gepubliceerd op 04 april 2017
Decreet houdende de ondersteuning van cultureelerfgoedwerking in Vlaanderen
24 FEBRUARI 2017. - Decreet houdende de ondersteuning van cultureelerfgoedwerking in Vlaanderen (1)
Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt: Decreet houdende de ondersteuning van cultureelerfgoedwerking in Vlaanderen HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen en doelstelling
Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.
Art. 2.Dit decreet wordt aangehaald als: Cultureelerfgoeddecreet van 24 februari 2017.
Art. 3.In dit decreet wordt verstaan onder: 1° collectiebeherende organisatie: een organisatie die een collectie cultureel erfgoed beheert en op basis daarvan een cultureelerfgoedwerking uitvoert;2° cultureel erfgoed: roerende en immateriële culturele uitingen die gemeenschappelijke betekenissen en waarden krijgen binnen een actueel referentiekader en die worden doorgegeven over generaties heen;3° cultureelerfgoedgemeenschap: een gemeenschap die bestaat uit organisaties en personen die een bijzondere waarde hechten aan het cultureel erfgoed, en die dat cultureel erfgoed wil behouden en doorgeven aan toekomstige generaties;4° cultureelerfgoedorganisatie: een organisatie die cultureelerfgoedwerking als kerntaak heeft;5° cultureelerfgoedwerking: het geheel van taken en processen dat een kwaliteitsvolle zorg voor en omgang met cultureel erfgoed garandeert;6° culturele archiefinstelling: een organisatie die een cultureelerfgoedwerking ontplooit die past in de hedendaagse praktijk en theorie van de archiefwetenschap en documentenbeheer en die kwaliteitsvol zorgt voor en omgaat met een collectie cultureel erfgoed die voornamelijk tot stand komt door overdracht van archiefbestanden;7° erfgoedbibliotheek: een organisatie die een cultureelerfgoedwerking ontplooit die past in de hedendaagse praktijk en theorie van de informatie- en bibliotheekwetenschap en die kwaliteitsvol zorgt voor en omgaat met een collectie cultureel erfgoed gaande van de oudste schriftmaterialen en de eerste gedrukte tot hedendaagse gedrukte en digitale publicaties;8° functie: een basistaak in cultureelerfgoedwerking.De functies zijn: a) herkennen en verzamelen: het benoemen, in kaart brengen, registreren, documenteren, waarderen, verwerven, selecteren en herbestemmen van cultureel erfgoed;b) behouden en borgen: het verzekeren van het voortbestaan van cultureel erfgoed door het in adequate omstandigheden te bewaren, te conserveren, te restaureren, te actualiseren, te borgen en door te geven;c) onderzoeken: het onderzoeken van cultureel erfgoed en van cultureelerfgoedwerking of het stimuleren en faciliteren ervan;d) presenteren en toeleiden: het delen van cultureel erfgoed met erfgoedgemeenschappen, met het grote publiek of met specifieke doelgroepen via presentatie, toeleiding, educatie en door het beschikbaar te maken voor raadpleging en gebruik;e) participeren: het actief betrekken van de maatschappij, in het bijzonder van erfgoedgemeenschappen, bij cultureelerfgoedwerking;9° museum: een organisatie die een cultureelerfgoedwerking ontplooit die past in de hedendaagse praktijk en theorie van de museologie en die kwaliteitsvol zorgt voor en omgaat met een collectie cultureel erfgoed die bestaat door het samenbrengen van de materiële en niet-materiële getuigenissen van de mens en zijn omgeving;10° projectsubsidie: een subsidie die toegekend wordt ter ondersteuning van een activiteit die zowel qua opzet of doelstelling als in de tijd kan worden afgebakend;11° rol: een dienstverlenende taak of een cluster van dienstverlenende taken die uitgevoerd wordt ter ondersteuning van, rechtstreeks of onrechtstreeks, de functies bij andere actoren of cultureelerfgoedgemeenschappen;12° Vlaanderen: het Nederlandse taalgebied en organisaties, gevestigd in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, die wegens hun activiteiten moeten worden beschouwd uitsluitend te behoren tot de Vlaamse Gemeenschap;13° werkingssubsidie: een subsidie die toegekend wordt ter ondersteuning van een structurele activiteit die een continu of permanent karakter vertoont, en die bestaat uit de subsidiëring van een kern van personeelsleden, een basistoelage voor de werking en een subsidiëring op grond van werkelijk gepresteerde activiteiten.
Art. 4.§ 1. Dit decreet heeft tot doel om de zorg voor en omgang met cultureel erfgoed te bevorderen door een cultureelerfgoedveld uit te bouwen, een kwaliteitsvolle en duurzame cultureelerfgoedwerking te bevorderen en de maatschappelijke inbedding van cultureel erfgoed te vergroten.
Dit decreet doet dat door: 1° organisaties en cultureelerfgoedgemeenschappen te ondersteunen in het kwaliteitsvol uitoefenen van cultureelerfgoedwerking;2° een verdere ontwikkeling en toepassing te stimuleren van verschillende cultureelerfgoedpraktijken;3° samenwerking en afstemming te stimuleren met het oog op het versterken van een netwerk van cultureelerfgoedorganisaties, cultureelerfgoedgemeenschappen en beheerders van cultureel erfgoed dat expertise ontwikkelt, uitwisselt en ter beschikking stelt;4° internationale samenwerking, uitwisseling en promotie te bevorderen;5° de cultureelerfgoedbeleving bij burgers en cultureelerfgoedgemeenschappen te stimuleren en te vergroten;6° duurzaamheid en maatschappelijke en culturele diversiteit te stimuleren;7° steden en gemeenten en de Vlaamse Gemeenschapscommissie te betrekken. § 2. Daartoe voorziet het decreet in volgende instrumenten: 1° het toekennen van een kwaliteitslabel aan collectiebeherende organisaties;2° het indelen van collectiebeherende cultureelerfgoedorganisaties;3° het aanduiden van collectiebeherende cultureelerfgoedorganisaties als cultureelerfgoedinstelling en het toekennen van werkingssubsidies eraan;4° het toekennen van werkingssubsidies aan cultureelerfgoedorganisaties voor het opnemen van functies en rollen;5° het toekennen van werkingssubsidies aan andere besturen;6° het toekennen van projectsubsidies voor het opnemen van functies en rollen. HOOFDSTUK 2. - Organisatie van het cultureelerfgoedbeleid Afdeling 1. - Strategische visie op het cultureelerfgoedbeleid
Art. 5.De Vlaamse Regering ontwikkelt een strategische visie op het cultureelerfgoedbeleid voor de periode van de legislatuur. Deze visie staat beschreven in de beleidsnota Cultuur en wordt verder geconcretiseerd in een strategische visienota over de ondersteuning van cultureelerfgoedwerking in Vlaanderen.
