gepubliceerd op 17 mei 2019
Decreet houdende diverse bepalingen in het beleidsveld cultuur
29 MAART 2019. - Decreet houdende diverse bepalingen in het beleidsveld cultuur (1)
Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt: Decreet houdende diverse bepalingen in het beleidsveld cultuur HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.
Art. 2.In dit decreet wordt verstaan onder: 1° administratie: de administratie binnen de Vlaamse overheid bevoegd voor culturele aangelegenheden;2° projectsubsidie: een subsidie die toegekend wordt ter ondersteuning van specifieke kosten die voortvloeien uit een activiteit in het Nederlandse taalgebied, of in het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;3° culturele sectoren en disciplines: de verschillende vormen, uitingen of richtingen van cultuur, namelijk kunsten, cultureel erfgoed, circuskunsten, amateur-kunsten, en sociaal-cultureel werk. Dat laatste omvat zowel het lokaal cultuurbeleid, het volwassenenwerk als het jeugdwerk. HOOFDSTUK 2. - Verordening (EU) 651/2014
Art. 3.In dit artikel wordt verstaan onder verordening (EU) 651/2014: de verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard.
Alle steun die wordt toegekend op grond van dit decreet en de volgende decretale bepalingen, decreten en de uitvoeringsbesluiten ervan, worden verleend binnen de grenzen en de voorwaarden, vermeld in de verordening (EU) 651/2014: 1° artikel 49 tot en met 54 van het decreet van 19 december 1998 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1999;2° het decreet van 22 december 2000 betreffende de amateurkunsten;3° artikel 31 tot en met 37 van het decreet van 5 juli 2002 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2002;4° het decreet van 7 mei 2004 betreffende de toepassing van intersectorale akkoorden voor organisaties ressorterend onder het paritair comité voor de sociaal-culturele sector;5° het decreet van 7 mei 2004 houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector;6° het decreet van 5 mei 2006 houdende de erkenning van de Vlaamse gebarentaal;7° het Participatiedecreet van 18 januari 2008;8° het Circusdecreet van 21 november 2008;9° het decreet van 15 juli 2011 houdende de erkenning van en de subsidieregeling voor het Memoriaal van de Vlaamse Ontvoogding en Vrede;10° het decreet van 6 juli 2012 betreffende het Lokaal Cultuurbeleid;11° artikel 21 van het decreet van 5 juli 2013 houdende begeleiding van de aanpassing van de begroting van 2013. Als de individuele aanmeldingsdrempels, vermeld in artikel 4 van de voormelde verordening, overschreden worden, wordt de voorgenomen steun voorafgaandelijk aangemeld bij de Europese Commissie.
De volgende voorwaarden, vermeld in verordening (EU) nr. 651/2014, worden daarbij steeds in acht genomen: 1° dossiers waar ten aanzien van de subsidieontvanger er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Europese Commissie waarbij de steun onrechtmatig en onverenigbaar is verklaard met de interne markt, zijn uitgesloten;2° dossiers van subsidieontvangers die voldoen aan de definitie van `onderneming in moeilijkheden', vermeld in artikel 2, 18, van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening, zijn uitgesloten;3° dossiers die bij toekenning van de subsidie tot een schending van het Unierecht als vermeld in artikel 1, lid 5, van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening, zouden leiden, zijn uitgesloten;4° bij de berekening van de steunintensiteit en de in aanmerking komende kosten zijn alle bedragen die worden gebruikt, de bedragen vóór aftrek van belastingen of andere heffingen.De in aanmerking komende kosten worden gestaafd met bewijsstukken, die duidelijk gespecificeerd en actueel zijn; 5° wanneer steun in een andere vorm dan een subsidie wordt toegekend, is het steunbedrag het brutosubsidie-equivalent van de steun;6° steun die in meerdere delen wordt uitgekeerd wordt gedisconteerd tot de waarde ervan op het tijdstip van de toekenning van de steun.De in aanmerking komende kosten worden gedisconteerd tot hun waarde op het tijdstip van de toekenning van de steun; 7° overeenkomstig de artikelen 11 en 12 van verordening (EU) nr. 651/2014 worden de verplichtingen inzake verslaglegging en monitoring nageleefd.
De steunintensiteit per begunstigde is conform artikel 53, lid 6 tot en met lid 9, van de voormelde verordening.
De verplichtingen voor de publicatie en de informatie, vermeld in artikel 9 van de voormelde verordening, worden nageleefd. Als een subsidieontvanger een individuele steuntoekenning krijgt van meer dan 500.000 euro, worden de gegevens, vermeld in bijlage III van de voormelde verordening, gepubliceerd op de transparantiewebsite die de Europese Commissie ontwikkeld heeft. HOOFDSTUK 3. - Projectmatige ondersteuning voor innovatieve partnerprojecten Afdeling 1. - Aanvragen
Art. 4.De Vlaamse Regering kan een projectsubsidie toekennen voor de ondersteuning van een innovatief partnerproject.
Een innovatief partnerproject bestaat uit minstens twee partners, waarvan minimaal één culturele partner en minimaal één niet-culturele partner.
Art. 5.Een aanvraagdossier voor een projectsubsidie voor een innovatief partnerproject als vermeld in artikel 4, is ontvankelijk als het voldoet aan elk van de volgende voorwaarden: 1° het aanvraagdossier is tijdig digitaal ingediend;2° het aanvraagdossier is ingediend door een culturele partner van het project die gevestigd is in het Nederlandse taalgebied of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad; 3° het gevraagde subsidiebedrag is niet hoger dan 80.000 euro; 4° de niet-culturele partners doen in totaal een eigen inbreng van minstens 25% van de totale kosten van het volledige project;5° het aanvraagdossier is in het Nederlands opgesteld;6° het aanvraagdossier bevat een samenwerkingsovereenkomst tussen alle partners die ondertekend is door alle partners, een beknopte beschrijving van het project en een projectbegroting van alle kosten en opbrengsten.
Art. 6.De administratie beslist of voldaan is aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in artikel 5.
Art. 7.De volgende initiatieven komen niet in aanmerking voor een subsidie: 1° afstudeerprojecten;2° doctoraten en academische onderzoeken die al lopen en gefinancierd zijn;3° restauraties;4° projecten die al lopen op het moment van de aanvraag.
Art. 8.Om in aanmerking te komen voor subsidie worden de projecten, vermeld in artikel 4, die met het aanvraagdossier, vermeld in artikel 5, worden ingediend, door een beoordelingscommissie als vermeld in artikel 9, getoetst aan de volgende criteria: 1° de samenwerking is sterk, en legt crosssectorale verbindingen binnen en buiten de culturele sectoren en disciplines;2° het project is innovatief of brengt innovatie teweeg;3° het project is realiseerbaar en realistisch;4° het project levert inhoudelijke meerwaarde voor de culturele sectoren of disciplines. Afdeling 2. - Beoordeling en toekenning
Art. 9.De Vlaamse Regering richt per aanvraagronde een beoordelingscommissie op voor de advisering van de aanvraagdossiers voor projectsubsidies, vermeld in artikel 4.
De leden van de beoordelingscommissie worden aangesteld omwille van hun expertise met betrekking tot de criteria, vermeld onder artikel 8.
De beoordelingscommissie wordt op evenwichtige wijze samengesteld. Er wordt ook rekening gehouden met diversiteit en geografische spreiding.
Als dat nodig is, kan de beoordelingscommissie worden aangevuld met experten uit de administratie. Ze hebben evenwel geen stemrecht.
Een lid van de beoordelingscommissie mag niet tewerkgesteld zijn bij de organisatie van de aanvrager of zijn partners, en mag ook geen zitting hebben in de raad van bestuur van die organisaties.
Leden van beoordelingscommissies ontvangen een vergoeding voor hun werkzaamheden en verplaatsingen. De Vlaamse Regering bepaalt de hoogte van de vergoeding en de procedure voor het toekennen van een vergoeding.
Art. 10.De administratie beheert een aanvraagdossier als vermeld in artikel 5.
De administratie treft de nodige voorbereidingen voor de kwaliteitsbeoordeling van de aanvraagdossiers door de beoordelingscommissie.
De beoordelingscommissie, vermeld in artikel 9, beoordeelt de kwaliteit van de inhoudelijke aspecten van een ontvankelijk aanvraagdossier aan de hand van de criteria, vermeld in artikel 8, en stelt een voorstel van beslissing op, inclusief een indicatieve waardering binnen de haar toegewezen budgettaire ruimte.
Art. 11.De Vlaamse Regering neemt een definitieve beslissing, op basis van het voorstel van beslissing, vermeld in artikel 10, tweede lid, over de toekenning van een subsidie en de grootte van het toegekende subsidiebedrag.
Art. 12.Een aanvrager van een projectsubsidie ontvangt de beslissing digitaal. Afdeling 3. - Uitbetaling
Art. 13.Na de definitieve beslissing tot toekennen van de projectsubsidie door de Vlaamse Regering, vermeld in artikel 11, wordt een voorschot van 80 % uitbetaald.
