Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 juni 2001
gepubliceerd op 31 juli 2001

Koninklijk besluit waarin, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, het uniform begrip « gemiddeld dagloon » wordt vastgesteld en sommige wettelijke bepalingen in overeenstemming worden gebracht

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2001022466
pub.
31/07/2001
prom.
10/06/2001
ELI
eli/besluit/2001/06/10/2001022466/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 JUNI 2001. - Koninklijk besluit waarin, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, het uniform begrip « gemiddeld dagloon » wordt vastgesteld en sommige wettelijke bepalingen in overeenstemming worden gebracht


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd, beoogt het uniform begrip « gemiddeld dagloon » met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels vast te stellen en sommige wettelijke bepalingen in overeenstemming te brengen met dit koninklijk besluit, meer bepaald de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 en de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. 1. Situering. Voormelde wet van 26 juli 1996 voorziet in de nodige wettelijke basis voor een harmonisatie van de berekeningswijze van de uitkeringen met het oog op een grondige vereenvoudiging van de administratieve verplichtingen inzake de wijze van inzameling van gegevens nodig voor de toepassing van de sociale zekerheid.

Zij bepaalt tevens dat het beheer van de gegevens gebeurt overeenkomstig de bepalingen van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, waarin deze belast wordt met de uitwisseling en de inzameling van sociale gegevens.

In uitvoering van de nota van de Ministerraad van juli 1996 betreffende « de krachtlijnen m.b.t. de vereenvoudiging van de administratieve verplichtingen van de werkgevers en de werknemers » werden een aantal projecten op gang gebracht waaronder de invoering van een eenmalige, multifunctionele inzameling van loon- en arbeidstijdgegevens.

De invoering van een multifunctionele aangifte heeft als doel de werkgever toe te laten de gegevens inzake lonen en arbeidstijden van werknemers, nodig voor de berekening en de inning van de bijdragen en de berekening van uitkeringen van sociale zekerheid, eenmalig en elektronisch mee te delen.

Op heden moet de werkgever driemaandelijks aangifte doen van de loon- en arbeidstijdgegevens van de door hem tewerkgestelde werknemers aan de RSZ. Daarnaast moet de werkgever, wanneer zich een sociaal risico voordoet, talrijke papieren formulieren invullen waarop nogmaals loon- en arbeidstijdinformatie wordt opgevraagd.

Door de eenmalige multifunctionele aangifte wordt de werkgever ontlast van deze meervoudige administratieve formaliteiten.

De bedoeling is dat eenmaal gegevens meegedeeld zijn, ze via het netwerk van de Kruispuntbank voor alle sectoren van sociale zekerheid beschikbaar zijn.

Wat het luik inzake de loongegevens betreft werd de voorbereiding van de multifunctionele aangifte opgedeeld in drie fases. Deze fases stemmen overeen met de drie loonbegrippen die kunnen worden onderscheiden naargelang de samenstelling en de wijze van opvraging aan de werkgever.

In de eerste plaats is er het historisch loon, dat op kwartaalbasis zal worden opgevraagd via een multifunctionele RSZ-aangifte.

Daarnaast is er het theoretisch normaal loon, waarvoor in principe geen rekening gehouden wordt met historische gegevens. Het theoretisch normaal loon wordt zo eenduidig mogelijk gedefinieerd doorheen de onderscheiden sociale zekerheidsreglementeringen. In de mate dat bepaalde looncomponenten in bepaalde sociale zekerheidsreglementeringen wel en in andere niet kunnen worden opgenomen in het theoretisch normaal loon, wordt het theoretisch normaal loon opgedeeld in eenduidige looncomponenten.

Tot slot is er het `exact loon'. Deze loonnotie bestaat uit een reeks gedetailleerde gegevens die in een beperkt aantal gevallen dienen gekend te zijn wanneer er zich een sociaal risico voordoet. Deze situatie doet zich bijvoorbeeld voor bij het toekennen van een inkomensgarantie-uitkering, de berekening van uitkeringen aan werknemers die tewerkgesteld zijn in een beschermde werkplaats, de toekenning van uitkeringen in geval van activeringsprogramma's en de terugbetaling van gewaarborgd loon door de arbeidsongevallen-verzekeraars. Ook dit loon wordt zo eenduidig mogelijk gedefinieerd doorheen de onderscheiden sociale zekerheidsreglementeringen. 2. Doel van dit besluit. Gelet op de situering in het kader van de vereenvoudiging van de administratieve verplichtingen, geeft voorliggend ontwerp van besluit uitvoering aan artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.