De strategische visienota, vermeld in het eerste lid, bevat de volgende elementen: 1° een omgevingsanalyse;2° de uitdagingen voor het veld;3° de prioriteiten voor de legislatuur;4° eventuele voorstellen voor een impulsbeleid;5° de aandachtspunten bij de uitvoering van het Cultureelerfgoeddecreet;6° desgevallend voorstellen voor een nadere bepaling van de criteria voor de beoordeling van subsidievragen binnen het Cultureelerfgoeddecreet;7° de verhouding tot steden en gemeenten en de Vlaamse Gemeenschapscommissie. De Vlaamse Regering legt de strategische visienota voor aan het Vlaams Parlement uiterlijk op 1 april van het tweede volledige jaar van de legislatuur van het Vlaams Parlement. Afdeling 2. - Complementair cultureelerfgoedbeleid
Art. 6.De Vlaamse Regering betrekt de Vlaamse steden en gemeenten en de Vlaamse Gemeenschapscommissie bij de uitvoering van dit decreet minstens door: 1° de Vlaamse steden en gemeenten, na of in overleg met de representatieve organisatie die hun belangen behartigt, en de Vlaamse Gemeenschapscommissie: a) te horen over hun beleidsintenties voor de actoren in het cultureelerfgoedveld, gevestigd op hun grondgebied;b) te betrekken bij de opmaak van de strategische visienota, vermeld in artikel 5;2° de Vlaamse steden en gemeenten, en in voorkomend geval de Vlaamse Gemeenschapscommissie, waar cultureelerfgoedorganisaties gevestigd zijn die een werkingssubsidie aanvragen, te kunnen horen na de beoordelingsprocedure;3° de Vlaamse steden en gemeenten en, in voorkomend geval, de Vlaamse Gemeenschapscommissie, waar de cultureelerfgoedorganisaties die aangeduid werden als cultureelerfgoedinstelling als vermeld in artikel 17, gevestigd zijn, te betrekken bij het sluiten van de beheersovereenkomsten met die organisaties. Voor andere aspecten over een complementair cultureelerfgoedbeleid, kan de Vlaamse Regering een protocol sluiten met de representatieve organisatie die de belangen behartigt van de Vlaamse steden en gemeenten en met de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
De Vlaamse Regering kan de procedure voor het sluiten van een protocol nader bepalen. Afdeling 3. - Het kwaliteitslabel voor collectiebeherende organisaties
Art. 7.De Vlaamse Regering kan een kwaliteitslabel toekennen aan de volgende collectiebeherende organisaties: 1° een museum;2° een culturele archiefinstelling;3° een erfgoedbibliotheek. Een structureel samenwerkingsverband van meerdere collectiebeherende organisaties kan in aanmerking komen voor een kwaliteitslabel indien de cultureelerfgoedwerking vertrekt vanuit een gemeenschappelijk concept, dit zowel op het vlak van het collectieprofiel en de uitoefening van de functies als van de zakelijke en inhoudelijke aansturing. Het samenwerkingsverband wordt, in geval van de toekenning van een kwaliteitslabel, in de context van dit decreet, beschouwd als één collectiebeherende organisatie.
Art. 8.Om in aanmerking te komen voor een kwaliteitslabel, voldoet een collectiebeherende organisatie aan de volgende ontvankelijkheidsvoorwaarden: 1° beheerd worden door een publiekrechtelijke of een privaatrechtelijke rechtspersoon zonder winstgevend doel;2° gevestigd zijn in Vlaanderen;3° een aanvraag indienen. Om in aanmerking te komen voor een kwaliteitslabel, voldoet een collectiebeherende organisatie aan de volgende erkenningsvoorwaarden: 1° beschikken over een collectie cultureel erfgoed die voldoende belangrijk wordt geacht om daarvoor een cultureelerfgoedwerking uit te voeren;2° een permanente collectiebeherende organisatie zijn: a) ten dienste van de gemeenschap en de ontwikkeling ervan;b) die toegankelijk is voor het publiek.
Art. 9.De volgende criteria zijn van toepassing voor de toekenning en het behoud van een kwaliteitslabel: 1° de functies uitvoeren op een basisniveau vanuit een visie op cultureelerfgoedwerking.Daarvoor worden voor het cultureel erfgoed aangepaste, algemeen aanvaarde internationale standaarden gehanteerd en kwaliteitsvolle werkvormen en -methoden toegepast; 2° een professionele cultureelerfgoedwerking uitvoeren met een schaalgrootte en reikwijdte met minstens een lokale betekenis;3° over een adequate infrastructuur beschikken voor de uitvoering van de functies, vermeld in punt 1° ;4° een degelijk zakelijk beleid voeren zodat er voldoende garanties zijn voor het in de toekomst blijven bestaan van de collectiebeherende organisatie en voor de uitvoering van de functies.
Art. 10.Een aanvraag voor een kwaliteitslabel kan jaarlijks worden ingediend.
Art. 11.De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst onderzoekt of de collectiebeherende organisatie voldoet aan de erkenningsvoorwaarden en criteria en formuleert op basis daarvan een advies over de toekenning van het kwaliteitslabel.
De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst kan zich daarbij laten bijstaan door externe experten.
Art. 12.De Vlaamse Regering beslist over de toekenning van het kwaliteitslabel.
De volgende kwaliteitslabels kunnen toegekend worden: 1° erkend museum;2° erkende culturele archiefinstelling;3° erkende erfgoedbibliotheek.
Art. 13.Collectiebeherende organisaties met een kwaliteitslabel worden opgenomen in het register van erkende collectiebeherende organisaties.
Het register, vermeld in het eerste lid, wordt bijgehouden en bekendgemaakt door de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst.
Art. 14.Alleen een collectiebeherende organisatie met een kwaliteitslabel mag de naam `erkend museum', `erkende culturele archiefinstelling' of `erkende erfgoedbibliotheek' dragen.
De Vlaamse Regering bepaalt het erkenningsteken van: 1° erkend museum;2° erkende culturele archiefinstelling;3° erkende erfgoedbibliotheek. Een collectiebeherende organisatie met een kwaliteitslabel mag het erkenningsteken gebruiken voor alle communicatieve doeleinden in het kader van de cultureelerfgoedwerking.
Art. 15.Minstens eenmaal per vijf jaar wordt een collectiebeherende organisatie geëvalueerd om na te gaan of ze nog altijd voldoet aan de voorwaarden en criteria van het kwaliteitslabel. Het toekennen en behouden van een werkingssubsidie, vermeld in hoofdstuk 3, afdeling 2 en 3, wordt hierbij gelijkgesteld met een positieve evaluatie.
De Vlaamse Regering kan het kwaliteitslabel intrekken als niet meer voldaan is aan de voorwaarden of criteria.
Art. 16.De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de aanvraag, de toekenning, de evaluatie en de intrekking van het kwaliteitslabel.
De Vlaamse Regering kan de voorwaarden en criteria nader bepalen. Afdeling 4. - Het aanduiden van collectiebeherende
cultureelerfgoedorganisaties als cultureelerfgoedinstelling
Art. 17.De Vlaamse Regering kan collectiebeherende cultureelerfgoedorganisaties met een kwaliteitslabel aanduiden als cultureelerfgoedinstelling.
