gepubliceerd op 30 augustus 2005
Ministeriële omzendbrief PLP nr. 39 betreffende de onderrichtingen voor het opstellen van de politiebegroting voor 2006 ten behoeve van de politiezone
FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
19 AUGUSTUS 2005. - Ministeriële omzendbrief PLP nr. 39 betreffende de onderrichtingen voor het opstellen van de politiebegroting voor 2006 ten behoeve van de politiezone
Aan Mevrouw en de Heren Provinciegouverneurs, Aan Mevrouw de Gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, Ter informatie : Aan de Dames en Heren Burgemeesters, Aan de Heer Commissaris-generaal van de federale politie, Aan de Voorzitter van de Vaste Commissie van de Lokale Politie, Aan de Dames en Heren Bijzondere Rekenplichtigen.
INLEIDING Huidige omzendbrief heeft in de eerste plaats de bedoeling om een werkbaar instrument te zijn. Daarom heb ik er voor geopteerd om alleen melding te maken van die elementen die t.a.v. mijn omzendbrief van vorig jaar werden gewijzigd. De niet-gewijzigde passages worden integraal opgenomen in de bijlage. Op die manier kan de bijlage gezien worden als dat deel van de begrotingsinstructies dat onveranderd blijft, permanent is. Dit alles zal ten goede komen van de overzichtelijkheid en de leesbaarheid van de omzendbrief.
De concrete cijfers m.b.t. de dotaties zijn op dit moment nog niet beschikbaar en zullen voorwerp uitmaken van een navolgende publicatie (koninklijk besluit of omzendbrief), maar de huidige toelichtingen en de meegedeelde technische parameters volstaan om met de nodige omzichtigheid de begroting 2006 realistisch te ramen.
Terminologie : - de WGP : de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus; - het ARPC : het koninklijk besluit van 5 september 2001 houdende het Algemeen Reglement op de boekhouding van de lokale Politie; - de NGW : de Nieuwe Gemeentewet van 24 juni 1988; - de raad : de gemeenteraad in de eengemeentezones en de politieraad in de meergemeentenzone; - het college : het college van burgemeester en schepenen in de eengemeentezones en het politiecollege in de meergemeentenzone; - dienstjaar N : het jaar waarop de begroting slaat; - dienstjaar N-1 : het jaar voorafgaand. 1. ONDERRICHTINGEN VAN ALGEMENE AARD 1.1. SPECIFIEK TOEZICHT EN GOEDKEURINGSTOEZICHT De tekst opgenomen in bijlage 1 werd letterlijk overgenomen uit PLP 36. 1.2. TOTSTANDKOMING VAN DE BEGROTING In de kolom "Rekening dienstjaar N-2' - Vastleggingen" worden de cijfers van de door de raad vastgestelde rekening dienstjaar N-2' vermeld. Indien de rekening dienstjaar N-2', ongeacht om wat voor reden, nog niet werd vastgesteld, kunnen de door de raad laatst goedgekeurde begrotingskredieten ter informatie worden vermeld.
In de kolom "Begroting dienstjaar N-1'" worden de begrotingskredieten vermeld conform de politiebegroting dienstjaar N-1' rekening houdend met de op dat ogenblik laatst goedgekeurde begrotingswijziging van het dienstjaar N-1' en rekening houdend met de laatste interne herschikking of aanwending binnen elke economische groep.
Vooraleer de raad beraadslaagt, geeft het college een toelichting bij de inhoud van het verslag. Van de regel dat elk lid van de politieraad over één stem beschikt (artikel 25 WGP) wordt afgeweken bij de stemmingen over de vaststelling van de begroting, de begrotingswijzigingen en de jaarrekeningen (artikel 26 WGP). In die gevallen bekomt elke groep van vertegenwoordigers van één gemeente uit de politiezone evenveel stemmen als waarover de burgemeester van diezelfde gemeente beschikt in het politiecollege, zoals bepaald in artikel 24 van de WGP. Het aantal stemmen waarover de burgemeester in het politiecollege beschikt wordt bij de stemming over de vaststelling van de begroting/begrotingswijzigingen gelijk verdeeld over de groep vertegenwoordigers van een gemeente.
Ieder politieraadslid beschikt het hele jaar over een identiek aantal stemmen, wat ook het aantal vertegenwoordigers van zijn gemeente is tijdens de zitting(en) van de raad waar een beslissing wordt genomen inzake begrotings(wijziging) of jaarrekening. Bijgevolg is de stem van een afwezig raadslid onherroepelijk verloren en kan deze niet tussen de aanwezige vertegenwoordigers van de gemeente waartoe hij behoort, worden herverdeeld. Zie terzake eveneens punt V van mijn omzendbrief PLP 32 van 15 oktober 2003 betreffende de werking van de politieraad en het politiecollege (Belgisch Staatsblad 27 oktober 2003).
Conform artikel 24 van de WGP beschikt elke burgemeester in het politiecollege over een aantal stemmen naar evenredigheid van de minimum politietoelage die zijn gemeente in de meergemeentenzone inbrengt. Concreet betekent dit dat de stemverdeling gebaseerd is op de gemeentelijke dotaties, zoals ingeschreven op de door de gouverneur laatst goedgekeurde jaarrekening.
Indien de zone nog niet beschikt over dergelijke rekening, dan zal het aantal stemmen worden toegekend conform de afwijking bepaald in art. 24 WGP, t.t.z. in evenredigheid met de nettolast voor de functie Justitie en Politie onder de statistische code 399 van de laatst vastgestelde en goedgekeurde gemeentelijke jaarrekening.
De tekst opgenomen in bijlage 2 werd letterlijk overgenomen uit PLP 36. 1.3. HET GEBRUIK VAN 'VOORLOPIGE KREDIETEN' IN AFWACHTING VAN DE GOEDKEURING VAN DE BEGROTING DOOR DE TOEZICHTHOUDENDE OVERHEID De tekst opgenomen in bijlage 3 werd letterlijk overgenomen uit PLP 36, met uitzondering van de jaartallen, die vervangen werden door N of N-1. 1.4. DOORZENDING VAN DE BEGROTING EN DE BIJLAGEN De begroting en de bijlagen worden in ieder geval in drie papieren exemplaren naar de gouverneur verstuurd.
Daarnaast dient aan de gouverneur een elektronisch bestand te worden overgemaakt. Het betreffende bestand is hetzelfde als het vorige. Het is downloadbaar via de website van de Directie van de Relaties met de Lokale Politie (www.infozone.be).
Het elektronisch bestand wordt aan de Gouverneur overgemaakt via e-mail of, indien toegestaan, via diskette. Zie onderstaande tabel.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Politiezones die problemen hebben met de gebruikte software kunnen contact opnemen met de Helpdesk : CGL, Victoria Regina Plantsoen 1, 5e verdieping, 1210 Brussel tel. : 02-223 99 44 fax : 02-223 99 45 e-mail : cgl@ibz.fgov.be De gouverneur stuurt het eventueel gecorrigeerde elektronisch bestand door aan de Directie van de Relaties met de Lokale Politie (CGL). Mag ik er op aandringen dat de gouverneur er op toeziet dat het elektronisch bestand en de papieren versie van de goedgekeurde begroting, uitsluitend de door hem goedgekeurde en gecontroleerde cijfers bevat; eventueel aangevuld met de gemaakte opmerkingen.
De tekst opgenomen in bijlage 4 werd letterlijk overgenomen uit PLP 36, met uitzondering van de jaartallen, die vervangen werden door N of N-1. 1.5. MODEL VAN DE BEGROTING De tekst opgenomen in bijlage 5 werd letterlijk overgenomen uit PLP 36. 1.6 BEGROTINGSWIJZIGINGEN Het ARPC voorziet de mogelijkheid om zonder begrotingswijziging - binnen het totaal goedgekeurde krediet per economische groep - de begrotingskredieten te herschikken. In voorkomend geval dient de bijzondere rekenplichtige en/of de korpschef tijdig het (politie)college er op te attenderen dat er zich een herschikking binnen een economische groep opdringt. Het is het college dat de finale beslissing neemt en de herschikking definieert. Deze beslissing wordt ingeschreven in de notulen en moet worden mee-gedeeld aan : 1) de korpschef, zodat hij de nodige interne schikkingen kan treffen en de betrokken diensten kan instrueren.2) de bijzonder rekenplichtige, zodat hij rekening kan houden met de gewijzigde situatie. Bij de voorbereiding van de begroting voor het volgende jaar zal hij de raming van de begrotingsartikelen overeenkomstig kunnen bijstellen.
Deze specifieke bevoegdheid tot herschikking kan niet worden gedelegeerd (bv. aan de bijzondere rekenplichtige of de korpschef), omdat dit in strijd is met het algemeen rechtsbeginsel dat bepaalt dat een delegatie van de bevoegdheid van de gemeentelijke organen alleen mogelijk is, mits dit uitdrukkelijk is voorzien door de wetgever. In onder-havig geval heeft de wetgever geen delegatiemogelijkheid voorzien.
De tekst opgenomen in bijlage 6 werd letterlijk overgenomen uit PLP 36, met uitzondering van de jaartallen, die vervangen werden door N of N-1. 2. ONDERRICHTINGEN BETREFFENDE DE GEWONE DIENST Wat de minimale begrotingsnormen betreft, verzoek ik u om in de gewone uitgavenbegroting 'dienstjaar N' minimaal de begrotingskredieten in te schrijven die noodzakelijk zijn voor de correcte bezoldiging van het personeel en voor een goede werking van de politiezone. 2.1. DE GEWONE UITGAVEN - PERSONEEL (70) 2.1.1. Het minimaal effectief Het koninklijk besluit van 5 september 2001 houdende de bepaling voor elke politiezone van het minimaal effectief van het operationeel en van het administratief en logistiek personeel van de lokale politie, rekening houdend met de specifieke kenmerken van die zone, blijft onverkort van toepassing in afwachting van de afronding van de evaluatie en een eventuele herberekening.
Ik vestig uw aandacht op het feit dat er voldoende inspanningen moeten worden geleverd om het minimale effectief te halen. De nodige kredieten hiertoe moeten dus worden voorzien. In het kader van een goed bestuur moet de dienstverlening aan de bevolking optimaal zijn.
Zoals bepaald in artikel 4 van voormeld koninklijk besluit, kan de Koning op gemotiveerde aanvraag van de voorzitter van het college afwijkingen toestaan betreffende de minimale norm. Het toestaan van afwijkingen omwille van budgettaire redenen behoort tot de mogelijkheden, mits een gemotiveerde aanvraag. 2.1.2 Raming van de personeelsuitgaven 2.1.2.1 Algemeen Overeenkomstig de maandvooruitzichten voor de gezondheidsindex zou de volgende overschrijding van de spilindex (momenteel 116,15) plaatsvinden in juli 2005. Als gevolg daarvan zouden de sociale uitkeringen in augustus 2005 en de wedden van het overheidspersoneel in september 2005 met 2 % aangepast aan de gestegen levens-duurte. In 2006 zou de spilindex (118,47) opnieuw overschreden worden in augustus, wat impliceert dat de sociale uitkeringen en de wedden van het overheidspersoneel respectievelijk in september en oktober 2006 met 2 % zouden verhoogd worden.
Voor de meest actuele informatie hierover kan u terecht op de site van het Federaal Planbureau (http ://www.plan.be).
De tekst opgenomen in bijlage 7 werd letterlijk overgenomen uit PLP 36, met uitzondering van de jaartallen, die vervangen werden door N of N-1. 2.1.2.2. Berekeningsmodule personeelskosten De tekst opgenomen in bijlage 8 werd letterlijk overgenomen uit PLP 36, met uitzondering van de jaartallen, die vervangen werden door N of N-1.
De module zelf werd aangepast in functie van het budget 2006. 2.1.2.3 Mogelijke subfuncties inzake personeelsuitgaven De subfunctie 33000 mag NIET worden gebruikt.
De tekst opgenomen in bijlage 9 werd letterlijk overgenomen uit PLP 36. 2.1.2.4 De economische codes inzake personeelsuitgaven De tekst opgenomen in bijlage 10 werd letterlijk overgenomen uit PLP 36. 2.1.3. Verantwoordelijkheden CDVU - SSGPI - Politiezone 2.1.3.1. Algemeen Artikel 478 van de Programmawet van 27 december 2004 herformuleert artikel 140ter van de WGP als volgt : De Centrale Dienst voor Vaste Uitgaven (CDVU) is belast met de berekening van de vaste uitgaven die betrekking hebben op de personeelsleden van de federale politie en die met betrekking tot de personeelsleden van de lokale politie van de gemeente of van de meergemeentezone.
