Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 16 november 2001
gepubliceerd op 05 december 2001

Koninklijk besluit houdende wijziging van diverse reglementaire bepalingen inzake het statuut van het rijkspersoneel

bron
ministerie van ambtenarenzaken
numac
2001002171
pub.
05/12/2001
prom.
16/11/2001
ELI
eli/besluit/2001/11/16/2001002171/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

16 NOVEMBER 2001. - Koninklijk besluit houdende wijziging van diverse reglementaire bepalingen inzake het statuut van het rijkspersoneel


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op de wet van 14 december 2000 tot wijziging van de benaming van het Vast Wervingssecretariaat, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, inzonderheid op artikel 12, gewijzigd bij koninklijke besluiten van 31 maart 1995, 10 april 1995 en 13 mei 1999, op artikel 28ter, § 4, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 maart 1993 en 22 december 2000, op artikel 28quater, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 februari 1985, op artikel 28quinquies, eerste lid, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 september 1997 en 13 mei 1999, op artikel 30, § 1, tweede lid, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 februari 1985, op artikel 33bis, § 1, 2°, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995, op artikel 33ter, § 1, tweede lid, hersteld bij het koninklijk besluit van 22 december 2000, artikel 33quater, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 21 november 1991, 4 maart 1993 en 22 december 2000, op artikel 34, § 1, tweede lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 2000, op artikel 35, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 februari 1985, op artikel 36, § 1 gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 februari 1985 en § 3, vijfde lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 mei 1999, op artikel 37, § 1, op artikel 38, § 1, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 februari 1985, 4 maart 1993, 26 september 1994 en 31 maart 1995, op artikel 40, op artikel 41, vervangen bij de koninklijke besluiten van 17 september 1969 en 1 augustus 1975 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 2000, op artikel 42, vervangen bij het koninklijk besluit van 1 augustus 1975, op artikel 42bis, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 maart 1971 en 22 december 2000, op artikel 43, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 2000, op artikel 47, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 maart 1985 en 15 maart 1993, artikel 48quinquies, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 februari 1985 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 31 maart 1995, 10 april 1995, 15 september 1997, 13 mei 1999 en 22 december 2000, artikel 48sexies, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 februari 1985 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 2000, op artikel 79, § 1, vierde lid, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995, op artikel 84 vervangen door het koninklijk besluit van 31 maart 1995, op artikel 84bis, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995, en op de artikelen 112, 112bis en 113, tweede lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 2000;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel, inzonderheid op artikel 29, § 2, 1°, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 31 juli 1991, 15 maart 1993 en 14 september 1994 en op artikel 29bis, ingelast bij het koninklijk besluit van 27 maart 1998;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 december 1994 houdende samenstelling, werking en bevoegdheden van het Beheerscomité van het Vast Wervingssecretariaat, inzonderheid op artikelen 1 tot 8;

Gelet op het koninklijk besluit van 26 april 1999 tot regeling van de afdanking wegens beroepsongeschiktheid van het rijkspersoneel, inzonderheid op artikel 5;

Gelet op het koninklijk besluit van 13 mei 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel en van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 42;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 december 2000 betreffende de selectie en de loopbaan van het Rijkspersoneel, inzonderheid op de artikelen 1, 2, tweede lid, 1° en 3, tweede lid, 2°;

Overwegende dat het statuut van het rijkspersoneel moet aangepast worden aan het in dienst treden van onderdanen van andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte, met name wat de nog te volbrengen opzeggingsperiode en het ambtshalve verlies van de hoedanigheid van rijksambtenaar betreft;

Overwegende dat in het kader van de omvorming van het Ministerie van Ambtenarenzaken tot federale overheidsdienst Personeel en Organisatie de betrekkingen van de adjunct-afgevaardigd bestuurders van SELOR in uitdoving zijn geplaatst;