Art. 18.Voor een aanduiding als cultureelerfgoedinstelling gelden de volgende criteria: 1° de uitvoering van de functies op internationaal niveau;2° een collectie cultureel erfgoed van minstens landelijke betekenis;3° een cultureelerfgoedwerking met een schaalgrootte en reikwijdte van internationaal niveau;4° een dienstverlenende rol op landelijk niveau, indien van toepassing;5° de maatschappelijke en culturele inbedding en engagement;6° een adequate infrastructuur voor de uitvoering van de functies, vermeld in punt 1° ;7° een performant zakelijk en financieel beheer waarbij er sprake is van een dynamisch management en een solide financieel beleid en waarbij de principes van goed bestuur worden toegepast. De Vlaamse Regering kan de criteria nader bepalen.
Art. 19.Een beoordelingscommissie, opgericht op basis van artikel 79, toetst de werking van de cultureelerfgoedorganisatie aan de criteria.
De beoordelingscommissie formuleert op basis daarvan een advies over de aanduiding als cultureelerfgoedinstelling.
De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst stelt op basis van het advies, vermeld in het eerste lid, een ontwerp van beslissing op.
Art. 20.De Vlaamse Regering beslist over de aanduiding van een collectiebeherende cultureelerfgoedorganisatie als cultureelerfgoedinstelling. Bij deze aanduiding wordt er gestreefd naar een evenwichtige spreiding van cultureelerfgoedinstellingen over Vlaanderen.
Art. 21.Een aanduiding als cultureelerfgoedinstelling is van onbepaalde duur.
Art. 22.De Vlaamse Regering kan de aanduiding als cultureelerfgoedinstelling intrekken als niet meer voldaan is aan de voorwaarden of de criteria.
Art. 23.De Vlaamse Regering kan de procedure voor de aanduiding van collectiebeherende cultureelerfgoedorganisaties als cultureelerfgoedinstelling en de intrekking ervan nader bepalen. Afdeling 5. - Het indelen van collectiebeherende
cultureelerfgoedorganisaties
Art. 24.De Vlaamse Regering kan collectiebeherende cultureelerfgoedorganisaties met een kwaliteitslabel indelen bij het landelijke of regionale niveau.
Art. 25.Een aanvraag voor indeling bij het landelijke of regionale niveau is onderdeel van de aanvraag voor werkingssubsidies, vermeld in artikel 46. De beslissing erover wordt genomen samen met de beslissing over de werkingssubsidie, vermeld in artikel 33.
Art. 26.Voor een indeling bij het landelijke niveau gelden de volgende criteria: 1° de uitvoering van de functies op landelijk niveau;2° een collectie cultureel erfgoed van landelijke betekenis;3° een cultureelerfgoedwerking met een schaalgrootte en reikwijdte van landelijk niveau;4° een adequate infrastructuur voor de uitvoering van de functies, vermeld in punt 1° ;5° een kwaliteitsvol zakelijk en financieel beheer waarbij er sprake is van een solide financieel beleid en waarbij de principes van goed bestuur worden toegepast. Voor een indeling bij het regionale niveau gelden de volgende criteria: 1° de uitvoering van de functies op regionaal niveau;2° een collectie cultureel erfgoed van regionale betekenis;3° een cultureelerfgoedwerking met een schaalgrootte en reikwijdte van regionaal niveau;4° een adequate infrastructuur voor de uitvoering van de functies, vermeld in punt 1° ;5° een kwaliteitsvol zakelijk en financieel beheer waarbij de principes van goed bestuur worden toegepast. De Vlaamse Regering kan de criteria nader bepalen.
Art. 27.Een indeling bij het landelijke of regionale niveau wordt toegekend voor de beleidsperiode die overeenstemt met de werkingssubsidie zoals vermeld in artikel 31.
Art. 28.De Vlaamse Regering kan de procedure voor de indeling nader bepalen. HOOFDSTUK 3. - Werkingssubsidies voor cultureelerfgoedwerking Afdeling 1. - Algemene bepalingen over werkingssubsidies
Art. 29.De Vlaamse Regering kan een werkingssubsidie toekennen aan cultureelerfgoedorganisaties die ze niet zelf beheert of aan besturen, vermeld in artikel 57.
Art. 30.Om in aanmerking te komen voor een werkingssubsidie, voldoet een cultureelerfgoedorganisatie of een bestuur, vermeld in artikel 57, aan de volgende ontvankelijkheidsvoorwaarden: 1° beheerd worden door een rechtspersoon zonder winstgevend doel of beschikken over een rechtspersoonlijkheid zonder winstgevend doel;2° gevestigd zijn in Vlaanderen;3° een aanvraag indienen.
Art. 31.Een werkingssubsidie wordt toegekend voor de beleidsperiode.
De beleidsperiode slaat op een periode van vijf jaar die begint op 1 januari van het laatste jaar van de legislatuur van het Vlaams Parlement en eindigt op 31 december van het vierde volledige jaar van de volgende legislatuur van het Vlaams Parlement.
Art. 32.De bevoegde beoordelingscommissie, opgericht op basis van artikel 79, onderzoekt of de cultureelerfgoedorganisatie of het bestuur, vermeld in artikel 57, voldoet aan de toepasselijke subsidiëringsvoorwaarden en toetst de aanvraag en de werking van de cultureelerfgoedorganisatie of het bestuur, vermeld in artikel 57, aan de toepasselijke criteria. De bevoegde beoordelingscommissie formuleert op basis daarvan een advies over de toekenning van een werkingssubsidie.
De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst stelt op basis van het advies, vermeld in het eerste lid, een ontwerp van beslissing op.
Art. 33.De Vlaamse Regering beslist over de toekenning en het bedrag van de werkingssubsidie.
Art. 34.De Vlaamse Regering sluit een beheersovereenkomst met de cultureelerfgoedorganisaties waaraan ze een werkingssubsidie toekent voor een doelstelling op landelijk niveau als vermeld in afdeling 2, 3, 4 en 5.
De Vlaamse Regering sluit een cultureelerfgoedconvenant met de besturen waaraan ze een werkingssubsidie toekent, vermeld in artikel 57.
Art. 35.De Vlaamse Regering kan de doelstelling waarvoor de werkingssubsidie wordt toegekend nader verduidelijken bij de beslissing, vermeld in artikel 33. Als er een beheersovereenkomst of cultureelerfgoedconvenant wordt gesloten, wordt die nadere verduidelijking opgenomen in de beheersovereenkomst of het cultureelerfgoedconvenant.
Art. 36.Cultureelerfgoedorganisaties of besturen, vermeld in artikel 57, die een werkingssubsidie ontvangen, leggen jaarlijks een verantwoording voor.
Art. 37.De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst oefent een jaarlijks toezicht uit op de aanwending van de werkingssubsidie.
Art. 38.Gedurende de beleidsperiode kan een cultureelerfgoedorganisatie of een bestuur, vermeld in artikel 57, die een werkingssubsidie ontvangt, een reserve aanleggen conform de bepalingen van het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof.
