gepubliceerd op 19 mei 2014
Decreet betreffende de ondersteuning van de professionele kunsten
13 DECEMBER 2013. - Decreet betreffende de ondersteuning van de professionele kunsten (1)
Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt: Decreet houdende de ondersteuning van de professionele kunsten TITEL 1. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.
Art. 2.Dit decreet wordt aangehaald als "Kunstendecreet".
Art. 3.In dit decreet wordt verstaan onder: 1° beurs: een subsidie aan een kunstenaar om uitzonderlijke inspanningen op het gebied van de kunsten mogelijk te maken of om de kunstenaar mogelijkheden te bieden tot persoonlijk initiatief op het gebied van zijn professioneel traject.Een beurs wordt belangeloos toegekend en zonder enige compensatie ten voordele van de subsidieverstrekker; 2° discipline: verschillende vormen, uitingen of richtingen van kunst;3° eigen opbrengsten: alle opbrengsten verworven in een werkjaar, inclusief de opbrengsten uit private fondsen, met uitzondering van opbrengsten uit subsidies;4° functie: kernopdracht die een organisatie of een kunstenaar voor zichzelf heeft bepaald;5° grensbedrag: een bedrag van een toegekende werkingssubsidie waarboven een organisatie niet in aanmerking komt voor een bijkomende subsidie;6° internationaal subsidieprogramma: een subsidieregeling van een internationale overheid of overheidsinstantie, of van een bilaterale, een multilaterale, of een supranationale organisatie;7° professionele organisatie: een organisatie die voor haar activiteiten een of meer medewerkers permanent op contractuele basis in dienst heeft;8° projectsubsidie: een subsidie die toegekend wordt ter ondersteuning van specifieke kosten voortvloeiend uit een activiteit die zowel qua opzet of doelstelling als in tijd kan worden afgebakend met een maximale looptijd van drie opeenvolgende jaren;9° subsidie: financiële steun toegekend door een overheid, een publiek fonds of de Nationale Loterij;10° werkjaar: een periode van 1 januari tot en met 31 december;11° werkingssubsidie: een subsidie die toegekend wordt ter ondersteuning van de personeels- en werkingskosten voortvloeiend uit een structurele activiteit die een continu en permanent karakter vertoont en die de subsidiëring van een kern van personeelsleden, de jaarlijkse toekenning van een basistoelage voor de werking en een subsidiëring op grond van werkelijk gepresteerde activiteiten omvat.
Art. 4.De kredieten die het Vlaams Parlement jaarlijks goedkeurt, bepalen het maximale bedrag dat in het betreffende jaar kan worden aangewend voor de uitvoering van dit decreet.
TITEL 2. - Doelstelling en organisatie HOOFDSTUK 1. - Doelstelling
Art. 5.Dit decreet heeft tot doel de bloei van een professioneel en kwalitatief, duurzaam en divers kunstenlandschap te stimuleren, zijn internationale samenwerking en uitwisseling te bevorderen en zijn maatschappelijke inbedding te vergroten.
Dit decreet doet dat door: 1° diverse functies in de kunstpraktijk te benoemen en te ondersteunen;2° kunstenaars te ondersteunen voor hun artistieke activiteiten op verschillende vlakken van hun praktijk en op verschillende momenten in hun loopbaan;3° kunstenorganisaties, bemiddelende of ondersteunende organisaties te ondersteunen;4° het ondernemerschap van kunstenaars en organisaties te stimuleren;5° activiteiten te ondersteunen gericht op internationale promotie;6° een verwervingsbeleid te voeren;7° de spreiding van kunst te bevorderen;8° in het kader van een complementair kunstenbeleid de andere bestuursniveaus te betrekken;9° de maatschappelijke en culturele diversiteit te stimuleren.
Art. 6.Dit decreet voorziet daartoe in de volgende instrumenten: 1° beurzen en projectsubsidies voor kunstenaars;2° kunstenaarstoelagen;3° projectsubsidies voor organisaties;4° werkingssubsidies voor organisaties;5° beheersovereenkomsten met kunstinstellingen en ondersteunende organisaties;6° overeenkomsten in functie van internationale promotie;7° kunstaankopen;8° een protocol met de Vlaamse Gemeenschapscommissie en representatieve organisaties die de belangen behartigen van de Vlaamse provincies en van de Vlaamse steden en gemeenten. HOOFDSTUK 2. - Organisatie kunstenbeleid Afdeling 1. - Visienota
Art. 7.§ 1. De Vlaamse Regering ontwikkelt een strategische visie op het beleidskader voor de kunsten voor de beleidsperiode. Deze strategische visienota concretiseert de beleidsnota Cultuur. § 2. De strategische visienota bevat minstens volgende elementen: 1° een breed georiënteerde omgevingsanalyse die verder gaat dan het kunstenveld;2° nieuwe uitdagingen die om beleidsaandacht vragen;3° prioriteiten voor de legislatuur;4° eventuele voorstellen voor een impulsbeleid;5° aandachtspunten bij de uitvoering van het Kunstendecreet;6° voorstellen voor een nadere bepaling van de criteria voor de beoordeling van subsidievragen binnen het Kunstendecreet;7° een verhouding tot de andere overheden op het vlak van het kunstenbeleid. De eventuele nadere bepaling door de Vlaamse Regering van de criteria, blijft geldig tot de Vlaamse Regering de criteria opnieuw nader bepaalt. § 3. Het Kunstensteunpunt, vermeld in artikel 71, levert een bijdrage aan de opbouw van de strategische visienota, vermeld in paragraaf 1, door een landschapstekening aan te leveren op basis van een sterkte-zwakteanalyse, die de sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen omvat, uiterlijk op 1 september van het jaar voorafgaand aan de neerlegging van de strategische visienota. § 4. De Vlaamse Regering legt de strategische visienota voor aan het Vlaams Parlement uiterlijk op 1 april van het jaar na een verkiezing van het Vlaams Parlement. Afdeling 2. - Protocol complementair beleid
Art. 8.De Vlaamse Regering sluit met de Vlaamse Gemeenschapscommissie en met de representatieve organisaties die de belangen behartigen van de Vlaamse provincies en van de Vlaamse steden en gemeenten een protocol dat minstens bepalingen bevat over de wijze waarop: 1° de Vlaamse provincies, de Vlaamse steden en gemeenten en de Vlaamse Gemeenschapscommissie: a) hun beleidsintenties voor de actoren in het kunstenveld, gevestigd op hun grondgebied, kenbaar maken;b) betrokken worden bij de opmaak van de strategische visienota, vermeld in artikel 7;2° de Vlaamse provincies, de Vlaamse steden en gemeenten, en in voorkomend geval de Vlaamse Gemeenschapscommissie, waar organisaties gevestigd zijn die een vijfjarige werkingssubsidie aanvragen, gehoord worden na de beoordelingsprocedure;3° de Vlaamse steden of gemeenten, en in voorkomend geval de Vlaamse Gemeenschapscommissie, waar de kunstinstellingen, vermeld in artikel 68, gevestigd zijn, betrokken worden bij het sluiten van de beheersovereenkomsten met de kunstinstellingen. Het protocol kan andere aspecten in verband met een complementair kunstenbeleid bevatten, voor zover daarbij geen bijkomende bevoegdheden worden toegekend.
Art. 9.De Vlaamse Regering bepaalt nader de procedure voor het sluiten van een protocol.
TITEL 3. - Subsidies aan kunstenaars en organisaties HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen voor subsidievragen
Art. 10.§ 1. Een kunstenaar of een organisatie die een subsidie aanvraagt, geeft aan welke functie of combinatie van functies en welke discipline of combinatie van disciplines kenmerkend zijn voor de activiteiten of de werking die de aanvrager beschrijft. § 2. Deze functies zijn: 1° ontwikkeling: het ontwikkelen of begeleiden van de artistieke praktijk, talent, carrière en oeuvre.Het proces, het onderzoek en het artistieke experiment primeren op een concrete output; 2° productie: het creëren, realiseren, distribueren en promoten van een artistiek werk;3° presentatie: het delen van het gecreëerde en geproduceerde artistieke werk met een publiek;4° participatie: het ontwikkelen en toepassen van visie, concepten en processen die bijdragen tot de participatie, zowel als actieve deelname aan kunst als het confronteren met kunst, met aandacht voor maatschappelijke en culturele diversiteit;5° reflectie: de reflectie en kritiek op kunst en het stimuleren en toegankelijk maken van die reflectie. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt nader de disciplines.