Overwegende dat het bijgevolg van belang is de samenstelling van de raadgevende en beheersorganen van SELOR en van de interdepartementale stagecommissie te wijzigen en deze in functie van de toepassing van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanwijzing en de uitoefening van de managementfuncties in de federale openbare diensten aan te passen dat het door de Raad van State geschorste besluit van 2 mei 2001 zal vervangen;

Overwegende dat het noodzakelijk is het statuut van de rijksambtenaren aan te passen aan de reglementaire bepalingen betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten, onder andere op het vlak van de samenstelling van de stagecommissies, van de interdepartementale raad van beroep inzake evaluatie en van de beroepscommissie inzake afdanking wegens beroepsongeschiktheid;

Overwegende dat het noodzakelijk is de draagwijdte van de ambtsneerlegging te beperken tot een tweede voltijdse benoeming in vast dienstverband in een andere overheidsdienst;

Overwegende dat het aangewezen is de directieraad, ook in het geval van het niet verschijnen zonder geldige reden van de betrokken ambtenaar, zijn rol van bewaker van de eenheid van rechtspraak te laten spelen bij het vastleggen van het definitieve voorstel van tuchtstraf;

Overwegende dat het past de betekening van de definitieve voorstellen van tuchtstraffen door de directieraad te versnellen;

Overwegende dat ingevolge het opheffen van de algemene leeftijdsgrens bij het in dienst treden de ambtsneerlegging ingevolge inruststelling ook voor stagiairs moet voorzien worden;

Overwegende dat het past de samenstelling van de stagecommissies aan te passen en rekening te houden met de bevoegdheden die toebedeeld zijn aan de functionele directeurs van de stafdiensten « Personeel en Organisatie »;

Overwegende dat het bijgevolg past de bevoegdheden van de opleidingsdirecteurs af te schaffen, die immers met de voorafgaande dubbel gebruik vormen;

Overwegende dat het aangewezen is de problematiek van de interne personeelsbewegingen en de rol van de HR-cellen hierin grondig te onderzoeken;

Overwegende dat het daarom beter is de wijziging van artikel 12, § 3, van het statuut, zoals voorzien door het koninklijk besluit van 13 mei 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel en van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, niet te laten in werking treden op 1 januari 2002;

Overwegende dat het aangewezen is de statutaire deelnemingsvoorwaarden aan de gedeelten voor het behalen van de brevetten van de vergelijkende selectie voor overgang naar niveau 1 aan te passen aan deze die vastgesteld werden door het koninklijk besluit van 22 december 2000 betreffende de selectie en de loopbaan van het rijkspersoneel;

Overwegende dat het past het voorzitterschap van de departementale raden van beroep uit te breiden tot de eremagistraten en de emeritusmagistraten, gelet op de moeilijkheid om effectieve magistraten aan te wijzen;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 10 juli 2001;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 12 juli 2001;

Gelet op het protocol nr. 391 van 27 juli 2001 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;

Gelet op het verzoek op spoedbehandeling gemotiveerd door het feit dat de gestarte veranderingsprocessen belangrijke consequenties hebben voor het personeel, de reeds gereglementeerde veranderingen bijvoorbeeld de omvorming van het Vast Wervingssecretariaat naar SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid - de aanpassing van de terminologie van diverse reglementaire besluiten en de samenstelling van diverse commissies en organen vraagt;

Gelet op het feit dat het de Regering de Afgevaardigd bestuurder van SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid wenst aan te stellen in de nieuwe structuur overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zullen zijn op de houder van een managementfunctie -1;

Gelet op het feit dat, zoals ook door de vakbonden gesteld, in het kader van de rechtszekerheid en de nood aan een duidelijke en coherente regelgeving voor de ambtenaren, de voorgestelde wijzigingen met de nodige spoed dienen in werking te treden;

Gelet op het advies van de Raad van State nr. 32273/1, gegeven op 24 september 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel

Artikel 1.In artikel 28ter, § 4, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 maart 1993 en 22 december 2000, worden de woorden « de opleidingsdirecteur » vervangen door de woorden « de functioneel directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie » en de woorden « secretaris-generaal » door de woorden « houder van de managementfunctie -1, in samenwerking met de functioneel directeur van de stafdienst « Personeel en Organisatie » van de federale overheidsdienst waaronder de stagiair ressorteert of zijn afgevaardigde ».