Art. 39.De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst, eventueel bijgestaan door externe experten, voert met betrekking tot de beleidsperiode een of meer evaluaties uit van de uitvoering van de doelstellingen waarvoor de werkingssubsidie is toegekend: 1° voor organisaties waarmee een beheersovereenkomst of besturen waarmee een cultureelerfgoedconvenant is gesloten, wordt de evaluatie uitgevoerd op basis van de beheersovereenkomst of het cultureelerfgoedconvenant;2° voor organisaties waarmee geen beheersovereenkomst is gesloten, wordt de evaluatie uitgevoerd op basis van doelstellingen waarvoor de werkingssubsidie werd toegekend zoals vermeld in dit decreet en desgevallend de nadere verduidelijking ervan, vermeld in artikel 35.
Art. 40.Als er bij het jaarlijks toezicht of de evaluatie ernstige tekortkomingen worden vastgesteld, kan de Vlaamse Regering de volgende sancties opleggen: 1° inhouding of terugvordering van een deel van of van de volledige toegekende werkingssubsidie;2° definitieve stopzetting van de werkingssubsidie. De sanctie die de Vlaamse Regering oplegt, staat in een redelijke verhouding tot de vastgestelde tekortkomingen.
Art. 41.De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de aanvraag, de mogelijkheid tot repliek, de advisering, de beheersovereenkomst of het cultureelerfgoedconvenant, de verantwoording, het toezicht, de evaluatie en de sancties.
Art. 42.De Vlaamse Regering kan de toepasselijke subsidiëringsvoorwaarden en criteria, vermeld in afdeling 2 tot en met 6, nader bepalen. Afdeling 2. - Werkingssubsidies voor cultureelerfgoedinstellingen
Art. 43.De Vlaamse Regering kent een werkingssubsidie toe aan organisaties die aangeduid werden als cultureelerfgoedinstelling en die de Vlaamse Regering niet zelf beheert.
Deze werkingssubsidie wordt toegekend voor het uitvoeren van de functies en, indien van toepassing, het opnemen van een dienstverlenende rol.
Art. 44.De volgende criteria zijn van toepassing voor de toekenning en de bepaling van het bedrag van een werkingssubsidie: 1° de kwaliteit van de uitvoering van de functies;2° de kwaliteit van de expertise, de wijze waarop de dienstverlenende rol wordt opgenomen en de mate waarin de dienstverlenende rol inspeelt op noden van cultureel erfgoed, beheerders ervan of cultureelerfgoedgemeenschappen, indien van toepassing;3° de kwaliteit van de samenwerking en netwerking, met relevante partners, zowel binnen Vlaanderen als internationaal;4° de wijze waarop de strategische visie, vermeld in artikel 5, wordt uitgevoerd;5° de kwaliteit van het zakelijke beheer, en de haalbaarheid en het realiteitsgehalte van de begroting.De noodzaak voor een werkingssubsidie wordt aangetoond in de begroting, rekening houdend met de ontvangsten uit de werking. Afdeling 3. - Werkingssubsidies voor collectiebeherende
cultureelerfgoedorganisaties voor de functies op landelijk en regionaal niveau
Art. 45.De Vlaamse Regering kan een werkingssubsidie toekennen aan volgende collectiebeherende cultureelerfgoedorganisaties met een kwaliteitslabel die ingedeeld worden bij het landelijke of regionale niveau: 1° musea;2° culturele archiefinstellingen;3° erfgoedbibliotheken. Deze werkingssubsidie wordt toegekend voor het uitvoeren van de functies.
Art. 46.Een aanvraag voor werkingssubsidies van een collectiebeherende cultureelerfgoedorganisatie is tegelijk ook een aanvraag voor indeling als vermeld in artikel 25.
De aanvraag, vermeld in het eerste lid, kan tegelijk een aanvraag zijn voor werkingssubsidies voor een dienstverlenende rol als vermeld in afdeling 5. In voorkomende geval wordt de aanvraag ook behandeld conform afdeling 5.
Een aanvraag voor werkingssubsidies wordt ingediend voor de volledige beleidsperiode.
Art. 47.De bevoegde beoordelingscommissie formuleert een advies over: 1° de indeling bij het landelijke of het regionale niveau, vermeld in artikel 24;2° het toekennen van een werkingssubsidie aan de collectiebeherende cultureelerfgoedorganisatie.
Art. 48.De volgende subsidiëringsvoorwaarde is van toepassing voor het toekennen van een werkingssubsidie aan collectiebeherende cultureelerfgoedorganisaties: de collectiebeherende cultureelerfgoedorganisatie heeft een afzonderlijke, opzichzelfstaande, cultureelerfgoedwerking die geen onderdeel is van een andere werking die uitgevoerd wordt binnen dezelfde organisatie in het kader van een omvangrijkere kerntaak van deze organisatie.
In afwijking van het eerste lid is de subsidiëringsvoorwaarde, vermeld in het eerste lid, niet van toepassing op stadsarchieven die ressorteren onder een centrumstad zoals opgesomd in artikel 19ter decies van het decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds.
Art. 49.De volgende criteria zijn van toepassing voor de toekenning en de bepaling van het bedrag van een werkingssubsidie: 1° de kwaliteit van de uitvoering van de functies;2° de kwaliteit van de samenwerking en netwerking, met relevante partners, zowel binnen Vlaanderen als internationaal;3° de wijze waarop de strategische visie, vermeld in artikel 5, wordt uitgevoerd;4° de kwaliteit van het zakelijke beheer, en de haalbaarheid en het realiteitsgehalte van de begroting.De noodzaak voor een werkingssubsidie wordt aangetoond in de begroting, rekening houdend met de ontvangsten uit de werking.
Art. 50.De werkingssubsidie voor collectiebeherende cultureelerfgoedorganisaties die ingedeeld worden bij het landelijke niveau, is een variabel bedrag dat, conform artikel 33, bepaald wordt door de Vlaamse Regering.
De werkingssubsidie voor collectiebeherende cultureelerfgoedorganisaties die ingedeeld worden bij het regionale niveau, is een variabel bedrag dat, conform artikel 33, bepaald wordt door de Vlaamse Regering en bedraagt: a) ten minste 75.000 euro per jaar voor musea, tot maximaal 200.000 euro per jaar; b) ten minste 25.000 per jaar voor culturele archiefinstellingen, tot maximaal 75.000 euro per jaar; c) ten minste 25.000 per jaar voor erfgoedbibliotheken, tot maximaal 75.000 euro per jaar. Afdeling 4. - Werkingssubsidie voor een cultureelerfgoedorganisatie
die de cultureelerfgoedwerking opneemt voor het immaterieel cultureel erfgoed
Art. 51.De Vlaamse Regering kan een werkingssubsidie toekennen aan een cultureelerfgoedorganisatie met het oog op de volgende doelstellingen: 1° het opnemen van de functies voor immaterieel cultureel erfgoed;2° de uitbouw en de moderatie van een platform dat immaterieel cultureel erfgoed inventariseert en zichtbaar maakt;3° het uitbouwen van een cultureelerfgoedwerking rond de vijf domeinen van immaterieel cultureel erfgoed zoals aangegeven in de UNESCO-conventie van 17 oktober 2003 houdende de bescherming van het immaterieel cultureel erfgoed;4° het opbouwen, versterken en coördineren van een breed netwerk van erfgoedgemeenschappen die werkzaam zijn rond immaterieel cultureel erfgoed;5° het coördineren van verschillende actoren die een rol opnemen inzake immaterieel cultureel erfgoed, met bijzondere aandacht voor collectiebeherende organisaties.
