Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 05 november 2002
gepubliceerd op 20 november 2002

Koninklijk besluit tot wijziging van sommige bepalingen, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu en ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2002022902
pub.
20/11/2002
prom.
05/11/2002
ELI
eli/besluit/2002/11/05/2002022902/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

5 NOVEMBER 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van sommige bepalingen, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd, sluit nauw aan bij de multifunctionele aangifte.

Het beoogt 1° het koninklijk besluit van 10 juni 2001 tot eenvormige definiëring van begrippen met betrekking tot arbeidstijdgegevens ten behoeve van de sociale zekerheid, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels en het koninklijk besluit van 10 juni 2001 tot het in overeenstemming brengen van de sociale zekerheid met het koninklijk besluit van 10 juni 2001 tot eenvormige definiëring van begrippen met betrekking tot arbeidstijdgegevens ten behoeve van de sociale zekerheid, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels aan te vullen of te wijzigen;2° sommige wettelijke bepalingen van de sociale zekerheid in overeenstemming te brengen met de voormelde koninklijke besluiten van 10 juni 2001 meer bepaald van - de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971; - de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, gecoördineerd op 28 juni 1971; - de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994; - het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers.

Onderzoek van de artikelen :

Artikel 1.Dit artikel vervangt artikel 11 van het koninklijk besluit van 10 juni 2001 tot eenvormige definiëring van begrippen met betrekking tot arbeidstijdgegevens ten behoeve van de sociale zekerheid, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels dat voortaan zowel de vaste als variabele arbeidsregeling definieert.

Art. 2.Ingevolge het interprofessioneel akkoord 2001/2002 inzake jaarlijkse vakantie kan de jonge werknemer die aan bepaalde voorwaarden voldoet, vanaf 1 januari 2001 voor de jeugdvakantiedagen jeudvakantie-uitkeringen ontvangen ten laste van de werkloosheidssector.

Er wordt aldus een artikel 19bis ingevoegd in voormeld koninklijk besluit teneinde het begrip « jeugdvakantie » te definiëren.

Art. 3.Uit zorg voor de leesbaarheid en de rechtszekerheid is het niet wenselijk twee verschillende juridische werkelijkheden aan te duiden met dezelfde term. Dit artikel komt tegemoet aan een opmerking van de Raad van State en vervangt artikel 34 van voormeld besluit, door voortaan te verwijzen naar « het vaderschapsverlof bedoeld in de arbeidswet van 16 maart 1971 ».

Art. 4.Dit artikel voegt een artikel 34bis in voormeld besluit in teneinde het begrip « vaderschapsverlof bedoeld in de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en in de wet van 1 april 1936 op de arbeidsovereenkomsten wegens dienst op binnenschepen » te definiëren.

Sinds 1 juli 2002 heeft de werknemer die aan bepaalde voorwaarden voldoet recht op een uitkering ten laste van de sector van de ziekte- en invaliditeitsverzekering gedurende de zeven laatste dagen van het vaderschapsverlof bedoeld in artikel 30, § 2 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en artikel 25quinquies, § 2 van de wet van 1 april 1936 op de arbeidsovereenkomsten wegens dienst op binnenschepen.

Art. 5.Dit artikel voegt een artikel 34ter in voormeld koninklijk besluit in teneinde het begrip « adoptieverlof » te definiëren.

Sinds 1 juli 2002 heeft de werknemer die aan bepaalde voorwaarden voldoet recht op een uitkering ten laste van de sector van de ziekte- en invaliditeitsverzekering gedurende de zeven laatste dagen van het adoptieverlof bedoeld in artikel 30, § 3 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en artikel 25quinquies, § 3 van de wet van 1 april 1936 op de arbeidsovereenkomsten wegens dienst op binnenschepen.

Art. 6.De in artikel 61 van voormeld koninklijk besluit opgenomen definitie van « volledige loopbaanonderbreking » werd uitgebreid tot onderafdeling 3bis van de herstelwet van 22 januari 1985, ingevoegd bij de wet van 10 augustus 2001 (toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in de Nationale Arbeidsraad tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en van vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking).

Artikel 61 van hetzelfde besluit vermeldt het koninklijk besluit van 29 oktober 1997 als wettelijke basis voor het recht op ouderschapsverlof in het kader van de loopbaanonderbreking.