Art. 2.Artikel 28quater van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 februari 1985, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 28quater.In elke federale overheidsdienst wordt de stage geleid door de functioneel directeur van de stafdienst « Personeel en Organisatie ». »

Art. 3.In artikel 28quinquies, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 september 1997 en 13 mei 1999, worden de woorden « De opleidingsdirecteur » vervangen door de woorden « De functioneel directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie ».

Art. 4.Artikel 30, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 februari 1985, wordt vervangen als volgt : « Wanneer een geslaagde een opzeggingsperiode moet volbrengen bij toepassing van de bepalingen toepasselijk in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte of bij een instelling van de Europese Gemeenschappen of een instelling die opgericht werd door of krachtens een van de verdragen welke ze regelen, wordt de in het eerste lid vastgestelde termijn verlengd tot de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop de opzegging verstrijkt. »

Art. 5.Aan artikel 33bis van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 31 maart 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1.De interdepartementale stagecommissie is paritair samengesteld uit : 1° de houder van de managementfunctie -1 « Personeel » van de federale overheidsdienst Personeel en Organisatie, voorzitter;2° de houder van de managementfunctie -2 « Loopbaanontwikkeling » van de federale overheidsdienst Personeel en Organisatie;3° de functioneel directeur van de stafdienst « Personeel en Organisatie » van de federale overheidsdienst waaronder de stagiair ressorteert, of zijn afgevaardigde;4° een houder van een managementfunctie -2 binnen de federale overheidsdienst waaronder de stagiair ressorteert, aangeduid door de voorzitter van het directiecomité van deze dienst;5° twee houders van een managementfunctie -2 van een andere federale overheidsdienst, aangeduid door de voorzitter van de commissie;6° zes leden aangeduid door de representatieve vakorganisaties in de zin van artikel 7 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en dit naar rato van twee leden per organisatie. De voorzitter wijst bovendien twee houders van een managementfunctie -2 per taalrol aan in de hoedanigheid van plaatsvervangend lid. »; 2° in § 3, worden de woorden « negen leden » vervangen door de woorden « zes leden » en wordt het woord « drie » vervangen door het woord « twee »;3° § 4 wordt opgeheven.

Art. 6.Artikel 33ter, § 1, tweede lid van hetzelfde besluit, hersteld bij het koninklijk besluit van 22 december 2000, wordt vervangen als volgt : « Wanneer een kandidaat een opzeggingsperiode moet volbrengen bij toepassing van de bepalingen toepasselijk in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte of bij een instelling van de Europese Gemeenschappen of een instelling die opgericht werd door of krachtens een van de verdragen welke ze regelen, wordt de in het eerste lid vastgestelde termijn verlengd tot de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop de opzegging verstrijkt. »

Art. 7.In artikel 33quater van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 21 november 1991, 4 maart 1993 en 22 december 2000, worden de woorden « de secretaris-generaal van het ministerie waaronder de stagiair ressorteert » vervangen door de woorden « de houder van de managementfunctie -1, in samenwerking met de functioneel directeur van de stafdienst « Personeel en Organisatie » van de federale openbare dienst waaronder de stagiair ressorteert of zijn afgevaardigde ».