Art. 52.Een aanvraag voor werkingssubsidies wordt ingediend voor de volledige beleidsperiode.
Art. 53.De volgende criteria zijn van toepassing voor de toekenning en de bepaling van het bedrag van een werkingssubsidie: 1° de wijze waarop de doelstellingen, vermeld in artikel 51, worden opgenomen;2° de kwaliteit van de samenwerking en netwerking, met relevante partners, zowel binnen Vlaanderen als internationaal;3° de wijze waarop de strategische visie, vermeld in artikel 5, wordt uitgevoerd;4° de wijze waarop erfgoedgemeenschappen die werkzaam zijn rond immaterieel cultureel erfgoed vertegenwoordigd zijn in de organisatie en de werking ervan mee aansturen;5° de kwaliteit van het zakelijke beheer, en de haalbaarheid en het realiteitsgehalte van de begroting.De noodzaak voor een werkingssubsidie wordt aangetoond in de begroting, rekening houdend met de ontvangsten uit de werking. Afdeling 5. - Werkingssubsidies voor cultureelerfgoedorganisaties voor
dienstverlenende rollen op landelijk niveau
Art. 54.De Vlaamse Regering kan een werkingssubsidie toekennen aan cultureelerfgoedorganisaties met als doelstelling het opnemen van een dienstverlenende rol op landelijk niveau.
Per dienstverlenende rol kan er maximaal één werkingssubsidie toegekend worden.
Art. 55.Een aanvraag voor werkingssubsidies wordt ingediend voor de volledige beleidsperiode.
Art. 56.De volgende criteria zijn van toepassing voor de toekenning en de bepaling van het bedrag van een werkingssubsidie: 1° de kwaliteit van de aanwezige expertise;2° de wijze waarop de dienstverlenende rol wordt opgenomen en de mate waarin die rol niet wordt ingevuld door een andere cultureelerfgoedorganisatie;3° de mate waarin de dienstverlenende rol inspeelt op noden van cultureel erfgoed, beheerders ervan of cultureelerfgoedgemeenschappen;4° de schaalgrootte en de landelijke reikwijdte van de werking;5° de samenwerking en netwerking, met relevante partners, zowel binnen Vlaanderen als internationaal;6° de wijze waarop de strategische visie, vermeld in artikel 5, wordt uitgevoerd;7° de wijze waarop erfgoedgemeenschappen die tot de doelgroep van de dienstverlening behoren betrokken worden in de werking;8° de kwaliteit van het zakelijke beheer, en de haalbaarheid en het realiteitsgehalte van de begroting.De noodzaak voor een werkingssubsidie wordt aangetoond in de begroting, rekening houdend met de ontvangsten uit de werking. Afdeling 6. - Werkingssubsidies voor besturen voor dienstverlenende
rollen op regionaal niveau
Art. 57.De Vlaamse Regering kan een werkingssubsidie toekennen aan de volgende besturen die een dienstverlenende rol opnemen op regionaal niveau: 1° steden en gemeenten, verenigd in een intergemeentelijk samenwerkingsverband;2° de Vlaamse Gemeenschapscommissie. De doelstelling van de werkingssubsidie is het opnemen van een dienstverlenende rol ter ondersteuning van cultureel erfgoed, beheerders ervan en cultureelerfgoedgemeenschappen, met betrekking tot cultureelerfgoedwerking op het grondgebied of een bredere regio.
De volgende bijkomende doelstelling van de werkingssubsidie voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie is van toepassing: het ontwikkelen van een depotbeleid voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.
De werkingssubsidie wordt toegekend voor de werking van een cultureelerfgoedcel die een initiërende, coördinerende en ondersteunende rol opneemt, en van eventuele collectiebeherende organisaties voor zover deze de dienstverlenende rol mee opnemen. Dit impliceert een cultureelerfgoedwerking die uitgaat van de intrinsieke waarde van cultureel erfgoed en die een dynamische en sensibiliserende rol opneemt, gericht op het brede publiek.
In afwijking van het eerste lid, 1°, kan de Vlaamse Regering voor de steden Antwerpen, Gent, Brugge, Leuven en Mechelen een werkingssubsidie toekennen aan een collectiebeherende cultureelerfgoedorganisatie die de doelstelling, vermeld in het tweede lid, uitvoert en daarvoor door de stad in kwestie is gemandateerd. In voorkomend geval wordt de werkingssubsidie aangevraagd door de collectiebeherende cultureelerfgoedorganisatie.
Art. 58.Een aanvraag voor een werkingssubsidie wordt ingediend voor de volledige beleidsperiode.
In afwijking van artikel 31 slaat de beleidsperiode van de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, vermeld in artikel 57, eerste lid, 1°, en van de collectiebeherende cultureelerfgoedorganisaties, vermeld in artikel 57, vijfde lid, op een periode van zes jaar, die begint op 1 januari van het derde volledige jaar van de gemeentelijke legislatuur en eindigt op 31 december van het tweede volledige jaar van de gemeentelijke legislatuur.
In afwijking van artikel 31 slaat de beleidsperiode van de Vlaamse Gemeenschapscommissie op een periode van vijf jaar, die begint op 1 januari van het tweede volledige jaar van de legislatuur van het Vlaams Parlement en eindigt op 31 december van het eerste volledige jaar van de legislatuur van het Vlaams Parlement.
Art. 59.Met behoud van de toepassing van artikel 30 voldoet een intergemeentelijk samenwerkingsverband aan de volgende ontvankelijkheidsvoorwaarden: 1° in het Vlaamse Gewest liggen;2° beschikken over rechtspersoonlijkheid conform de toepasselijke regelgeving over de intergemeentelijke samenwerking. Een gemeente mag alleen deel uitmaken van één intergemeentelijk samenwerkingsverband voor een werkingssubsidie, vermeld in artikel 57, eerste lid, 1°.
Art. 60.De volgende subsidiëringsvoorwaarden zijn van toepassing voor het toekennen van een werkingssubsidie aan intergemeentelijke samenwerkingsverbanden: 1° er is voldoende cultureel erfgoed en er zijn voldoende cultureelerfgoedactoren aanwezig om een afzonderlijke cultureelerfgoedwerking op regionaal niveau te verantwoorden; 2° er is een werkingsgebied van ten minste 85.000 inwoners.
De subsidiëringsvoorwaarde, vermeld in het eerste lid, 2°, vervalt indien de samenstelling van het intergemeentelijke samenwerkingsverband overeenkomt met een intergemeentelijk samenwerkingsverband inzake onroerend erfgoed.