Art. 7.De in artikel 62 van voormeld koninklijk besluit opgenomen definitie van « gedeeltelijke loopbaanonderbreking » werd uitgebreid tot onderafdeling 3bis van de herstelwet van 22 januari 1985, ingevoegd bij de wet van 10 augustus 2001 (toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in de Nationale Arbeidsraad tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en van vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking).

Artikel 62 van hetzelfde besluit vermeldt het koninklijk besluit van 29 oktober 1997 als wettelijke basis voor het recht op ouderschapsverlof in het kader van de loopbaanonderbreking.

Art. 8.Dit artikel trekt bepaalde artikelen van het koninklijk besluit van 10 juni 2001 tot het in overeenstemming brengen van de sociale zekerheid met het koninklijk besluit van 10 juni 2001 tot eenvormige definiëring van begrippen met betrekking tot arbeidstijdgegevens ten behoeve van de sociale zekerheid, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels in teneinde de verschillende wijzigingen die op dezelfde datum van kracht worden te kunnen coördineren.

Art. 9.Dit artikel beoogt een afwijking op het begrip gemiddeld dagloon voor de berekening van de uitkering toegekend in het kader van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen voor de borstvoedingspauzes toegestaan overeenkomstig de bepalingen van de arbeidsreglementering. Deze uitkering heeft als doel het loonverlies tijdens de borstvoedingspauzes van een uur of een half uur te compenseren en wordt dus berekend op het brutoloon dat gedurende deze pauzes zou zijn ontvangen (artikel 223quater van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van artikel 116bis van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994).

Het begrip « gemiddeld dagloon » dat als berekeningsbasis geldt voor de prestaties toegekend in het kader van de uitkeringenverzekering vanaf 1 januari 2003 is dus niet geschikt voor de vergoeding van de borstvoedingspauzes; bijgevolg moet voor deze vergoeding na 1 januari 2003 de huidige loonbasis (bruto-uurloon) worden behouden.

Art. 10.Het betreft een louter terminologische aanpassing in de Nederlandse tekst van artikel 22, 1ste lid, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 om verwarring te vermijden met het nieuwe begrip « gemiddeld dagloon » zoals ingevoegd bij het koninklijk besluit van 10 juni 2001 waarin, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, het uniform begrip « gemiddeld dagloon » wordt vastgesteld en sommige wettelijke bepalingen in overeenstemming worden gebracht.

Art. 11.Het betreft een louter terminologische aanpassing in de Nederlandse tekst van artikel 40, 1ste lid, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 om verwarring te vermijden met het nieuwe begrip « gemiddeld dagloon » zoals ingevoegd bij het koninklijk besluit van 10 juni 2001 waarin, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, het uniform begrip « gemiddeld dagloon » wordt vastgesteld en sommige wettelijke bepalingen in overeenstemming worden gebracht.

Art. 12 - 15 en 17. Deze artikelen brengen bepaalde bepalingen in overeenstemming met de nieuwe eenvormige begrippen.

Art. 16.Dit artikel strekt ertoe de definities van de begrippen m.b.t de arbeidstijd, vervat in het koninklijk besluit van 10 juni 2000 tot eenvormige definiëring van begrippen met betrekking tot arbeidstijdgegevens ten behoeve van de sociale zekerheid, uit te breiden tot de andere categorieën van gerechtigden van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, dan de gerechtigden die gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst. De definitie van de tijdvakken van afwezigheid, bedoeld in het voormeld koninklijk besluit, steunt immers op een verwijzing naar het bestaan van een arbeidsovereenkomst (tijdvakken van schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst), terwijl het personele toepassingsgebied van de voormelde verzekering zich uitstrekt tot andere categorieën van gerechtigden (m.n. de werklozen), waarop de begrippen die eenvormig werden gedefinieerd, tevens van toepassing moeten zijn.

Dit is het doel van de wijziging voorgesteld aan artikel 137bis van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994.

Art. 18.Dit artikel betreft de inwerkingtreding van dit besluit, met name op 1 januari 2003.

Art. 19.Dit artikel duidt de ministers aan die belast zijn met de uitvoering van dit besluit.