Art. 8.In artikel 33quinquies van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 22 december 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid, worden de woorden « de betrokken secretaris-generaal » vervangen door de woorden « de houder van de managementfunctie -1, in samenwerking met de functioneel directeur van de stafdienst « Personeel en Organisatie » van de federale overheidsdienst waaronder de stagiair ressorteert, of zijn afgevaardigde »;2° het derde lid wordt vervangen door de volgende bepaling : « De paragrafen 2 en 3 van artikel 33, en artikel 33bis zijn van toepassing, met dien verstande dat in de interdepartementale stagecommissie de functioneel directeur van de stafdienst « Personeel en Organisatie » van de federale overheidsdienst waaronder de stagiair ressorteert of zijn afgevaardigde vervangen wordt door de voorzitter van het directiecomité van de federale overheidsdienst waaronder de stagiair ressorteert of zijn afgevaardigde.»

Art. 9.Artikel 34, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 2000, wordt vervangen als volgt : « Wanneer een geslaagde of een kandidaat een opzeggingsperiode moet volbrengen bij toepassing van de bepalingen toepasselijk in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte of bij een instelling van de Europese Gemeenschappen of een instelling die opgericht werd door of krachtens een van de verdragen welke ze regelen, wordt de in het eerste lid vastgestelde termijn verlengd tot de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop de opzegging verstrijkt. »

Art. 10.In artikel 35 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 februari 1985, wordt het woord « opleidingsdirecteur » vervangen door de woorden « functioneel directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie ».

Art. 11.In artikel 36 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 1, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 februari 1985, worden de woorden « de opleidingsdirecteur » vervangen door de woorden « de functioneel directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie »;2° In § 3, vijfde lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 mei 1999, worden de woorden « de opleidingsdirecteur » vervangen door de woorden « de functioneel directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie ».

Art. 12.In artikel 37, § 1, van hetzelfde besluit, worden de woorden « de opleidingsdirecteur » vervangen door de woorden « de functioneel directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie ».

Art. 13.In artikel 38, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijke besluiten van 22 februari 1985, 4 maart 1993, 26 september 1994 en 31 maart 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden « In elk ministerie » vervangen door de woorden « In elke federale overheidsdienst » en de woorden « de ambtenaren van het ministerie » vervangen door de woorden « de ambtenaren van de federale overheidsdienst »;2° in het tweede lid, 1°, worden de woorden « De secretaris-generaal of, bij gebrek aan secretaris-generaal, door de ambtenaar-generaal daartoe aangewezen door de minister » vervangen door de woorden « de functioneel directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie of zijn afgevaardigde »;3° in het tweede lid, 2°, worden de woorden « de opleidingsdirecteur » vervangen door de woorden « de functioneel directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie of zijn afgevaardigde, die voorzit »;4° het derde lid wordt vervangen door de volgende beschikking : « Andere ambtenaren van ten minste rang 13 mogen aangewezen worden als plaatsvervangers van de in het tweede lid, 1°, bedoelde ambtenaren volgens de procedure die wordt gebruikt voor het aanwijzen van de gewone leden.»

Art. 14.In artikel 40 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 2000, wordt vervangen door de volgende bepaling : « De afgevaardigd bestuurder van SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid wordt aangesteld krachtens de reglementaire bepalingen betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten.»; 2° het derde lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 2000, wordt opgeheven.

Art. 15.Artikel 41 van hetzelfde besluit, vervangen door de koninklijke besluiten van 17 september 1969 en 1 augustus 1975 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 2000, wordt opgeheven.

Art. 16.In artikel 42 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2, tweede lid, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 mei 1999 en 22 december 2000, worden de woorden « aan een adjunct-afgevaardigd bestuurder » geschrapt;2° in § 3, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 2000, worden de woorden « door de adjunct-afgevaardigd bestuurder » vervangen door de woorden « door een houder van een managementfunctie -2 »;3° in § 4 worden de woorden « aan de adjunct-afgevaardigd bestuurders en » geschrapt.

Art. 17.Artikel 42bis van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 maart 1971 en 22 december 2000, wordt opgeheven.

Art. 18.Artikel 43 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 2000, wordt opgeheven.