Onder vaste uitgaven wordt verstaan : 1° de geldelijke verplichtingen van de federale politie en van de politiezones die ontstaan uit hoofde van hun hoedanigheid van werkgever;2° de pensioenen, renten en pensioencomplementen. Deze opdracht omvat : 1° de berekening van de wedden, van de aanverwante rechten en van de pensioenen;2° het vervullen van de sociale en fiscale aangifteverplichtingen;3° het berekenen van de wettelijke en reglementaire inhoudingen en bijdragen;4° de betaling van de pensioenen, renten en pensioencomplementen;5° voor wat de federale politie betreft, de betaling van de wedden, van de aanverwante rechten en van de sociale en fiscale inhoudingen aan de diverse rechthebbenden, overeenkomstig de algemene bepalingen die gelden voor de federale overheidsdiensten;6° voor wat de lokale politie betreft, het uitvoeren van de betaling voor rekening van de zone of het aanleveren van de vereiste betalingselementen aan (het SSGPI bedoeld in artikel 149quater );7° de afhandeling van de geschillendossiers;8° het opmaken van de boekhoudkundige stukken, van de betalingsstukken en van de nodige verantwoordingsstukken. De CDVU voert, voor wat de wedden en de aanverwante rechten betreft, de beslissingen uit die de personeelsdienst van de federale politie of deze van de lokale politie nemen, elk voor wat hun personeel betreft.
Deze beslissingen worden hem overgemaakt door (het SSGPI).
Wat de pensioenen, renten en pensioencomplementen betreft, voert de CDVU de beslissingen genomen door de Administratie der Pensioenen uit.
Artikel 140quater van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 2 april 2001, wordt opgeheven en er wordt een titel Vbis ingevoegd, die de artikelen 149quater tot 149nonies omvat, luidende : "Titel Vbis. - Het Secretariaat van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus". Er wordt een "Secretariaat van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus" opgericht, afgekort "SSGPI".
Het SSGPI staat onder het gezag van de minister van Binnenlandse Zaken die de algemene principes inzake zijn organisatie, zijn werking en zijn algemeen beheer vastlegt.
Het dagelijks beheer van het SSGPI wordt toegewezen aan een directeur-diensthoofd die rechtstreeks verantwoording aflegt aan de minister van Binnenlandse Zaken. De directeur-diensthoofd van het SSGPI behoort tot het administratief en logistiek kader. De personeelsleden van het SSGPI behoren tot het personeel van de federale politie of, met toepassing van artikel 96, tot de lokale politie.
De Koning kan voor het ambt van directeur-diensthoofd van het SSGPI, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, specifieke statutaire regels bepalen. De minister van Binnenlandse Zaken stelt de personeelsformatie van het SSGPI vast.
Na de vaststelling van de personeelsformatie van het SSGPI gaat het personeel van de dienst Sociaal Secretariaat van de directie van de Financiën, van de algemene directie Materiële Middelen van de federale politie (DMFS) ernaar over ten belope van het aantal betrekkingen. Tot die datum worden zijn taken uitgevoerd door voornoemde dienst.
De werkingskosten van het Comité SSGPI vallen ten laste van het SSGPI, dat eveneens instaat voor het secretariaat van het Comité SSGPI. 2.1.3.2. Het Comité SSGPI De werking van het SSGPI, wordt opgevolgd door een gemengd "Toezichthoudend en raadgevend comité", hierna "het Comité SSGPI" genoemd, waarin vertegenwoordigers van zowel de federale als van de lokale politie - pro rata het aantal behandelde personeelsdossiers - als van de representatieve vakverenigingen van het personeel van de politiediensten zetelen.
De vertegenwoordigers van de vakverenigingen zijn niet-stemgerechtigde leden. De vertegenwoordigers van de federale politie worden aangewezen door de Minister van Binnenlandse Zaken op voordracht van de commissaris-generaal en na advies van de Minister van Justitie. De vertegenwoordigers van de lokale politie - gelijk verdeeld over burgemeesters, korpschefs en bijzondere rekenplichtigen - worden aangewezen door de adviesraad van burgemeesters. Zij zijn allen afkomstig uit verschillende politiezones. De directeur-diensthoofd van het SSGPI is van rechtswege niet-stemgerechtigd lid van het Comité SSGPI. Voor de uitvoering van zijn opdracht heeft het Comité SSGPI inzagerecht in de door het SSGPI behandelde stukken. De leden zijn echter tot geheimhouding verplicht betreffende de geïndividualiseerde gegevens die hen aldus ter kennis zijn gebracht. De schending van dit geheim, wordt bestraft met de straffen bepaald in artikel 458 van het Strafwetboek.
De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regels van de samenstelling, de bevoegdheden, de werkingsregels en de duur van het mandaat van de leden van het Comité SSGPI. Het Comité SSGPI maakt zijn opmerkingen of adviezen over aan de Minister van Binnenlandse Zaken. Jaarlijks bezorgt het Comité SSGPI hem een globaal verslag over zijn vaststellingen en de algemene werking van het SSGPI, waarvan kopie wordt bezorgd aan de Minister van Justitie. 2.1.3.3. De opdrachten van het SSGPI Om het de CDVU mogelijk te maken zijn opdracht te vervullen, delen de in artikel 140ter, vierde lid, bedoelde personeelsdiensten of de personen aan wie zij hiertoe delegatie verlenen, de nodige gegevens mee aan het SSGPI. Hiervoor heeft het SSGPI inzonderheid de volgende opdrachten : 1° instaan voor de correcte toepassing van het statuut op alle personeelsleden.Elke niet conforme toepassing wordt onverwijld gemeld aan de verantwoordelijke personeels-dienst. De algemene directie personeel van de federale politie kan een gemotiveerd advies voorleggen aan de Minister van Binnenlandse Zaken; 2° voor wat de lokale politie betreft, het meedelen van het resultaat van de berekeningen en de gegevens nodig om tijdig de wedden, de aanverwante rechten en de sociale en fiscale inhoudingen aan de rechthebbenden te kunnen betalen;3° de verwerking van de terugvordering van onverschuldigde betalingen of de mededeling van de daartoe vereiste basisgegevens aan de werkgever;4° het bijhouden van een kopie van het weddedossier betreffende elk verloond personeelslid;5° een algemene informatieopdracht;6° instaan voor de verdere verwerking van de door de personeelsdiensten of de personen aan wie zij hiertoe delegatie verlenen verstrekte gegevens.De aard, de vorm en de periodiciteit van de mee te delen gegevens worden door het SSGPI, in samen-werking met de CDVU, bepaald.
De Minister van Binnenlandse Zaken kan het SSGPI machtigen gelijkaardige opdrachten te vervullen voor andere personen die uitbetalingen ontvangen ten laste van de begroting van hetzij de federale politie, hetzij een korps van lokale politie.
Het SSGPI kan, in de diensten van de federale politie of in de korpsen van de lokale politie of zo nodig bij de gemeentebesturen die ze bewaren, alsook bij de algemene inspectie, alle documenten en stukken die nodig zijn voor de uitvoering van zijn opdracht raadplegen en er kopie van maken.
Het SSGPI kan de betrokken administraties in gebreke stellen.
Ingeval van vaststelling van onregelmatigheden in de toepassing van het statuut licht het SSGPI onverwijld de bevoegde overheden hiervan in. In afwachting van een definitieve beslissing kan het SSGPI bewarende maatregelen nemen. 2.2. DE GEWONE UITGAVEN - WERKINGSKOSTEN (71) 2.2.1. Vergoedingen In verband met de vergoeding voor telefoon, onderhoud van uniform, maaltijd- en verblijfskost, dienstverplaatsingen wordt een economische code uit de reeks " 121-xx " aangewend.
De gedetailleerde berekening van de gebudgetteerde bedragen ingeschreven onder de economische codes 121-XX wordt bijkomend, per soort vergoeding, vermeld in de tabel van het personeel van de politiezone. Hierbij kan de berekeningsmodule voor de personeelskosten vermeld in punt 2.1.2.2. van huidige omzendbrief als basis dienen. 2.2.2. Aankopen individuele basis- en functie-uitrusting (voorheen kledijvergoeding) Het ontwerp van koninklijk besluit ter regeling van de basis- en de functie-uitrusting zal weldra worden gepubliceerd.
De basis- en de functie-uitrusting kwamen reeds aan bod in talrijke omzendbrieven. Zo worden in de omzendbrief GPI 6 van 9 juni 2001 de overgangsmaatregelen vastgelegd met betrekking tot het vroegere uniform (Belgisch Staatsblad 9 juni 2001). De samenstelling, de dracht en de bevoorrading van de basisuitrusting worden geregeld in de omzendbrief GPI 12 van 7 november 2001 betreffende de basisuitrusting van de geïntegreerde politie op twee niveaus (Belgisch Staatsblad 19 december 2001), gewijzigd door de omzendbrief GPI 12 bis. In de omzendbrief GPI 31 van 20 december 2002 betreffende de overdracht van de functie-uitrusting bij mobiliteit worden de begrippen basisuitrusting en functie-uitrusting duidelijk omschreven (Belgisch Staatsblad 21 januari 2003).
Voor de begroting 'dienstjaar N' moet dus in concreto maximaal rekening worden gehouden met het totale aantal in 'dienstjaar N' nog beschikbare punten voor alle politie-ambtenaren en hulpagenten, omgezet in een geraamd bedrag in EURO. De uiteindelijke verhouding tussen punten en EURO's wordt bepaald door de binnen de politiezone gerealiseerde aankoopprijs inzake basisuitrusting. Ter herinnering : voor de ex-rijkswachters die deel uitmaakten van de rijkswachtbrigades, werden, bij mobiliteit naar de lokale politie, de punten getransfereerd op 1 januari 2002.
De aankopen dienen te worden begroot onder de economische code 124-05 "Aankoop individuele basis- en functie-uitrusting".
Voor de functie-uitrusting (algemeen en specifiek) is de federale politie eveneens bezig met het opstellen van de noodzakelijke normen, die eveneens zullen worden weergegeven op de website (www.dgm-web.be).Het betreft hier de normen voor de algemene functie-uitrusting zoals beschreven in de voormelde omzendbrief GPI 12 en de specifieke functie-uitrusting zoals de HO kledij, de kledij voor hondengeleiders, de motorrijderkledij enz. In de overgangsfase blijft het koninklijk besluit van 24 april 1995, op de regeling van het dragen van het uniform door de gemeentepolitie, van toepassing.
Bij de opmaak van de begroting 'dienstjaar N' moet, overeenkomstig de voormelde omzendbrief GPI 31, rekening gehouden worden met de overgang bij mobiliteit van personeelsleden van de federale naar de lokale politie. Hierbij staat de zone van bestem-ming in voor de financiering van de functie-uitrusting. 2.2.3. Huur federale gebouwen De tekst opgenomen in bijlage 11 werd letterlijk overgenomen uit PLP 36. 2.3. DE GEWONE UITGAVEN - OVERDRACHTEN (72) De tekst opgenomen in bijlage 12 werd letterlijk overgenomen uit PLP 36. 2.4. DE GEWONE UITGAVEN - SCHULD (7X) 2.4.1. Intrest- en aflossingslasten De tekst opgenomen in bijlage 13 werd letterlijk overgenomen uit PLP 36. 2.4.2. Correctiemechanisme inzake overdracht federale gebouwen naar de politiezones De tekst opgenomen in bijlage 14 werd letterlijk overgenomen uit PLP 36.