Er wordt ten slotte opgemerkt dat in dit ontwerp van koninklijk besluit rekening werd gehouden met de opmerkingen van de Raad van State.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige, en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE

5 NOVEMBER 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van sommige bepalingen, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, inzonderheid op artikel 39;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 juni 2001 tot eenvormige definiëring van begrippen met betrekking tot arbeidstijdgegevens ten behoeve van de sociale zekerheid, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 juni 2001 tot het in overeenstemming brengen van de sociale zekerheid met het koninklijk besluit van 10 juni 2001 tot eenvormige definiëring van begrippen met betrekking tot arbeidstijdgegevens ten behoeve van de sociale zekerheid, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 juni 2001 waarin, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, het uniform begrip « gemiddeld dagloon » wordt vastgesteld en sommige wettelijke bepalingen in overeenstemming worden gebracht;

Gelet op de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, inzonderheid op de artikelen 22, eerste lid, en 40, eerste lid;

Gelet op de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, gecoördineerd op 28 juni 1971, inzonderheid op de artikelen 9, eerste lid en 65, § 2, telkens vervangen bij de wet van 22 mei 2001;

Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op de artikelen 103, § 1, 3° en 7°, 105 en 137bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 10 juni 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 23 december 1996 tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, inzonderheid op artikel 8, § 7, 3°;

Gelet op het advies van de Nationale Arbeidsraad, gegeven op 12 juni 2002;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 mei 2002;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 13 mei 2002;

Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;

Gelet op advies 33.768/1 van de Raad van State, gegeven op 19 september 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 11 van het koninklijk besluit van 10 juni 2001 tot eenvormige definiëring van begrippen met betrekking tot arbeidstijdgegevens ten behoeve van de sociale zekerheid, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels wordt vervangen als volgt : «

Art. 11.Onder « arbeidsregeling » wordt verstaan : 1° het aantal dagen per week gedurende dewelke de werknemer normaal geacht wordt arbeid te verrichten, voor zover de werknemer een vast aantal dagen per week werkt;2° het gemiddeld aantal dagen per week gedurende dewelke de werknemer wordt geacht arbeid te verrichten, indien de werknemer niet een vast aantal dagen per week werkt.»

Art. 2.In hetzelfde besluit wordt een artikel 19bis ingevoegd, luidende : «

Art. 19bis.Onder « jeugdvakantie » wordt verstaan de afwezigheid van het werk ingevolge schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst wegens jaarlijkse vakantie, bedoeld in artikel 5 van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, gecoördineerd op 28 juni 1971. »

Art. 3.Artikel 34 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 34.Onder « vaderschapsverlof bedoeld in de arbeidswet van 16 maart 1971 » wordt verstaan de afwezigheid van de werknemer op het werk, zonder behoud van loon, ingevolge de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst wegens de omzetting van de moederschapsrust in vaderschapsverlof bij overlijden of hospitalisatie van de moeder, in toepassing van artikel 39, zesde lid, van de arbeidswet van 16 maart 1971. »

Art. 4.In hetzelfde besluit wordt een artikel 34bis ingevoegd, luidende : «

Art. 34bis.Onder « vaderschapsverlof bedoeld in de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en in de wet van 1 april 1936 op de arbeidsovereenkomsten wegens dienst op binnenschepen » wordt verstaan de periode van tien dagen gedurende dewelke de werknemer het recht heeft om van het werk afwezig te zijn ter gelegenheid van de geboorte van een kind waarvan de afstamming langs zijn zijde vast staat, in uitvoering van artikel 30, § 2 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en artikel 25quinquies, § 2 van de wet van 1 april 1936 op de arbeidsovereenkomsten wegens dienst op binnenschepen. »

Art. 5.In hetzelfde besluit wordt een artikel 34ter ingevoegd, luidende : «

Art. 34ter.Onder « adoptieverlof » wordt verstaan de periode van tien dagen gedurende dewelke de werknemer het recht heeft om van het werk afwezig te zijn omwille van het onthaal van een kind in zijn gezin in het kader van een adoptie, in uitvoering van artikel 30, § 3 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en artikel 25quinquies, § 3 van de wet van 1 april 1936 op de arbeidsovereenkomsten wegens dienst op binnenschepen. »

Art. 6.In artikel 61 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « en onderafdeling 3bis » worden ingevoegd tussen de woorden « onderafdeling 2 » en de woorden « , van de Herstelwet »;2° de woorden « de collectieve arbeidsovereenkomst nr.64 tot instelling van een recht op een ouderschapsverlof » worden vervangen door de woorden « het koninklijk besluit van 29 oktober 1997 tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan ».

