beschikbaar is dat naar behoren voldoet aan de functievereisten van de betrokken instantie en dat voortijdig voldoet aan een hogere Euronorm, een dergelijk voertuig kiezen. § 3. De betrokken instelling kan van de bepalingen van § 2 afwijken indien de totale prijs van de aankoop of de leasing en van het geschatte brandstofverbruik (inclusief heffingen) over een levensduur van vijf jaar hoger is voor een voertuig dat voortijdig aan een hogere Euronorm voldoet dan voor een voertuig dat slechts voldoet aan de Euronorm die van toepassing is op het moment van ingebruikname.

Art. 8.§ 1. Elk bestek voor een overheidsopdracht voor de aankoop of leasing van bestel- of vrachtwagens neemt milieucriteria op in de gunningscriteria van de opdracht zodat de voertuigen met beste milieuprestaties worden gevaloriseerd. De milieucriteria van het voertuig hebben ten minste een aandeel van 30 % in de gunningscriteria. In afwijking op deze regel moeten de milieucriteria 25 % van de gunningscriteria vertegenwoordigen voor de voertuigen die specifiek voor de uitvoering van de openbaredienstopdrachten werden ontworpen. § 2. De volgende criteria moeten voor 70 % meetellen in de milieucriteria : 1° de massa van het voertuig;2° de aanwezigheid van een systeem voor remenergierecuperatie;3° het vervroegd voldoen aan een hogere Euronorm. § 3. De volgende kenmerken moeten voor 30 % meetellen in de milieucriteria : 1° het energieverbruik;2° de uitstoot van koolstofdioxide (CO2);3° de uitstoot van stikstofoxiden (NOx), niet-methaan-koolwaterstoffen (NMHC) en fijne stofdeeltjes (PM10). Afdeling 3. - Algemeenheden

Art. 9.§ 1. De betrokken instanties maken uiterlijk op 31 januari van elk jaar een verslag over aan het Instituut, de Regering en het Parlement. Dit verslag wordt conform het model opgenomen in bijlage 2 opgesteld en bevat de volgende informatie : 1° de samenstelling van het wagenpark op 31 december van het voorgaande jaar;2° het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen die door het wagenpark wordt gebruikt;3° een beschrijving van de milieucriteria in de bestekken en de aandelen van deze criteria in de gunningsprocedure. Indien de instantie voertuigen in gebruik nam in het voorgaande jaar, voegt ze eveneens een uittreksel toe van het gunningsverslag en het bestek waaruit kan opgemaakt worden hoe de milieucriteria in rekening werden gebracht. § 2. Het Instituut stelt het model van het verslag elektronisch ter beschikking van de betrokken instellingen en stelt jaarlijks een rapport op met een overzicht van de kenmerken van de publieke vloten en de conformiteit met de opgelegde milieuprestatie-eisen. Dit rapport wordt overgemaakt aan de Regering, het Parlement en de betrokken instanties, uiterlijk twee maanden na de ontvangst van de rapporten van de betrokken instanties.

Art. 10.Het Instituut organiseert vormingen voor de vlootbeheerders van de betrokken instanties in verband met onder meer vlootbeheer en ecoscore. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het besluit betreffende de bedrijfsvervoerplannen van 7 april 2011

Art. 11.In artikel 1 van het besluit van 7 april 2011 betreffende de bedrijfsvervoerplannen worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° een 13° wordt toegevoegd, luidend : « 13° gewestelijke en lokale overheden : de gewestelijke overheden en plaatselijke besturen, zoals gedefinieerd in artikel 1.3.1, 5° en 6° van de ordonnantie van 2 mei 2013 houdende het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing, die meer dan 100 werknemers tewerkstellen op eenzelfde site. » 2° een 14° wordt toegevoegd, luidend : « 14° elektrische wagen : elektrische wagen zoals gedefinieerd in artikel 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 mei 2014 betreffende het voorbeeldgedrag van de overheden inzake vervoer en ter wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 7 april 2011Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 07/04/2011 pub. 09/05/2011 numac 2011031222 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de bedrijfsvervoerplannen sluiten betreffende de bedrijfsvervoerplannen.»

