gepubliceerd op 25 april 1998
Koninklijk besluit tot vaststelling van bijzondere bepalingen die de toelating en de benoeming tot sommige graden van de dienst "Verkeersleiding" van de Regie der Luchtwegen regelen
27 MAART 1998. Koninklijk besluit tot vaststelling van bijzondere bepalingen die de toelating en de benoeming tot sommige graden van de dienst "Verkeersleiding" van de Regie der Luchtwegen regelen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11, § 1, vervangen door de wet van 22 juli 1993;
Gelet op het koninklijk besluit van 15 maart 1954 tot regeling der luchtvaart;
Gelet op het statuut van de Regie der Luchtwegen gevoegd bij het koninklijk besluit van 5 oktober 1970 houdende omwerking van het statuut van de Regie der Luchtwegen en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 maart 1981, het koninklijk besluit nr. 240 van 31 december 1983 en het koninklijk besluit nr. 425 van 1 augustus 1986;
Gelet op het koninklijk besluit van 29 november 1991 houdende vaststelling van het statuut van de ambtenaren van de Regie der Luchtwegen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 juli 1994, 9 maart 1995 en 5 mei 1997;
Gelet op het koninklijk besluit van 27 maart 1998 tot vaststelling van bijzondere bepalingen die bij de Regie der Luchtwegen de toelating en de benoeming tot sommige graden regelen;
Gelet op het protocol van 15 januari 1998 waarin de conclusies van de onderhandeling gevoerd in sectorcomité VI : Verkeerswezen, zijn vermeld;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 2 februari 1998;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 2 februari 1998;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat dit besluit maatregelen bevat, die overeenkomstig de afgesloten akkoorden over de resultaten van de sectoriële onderhandelingen R.L.W. voor 1996, moeten ingaan op 1 januari 1997 en derhalve onverwijld de nodige reglementaire bepalingen dienen getroffen te worden;
Op de voordracht van Onze Minister van Vervoer, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.§ 1. Voor zover er in dit besluit niet uitdrukkelijk wordt van afgeweken geschieden de toelating en de benoeming tot de graden van de Regie der Luchtwegen overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 29 november 1991 tot vaststelling van het statuut van de ambtenaren van de Regie der Luchtwegen, hierna het "Personeelsstatuut" genoemd. § 2. Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder "Minister" : de Minister tot wiens bevoegdheid de burgerlijke luchtvaart behoort.
Art. 2.In bijlage I, gevoegd bij het personeelsstatuut, worden onder de rubriek "Alfabetische rangschikking van de Franse benamingen - A. Administratief Personeel" en onder de rubriek "Alfabetische rangschikking van de Nederlandse benamingen - A. Administratief Personeel" met ingang van 1 januari 1997 volgende wijzigingen aangebracht : 1° de vermeldingen van de volgende graden worden per rang ingevoegd : rang 24 Eerste verkeersleider 1ste klasse rang 10 Eerstaanwezend verkeersleider rang 11 Chef verkeersleider rang 12 Expert A.I.S. 2° de vermeldingen van de volgende graden worden geschrapt: rang 25 Eerstaanwezend verkeersleider Chef verkeersleider.