Art. 7.In artikel 62 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « en onderafdeling 3bis » worden ingevoegd tussen de woorden « onderafdeling 3 » en de woorden « , van de Herstelwet »;2° de woorden « de collectieve arbeidsovereenkomst nr.64 tot instelling van een recht op een ouderschapsverlof » worden vervangen door de woorden « het koninklijk besluit van 29 oktober 1997 tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan ».

Art. 8.De artikelen 13, 14, 18, 21 en 29 van het koninklijk besluit van 10 juni 2001 tot het in overeenstemming brengen van de sociale zekerheid met het koninklijk besluit van 10 juni 2001 tot eenvormige definiëring van begrippen met betrekking tot arbeidstijdgegevens ten behoeve van de sociale zekerheid, met toepassing van artikel 39 van de wet 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, worden ingetrokken.

Art. 9.Artikel 2 van het koninklijk besluit van 10 juni 2001 waarin, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, het uniform begrip « gemiddeld dagloon » wordt vastgesteld en sommige wettelijke bepalingen in overeenstemming worden gebracht, wordt aangevuld met het volgende lid : « In afwijking van het eerste lid wordt het gemiddeld dagloon bedoeld in de vorige leden echter niet in aanmerking genomen om de uitkering te bepalen die toegekend wordt in het kader van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen voor de borstvoedingspauzes die aan de betrokken werkneemsters worden toegestaan overeenkomstig de van toepassing zijnde bepalingen van de arbeidsreglementering. Het loon dat als berekeningsbasis geldt voor de uitkering voor borstvoedingspauze is het gemiddeld uurloon zoals bepaald overeenkomstig de bepalingen van artikel 223quater van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. »

Art. 10.In artikel 22, eerste lid, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 worden in de Nederlandse tekst de woorden « gemiddelde dagloon » vervangen door de woorden « gemiddeld dagbedrag ».

Art. 11.In artikel 40, eerste lid, van dezelfde wet worden in de Nederlandse tekst de woorden « gemiddelde dagloon » vervangen door de woorden « gemiddeld dagbedrag ».

Art. 12.In artikel 9, eerste lid, van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, gecoördineerd op 28 juni 1971, vervangen bij de wet van 22 mei 2001, worden de woorden « werkelijke arbeidsdagen » vervangen door de woorden « dagen normale werkelijke arbeid ».

Art. 13.In artikel 65, § 2, van dezelfde gecoördineerde wetten, vervangen bij de wet van 22 mei 2001, worden de woorden « de andere gelijkgestelde dagen dan die welke het gevolg zijn van militaire verplichtingen en van staking » vervangen door de woorden « de andere gelijkgestelde dagen dan de dagen ingevolge militieverplichtingen en staking ».

Art. 14.Artikel 103, § 1, 3°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994 wordt vervangen als volgt : « 3° voor de periode waarvoor hij aanspraak kan maken op een vergoeding welke verschuldigd is naar aanleiding van de onregelmatige beëindiging van de arbeidsovereenkomst, de eenzijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor personeelsafgevaardigden, de eenzijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor syndicale afgevaardigden of de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in gemeenschappelijk akkoord; ».

Art. 15.In artikel 105 van dezelfde wet, worden de woorden « in een gevangenis is opgesloten of in een inrichting tot bescherming van de maatschappij is geïnterneerd » vervangen door de woorden « in een periode van voorlopige hechtenis of vrijheidsberoving verkeert ».

Art. 16.Artikel 137bis van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 10 juni 2001 tot het in overeenstemming brengen van de sociale zekerheid met het koninklijk besluit van 10 juni 2001 tot eenvormige definiëring van begrippen met betrekking tot arbeidstijdgegevens ten behoeve van de sociale zekerheid, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels wordt aangevuld als volgt : « Deze definities zijn per analogie van toepassing op de andere categorieën van gerechtigden bedoeld in de artikelen 32 en 86, § 1 van de gecoördineerde wet. ».

Art. 17.In artikel 8, § 7, 3°, van het koninklijk besluit van 23 december 1996 tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels worden de woorden « de arbeidsduur » vervangen door de woorden « de duur van de tewerkstelling ».

Art. 18.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2003.

Art. 19.Onze Minister van Werkgelegenheid en Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 5 november 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE

^