Art. 61.Volgende criteria zijn van toepassing voor de toekenning en de bepaling van het bedrag van een werkingssubsidie: 1° het belang van het aanwezige cultureel erfgoed en de cultureelerfgoedactoren op het grondgebied of de bredere regio en de noden ervan;2° de kwaliteit van de aanwezige expertise;3° de wijze waarop de dienstverlenende rol wordt opgenomen en de mate waarin de dienstverlenende rol inspeelt op de noden;4° de wijze waarop de strategische visie, vermeld in artikel 5, wordt uitgevoerd;5° de wijze waarop erfgoedgemeenschappen die tot de doelgroep van de dienstverlening behoren betrokken worden in de werking;6° de kwaliteit van het zakelijke beheer, en de haalbaarheid en het realiteitsgehalte van de begroting.De noodzaak voor een werkingssubsidie wordt aangetoond in de begroting, rekening houdend met de ontvangsten uit de werking; 7° de inbreng van middelen van de deelnemende besturen in de regionale dienstverlening;8° de afstemming met andere relevante actoren die een regionale dienstverlening aanbieden, in het bijzonder met de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden inzake onroerend erfgoed, indien van toepassing. HOOFDSTUK 4. - Projectsubsidies voor cultureelerfgoedwerking Afdeling 1. - Algemene bepalingen over projectsubsidies
Art. 62.Om in aanmerking te komen voor een projectsubsidie voldoet een aanvrager aan de volgende ontvankelijkheidsvoorwaarden: 1° beschikken over een rechtspersoonlijkheid zonder winstgevend doel;2° gevestigd zijn in Vlaanderen;3° een aanvraag indienen. In afwijking van het eerste lid, 1°, geldt dat een uitgever beschikt over rechtspersoonlijkheid met of zonder winstgevend doel als de aanvraag betrekking heeft op een project voor de uitgave van een niet-periodieke publicatie.
Art. 63.De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst onderzoekt of de organisatie voldoet aan de toepasselijke subsidiëringsvoorwaarden, toetst de aanvraag aan de toepasselijke criteria en stelt een ontwerp van beslissing op.
De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst laat zich daarbij bijstaan door meerdere externe experten, met uitzondering van de tussenkomsten, vermeld in afdeling 4.
Art. 64.De Vlaamse Regering beslist over de toekenning en het bedrag van de projectsubsidie.
Art. 65.Organisaties die een projectsubsidie ontvangen, leggen daarover een verantwoording af.
Art. 66.De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst oefent het toezicht uit op de aanwending van de projectsubsidie.
Art. 67.Als er bij het toezicht ernstige tekortkomingen worden vastgesteld, kan de Vlaamse Regering de volgende sanctie opleggen: inhouding of terugvordering van een deel van of van de volledige toegekende projectsubsidie.
De sanctie die de Vlaamse Regering oplegt, staat in een redelijke verhouding tot de vastgestelde tekortkomingen.
Art. 68.De Vlaamse Regering bepaalt nadere regels over de aanvraag, de verantwoording, het toezicht en de sancties.
De Vlaamse Regering kan de toepasselijke subsidiëringsvoorwaarden en criteria, vermeld in afdeling 2 tot en met 4, nader bepalen. Afdeling 2. - Projectsubsidies voor cultureelerfgoedwerking op
landelijk en internationaal niveau
Art. 69.De Vlaamse Regering kan een projectsubsidie toekennen voor een landelijk of internationaal cultureelerfgoedproject.
Een projectsubsidie wordt toegekend voor de volgende doelstellingen: 1° het uitvoeren van een of meer functies;2° het aanbieden van een dienstverlenende rol;3° een combinatie van de doelstellingen, vermeld in punt 1° en 2°.
Art. 70.De volgende bijkomende ontvankelijkheidsvoorwaarde is van toepassing: de organisatie die het project aanvraagt voldoet aan een van de volgende voorwaarden: 1° beschikken over een kwaliteitslabel op basis van dit decreet of een werkingssubsidie ontvangen op basis van dit decreet;2° samenwerken met een organisatie die een werkingssubsidie ontvangt op basis van dit decreet. De volgende subsidiëringsvoorwaarden zijn van toepassing: 1° het project heeft in hoofdzaak betrekking op cultureelerfgoedwerking;2° het project heeft een landelijke of internationale schaalgrootte, reikwijdte en relevantie;3° het project overstijgt de structurele werking van de organisatie. De volgende initiatieven komen niet in aanmerking voor een projectsubsidie: 1° de aankoop of restauratie van cultureel erfgoed;2° academisch onderzoek;3° projecten die betrekking hebben op een dienstverlenende rol die wordt opgenomen door een cultureelerfgoedorganisatie die op basis van dit decreet een werkingssubsidie ontvangt. Organisaties die een werkingssubsidie ontvangen als cultureelerfgoedinstelling als vermeld in hoofdstuk 3, afdeling 2, komen alleen in aanmerking voor een projectsubsidie voor projecten met een internationale schaalgrootte, reikwijdte en relevantie.
De voorwaarde, vermeld in het derde lid, 2°, vervalt indien de organisatie die het project aanvraagt kan aantonen dat het onderzoek vertrekt vanuit de eigen cultureelerfgoedwerking.
Art. 71.De volgende criteria zijn van toepassing voor de toekenning en de bepaling van het bedrag van een projectsubsidie: 1° voor projecten die het uitvoeren van een of meer functies als doelstelling hebben: a) het belang van het cultureel erfgoed;b) de wijze waarop het project uitvoering geeft aan een of meer functies;2° voor projecten die het aanbieden van een dienstverlenende rol als doelstelling hebben: a) de kwaliteit van de expertise;b) de wijze waarop de dienstverlenende rol wordt uitgevoerd;c) de mate waarin de dienstverlenende rol inspeelt op noden van cultureel erfgoed, beheerders ervan of cultureelerfgoedgemeenschappen;3° voor alle projecten: a) de kwaliteit van het inhoudelijke concept, de concrete uitwerking van het project en de haalbaarheid ervan;b) de samenwerking met andere relevante actoren;c) de duurzame verankering van de resultaten;d) de mate waarin het project aansluit bij de strategische visie, vermeld in artikel 5;e) de financiële onderbouw, en de haalbaarheid en het realiteitsgehalte van de begroting.De noodzaak voor een projectsubsidie wordt aangetoond in de begroting, rekening houdend met de eigen ontvangsten uit het project. Afdeling 3. - Projectsubsidies voor internationale projecten die
cofinanciering vereisen
Art. 72.De Vlaamse Regering kan een projectsubsidie toekennen voor cofinanciering die door een internationale instantie of organisatie geëist wordt voor de uitvoering van een internationaal project.
Art. 73.De volgende bijkomende ontvankelijkheidsvoorwaarden zijn van toepassing: 1° de aanvrager ontvangt een werkingssubsidie op basis van dit decreet;2° de aanvrager participeert in een aanvraag die bij een internationale instantie of organisatie ingediend is.