Art. 11.De volgende activiteiten komen niet in aanmerking voor subsidie: 1° creatieve activiteit die zich situeert binnen het werkterrein van het Vlaams Fonds voor de Letteren, opgericht krachtens het decreet van 30 maart 1999 houdende de oprichting van een Vlaams Fonds voor de Letteren;2° creatieve activiteit die zich situeert binnen het werkterrein van het Vlaams Audiovisueel Fonds, opgericht krachtens het decreet van 13 april 1999 houdende machtiging van de Vlaamse Regering om toe te treden tot en om mee te werken aan de oprichting van de vereniging zonder winstgevend doel Vlaams Audiovisueel Fonds;3° het ontwerp en de uitvoering van al dan niet experimentele bouwprojecten.
Art. 12.Een kunstenaar of een organisatie die een subsidie aanvraagt, dient een aanvraagdossier in bij de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst.
De Vlaamse Regering bepaalt nader welke gegevens en documenten een aanvraagdossier bevat, aan welke inhoudelijke en vormelijke voorwaarden een aanvraagdossier vol doet en op welke wijze en wanneer een aanvraagdossier ingediend wordt.
Art. 13.De Vlaamse Regering kan voor elke soort subsidie bepalen welke personeels- en werkingskosten in aanmerking komen voor subsidie.
Art. 14.De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst onderzoekt of een aanvraag voldoet aan elk van de volgende ontvankelijkheidsvoorwaarden: 1° het aanvraagdossier is tijdig ingediend;2° het aanvraagdossier is volledig. De Vlaamse Regering bepaalt nader de ontvankelijkheidsprocedure. HOOFDSTUK 2. - Specifieke bepalingen voor subsidievragen van kunstenaars Afdeling 1. - Kortlopende beurzen
Art. 15.De Vlaamse Regering kan een kortlopende beurs toekennen voor de functie ontwikkeling en voor een looptijd van maximaal één jaar.
Art. 16.Een aanvraagdossier voor een kortlopende beurs omvat: 1° een motivatie;2° een actueel artistiek curriculum vitae;3° documentatiemateriaal dat een adequaat beeld geeft van het artistieke parcours van de kunstenaar.
Art. 17.§ 1. Een commissie als vermeld in artikel 44, gaat na of een ontvankelijk aanvraagdossier voldoet aan elk van de volgende toekenningsvoorwaarden: 1° de aanvrager is betrokken bij het kunstgebeuren binnen de Vlaamse Gemeenschap;2° de aanvrager is professioneel actief in de kunstensector;3° de activiteiten behoren niet tot de activiteiten, vermeld in artikel 11. § 2. Een commissie als vermeld in artikel 44, toetst een ontvankelijk aanvraagdossier aan de volgende criteria: 1° de kwaliteit van de motivatie;2° het groeipotentieel van het oeuvre van de kunstenaar;3° indien van toepassing, de nadere bepaling door de Vlaamse Regering van de criteria. Afdeling 2. - Meerjarige beurzen
Art. 18.De Vlaamse Regering kan een meerjarige beurs toekennen voor de functie ontwikkeling en voor een looptijd van maximaal drie opeenvolgende jaren.
Art. 19.Een aanvraagdossier voor een meerjarige beurs omvat: 1° een motivatie;2° een actueel artistiek curriculum vitae;3° documentatiemateriaal dat een adequaat beeld geeft van het artistieke parcours van de kunstenaar.
Art. 20.§ 1. Een commissie als vermeld in artikel 44, gaat na of een ontvankelijk aanvraagdossier voldoet aan elk van de volgende toekenningsvoorwaarden: 1° de aanvrager is minstens drie jaar betrokken bij het kunstgebeuren binnen de Vlaamse Gemeenschap;2° de aanvrager is minstens vijf jaar professioneel actief in de kunstensector;3° de activiteiten behoren niet tot de activiteiten, vermeld in artikel 11. § 2. Een commissie als vermeld in artikel 44, toetst een ontvankelijk aanvraagdossier aan de volgende criteria: 1° kwaliteit van de motivatie;2° het belang en de kwaliteit van het oeuvre van de kunstenaar;3° de bijdrage aan de ontwikkeling van het traject van de kunstenaar;4° indien van toepassing, de nadere bepaling door de Vlaamse Regering van de criteria. Afdeling 3. - Projectsubsidies
Art. 21.De Vlaamse Regering kan een projectsubsidie voor een kunstenaar toekennen. Een projectsubsidie ondersteunt initiatieven die inzetten op een of meer functies en disciplines en die zowel in tijd als wat betreft opzet of doelstelling afgebakend zijn. Een projectsubsidie wordt toegekend voor een looptijd van maximaal drie opeenvolgende jaren.
Art. 22.Een aanvraagdossier voor een projectsubsidie omvat: 1° een omschrijving van het project;2° een toelichting bij de manier waarop het project kadert in de artistieke praktijk en in de eigen professionele loopbaan;3° een aanduiding van een of meer functies en disciplines;4° een realistische planning van de artistieke, de organisatorische en de financiële aspecten van het project voor de gevraagde subsidieperiode, waarin minstens het eerste werkjaar van de gevraagde subsidieperiode concreet is uitgewerkt.
Art. 23.§ 1. Een commissie als vermeld in artikel 44, gaat na of een ontvankelijk aanvraagdossier voldoet aan elk van de volgende toekenningsvoorwaarden: 1° de aanvrager is betrokken bij het kunstgebeuren binnen de Vlaamse Gemeenschap;2° de aanvrager is professioneel actief in de kunstensector;3° de activiteiten behoren niet tot de activiteiten, vermeld in artikel 11. § 2. Een commissie als vermeld in artikel 44, en de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst, toetsen een ontvankelijk aanvraagdossier aan de volgende criteria: 1° kwaliteit inhoudelijk concept en concrete uitwerking;2° kwaliteit zakelijk beheer: a) het sporen van de artistieke met de zakelijke planning;b) een haalbare en realistische begroting;c) aandacht voor een correcte vergoeding voor kunstenaars;3° positionering en samenwerking;4° landelijke en/of internationale betekenis;5° indien van toepassing, de nadere bepaling door de Vlaamse Regering van de criteria. § 3. Het criterium 'kwaliteit inhoudelijk concept en concrete uitwerking' wordt voor projectsubsidies specifiek ingevuld per functie als volgt: 1° voor de functie ontwikkeling: a) kwaliteit van het artistiek onderzoek en experiment;b) bijdrage aan de ontwikkeling van het traject van de kunstenaar;2° voor de functie productie: a) kwaliteit van het creatie- en productieproces;b) kwaliteit van het artistieke resultaat;c) visie op distributie en publieksbereik;3° voor de functie presentatie: a) kwaliteit van het gepresenteerde artistieke resultaat;b) kwaliteit van de presentatiecontext;c) visie op en uitwerking van de publiekswerking;4° voor de functie participatie: a) kwaliteit van de participatieve concepten en methodieken;b) kwaliteit van de procesbegeleiding;c) betrokkenheid van de deelnemers;5° voor de functie reflectie: a) kwaliteit van de reflectie over de kunst(praktijk) en/of het kunstenveld, voor zover er een betrokkenheid is met het kunstenveld in het Nederlandse taalgebied en/of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;b) kwaliteit van de wijze waarop de reflectie toegankelijk gemaakt wordt.
Art. 24.§ 1. Een projectsubsidie kan niet gecumuleerd worden met een toegekende kortlopende beurs. § 2. Een projectsubsidie kan gecumuleerd worden met een toegekende meerjarige beurs, indien het bedrag van de projectsubsidie proportioneel verminderd wordt met het beursbedrag voor de betreffende periode. HOOFDSTUK 3. - Specifieke bepalingen voor subsidievragen van organisaties Afdeling 1. - Werkingssubsidies
Art. 25.De Vlaamse Regering kan een werkingssubsidie toekennen. Een werkingssubsidie ondersteunt een organisatie bij de uitvoering van een werking die inzet op een of meerdere functies en disciplines voor een periode van vijf jaar. Een aanvraag wordt ingediend bij de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst uiterlijk op 1 oktober van het voorlaatste jaar dat voorafgaat aan een vijfjarige subsidieperiode.