In de federale omzendbrief BC/430/200511 van 24 mei 2005 wordt voor 2006/2005 een inflatiepercentage van 1,5 % vooropgesteld. 2.5. DE GEWONE UITGAVEN - VORIGE DIENSTJAREN (76) De tekst opgenomen in bijlage 15 werd letterlijk overgenomen uit PLP 36. 2.6. DE GEWONE UITGAVEN - OVERBOEKINGEN (78) De tekst opgenomen in bijlage 16 werd letterlijk overgenomen uit PLP 36. 2.7. DE GEWONE ONTVANGSTEN - PRESTATIES (60) De tekst opgenomen in bijlage 17 werd letterlijk overgenomen uit PLP 36. 2.8. DE GEWONE ONTVANGSTEN - OVERDRACHTEN 2.8.1. Federale toelagen voorgaande dienstjaren aan de politiezones (66) Indexatie federale basistoelage 2005;330/465-48/2005 De eventuele indexatie van de federale basistoelage 2005 zal door de Regering en het Parlement worden bepaald in het begrotingsconclaaf 2006. Het bedrag wordt u meegedeeld zodra het bekend is. Dit bedrag dient door de politiezone te worden ingeschreven in de begroting 'dienstjaar 2006', normaliter onder voorgaand dienstjaar 'dienstjaar 2005' - artikel 330/465-48 - "Indexatie federale basistoelage 'dienstjaar 2005'". 2.8.2. Federale toelagen eigen dienstjaar 2006 aan de politiezones (61) Zoals vastgesteld in bijlage 1 van de federale omzendbrief BC/430/2005/11 van 24 mei 2005 van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole, houdende "Vooraf-beelding van de begroting 2005 2006 : Richtlijnen. », wordt uitgegaan van een stijgingscoëfficiënt van de gezondheidsindex van 1,5 %. Aangezien het hier evenwel om een raming gaat, dient de nodige omzichtigheid aan de dag gelegd. Er moet worden van uit gegaan dat bepaalde zones een dotatie zullen ontvangen die, o.a. door de verderzetting van het omslagmechanisme in de sociale dotatie 1, iets lager uitkomt/minder is gegroeid dan het bedrag van vorig jaar.
Het inschrijven in de politiebegroting van andere federale toelagen die niet gebaseerd zijn op koninklijke besluiten of federale onderrichtingen dient te worden beschouwd als het inschrijven van fictieve ontvangsten. De betreffende fictieve ontvangsten dienen door de gouverneur in uitvoering van artikel 72 van de WGP te worden geschrapt. 2.8.2.1. Federale Basistoelage voor het jaar 2006 - 330/465-48 De federale basistoelage 2006 wordt gebudgetteerd onder het artikel 330/465-48 - "Federale (basis)toelage".
Het bedrag wordt u meegedeeld zodra het bekend is. 2.8.2.2. Bijkomende Federale Toelage 2006 - 33004/465-48 De bijkomende federale toelage 2006 wordt gebudgetteerd onder het artikel 33004/465-48 - "Bijkomende Federale Toelage" Het bedrag wordt u meegedeeld zodra het bekend is. 2.8.2.3. Federale Sociale Toelage I 2006 - 330/465-02 De Federale Sociale Toelage I wordt gebudgetteerd onder artikel 330/465-02 "Federale Sociale Toelage I".
Het bedrag wordt u meegedeeld zodra het bekend is.
De tekst opgenomen in bijlage 18 werd letterlijk overgenomen uit PLP 36. 2.8.2.4.. Federale Sociale Toelage II 2006 - 33001/465-02 Overeenkomstig de maandvooruitzichten voor de gezondheidsindex zou de volgende overschrijding van de spilindex (momenteel 116,15) plaatsvinden in juli 2005. Als gevolg daarvan zouden de sociale uitkeringen in augustus 2005 en de wedden van het overheidspersoneel in september 2005 met 2 % aangepast aan de gestegen levensduurte. In 2006 zou de spilindex (118,47) opnieuw overschreden worden in augustus, wat impliceert dat de sociale uitkeringen en de wedden van het overheids-personeel respectievelijk in september en oktober 2006 met 2 % zouden verhoogd worden.
Voor de meest actuele informatie hierover kan u terecht op de site van het Federaal Planbureau (http ://www.plan.be).
De tekst opgenomen in bijlage 19 werd letterlijk overgenomen uit PLP 36, met uitzondering van de jaartallen, die vervangen werden door N of N-1. 2.8.2.5. Federale Toelage 2006 aan Boventallige Politiezones - 33002/465-48 De tekst opgenomen in bijlage 20 werd letterlijk overgenomen uit PLP 36, met uitzondering van de jaartallen, die vervangen werden door N of N-1. 2.8.2.6. Federale Toelage Uitrusting Handhaving Openbare Orde - 33003/465-48 In de federale omzendbrief BC/430/200511 van 24 mei 2005 wordt voor 2006/2005 een inflatiepercentage van 1,5 % vooropgesteld.
Het bedrag wordt u meegedeeld zodra het bekend is.
De tekst opgenomen in bijlage 21 werd letterlijk overgenomen uit PLP 36, met uitzondering van de jaartallen, die vervangen werden door N of N-1. 2.8.2.7. Federale Toelage inzake Federaal Overgedragen Huurovereenkomsten aan sommige politiezones Het bedrag wordt u meegedeeld zodra het bekend is.
Overgedragen huurovereenkomsten dienen te worden gebudgetteerd onder de economische code 465-01.
De tekst opgenomen in bijlage 22 werd letterlijk overgenomen uit PLP 36. 2.8.2.8. De bijkomende federale toelage gefinancierd via de verkeersveiligheidsplannen De federale toelagen van de verkeersveiligheid actieplannen dienen in de begroting te worden ingeschreven onder het artikelnummer 33005/465-48 : federale toelage verkeersveiligheidactieplannen. 2.8.3. De gemeentelijke dotatie(s) In uitvoering van artikel 40, zesde lid, van de WGP werden de nadere regels inzake de berekening en de verdeling van de gemeentelijke dotaties in de schoot van een meergemeentenpolitiezone vastgelegd koninklijk besluit van 7 april 2005 (Belgisch Staatsblad 20 april 2005) (de zgn.60-20-20).
De tekst opgenomen in bijlage 23 werd letterlijk overgenomen uit PLP 36. 2.9. De gewone ontvangsten - schuld (62) Omvatten onder meer de bruto-intresten op de financiële rekeningen en op de eventuele termijnrekeningen van de politiezone. De roerende voorheffing wordt geboekt onder de economische groep 71 - gewone uitgaven - werkingskosten. 3. ONDERRICHTINGEN BETREFFENDE DE BUITENGEWONE DIENST De tekst opgenomen in bijlage 24 werd letterlijk overgenomen uit PLP 36, met uitzondering van de jaartallen, die vervangen werden door N of N-1.4. DE FEDERALE TOELAGEN AAN GEMEENTEN MET EEN SAMENLEVINGS- EN VEILIGHEIDSCONTRACT De federale toelage 'dienstjaar N' aan de gemeenten met een samenlevings- en veiligheidscontract dient te worden gebudgetteerd in de gemeentebegroting en niet in de politiebegroting.De betreffende toelage komt overeen met de kost voor het burgerpersoneel van het politieluik.
Het bedrag wordt u meegedeeld zodra het bekend is.
SLOT Indien de politiebegroting dienstjaar N' reeds is goedgekeurd door de raad op het ogenblik van het verschijnen van huidige omzendbrief dient de politiezone, conform artikel 14 van het ARPC, zonder verwijl de begroting 'dienstjaar N' via begrotingswijziging in overeenstemming te brengen met huidige omzendbrief.
Ik wil er u op attenderen dat de nodige aanpassingen dienen te gebeuren in de eerstvolgende begrotingswijziging zodra de bedragen worden bekendgemaakt bij koninklijk besluit of in een bijkomende omzendbrief.
Indien de politiebegroting 'dienstjaar N' nog niet is goedgekeurd door de raad op het ogenblik van het verschijnen van huidige omzendbrief, dient de politiebegroting 'dienstjaar N' te worden opgesteld of bijgestuurd conform huidige omzendbrief.
Huidige omzendbrief en aanvullende actuele informatie kan worden geraadpleegd op de website van de Minister van Binnenlandse Zaken, Directie van de Relaties met de Lokale Politie (www.infozone.be).
Mijn administratie staat steeds ter beschikking voor verdere toelichtingen in verband met deze omzendbrief.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Ik zou u dankbaar zijn indien u alle burgemeesters van uw provincie op de hoogte brengt van het voorgaande.
Gelieve, Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, de datum waarop deze omzendbrief in het Belgisch Staatsblad wordt gepubliceerd, in het bestuursmemoriaal te willen vermelden.
De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL
Bijlage 1 1.1. Specifiek toezicht op de begroting en begrotingswijzigingen en op de financiële bijdrage van de gemeenten tot de meergemeentenzone Voor een overzicht in verband met de toezichtprocedures en de desbetreffende termijnen verwijs ik naar mijn omzendbrief PLP12 van 8 oktober 2001. Het specifiek toezicht op de begroting en begrotingswijzigingen en op de financiële bijdrage van de gemeenten tot de meergemeentenzone wordt geregeld in de artikelen 71 tot en met 76 van de WGP. 1.1.1 Goedkeuringstoezicht op de begroting en de begrotingswijzigingen Krachtens artikel 71 van de WGP dienen de besluiten van de raad betreffende de begroting en de begrotingswijzigingen binnen de twintig dagen voor goedkeuring naar de gouverneur te worden verstuurd.
Krachtens artikel 66 van de WGP kan de goedkeuring slechts worden geweigerd omwille van de schending van de bepalingen vervat in de WGP of genomen krachtens de WGP. De gouverneur als commissaris van de federale regering is in eerste aanleg de bevoegde instantie om de begroting te toetsen aan de door de federale overheid uitgevaardigde normen.
Krachtens artikel 72 van de WGP spreekt de gouverneur zich uit over de goedkeuring binnen een termijn die wordt berekend door de termijn die is vastgesteld voor het toezicht op de begroting van de gemeenten van de zone te verminderen met vijf dagen.
Indien de raad ontvangsten of verplichte uitgaven, die krachtens de WGP dienen te worden voorzien, geheel of gedeeltelijk weigert op de begroting te brengen, schrijft de gouverneur de vereiste bedragen ambtshalve in.
Indien de raad ontvangsten voorziet die krachtens de wet geheel of gedeeltelijk niet aan de zone toekomen gaat de gouverneur naargelang het geval over tot de schrapping van het bedrag of tot de ambtshalve inschrijving van het juiste bedrag.
In het geval van een meergemeentenzone wijzigt de gouverneur gelijktijdig met de ambtshalve inschrijving of schrapping het bedrag van de financiële bijdrage van elk der gemeenten die deel uitmaken van de betrokken meergemeentenzone.
De gouverneur brengt zijn besluit ter kennis van de gemeente of de overheid van de meergemeentenzone uiterlijk de laatste dag van de voormelde goedkeuringstermijn. Wanneer die termijn is verstreken, wordt de gouverneur geacht zijn goedkeuring aan de begroting te hebben verleend.
Het besluit van de gouverneur wordt aan de raad meegedeeld tijdens zijn eerstvolgende vergadering.
De artikelen 73 en 74 van de WGP regelen het beroep bij de Minister van Binnenlandse Zaken tegen de niet-goedkeuring of tegen de ambtshalve aanpassing van een begrotingsbeslissing door de gouverneur.
Krachtens artikel 73 van de WGP kan de raad bij de Minister van Binnenlandse Zaken hoger beroep instellen tegen het besluit van de gouverneur houdende niet-goedkeuring of ambtshalve aanpassing van de politiebegroting binnen een termijn van veertig dagen die ingaat op de dag na het versturen door de gouverneur van zijn besluit naar de gemeenteoverheid of de overheid van de lokale politie.
Krachtens artikel 74 van de WGP spreekt de Minister van Binnenlandse Zaken zich uit over het ingesteld beroep binnen een termijn van veertig dagen die ingaat op de dag na het inkomen ervan. Hij verstuurt zijn besluit uiterlijk de laatste dag van deze termijn naar de gouverneur en naar de raad. Wanneer die termijn is verstreken, is het beroep ingewilligd.
Het besluit van de Minister wordt aan de raad meegedeeld tijdens zijn eerstvolgende vergadering.
Krachtens artikel 75 zijn de begrotingswijzigingen eveneens onderworpen aan het goedkeuringstoezicht zoals hierboven beschreven.
De termijn wordt berekend door de termijn die vastgesteld is voor het toezicht op de begrotingswijzigingen van de gemeenten van de zone, te verminderen met vijf dagen.