Art. 12.Er wordt een artikel 5bis toegevoegd in het besluit van 7 april 2011 betreffende de bedrijfsvervoerplannen, opgemaakt als volgt : "Art. 5bis, § 1. De gewestelijke en lokale overheden nemen eveneens de volgende acties op in hun actieplan, die ze in het jaar dat volgt op het referentiejaar uitvoeren : 1° opstellen van een analyse van de samenstelling en het gebruik van hun wagenpark;2° vastleggen van doelstellingen op vlak van de verbetering van de milieuprestaties van hun wagenpark, de reductie van de afgelegde kilometers met gemotoriseerde voertuigen voor dienstverplaatsingen, de reductie van het wagenpark en de vervanging van een deel van het wagenpark door fietsen, elektrische fietsen en/of elektrische wagens, waarbij rekening gehouden wordt met de bepalingen opgenomen in § 3;3° vastleggen van de maatregelen die ze zullen nemen om deze doelstellingen te bereiken. § 2. Ten laatste op 31 december van het jaar dat volgt op het referentiejaar brengt de betrokken overheid het Instituut op de hoogte van de conclusies van de analyse, de doelstellingen en de maatregelen zoals bedoeld in § 1 door middel van een formulier dat het invult en dat de volgende informatie bevat : 1° het verslag zoals gedefinieerd in artikel 9 van het besluit van 15 mei 2014 betreffende het voorbeeldgedrag van de overheden inzake vervoer en ter wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 7 april 2011Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 07/04/2011 pub. 09/05/2011 numac 2011031222 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de bedrijfsvervoerplannen sluiten betreffende de bedrijfsvervoerplannen;2° de gegevens in verband met het gebruik van de voertuigen, meer bepaald : a) het gemiddeld aantal afgelegde kilometers per dag;b) de tijd tussen de verplaatsingen;c) het soort gebruik (stad of snelweg, hoeveelheid en grootte van lading, aantal passagiers, aantal starts en stops);3° de doelstellingen inzake : a) de verbetering van de milieuprestaties, uitgedrukt aan de hand van de gemiddelde ecoscore van de vloot;b) de reductie van het aantal gemotoriseerde voertuigen;c) de opname van het aantal fietsen, elektrische fietsen en/of elektrische wagens in de vloot;d) de reductie van het aantal afgelegde voertuigkilometers met gemotoriseerde voertuigen voor dienstverplaatsingen;4° de maatregelen die genomen zullen worden om deze doelstellingen te bereiken en hun planning. § 3. 1° Vanaf 1 januari 2015 zijn de gewestelijke en lokale overheden verplicht om bij aankoop of leasing van personenwagens gedeeltelijk over te schakelen naar elektrische wagens. Per periode van drie jaar, moet ten minste 25 % van de nieuw in gebruik genomen personenwagens door de gewestelijke overheden elektrische wagens zijn. Voor de lokale overheden is dit ten minste 15 %.

Vanaf 1 januari 2020 zal een deel van de vloot worden omgeschakeld onder dezelfde voorwaarden, behalve wat betreft het percentage, dat ten minste 40 % moet bedragen voor de gewestelijke overheden en ten minste 25 % voor de lokale overheden.

Indien het aantal personenwagens in de vloot verminderd werd sinds 1 januari 2013, mag elke personenwagen die de vloot minder telt, gerekend worden als één elektrische wagen. 2° Het Instituut kan afwijkingen toekennen op de verplichting uitgedrukt in artikel 5bis, § 3, 1°.De aanvragen tot afwijking zijn slechts ontvankelijk als ze nauwkeurig de redenen vermelden waarvoor een elektrische wagen het niet mogelijk maakt te beantwoorden aan de technische of gebruiksvereisten voor het specifieke voertuig. Deze aanvragen tot afwijking dienen te worden ingediend bij het Instituut op basis van het aanvraagformulier dat via internet ter beschikking gesteld wordt door het Instituut. Met een enkel formulier kunnen verschillende afwijkingsaanvragen worden ingediend. Het Instituut evalueert deze aanvragen op basis van de analyse van de samenstelling en het gebruik van de vloot, opgesteld door de overheid, zoals bepaald in artikel 5bis, § 2. Na ontvangst van de aanvraag tot afwijking stelt het Instituut een bewijs van ontvangst op, waarbij het 45 dagen heeft om zijn beslissing te betekenen. Het uitblijven van een genotificeerde beslissing binnen deze termijn staat gelijk met een stilzwijgende instemming met de afwijking.

De voertuigen waarvoor een afwijking wordt toegekend, worden niet in aanmerking genomen voor de toepassing van de regels betreffende de omschakeling van een deel van de vloot naar elektrische voertuigen. 3° De Regering evalueert aan het eind van iedere periode van drie jaar de noodzaak om het minimaal aandeel elektrische wagens op te trekken, rekening houdend met de kenmerken van de elektrische wagens die beschikbaar zijn op de markt. § 4. Overeenkomstig artikel 2.4.7 van de ordonnantie van 2 mei 2013 houdende het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing, zijn de gewestelijke en lokale overheden verplicht om bij de opname van elektrische wagens in de vloot, gebruik te maken van 100 % groene elektriciteit in de zin van artikel 2, 7° van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. § 5. De doelstellingen en maatregelen opgesteld door de gewestelijke en lokale overheden worden geëvalueerd door het Instituut, die de controle van de uitvoering van het actieplan ook kan uitvoeren in het kader van een audit, zoals beschreven in artikel 7 van dit besluit."