Art. 26.Naast de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in artikel 14, voldoet een aan vraagdossier aan elk van de volgende ontvankelijkheidsvoorwaarden: 1° de aanvrager beschikt over rechtspersoonlijkheid met niet-commercieel karakter;2° de aanvrager is gevestigd in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.
Art. 27.Een aanvraagdossier voor een werkingssubsidie omvat: 1° een toelichting van de artistieke of inhoudelijke beleidsvisie;2° een toelichting van de zakelijke beleidsvisie.De organisatie geeft daarbij aan hoe de zakelijke leiding en het bestuur van de organisatie functioneren en op welke manier de organisatie aan haar kwaliteitsontwikkeling werkt; 3° een aanduiding van een of meer functies en disciplines;4° een realistische planning van de artistieke of inhoudelijke, de organisatorische en de financiële aspecten van de werking voor de gevraagde subsidieperiode, waarin minstens het eerste werkjaar van de gevraagde subsidieperiode concreet is uitgewerkt;5° een zelfevaluatie van de werking voorafgaand aan de gevraagde subsidieperiode.
Art. 28.§ 1. Een commissie als vermeld in artikel 44, gaat na of een ontvankelijk aanvraagdossier voldoet aan elk van de volgende toekenningsvoorwaarden: 1° de aanvrager is minstens drie jaar professioneel actief in de kunstensector;2° de samenwerking met kunstenaars en kunstenorganisaties is uitgewerkt, indien de aanvraag inzet op de functie participatie;3° de activiteiten behoren niet tot de activiteiten, vermeld in artikel 11. § 2. Een commissie als vermeld in artikel 44, en de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst toetsen een ontvankelijk aanvraagdossier aan de volgende criteria: 1° kwaliteit inhoudelijk concept en concrete uitwerking;2° kwaliteit zakelijk beheer: a) het sporen van de artistieke met de zakelijke planning;b) een haalbare en realistische begroting;c) de evenwichtige samenstelling van de raad van bestuur, rekening houdend met maatschappelijke en culturele diversiteit;d) de wijze waarop de organisatie bestuurd wordt;e) een kwaliteitsvol personeelsbeleid voeren met bijzondere aandacht voor de correcte vergoeding van kunstenaars;3° kwaliteit voorbije werking;4° positionering en samenwerking;5° landelijke en/of internationale betekenis;6° kennisopbouw en kennisdeling;7° maatschappelijke en culturele diversiteit;8° ondersteuning van kunstenaars, met specifieke aandacht voor startende kunstenaars;9° indien van toepassing, de nadere bepaling door de Vlaamse Regering van de criteria. § 3. Het criterium 'kwaliteit inhoudelijk concept en concrete uitwerking' wordt voor werkingssubsidies specifiek ingevuld per functie als volgt: 1° voor de functie ontwikkeling: a) visie op en kwaliteit van de begeleidings- en ondersteuningsfunctie en/of van het artistiek onderzoek, het experiment en de artistieke vernieuwing;2° voor de functie productie: b) visie op en kwaliteit van het creatie- en productieproces;c) kwaliteit van het artistiek resultaat;d) visie op distributie en publieksbereik;3° voor de functie presentatie: a) kwaliteit van het programma;b) kwaliteit van de presentatiecontext;c) visie op en uitwerking van de publiekswerking;4° voor de functie participatie: a) kwaliteit van de participatieve concepten en methodieken;b) kwaliteit van de procesbegeleiding;c) betrokkenheid van de deelnemers;5° voor de functie reflectie: a) kwaliteit van de reflectie over de kunst(praktijk) en/of over het kunstenveld, voor zover er een betrokkenheid is met het kunstenveld in het Nederlandse taalgebied en/of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;b) kwaliteit van de wijze waarop de reflectie toegankelijk gemaakt wordt.
Art. 29.Een werkingssubsidie kan niet gecumuleerd worden met een toegekende projectsubsidie als vermeld in artikel 30.
Zodra een subsidieperiode van een toegekende werkingssubsidie aanvangt, wordt de betaling van het toegekende subsidiebedrag van het werkjaar van het project dat overlapt met de subsidieperiode van de werkingssubsidie, ingehouden. Afdeling 2. - Projectsubsidies
Art. 30.De Vlaamse Regering kan een projectsubsidie voor een organisatie toekennen die dezelfde initiatieven, vermeld in artikel 21, ondersteunt. Een projectsubsidie wordt toegekend voor dezelfde maximale periode, vermeld in artikel 21.
Organisaties die een werkingssubsidie ontvangen zoals bedoeld in artikel 25 en artikel 68, § 1, waarvan het toegekende subsidiebedrag per werkjaar een door de Vlaamse Regering te bepalen grensbedrag overschrijdt, komen niet in aanmerking voor projectsubsidies. De Vlaamse Regering bepaalt nader dit grensbedrag.
Art. 31.Naast de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in artikel 14, voldoet een aanvraagdossier aan elk van de volgende ontvankelijkheidsvoorwaarden: 1° de aanvrager beschikt over rechtspersoonlijkheid;2° de aanvrager is gevestigd in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, met uitzondering van buitenlandse aanvragers van projecten met Vlaamse kunstenaars die minstens de functie presentatie opnemen.
Art. 32.Een aanvraagdossier is samengesteld als vermeld in artikel 22.
Art. 33.§ 1. Een commissie als vermeld in artikel 44, gaat na of een ontvankelijk aanvraagdossier voldoet aan elk van de volgende toekenningsvoorwaarden: 1° de aanvrager is professioneel actief in de kunstensector;2° de samenwerking met kunstenaars en kunstenorganisaties is uitgewerkt, indien de aanvraag inzet op de functie participatie;3° de activiteiten behoren niet tot de activiteiten, vermeld in artikel 11. § 2. Een commissie als vermeld in artikel 44, en de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst toetsen een ontvankelijk aanvraagdossier aan de criteria, vermeld in artikel 23, § 2, en in artikel 23, § 3. HOOFDSTUK 4. - Bepalingen inzake het oormerken van subsidies
Art. 34.De Vlaamse Regering heroriënteert de middelen voor organisaties met respect voor een groter aandeel aan projectsubsidies.
Art. 35.Van de projectsubsidies voorbehouden aan kunstenaars en organisaties wordt een belangrijk deel van de middelen gereserveerd voor startende kunstenaars. HOOFDSTUK 5. - Kwaliteitsbeoordeling Afdeling 1. - Organisatie van de kwaliteitsbeoordeling
Onderafdeling 1. - Pool van beoordelaars en pool van voorzitters
Art. 36.§ 1. De Vlaamse Regering benoemt een pool van beoordelaars voor de opmaak van het artistiek-inhoudelijke advies over aanvraagdossiers. § 2. De Vlaamse Regering benoemt een beoordelaar omwille van zijn deskundigheid over onderdelen van het kunstenveld, over bepaalde functies of disciplines.
De Vlaamse Regering bepaalt nader de vereisten waaraan een beoordelaar voldoet. De Vlaamse Regering kan zich hiervoor laten adviseren door de Adviescommissie Kunsten, vermeld in artikel 39. § 3. De Vlaamse Regering benoemt een beoordelaar voor een periode van vijf jaar. De Vlaamse Regering vervangt uiterlijk om de vijf jaar de helft van de beoordelaars.
Een beoordelaar kan opeenvolgend maximum twee mandaten vervullen. § 4. De Vlaamse Regering bepaalt nader de regels voor de samenstelling en aanstelling van de pool van beoordelaars. § 5. De Vlaamse Regering bepaalt nader de procedure voor het ontslag van een beoordelaar.
Art. 37.Een beoordelaar ontvangt een vergoeding voor zijn of haar werkzaamheden en verplaatsingen.