Alle door de toezichthoudende overheid getroffen beslissingen in verband met de begroting en de begrotingswijzingen worden door het college aan de raad meegedeeld (artikelen 7 en 14 van het ARPC). 1.1.2. Goedkeuringstoezicht in meergemeentenzone op de besluiten van de gemeenteraad hou-dende stemming van de financiële bijdrage tot de meergemeentenzone en de erin aangebrachte wijzigingen Krachtens artikel 40 van de WGP komt de begroting van een meergemeentenzone ten laste van de verschillende gemeenten van de zone en de federale Staat. Wanneer de meergemeentenzone niet over voldoende middelen beschikt om de uitgaven te dekken die voortkomen uit de vervulling van haar opdracht, wordt het verschil gedragen door de gemeenten die er deel van uitmaken.
Elke gemeenteraad van de zone stemt de toelage die aan het lokaal politiekorps moet worden toegekend en die aan de politiezone wordt gestort. De toelage wordt in de uitgaven van elke gemeentebegroting ingeschreven. De toelage vermeld in het besluit van de gemeenteraad, de toelage ingeschreven in de uitgaven van de gemeentebegroting en de toelage ingeschreven in de ontvangsten van de politiebegroting dienen overeen te stemmen.
Krachtens artikel 71 van de WGP worden de gemeenteraadsbesluiten betreffende de bijdrage aan de politiezone en de gemeenteraadsbesluiten betreffende de wijzigingen van de toelage voor goedkeuring naar de gouverneur gestuurd.
Krachtens artikel 76 van de WGP spreekt de gouverneur zich uit binnen een termijn van vijfentwintig dagen die ingaat op de dag na het inkomen van deze beslissing bij de gouverneur.
Krachtens artikel 72 van de WGP wijzigt de gouverneur gelijktijdig met de ambtshalve inschrijving of schrapping in de politiebegroting het bedrag van de bijdrage van elk van de gemeenten die deel uitmaken van de betrokken meergemeentenzone.
De gouverneur brengt zijn besluit ter kennis van de gemeenteoverheid uiterlijk de laatste dag van de voormelde goedkeuringstermijn. Wanneer die termijn is verstreken, wordt de gouverneur geacht zijn goedkeuring aan de beslissing te hebben verleend.
Het besluit van de gouverneur wordt aan de gemeenteraad meegedeeld tijdens zijn eerstvolgende vergadering.
De artikelen 73 en 74 van de WGP regelen eveneens het beroep bij de Minister van Binnenlandse Zaken tegen het besluit van de gouverneur tot aanpassing van de bijdrage of niet-goedkeuring. Krachtens artikel 73 van de WGP kan de gemeenteraad tegen het besluit van de gouverneur tot aanpassing van de bijdrage of tegen zijn besluit houdende niet-goedkeuring hoger beroep instellen bij de Minister van Binnenlandse Zaken binnen een termijn van veertig dagen die ingaat op de dag na het versturen van het besluit naar de gemeenteoverheid.
Krachtens artikel 74 van de WGP spreekt de Minister van Binnenlandse Zaken zich uit over het ingesteld beroep binnen een termijn van veertig dagen die ingaat op de dag na het inkomen ervan. Hij verstuurt zijn besluit uiterlijk de laatste dag van deze termijn naar de gemeenteraad. Wanneer die termijn is verstreken, is het beroep ingewilligd. Het besluit van de Minister wordt aan de gemeenteraad meegedeeld tijdens zijn eerstvolgende vergadering.
Krachtens artikel 75 zijn de artikelen 72 tot 74 eveneens van toepassing op de besluiten van de gemeenteraad houdende wijziging van de gemeentelijke bijdrage aan de politiezone.
De goedkeuringstermijn ingeval van wijziging is echter, conform artikel 75, tweede lid, gelijk aan de termijn die is vastgesteld voor het toezicht op de begrotingswijzigingen van de gemeenten van de zone, te verminderen met vijf dagen.
Bijlage 2 1.2. TOTSTANDKOMING VAN DE BEGROTING Het koninklijk besluit van 5 september 2001 houdende het Algemeen Reglement op de boekhouding van de lokale Politie (ARPC) bepaalt de begrotings-, de financiële en de boekhoudkundige voorschriften van de politiezones, evenals de nadere regels voor de uitoefening van de taken van de bijzondere rekenplichtige, dit in uitvoering van artikel 34 van de WGP waarbij ondermeer artikel 239 van de nieuwe gemeentewet van toepassing wordt verklaard op de lokale politie.
Conform artikel 11 van het ARPC maakt het college het begrotingsontwerp op na het advies te hebben ingewonnen van een commissie waarin tenminste één daartoe aangeduid lid van het college, de korpschef van de lokale politie en de bijzondere rekenplichtige zetelen. Het advies van de commissie slaat uitsluitend op de wettelijkheid en de te verwachten financiële weerslag. Het advies van de begrotingscommissie is niet noodzakelijk eenparig. Het advies van de begrotingscommissie is een beheersinstrument dat kan leiden tot de opstelling van een betere begroting. Het is meer dan aanbevolen dat de bijzondere rekenplichtige actief betrokken wordt bij de voorbereiding van de begroting van de politiezone.
Krachtens artikel 5 van het ARPC omvat de begroting de precieze raming van alle ontvangsten en uitgaven die in de loop van het financieel dienstjaar kunnen worden gedaan, met uitzondering van de geldverrichtingen voor rekening van derden of die slechts de thesaurie treffen. Elk begrotingsartikel dient in uitvoering van artikel 5 van het ARPC te worden getoetst aan de realiteit en precies te worden geraamd. Hierbij dient rekening te worden gehouden met een mogelijke vermindering van bepaalde kosten ingevolge een ontegensprekelijk schaalvoordeel dat leidt tot een mogelijk rationelere organisatie.
Binnen de begroting wordt een onderscheid gemaakt tussen de gewone en de buitengewone dienst en, binnen elk van die diensten, tussen het eigenlijk financieel dienstjaar en de vorige dienstjaren.
Het financieel dienstjaar van de politiezone komt overeen met het burgerlijk jaar krachtens artikel 34 van de WGP, waarbij artikel 238 van de NGW van toepassing werd verklaard.
Conform artikel 10 van het ARPC mogen de uitgavenkredieten slechts worden gebruikt voor het door de begroting vooropgestelde doel en zijn ze beperkt.
Voor de uitgaven van de gewone dienst geldt die beperking echter voor het geheel van de kredieten die dezelfde functionele code dragen (beperkt tot de eerste drie cijfers) én die behoren tot dezelfde economische groep De economische groepen van de uitgaven van de gewone dienst zijn Personeel : 70; Werkingskosten : 71; Overdrachten : 72; Schuld : 7X;
Vorige dienstjaren : 76; Overboekingen : 78. M.a.w. binnen elke economische groep kunnen de begrotingskredieten zonder begrotings-wijziging worden herschikt over de begrotingsartikelen die eerder werden opgenomen in de begroting(swijziging) en dit binnen het totaal goedgekeurde krediet per economische groep.
We vestigen hierbij nogmaals de aandacht op het beduidend verschil tussen enerzijds artikel 10 van het ARPC en anderzijds artikel 10 van het Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit (ARGC), dat voorziet in een beperking voor het geheel van de kredieten die dezelfde functionele en economische code dragen, elk beperkt tot de eerste drie cijfers.
Deze ruimere uitzondering (nl. niveau economische groep) op het algemeen principe van de beperktheid van de kredieten voor de uitgaven van de gewone dienst laat toe de begrotings-kredieten in de politiebegroting scherper te ramen. Er dient alleen nog een reserve te worden voorzien op niveau van de economische groep. Hetgeen normaal zou moeten leiden tot scherpere begrotingsramingen en tot minder ongebruikte begrotingskredieten op niveau van de rekening.
We vestigen bijkomend de aandacht op het feit dat de begrippen "verplichte/niet verplichte uitgaven" en "uitgaven welke ambtshalve worden opgenomen" momenteel niet voorkomen in het ARPC. Conform artikel 34 van de WGP, waarbij onder andere artikel 241 van de NGW van toepassing wordt verklaard, vergadert de raad normaal ieder jaar in de maand oktober om te beraadslagen en te besluiten over de politiebegroting voor het volgende dienstjaar.
We vestigen hierbij bijkomend de aandacht op artikel 27 van de WGP houdende de bepaling dat de artikelen 84, 86, 87, 87bis, 88, 89, 90, 91, 92, 93, 94, 95 tweede lid, 96, 97, 98, 99, 100 en 101 van de NGW van overeenkomstige toepassing zijn op de politieraad.
Conform voormeld artikel 96 van de NGW doet het college aan elk raadslid een exemplaar toekomen van het ontwerp van begroting/begrotingswijziging uiterlijk zeven vrije dagen vóór de vergadering gedurende dewelke de raad dient te beraadslagen over de begroting/begrotingswijziging. Het ontwerp wordt overgemaakt zoals het zal onderworpen worden aan de beraadslagingen van de raad, in de voorgeschreven vorm en vergezeld van de bijlagen die vereist zijn voor de definitieve vaststelling. Het ontwerp van begroting is vergezeld van een verslag.
Het verslag bevat een synthese van het ontwerp van begroting.
Bovendien geeft het verslag het algemeen en financieel beleid van de politiezone aan en een overzicht van de toestand van het bestuur en de politiezaken, alsook alle nuttige informatiegegevens.
De vergadering van de raad is openbaar.
In het koninklijk besluit van 20 december 2000 (Belgisch Staatsblad 29 december 2000) wordt meer informatie verstrekt over de precieze berekeningswijze van het aantal stemmen waarover een burgemeester beschikt in het politiecollege, verder verduidelijkt door de Ministeriële omzendbrief PLP 6 van 19 maart 2001 (Belgisch Staatsblad 13 april 2001).
In uitvoering van artikel 34 van de WGP, waarbij onder andere artikel 242 van de NGW van toepassing wordt verklaard, wordt de politiebegroting neergelegd op de zetel van de politiezone waar eenieder er altijd ter plaatse kennis van kan nemen. Op die mogelijkheid van inzage wordt gewezen door middel van aanplakbiljetten die door de zorg van het college worden aangebracht binnen een maand nadat de politiebegroting door de raad is aangenomen. Het bericht blijft tenminste tien dagen aangeplakt.
Bijlage 3 1.3. HET GEBRUIK VAN VOORLOPIGE KREDIETEN IN AFWACHTING VAN DE GOEDKEURING VAN DE BEGROTING DOOR DE TOEZICHTHOUDENDE OVERHEID Zolang de begroting 'dienstjaar N' nog niet is goedgekeurd door de gouverneur, kunnen, conform artikel 13 van het ARPC, via, voorlopige kredieten' of, voorlopige twaalfden' uitgaven worden verricht in 'dienstjaar N', echter alleen op de gewone dienst.
Er kunnen zich hierbij twee mogelijkheden voordoen : - De begroting 'dienstjaar N' werd door de raad NIET goedgekeurd vóór 1 januari 'dienstjaar N' : - de raad dient in dit geval in 'dienstjaar N-1' de voorlopige kredieten 'dienstjaar N' uitdrukkelijk vast te stellen via een afzonderlijk raadsbesluit, het is mogelijk om één of meerdere, voorlopige twaalfden' goed te keuren; - de aanwending van voorlopige kredieten op de gewone dienst mag per verlopen of begonnen maand niet meer bedragen dan één twaalfde van het begrotingskrediet van het vorige dienstjaar ('dienstjaar N-1'); deze beperking is niet van toepassing op de uitgaven voor de bezoldiging van het personeel, voor de betaling van verzekeringspremies, voor de betaling van belastingen en voor de betaling van aflossingen en interesten op leningen. - De begroting 'dienstjaar N' werd door de raad goedgekeurd vóór 1 januari 'dienstjaar N', maar werd nog niet door de gouverneur goedgekeurd vóór 1 januari 'dienstjaar N' : - de raad dient GEEN afzonderlijk raadsbesluit te treffen; - de aanwending van voorlopige kredieten op de gewone dienst mag per verlopen of begonnen maand niet meer bedragen dan één twaalfde van het begrotingskrediet van het lopende dienstjaar ('dienstjaar N') of van het begrotingskrediet van het vorige dienstjaar ('dienstjaar N-1') als dit kleiner is dan het krediet van het lopende dienstjaar ('dienstjaar N'); deze beperking is niet van toepassing op de uitgaven voor de bezoldiging van het personeel, voor de betaling van verzekeringspremies, voor de betaling van belastingen en voor de betaling van aflossingen en interesten op leningen.