Het saldo van 20 % wordt uitbetaald nadat de administratie aan de hand van een tijdig ingediend verantwoordingsdossier als vermeld in artikel 14, heeft vastgesteld dat de subsidievoorwaarden zijn nageleefd en dat de subsidie is aangewend voor de doeleinden waarvoor ze is verleend. Afdeling 4. - Verantwoording en toezicht
Art. 14.Een subsidieontvanger stelt een verantwoordingsdossier samen, dat aantoont hoe voldaan wordt aan de subsidievoorwaarden en de lopende of voltooide uitvoering van het aangevraagde project.
De Vlaamse Regering kan nader bepalen welke gegevens en documenten het verantwoordingsdossier moet bevatten, aan welke inhoudelijke en vormelijke voorwaarden een verantwoordingsdossier moet voldoen en op welke wijze en wanneer het verantwoordingsdossier moet worden ingediend.
Art. 15.Een subsidieontvanger bezorgt op eenvoudig verzoek van de administratie alle informatie die nodig is voor de registratie van beleidsrelevante gegevens.
Art. 16.De administratie oefent het toezicht uit op de aanwending van de projectsubsidie op basis van het verantwoordingsdossier, vermeld in artikel 14. HOOFDSTUK 4. - DAB Frans Masereel Centrum
Art. 17.§ 1. Er wordt een dienst met afzonderlijk beheer als vermeld in artikel 3 van het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof, opgericht met als naam DAB Frans Masereel Centrum. § 2. Het Frans Masereel Centrum ondersteunt hedendaagse beeldende kunstenaars in de ontwikkeling van kwaliteitsvolle, artistieke grafische projecten en in het onderzoek naar nieuwe technische en artistieke mogelijkheden in grafiek.
Door middel van residenties, masterclasses, tentoonstellingen en het ontsluiten van de collectie stimuleert het Frans Masereel Centrum het gebruik van het medium grafiek in de hedendaagse kunsten. § 3. De ontvangsten van de DAB Frans Masereel Centrum hebben betrekking op: 1° het overgedragen saldo;2° de dotatie die is ingeschreven op de begroting van de algemene uitgaven van de Vlaamse Gemeenschap;3° de eigen inkomsten;4° de schenkingen en legaten die ad nominatim zijn toegekend aan de DAB Frans Masereel Centrum en die zijn aanvaard door de Vlaamse Gemeenschap. Met behoud van de toepassing van artikel 47, § 1, van het decreet van 23 december 2016 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2017, wordt de dotatie aan de DAB Frans Masereel Centrum, die wordt ingeschreven op de begroting van de algemene uitgaven van de Vlaamse Gemeenschap, gekoppeld aan hetzelfde prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van `s lands concurrentievermogen.
De middelen van de DAB Frans Masereel Centrum kunnen worden aangewend voor personeels- en werkingsuitgaven. § 4. De Vlaamse Regering bepaalt wie de gedelegeerd ordonnateur van de DAB Frans Masereel Centrum is, en wat zijn bevoegdheden zijn. HOOFDSTUK 5. - Openbaarheid beheersovereenkomsten
Art. 18.De beheersovereenkomsten die de Vlaamse Regering sluit met organisaties uit het beleidsveld cultuur, worden door de administratie bekendgemaakt via publiek raadpleegbare communicatiekanalen. HOOFDSTUK 6. - Eigen Vermogen Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen
Art. 19.Het Eigen Vermogen van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen, opgericht bij het koninklijk besluit van 22 september 1931 betreffende het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen - rechtspersoonlijkheid, dat rechtspersoonlijkheid geniet bij wet van 27 juni 1930, wordt geregeld overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk.
Art. 20.Het Eigen Vermogen van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen wordt bestuurd door een beheerscommissie.
De beheerscommissie is samengesteld uit: 1° de voorzitter, de ondervoorzitter en het onafhankelijk bestuurslid aangeduid als secretaris, van de raad van bestuur van het privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen;2° één afgevaardigde van de stad Antwerpen.
Art. 21.De leden van de beheerscommissie, vermeld in artikel 20, tweede lid, 1°, worden door hun aanstelling in de raad van bestuur van het privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen van rechtswege benoemd als lid van de commissie, voor de termijn van hun bestuursmandaat bij dat agentschap.
Het lid van de beheerscommissie, vermeld in artikel 20, tweede lid, 2°, wordt door de stad Antwerpen benoemd. De stad Antwerpen kan op elk moment een nieuwe afgevaardigde benoemen.
Art. 22.De leden van de beheerscommissie oefenen hun mandaat onbezoldigd uit. Aan de leden kan evenwel een vergoeding voor reis- en verblijfkosten worden toegekend.
Art. 23.De voorzitter, de ondervoorzitter en de secretaris van het privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen zijn van rechtswege voorzitter, ondervoorzitter en secretaris van de beheerscommissie.
Art. 24.In geval van afwezigheid of ontslag van de voorzitter wordt zijn functie waargenomen door de ondervoorzitter of, bij zijn ontslag of afwezigheid, door de oudste van de aanwezige bestuurders.
De beheerscommissie kan slechts een geldige beslissing nemen wanneer de meerderheid van de leden aanwezig is. Bij staking van stemmen, is de stem van de voorzitter beslissend.
Art. 25.De beheerscommissie vergadert na bijeenroeping door de voorzitter of, bij diens afwezigheid, door de ondervoorzitter. De beheerscommissie wordt schriftelijk bijeengeroepen en, behoudens in dringende gevallen, minstens zeven kalenderdagen voor de datum van de geplande vergadering. De bijeenroeping vermeldt de agenda, de datum en het uur van de vergadering.
Art. 26.De beslissingen van de beheerscommissie worden opgenomen in de notulen die worden ondertekend door de voorzitter en de secretaris.
Zij worden van kracht na goedkeuring in de eerstvolgende vergadering.
De notulen worden opgestuurd aan alle leden van de beheerscommissie.
De beheerscommissie vertegenwoordigt het eigen vermogen in en buiten rechte. Het eigen vermogen wordt in alle handelingen in en buiten rechte rechtsgeldig vertegenwoordigd door de gezamenlijke handtekening van de voorzitter en de secretaris.
Art. 27.De beheerscommissie staat in voor het beheer van het eigen vermogen.
De beheerscommissie zal de engagementen en verplichtingen nakomen die zijn aangegaan door de commissie Eigen Vermogen conform het koninklijk besluit van 22 september 1931 Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen - rechtspersoonlijkheid.
Art. 28.De beheerscommissie stelt een huishoudelijk reglement op voor haar leden.
Art. 29.De beheerscommissie mag werken laten uitvoeren in het belang van de vereniging zonder winstoogmerk Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen en de kunstwerken die deze vereniging zonder winstoogmerk beheert.
Art. 30.Ieder jaar maakt de beheerscommissie het ontwerp van begroting op van haar ontvangsten en uitgaven.
Ieder jaar stelt de beheerscommissie de rekening van het vorige begrotingsjaar op.
Art. 31.Uiterlijk op 1 april van elk jaar zal de beheerscommissie aan de Vlaamse Regering verslag uitbrengen over haar activiteiten gedurende het vorige werkingsjaar.
Art. 32.De Vlaamse Regering mag voorschrijven dat de rekeningen van het vermogen op geregelde tijdstippen zullen worden nagezien.
Art. 33.Het koninklijk besluit van 22 september 1931 Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen - rechtspersoonlijkheid, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 15 juli 2011 en 4 juli 2014, wordt opgeheven, met uitzondering van artikel 1. HOOFDSTUK 7. - Studiecentrum voor Vlaamse Muziek
Art. 34.De Vlaamse Regering kan een werkingssubsidie toekennen voor een beleidsperiode van vijf jaar aan een studie- en documentatiecentrum dat tot doel heeft onderzoek te doen naar het Vlaamse muziekpatrimonium van de 18e, 19e en 20e eeuw, dit bekend te maken en te valoriseren.
Een aanvraag voor werkingssubsidies wordt ingediend voor de volledige beleidsperiode van vijf jaar die begint op 1 januari van het laatste jaar van de legislatuur van het Vlaams Parlement en eindigt op 31 december van het vierde volledige jaar van de volgende legislatuur van het Vlaams Parlement.
Art. 35.De volgende criteria zijn van toepassing voor de toekenning en de bepaling van het bedrag van een de werkingssubsidie: 1° de kwaliteit van de aanwezige expertise;2° de wijze waarop de doelstelling, vermeld in artikel 34, wordt opgenomen;3° de kwaliteit van de samenwerking en netwerking, met relevante partners;4° de wijze waarop cultureelerfgoedgemeenschappen die werkzaam zijn rond muzikaal cultureel erfgoed vertegenwoordigd zijn in de organisatie en de werking ervan mee aansturen;5° de kwaliteit van het zakelijke beheer, en de haalbaarheid en het realiteitsgehalte van de begroting.De noodzaak voor een werkingssubsidie wordt aangetoond in de begroting, rekening houdend met de ontvangsten uit de werking.
Art. 36.De Vlaamse Regering beslist over de toekenning en het bedrag van de werkingssubsidie, vermeld in artikel 34, op basis van een advies van de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst, bijgestaan door externe experten, aangesteld door de Vlaamse Regering, die de aanvraag toetsen aan de criteria, vermeld in artikel 35.