De Vlaamse Regering bepaalt nader de hoogte van de vergoeding.
Art. 38.§ 1. De Vlaamse Regering benoemt een pool van voorzitters die de werkzaamheden van de commissies voorbereiden, organiseren en leiden. De voorzitter heeft een modererende rol en ziet toe op de toepassing van de methodologie die is ontwikkeld door de Adviescommissie Kunsten, vermeld in artikel 39. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt nader de regels voor de samenstelling en aanstelling van de pool van voorzitters. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt nader de procedure voor het ontslag van een voorzitter. § 4. Een voorzitter ontvangt een vergoeding voor zijn of haar werkzaamheden en verplaatsingen. De Vlaamse Regering bepaalt nader de hoogte van de vergoeding. § 5. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst is verantwoordelijk voor de voorbereiding van en verslaggeving over de werkzaamheden van commissies en van de Adviescommissie Kunsten.
Onderafdeling 2. - Adviescommissie Kunsten
Art. 39.§ 1. De Vlaamse Regering richt een Adviescommissie Kunsten op voor de algemene kwalitatieve monitoring van de artistiek-inhoudelijke beoordeling. De Adviescommissie Kunsten werkt binnen het referentiekader van de visienota, vermeld in artikel 7. § 2. De Vlaamse Regering benoemt een voorzitter en de leden van de Adviescommissie Kunsten. § 3. De kerntaken van de Adviescommissie Kunsten zijn: 1° waken over een kwaliteitsvol proces van de artistiek-inhoudelijke beoordeling en daartoe de visie, de methodiek en de evaluatie ontwikkelen;2° beleidsgericht advies formuleren over de kwaliteitsbeoordeling;3° erop toezien dat het proces van artistiek-inhoudelijke beoordeling plaatsvindt binnen het kader van de visienota, vermeld in artikel 7. § 4. De Vlaamse Regering benoemt een lid van de Adviescommissie Kunsten omwille van zijn totaalvisie op het kunstenveld.
De Vlaamse Regering bepaalt nader de vereisten waaraan een lid van de Adviescommissie Kunsten voldoet. § 5. De Vlaamse Regering benoemt een lid van de Adviescommissie Kunsten voor een periode van vijf jaar. De Vlaamse Regering vervangt uiterlijk om de vijf jaar de helft van de leden.
Een lid van de Adviescommissie Kunsten kan opeenvolgend maximum twee mandaten vervullen. § 6. De Vlaamse Regering bepaalt nader de regels voor de samenstelling en aanstelling van de Adviescommissie Kunsten. § 7. De Vlaamse Regering bepaalt nader de procedure voor het ontslag van een lid van de Adviescommissie Kunsten.
Art. 40.Een lid van de Adviescommissie Kunsten ontvangt een vergoeding voor zijn of haar werkzaamheden en verplaatsingen.
De Vlaamse Regering bepaalt nader de hoogte van een vergoeding.
Onderafdeling 3. - Onverenigbaarheden
Art. 41.Een benoeming tot beoordelaar, voorzitter of tot lid van de Adviescommissie Kunsten is onverenigbaar met een: 1° verkozen politiek mandaat;2° functie als medewerker van een parlementaire fractie of een kabinet;3° functie als personeelslid in dienst van een instelling van de Vlaamse overheid die in het kader van zijn functie betrokken is bij de uitvoering van dit decreet;4° functie als personeelslid van een ondersteunende organisatie als vermeld in artikel 71, in artikel 73 en in artikel 75;5° functie als personeelslid van een belangenbehartiger uit het kunstenveld;6° lid van de raad van bestuur van een belangenbehartiger uit het kunstenveld.
Art. 42.Een beoordelaar als vermeld in artikel 36, kan geen lid zijn van de Adviescommissie Kunsten. Afdeling 2. - Verloop van de kwaliteitsbeoordeling
Art. 43.§ 1. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst beheert een aanvraagdossier als vermeld in artikel 12. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst treft de nodige voorbereidingen voor de kwaliteitsbeoordeling. § 2. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst gaat de toekenningsvoorwaarden na, vermeld in artikel 96, § 1, in artikel 119, § 1, in artikel 133, § 1, in artikel 146, § 1, in artikel 154, § 1, in artikel 160, § 1, en beoordeelt de kwaliteit van de zakelijke en de beheersmatige aspecten van een ontvankelijk aanvraagdossier aan de hand van de criteria, vermeld in artikel 23, § 2, in artikel 23, § 3, in artikel 28, § 2, in artikel 28, § 3, in artikel 33, § 2, in artikel 88, in artikel 96, § 2, in artikel 110, § 2, in artikel 119, § 2, in artikel 133, § 2, in artikel 146, § 2, in artikel 154, § 2, in artikel 160, § 2, of in artikel 175, en stelt een gemotiveerd advies op, inclusief een indicatieve waardering. § 3. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst groepeert aanvraagdossiers die vergelijkbare functies of disciplines aangeven als kenmerkend voor het artistieke initiatief.
Art. 44.§ 1. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst duidt voor de beoordeling van vergelijkbare aanvraagdossiers een commissie en een voorzitter als vermeld in artikel 38, § 1, aan.
Bij de samenstelling van een commissie houdt de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst rekening met de functies en de disciplines die de aanvraagdossiers kenmerken.
De Vlaamse Regering bepaalt nader het aantal beoordelaars in een commissie.
De Vlaamse Regering bepaalt nader de methode en de procedure die de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst hanteert voor de aanduiding van commissies. De Vlaamse Regering kan hiervoor advies inwinnen bij de Adviescommissie Kunsten, vermeld in artikel 39. § 2. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst bezorgt alle nuttige informatie, nodig om tot een kwaliteitsvolle inhoudelijke beoordeling te komen, aan een commissie. Indien er voor het aanvraagdossier een zakelijk advies vereist is, zorgt de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst voor een voorlopige zakelijke en beheersmatige toetsing inclusief de in dicatieve waardering van een aanvraagdossier bij de aanvang van de artistiek-inhoudelijke toetsing door een commissie. § 3. Een commissie gaat de toekenningsvoorwaarden na, vermeld in artikel 11, artikel 17, § 1, in artikel 20, § 1, in artikel 23, § 1, in artikel 28, § 1, artikel 33, § 1, in artikel 92, in artikel 110, § 1, en beoordeelt de kwaliteit van de artistiek-inhoudelijke aspecten van een ontvankelijk aanvraagdossier aan de hand van de criteria, vermeld in artikel 17, § 2, in artikel 20, § 2, in artikel 23, § 2, in artikel 23, § 3, in artikel 28, § 2, in artikel 28, § 3, in artikel 33, § 2, in artikel 88, in artikel 110, § 2, in artikel 154, § 2, in artikel 160, § 2, in artikel 167, § 1, of in artikel 175, en stelt een gemotiveerd artistiek-inhoudelijk advies op, inclusief een indicatieve waardering binnen de hen toegewezen budgettaire ruimte.
Art. 45.§ 1. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst stelt een voorlopig voorstel van beslissing op over alle aspecten van een aanvraagdossier van een werkingssubsidie als vermeld in artikel 6, 4°. § 2. Als er bij de beoordeling van een aanvraagdossier voor een werkingssubsidie, een grote discrepantie bestaat tussen het advies van de commissie en het advies van de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst, houden beide partijen een deliberatiemoment. Tijdens het deliberatiemoment streven beide partijen ernaar hun advies zo veel mogelijk op elkaar af te stemmen. § 3. Een aanvrager van een werkingssubsidie ontvangt het voorlopig voorstel van beslissing.
De Vlaamse Regering bepaalt nader de procedure voor het bezorgen van het voorlopig voorstel van beslissing en de wijze waarop de voorstellen van beslissing openbaar worden gemaakt. § 4. Het voorlopig voorstel van beslissing omvat: 1° het advies over de zakelijke en de beheersmatige aspecten;2° het artistiek-inhoudelijke advies. § 5. Een aanvrager van een werkingssubsidie kan verhaal indienen tegen de adviezen, vervat in een voorlopig voorstel van beslissing.