Het heeft tot doel de basisregels vast te leggen inzake de samenstelling van het gemiddeld dagloon en sommige wettelijke bepalingen aan te passen. Dit loon vormt de berekeningsbasis voor de werkloosheidsuitkeringen en de uitkeringen verschuldigd in uitvoering van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.

Voorliggend besluit kadert in de tweede fase van de voorbereiding van een multifunctionele aangifte van loongegevens. Het gemiddeld dagloon is immers in essentie een theoretisch loon waarvan de vaststelling niet gebeurt op basis van historische gegevens. 3. Onderzoek van de artikelen. Artikel 1 Dit artikel bepaalt het personeel toepassingsgebied van voorliggend besluit.

Het besluit is van toepassing op de werknemers en werkgevers die onderworpen zijn aan de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.

Voor de toepassing van voorliggend besluit worden de personen waarvan de onderwerping aan het stelsel van de sociale zekerheid der werknemers volgt uit artikel 1, § 1, tweede lid, van de wet van 27 juni 1969, geacht werknemers te zijn en geacht partij te zijn bij een arbeidsovereenkomst.

Deze bepaling heeft in de eerste plaats tot gevolg dat het personeel toepassingsgebied van voorliggend besluit volledig afgestemd wordt op het personeel toepassingsgebied van de wet van 27 juni 1969. Bovendien wordt zo vermeden dat steeds moet worden verwezen naar de specifieke modaliteiten en regelgeving voor de personen waartoe de wet van 27 juni 1969 wordt uitgebreid.

Artikel 2 In het eerste lid van dit artikel wordt bepaald voor welke uitkeringen het gemiddeld dagloon zoals vastgesteld in voorliggend besluit als berekeningsbasis zal gelden.

Het betreft de werkloosheidsuitkeringen en de uitkeringen verschuldigd in uitvoering van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. Met deze laatste worden zowel de arbeidsongeschiktheid als moederschapsuitkeringen bedoeld.

Daarnaast wordt bepaald dat het gemiddeld dagloon in aanmerking moet genomen worden waarop de werknemer normaal recht zou hebben op het tijdstip waarop het risico, dat aanleiding geeft tot de toekenning van een uitkering, zich voordoet.

Het begrip `gemiddeld dagloon' geeft aan dat de arbeidscyclus als een geheel moet worden beschouwd. De berekeningsbasis van de uitkeringen mag m.a.w. niet worden vastgesteld op het loon voor een deel van de arbeidscyclus.

Het tweede lid bepaalt de samenstelling van het gemiddeld dagloon. Het omvat alle bedragen of voordelen waarop de werknemer in uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst aanspraak kan maken en waarop inhoudingen voor de sociale zekerheid verschuldigd zijn.

Hiervan wordt het bijkomend vakantiegeld en het loon dat betrekking heeft op overwerk zoals bepaald in artikel 29 van de arbeidswet van 16 maart 1971 uitgesloten.

In het derde en vierde lid worden bedragen of voordelen opgesomd die niet door alle sectoren in aanmerking genomen worden voor de berekening van de uitkeringen. Het betreft het loon dat betrekking heeft op overwerk zoals bepaald in artikel 29 van de arbeidswet van 16 maart 1971, op voorwaarde dat de overuren regelmatig worden gepresteerd, welk enkel in aanmerking wordt genomen in de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, en de eindejaarspremie. De eindejaarspremie wordt expliciet uitgesloten door de sectoren werkloosheid en verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.

Artikel 3 In artikel 3, § 1 wordt voorzien in specifieke regels inzake de vaststelling van het gemiddeld dagloon van de houthakker die per taak wordt bezoldigd, de huisarbeider die een stuk- of een taakloon ontvangt en van elke andere werknemer die per taak wordt bezoldigd.

Voor deze werknemers wordt een referteperiode gedefinieerd die, behoudens de afwijkingen zoals vermeld in het tweede lid, samenvalt met het kwartaal voorafgaand aan het kwartaal waarin het risico zich voordoet. Het gemiddeld dagloon wordt vastgesteld op basis van het reëel loon dat werd verdiend gedurende die periode.