De Vlaamse Regering sluit een beheersovereenkomst met het centrum, vermeld in artikel 34. Hierin wordt de doelstelling waarvoor de werkingssubsidie wordt toegekend, nader verduidelijkt.
Art. 37.In afwijking van artikel 36 wordt er aan het centrum voor de beleidsperiode 2019-2023 een werkingssubsidie toegekend van 150.000 euro per jaar. Er wordt met het centrum een beheersovereenkomst gesloten voor het voormelde bedrag. Hierin wordt de doelstelling waarvoor de werkingssubsidie wordt toegekend, nader verduidelijkt. De Vlaamse Regering kan bijkomende voorwaarden met betrekking tot de initiële werkingssubsidie voorzien.
Art. 38.De artikelen 36, 37, 38, 39, 40, 41, 83, 84, 85 en 86 van het Cultureelerfgoeddecreet van 24 februari 2017 zijn van overeenkomstige toepassing op de werkingssubsidie, vermeld in artikel 34 en in artikel 37.
In afwijking van het eerste lid, wordt aan het centrum in het eerste kwartaal van 2019 een voorschot toegekend van 35 % van de werkingssubsidie, vermeld in artikel 37. HOOFDSTUK 8. - Subsidie ter vergoeding van de regularisatie van de gesubsidieerde contractuelen
Art. 39.Voor de organisaties, vermeld in bijlage, wordt de subsidie ter vergoeding van de regularisatie van de gesubsidieerde contractuelen vanaf het werkingsjaar 2024 stopgezet.
In de werkingsjaren 2019, 2020, 2021, 2022 en 2023 gelden voor de organisaties, vermeld in bijlage, de volgende overgangsmaatregelen: 1° in de werkingsjaren 2019, 2020 en 2021 blijven de organisaties het geïndexeerd subsidiebedrag ter vergoeding van de regularisatie behouden;2° in het werkingsjaar 2022 ontvangen de organisaties 66 % van het geïndexeerd subsidiebedrag ter vergoeding van de regularisatie;3° in het werkingsjaar 2023 ontvangen de organisaties 33 % van het geïndexeerd subsidiebedrag ter vergoeding van de regularisatie. De middelen die vrijkomen ingevolge de maatregelen, vermeld in het eerste en het tweede lid, worden aangewend voor de uitvoering van het decreet van 6 juni 2018 betreffende de bovenlokale cultuurwerking. HOOFDSTUK 9. - Wijziging van het decreet van 30 maart 1999 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor de Letteren
Art. 40.In het decreet van 30 maart 1999 houdende oprichting van het Vlaams Fonds voor de Letteren wordt in artikel 12, § 6, tussen de zinsnede "De leden van het Fondsbestuur," en de woorden "het Beslissingscollege" de zinsnede "het Dagelijks Bestuur, met uitzondering van de directeur," ingevoegd. HOOFDSTUK 1 0. - Wijziging van het decreet van 13 april 1999 houdende machtiging van de Vlaamse regering om toe te treden tot en om mee te werken aan de oprichting van de vereniging zonder winstgevend doel Vlaams Audiovisueel Fonds
Art. 41.In artikel 7 van het decreet van 13 april 1999 houdende machtiging van de Vlaamse regering om toe te treden tot en om mee te werken aan de oprichting van de vereniging zonder winstgevend doel Vlaams Audiovisueel Fonds, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, wordt paragraaf 3 vervangen door wat volgt: " § 3. Elke ontwerp-beheersovereenkomst en elke wijziging en verlenging ervan wordt ter bespreking voorgelegd aan het Vlaams Parlement en aan de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media.". HOOFDSTUK 1 1. - Wijzigingen van het decreet van 22 december 2000 betreffende de amateurkunsten
Art. 42.In artikel 2 van het decreet van 22 december 2000 betreffende de amateurkunsten, gewijzigd bij de decreten van 17 november 2006 en 20 december 2013, wordt punt 6° opgeheven.
Art. 43.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 23 december 2016, wordt hoofdstuk III, dat bestaat uit artikel 13 en 14, opgeheven. HOOFDSTUK 1 2. - Wijzigingen van het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk
Art. 44.In het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk worden de volgende artikelen opgeheven: 1° artikel 2, gewijzigd bij de decreten van 14 maart 2008 en 7 juli 2017;2° artikel 37 tot en met 39;3° artikel 40, gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2012;4° artikel 41, vervangen bij het decreet van 6 juli 2012.
Art. 45.In artikel 47bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 maart 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste, tweede en vierde lid, worden de woorden "de FOV" telkens vervangen door de woorden "De Federatie";2° in het tweede lid wordt punt 5° opgeheven; 3° het derde lid wordt vervangen door wat volgt: "De Federatie ontvangt vanaf het werkingsjaar 2019 jaarlijks een subsidie-enveloppe van 372.813 euro. Met behoud van de toepassing van artikel 47, § 1, van het decreet van 23 december 2016 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2017, wordt deze subsidie-enveloppe jaarlijks gekoppeld aan het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van `s lands concurrentievermogen.
Voor het gedeelte werkingskosten van de subsidie-enveloppe wordt het prijsindexcijfer beperkt tot 75 %, tenzij de Vlaamse Regering een ander percentage bepaalt.". HOOFDSTUK 1 3. - Wijziging van het decreet van 7 mei 2004 houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector
Art. 46.Artikel 13 van het decreet van 7 mei 2004 houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 13.De middelen, aangevuld met indexering, die voor de aanvullende subsidie voor tewerkstelling beschikbaar zijn voor de organisaties, vermeld in bijlage 1, die bij dit decreet is gevoegd, worden vanaf het werkingsjaar 2022 overgeheveld naar de begrotingsartikelen bestemd voor het Kunstendecreet van 13 december 2013 en overeenkomstig de bepalingen van dat decreet toegekend en verantwoord.
In de werkingsjaren 2019, 2020 en 2021 gelden voor de organisaties, vermeld in bijlage 1, de volgende overgangsmaatregelen: 1° de middelen die voor de aanvullende subsidie voor tewerkstelling beschikbaar zijn, worden toegevoegd aan de subsidies die zij voor het geheel van hun werking ontvangen op basis van het Kunstendecreet van 13 december 2013.In afwijking van de artikelen 5 en 6, is de maximale hoogte van die middelen per organisatie vastgelegd zoals vermeld in bijlage 1, die bij dit decreet is gevoegd. Deze middelen worden geïndexeerd met als basis het werkingsjaar 2017; 2° de middelen die voor de aanvullende subsidie voor tewerkstelling beschikbaar zijn, kunnen enkel aangewend worden voor de betaling van de loonkosten van een personeelslid tewerkgesteld op een geregulariseerde DAC-arbeidsplaats binnen de organisatie;3° om de aanvullende subsidie voor tewerkstelling voor het betrokken werkingsjaar te kunnen behouden, moet de organisatie gedurende het volledige werkingsjaar de toegekende voltijdse equivalenten (VTE) tewerkgesteld hebben.De voltijdse equivalenten per organisatie zijn vermeld in bijlage 1, die bij dit decreet is gevoegd; 4° het toezicht op de verantwoording van deze aanvullende subsidie voor tewerkstelling binnen de organisatie gebeurt samen met het toezicht dat geregeld wordt in het Kunstendecreet van 13 december 2013 voor het geheel van haar werking voor dat jaar.De organisatie verleent haar volle medewerking aan de uitoefening van dit toezicht en bezorgt op eenvoudig verzoek van de toezichthouder, alle stukken die betrekking hebben op de verantwoording van de aanvullende subsidie voor tewerkstelling.
De middelen, die voor de aanvullende subsidie voor tewerkstelling beschikbaar zijn voor Poëziecentrum vzw, zijnde 164.792,57 euro, aangevuld met indexering, worden vanaf het werkingsjaar 2021 overgeheveld naar de dotatie van het Vlaams Fonds voor de Letteren, opgericht bij het decreet van 30 maart 1999.
In de werkingsjaren 2019 en 2020 gelden voor Poëziecentrum vzw de volgende overgangsmaatregelen: 1° de middelen die voor de aanvullende subsidie voor tewerkstelling beschikbaar zijn, worden toegevoegd aan de subsidies die het voor het geheel van zijn werking ontvangt op basis van het decreet van 30 maart 1999 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor de Letteren.In afwijking van de artikelen 5 en 6, is de maximale hoogte van die middelen vastgelegd op 164.792,54 euro (basis werkingsjaar 2017). Deze middelen worden geïndexeerd met als basis het werkingsjaar 2017; 2° de middelen die voor de aanvullende subsidie voor tewerkstelling beschikbaar zijn, kunnen enkel aangewend worden voor de betaling van de loonkosten van een personeelslid tewerkgesteld op een geregulariseerde DAC-arbeidsplaats binnen de organisatie;3° om de aanvullende subsidie voor tewerkstelling voor het betrokken werkingsjaar te kunnen behouden, moet de organisatie gedurende het volledige werkingsjaar de toegekende voltijdse equivalenten (VTE) tewerkgesteld hebben, zijnde 2,98 VTE;4° de Vlaamse Regering bepaalt in het besluit tot toekenning van de subsidie de nadere voorwaarden voor het toezicht op de verantwoording van deze aanvullende subsidie voor tewerkstelling binnen de organisatie.De organisatie verleent haar volle medewerking aan de uitoefening van dit toezicht en bezorgt op eenvoudig verzoek van de toezichthouder, alle stukken die betrekking hebben op de verantwoording van de aanvullende subsidie voor tewerkstelling.".