Het verhaal behelst het oorspronkelijk ingediende dossier en mag geen nieuwe artistiek-inhoudelijke noch nieuwe zakelijke elementen bevatten.
Het verhaal bevat de nodige argumenten waaruit zou blijken dat het beoordelingsproces niet zorgvuldig is gebeurd.
De Vlaamse Regering duidt op 1 oktober van het voorlaatste jaar dat voorafgaat aan een vijfjarige subsidieperiode een commissie aan die het verhaal beoordeelt op zijn ontvankelijkheid.
De Vlaamse Regering kan nader de vereisten bepalen waaraan een lid van een commissie die een verhaal beoordeelt op zijn ontvankelijkheid voldoet.
De Vlaamse Regering bepaalt nader de regels voor de samenstelling en aanstelling van de commissie die een verhaal beoordeelt op zijn ontvankelijkheid.
Een lid van de commissie die een verhaal beoordeelt op zijn ontvankelijkheid ontvangt een vergoeding voor zijn of haar werkzaamheden en verplaatsingen. De Vlaamse Regering bepaalt nader de hoogte van de vergoedingen.
De beoordeling van de ontvankelijkheid gebeurt op basis van de volgende elementen: 1° correctheid van de gevolgde procedure bij de beoordeling van het subsidiedossier;2° correctheid van de gevolgde methodiek bij de beoordeling van het subsidiedossier;3° validiteit van de aangevoerde argumenten door de aanvrager van het verhaal. Bij onontvankelijkheid van het verhaal eindigt de verhaalprocedure en blijft het oorspronkelijke voorlopige voorstel van beslissing gelden.
De Vlaamse Regering bepaalt nader welke gegevens en documenten een verhaal bevat, en op welke wijze en wanneer een verhaal ingediend wordt. § 6. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst behandelt de zakelijke en de beheersmatige aspecten van het verhaalrecht, vermeld in paragraaf 5. § 7. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst duidt uit de pool van beoordelaars een commissie van minimaal vijf leden aan voor de behandeling van de artistiek-inhoudelijke aspecten van een ontvankelijk verhaal.
Deze beoordelaars waren niet betrokken bij de opmaak van het artistiek-inhoudelijke advies over het betrokken aanvraagdossier.
Art. 46.De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst stelt een voorstel van beslissing op over alle aspecten van een aanvraagdossier.
Een voorstel van beslissing omvat een voorstel over de toekenning van een subsidie en: 1° indien vereist het advies over de zakelijke en de beheersmatige aspecten;2° het artistiek-inhoudelijke advies;3° indien van toepassing de behandeling van het verhaalrecht door de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst;4° indien van toepassing de behandeling van het verhaalrecht door de commissie die is aangesteld voor de artistiek-inhoudelijke aspecten van het verhaalrecht;5° een voorstel over de grootte van het toe te kennen subsidiebedrag of van het toe te kennen subsidiebedrag per werkjaar.
Art. 47.De Vlaamse Regering beslist over de toekenning van een subsidie, de duur van een subsidieperiode en de grootte van het toegekende subsidiebedrag of het toegekende subsidiebedrag per werkjaar, op basis van het gemotiveerd advies, vermeld in artikel 43, § 2, en in artikel 44, § 3, en het voorstel van beslissing, vermeld in artikel 46.
Art. 48.De Vlaamse Regering kan de beoordelings- en de toekenningsprocedure nader bepalen.
Art. 49.De Vlaamse Regering beslist ten laatste zes maanden voor het begin van een subsidieperiode over de toekenning van een werkingssubsidie.
Indien de Vlaamse Regering niet tijdig beslist over de toekenning van een werkingssubsidie, verlengt de duur van de subsidieperiode van organisaties die al een werkingssubsidie ontvangen in uitvoering van het Kunstendecreet, met één werkjaar. Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 4 is het voor dat werkjaar uitgekeerde subsidiebedrag gelijk aan het door de Vlaamse Regering bepaalde subsidiebedrag per werkjaar uit de vorige subsidieperiode. HOOFDSTUK 6. - Bepalingen over betaling, toezicht, reserve en sanctie Afdeling 1. - Betaling van een toegekende subsidie
Art. 50.§ 1. Een subsidie wordt in de vorm van voorschotten beschikbaar gesteld na de ondertekening van een subsidiebesluit.
De Vlaamse Regering bepaalt nader hoe de voorschotten worden berekend en betaald. § 2. Een werkingssubsidie als vermeld in artikel 6, 4°, wordt als volgt beschikbaar gesteld: 1° een voorschot van vijfenveertig procent van het toegekende subsidiebedrag voor het werkjaar, betaalbaar vanaf 1 februari;2° een voorschot van vijfenveertig procent van het toegekende subsidiebedrag voor het werkjaar, betaalbaar vanaf 1 juli;3° een saldo van maximaal tien procent van het toegekende subsidiebedrag voor het werkjaar, betaalbaar nadat de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst heeft vastgesteld dat de subsidievoorwaarden zijn nageleefd. § 3. Van een meerjarige subsidie wordt een voorschot beschikbaar gesteld op voorwaarde dat: 1° een subsidieontvanger tijdig een volledig actieplan voor het komend werkjaar indient bij de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst. Het actieplan houdt rekening met de beslissing van de Vlaamse Regering en de grootte van het toegekende subsidiebedrag; 2° noch de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst, noch een commissie als vermeld in artikel 44, een bezwaar maken bij eventuele afwijkingen die een actieplan bevat ten aanzien van het aanvraagdossier. De Vlaamse Regering bepaalt nader welke gegevens en documenten een actieplan bevat, aan welke inhoudelijke en vormelijke voorwaarden een actieplan voldoet en op welke wijze en wanneer een actieplan ingediend wordt. Afdeling 2. - Toezicht op de subsidieaanwending en sancties
Onderafdeling 1. - Voorwaarden
Art. 51.§ 1. Een subsidieontvanger voldoet aan elk van de volgende subsidievoorwaarden: 1° tijdig een verantwoordingsdossier indienen;2° een volledig verantwoordingsdossier indienen;3° de subsidie gebruiken voor het doel waarvoor ze is verleend, tenzij de aanvrager kan motiveren dat afwijkingen van het aanvraagdossier of het actieplan noodzakelijk waren.Hierbij kan afgeweken worden van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof. § 2. De Vlaamse Regering kan bijkomende subsidievoorwaarden opleggen met als doel dubbele subsidiëring vanwege de Vlaamse overheid te voorkomen.
Art. 52.§ 1. Bijkomend aan de subsidievoorwaarden, vermeld in artikel 51, geldt voor een ontvanger van een beurs de volgende subsidievoorwaarde in functie van het doelmatigheidstoezicht: toelichten op welke wijze de beurs heeft bijgedragen tot de professionele artistieke ontwikkeling van de kunstenaar. § 2. Bijkomend aan de subsidievoorwaarden, vermeld in artikel 51, gelden voor een ontvanger van een andere subsidie dan een beurs, de volgende subsidievoorwaarden: 1° de aanvraag of het actieplan getrouw uitvoeren;2° indien de subsidieontvanger een rechtspersoon is: a) de toepasselijke cao's naleven;b) aan de bezoldigde zelfstandige artistieke en artistiek-technische medewerkers op wie de organisatie een beroep doet, minstens evenveel betalen als wat minstens aan loonkosten verschuldigd is aan een werknemer voor dezelfde prestaties;c) een boekhouding voeren conform de bepalingen van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen en conform de bepalingen betreffende het rekeningstelsel in de wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen van 2 mei 2002;3° indien de subsidieontvanger een werkingssubsidie ontvangt: a) zorg dragen voor het eigen archief.De Vlaamse Regering kan nadere richtlijnen bepalen met betrekking tot de zorg voor het eigen archief; b) de principes van goed bestuur naleven.De Vlaamse Regering bepaalt nader de principes van goed bestuur; c) een professionele organisatie zijn;d) aanvullende voorwaarden naleven die door de Vlaamse Regering bepaald kunnen worden en die betrekking hebben op het minimum aantal activiteiten, het minimumpercentage eigen inkomsten en het minimumpercentage van het toegekende financieringsbudget, te gebruiken voor de honorering van medewerkers en kunstenaars. § 3. In afwijking van § 2, 2°, c), geldt, indien de subsidieontvanger een gemeente, een stad, een provincie of de Vlaamse Gemeenschapscommissie is, de volgende subsidievoorwaarde: een overzicht bijhouden van de aan de subsidie toewijsbare opbrengsten en kosten.