In artikel 3, § 2 wordt voorzien in specifieke regels inzake de vaststelling van het gemiddeld dagloon van de werknemers die geheel of gedeeltelijk met commissielonen worden betaald. Voor deze werknemers wordt een referteperiode gedefinieerd die, behoudens de afwijkingen zoals vermeld in het tweede lid, samenvalt met de vier kwartalen voorafgaand aan het kwartaal waarin het risico zich voordoet. Het gemiddeld dagloon wordt vastgesteld op basis van het reëel loon dat werd verdiend gedurende die periode.

Artikel 4 Dit artikel bepaalt dat voorliggend besluit geen afbreuk doet aan de in specifieke regelgeving vastgestelde bepalingen inzake de onder 1° tot en met 5° opgesomde aspecten van het gemiddeld dagloon.

De opsomming onder 1° tot en met 5° heeft betrekking op specifieke regels die eigen zijn aan de betrokken sectoren. Deze regels mogen in geen geval in strijd zijn met de in artikel 2, tweede tot vierde lid, van voorliggend besluit opgenomen bepalingen inzake de samenstelling van het normaal gemiddeld loon.

Artikel 5 Dit artikel wijzigt artikel 36 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971. In het vroegere tweede en derde lid werd gebruik gemaakt van de notie `gemiddeld dag- of uurloon'. Dit gemiddeld dag- of uurloon wordt berekend door het loon waarop de werknemer recht heeft te delen door het aantal dagen of uren waarop tijdens de referteperiode arbeid verricht werd. Deze berekeningswijze wijkt af van de regels in het koninklijk besluit van 10 juni 2001 waarin, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, het uniform begrip « gemiddeld dagloon » wordt vastgesteld en sommige wettelijke bepalingen in overeenstemming worden gebracht. Om verwarring te vermijden wordt daarom in art. 36 het begrip `gemiddeld dag- of uurloon' vervangen door een formulering die de samenstelling ervan weergeeft.

Artikel 6 Dit artikel bepaalt dat artikel 87, eerste lid, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt vervangen. In de nieuwe tekst wordt voor de samenstelling van het gederfd loon in het kader van de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen verwezen naar het koninklijk besluit van 10 juni 2001 waarin, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, het uniform begrip « gemiddeld dagloon » wordt vastgesteld en sommige wettelijke bepalingen in overeenstemming worden gebracht, en naar de berekeningsmodaliteiten zoals bepaald door een in artikel 80, 5° bedoelde verordening. Deze verordening zal de bijzondere regels bevatten zoals bedoeld in artikel 4 van het koninklijk besluit betreffende het gemiddeld dagloon.

Artikel 7 Dit artikel vervangt artikel 113, derde lid, van voormelde wet, gecoördineerd op 14 juli 1994, voor wat betreft de moederschapsuitkeringen.

Artikel 8 Dit artikel bepaalt dat de wijzigingen aangebracht in de reglementeringen van de sectoren van de sociale zekerheid die gevolgen kunnen hebben voor de vaststelling van het gemiddeld dagloon slechts toegelaten zijn na een met redenen omkleed advies van de Nationale Arbeidsraad en van het Algemeen Coördinatiecomité bij de Kruispuntbank, het orgaan waarin in onderling overleg tussen de vertegenwoordigers van de instellingen van sociale zekerheid de organisatie en de uitbouw van het netwerk wordt voorbereid en een oplossing gezocht wordt voor alle ermee verwante problemen.

Artikel 9 Dit artikel stelt de inwerkintreding van het besluit vast op een door de Koning te bepalen datum.

Artikel 10 Dit artikel duidt de ministers aan welke belast worden met de uitvoering van dit besluit.

Er dient opgemerkt te worden dat rekening werd gehouden met de opmerkingen van de Raad van State.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, De zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE

10 JUNI 2001. - Koninklijk besluit waarin, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, het uniform begrip « gemiddeld dagloon » wordt vastgesteld en sommige wettelijke bepalingen in overeenstemming worden gebracht ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, inzonderheid op artikel 39;

Gelet op de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, inzonderheid op artikel 36, § 1;

Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 87, eerste lid, vervangen bij het koninklijk besluit van 13 november 1996, en op artikel 113, derde lid;

Gelet op het advies van de Nationale Arbeidsraad, gegeven op 4 april 2000;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 10 juli 2000;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 19 juli 2000;

Gelet op het besluit van de Ministerraad van 20 juli 2000, over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;

Gelet op de adviezen van de Raad van State, gegeven op 5 oktober 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid en van Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de werknemers en werkgevers die onderworpen zijn aan de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.