Art. 47.Aan het decreet van 7 mei 2004 houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector wordt een bijlage 1 toegevoegd, die luidt als volgt: "Bijlage 1 bij het decreet van 7 mei 2004 houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector.
Organisatie
Ondernemingsnummer
Verplicht te behouden VTE per werkingsjaar 2019-2020-2021 (basis 2017)
Subsidie per werkingsjaar 2019-2020-2021 in euro (basis 2017)
Ancienne Belgique vzw
430973770
6,00
192.556,90
B-Classic Festival van Vlaanderen vzw
410775895
1,00
45.550,11
Cultuur Animatiecentrum Beursschouwburg vzw
414042520
1,00
30.439,76
De Casino vzw
455955725
5,00
155.244,04
Democrazy vzw
422076791
3,50
89.291,92
N9/Driewerf Hoera vzw
419303977
7,50
210.866,06
Het Gevolg vzw
431113134
2,50
63.790,43
KAAP vzw (voorheen vzw De Werf)
432510033
2,00
63.545,96
Monty vzw
425676679
3,00
80.214,79
Musica vzw
418205602
2,00
61.908,22
VictoriaNieuwpoort vzw (CAMPO VZW)
424376582
4,00
124.444,82
NTGent Stichting van Openbare Nut
410353154
9,00
235.188,20
Sfinks Animatie vzw
423240692
4,00
153.225,69
Speelteater-Kopergietery vzw
450696840
3,00
88.755,52
STUK Kunstencentrum vzw
411973450
2,50
73.053,72
't Arsenaal vzw - Mechels Miniatuur Teater
406580745
11,14
260.988,10
Theater Malpertuis vzw
412857041
2,50
70.434,68
Victoria vzw
415522660
3,00
95.348,11
Toneelproducties De Tijd vzw
432954748
2,90
101.304,48
Vereniging voor Culturele Informatie en Actueel Prentenkabinet in Limburg vzw (CIAP vzw)
415920855
1,00
46.875,36
WP Zimmer vzw
428652502
1,00
29.543,01
".
Art. 48.In het decreet van 7 mei 2004 houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector wordt een artikel 13/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 13/1.De middelen, die voor de aanvullende subsidie voor tewerkstelling beschikbaar zijn voor de organisaties, vermeld in bijlage 2, die bij dit decreet is gevoegd, worden vanaf het werkingsjaar 2022 overgeheveld naar de begrotingsartikelen bestemd voor het Kunstendecreet van 13 december 2013 en overeenkomstig de bepalingen van dat decreet toegekend en verantwoord.
Voor de werkingsjaren 2019, 2020 en 2021 gelden de volgende overgangsmaatregelen: 1° bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst vanaf 1 juni 2019 van een of meer geregulariseerde DAC-werknemers, zoals door ontslag door de werkgever of door de werknemer, door pensionering of door overlijden, verliezen de organisaties, bedoeld in het eerste lid, definitief het recht op de middelen, die voor de aanvullende subsidie voor tewerkstelling beschikbaar zijn;2° de berekening van de aanvullende subsidie voor tewerkstelling voor het betrokken werkingsjaar gebeurt op basis van de werkelijke tewerkstelling van de werknemers in de geregulariseerde DAC-projecten, de verplichte loonkosten inclusief indexeringen.Het maximaal toegestane aantal tewerkgestelde DAC'ers is vermeld in bijlage 2, die bij dit decreet is gevoegd; 3° de middelen, die voor de aanvullende subsidie voor tewerkstelling beschikbaar zijn, kunnen enkel aangewend worden voor de betaling van de loonkosten van een personeelslid tewerkgesteld op een geregulariseerde DAC-arbeidsplaats binnen de organisatie. Bij ontslag van een geregulariseerde DAC-werknemer door een organisatie als bedoeld in het eerste lid, wordt de volledige opzegperiode, te berekenen vanaf 1 juni 2019, gesubsidieerd indien de organisatie de DAC-werknemer uiterlijk voor 1 juni 2019 in opzeg plaatst. Indien de organisatie de geregulariseerde DAC-werknemer vanaf 1 juni 2019 in opzeg plaatst, stopt de DAC-subsidiëring ten laatste op 31 december 2021.
De middelen, die in de werkingsjaren 2019, 2020 en 2021, voor de aanvullende subsidie voor tewerkstelling beschikbaar zijn, en vrijkomen ingevolge de maatregelen, vermeld in het tweede en derde lid, worden aangewend voor het Kunstendecreet van 13 december 2013.".
Art. 49.Aan het decreet van 7 mei 2004 houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector wordt een bijlage 2 toegevoegd, die luidt als volgt: "Bijlage 2 bij het decreet van 7 mei 2004 houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector.
Organisatie
Ondernemingsnummer
maximaal toegestane aantal voltijds tewerkgestelde DAC'ers
Raming DAC-subsidie 2018 (in euro)
ARIOSO PRODUCTIES
423573660
1 VTE
41.868,45
Centrum voor Muziekinstrumentenbouw
418719702
3 VTE
188.553,60
De Waaier
428963791
1 VTE
52.135,65
Fakkelteater
407723365
4 VTE
178.604,45
Noordteater
415365480
2 VTE
70.277,00
Sint-Lukasgalerie Brussel
421418379
4 VTE
253.908,60
Paljas Producties
424087760
3 VTE
132.937,50
Straat- en Bewegingstheater TEATER EXCES
415944215
3 VTE
127.961,00
THEATRE TINNENPOT KUNSTENCENTRUM VZW
851882110
4.50 VTE
167.267,90
Jeugd en Muziek Brussel
413383316
1 VTE
36.811,36
Stichting Logos
417311222
2 VTE
55.712,85
". HOOFDSTUK 1 4. - Wijziging van het decreet van 30 november 2007 houdende de oprichting van de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Art. 50.In artikel 2 van het decreet van 30 november 2007 houdende de oprichting van de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media, vervangen bij het decreet van 3 juli 2015, wordt de zinsnede "Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media" vervangen door de zinsnede "Departement Cultuur, Jeugd en Media". HOOFDSTUK 1 5. - Wijzigingen van het Participatiedecreet van 18 januari 2008
Art. 51.In artikel 10, eerste lid, 4°, van het Participatiedecreet van 18 januari 2008, ingevoegd bij het decreet van 21 maart 2014, wordt punt a) opgeheven.
Art. 52.In hetzelfde decreet worden de volgende artikelen opgeheven: 1° artikel 29, gewijzigd bij het decreet van 21 maart 2014;2° artikel 30, vervangen bij het decreet van 21 maart 2014. HOOFDSTUK 1 6. - Wijziging van het decreet van 8 juli 2011 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2011
Art. 53.In artikel 18, eerste lid, van het decreet van 8 juli 2011 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2011, vervangen bij het decreet van 19 december 20014, wordt de zinsnede "Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media" vervangen door de zinsnede "Departement Cultuur, Jeugd en Media". HOOFDSTUK 1 7. - Wijzigingen van het decreet van 6 juli 2012 betreffende het Lokaal Cultuurbeleid
Art. 54.In titel 3, hoofdstuk 4, van het decreet van 6 juli 2012 betreffende het Lokaal Cultuurbeleid, gewijzigd bij het decreet van 8 juli 2016, wordt afdeling 5, die bestaat uit artikel 34 tot en met 37, opgeheven. HOOFDSTUK 1 8. - Wijzigingen van het Kunstendecreet van 13 december 2013
Art. 55.Aan artikel 3, 8°, van het Kunstendecreet van 13 december 2013, gewijzigd bij het decreet van 8 mei 2015, wordt de volgende zin toegevoegd: "Voor organisaties die een continue werking hebben, kan een projectsubsidie zoals beschreven in de vorige zin, een opstap zijn naar werkingssubsidies, mits de artistieke activiteit in dit project centraal staat;".
Art. 56.In artikel 25 van hetzelfde decreet wordt paragraaf 2 vervangen door wat volgt: " § 2. Met behoud van de toepassing van artikel 47, § 1, van het decreet van 23 december 2016 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2017, worden de werkingssubsidies, vermeld in paragraaf 1, jaarlijks gekoppeld aan het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van `s lands concurrentievermogen.
Voor het gedeelte werkingskosten van de werkingssubsidie, vermeld in het eerste lid, wordt het prijsindexcijfer beperkt tot 75 %, tenzij de Vlaamse Regering een ander percentage bepaalt.".
Art. 57.In artikel 71 van hetzelfde decreet wordt na de zinsnede ", vermeld in artikel 10, § 3" de zinsnede ", met uitzondering van de muziek in de niet-klassieke sectoren (pop-, rock-, jazz-, folk- en wereldmuziek), waarvoor het Kunstensteunpunt en de vzw Poppunt een afsprakenkader overeenkomen en waarvoor de Vlaamse Regering de vzw Poppunt subsidieert volgens de modaliteiten vastgelegd in een beheersovereenkomst." toegevoegd.