Onderafdeling 2. - Verantwoording
Art. 53.§ 1. Een subsidieontvanger dient een verantwoordingsdossier in, dat aantoont hoe is voldaan aan de subsidievoorwaarden bij de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst.
De Vlaamse Regering bepaalt nader welke gegevens en documenten een verantwoordingsdossier bevat, aan welke inhoudelijke en vormelijke voorwaarden een verantwoordingsdossier voldoet, op welke wijze en wanneer een verantwoordingsdossier ingediend wordt en op welke wijze deze modaliteiten afhankelijk worden gemaakt van de hoogte van het subsidiebedrag.
De Vlaamse Regering bepaalt nader de hoogtes van subsidiebedragen die leiden tot de verschillende verantwoordingsmodaliteiten. § 2. Een subsidieontvanger bezorgt op eenvoudig verzoek van de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst alle informatie nodig voor de registratie van beleidsrelevante gegevens.
Onderafdeling 3. - Toezicht op tijdigheid en volledigheid van een verantwoordingsdossier
Art. 54.§ 1. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst onderzoekt of is voldaan aan de subsidievoorwaarden, vermeld in artikel 51, § 1, 1°, of in artikel 51, § 1, 2°. Bij een inbreuk op een van deze subsidievoorwaarden is de subsidieontvanger gehouden tot terugbetaling van vijf procent van het toegekende subsidiebedrag per vastgestelde inbreuk. § 2. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst neemt een sanctiebeslissing die betrekking heeft op het niet volledig voldoen aan de subsidievoorwaarde, vermeld in artikel 51, § 1, 2°, onder de opschortende voorwaarde van remediëring.
De Vlaamse Regering bepaalt nader binnen welke termijn en op welke wijze een subsidieontvanger alsnog aan de subsidievoorwaarde als vermeld in artikel 51, § 1, 2°, kan voldoen. § 3. Als de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst drie maanden na het verlopen van de indieningstermijn geen verantwoordingsdossier heeft ontvangen, is de subsidieontvanger gehouden tot terugbetaling van de volledige toegekende subsidie waarover het verantwoordingsdossier handelt.
Onderafdeling 4. - Toezicht op doelmatige en rechtmatige subsidieaanwending
Art. 55.§ 1. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst onderzoekt of is voldaan aan de subsidievoorwaarden, vermeld in artikel 51, § 1, 3°, in artikel 51, § 2, en in artikel 52. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst beoordeelt of de motivering bij eventuele afwijkingen van het aanvraagdossier of van het actieplan voldoende en aanvaardbaar is.
Voor het toezicht op de subsidievoorwaarden, vermeld in artikel 51, § 1, 3°, in artikel 51, § 2, en in artikel 52, kan de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst: 1° de rapportering over de uitvoering van de aanvraag toetsen;2° de jaarlijkse rapportering over de uitvoering van het actieplan, indien de subsidieontvanger een werkingssubsidie ontvangt, toetsen;3° op ieder ogenblik aanvullende informatie en documenten opvragen bij de subsidieontvanger;4° op ieder ogenblik aanvullende informatie en documenten opvragen bij andere subsidiërende en/of toezichthoudende overheidsdiensten;5° tijdens toezicht ter plaatse alle relevante documenten raadplegen en medewerkers en bestuurders van de gesubsidieerde activiteit bevragen. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst wordt belast met het toezicht. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt nader de toezichtmodaliteiten en kan deze specifiëren naargelang de subsidiesoort en de hoogte van het toegekende subsidiebedrag. De Vlaamse Regering bepaalt hiervoor de grensbedragen. § 3. Voor de bepalingen in artikel 51, § 1, artikel 56, § 3, artikel 60 en artikel 100, 3°, wordt op basis van artikel 10 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 afgeweken van de Algemene bepalingenwet van 16 mei 2003.
Art. 56.§ 1. Als de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst vaststelt dat niet volledig is voldaan aan de subsidievoorwaarden, vermeld in artikel 51, § 1, 3°, in artikel 51, § 2, en in artikel 52, verleent de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst een gemotiveerd advies over de vastgestelde inbreuk aan de Vlaamse Regering. § 2. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst bezorgt een voorstel van beslissing aan de Vlaamse Regering op basis van het gemotiveerde advies, vermeld in paragraaf 1 en, indien van toepassing, een sanctievoorstel. § 3. De Vlaamse Regering beslist over de toekenning van een sanctie en, indien van toepassing, over het sanctiebedrag.
De Vlaamse Regering neemt een sanctiebeslissing die betrekking heeft op het niet volledig voldoen aan de subsidievoorwaarde, vermeld in artikel 52, § 2, 3°, b), onder de opschortende voorwaarde van remediëring.
Een sanctie staat in een redelijke verhouding tot de vastgestelde inbreuk, vermeld in paragraaf 1.
Art. 57.§ 1. Een subsidieontvanger die een vastgestelde inbreuk als vermeld in artikel 56, § 1, of de redelijkheid van een sanctie als vermeld in artikel 56, § 3, wenst te betwisten, dient een gemotiveerd schriftelijk bezwaar in bij de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst.
De Vlaamse Regering bepaalt nader welke gegevens en documenten een bezwaar bevat, aan welke inhoudelijke en vormelijke voorwaarden een bezwaar voldoet en op welke wijze en wanneer een bezwaar ingediend wordt bij de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst. § 2. Een subsidieontvanger die een inbreuk op de subsidievoorwaarde, vermeld in artikel 52, § 2, 3°, b), wenst te remediëren, dient een gemotiveerde intentieverklaring tot remediëring in bij de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt nader de procedure voor het indienen van een bezwaar of een gemotiveerde intentieverklaring tot remediering. § 4. Een bezwaar of een gemotiveerde intentieverklaring tot remediëring die niet tijdig is ingediend of onvolledig is, is onontvankelijk.
De Vlaamse Regering bepaalt nader de ontvankelijkheidsprocedure.
Art. 58.§ 1. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst verleent een gemotiveerd advies over de betwisting of de intentieverklaring tot remediëring. § 2. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst bezorgt een voorstel van beslissing aan de Vlaamse Regering op basis van een gemotiveerd advies als vermeld in paragraaf 1 en, indien van toepassing, een sanctievoorstel. § 3. De Vlaamse Regering beslist over de toekenning van een sanctie en, indien van toepassing, het sanctiebedrag.
Een sanctie staat in een redelijke verhouding tot de vastgestelde inbreuk, vermeld in paragraaf 1.
Art. 59.Een subsidieontvanger rapporteert uiterlijk in het verantwoordingsdossier over het laatste werkjaar van een meerjarige subsidieperiode over de uitvoering van een aangekondigde remediëring als vermeld in artikel 57, § 2.
Art. 60.In afwijking van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, kan een sanctie bestaan uit: 1° een vermindering van de toegekende subsidie ten belope van maximaal het subsidiebedrag dat is toegekend in het werkjaar waarin de inbreuk plaatsvond;2° een definitieve stopzetting van de subsidietoekenning;3° een combinatie van de sancties, vermeld onder 1° en 2°. De Vlaamse Regering bepaalt nader de uitvoeringsmodaliteiten van een sanctie. Afdeling 3. - Reserve- en overdrachtsmogelijkheden voor meerjarige
subsidies en sancties
Art. 61.§ 1. Een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersoon die een meerjarige subsidie kreeg toegekend, kan een reserve aanleggen.