Art. 19.In artikel 47 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 maart 1985 en 15 maart 1993, worden de woorden « of van de door hem daartoe aangewezen ambtenaar van rang 17 of 16 » vervangen door de woorden « of van de door hem daartoe aangewezen houder van een management- of staffunctie ».

Art. 20.Artikel 48quinquies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 februari 1985 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 31 maart 1995, 10 april 1995, 15 september 1997, 13 mei 1999 en 22 december 2000, wordt opgeheven.

Art. 21.Artikel 48sexies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 februari 1985 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 2000 wordt opgeheven.

Art. 22.In artikel 79 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de vierde en de vijfde leden vervangen als volgt : « Indien de ambtenaar of zijn verdediger, ofschoon behoorlijk opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt, doet de directieraad uitspraak op grond van de stukken van het dossier.Hetzelfde geldt zodra de zaak voor de tweede maal ter zitting komt, zelfs indien de ambtenaar of zijn verdediger een geldige reden kan aanvoeren.

Indien echter de directieraad een definitief voorstel van tuchtstraf doet dat strenger is dan het voorlopige voorstel, roept ze opnieuw de ambtenaar op voor een verhoor. »; 2° het § 3 wordt vervangen voor de volgende bepalingen : « § 3.Binnen een termijn van ten hoogste twee maanden vanaf de dag dat de zaak bij de directieraad is ingediend, doet deze het definitieve voorstel en betekent het aan de ambtenaar binnen de dertig dagen.

Bij ontstentenis van deze betekening binnen de termijn van dertig dagen, wordt de directieraad geacht af te zien van de procedure voor de feiten die ten laste van de ambtenaar worden gelegd. »

Art. 23.In artikel 84 van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 31 maart 1985, wordt een § 2bis ingelast, luidend als volgt : « § 2bis. Bij de departementale raad van beroep mogen, bij gebrek aan magistraten, eremagistraten of emeritus-magistraten aangewezen worden. »

Art. 24.In artikel 84bis van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het § 1, 1° wordt door de volgende bepaling vervangen : « 1° bij de interdepartementale raad van beroep, door een Franstalig houder van een managementfunctie -1 of -2 en door een Nederlandstalig houder van een managementfunctie -1 of -2, aangeduid door de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoort »;2° het § 2, 3°, wordt opgeheven.

Art. 25.Artikel 112 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 2000, wordt vervangen als volgt : «

Art. 112.§ 1. Ambtshalve en zonder opzegging verliest de hoedanigheid van rijksambtenaar, de Belgische ambtenaar die niet meer voldoet aan de voorwaarde inzake de Belgische nationaliteit en van wie de functies een rechtstreekse of onrechtstreekse deelname aan de uitoefening van de openbare macht of het veiligstellen van de algemene staatsbelangen met zich brengen. § 2. Ambtshalve en zonder opzegging verliest de hoedanigheid van rijksambtenaar, de ambtenaar die onderdaan is van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte en : 1° die andere dan in § 1 vermelde functies uitoefent en die niet langer aan de nationaliteitsvoorwaarde voldoet zonder er een andere in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte te verwerven;2° van wie de benoeming onregelmatig bevonden is binnen de termijn voor beroep tot nietigverklaring bij de Raad van State;die termijn geldt niet in geval van arglist of bedrog bij de ambtenaar; 3° die niet langer zijn burgerlijke en politieke rechten geniet;4° die niet meer voldoet aan de dienstplichtwetten of zich niet langer in een regelmatige toestand bevindt in verband met de verplichtingen inzake nationale dienst in een staat waarvan hij onderdaan is;5° van wie de medische ongeschiktheid behoorlijk vastgesteld werd;6° die zonder geldige reden zijn post verlaat en meer dan tien werkdagen afwezig blijft en die behoorlijk en vooraf verwittigd en om opheldering verzocht is;7° die zich in een geval bevindt waarin de toepassing van de burgerlijke wetten en van de strafwetten de ambtsneerlegging ten gevolge heeft;8° die om tuchtredenen wordt ontslagen van ambtswege of afgezet. De bepaling onder 6° is niet van toepassing op de ambtenaar die aan een georganiseerde werkonderbreking deelneemt.