Art. 58.Artikel 72 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 72.Het Kunstensteunpunt heeft de volgende kerntaken: 1° praktijkondersteuning: het steunpunt levert als antwoord op praktijkvragen een actieve dienstverlening met het oog op deskundigheidsbevordering, kwaliteitsbevordering, relevante maatschappelijke en sectorgebonden evoluties, innovatie, professionalisering en een duurzame ontwikkeling van het veld.Het steunpunt begeleidt individuen en organisaties bij de uitbouw van hun artistieke praktijk; 2° praktijkontwikkeling: het steunpunt levert een bijdrage aan een continue ontwikkeling van het veld, op basis van evaluatie, onderzoek en kennisontwikkeling.Op verzoek stelt het steunpunt ook zijn terreinkennis en specifieke expertise ter beschikking aan de Vlaamse Regering met het oog op beleidsvoorbereiding, beleidsontwikkeling en beleidsevaluatie. Het opstellen van de landschapstekening, vermeld in artikel 7, § 3, maakt daar deel van uit. Zowel het opstellen van een onderzoeksagenda, als het uitbesteden van het benodigde onderzoek, wordt geformaliseerd in een gecoördineerd Afsprakenkader Onderzoek tussen de administratie en het Kunstensteunpunt, het steunpunt voor cultureel erfgoed en het steunpunt voor sociaal-cultureel werk; 3° beeldvorming en promotie: het steunpunt organiseert en coördineert sectorale activiteiten die de kennis over het veld bevorderen, die relevante sectorale thema's onder de aandacht brengen en die de praktijkgemeenschap versterken en promoten, zowel binnen Vlaanderen als internationaal;4° platform: het steunpunt functioneert als draaischijf tussen de verschillende actoren in de sector en faciliteert daarbinnen actief ontmoetingen, dialoog, netwerkgelegenheden en samenwerkingen.Het steunpunt kan ook een rol opnemen met betrekking tot thematische en territoriale vraagstukken in samenspraak met relevante thematische of territoriale expertisecentra en steunpunten.
De Vlaamse Regering kan nader bepalen wat een Afsprakenkader Onderzoek inhoudt, alsook zijn geldigheidsduur, de te bevatten elementen, hoe en met wie een Afsprakenkader Onderzoek wordt opgesteld, en wanneer en op welke wijze dat wordt bekend gemaakt.
Het Kunstensteunpunt besteedt binnen zijn werking aandacht aan de bevordering van culturele diversiteit. Het ondersteunt ook kunstenaars en kunstenorganisaties op het vlak van kunsteducatie, sociaal-artistiek werk en de participatie van kinderen en jongeren.
Het steunpunt kan daarvoor samenwerken met andere organisaties die op die terreinen over de nodige expertise beschikken.
Een benoeming tot lid van de raad van bestuur of algemene vergadering van het Kunstensteunpunt is onverenigbaar met: 1° een functie als personeelslid van een belangenbehartiger voor een culturele sector of discipline;2° een functie als lid van de raad van bestuur van een belangenbehartiger voor een culturele sector of discipline;3° een functie als personeelslid in dienst van de Vlaamse overheid dat in het kader van zijn functie betrokken is bij de uitvoering van dit decreet; 4° een mandaat als lid van de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media, zoals opgericht bij het decreet van 30 november 2007 houdende de oprichting van de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media.".
Art. 59.Aan artikel 77 van hetzelfde decreet wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 3. In afwijking van paragraaf 2, heeft de eerste beheersovereenkomst met het Kunstensteunpunt, vermeld in artikel 71, een duur van drie werkjaren en gaat ze in op 1 januari 2019.".
Art. 60.In artikel 79 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 8 mei 2015, wordt paragraaf 3 vervangen door wat volgt: " § 3. Met behoud van de toepassing van artikel 47, § 1, van het decreet van 23 december 2016 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2017, wordt het subsidiebedrag, vermeld in paragraaf 1, 6°, jaarlijks gekoppeld aan het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van `s lands concurrentievermogen.
Voor het gedeelte werkingskosten van de werkingssubsidie, vermeld in het eerste lid, wordt het prijsindexcijfer beperkt tot 75 %, tenzij de Vlaamse Regering een ander percentage bepaalt.".
Art. 61.In artikel 80, § 1, van hetzelfde decreet wordt het tweede lid opgeheven.
Art. 62.In artikel 88, § 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 8 mei 2015, worden een punt 5° /1 en een punt 5° /2 ingevoegd, die luiden als volgt: "5° /1 de mate waarin uitvoering wordt gegeven aan de strategische visienota, vermeld in artikel 7, § 1, in de eigen werking en in de dienstverlening aan derden; 5° /2 de mate waarin de noden van organisaties en stakeholders die tot de doelgroep van de dienstverlening horen, in kaart gebracht zijn via een sectorbrede bevraging, en beantwoord worden in de werking en in de beleidsnota van het steunpunt;".
Art. 63.Aan hetzelfde decreet wordt een artikel 185 toegevoegd, dat luidt als volgt: "In afwijking van artikel 88, 5° /2, wordt er bij de beoordeling van het eerste beleidsplan voor het Kunstensteunpunt, die slaat op de termijn, vermeld in artikel 77, § 3, geen rekening gehouden met het in kaart brengen van de noden, organisaties en stakeholders die tot de doelgroep van de dienstverlening horen, via een sectorbrede bevraging.". HOOFDSTUK 1 9. - Wijzigingen van het decreet van 20 mei 2016 houdende diverse bepalingen in de beleidsvelden cultuur, jeugd en Brussel
Art. 64.In het decreet van 20 mei 2016 houdende diverse bepalingen in de beleidsvelden cultuur, jeugd en Brussel, wordt het opschrift van hoofdstuk 2 vervangen door wat volgt: "Hoofdstuk 2. Machtiging tot deelname aan en structurele ondersteuning van een vereniging zonder winstoogmerk".
Art. 65.In hetzelfde decreet wordt artikel 2 vervangen door wat volgt: "
Art. 2.De Vlaamse Regering is gemachtigd om deel te nemen aan een vereniging zonder winstoogmerk met als doel dragers te digitaliseren en de digitale culturele content, te ontsluiten en duurzaam te archiveren, om de toegankelijkheid van de digitale content te verwezenlijken en te bestendigen voor bepaalde doelgroepen, zoals het onderwijs, het wetenschappelijk onderzoek en het nationale en internationale publiek, en ter beschikking te stellen voor professioneel hergebruik. De organisatie stelt in haar werking digitale objecten en metadata centraal, inclusief de daaraan verbonden werkprocessen en gebruikersplatformen. Ze ondersteunt culturele actoren, media organisaties en overheden met haar expertise in deze domeinen.".
Art. 66.In hetzelfde decreet wordt een artikel 2/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 2/1.§ 1. De Vlaamse Regering kent binnen de perken van de door het Vlaams Parlement goedgekeurde kredieten, aan de vereniging, vermeld in artikel 2, gedurende een subsidieperiode van vijf jaar, een jaarlijkse werkingssubsidie toe waarvan ze het bedrag bepaalt. De subsidie bestaat uit een kern van personeelsleden, een jaarlijkse basistoelage voor de werking en een subsidie op grond van werkelijk gepresteerde activiteiten. Die subsidie houdt een erkenning in. De erkenning en subsidie worden verleend op voorwaarde dat de vereniging de volgende strategische doelstellingen uitvoert: 1° de digitalisering van materiaal, dat aanwezig is bij organisaties waartoe de vereniging zich richt, met een prioriteit voor bedreigd materiaal;2° de duurzame archivering van gedigitaliseerd materiaal en bij uitbreiding van al bestaand digitaal of digitaal geboren materiaal;3° inzetten op toegankelijkheid en maatschappelijke valorisatie van het digitale materiaal en dat gericht op bepaalde doelgroepen, inclusief de mededeling, als wetenschappelijke instelling, aan het publiek van werken en prestaties ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek;4° de expertiseopbouw, de kennisdeling en het uitbouwen van samenwerkingsverbanden voor de ondersteuning en versterking van de activiteiten op het vlak van digitalisering, archivering en ontsluiting. § 2. Met behoud van de toepassing van artikel 47, § 1, van het decreet van 23 december 2016 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2017, wordt binnen de perken van de door het Vlaams Parlement goedgekeurde kredieten, de werkingssubsidie, vermeld in paragraaf 1, jaarlijks gekoppeld aan het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
Voor het gedeelte werkingskosten van de werkingssubsidie wordt het prijsindexcijfer beperkt tot 75 %, tenzij de Vlaamse Regering een ander percentage bepaalt. § 3. Voor de toepassing van de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in artikel 70, eerste lid, artikel 73 en artikel 76, eerste lid, van het Cultureelerfgoeddecreet van 24 februari 2017, wordt de vereniging, vermeld in artikel 2, gelijk gesteld met een organisatie die een werkingssubsidie ontvangt op het Cultureelerfgoeddecreet van 24 februari 2017.".