Bijlage 4 1.4. DOORZENDING VAN DE BEGROTING EN DE BIJLAGEN De begroting 'dienstjaar N' dient minstens vergezeld te zijn van volgende documenten : 1° een verslag bevattende een synthese van de begroting;het verslag bevat bovendien het algemeen en financieel beleid van de politiezone en een overzicht van alle gegevens die van invloed kunnen zijn op de organisatie en de werking van de politiezone; 2° het advies van de begrotingscommissie zoals bedoeld in artikel 11 van het ARPC;3° een tabel bevattende alle personeelsgegevens die de begroting kunnen beïnvloeden;zij bevat minstens de vermelding van de loonschaal, de geldelijke anciënniteit en de vergoedingen en toelagen van elk personeelslid (desgevallend volgens stamnummer, intern nummer...); hierbij kan de berekeningsmodule voor de personeelskosten welke federaal ter beschikking wordt gesteld (zie punt 2.1.2.2. van huidige omzendbrief) eventueel als basis dienen; 4° een tabel van de leningen en de evolutie van de schuld;5° een tabel houdende een overzicht van de gebudgetteerde buitengewone uitgaven en de voorziene financiering;6° het bewijs dat de aanplakking waarbij inzagemogelijkheid van eenieder in de politiebegroting aan het publiek kenbaar gemaakt werd, werd uitgevoerd zoals bepaald in de WGP - artikel 34 (mag afzonderlijk worden verzonden, maar in elk geval vóór het verstrijken van de toezichttermijn). De opstelling van een meerjarenplanning wordt ook voor 'dienstjaar N' nog niet opgelegd, maar wordt gelet op de weerslag van de politiebegroting op de gemeentebegrotingen aanbevolen.
Wanneer de begroting krachtens de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken, haar uitvoeringsbesluiten of andere regelgevende teksten, in twee talen moet worden opgesteld, wordt ze in de twee talen voorgelegd. Hetzelfde geldt voor de stukken die aan de begroting zijn gevoegd en die in twee talen zijn opgesteld.
Bijlage 5 1.5. MODEL VAN DE BEGROTING Het model van de politiebegroting is deze van de gemeentebegroting. Ik verzoek u dit model strikt te willen respecteren.
Het titelblad en de eerste bladzijde van de politiebegroting staan ter beschikking op de website van de Directie van de Relaties met de Lokale Politie - www.infozone.be Krachtens artikel 41 van het ARPC zijn de functionele en de economische classificatie welke van toepassing zijn op de politiebegroting deze die vastgelegd zijn in de bijlage bij het Ministerieel besluit van 30 oktober 1990 tot uitvoering van het artikel 44 van het koninklijk besluit van 2 augustus 1990 houdende het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit (ARGC), zoals gewijzigd door het Ministerieel besluit van 25 maart 1994.
De uitgaven en de ontvangsten van de lokale politie worden bij voorkeur ingeschreven onder de functionele code 330XX te lezen als "Lokale Politie".
De inhoud/betekenis van de economische codes dient strikt te worden gerespecteerd, enkel de omschrijving mag vervangen worden door een duidelijkere omschrijving aangepast aan de lokale politiezone.
Bijlage 6 1.6 BEGROTINGSWIJZIGINGEN Het verdient aanbeveling om de begrotingswijzigingen tijdig op te maken zodat een regelmatige vastlegging van de uitgaven niet in het gedrang komt. Naar analogie met de gemeenten wordt een uiterste datum vastgelegd voor het versturen van een begrotingswijziging dienstjaar 'dienstjaar N' naar de gouverneur, namelijk 15 november 'dienstjaar N'.
Conform artikel 15 van het ARPC moeten op de begrotingswijzigingen zonder verwijl de begrotingskredieten worden uitgetrokken die nodig zijn om de uitgaven die door dwingende en onvoorziene omstandigheden worden vereist te dekken. In toepassing van artikel 86, 2° van de WGP dient een voor eensluidend verklaard afschrift van de betreffende besluiten van de raad, alsook desgevallend van het college, naar de gouverneur te worden gestuurd, onverminderd de bepalingen van artikel 85 van de WGP houdende de verzending aan de gouverneur van een lijst van de beslissingen van de raad met een beknopte omschrijving van de geregelde aangelegenheden.
Conform artikel 15 van het ARPC dienen eveneens de begrotingskredieten die betrekking hebben op niet-geraamde ontvangsten zonder verwijl via een begrotingswijziging te worden voorzien.
De politiezones hebben er alle belang bij de laatste begrotingswijziging zeer nauwkeurig te ramen zodat de laatste begrotingscijfers zo dicht mogelijk de begrotingsrekening benaderen, dit laat toe de volgende begroting realistischer op te stellen. Immers conform artikel 9, eerste lid, van het ARPC, wordt het resultaat van de begroting van het voorgaande dienstjaar, inclusief eventuele begrotingswijzigingen, als geraamd overschot of tekort van de vorige dienstjaren op de volgende begroting gebracht.
We vestigen uw aandacht op het feit dat conform artikel 9, tweede lid, van het ARPC er GEEN begrotingswijziging vereist is om het vermoedelijk resultaat van het voorgaand dienstjaar dat in de volgende begroting werd gebracht te vervangen door het werkelijk resultaat van de afgesloten begrotingsrekening. Wanneer echter het inbrengen van het werkelijk resultaat van de afgesloten begrotingsrekening een tekort veroorzaakt of vergroot, neemt de raad wel de passende maatregelen om het begrotingsevenwicht te herstellen. In de meergemeentenzone kan dit slechts gebeuren na overleg met en akkoord van de afzonderlijke gemeenteraden. Zie terzake artikel 9, derde en vierde lid, van het ARPC. De begrotingswijzingen zijn onderworpen aan dezelfde procedures als deze die toepasbaar zijn op de begroting.
Zo is het specifiek toezicht dat van toepassing is op de begrotingen van de politiezone onverkort van toepassing op de wijzigingen die de politiezone aan de politiebegroting aanbrengt. Het specifiek toezicht kwam reeds aan bod in punt 1.1.1. van huidige omzendbrief.
Inzake doorzending van de begrotingswijziging(en) dient de begrotingswijziging vergezeld te zijn van, naargelang het geval, volgende documenten : 1° een verslag bevattende een synthese van de begrotingswijziging;het verslag bevat conform artikel 14 van het ARPC een behoorlijke rechtvaardiging voor elk krediet en bevat eventueel de wijzigingen inzake het algemeen en financieel beleid van de politiezone; 2° het advies van de begrotingscommissie zoals bedoeld in artikel 11 van het ARPC;3° ingeval van wijziging van de personeelskosten, een gewijzigde tabel bevattende alle personeelsgegevens die de nieuwe begrotingscijfers verantwoorden;zij bevat minstens de vermelding van de loonschaal, de geldelijke anciënniteit en de vergoedingen en toelagen van elk personeelslid (desgevallend volgens stamnummer, intern nummer...); hierbij kan de berekeningsmodule voor de raming van de personeelskosten, welke federaal ter beschikking wordt gesteld (zie punt 2.1.2.2. van huidige omzendbrief), als basis dienen; 4° ingeval van wijziging van de leningen of leningslast, een gewijzigde tabel van de leningen en de evolutie van de schuld;5° ingeval van wijziging van de buitengewone uitgaven of van de voorziene financiering, een aangepaste financieringstabel;6° het bewijs dat de aanplakking waarbij inzagemogelijkheid van eenieder in de begrotings-wijziging aan het publiek kenbaar gemaakt werd, werd uitgevoerd zoals bepaald in de WGP - artikel 34 (mag afzonderlijk worden verzonden, maar in elk geval vóór het verstrijken van de toezichttermijn). Inzake verzending en doorzending van de papieren exemplaren en het elektronisch bestand zijn de bepalingen vermeld onder punt 1.4. onverkort van toepassing op de begrotingswijzigingen.
Bijlage 7 2.1.2. Raming van de personeelsuitgaven 2.1.2.1. Algemeen De personeelsuitgaven dienen realistisch te worden geraamd rekening houdend met volgende factoren : - Inachtneming van het koninklijk besluit van 5 september 2001. - Toekenning van periodieke verhogingen en het tijdstip ervan. - De reële of de waarschijnlijke stijging of daling van het aantal personeelsleden. - Overeenkomstig de maandvooruitzichten voor de gezondheidsindex zou de volgende overschrijding van de spilindex (momenteel 116,15) niet plaatsvinden voor eind 2005.; de wedden, toelagen, vergoedingen en premies kunnen bijgevolg worden geraamd aan de huidige vereffeningcoëfficiënt 1,3459; voor de meest actuele informatie hierover kan u terecht op de site van het Federaal Planbureau (http ://www.plan.be). - Inzake wedden en niet-prestatiegebonden toelagen, vergoedingen en premies, bevat de begroting 'dienstjaar N' de nodige begrotingskredieten voor de volgende maanden, teneinde te voldoen aan de verplichtingen/uitgaven in de loop van het dienstjaar 'dienstjaar N' : > december 'dienstjaar N-1' tot en met november 'dienstjaar N' voor wat betreft : - de gewezen personeelsleden van de federale politie; - de gewezen gemeentelijke personeelsleden die niet het statuut hadden van personeelslid van het operationeel korps van de gemeentepolitie op 31 maart 2001; - alle nieuwe, sinds 1 april 2001, aangeworven personeelsleden (zij hebben immers het recht van voorafbetaling niet verworven vóór 1 april 2001); > bij overgangsregeling, januari 'dienstjaar N' tot en met december 'dienstjaar N' voor wat betreft de gewezen leden van het operationeel korps van de gemeentepolitie die het recht op voorafbetaling verworven hadden vóór 1 april 2001.
Dit in uitvoering van artikel XII.XI.59. van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (RPPol) (1).
Op termijn zullen alle personeelsleden van de geïntegreerde politie, in uitvoering van artikel XI.II.13.§1. RPPol, betaald worden na vervallen termijn en volgens hetzelfde tijdschema als de ambtenaren van de federale Ministeries.
De kredieten voor de wedden december 'dienstjaar N-1' en de niet-prestatie-gebonden toelagen, vergoedingen en premies december 'dienstjaar N-1' dienen niet te worden begroot binnen de vorige dienstjaren, zij mogen worden begroot binnen het eigenlijk financieel dienstjaar 'dienstjaar N'. - Inzake de prestatiegebonden toelagen, vergoedingen en premies (die NIET maandelijks samen met de wedde worden uitbetaald) bevat de begroting 'dienstjaar N' de nodige begrotingskredieten voor de laatste referentieperiode 'dienstjaar N-1' tot en met de voorlaatste referentieperiode 'dienstjaar N'.
In uitvoering van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (RPPol) situeert de verplichting tot uitbetaling van prestatiegebonden toelagen, vergoedingen en premies zich in de tweede maand volgend op de referentieperiode waarin de prestaties werden verricht.
De prestatiegebonden toelagen, vergoedingen en premies met betrekking tot prestaties verricht in de laatste referentieperiode 'dienstjaar N-1' dienen niet te worden begroot binnen de vorige dienstjaren, zij mogen worden begroot binnen het eigenlijk financieel dienstjaar 'dienstjaar N'. - De personeelsuitgaven met betrekking tot het burgerpersoneel werkzaam in het kader van de samenlevings- en veiligheidscontracten (Svcontract) worden niet gebudgetteerd in de politiebegroting maar in de desbetreffende gemeentebegroting. De specifieke toelage 'dienstjaar N', waarmede de overheid haar engagement tegenover de gemeenten met een Svcontract nakomt, wordt toegekend aan de gemeente en niet aan de zone.