Een reserve wordt geregistreerd op de volgende rekeningen, vermeld in de minimum indeling van het algemeen rekeningenstelsel, dat als bijlage is gevoegd bij het koninklijk besluit van 19 december 2003 betreffende de boekhoudkundige verplichtingen en de openbaarmaking van de jaarrekening van bepaalde verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen: 1° de rekening 13: bestemde fondsen;2° de rekening 14: overgedragen resultaat. Een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersoon die een meerjarige subsidie kreeg toegekend, neemt een met subsidiemiddelen opgebouwde reserve afzonderlijk op in de balans als een onderdeel van het eigen vermogen. § 2. Een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersoon die een meerjarige subsidie kreeg toegekend, kan onbeperkt een reserve aanleggen met eigen opbrengsten. § 3. Een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersoon die een meerjarige subsidie kreeg toegekend, mag het gedeelte van het toegekende subsidiebedrag voor het werkjaar dat de kosten van dat werkjaar overschrijdt, onbeperkt aanwenden voor de aanleg van een reserve binnen een toegekende subsidieperiode.
Een gemeente, een stad, een provincie of de Vlaamse Gemeenschapscommissie die een meerjarige subsidie kreeg toegekend, mag het gedeelte van het toegekende subsidiebedrag voor het werkjaar dat de kosten van dat werkjaar overschrijdt, onbeperkt overdragen binnen een toegekende subsidieperiode. § 4. Bij een werkingssubsidie bedraagt de gecumuleerde met subsidies opgebouwde reserve of de gecumuleerde overgedragen subsidie op het einde van de subsidieperiode maximaal twintig procent van het toegekende subsidiebedrag van het laatste werkjaar.
Art. 62.§ 1. Een subsidieontvanger die een nieuwe subsidieperiode aanvat en waarbij de reserve of de overgedragen subsidie meer bedraagt dan het percentage, vermeld in artikel 61, § 4, dient een gemotiveerd bestedingsplan in bij de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst.
Een bestedingsplan omvat: 1° een toelichting over de besteding van het gedeelte van de reserve of van de overgedragen subsidie dat de toegestane grootte overstijgt;2° een qua tijd en doelstellingen toetsbare toelichting, over de wijze waarop de teveel opgebouwde reserve of de teveel overgedragen subsidie zal worden besteed tijdens de volgende subsidieperiode. § 2. Een subsidieontvanger die geen volgende subsidieperiode aanvat, dient een gemotiveerd bestedingsplan in bij de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst.
Een bestedingsplan omvat: 1° een toelichting over de besteding van de volledige met subsidies aangelegde reserve of de volledige overgedragen subsidie;2° een prioritering van de besteding voor het voldoen aan de arbeidsrechtelijke verplichtingen;3° een qua tijd en doelstellingen toetsbare toelichting, over de wijze waarop de opgebouwde reserve of overgedragen subsidie zal worden besteed tijdens een periode van maximaal vijf jaar volgend op de subsidieperiode. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt nader welke gegevens en documenten een bestedingsplan bevat, aan welke inhoudelijke en vormelijke voorwaarden een bestedingsplan voldoet en op welke wijze en wanneer een bestedingsplan ingediend wordt.
Art. 63.Een bestedingsplan dat niet tijdig is ingediend of dat niet volledig is, is onontvankelijk. De Vlaamse Regering bepaalt nader de ontvankelijkheidsprocedure.
Art. 64.§ 1. Als een subsidieontvanger die een nieuwe subsidieperiode aanvangt, geen ontvankelijk bestedingsplan indient, is de subsidieontvanger gehouden tot onmiddellijke terugbetaling van het gedeelte van de met subsidies opgebouwde reserve of het gedeelte van de overgedragen subsidie, dat het percentage, vermeld in artikel 61, § 4, overschrijdt. § 2. Als een subsidieontvanger die geen nieuwe subsidieperiode aanvangt, geen ontvankelijk bestedingsplan indient, is de subsidieontvanger gehouden tot onmiddellijke terugbetaling van de volledig met subsidies opgebouwde reserve of de volledige overgedragen subsidie.
Art. 65.§ 1. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst toetst een ontvankelijk bestedingsplan aan het criterium 'opportuniteit van de voorgestelde besteding'. § 2. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst verleent een gemotiveerd advies over het bestedingsplan. § 3. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst bezorgt een voorstel van beslissing op basis van het gemotiveerd advies, vermeld in paragraaf 1. § 4. De Vlaamse Regering beslist over de goedkeuring van een bestedingsplan en, indien van toepassing, over een sanctie en over een sanctiebedrag. Een sanctie staat in een redelijke verhouding tot de niet-aanvaarde elementen uit een bestedingsplan.
Art. 66.Een subsidieontvanger rapporteert jaarlijks over de uitvoering van een goedgekeurd bestedingsplan aan de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst.
De Vlaamse Regering bepaalt nader welke gegevens en documenten een rapportering bevat, aan welke inhoudelijke en vormelijke voorwaarden een rapportering voldoet en op welke wijze en wanneer een rapportering ingediend wordt.
Een subsidieontvanger die een nieuwe subsidieperiode aanvat, integreert deze rapportering in de jaarlijkse verantwoordingsdossiers van de nieuwe subsidieperiode.
Art. 67.§ 1. Een subsidieontvanger die een nieuwe subsidieperiode aanvat en van wie het bestedingsplan niet is aanvaard, is gehouden tot de onmiddellijke terugbetaling van het gedeelte van de met subsidies opgebouwde reserve of het gedeelte van de overgedragen subsidie, dat het percentage, vermeld in artikel 61, § 4, overschrijdt.
De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst zal de sanctie uitvoeren als volgt: 1° het nog uit te keren saldo van de voorbije subsidieperiode verminderen of inhouden;2° de volgende voorschotten, toegekend voor een nieuwe subsidieperiode, verminderen of inhouden;3° reeds betaalde voorschotten, toegekend voor de voorbije of nieuwe subsidieperiode gedeeltelijk of geheel terugvorderen. § 2. Een subsidieontvanger die geen nieuwe subsidieperiode aanvat en van wie het bestedingsplan niet is aanvaard, is gehouden tot de onmiddellijke terugbetaling van de volledige met subsidies opgebouwde reserve of de volledige overgedragen subsidie.
De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst zal de sanctie uitvoeren als volgt: 1° het nog uit te keren saldo van de voorbije subsidieperiode verminderen of inhouden;2° de reeds betaalde voorschotten van de voorbije subsidieperiode gedeeltelijk of geheel terugvorderen. § 3. Een subsidieontvanger die een aanvaard bestedingsplan niet getrouw uitvoert, is gehouden tot de onmiddellijke terugbetaling van de volledige met subsidie opgebouwde reserve of de volledige overgedragen subsidie.
De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst zal de sanctie uitvoeren door het subsidiebedrag terug te vorderen of in te houden op de nog uit te keren subsidiebedragen.
TITEL 4. - Subsidies aan kunstinstellingen en ondersteunende organisaties HOOFDSTUK 1. - Kunstinstellingen
Art. 68.§ 1. De Vlaamse Regering kan organisaties erkennen als kunstinstelling. § 2. Om als kunstinstelling te kunnen worden erkend, voldoet een organisatie aan elk van de volgende voorwaarden: 1° inzet op de vijf functies, vermeld in artikel 10, § 2;2° artistieke uitmuntendheid;3° internationale relevantie;4° duurzame opbouw van traditie en vernieuwing;5° maatschappelijke en culturele inbedding en engagement;6° landelijke schaal en performante eigen infrastructuur;7° sterk en dynamisch management en solide financieel beleid;8° de principes van goed bestuur naleven;9° aandacht voor kunst- en cultuureducatie, in samenwerking met het onderwijs;10° startende kunstenaars ondersteunen. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt nader welke organisaties in aanmerking komen om te worden erkend als kunstinstelling.
Art. 69.§ 1. De Vlaamse Regering laat zich voor de erkenning van een kunstinstelling adviseren door een commissie. Deze commissie is samengesteld uit minimaal zeven leden waarvan drie leden met expertise en ervaring in het buitenland.
De Vlaamse Regering bepaalt nader de procedure tot samenstelling van de commissie. § 2. De commissie bezorgt aan de Vlaamse Regering een advies waarin een in aanmerking komende organisatie wordt getoetst aan de voorwaarden bepaald in artikel 68, § 2. § 3. De Vlaamse Regering laat zich voor de erkenning van een kunstinstelling adviseren door de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst. § 4. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst bezorgt aan de Vlaamse Regering een advies waarin een in aanmerking komende organisatie wordt getoetst aan de voorwaarden bepaald in artikel 68, § 2, 7°, en in artikel 68, § 2, 8°. § 5. De Vlaamse Regering bepaalt nader de adviesprocedure.