Art. 67.In hetzelfde decreet wordt een artikel 2/2 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 2/2.Om het subsidiebedrag en de ermee verbonden opdrachten te kunnen bepalen, dient de vereniging, vermeld in artikel 2, uiterlijk op 30 juni voor het begin van de vijfjarige subsidieperiode een beleidsplan met een inhoudelijke en financiële planning voor de komende subsidieperiode in bij de administratie.
De Vlaamse Regering beslist uiterlijk op 1 oktober voor het begin van de vijfjarige subsidieperiode over de subsidie. De subsidie wordt toegekend op voorwaarde van het sluiten van een beheersovereenkomst voor de duur van de subsidieperiode. Die beheersovereenkomst bevat de concrete uitwerking, op praktisch vlak, van de bij dit hoofdstuk vastgestelde regels, zoals de missie, de invulling van de kerntaken en de strategische en operationele doelstellingen en de modaliteiten voor de werking en de evaluatie. De beheersovereenkomst wordt afgesloten uiterlijk op 31 december van het jaar dat voorafgaat aan de subsidieperiode.
Als de Vlaamse Regering niet uiterlijk op 1 oktober voor het begin van de vijfjarige subsidieperiode beslist over de toekenning van de subsidie, wordt de duur van de vorige subsidieperiode telkens met één jaar verlengd en de aanvang van de volgende vijfjarige subsidieperiode met één jaar uitgesteld. Met behoud van de toepassing van het tweede lid is het voor dat jaar toegekende subsidiebedrag gelijk aan het subsidiebedrag in het vorige werkjaar. In dat geval wordt voor 31 december een aangepaste beheersovereenkomst afgesloten.".
Art. 68.In hetzelfde decreet wordt een artikel 2/3 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 2/3.De subsidie, vermeld in artikel 2/1, § 1, wordt als volgt beschikbaar gesteld: 1° voor het eerste en tweede tertiaal een voorschot van 35 % van het subsidiebedrag dat voor dat jaar toegekend wordt, en voor het derde tertiaal een voorschot van 25 % van het subsidiebedrag dat voor dat jaar toegekend wordt;2° een saldo van maximaal 5 % van het subsidiebedrag dat voor dat jaar toegekend wordt.Het saldo wordt uitbetaald in de loop van het jaar dat volgt op het gesubsidieerde jaar nadat de administratie de financiële afrekening en het jaarverslag van het voorbije gesubsidieerde jaar goedgekeurd heeft.".
Art. 69.In hetzelfde decreet wordt een artikel 2/4 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 2/4.Met de subsidie, vermeld in artikel 2/1, § 1, kan een reserve worden aangelegd conform het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle ervan, en de controle door het Rekenhof.". HOOFDSTUK 2 0. - Wijzigingen van het Cultureelerfgoeddecreet van 24 februari 2017
Art. 70.Aan artikel 25 van het Cultureelerfgoeddecreet van 24 februari 2017 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "In afwijking van het eerste lid kunnen organisaties die de Vlaamse Regering zelf beheert of organisaties die niet voldoen aan de subsidiëringsvoorwaarde, vermeld in artikel 48, een aanvraag tot indeling doen zonder dat dat een aanvraag is van werkingssubsidies. De aanvraag wordt op dezelfde wijze behandeld als een aanvraag tot indeling die onderdeel is van een aanvraag van werkingssubsidies.".
Art. 71.In artikel 34 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt tussen de zinsnede "afdeling 2, 3, 4" en de zinsnede "en 5" de zinsnede ", 4/1" ingevoegd;2° er worden een derde, vierde en vijfde lid toegevoegd, die luiden als volgt: "De beheersovereenkomst met het in artikel 53/1 vermelde steunpunt, loopt over een periode van vijf opeenvolgende jaren, en gaat in bij de start van een beleidsperiode als vermeld in artikel 31. Als de Vlaamse Regering niet tijdig een beheersovereenkomst sluit, blijft de lopende beheersovereenkomst van kracht.
Als de Vlaamse Regering niet tijdig een beheersovereenkomst sluit, en er geen lopende beheersovereenkomst is, is de werkingssubsidie van het steunpunt, bij gelijke werking en opdracht, gelijk aan de werkingssubsidie die op basis van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor de voorgaande beleidsperiode is toegekend.".
Art. 72.In hoofdstuk 3 van hetzelfde decreet wordt een afdeling 4/1 ingevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 4/1. Het steunpunt".
Art. 73.In hetzelfde decreet wordt in afdeling 4/1, ingevoegd bij artikel 50, een artikel 53/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 53/1.De Vlaamse Regering kan een werkingssubsidie toekennen aan een steunpunt voor cultureel erfgoed. Het steunpunt heeft als doel, op een landelijk niveau, cultureelerfgoedorganisaties, beheerders van cultureel erfgoed, en erfgoedgemeenschappen te ondersteunen en de ontwikkeling van het cultureelerfgoedveld te stimuleren met het oog op de doelstellingen, vermeld in artikel 4, § 1, van dit decreet.
Het steunpunt realiseert zijn dienstverlenende rol via de volgende kerntaken: 1° praktijkondersteuning: het steunpunt levert als antwoord op praktijkvragen een actieve dienstverlening met het oog op deskundigheidsbevordering, kwaliteitsbevordering, relevante maatschappelijke en sectorgebonden evoluties, innovatie, professionalisering en een duurzame ontwikkeling van het veld.Het steunpunt begeleidt individuen en organisaties bij de uitbouw van hun erfgoedpraktijk; 2° praktijkontwikkeling: het steunpunt levert een bijdrage aan een continue ontwikkeling van het veld, op basis van evaluatie, onderzoek en kennisontwikkeling.Op verzoek stelt het steunpunt ook zijn terreinkennis en specifieke expertise ter beschikking aan de Vlaamse Regering met het oog op beleidsvoorbereiding, beleidsontwikkeling en beleidsevaluatie. Zowel het opstellen van een onderzoeksagenda, als het uitbesteden van het benodigde onderzoek, wordt geformaliseerd in een gecoördineerd Afsprakenkader Onderzoek tussen de administratie en het Kunstensteunpunt, het steunpunt voor cultureel erfgoed en het steunpunt voor sociaal-cultureel werk; 3° beeldvorming en promotie: het steunpunt organiseert en coördineert sectorale activiteiten die de kennis over het veld bevorderen, die relevante sectorale thema's onder de aandacht brengen en die de praktijkgemeenschap versterken en promoten, zowel binnen Vlaanderen als internationaal;4° platform: het steunpunt functioneert als draaischijf tussen de verschillende actoren in de sector en faciliteert daarbinnen actief ontmoetingen, dialoog, netwerkgelegenheden en samenwerkingen.Het steunpunt kan ook een rol opnemen met betrekking tot thematische en territoriale vraagstukken in samenspraak met relevante thematische of territoriale expertisecentra en steunpunten.
De Vlaamse Regering kan nader bepalen wat een Afsprakenkader Onderzoek inhoudt, alsook zijn geldigheidsduur, de te bevatten elementen, hoe en met wie een Afsprakenkader Onderzoek wordt opgesteld, en wanneer en op welke wijze dat wordt bekend gemaakt.".
Art. 74.In hetzelfde decreet wordt in dezelfde afdeling 4/1 een artikel 53/2 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 53/2.Een aanvraag van een werkingssubsidie als vermeld in artikel 53/1, wordt ingediend voor de volledige beleidsperiode.
De Vlaamse Regering richt per beoordelingsronde voor een steunpunt een afzonderlijke beoordelingscommissie op om advies uit de brengen over de aanvraag, vermeld in het eerste lid. Die beoordelingscommissie is samengesteld conform artikel 79.".
Art. 75.In hetzelfde decreet wordt in dezelfde afdeling 4/1 een artikel 53/3 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 53/3.De volgende criteria zijn van toepassing voor de toekenning en de bepaling van het bedrag van de werkingssubsidie: 1° de kwaliteit van de aanwezige expertise;2° de wijze waarop de kerntaken, vermeld in artikel 53/1, worden opgenomen;3° de mate waarin de werking inspeelt op de noden van cultureel erfgoed, beheerders ervan of cultureelerfgoedgemeenschappen;4° de schaalgrootte en de landelijke reikwijdte van de werking;5° de samenwerking en netwerking, zowel binnen Vlaanderen als internationaal;6° de mate waarin uitvoering wordt gegeven aan de strategische visienota, vermeld in artikel 5, in de eigen werking en in de dienstverlening aan derden;7° de mate waarin de noden van cultureelerfgoedorganisaties, beheerders van cultureel erfgoed en cultureelerfgoedgemeenschappen in kaart gebracht zijn via een sectorbrede bevraging, en beantwoord worden in de werking en in de beleidsnota van het steunpunt;8° de kwaliteit van het zakelijke beheer en de haalbaarheid en het realiteitsgehalte van de begroting.De noodzaak van een werkingssubsidie wordt aangetoond in de begroting, rekening houdend met de eigen ontvangsten uit de werking.".
Art. 76.In hetzelfde decreet wordt in dezelfde afdeling 4/1 een artikel 53/4 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art 53/4. Een benoeming tot lid van de raad van bestuur of algemene vergadering van het steunpunt is onverenigbaar met: 1° een functie als personeelslid van een belangenbehartiger voor een culturele sector of discipline;2° een functie als lid van de raad van bestuur van een belangenbehartiger voor een culturele sector of discipline;3° een functie als personeelslid in dienst van de Vlaamse overheid dat in het kader van zijn functie betrokken is bij de uitvoering van dit decreet; 4° een mandaat als lid van de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media, zoals opgericht bij het decreet van 30 november 2007 houdende de oprichting van de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media.".