Niets belet echter dat dit burgerpersoneel kan werken ten behoeve van de zone. In dit geval kan dit verrekend worden in de intrazonale verdeling. - De personeelsuitgaven met betrekking tot het burgerpersoneel dat belast wordt met taken die niet behoren tot de politionele opdrachten (vb. Strafregister) mogen evenmin in de politiebegroting worden gebudgetteerd. - De "Mededelingen van R.S.Z.P.P.O. betreffende de politiehervorming", waarin de onderwerping van de verschillende bezoldigingselementen aan socialezekerheids- en pensioenbijdragen wordt behandeld; deze mededelingen kunnen worden geraadpleegd op de site van R.S.Z.P.P.O. (http ://www.rszppo.fgov.be).
De percentages socialezekerheids- en pensioenbijdragen die van toepassing zijn in 'dienstjaar N' op respectievelijk de vastbenoemden, de contractuelen en de Gesco's : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Bijlage 8 2.1.2.2. Berekeningsmodule personeelskosten Om de politiezones te helpen bij het realistisch ramen van de personeelsuitgaven wordt een berekeningsmodule in Excel ter beschikking gesteld. Er zijn meerdere tabbladen voorzien.
De gegevens nodig om de berekeningsmodule in te vullen worden door SSGPI/CDVU aangeleverd aan de bijzondere rekenplichtigen. Om technische redenen is het niet mogelijk deze gegevens automatisch in te lezen en dienen ze handmatig te worden ingevoerd.
De berekeningsmodule met aangepaste parameters kan gedownload worden van de website van de Directie van de Relaties met de Lokale Politie (www.infozone.be).
In de invulbladen zijn een aantal voorbeeldlijnen ingevuld. Deze voorbeeldlijnen dienen uiteraard overschreven of verwijderd te worden.
De gebruiker kan gewoon door de 2e lijn (helemaal bovenaan) te kopiëren steeds bijkomende lijnen voorzien. Het programma is dermate opgebouwd dat deze bijkomende lijnen eveneens correct getotaliseerd worden. Wel moeten de lijnen aaneensluitend zijn.
Enkel de velden met "gele" achtergrond zijn invulcellen. De vereiste gegevens of afkortingen kunnen afgeleid worden uit de voorbeelden of uit de titellijnen (wel dient men aandacht te hebben voor de correcte schrijfwijze, in de algemene instellingen van Excel kan de automatische inschrijving aangevinkt zijn, dit kan voor gevolg hebben dat men een verkeerde schrijfwijze opgedrongen krijgt).
Opmerkingen en beperkingen : - Het programma berekent elk personeelslid binnen één en dezelfde loonschaal, het houdt wel rekening met de evolutie van de geldelijke anciënniteit maar het berekent niet de kostprijs van eventuele baremische bevorderingen of van de bevorderingen in graad. - Indien een personeelslid kan genieten van een bijzondere weddenvrijwaring dient men het personeelslid te vatten met de voor hem hoogst mogelijke wedde (het programma maakt geen onderscheid tussen oude en nieuwe wedde om dan een vrijwaringclausule te berekenen). - Niet alle mogelijke toelagen en vergoedingen werden voorzien (enkel de in de lokale politie meest gebruikelijke) - men kan echter duidelijk nagaan welke wel en welke niet worden weerhouden. - Voor de ontbrekende toelagen en vergoedingen zal men een afzonderlijke inschatting dienen te maken. - De economische codes vermeld in de berekeningsmodule personeelskosten zijn louter informatief. Ze zijn nog niet vastgelegd in een Ministerieel besluit en bijgevolg nog niet van toepassing in dienstjaar N. De berekeningsmodule personeelskosten voorziet in de mogelijk-heid van een hergroepering van de verschillende detaillijnen volgens de thans nog steeds geldende economische codes. Vakantiegeld en Copernicuspremie vormen voortaan echter wel één en dezelfde economische code (112-01 of 112-02 voor Gesco).
Bijlage 9 2.1.2.3. Mogelijke subfuncties inzake personeelsuitgaven Conform de ter beschikking gestelde berekeningmodule zijn de subfuncties 33001 tot en met 33069 voorbehouden voor de budgettering van de personeelsuitgaven van het operationeel kader. De marge laat toe om in afwachting van een volwaardige analytische boekhouding een eventuele analytische uitsplitsing te maken volgens de behoeften van de zone.
De subfuncties 33070 tot en met 33097 worden voorbehouden voor het administratief en logistiek personeel (CALOG).
De personeelsuitgaven in verband met de Gesco's die naar de politiezones werden overgeheveld dienen in de politiebegroting te worden gebudgetteerd, evenals de eraan verbonden premie. De premie van de hogere overheden voor de Gesco's dient te worden gebudgetteerd onder artikel 330/465-05.
De subfunctie 33098 wordt voorbehouden voor de budgettering van de toelage aan de secretaris van de politiezone. De toelage aan de secretaris is facultatief en kan conform artikel 32bis van de WGP worden vast gesteld door de raad binnen de voorwaarden van het koninklijk besluit van 29 november 2001 tot vaststelling van de toelage van de bijzondere rekenplichtige van de politiezone (Belgisch Staatsblad 12 december 2001). De toelage is alleen onderworpen aan de socialezekerheidsbijdragen, dus niet aan een pensioenbijdrage.
De subfunctie 33099 wordt voorbehouden voor de budgettering van de verplichte toelage aan de bijzondere rekenplichtige. Het betreft hier het geval waarbij een gemeenteontvanger, een ontvanger van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn (OCMW) of een personeelslid van een gemeente of OCMW, conform artikel 30 van de WGP, optreedt als bijzondere rekenplichtige. Indien een gewestelijke ontvanger optreedt als bijzondere rekenplichtige, zie punt 2.3. van huidige omzendbrief De toelage wordt conform artikel 32 van de WGP vastgesteld door de raad binnen de voorwaarden van het koninklijk besluit van 29 november 2001 tot vaststelling van de toelage van de bijzondere rekenplichtige van de politiezone (Belgisch Staatsblad 12 december 2001). De toelage is alleen onderworpen aan de socialezekerheidsbijdragen, dus niet aan een pensioenbijdrage.
Bijlage 10 2.1.2.4. De economische codes inzake personeelsuitgaven De economische codes inzake de personeelsuitgaven zijn eenduidig vastgelegd. Het resultaat, meegedeeld in omzendbrief PLP28, blijft onverkort van toepassing, mits de aanpassing dat vakantiegeld en Copernicuspremie op EEN en dezelfde economische code (112-01 of 112-02 voor Gesco) dienen te worden geboekt. Inzake de terugbetaling van de loonkosten (d.i. wedden, toelagen, werkgeversbijdragen e.a.) van het bij de politiezone gedetacheerd personeel is de economische code 122-06 van toepassing. Met betrekking tot de tegen betaling gedetacheerde federale politie-ambtenaren bij de politiezones werd eind 2003 een federaal organiek begrotings-fonds opgericht voor de verrichtingen voortvloeiend uit de betaling door de federale politie en hun terugbetaling door de betreffende politiezones.
Bijlage 11 2.2. DE GEWONE UITGAVEN - WERKINGSKOSTEN (71) 2.2.3. Huur federale gebouwen Dit wordt geregeld in het koninklijk besluit van 9 november 2003 (Belgisch Staatsblad 29 december 2003) tot regeling van de voorwaarden en modaliteiten van de eigendomsoverdracht van administratieve en logistieke gebouwen van de Staat naar de gemeenten of meergemeentenpolitiezones. voorziet o.a. in volgende bepalingen inzake mogelijke huur van federale gebouwen.
De marktconforme huurprijs wordt bepaald door de Federale Overheidsdienst Financiën. De gemeente of meergemeentenpolitiezone neemt hiertoe vooraf contact op met de Federale Overheidsdienst Financiën en verzaakt aan de huur indien zij met de Federale Overheidsdienst Financiën omtrent de huurprijs geen akkoord bereikt.
De huur dient te worden geraamd onder de economische code 126-01.
Bijlage 12 2.3. DE GEWONE UITGAVEN - OVERDRACHTEN (72) Indien de functie van bijzondere rekenplichtige wordt waargenomen door een gewestelijke ontvanger dient de tussenkomst in zijn wedde en werkingsuitgaven te worden voorzien onder de economische code 415-01.
Bij de budgettering van de betreffende tussenkomst dient rekening te worden gehouden met volgende waardering van de taak van gewestelijke ontvanger in een politiezone : - de politiezone wordt in aanmerking genomen voor 1/10 punt per inwoner; - met een minimum evenwel van 3000 punten en een maximum van 13.000 punten.
Het is mogelijk dat naast een bijdrage in de personeelskost ook een bijdrage in de kantoor- en reiskosten van de gewestelijke ontvanger wordt aangerekend.
Andere gebudgetteerde toelagen dienen te worden gemotiveerd.
Bijlage 13 2.4. DE GEWONE UITGAVEN - SCHULD (7X) 2.4.1. Intrest- en aflossingslasten De intrest- en aflossingslasten, zowel van de opgenomen als van de op te nemen leningen, worden globaal voorzien op de functie 330.
De intresten en aflossingen 'dienstjaar N' met betrekking tot overgedragen leningen dienen realistisch te worden gebudgetteerd op basis van lijsten die door de betreffende financiële instellingen ter beschikking worden gesteld. Betreffende lijsten worden als bijlage bij de politiebegroting gevoegd.
De rentevoeten van de nieuw op te nemen leningen worden realistisch geraamd in functie van de geldende marktvoorwaarden. Voor de nieuwe leningen voorziet men in de begroting 'dienstjaar N' een intrestlast van zes maanden. Een kapitaalsaflossing wordt al dan niet voorzien in functie van het type van financiering dat wordt gepland, waarbij steeds de meest gunstige financiering dient te worden beoogd.
Het verdient aanbeveling via samenwerkingsverbanden (met gemeente(n), met andere politiezones...) gezamenlijk te onderhandelen over leningsvoorwaarden met het oog op het bedingen van betere voorwaarden.
De tabel betreffende de evolutie van de schuld van de politiezone, aangevuld met de nieuw op te nemen leningen, dient eveneens te worden bijgevoegd.
Bijlage 14 2.4.2. Correctiemechanisme inzake overdracht federale gebouwen naar de politiezones In uitvoering van artikel 248quater van de WGP dienen de administratieve en logistieke gebouwen en hun terreinen die op 1 januari 2001 noodzakelijk waren voor de huisvesting van de federale ambtenaren, die naar de lokale politie werden overgeheveld, overgedragen te worden naar de politiezones.
De overgedragen gebouwen en hun gronden dienen bijgevolg per 1 januari 2003 te worden opgenomen op de balans van de politiezone.
De overdracht van de gebouwen en hun terreinen vereist geen budgettaire inschrijving in de politiebegroting. De eigendomsoverdracht dient enkel te worden geboekt op niveau van de algemene boekhouding. Hierbij vormt de algemene rekening 10.000 "Beginkapitaal" de tegenpost.
Conform het koninklijk besluit van 9 november 2003 (Belgisch Staatsblad 29 december 2003) kunnen de betrokken gemeenten en meergemeentepolitiezones afstand doen van de over te dragen gebouwen en hun terreinen binnen een termijn van 30 kalenderdagen ingaande op de datum van publicatie van het koninklijk besluit tot regeling van de eigendomsoverdracht.
De constructiewaarde, de terreinen NIET inbegrepen, van de aan de politiezones over te dragen gebouwen, gedeelte of percentage van een gebouw werden geschat op basis van de gangbare evaluatiemethode en de gemiddelde bouwkostprijzen zoals gebruikt door de Commissie voor de Inventaris van het Patrimonium van de Staat. Voor de waardering van de terreinen is het aan het college om de waarderingsregels vast te leggen.
Met het oog op een gelijke behandeling van de politiezones wordt bij de overdracht van de administratieve en logistieke gebouwen en terreinen van de Staat naar de politiezones een correctiemechanisme toegepast.
Elke politiezone heeft recht op een theoretische waarde Y aan onroerende goederen (terreinen niet inbegrepen) die als volgt wordt berekend : Y = a x b x c waarbij a = het aantal aan de politiezone overgedragen leden van het operationeel kader van de federale politie in uitvoering van de WGP b = een oppervlakte van 25 m2 per overgedragen operationele federale ambtenaar c = euro 1.338,63 per m2 De federaal geschatte waarde X wordt vergeleken met de theoretische waarde Y - Indien X < Y dan betaalt het Fonds dat het correctiemechanisme beheert, jaarlijks, gedurende 20 jaar, aan de politiezone een bedrag C = X - Y/20 De absolute waarde van het verschil tussen X en Y is een vordering op lange termijn, die enkel wordt opgenomen in de algemene boekhouding op de algemene rekening 27541 "Leningen aan de hogere overheden" met als tegenpost de algemene rekening 10.000 " Beginkapitaal ".