Worden voor de toepassing van dit besluit geacht werknemers of werkgevers te zijn en partij te zijn bij een arbeidsovereenkomst, de personen waarvan de onderwerping aan het stelsel van de sociale zekerheid der werknemers volgt uit artikel 1, § 1, tweede lid, van de voormelde wet van 27 juni 1969. HOOFDSTUK II Bepalingen inzake het gemiddeld dagloon

Art. 2.Het loon dat als berekeningsbasis geldt voor de werkloosheidsuitkeringen en de uitkeringen verschuldigd ter uitvoering van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen is gelijk aan het gemiddeld dagloon waarop de werknemer normaal recht zou hebben op het tijdstip waarop het risico, dat aanleiding geeft tot de toekenning van een uitkering, zich voordoet.

Het gemiddeld dagloon zoals bedoeld in het eerste lid omvat alle bedragen of voordelen waarop de werknemer ter uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst aanspraak kan maken en waarop inhoudingen voor de sociale zekerheid verschuldigd zijn, met uitsluiting van het bijkomend vakantiegeld en het loon dat betrekking heeft op overwerk zoals bepaald in artikel 29 van de arbeidswet van 16 maart 1971.

Wat de sector verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen betreft, wordt het loon dat betrekking heeft op overwerk zoals bepaald in artikel 29 van de arbeidswet van 16 maart 1971 evenwel geacht deel uit te maken van de in het tweede lid bedoelde bedragen en voordelen, op voorwaarde dat de overuren regelmatig worden gepresteerd.

Wat de sectoren werkloosheid en verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen betreft, wordt de eindejaarspremie geacht geen deel uit te maken van de in het tweede lid bedoelde bedragen en voordelen.

Art. 3.§ 1. Het gemiddeld dagloon van de houthakker die per taak wordt bezoldigd, van de huisarbeider die een stuk- of een taakloon ontvangt en van elke andere werknemer die per taak wordt bezoldigd, wordt verkregen door het loon zoals omschreven in artikel 2, tweede tot vierde lid, dat ontvangen werd voor het kwartaal voorafgaand aan het kwartaal waarin het risico, dat aanleiding geeft tot de toekenning van een uitkering, zich voordoet, te delen door 78. Dat aantal wordt verminderd met het aantal dagen dat krachtens de wetgeving van de betrokken sector wordt gelijkgesteld met dagen normale werkelijke arbeid en waarvoor geen normaal loon werd betaald.

Indien de gerechtigde niet in voormelde hoedanigheid tewerkgesteld is geweest vanaf het begin van het in het eerste lid bedoelde kwartaal, wordt voor de sector verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, het gemiddeld dagloon verkregen door het loon zoals omschreven in artikel 2, tweede tot vierde lid, dat ontvangen werd voor de periode die ingaat op het tijdstip waarop hij vermelde hoedanigheid heeft verworven en die afloopt op het einde van bedoeld kwartaal, of op het tijdstip van het risico zo hij op het einde van dat kwartaal nog niet tewerkgesteld was in voormelde hoedanigheid, te delen door het aantal werkdagen van deze periode. Dat aantal wordt verminderd met het aantal dagen dat krachtens de wetgeving van de betrokken sector wordt gelijkgesteld met dagen normale werkelijke arbeid en waarvoor geen normaal loon werd betaald. § 2. Het gemiddeld dagloon van de werknemer die geheel of gedeeltelijk met commissielonen wordt betaald, wordt verkregen door het loon zoals omschreven in artikel 2, tweede tot vierde lid, dat ontvangen werd voor de vier kwartalen voorafgaand aan het kwartaal waarin het risico, dat aanleiding geeft tot de toekenning van een uitkering, zich voordoet, te delen door 312. Dat aantal wordt verminderd met het aantal dagen dat krachtens de wetgeving van de betrokken sector wordt gelijkgesteld met dagen normale werkelijke arbeid en waarvoor geen normaal loon werd betaald.