Dit artikel geldt mede voor stagiairs. »

Art. 26.Artikel 112bis van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 2000, wordt opgeheven.

Art. 27.In artikel 113 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 september 1969, 26 september 1994, 31 maart 1995 en 22 december 2000 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, 3°, worden de woorden « voltijdse » ingelast tussen de woorden « een tweede » en de woorden « benoeming in vast dienstverband »;2° het tweede lid wordt vervangen door de volgende bepaling : « Het eerste lid, 1° en 2° geldt mede voor de stagiairs ».

Art. 28.In de bepalingen van hetzelfde besluit worden de woorden « directeur-generaal van de opleiding » vervangen door de woorden « houder van de managementfunctie -1 bij het Opleidingsinstituut van de Federale Overheid ». HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel

Art. 29.In artikel 29, § 2, 1°, van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 31 juli 1991, 15 maart 1993 en 14 september 1994, worden de woorden « of geslaagd zijn, vóór 27 augustus 1991, voor ten minste één van de vakken van het tweede gedeelte van een vergelijkend examen voor overgang naar een graad van rang 10, afgesloten na 1 januari 1985; » geschrapt.

Art. 30.In artikel 29bis van hetzelfde besluit, ingelast bij het koninklijk besluit van 27 maart 1998, worden de woorden « directeur-generaal van de opleiding » vervangen door de woorden « houder van de managementfunctie -1 bij het Opleidingsinstituut van de Federale Overheid ». HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 15 december 1994 tot vaststelling van de samenstelling, de werking en de bevoegdheden van het Beheerscomité van het Vast Wervingssecretariaat

Art. 31.In het opschrift van het koninklijk besluit van 15 december 1994 tot vaststelling van de samenstelling, de werking en de bevoegdheden van het Beheerscomité van het Vast Wervingssecretariaat, worden de woorden « van het Vast Wervingssecretariaat » vervangen door de woorden « SELOR - Selectiebureau van de federale Overheid ».

Art. 32.In artikel 1 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de inleidende zin wordt vervangen door de volgende bepaling : « Er wordt een comité opgericht tot beheer van SELOR - Selectiebureau van de federale Overheid hierna te noemen « Beheerscomité », dat is samengesteld uit : »;2° de 1° wordt door de volgende bepaling vervangen : 1° « de afgevaardigd bestuurder van SELOR - Selectiebureau van de federale Overheid;»; 3° er wordt een derde lid toegevoegd, luidend als volgt : « In geval van verhindering van de afgevaardigd bestuurder van SELOR - Selectiebureau van de federale Overheid, wordt hij vervangen door een houder van een managementfunctie -2 bij voornoemd Bureau.»

Art. 33.Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 3.De afgevaardigd bestuurder van SELOR - Selectiebureau van de federale Overheid zit het Beheerscomité voor. »

Art. 34.Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 4.Het secretariaat wordt waargenomen door een ambtenaar van SELOR - Selectiebureau van de federale Overheid, aangewezen door de afgevaardigd bestuurder. »

Art. 35.Artikel 5, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « Het Beheerscomité beraadslaagt onder het voorzitterschap van de afgevaardigd bestuurder van SELOR - Selectiebureau van de federale Overheid of, bij diens afwezigheid, van een houder van een managementfunctie -2 bij voornoemd Bureau. »

Art. 36.In artikel 6 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het 2° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 2° het opmaken van het ontwerp van jaarlijkse investeringsplan, op voorstel van de afgevaardigd bestuurder van SELOR - Selectiebureau van de federale Overheid »;2° in het 4°, worden de woorden « het Vast Wervingssecretariaat » vervangen door de woorden « SELOR - Selectiebureau van de federale Overheid »;3° in het 4°, wordt rubriek f opgeheven;4° in het 8°, worden de woorden « het Vast Wervingssecretariaat » vervangen door de woorden « SELOR - Selectiebureau van de federale Overheid ».