De absolute waarde van het jaarlijks initieel (niet geïndexeerd) bedrag (= bedrag C) wordt in de politiebegroting gebudgetteerd op het ontvangstartikel 33001/891-01 - "Periodieke aflossing van leningen door hogere overheden".
Het deel dat dit initieel bedrag overstijgt ingevolge indexering moet worden beschouwd als een financiële opbrengst en wordt begroot op het ontvangstartikel 33001/261-03 "Intresten op toegestane leningen op meer dan één jaar". - Indien X > Y dan betaalt de politiezone jaarlijks, gedurende 20 jaar, aan het Fonds dat het correctiemechanisme beheert een bedrag C = X - Y/20 Het verschil tussen X en Y is een schuld op lange termijn, die enkel wordt opgenomen in de algemene boekhouding op de algemene rekening 17101 "Leningen ten laste van de politiezone" met als tegenpost de algemene rekening 10.000 "Beginkapitaal".
Het jaarlijks initieel (niet geïndexeerd) bedrag (= bedrag C) wordt in de politiebegroting gebudgetteerd op het uitgavenartikel 33001/911-01 - "Periodieke aflossing van leningen ten laste van de politiezone".
Het deel dat dit initieel bedrag overstijgt ingevolge indexering moet worden beschouwd als een financiële kost en wordt begroot op het uitgavenartikel 33001/211-01 "Financiële kosten van leningen ten laste van de politiezone". - Ingeval van afstand van de eigendomsoverdracht door de politiezone Ingeval van afstand van de eigendomsoverdracht betaalt het op te richten Fonds dat het correctiemechanisme beheert jaarlijks gedurende 20 jaar aan de politiezone een bedrag C = Y/20.
Het bedrag Y is een vordering op lange termijn, die wordt opgenomen op de algemene rekening 27541 " Leningen aan de hogere overheden " met als tegenpost de algemene rekening 10.000 " Beginkapitaal ".
Het jaarlijks initieel (niet geïndexeerd) bedrag (= bedrag C) wordt in de politiebegroting gebudgetteerd op het ontvangstartikel 33001/891-01 - "Periodieke aflossing van leningen door hogere overheden". Het deel dat dit initieel bedrag overstijgt ingevolge indexering moet worden beschouwd als een financiële opbrengst en wordt begroot op het ontvangstartikel 33001/261-03 "Intresten op toegestane leningen op meer dan één jaar".
De ramingen voor de waarden a, X, Y en C kan u terugvinden in de bijlage 2 van het koninklijk besluit van 9 november 2003.
Ingeval van een overdracht aan de politiezone van (een) door de Regie der Gebouwen afgesloten huurovereenkomst(en), zoals bepaald in het koninklijk besluit van 7 september 2003 tot vaststelling van de lijst van huurovereenkomsten betreffende de administratieve en logistieke gebouwen en hun terreinen afgesloten door de Regie der Gebouwen en die aan de gemeenten of meergemeentenpolitiezone worden overgedragen (Belgisch Staatsblad 29 december 2003), wordt, conform artikel 2 van het koninklijk besluit van 9 november 2003, het bedrag C = X - Y/20 vanaf 2004 vermeerderd met het bedrag vermeld in de kolom jaarlijkse huurvergoeding van de bijlage 2 bij het koninklijk besluit van 9 november 2003.
De voormelde vermeerdering van C betreft een bijkomende uitgave voor de betreffende politiezone en wordt bij voorkeur geboekt op het uitgavenartikel 33001/301-02 "Terugbetaling van onwaarden op geïnde vastgestelde rechten van de gewone dienst". De boeking vormt een tegenboeking van de verleende federale toelage inzake federaal overgedragen huurovereen-komsten aan sommige zones zoals verder vermeld onder punt 2.8.2.7. De correctie is gebaseerd op een gelijke behandeling van alle politiezones.
Het koninklijk besluit van 9 november 2003 voorziet dat het bedrag C, exclusief de eventuele voormelde vermeerdering, vanaf 2004 jaarlijks wordt aangepast in functie van het vooropgestelde inflatiepercentage zoals dit wordt bepaald in de omzendbrief van de Minister van Begroting met betrekking tot de voorafbeelding van de jaarlijkse rijksmiddelenbegroting.
Bijlage 15 2.5. DE GEWONE UITGAVEN - VORIGE DIENSTJAREN (76) Indien bijkredieten dienen te worden voorzien met betrekking tot de dienstjaren 2001 en vroeger, dient steeds het onderscheid te worden gemaakt tussen enerzijds personeelsuitgaven en anderzijds werkings- of investeringsuitgaven.
Ingeval van personeelsuitgaven voor ex-federaal of ex-gemeentepersoneel met betrekking tot 2001 en vroeger legt R.S.Z.P.P.O. de aangifte verplichtend bij de voormalige werkgever, d.i. desgevallend de gemeente of de federale politie. Bijgevolg mogen de betreffende personeels-uitgaven NIET worden opgenomen in de politiebegroting.
Met betrekking tot de statutaire meerkost van de gemeentepolitie gedurende het jaar 2001 werden de nodige federale toelagen uitbetaald aan de gemeenten, dit in uitvoering van het koninklijk besluit van 29 april 2001 (gewijzigd bij koninklijk besluit van 22 mei 2001), het koninklijk besluit van 30 november 2001 en het koninklijk besluit van 15 januari 2003.
Daarentegen, ingeval van achterstallen 2001 m.b.t. de bezoldiging van de korpschef, de eventuele zitpenningen raadsleden en de vergoeding aan de bijzondere rekenplichtige mogen de nodige kredieten worden opgenomen in de politiebegroting, gelet op het feit dat in deze gevallen de politiezone als werkgever dient te worden beschouwd. De CDVU en het SSGPI zullen overigens, op vraag van de politiezone, instaan voor de berekening en de aangiften van deze uitgaven.
Bijlage 16 2.6. De gewone uitgaven - overboekingen (78) Artikel 8 van het ARPC bepaalt ondermeer dat wanneer de begrotingsmiddelen op de gewone dienst toereikend zijn, de raad op de gewone politiebegroting kredieten kan uittrekken om die middelen te bestemmen voor het dekken van buitengewone uitgaven.
Een overboeking van middelen van de gewone naar de buitengewone dienst is gebruikelijk voor de financiering van buitengewone uitgaven van geringe waarde. Een andere mogelijke financiering van buitengewone uitgaven van geringe waarde is uiteraard een rechtstreekse tussenkomst door de gemeente(n) in de buitengewone dienst van de politiebegroting via een buitengewone gemeentelijke toelage. Zie punt 3.2. van huidige omzendbrief.
De eventuele voorziene overboekingen van de gewone naar de buitengewone dienst dienen voor het einde van het dienstjaar te worden geboekt in functie van de werkelijke vastgelegde uitgaven buitengewone dienst waarvoor conform de politiebegroting voorzien werd in een financiering via overboekingen. Immers met betrekking tot de overboekingen van de gewone naar de buitengewone dienst is geen mogelijke overdracht van uitgavenkredieten naar een volgend dienstjaar mogelijk.
Indien de politiezone middelen van de gewone dienst wenst aan te wenden ter prefinanciering van buitengewone uitgaven, ondermeer in afwachting van het bekomen van een aangevraagde lening, dienen hiertoe (1) in de begroting de nodige kredieten inzake overboeking van de gewone naar de buitengewone dienst en inzake de terugboeking van de buitengewone naar de gewone dienst te worden ingeschreven en dienen (2) de nodige boekingen conform het ARPC in de politieboekhouding te worden geboekt op het ogenblik van de aanwending van de middelen van de gewone dienst. Bijlage 17 2.7. DE GEWONE ONTVANGSTEN - PRESTATIES (60) Artikel 90 van de WGP bepaalt dat de raad een reglement kan vaststellen betreffende de inning van een vergoeding voor opdrachten van bestuurlijke politie van de lokale politie en dat de Koning de voorwaarden en de nadere regels van deze inning regelt bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit. Dit besluit werd nog niet gepubliceerd.
Artikel 90 van de WGP herneemt dus de bepalingen van het door de WGP opgeheven artikel 223bis van de NGW (ingevoegd bij wet van 15 juli 1992). De gemeenteraadsbesluiten die voorafgaand aan 1 januari 2002 werden genomen op grond van artikel 223bis van de NGW kunnen verder uitgevoerd worden in de eengemeentezones.
De opbrengsten uit diensten verleend door de politiezone ten voordele van "ondernemingen en gezinnen" dienen te worden geboekt onder de economische code 161-01, ingeval van eventuele opbrengsten uit diensten ten voordele van "overheidssectoren" is de economische code 162-01 aangewezen.
Een verhuring door de politiezone van een onroerend goed dat door de politiezone niet wordt gebruikt (bijvoorbeeld een aan de politiezone federaal of gemeentelijk overgedragen gebouw) dient in de politieboekhouding te worden geboekt onder de economische code 163-01 ingeval van een verhuring aan "bedrijven of gezinnen" of onder de economische code 164-01 ingeval van een verhuring aan de "overheidssector". Ik verzoek u ingeval van verhuring een marktconforme huurprijs te bedingen waarbij minimaal de boekhoudkundige lasten voor de politiezone worden aangerekend.
Conform artikel 33 van de WGP, waarbij artikel 232 van de NGW van toepassing wordt verklaard op de politiezone, bepaalt de raad de voorwaarden van de huur.
Bijlage 18 2.8.2.3. Federale Sociale Toelage I 2006 - 330/465-02 De berekeningswijze is identiek aan deze vermeld in het koninklijk besluit van 6 januari 2003 houdende de toekenning aan de gemeente of aan de meergemeentepolitiezone van een federale sociale toelage voor het jaar 2003 (Belgisch Staatsblad. 21.01.2003). De toegekende bedragen en de modaliteiten zijn aangepast conform het principe dat het verdelingsmechanisme KUL-norm/weddecoëfficiënt jaarlijks progressief zal evolueren in het voordeel van de "KUL-norm-verdeelsleutel"
Bijlage 19 2.8.2.4. Federale Sociale Toelage II 2006 - 33001/465-02 Onder de Federale Sociale Toelage II dient te worden verstaan de federale tegemoetkoming inzake de meerkost met betrekking tot de patronale sociale zekerheidsbijdragen op de toelagen, premies en vergoedingen van de personeelsleden van de politiezones verschuldigd met toepassing van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, verder Mammoet genoemd.
Voor de wettelijke basis : zie (2) Raming : De raming van de Federale Sociale Toelage II dient gelijk te zijn aan de in de begroting 'dienstjaar N' langs uitgavenzijde geraamde patronale socialezekerheidsbijdragen op toelagen, premies en vergoedingen van de personeelsleden van de politiezone verschuldigd met toepassing van de Mammoet minus het jaarplafondbedrag zoals berekend en medegedeeld door R.S.Z.P.P.O. aan de politiezone, geïndexeerd naar 'dienstjaar N'.
Onder jaarplafondbedrag dient te worden verstaan het door de gemeente(-n) van de politiezone verschuldigde jaarbedrag 2000 inzake patronale socialezekerheidsbijdragen op de toelagen, premies en vergoedingen van het politiepersoneel van de gemeenten op basis van de aangiften voor het jaar 2000 ingediend door de gemeente(-n) van de politiezone vóór 1 april 2002. Het geïndexeerde jaarplafondbedrag blijft dus verschuldigd door de politiezone.
De berekeningsmodule inzake personeelskosten genereert automatisch een raming inzake de Federale Sociale Toelage II op basis van de geraamde personeelsuitgaven. Hiertoe dient nog wel via het tabblad "Para"(meters) het jaarplafond 2000, te worden ingebracht. De berekeningsmodule voorziet in een automatische indexatie.