Art. 77.Aan artikel 79, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt een punt 4° toegevoegd, dat luidt als volgt: "4° aanvragen voor werkingssubsidies voor het steunpunt als vermeld in artikel 53/1.".
Art. 78.In hetzelfde decreet wordt een artikel 96/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 96/1.Voor de behandeling van de eerste aanvraag van het steunpunt, geldt, in afwijkijking van de regels die op basis van artikel 41 bepaald worden, 1 oktober 2018 als eerste indiendatum.
De van toepassing zijnde data en termijnen bepaald in uitvoering van artikel 41 voor de behandeling van de in het eerste lid vermelde eerste aanvraag van het steunpunt, schuiven eenmalig mee op in functie van deze eerste indiendatum. De Vlaamse Regering beslist over deze eerste aanvraag uiterlijk 2 maanden na bekrachtiging van het decreet houdende diverse bepalingen in het beleidsveld cultuur.
Voor de behandeling van de in het eerste lid vermelde eerste aanvraag van het steunpunt dienen de noden van cultureelerfgoedorganisaties, beheerders van cultureel erfgoed en cultureelerfgoedgemeenschappen, vermeld in artikel 53/3, 7°, niet te worden bevraagd.".
Art. 79.In hetzelfde decreet wordt een artikel 96/2 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 96/2.In afwijking van artikel 95 worden de werkingssubsidies die werden toegekend op basis van artikel 100 van het Cultureelerfgoeddecreet van 6 juli 2012, zoals het van kracht was op het moment van de opheffing ervan door het Cultureelerfgoeddecreet van 24 februari 2017, voortgezet conform de bepalingen van het voormelde decreet tot 31 december 2023 of tot de datum waarop nieuwe regelgeving van toepassing wordt met betrekking tot de werkingssubsidies voor cultureelerfgoedpublicaties of waarop de betrokken organisatie een werkingssubsidie ontvangt op basis van dit decreet indien dat voor 31 december 2023 het geval is.". HOOFDSTUK 2 1. - Wijziging van het decreet van 12 mei 2017 houdende diverse bepalingen in de beleidsvelden cultuur en jeugd
Art. 80.In het decreet van 12 mei 2017 houdende diverse bepalingen in de beleidsvelden cultuur en jeugd, gewijzigd bij het decreet van 22 december 2017, wordt een artikel 5/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 5/1.De Vlaamse Regering kent binnen de perken van de door het Vlaams Parlement goedgekeurde kredieten een jaarlijkse subsidie toe aan de vereniging, vermeld in artikel 5 voor en op voorwaarde van het vervullen van de in dat artikel vermelde doelstelling. Die subsidie bestaat uit een subsidie van een kern van personeelsleden, een jaarlijkse basistoelage voor de werking en een subsidie op grond van werkelijk gepresteerde activiteiten.
Met behoud van de toepassing van artikel 47, § 1, van het decreet van 23 december 2016 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2017, wordt het subsidiebedrag, vermeld in het eerste lid, jaarlijks gekoppeld aan het prijs-indexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van `s lands concurrentievermogen. Voor het gedeelte werkingskosten van de subsidie, vermeld in het eerste lid, wordt het prijsindexcijfer beperkt tot 75 %, tenzij de Vlaamse Regering een ander percentage bepaalt.
De subsidie, vermeld in het eerste lid, wordt als volgt beschikbaar gesteld: 1° voor het eerste en tweede tertiaal een voorschot van 35 % van het subsidiebedrag dat voor dat jaar toegekend wordt, en voor het derde tertiaal een voorschot van 25 % van het subsidiebedrag dat voor dat jaar toegekend wordt;2° een saldo van maximaal 5 % van het subsidiebedrag dat voor dat jaar toegekend wordt.Het saldo wordt uitbetaald in de loop van het jaar dat volgt op het gesubsidieerde jaar nadat de administratie vaststelt dat de vereniging de in artikel 5 vermelde doelstelling heeft verwezenlijkt en de administratie de financiële afrekening en het jaarverslag van het voorbije gesubsidieerde jaar goedgekeurd heeft.
Met de subsidie, vermeld in het eerste lid, kan een reserve worden aangelegd conform het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle ervan, en de controle door het Rekenhof.
De Vlaamse Regering sluit, samen met het Koninkrijk der Nederlanden, met de voormelde vereniging een beheersovereenkomst af voor een duur van maximum vijf jaar. Die beheersovereenkomst bevat de concrete uitwerking, op praktisch vlak, van de bij dit hoofdstuk vastgestelde regels, zoals de missie, de invulling van de kerntaken en de strategische en operationele doelstellingen en de modaliteiten voor de werking en de evaluatie.". HOOFDSTUK 2 2. - Wijzigingen van het decreet van 7 juli 2017 houdende de subsidiëring en erkenning van het sociaal-cultureel volwassenenwerk
Art. 81.In het decreet van 7 juli 2017 houdende de subsidiëring en erkenning van het sociaal-cultureel volwassenenwerk wordt een titel 4/1 ingevoegd, die luidt als volgt: "Titel 4/1. Subsidies aan het steunpunt sociaal-cultureel werk".
Art. 82.In hetzelfde decreet wordt in titel 4/1, ingevoegd bij artikel 59, een artikel 47/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 47/1.De Vlaamse Regering kan een subsidie-enveloppe toekennen aan een steunpunt voor sociaal-cultureel werk. Het steunpunt is een intermediaire organisatie tussen het sociaal-culturele veld en de Vlaamse overheid met als doel bij te dragen tot de ondersteuning en ontwikkeling van zowel het sociaal-culturele veld als zijn sociaal-culturele werkers, en zijn sociaal-culturele organisaties. Het steunpunt treedt niet in de plaats van belangenbehartigende organisaties.
Het steunpunt beschikt over een rechtspersoonlijkheid met een niet commer-cieel karakter en is gevestigd in het Nederlandse taalgebied of het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad.".
Art. 83.In hetzelfde decreet wordt in dezelfde titel 4/1 een artikel 47/2 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 47/2.Het steunpunt heeft de volgende kerntaken: 1° praktijkondersteuning: het steunpunt levert als antwoord op praktijkvragen een actieve dienstverlening met het oog op deskundigheidsbevordering, kwaliteitsbevordering, relevante maatschappelijke en sectorgebonden evoluties, innovatie, professionalisering en een duurzame ontwikkeling van het veld.Het steunpunt begeleidt individuen en organisaties bij de uitbouw van hun sociaal-culturele praktijk; 2° praktijkontwikkeling: het steunpunt levert een bijdrage aan een continue ontwikkeling van het veld, op basis van evaluatie, onderzoek en kennisontwikkeling.Op verzoek stelt het steunpunt ook zijn terreinkennis en specifieke expertise ter beschikking aan de Vlaamse Regering met het oog op beleidsvoorbereiding, beleidsontwikkeling en beleidsevaluatie. Zowel het opstellen van een onderzoeksagenda, als het uitbesteden van het benodigde onderzoek, wordt geformaliseerd in een gecoördineerd Afsprakenkader Onderzoek tussen de administratie en het Kunstensteunpunt, het steunpunt voor cultureel erfgoed en het steunpunt voor sociaal-cultureel werk; 3° beeldvorming en promotie: het steunpunt organiseert en coördineert sectorale activiteiten die de kennis over het veld bevorderen, die relevante sectorale thema's onder de aandacht brengen en die de praktijkgemeenschap versterken en promoten, zowel binnen Vlaanderen als internationaal;4° platform: het steunpunt functioneert als draaischijf tussen de verschillende actoren in de sector en faciliteert daarbinnen actief ontmoetingen, dialoog, netwerkgelegenheden en samenwerkingen.Het steunpunt kan ook een rol opnemen met betrekking tot thematische en territoriale vraagstukken, maar in samenspraak met relevante thematische of territoriale expertisecentra en steunpunten.
De Vlaamse Regering kan nader bepalen wat een Afsprakenkader Onderzoek inhoudt, alsook zijn geldigheidsduur, de te bevatten elementen, hoe en met wie een Afsprakenkader Onderzoek wordt opgesteld, en wanneer en op welke wijze dat wordt bekend gemaakt.
Een benoeming tot lid van de raad van bestuur of algemene vergadering van het steunpunt voor sociaal-cultureel werk is onverenigbaar met: 1° een functie als personeelslid van een belangenbehartiger voor een culturele sector of discipline;2° een functie als lid van de raad van bestuur van een belangenbehartiger voor een culturele sector of discipline;3° een functie als personeelslid in dienst van de Vlaamse overheid dat in het kader van zijn functie betrokken is bij de uitvoering van dit decreet; 4° een mandaat als lid van de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media, zoals opgericht bij het decreet van 30 november 2007 houdende de oprichting van de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media.".