Indien de gerechtigde niet in voormelde hoedanigheid tewerkgesteld is geweest vanaf het begin van de in het eerste lid bedoelde vier kwartalen, wordt het gemiddeld dagloon verkregen door het loon, zoals omschreven in artikel 2, tweede tot vierde lid, dat ontvangen werd voor de periode die ingaat op het tijdstip waarop hij vermelde hoedanigheid heeft verworven en die afloopt op het einde van bedoelde vier kwartalen, of op het tijdstip van het risico zo hij op het einde van het vierde kwartaal nog niet tewerkgesteld was in voormelde hoedanigheid, te delen door het aantal werkdagen van deze periode. Dat aantal wordt verminderd met het aantal dagen dat krachtens de wetgeving van de betrokken sector wordt gelijkgesteld met dagen normale werkelijke arbeid en waarvoor geen normaal loon werd betaald.

Art. 4.Dit besluit doet geen afbreuk aan de in specifieke regelgeving vastgestelde bepalingen inzake : 1° het minimumloon en de grens tot beloop waarvan het loon van de werknemer in aanmerking wordt genomen;2° de voorwaarden die vervuld moeten zijn om een loon in aanmerking te nemen voor de vaststelling van het bedrag van een uitkering en de voorwaarden waaronder een forfaitair loon in aanmerking wordt genomen;3° de voorwaarden waaronder een ander tijdstip dan het tijdstip waarop het risico zich voordoet in aanmerking wordt genomen voor de toepassing van artikel 2, eerste lid en artikel 3;4° de omrekening van het gemiddeld dagloon in functie van het toepasselijke uitkeringsstelsel;5° het in rekening brengen van loon dat verdiend werd ingevolge een tewerkstelling in het buitenland. HOOFDSTUK III. - Arbeidsongevallen

Art. 5.In artikel 36, § 1, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt vervangen als volgt : « Het hypothetisch loon is gelijk aan de vermenigvuldiging van het aantal ontbrekende dagen of uren met het loon waarop de werknemer recht heeft gedeeld door het aantal dagen of uren waarop tijdens de referteperiode arbeid werd verricht.» 2° het derde lid wordt opgeheven. HOOFDSTUK IV. - Verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen voor werknemers

Art. 6.Artikel 87, eerste lid, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, vervangen bij het koninklijk besluit van 13 november 1996, wordt vervangen als volgt : « Onverminderd het bepaalde in artikel 97, ontvangt de in artikel 86, § 1, bedoelde gerechtigde die arbeidsongeschikt is als omschreven in artikel 100, over elke werkdag van een éénjarig tijdvak ingaande op de aanvangsdag van zijn arbeidsongeschiktheid, of over elke dag van datzelfde tijdvak die wordt gelijkgesteld met een werkdag door een verordening van het Beheerscomité van de Dienst uitkeringen, een uitkering « primaire ongeschiktheidsuitkering » genoemd welke niet lager mag zijn dan 55 pct. van het gederfde loon; het loon dat in aanmerking wordt genomen, mag niet hoger zijn dan het bedrag dat door de Koning wordt vastgesteld; dit maximum is eveneens van toepassing wanneer de gerechtigde bij meer dan één werkgever tewerkgesteld is.

Het gederfde loon wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 juni 2001 waarin, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, het uniform begrip « gemiddeld dagloon » wordt vastgesteld en sommige wettelijke bepalingen in overeenstemming worden gebracht, en krachtens de nadere berekeningsregels zoals bepaald door de in artikel 80, 5° bedoelde verordening. »

Art. 7.Artikel 113, derde lid, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « Het gederfde loon wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 juni 2001 waarin, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, het uniform begrip « gemiddeld dagloon » wordt vastgesteld en sommige wettelijke bepalingen in overeenstemming worden gebracht, en krachtens de nadere berekeningsregels zoals bepaald door de in artikel 80, 5° bedoelde verordening. Het maximumbedrag tot beloop waarvan dat loon in aanmerking genomen wordt, is het bedrag dat is vastgesteld krachtens artikel 87, eerste lid. » HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 8.Onverminderd artikel 4 zijn afwijkingen op de in dit besluit opgenomen bepalingen omtrent de vaststelling van het gemiddeld dagloon slechts toegelaten na het met redenen omkleed advies van het Algemeen Coördinatiecomité bij de Kruispuntbank van de sociale zekerheid en van de Nationale Arbeidsraad.

Art. 9.Dit besluit treedt in werking op een door de Koning te bepalen datum.

Art. 10.Onze Minister van Werkgelegenheid en Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 juni 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE

^