Praktische modaliteiten : R.S.Z.P.P.O. berekent elk kwartaal de Federale Sociale Toelage II voor dat kwartaal op basis van de aangifte ingediend door de CDVU; de Federale Sociale Toelage II voor een bepaald kwartaal is gelijk aan de voor het betreffend kwartaal verschuldigde patronale socialezekerheidsbijdragen op de toelagen, premies en vergoedingen van de personeelsleden van de politiezone verschuldigd met toepassing van de Mammoet minus het geïndexeerde kwartaalplafondbedrag;
R.S.Z.P.P.O. brengt elke kwartaal de voor dat kwartaal berekende Federale Sociale Toelage II in mindering van het totaal bedrag dat de politiezone verschuldigd is inzake socialezekerheids-bijdragen; gelet op het beginsel van de volledigheid (of universaliteit) van de begroting, houdende dat ALLE ontvangsten en ALLE uitgaven in de begroting dienen te worden opgenomen, zoals reeds vermeld onder 2.8.2.3., boekt de politiezone op het ogenblik van de ontvangst van de kwartaalfactuur van R.S.Z.P.P.O. de Federale Sociale Toelage II voor dat kwartaal in ontvangst op het budgettair artikel 33001/465-02 - " Federale Sociale Toelage II " en in uitgave op de AR 45400 "Bijdragen aan de R.S.Z.P.P.O."; de Federale Sociale Toelage II wordt door de federale overheid rechtstreeks gestort aan de Sociale Zekerheid; de percentages inzake de patronale socialezekerheidsbijdragen bedragen, zoals vermeld in de tabel onder punt 2.1.2.1. van huidige omzendbrief, 15,46 % voor de vastbenoemden, 19,99 % voor de contractuelen en 5,72 % voor de Gesco's.
We vestigen nogmaals uw aandacht op het feit dat : - de eventuele zitpenningen aan de raadsleden, de vergoeding aan de bijzondere rekenplichtige en de eventuele vergoeding aan de secretaris van de politiezone niet verschuldigd zijn met toepassing van de Mammoet en bijgevolg NIET onder de toepassing vallen van de Federale Sociale Toelage II; - onder personeelsleden van de politiezone dient te worden verstaan alle operationele én Calog- personeelsleden van de politiezone, zonder onderscheid naar herkomst (ex-gemeente, ex-federaal of nieuwe indiensttredingen).
Bijlage 20 2.8.2.5. Federale Toelage 'dienstjaar N' aan Boventallige Politiezones - 33002/465-48 Aangezien dit stelsel onlosmakelijk verbonden is met het huidige financieringsstelsel stelsel van de boventallige personeelsleden van de lokale politie zal het met één jaar worden verlengd.
Het stelsel van de boventallige personeelsleden werd gecreëerd om de overgang van de federale personeelsleden naar de korpsen van lokale politie te begeleiden. De termijn die hiervoor werd vooropgesteld blijkt evenwel onvoldoende te zijn. De desbetreffende bepalingen zullen in die zin worden aangepast.
Onder voorbehoud van goedkeuring van het desbetreffende koninklijk besluit mogen de boventallige politiezones, waarvan de lijst werd bekend gemaakt in het Belgisch Staatsblad van 13 juli 2002, in de begroting 'dienstjaar N' nog een federale toelage ramen voor de eventuele nog aanwezige boventallige operationele personeelsleden.
Het bedrag van de eventuele maandelijkse federale toelage dient te worden geraamd conform de modaliteiten vermeld in het hoger aangehaalde koninklijk besluit van 31 januari 2003, samengevat : - 3.755,34 euro vermenigvuldigd met het op de eerste dag van de betrokken maand nog resterend aantal boventallige personeelsleden van het operationeel kader, zoals vastgesteld door SSGPI; - het bedrag van 3.755,34 euro wordt aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex; - de toelage voor het 'dienstjaar N' betreft de eventuele maanden december 'dienstjaar N-1' tot en met november 'dienstjaar N'.
Het bedrag van 3.755,34 euro vertegenwoordigt één twaalfde van de vastgestelde aanvaardbare (meer)kost van een ex-federaal operationeel personeelslid aan basisindex gezondheidsindex december 2001 (109,23), exclusief de sociale lasten welke vervat zitten in de federale sociale toelagen.
Bijlage 21 2.8.2.6. Federale Toelage Uitrusting Handhaving Openbare Orde - 33003/465-48 De raming inzake de Federale Toelage 'dienstjaar N' " Uitrusting handhaving openbare orde " is, in het kader van ongewijzigd beleid, gelijk aan de betreffende Federale Toelage 2003 zoals vermeld in bijlage I bij het koninklijk besluit van 26 maart 2003 (Belgisch Staatsblad 28 april 2003) vermeerderd met de voor 'dienstjaar N'/ 'dienstjaar N-1' federaal herziene stijgingscoëfficiënt gezondheids-index.
Bijlage 22 2.8.2.7. Federale Toelage inzake Federaal Overgedragen Huurovereenkomsten aan sommige politiezones Het koninklijk besluit van 9 november 2003 (Belgisch Staatsblad 29 december 2003) tot regeling van de voorwaarden en modaliteiten van de eigendomsoverdracht van administratieve en logistieke gebouwen van de Staat naar de gemeenten of meergemeentenpolitiezones en de bepaling van de correctiemechanismen voorziet eveneens in de regeling van de principes inzake de ten laste neming door de betreffende gemeenten of meergemeentenpolitiezones van de kosten van de huur.
Het voormelde koninklijk besluit voorziet dat de politiezones vanaf 1 januari 2004 in de rechten, plichten en lasten zouden treden van de Regie der Gebouwen die voortvloeien uit de huurovereenkomsten die de Regie heeft afgesloten in de mate dat ze gebouwen of gedeelten van gebouwen betreffen die federale ambtenaren huisvesten die overgeheveld werden naar de politiezones.
De betalingsmiddelen voor de verhuringen zullen worden voorzien op het budget van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken. Het bedrag dat correspondeert met de huur-overeenkomst(en) die aan een bepaalde politiezone wordt (worden) overgedragen, zal worden toegevoegd aan de dotatie van de betrokken zones en dit gedurende 20 jaar vanaf 2004, dus ook nadat de zone het contract eventueel zou opgezegd hebben. Op die wijze wordt ook de huisvesting van de overgedragen ambtenaren waarop deze huurovereenkomsten betrekking hebben verzekerd.
Onder voorbehoud van bevestiging bij koninklijk besluit, kan bij de raming van het bedrag voor het jaar 2006 uitgegaan worden van het bedrag dat werd geraamd onder de economische code 301-02, conform de onderrichtingen onder hogervermeld punt 2.4.2. "Correctiemechanisme inzake overdracht federale gebouwen naar politiezones".
Overgedragen huurovereenkomsten dienen te worden gebudgetteerd onder de economische code 465-01.
Bijlage 23 2.8.3. De gemeentelijke dotatie(s) Krachtens artikel 34 van de WGP waarbij onder meer artikel 252 van de nieuwe gemeentewet van toepassing wordt verklaard op het budgettair en financieel beheer van de lokale politie, mag de begroting in geen enkel geval een deficitair saldo, noch een fictief evenwicht of een fictief batig saldo vertonen op de gewone dienst.
Het evenwicht in de gewone dienst komt tot stand door een dotatie van de gemeente(n) aan de politiebegroting die gelijk is aan het verschil tussen de gewone uitgaven en gewone ontvangsten van de politiebegroting, de gemeentelijke dotatie vormt bijgevolg het sluitstuk van de politiebegroting.
Conform artikel 208 van de WGP, houdende wijziging van artikel 255 van de NGW, is de gemeenteraad verplicht om elk jaar de kosten op de gemeentebegroting te brengen die ten laste worden gelegd van de gemeente door of krachtens de WGP met inbegrip van, in de meergemeentenzone, de dotatie van de gemeente aan de politiezone.
De geraamde gemeentelijke dotatie - gewone dienst - wordt in de politiebegroting gebudgetteerd onder artikel 330/485-48.
In de meergemeentenzone wordt aanbevolen om per gemeente die deel uitmaakt van de zone een afzonderlijk begrotingsartikel 330XX/485-48 te voorzien.
Overeenkomstig artikel 40, vijfde lid, van de WGP dient de bijdrage door de gemeenten van een meergemeentenzone op zijn minst in twaalfden te worden uitbetaald.
Ik wens te benadrukken dat het koninklijk besluit in eerste instantie aan de gemeenten van een meer-gemeentenpolitiezone de gelegenheid biedt om in onderling overleg en onderling akkoord het percentage van het aandeel van elke gemeente in de globale gemeentelijke dotatie te bepalen.
Pas in tweede instantie, namelijk in het geval dat de gemeenten van een meergemeenten-politiezone niet tot een akkoord komen, wordt opgelegd om het percentage in functie van de volgende factoren te bepalen : 1° de politionele norm bepaald overeenkomstig de bijlage bij het koninklijk besluit van 16 november 2001;2° het gemiddeld belastbaar inkomen per inwoner van de gemeente, van 1999;3° het gemiddeld kadastraal inkomen in de schoot van de gemeente, van 1999. Waarbij de voormelde factoren worden gepondereerd als volgt : 6, 2, 2.
Ik verzoek de lokale beleidsverantwoordelijken om over de politiebegroting en de eruit voortvloeiende gemeentelijke dotatie(s) grondig en in een goede verstandhouding te overleggen.
Het spreekt vanzelf dat er steeds een overeenstemming dient te zijn tussen de gemeentelijke dotatie zoals respectievelijk opgenomen in de politiebegroting, de gemeenteraadsbeslissing in uitvoering van artikel 40 van de WGP en de gemeentebegroting. Mag ik de Gouverneurs verzoeken hierover te waken.
Bijlage 24 3.1. BUITENGEWONE UITGAVEN Wat de minimale begrotingsnormen betreft, verzoek ik u om in de buitengewone uitgavenbegroting 'dienstjaar N' minimaal de begrotingskredieten in te schrijven die noodzakelijk zijn voor een goede werking van de politiezone. 3.2. BUITENGEWONE ONTVANGSTEN Een eventuele gemeentelijke toelage - buitengewone dienst - dient in de politiebegroting te worden gebudgetteerd onder artikel 330/685-51.
In de meergemeentenzone wordt aanbevolen om per gemeente die er deel van uitmaakt een afzonderlijk begrotingsartikel 330XX/685-51 te voorzien.
In verband met de eventuele verkoop door de lokale politiekorpsen van gebouwen van de territoriale brigades van de federale politie, welke in volle eigendom worden overgedragen naar het lokale politiekorps, dient te worden opgemerkt dat de opbrengst uit deze verkopen dient te worden aangewend ter financiering van de investeringen van het lokale politiekorps.
De aandacht wordt gevestigd op het feit dat de schatting van de goederen, welke aan de zones zullen worden medegedeeld, alleen de gebouwen dus niet de gronden omvat.
De gratis overgedragen gebouwen vertegenwoordigen bijgevolg een hogere waarde dan de opgegeven schatting. _______ Nota's (1) Dit in uitvoering van artikel XII.XI.59. van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (RPPol) dat bepaalt : "In afwijking van artikel XI.II.13., § 1., en ongeacht of men gebruik maakt van de keuzemogelijkheid voor het behoud van zijn oorspronkelijk statuut, behoudt het actueel personeelslid van het operationeel kader dat het statuut had van personeelslid van het operationeel korps van een korps van de gemeentepolitie daags vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit, het recht op voorafgaande betaling van zijn wedde indien dit op hem van toepassing was vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit. Hetzelfde geldt voor toelagen en eender welk ander, samen met de wedde betaald, onderdeel van de bezoldiging. De betaling van kinderbijslag wordt echter niet bedoeld door dit artikel." (2) - de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid bepaalt onder artikel 15 : "Inzake de socialezekerheidsbijdragen op de vergoedingen, premies en toelagen van de personeelsleden, is de last die door de gemeenten en de meergemeentepolitiezones gedragen wordt, beperkt tot de socialezekerheidsbijdragen op de vergoedingen, premies en toelagen die door de gemeenten voor het politiepersoneel gedragen werden voor het jaar 2000."; - in uitvoering van artikel 15 en artikel 16 van voormelde wet werd het koninklijk besluit van 14 mei 2002 getroffen tot regeling van de meerkost die betrekking heeft op het gedeelte van de socialezekerheidsbijdragen op de toelagen, premies en vergoedingen van de personeelsleden van de politiezones.