Art. 13.In artikel 11 van het besluit van 7 april 2011 betreffende de bedrijfsvervoerplannen wordt een § 5 toegevoegd, opgemaakt als volgt : " § 5. In het kader van de verplichte acties opgenomen in artikel 5 bis, organiseert het Instituut vormingen voor de gewestelijke en lokale overheden en stelt het een tool ter beschikking om de vlootanalyse uit te voeren. Deze tool levert ten minste de informatie op met betrekking tot de gemiddelde ecoscore van de vloot, of de voertuigen beter of slechter scoren dan dit gemiddelde en welke voertuigen in aanmerking komen voor vervanging door fietsen, elektrische fietsen en/of elektrische wagens." HOOFDSTUK 3. - Evaluatie, opheffings-, overgangs- en uitvoeringsbepalingen

Art. 14.Aan het einde van een periode van vier jaar volgend op de datum van inwerkingtreding van het besluit, evalueert het Instituut de relevantie van de cijfergegevens en verplichtingen opgesteld door dit besluit en brengt het een verslag uit bij de Brusselse Hoofdstedelijke Regering.

Art. 15.Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 mei 2009Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 28/05/2009 pub. 18/06/2009 numac 2009031360 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de invoering van schone voertuigen in het wagenpark van de gewestelijke instanties sluiten betreffende de invoering van schone voertuigen in het wagenpark van de gewestelijke instanties wordt opgeheven.

Het voorgenoemde besluit blijft echter van kracht voor de overheidsopdrachten die gepubliceerd zijn, of zouden moeten gepubliceerd zijn, in het officieel Europees Publicatieblad of in het Bulletin der Aanbestedingen vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit, evenals voor de overheidsopdrachten waarvoor geen publicatieverplichting geldt en waarvoor de uitnodiging om een vraag tot deelname of een offerte in te dienen al verstuurd was vóór deze inwerkingtreding.

Art. 16.De artikelen 2.4.5 en 2.4.7 van het Wetboek treden in voege op de dag dat dit besluit in werking treedt.

Art. 17.De minister bevoegd voor Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 15 mei 2014.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-Voorzitter, R. VERVOORT De Minister belast met Leefmilieu, Energie, Waterbeleid en Stadsvernieuwing, Mevr. E. HUYTEBROECK

Bijlage 1 : Evolutie van de ecoscore volgens het jaar van ingebruikname van de voertuigen

Evolutie van de ecoscore voor de personenwagens (PW) en MPV's

Jaar

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

PW

70

71

72

73

74

75

75

76

MPV

63

64

65

66

67

67

68

69


Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 mei 2014 betreffende het voorbeeldgedrag van de overheden inzake vervoer en ter wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 7 april 2011Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 07/04/2011 pub. 09/05/2011 numac 2011031222 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de bedrijfsvervoerplannen sluiten betreffende de bedrijfsvervoerplannen.

De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Leefmilieu, Energie, Waterbeleid en Stadsvernieuwing, Mevr. E. HUYTEBROECK

Bijlage 2 : Model van het jaarlijks verslag 1. Samenstelling wagenpark

CATEGORIE

MERK

MODEL

EURO-NORM

JAAR*

BRAND STOF

AANDEEL HERNIEUW- BARE ENERGIE (%)

TYPE HERNIEUW- BARE ENERGIE

REMENERGIE RECUPERATIE

CYLINDER- INHOUD

KM**

ECOSCORE***

1

ja/nee


2

ja/nee


3

ja/nee


4

ja/nee


5

ja/nee


6

ja/nee


7

ja/nee


8

ja/nee


9

ja/nee


10

ja/nee


11

ja/nee


12

ja/nee


...


* eerste ingebruikname ** afgelegde kilometers per jaar *** enkel voor personenwagens, MPV en minibussen 2. Milieucriteria in overheidsopdrachten a.Beschrijving


b. Bijlage : Uittreksels uit bestek en gunningsverslag Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 mei 2014 betreffende het voorbeeldgedrag van de overheden inzake vervoer en ter wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 7 april 2011Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 07/04/2011 pub. 09/05/2011 numac 2011031222 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de bedrijfsvervoerplannen sluiten betreffende de bedrijfsvervoerplannen. De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Leefmilieu, Energie, Waterbeleid en Stadsvernieuwing, Mevr. E. HUYTEBROECK

^