Art. 3.§ 1. Artikel 6 van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 tot vaststelling van bijzondere bepalingen die bij de Regie der Luchtwegen de toelating en de benoeming tot sommige graden regelen wordt opgeheven. § 2. In artikel 11 van hetzelfde besluit wordt onder de vermelding "rang 12" de graad van expert ATS geschrapt. HOOFDSTUK II. - Bijzondere organieke bepalingen
Art. 4.§ 1. De benoeming in vast verband tot eerstaanwezend verkeersleider is voorbehouden aan de aspirant-verkeersleiders die minimum vier en maximum zeven jaar geaffecteerd zijn in de dienst "verkeersleiding", houder zijn van de met alle functies van verkeersleider overeenstemmende vergunningen en geslaagd zijn voor een administratieve en maturiteitsproef. § 2. Voormelde vergunningen worden uitgereikt door de Minister die met het Bestuur van de Luchtvaart belast is of door zijn gemachtigde aan de aspirantverkeersleiders die met vrucht de vormingscursussen en opleidingsstages hebben gevolgd, die worden georganiseerd door de Regie der Luchtwegen, op basis van de door de International Civil Aviation Organisation uitgevaardigde Internationale Normen en aanbevolen Praktijken. § 3. Van bij de indiensttreding tot aan de benoeming tot de graad van eerstaanwezend verkeersleider hebben de aspirant-verkeersleiders de hoedanigheid van kandidaat-ambtenaar. Naargelang van de behaalde vergunning kunnen zij tijdens deze periode belast worden met de functies verbonden aan de graden van verkeersleider 3e klasse, of verkeersleider lste klasse of eerstaanwezend verkeersleider. § 4. De kandidaat-ambtenaren, die in de loop van de in eerste paragraaf vermelde periode zich niet aanbieden of niet slagen voor de voorziene examens of niet voldoen aan de vereisten inzake opleidingsstages, worden afgedankt: - hetzij, wat de gegadigden betreft die definitief mislukken voor de proeven die toegang verlenen tot de hoedanigheid van verkeersleider 3e klasse, mits inachtneming van de bepalingen van hoofdstuk II van titel I van de wet van 20 juli 1991 houdende sociale en diverse bepalingen, - hetzij, wat de gegadigden betreft die definitief mislukken voor de proeven die toegang verlenen tot de hoedanigheid van verkeersleider lste klasse of eerstaanwezend verkeersleider, mits inachtneming van de bepalingen van artikel 28 van het personeelsstatuut.
De Minister kan met een met redenen omklede beslissing afwijken van de voornoemde periode van 7 jaar. In ieder geval zal hij ervan afwijken indien de kandidaat niet in de mogelijkheid was de periode van opleiding te respecteren te wijten aan de organisatie van de opleiding. § 5. Behoudens een ongunstig verslag over hun wijze van dienen worden, in afwijking van wat in de vorige paragraaf is bepaald, de kandidaat-ambtenaren die de vergunning "TWR-IFR" niet behalen maar voldoen aan de voorwaarden om in vast verband benoemd te worden, binnen de perken van de personeelsformatie en in anciënniteitsvolgorde zoals bepaald in titel X van het personeelsstatuut benoemd tot de graad van verkeersleider 3de klasse Onder dezelfde voorwaarden zullen de kandidaat-ambtenaren, die respectievelijk de vergunning "radar" niet behalen of niet slagen voor de administratieve en maturiteitsproef, benoemd worden tot de graad van verkeersleider lste klasse. § 6. De bij toepassing van de vorige paragraaf benoemde ambtenaren kunnen geen verdere aanspraken op bevordering in de directe en effectieve verkeersleiding laten gelden.
Abstractie gemaakt van de eventueel vereiste graadanciënniteit hebben zij onder dezelfde voorwaarden als de ambtenaren van rang 20 toegang tot de wervingsgraden in het niveau 2.
Art. 5.§ 1. Voor de aspirant-verkeersleiders, die op het ogenblik van hun indiensttreding de in voormeld artikel voorziene vergunningen reeds bekomen hebben in een erkend burgerlijk opleidingscentrum van de Europese Unie, wordt de benoeming tot eerstaanwezend verkeersleider enkel afhankelijk gesteld van het met gunstig gevolg doormaken van een "OJT"-opleiding en het slagen voor een administratieve en maturiteitsproef. De vereiste affectatieperiode in de dienst "verkeersleiding" in de hoedanigheid van kandidaat-ambtenaar wordt dan ook beperkt tot twee jaar. § 2 De kandidaten die niet voldoen aan de vereisten inzake "OJT"-opleiding of niet slagen voor de voorziene proef worden afgedankt.