Art. 37.Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 7.Het Beheerscomité kan zijn bevoegdheden bepaald in artikel 6, 4°, g, 5° en 7° van dit besluit overdragen aan de afgevaardigd bestuurder van SELOR - Selectiebureau van de federale Overheid. Deze kan zijn bevoegdheden geheel of gedeeltelijk overdragen aan een houder van een managementfunctie -2 bij voornoemd Bureau. »

Art. 38.In artikel 8, §§ 1 en 3 van hetzelfde besluit worden de woorden « Vast Wervingssecretariaat » en de woorden « Vaste Wervingssecretaris » respectievelijk vervangen door de woorden « SELOR - Selectiebureau van de federale Overheid » en de woorden « afgevaardigd bestuurder van SELOR - Selectiebureau van de federale Overheid ». HOOFDSTUK IV. - Wijziging aan het koninklijk besluit van 26 april 1999 tot regeling van de afdanking wegens beroepsongeschiktheid van het rijkspersoneel

Art. 39.Artikel 5 van het koninklijk besluit van 26 april 1999 tot regeling van de afdanking wegens beroepsongeschiktheid van het rijkspersoneel wordt door de volgende bepaling vervangen : «

Art. 5.§ 1. De commissie is paritair samengesteld uit : 1° de houder van de managementfunctie -1 « Personeel » van de federale overheidsdienst Personeel en Organisatie, voorzitter;2° de houder van de managementfunctie -2 « Loopbaanontwikkeling » van de federale overheidsdienst Personeel en Organisatie;3° de functioneel directeur van de stafdienst « Personeel en Organisatie » van de federale overheidsdienst waaronder het personeelslid ressorteert, of zijn afgevaardigde;4° een houder van een managementfunctie -2 binnen de federale overheidsdienst waaronder de ambtenaar ressorteert, aangeduid door de voorzitter van het directiecomité van deze dienst;5° twee houders van een managementfunctie -2 van een andere federale overheidsdienst, aangeduid door de voorzitter van de commissie;6° zes leden aangeduid door de representatieve vakorganisaties in de zin van artikel 7 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en dit naar rato van twee leden per organisatie. § 2. De voorzitter wijst bovendien twee functionele directeurs aan van de stafdienst Personeel en Organisatie van andere federale overheidsdiensten dan deze bedoeld in § 1, als plaatsvervangende leden. De vakorganisaties wijzen een plaatsvervangend lid aan. § 3. De door de representatieve vakorganisaties aangewezen leden worden gekozen onder de rijksambtenaren die tot niveau 1 behoren en moeten erkend worden door de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren. De weigering tot erkenning wordt voorgelegd aan het advies van het comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten. § 4. Een griffier en een plaatsvervangende griffier worden aangewezen door de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren. § 5. De commissie stelt haar huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren. § 6. Artikel 33bis, § 3, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel is mutatis mutandis van toepassing op de beraadslagingen van de commissie. » HOOFDSTUK V. - Wijziging van het koninklijk besluit van 13 mei 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel en van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut

Art. 40.Artikel 42, § 1, eerste streepje, van het koninklijk besluit van 13 mei 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel en van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, wordt vervangen als volgt : « - artikel 3, 2°, dat in werking treedt op een datum door Ons bepaald; ». HOOFDSTUK VI. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 22 december 2000 betreffende de selectie en de loopbaan van het rijkspersoneel

Art. 41.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 22 december 2000 betreffende de selectie en de loopbaan van het rijkspersoneel wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient onder « afgevaardigd bestuurder », de afgevaardigd bestuurder van SELOR - Selectiebureau van de federale Overheid te worden verstaan. »

Art. 42.In artikel 2, tweede lid, 1°, van hetzelfde besluit worden de woorden « en de adjunct-afgevaardigd bestuurders » vervangen door de woorden « en van een houder van een managementfunctie -2 bij SELOR - Selectiebureau van de federale Overheid ».