Art. 74.De volgende criteria zijn van toepassing voor de toekenning en de bepaling van het bedrag van een projectsubsidie: 1° de meerwaarde van het project voor het cultureelerfgoedveld in Vlaanderen;2° de mate waarin de aanvrager zelf bijdraagt tot de vereiste cofinanciering of de mate waarin andere partners daartoe bijdragen;3° de financiering die de internationale instantie of organisatie ter beschikking stelt;4° de beoordeling door de internationale instantie of organisatie, indien van toepassing;5° de mate waarin het internationale subsidieprogramma aansluit bij de strategische visie, vermeld in artikel 5;6° de financiële onderbouw, en de haalbaarheid en het realiteitsgehalte van de begroting.De noodzaak voor een projectsubsidie wordt aangetoond in de begroting, rekening houdend met de eigen ontvangsten uit het project. Afdeling 4. - Tussenkomsten voor internationale uitwisseling
Art. 75.De Vlaamse Regering kan een projectsubsidie toekennen als tussenkomst met het oog op internationale uitwisseling, hierna tussenkomst te noemen.
Art. 76.De volgende bijkomende ontvankelijkheidsvoorwaarden zijn van toepassing: 1° de aanvrager ontvangt een werkingssubsidie op basis van dit decreet of beschikt over een kwaliteitslabel op basis van dit decreet;2° de personen waarvoor een tussenkomst wordt aangevraagd zijn structureel tewerkgesteld bij de aanvragende organisatie. Aanvragen in het kader van academisch onderzoek komen niet in aanmerking voor een tussenkomst.
Art. 77.De volgende criteria zijn van toepassing voor de toekenning en de bepaling van het bedrag van een tussenkomst: 1° de meerwaarde voor de cultureelerfgoedorganisatie op het vlak van competentieontwikkeling en netwerking met betrekking tot cultureelerfgoedwerking;2° de wijze waarop de opgedane kennis en ervaring binnen de eigen cultureelerfgoedorganisatie en met het cultureelerfgoedveld gedeeld zullen worden;3° de redelijkheid van de begrote kosten. HOOFDSTUK 5. - Organisatie van de advisering
Art. 78.De Vlaamse Regering richt een adviescommissie op voor de kwaliteitsbeoordeling.
De taken van de adviescommissie zijn: 1° toezien op een kwaliteitsvolle organisatie en werking van de beoordelingscommissies;2° beleidsgericht advies formuleren op basis van de advisering in de beoordelingscommissies. De leden van de adviescommissie hebben een totaalvisie op het cultureelerfgoedveld. De adviescommissie wordt samengesteld uit deskundigen uit de verschillende deelsectoren van het cultureelerfgoedveld.
Art. 79.De Vlaamse Regering richt beoordelingscommissies op voor de advisering over: 1° de aanduiding als cultureelerfgoedinstelling;2° aanvragen voor indeling;3° aanvragen voor werkingssubsidies. De Vlaamse Regering stelt externe experten aan die de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst kunnen bijstaan bij: 1° de advisering van aanvragen voor kwaliteitslabels;2° de advisering van aanvragen voor projectsubsidies;3° de evaluatie van werkingssubsidies;4° de evaluatie van kwaliteitslabels. De leden van de beoordelingscommissies en de externe experten worden aangesteld omwille van hun expertise over het cultureelerfgoedveld en cultureelerfgoedwerking. De beoordelingscommissies worden op evenwichtige wijze samengesteld uit leden die de verschillende aspecten van het te beoordelen onderdeel van het cultureelerfgoedveld en de cultureelerfgoedwerking vertegenwoordigen.
Art. 80.De Vlaamse Regering bepaalt de algemene procedure voor de beoordeling van de dossiers.
Art. 81.De Vlaamse Regering voorziet, binnen de perken van de door het Vlaams Parlement goedgekeurde kredieten, een bedrag waarmee de werkzaamheden van de adviescommissie, de beoordelingscommissies en de externe experten, kunnen worden vergoed.
Art. 82.De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de samenstelling, de aanstelling, het ontslag, de vergoeding en de onverenigbaarheden met betrekking tot de adviescommissie, de beoordelingscommissies en de externe experten. HOOFDSTUK 6. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 83.De subsidies, vermeld in dit decreet, worden toegekend binnen de perken van de door het Vlaams Parlement goedgekeurde kredieten.
Art. 84.De subsidies, vermeld in dit decreet, worden in de vorm van voorschotten beschikbaar gesteld. De Vlaamse Regering bepaalt de hoogte en de uitbetaling van de voorschotten.
Art. 85.De werkingssubsidies, vermeld in dit decreet, worden jaarlijks gekoppeld aan het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
Voor het gedeelte werkingskosten van de werkingssubsidie, vermeld in het eerste lid, wordt het prijsindexcijfer beperkt tot 75 percent tenzij de Vlaamse Regering een ander percentage bepaalt.
Art. 86.De organisaties die een werkingssubsidie ontvangen, vermeld in hoofdstuk 3, vermelden in alle gedrukte en digitale communicatie, bij elke mededeling, verklaring, publicatie en presentatie in het kader van de cultureelerfgoedwerking de steun van de Vlaamse Gemeenschap door de standaardlogo's en de bijbehorende tekst en baselines te gebruiken die zijn vastgesteld door de Vlaamse Regering.
De organisaties die een projectsubsidie ontvangen, vermeld in hoofdstuk 4, vermelden in alle gedrukte en digitale communicatie, bij elke mededeling, verklaring, publicatie en presentatie die verband houdt met het project waarvoor een projectsubsidie is toegekend, de steun van de Vlaamse overheid door de standaardlogo's en de bijbehorende tekst en baselines te gebruiken die zijn vastgelegd door de Vlaamse Regering.
Art. 87.De Vlaamse Regering wordt gemachtigd om namens de Vlaamse Gemeenschap, eventueel samen met een of meer gemeenten, toe te treden tot een rechtspersoon als vermeld in de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, of deel te nemen aan de oprichting ervan, voor het beheer van een cultureelerfgoedorganisatie die op basis van dit decreet een werkingssubsidie aanvraagt.
Ook andere publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen, behalve de provincies of door de provincies opgerichte rechtspersonen, mogen deel uitmaken van de rechtspersonen, vermeld in het eerste lid.
Als de rechtspersoon, vermeld in het eerste lid, binnen drie jaar na de oprichting op basis van dit decreet geen werkingssubsidie ontvangt, niet ingedeeld is bij het landelijke of regionale niveau, of niet aangeduid is als cultureelerfgoedinstelling, dan treedt de Vlaamse Gemeenschap uit deze rechtspersoon.
Art. 88.Gemeenten of de Vlaamse Gemeenschap mogen, voor opdrachten die kaderen in een cultureelerfgoedwerking, personeel ter beschikking stellen en goederen overdragen of ter beschikking stellen aan: 1° een rechtspersoon als vermeld in artikel 87, eerste lid;2° een rechtspersoon die een werkingssubsidie ontvangt op basis van dit decreet. HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen Afdeling 1. - Opheffingsbepalingen
Art. 89.Het Cultureel-erfgoeddecreet van 6 juli 2012, gewijzigd bij de decreten van 20 november 2015 en 18 november 2016, wordt opgeheven. Afdeling 2. - Overgangsbepalingen
Art. 90.In afwijking van artikel 5, derde lid, wordt de eerste strategische visienota over de ondersteuning van cultureelerfgoedwerking in Vlaanderen, die in uitvoering van dit decreet wordt opgemaakt, voorgelegd aan het Vlaams Parlement op 1 april 2017.