Art. 6.De Minister, die met het Bestuur van de Luchtvaart belast is, schrijft de proceduremodaliteiten van het vergunningssysteem voor, stelt de programma's en opleidingsstages alsook alle nodige uitvoeringsbepalingen vast en bepaalt de geldigheidsduur van de vergunningen.
Art. 7.§ 1. Onder de voorwaarden, bepaald in hoofdstuk IV van het koninklijk besluit van 15 maart 1954 tot regeling der luchtvaart kan de Minister die met het Bestuur van de Luchtvaart is belast of zijn gemachtigde, op voorstel van de Regie der Luchtwegen, de vergunning van elke met directe en effectieve verkeersleiding belaste ambtenaar schorsen, beperken of intrekken.
Het voorstel is afkomstig van een bijzondere Commissie die opgericht is binnen de Regie onder voorzitterschap van de directeur-generaal van het Bestuur van de Luchtvaart of zijn afgevaardigde. Daarenboven bepaalt zij de maatregelen tot gebeurlijk herwinnen van de vergunning. § 2. Tijdens de duur van de schorsing of ingeval van verlies van de vergunning worden de betrokken ambtenaren verwijderd uit de activiteiten van de directe en effectieve verkeersleiding waarvoor zij geen geldige vergunning meer bezitten. HOOFDSTUK III. - Overgangsmaatregelen en slotbepalingen
Art. 8.§ 1 De ambtenaren, die op 31 december 1996 titularis zijn van de graad van eerstaanwezend verkeersleider (rang 25) of chef verkeersleider (rang 25), worden op 1 januari 1997 benoemd tot de graad van eerstaanwezend verkeersleider (rang 10) respectievelijk chef verkeersleider (rang 11). § 2. Voor de toegang tot de graden van bestuursdirecteur ATS, directeur ATS en expert ATS wordt de anciënniteit verworven in de graden van eerstaanwezend verkeersleider (rang 25) en chef verkeersleider (rang 25) beschouwd als zijnde verworven in de graden van eerstaanwezend verkeersleider (rang 10) en chef verkeersleider (rang 11).
Art. 9.De ambtenaren, die op de datum van publicatie van het besluit de radarkwalificatie behaald hebben en titularis zijn van de graad van verkeersleider 3e klasse of verkeersleider lste klasse, worden benoemd tot de graad van eerstaanwezend verkeersleider (rang 10) volgens de geëigende bevorderingsprocedure.
Art. 10.De ambtenaren, op de datum van publicatie van het besluit bekleed met de graad van aspirant-verkeersleider, en de ambtenaren, titularis van de graad van verkeersleider 3e klasse of verkeersleider 1ste klasse krijgen toegang tot de graad van eerstaanwezend verkeersleider (rang 10) mits het behalen van de radar-vergunning en het slagen voor een bijzondere proef (administratie en maturiteit) waaraan zij driemaal kunnen deelnemen.
Art. 11.Op datum van de inwerkingtreding van de beschikkingen waarvan er sprake is in artikel 6 van dit besluit, worden de bepalingen van afdeling 3 van hoofdstuk III van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 tot vaststelling van bijzondere bepalingen die bij de Regie der Luchtwegen de toelating en de benoeming tot sommige graden regelen, opgeheven en worden de op bedoelde datum behaalde kwalificaties omgezet in vergunningen zoals vastgesteld in hoofdstuk II van dit besluit.
Art. 12.De ambtenaren, die op 31 december 1996 geslaagd zijn voor het vergelijkend examen voor toegang tot de graad van expert ATS, behouden hun aanspraken op bevordering tot deze graad voor zover zij zich kandidaat hebben gesteld binnen de twaalf maanden volgend op de publicatie van dit besluit.
Art. 13.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1997.
Art. 14.Onze Minister van Vervoer is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 27 maart 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Vervoer, M. DAERDEN