Art. 43.In artikel 3, tweede lid, 2° van hetzelfde besluit worden de woorden « de adjunct-afgevaardigd bestuurders » vervangen door de woorden « een houder van een managementfunctie -2 bij SELOR - Selectiebureau van de federale Overheid ». HOOFDSTUK VII. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 44.De artikelen 1 tot 3, 5, 7, 8, 10 tot 21, 24, 28, 30, 39, 42 en 43 van dit besluit zijn van toepassing vanaf de datum van hun inwerkingtreding op de federale overheidsdiensten bedoeld in het koninklijk besluit van 7 november 2000 houdende oprichting en samenstelling van de organen die gemeenschappelijk zijn aan elke federale overheidsdienst.

Art. 45.Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt met uitzondering van : 1° de artikelen 8, 2°, 16, 2°, 24, 28, 30, 32, 3°, 35, 42 en 43 die in werking treden op de dag waarop de aanstelling van betrokken houder van een managementfunctie uitwerking heeft;2° de artikelen 1 tot en met 3, 5, 7, 8, 1°, 10, 11, 12, 13, 2° tot en met 4°, 20 en 39 die in werking treden de dag waarop de aanwijzing van de betrokken functioneel directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie uitwerking heeft;3° het artikel 21 dat in werking treedt de dag dat de opheffing van het laatste ministerie uitwerking heeft.

Art. 46.De afgevaardigd bestuurder van SELOR- Selectiebureau van de Federale Overheid en zijn adjuncten, in dienst op 7 januari 2001, behouden ten persoonlijke titel het voordeel van artikel 43 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, zoals het in werking was op deze datum. De reglementaire bepalingen van toepassing zullen zijn op de titularissen van de afgeschafte graden van rang 16 en 17 die niet aangesteld worden in een managementfunctie, zijn eveneens van toepassing op voornoemde afgevaardigd bestuurder en zijn adjuncten.

In afwachting van de aanwijzing van een titularis van een managementfuncties -2 van de andere taalrol dan de afgevaardigd bestuurder bij SELOR - Selectiebureau van de federale administratie wordt, voor de toepassing van de artikelen 16, 2°, 32, 2° en 35, de afgevaardigde bestuurder vervangen door een ambtenaar van niveau 1 van SELOR- Selectiebureau van de federale administratie.

Art. 47.De huidige titularissen van de functie van opleidingsdirecteur behouden ten persoonlijke titel en tot de indiensttreding van de functioneel directeur van de betrokken stafdienst Personeel en Organisatie, het voordeel van de bepalingen van artikel 48quinquies, § 4, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel en blijven bevoegdheden de met hun aanwijzing als vormingsdirecteur verbonden bevoegdheden verder uitoefenen.

Art. 48.De lopende tuchtprocedures op de datum van inwerkingtreding van artikel 22 van dit besluit blijven geregeld door artikel 79, § 1, vierde en vijfde leden, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, zoals ze in werking waren vóór hun wijziging door dit besluit.

Art. 49.Voor de zaken welke bij de interdepartementale stagecommissie, de stagecommissies en de beroepscommissie inzake beroepsongeschiktheid aanhangig zijn op de datum van het van kracht worden van dit besluit, blijven de bepalingen gelden welke op die datum toepasselijk waren.

Art. 50.Voor de zaken welke bij de raden van beroep aanhangig zijn op de datum van het van kracht worden van dit besluit, blijven de bepalingen gelden welke op die datum toepasselijk waren.

Art. 51.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 16 november 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen, L. VAN DEN BOSSCHE

^