Art. 91.Collectiebeherende cultureelerfgoedorganisaties die beschikken over een kwaliteitslabel op basis van het Cultureel-erfgoeddecreet van 6 juli 2012 behouden dat kwaliteitslabel onder de voorwaarden, vermeld in hoofdstuk 2, afdeling 3, van dit decreet, en voor zover zij aan die voorwaarden blijven voldoen.
Art. 92.Het erkenningsteken dat ter uitvoering van het Cultureel-erfgoeddecreet van 23 mei 2008 door de Vlaamse Regering bepaald werd, blijft van toepassing voor de uitvoering van artikel 14, tweede lid, van dit decreet, zolang er geen nieuw erkenningsteken bepaald wordt.
Art. 93.Collectiebeherende cultureelerfgoedorganisaties die ingedeeld zijn bij het regionale of het Vlaamse niveau op basis van het Cultureel-erfgoeddecreet van 6 juli 2012, behouden deze indeling tot een nieuwe beleidsperiode start voor indeling bij het landelijke of regionale niveau zoals vermeld in hoofdstuk 2, afdeling 5, van dit decreet.
Art. 94.De bepalingen over de indeling bij het regionale niveau van collectiebeherende cultureelerfgoedorganisaties, vermeld in hoofdstuk 2, afdeling 5, en de bepalingen over het toekennen van werkingssubsidies eraan, vermeld in hoofdstuk 3, afdeling 3, worden pas van kracht als de provincies, conform de datum vermeld in artikel 37 van het decreet van 18 november 2016 houdende de vernieuwde taakstelling en de gewijzigde financiering van de provincies, de bevoegdheid verliezen om deze activiteiten verder uit te voeren.
De Vlaamse Regering kan de werkingssubsidies die de provincies toekennen aan regionaal ingedeelde collectiebeherende cultureelerfgoedorganisaties voortzetten in afwachting van een nieuwe beleidsperiode als vermeld in artikel 31.
In afwijking van het tweede lid, kan de Vlaamse Regering de werkingssubsidies die de provincies toekennen aan regionaal ingedeelde collectiebeherende cultureelerfgoedorganisaties, die niet voldoen aan de subsidiëringsvoorwaarde, vermeld in artikel 48, voortzetten in afwachting van een nieuwe beleidsperiode als vermeld in artikel 58, tweede en derde lid.
Art. 95.De organisaties of besturen waaraan een werkingssubsidie is toegekend op basis van het Cultureel-erfgoeddecreet van 6 juli 2012, behouden die subsidie tot een nieuwe beleidsperiode start op basis van dit decreet.
Organisaties waaraan een projectsubsidie werd toegekend op basis van het Cultureel-erfgoeddecreet van 6 juli 2012, behouden deze subsidie tot de periode ervan afloopt.
De subsidies, vermeld in het eerste en tweede lid, blijven toegekend onder de voorwaarden, vermeld in het Cultureel-erfgoeddecreet van 6 juli 2012.
Voor intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, die op basis van het eerste lid een werkingssubsidie ontvangen tot een nieuwe beleidsperiode start op basis van dit decreet, is de subsidiëringsvoorwaarde, vermeld in artikel 60, eerste lid, 2°, niet van toepassing voor de eerste beleidsperiode die start op basis van dit decreet.
Art. 96.In afwijking van artikel 95 wordt de werkingssubsidie, die op basis van artikel 44 van het Cultureel-erfgoeddecreet van 6 juli 2012 wordt toegekend aan het steunpunt voor cultureel erfgoed, verdergezet conform de bepalingen van dit voormelde decreet, tot er nieuwe regelgeving van toepassing wordt voor de werkingssubsidie voor het steunpunt voor cultureel erfgoed.
Art. 97.De aanvullende subsidies voor tewerkstelling die toegekend worden op basis van hoofdstuk 6 van het Cultureel-erfgoeddecreet van 6 juli 2012 worden verdergezet, conform de bepalingen van het voormelde decreet, in afwachting van de volgende regeling: 1° voor organisaties waaraan een werkingssubsidie wordt toegekend op basis van dit decreet, wordt de aanvullende subsidie voor tewerkstelling, wanneer er een nieuwe beleidsperiode start op basis van artikel 31, toegevoegd aan de werkingssubsidie, waarbij de werkingssubsidie, na de toevoeging, conform moet zijn met het maximale bedrag, vermeld in het tweede lid;2° voor organisaties die beschikken over een kwaliteitslabel op basis van dit decreet en geen werkingssubsidie ontvangen op basis van dit decreet: a) wordt de aanvullende subsidie voor tewerkstelling, wanneer er een nieuwe beleidsperiode start op basis van artikel 58, toegevoegd aan de werkingssubsidie, vermeld in artikel 57, indien deze organisatie, of de ondersteuning ervan, deel uitmaakt van een goedgekeurde aanvraag voor een werkingssubsidie, vermeld in artikel 57;b) wordt de aanvullende subsidie voor tewerkstelling stopgezet wanneer er een nieuwe beleidsperiode start op basis van artikel 58, indien deze organisatie, of de ondersteuning ervan, geen deel uitmaakt van een goedgekeurde aanvraag voor een werkingssubsidie, vermeld in artikel 57;3° voor organisaties die niet beschikken over een kwaliteitslabel op basis van dit decreet, wordt de aanvullende subsidie voor tewerkstelling stopgezet vanaf 1 januari 2019. De maximale bedragen, vermeld in artikel 50, tweede lid, worden de eerste beleidsperiode, vermeld in artikel 31, verhoogd met 50 procent voor de organisaties die een aanvullende subsidie voor tewerkstelling ontvangen.
Art. 98.De aanvragen voor een kwaliteitslabel, waarvan de uiterlijke indiendatum 15 januari 2017 is, worden behandeld conform de procedure, de voorwaarden en de criteria vermeld in het Cultureel-erfgoeddecreet van 6 juli 2012.
Art. 99.De aanvragen voor een projectsubsidie, waarvan de uiterlijke indiendatum 1 maart 2018 is, worden behandeld conform de procedure, de voorwaarden en de criteria vermeld in het Cultureel-erfgoeddecreet van 6 juli 2012.
Art. 100.De adviescommissie en de beoordelingscommissies, die aangesteld zijn op basis van het Cultureel-erfgoeddecreet van 6 juli 2012, behouden die aanstelling voor de toepassing van hoofdstuk 5 van dit decreet tot er een nieuwe aanstelling plaatsvindt van de adviescommissie of beoordelingscommissies op basis van dit decreet.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 24 februari 2017.
De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Cultuur, Media, Jeugd en Brussel, S. GATZ _______ Nota (1) Zitting 2016-2017. Documenten. - Ontwerp van decreet, 1014 - Nr. 1. - Amendementen, 1014 - Nr. 2. - Verslag van de hoorzitting, 1014 - Nr. 3. - Verslag, 1014 - Nr. 4. - Amendement na indiening van het verslag, 1014 - Nr. 5. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering, 1014 - Nr. 6.
Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 15 februari 2017.