Art. 84.In hetzelfde decreet wordt in dezelfde titel 4/1 een artikel 47/3 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 47/3.Een aanvraag van een subsidie-enveloppe als vermeld in artikel 47/1, wordt ingediend voor de volledige beleidsperiode. De subsidieaanvraag wordt uiterlijk op 1 juni van het laatste jaar van de vorige beleidsperiode ingediend en is in het Nederlands opgesteld.
De Vlaamse Regering richt per beoordelingsronde voor een steunpunt een afzonderlijke beoordelingscommissie op om advies uit de brengen over de aanvraag, vermeld in het eerste lid. De beoordelingscommissie is samengesteld conform artikel 14. In afwijking van artikel 14 maken externe deskundigen van de visitatiecommissies als vermeld in artikel 18, geen deel uit van de beoordelingscommissie voor het steunpunt.
De beoordelingscommissie beoordeelt de inhoudelijke en zakelijke kwaliteit van de subsidieaanvraag, vermeld in het eerste lid, en maakt een advies op met een voorstel voor de subsidie-enveloppe voor de volgende beleidsperiode op basis van de beoordelingscriteria, vermeld in het vierde lid. De Vlaamse Regering kan de te volgen wijze waarop de ingediende aanvraagdossiers voor het steunpunt worden beoordeeld nader bepalen.
De volgende beoordelingscriteria zijn van toepassing voor de toekenning en de bepaling van het bedrag van de subsidie-enveloppe: 1° de kwaliteit van de aanwezige expertise;2° de wijze waarop de doelstelling, vermeld in artikel 47/1, en de kerntaken, vermeld in artikel 47/2, eerste lid, worden opgenomen;3° de mate waarin de werking inspeelt op de noden van het sociaal-cultureel werk, beheerders ervan of actoren in het sociaal-culturele veld;4° de schaalgrootte en de landelijke reikwijdte van de werking;5° de samenwerking en netwerking, zowel binnen Vlaanderen als internationaal;6° de wijze waarop ondersteuning geboden wordt aan het doel, vermeld in artikel 3, eerste lid;7° de mate waarin de noden van organisaties en stakeholders die tot de doelgroep van de dienstverlening horen, in kaart gebracht zijn via een sectorbrede bevraging, en beantwoord worden in de werking en in de beleidsnota van het steunpunt;8° de kwaliteit van het zakelijke beheer en de haalbaarheid en het realiteitsgehalte van de begroting.De noodzaak van een subsidie-enveloppe wordt aangetoond in de begroting, rekening houdend met de eigen ontvangsten uit de werking.".
Art. 85.In hetzelfde decreet wordt in dezelfde titel 4/1 een artikel 47/4 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 47/4.De Vlaamse Regering sluit met het steunpunt een beheersovereenkomst.
Een beheersovereenkomst als vermeld in het eerste lid, heeft een duur van vijf werkjaren en gaat in bij de start van een beleidsperiode als vermeld in artikel 2, 16°. ".
Art. 86.In hetzelfde decreet wordt in dezelfde titel 4/1 een artikel 47/5 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 47/5.Een beheersovereenkomst als vermeld in artikel 47/4, eerste lid, bevat minstens bepalingen over: 1° de missie;2° de invulling van de kerntaken;3° de eventuele bijkomende opdrachten die de Vlaamse Regering geeft;4° de samenwerking, naargelang de inhoudelijke noodzaak, met andere organisaties, binnen of buiten het werkveld van het sociaal-cultureel werk;5° als dat van toepassing is, de modaliteiten over het gebruik van de infrastructuur van de Vlaamse Gemeenschap;6° de toegekende subsidie-enveloppe per werkjaar. De beheersovereenkomst, vermeld in artikel 47/4, eerste lid, bevat de concrete uitwerking op praktisch vlak van de in het eerste lid genoemde elementen.".
Art. 87.In hetzelfde decreet wordt in dezelfde titel 4/1 een artikel 47/6 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 47/6.De Vlaamse Regering sluit een beheersovereenkomst als vermeld in artikel 47/4, eerste lid, voor de aanvang van een beleidsperiode als vermeld in artikel 2, 16°.
Als de Vlaamse Regering niet tijdig een beheersovereenkomst sluit, blijft de lopende beheersovereenkomst van kracht.
Als de Vlaamse Regering niet tijdig een beheersovereenkomst sluit, en er geen lopende beheersovereenkomst is, is de subsidie-enveloppe van het steunpunt, bij gelijke werking en opdracht, gelijk aan de subsidie-enveloppe die op basis van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor de voorgaande beleidsperiode is toegekend.".
Art. 88.In artikel 48, § 1, van hetzelfde decreet wordt tussen de zinsnede "3," en het woord "is" de zinsnede "en het steunpunt dat op grond van dit decreet een subsidie ontvangt op basis van titel 4/1," ingevoegd.
Art. 89.Artikel 51 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 51.Met behoud van de toepassing van artikel 47, § 1, van het decreet van 23 december 2016 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2017, worden de subsidie-enveloppes en bedragen, vermeld in artikel 5 van dit decreet, de subsidie-enveloppe, vermeld in artikel 30, § 2, van dit decreet, en de subsidie-enveloppe, vermeld in artikel 47/1 van dit decreet, jaarlijks gekoppeld aan het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van `s lands concurrentievermogen.
Voor het gedeelte werkingskosten van de subsidie-enveloppe, vermeld in het eerste lid, wordt het prijsindexcijfer beperkt tot 75 %, tenzij de Vlaamse Regering een ander percentage bepaalt.". HOOFDSTUK 2 3. - Slotbepalingen
Art. 90.De eerste subsidieperiode, vermeld in artikel 67, begint op 1 januari 2019. In afwijking van artikel 68, eerste lid, dient de vereniging uiterlijk op 1 januari 2019 haar beleidsplan voor de eerste subsidieperiode in bij de bevoegde administratie. In dit beleidsplan kan de vereniging zich engageren om tegen 1 januari 2020 een addendum bij het beleidsplan in te dienen waarbij het beleidsplan nader zal worden ingevuld. De Vlaamse Regering beslist uiterlijk op 1 maart 2019 over de subsidie, waarna ze een aanvullende beheersovereenkomst met de vereniging sluit.
In het eerste kwartaal van 2019 wordt aan de vereniging een voorschot op die subsidie toegekend, berekend op 35 % van de werkingssubsidies die de vzw VIAA, de vzw PACKED en vzw Lukas-Art In Flanders samen ontvingen in het jaar 2018.
Indien de vereniging een addendum bij het beleidsplan indient, sluit de Vlaamse Regering uiterlijk op 1 maart 2020 een aangepaste beheersovereenkomst met de vereniging.
Art. 91.Aan artikel 10 van het decreet van 7 mei 2004 houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Bij ontslag van een geregulariseerde DAC-werknemer van een niet-erkende organisatie in het sociaal-cultureel volwassenenwerk of het lokaal cultuurbeleid worden de volgende vergoedingen gesubsidieerd indien de organisatie de DAC-werknemer uiterlijk voor 1 juni 2019 in opzeg plaatst: 1° de volledige opzegperiode;2° de vergoedingen die de werkgever ingevolge een wettelijk recht van de werknemer betaalt voor outplacement;3° de vergoedingen die de werkgever ingevolge een wettelijk recht van de werknemer betaalt in het kader van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag. Indien de organisatie de geregulariseerde DAC-werknemer vanaf 1 juni 2019 in opzeg plaatst, stopt de DAC-subsidiëring ten laatste op 31 december 2020.".
Art. 92.Artikel 17, 39, 40, 42, 43, 45 tot en met 49, 54, 57, 64 tot en met 69, en 80 hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2019.
Art. 93.Artikel 44 treedt in werking op 1 januari 2021.
Art. 94.Artikel 50 en 53 hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2016.
Art. 95.Artikel 51 treedt in werking op 1 januari 2020.
Art. 96.Artikel 78 heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 2018.
Art. 97.Artikel 19 tot en met 33 treden in werking op 1 mei 2019.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 29 maart 2019.
De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Cultuur, Media, Jeugd en Brussel, S. GATZ
BIJLAGE bij het decreet van 29 maart 2019 houdende diverse bepalingen in het beleidsveld cultuur Tabel met organisaties die een subsidie ontvangen ter vergoeding van de regularisatie van de gesubsidieerde contractuelen.
Organisatie
Ondernemingsnummer
Subsidie 2019 (in euro)
Kunstencentrum België vzw
447367859
49.127,65
Vlaamse Kring voor Esthetica vzw
419667332
79.133,05
w wh at* vzw
435014514
99.338,90
Elcker-Ik Centrum vzw
456156950
103.377,79
Incar Dansspektakel vzw
434079948
131.667,88
Fakkelteater vzw
407723365
155.999,53
Stroom vzw
443368291
188.422,27
Regionale ontwikkelingsmaatschappij voor educatie en recreatie vzw (R.O.E.R. vzw)
434203375
237.932,92
_______ Nota (1) Zitting 2018-2019 Stukken: - Ontwerp van decreet : 1817 - Nr.1 - Amendementen : 1817 - Nrs. 2 en 3 - Verslag : 1817 - Nr. 4 - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 1817 - Nr. 5 Handelingen - Bespreking en aanneming: Vergadering van 20 maart 2019.