Art. 70.§ 1. Een erkenning als kunstinstelling vindt plaats nadat de Vlaamse Regering met een in aanmerking komende organisatie als vermeld in artikel 68, § 3, heeft overlegd. Het staat een in aanmerking komende organisatie vrij om af te zien van een erkenning als kunstinstelling.
De Vlaamse Regering bepaalt nader de overlegprocedure. § 2. Een erkenning als kunstinstelling geldt voor onbepaalde duur. § 3. Een erkenning kan worden stopgezet als minstens een van de volgende voorwaarden is vervuld: 1° de organisatie beëindigt haar werking;2° de organisatie voldoet niet meer aan een van de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 68, § 2. De Vlaamse Regering bepaalt nader de procedure voor de stopzetting. HOOFDSTUK 2. - Ondersteunende organisaties Afdeling 1. - Kunstensteunpunt
Art. 71.Het Kunstensteunpunt is een centrum van expertise en aanspreekpunt voor iedereen die professioneel actief is of wenst te worden binnen de functies, vermeld in artikel 10, § 2, en de artistieke disciplines, vermeld in artikel 10, § 3. Het Kunstensteunpunt vervult een intermediaire rol tussen het veld en de overheid.
Het Kunstensteunpunt treedt niet in de plaats van belangenbehartigende organisaties.
Art. 72.§ 1. De kerntaken van het Kunstensteunpunt zijn: 1° praktijkondersteuning: een actieve dienstverlening verzorgen op het vlak van deskundigheidsbevordering en kwaliteitszorg omtrent de verschillende functies in de artistieke praktijk, door vorming, begeleiding, kennisuitwisseling en samenwerking;2° veldanalyse: op basis van permanente evaluatie en het daartoe nodige onderzoek een bijdrage leveren aan een continue ontwikkeling van het kunstenveld en het overheidsbeleid ter zake, onder meer door de opmaak van een landschapstekening bij aanvang van elke nieuwe legislatuur;3° actief bijdragen aan de ontwikkeling van de internationale dimensie van de kunsten uit Vlaanderen door internationale communicatie en promotie. Bij de uitvoering van deze kerntaken kan het Kunstensteunpunt functionele of disciplinegerichte deelwerkingen ontwikkelen.
Het Kunstensteunpunt besteedt binnen zijn werking aandacht aan de bevordering van culturele diversiteit. Het ondersteunt tevens kunstenaars en kunstenorganisaties op het vlak van kunsteducatie, sociaal-artistiek werk en de participatie van kinderen en jongeren.
Het Kunstensteunpunt kan daarvoor samenwerken met andere organisaties die op die terreinen over de nodige expertise beschikken. § 2. De Vlaamse Regering kan aanvullende taken toewijzen aan het Kunstensteunpunt. Afdeling 2. - Vlaams Architectuurinstituut
Art. 73.Het Vlaams Architectuurinstituut vervult een producerende en sensibiliserende rol omtrent de cultureel-maatschappelijke aspecten van de ontworpen en gebouwde omgeving en is een centrum van expertise en aanspreekpunt voor iedereen die professioneel actief is binnen de architectuurcultuur.
Het Vlaams Architectuurinstituut treedt niet in de plaats van belangenbehartigende organisaties of het Team Vlaamse Bouwmeester.
Art. 74.§ 1. De kerntaken van het Vlaams Architectuurinstituut zijn: 1° publiekswerking: publieksgerichte activiteiten ontwikkelen die de sensibilisering voor architectuur en de leefomgeving tot doel hebben;2° platformfunctie: dialoog en samenwerking stimuleren met en tussen actoren binnen de brede architectuursector en het maatschappelijke veld die betrokken zijn bij de verschillende functies van architectuurcultuur;3° veldanalyse: op basis van permanente evaluatie en het daartoe nodige onderzoek een bijdrage leveren aan een continue ontwikkeling van het architectuurcultuurveld en het overheidsbeleid, onder meer door de bijdrage aan de landschapstekening van het Kunstensteunpunt voor wat betreft de architectuurcultuursector;4° praktijkondersteuning: een actieve dienstverlening verzorgen op het vlak van deskundigheidsbevordering en kwaliteitszorg omtrent de verschillende functies in de architectuurcultuurpraktijk, door vorming, begeleiding, kennisuitwisseling en samenwerking;5° beeldvorming en internationale promotie: de kennis over de cultureel-maatschappelijke aspecten van de ontworpen en gebouwde omgeving bevorderen bij de publieke opinie, de overheid en in het buitenland. § 2. De Vlaamse Regering kan aanvullende taken toewijzen aan het Vlaams Architectuurinstituut. Afdeling 3. - Het Kunstenloket
Art. 75.Het Kunstenloket is het aanspreekpunt voor ondernemerschap voor kunstenaars en creatieven.
Art. 76.§ 1. De kerntaken van het Kunstenloket zijn: 1° veldanalyse: op basis van permanente evaluatie, toegepast onderzoek, informatie en documentatie een bijdrage leveren aan een continue ontwikkeling van het ondernemerschap bij kunstenaars en het overheidsbeleid ter zake;2° informatieverstrekking en consultatie betreffende de organisatorische, zakelijke en juridische aspecten van artistieke activiteiten, met inbegrip van de uitbouw van een helpdesk rond financieringsbegeleiding;3° begeleiding en opvolging van de implementatie van het statuut van de kunstenaar;4° organiseren en stimuleren van vormings- en opleidingsprojecten die de zakelijke professionalisering van kunstenaars en creatieven tot doel hebben, die het ondernemerschap bevorderen en die de cultuur van levenslang leren stimuleren. § 2. De Vlaamse Regering kan aanvullende taken toewijzen aan het Kunstenloket. HOOFDSTUK 3. - Algemene bepalingen Afdeling 1. - Bepalingen voor het sluiten van een beheersovereenkomst
Art. 77.§ 1. De Vlaamse Regering sluit met elke erkende kunstinstelling en elke ondersteunende organisatie een beheersovereenkomst als vermeld in artikel 6, 5°. § 2. Een beheersovereenkomst als vermeld in paragraaf 1, heeft een duur van vijf werkjaren en gaat in op 1 januari van het derde volledige kalenderjaar van de Vlaamse legislatuur.
Art. 78.Voor de opmaak van een beheersovereenkomst met een kunstinstelling overlegt de Vlaamse Regering met de gemeente of stad waar de kunstinstelling is gevestigd over de relevante aspecten van de werking van de kunstinstelling. Indien een kunstinstelling gevestigd is in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, overlegt de Vlaamse Regering met de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
De Vlaamse Regering kan afspraken maken over de medefinanciering van de kunstinstelling. Andere overheden kunnen de beheersovereenkomst mee ondertekenen.
Art. 79.§ 1. Een beheersovereenkomst als vermeld in artikel 6, 5°, bevat bepalingen over: 1° de missie;2° de invulling van de kerntaken;3° de eventuele bijkomende opdrachten die de Vlaamse Regering geeft;4° de samenwerking, naargelang de inhoudelijke noodzaak, met andere organisaties, binnen of buiten het kunstenveld;5° indien van toepassing, de modaliteiten inzake het gebruik van de infrastructuur van de Vlaamse Gemeenschap;6° het toegekende subsidiebedrag per werkjaar;7° de betaalmodaliteiten;8° de subsidie- en financieringsvoorwaarden;9° de reservebepalingen indien afwijkend of aanvullend bij de bepalingen, vermeld in artikel 61 tot en met artikel 67;10° de modaliteiten inzake werking en evaluatie;11° de modaliteiten inzake toezicht en sancties.Hierbij kan afgeweken worden van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof. § 2. Indien een beheersovereenkomst geen bepalingen bevat over de onderwerpen, vermeld in § 1, 7° tot en met 11°, gelden de bepalingen, vermeld in artikel 50 tot en met artikel 67.
Art. 80.§ 1. De Vlaamse Regering sluit een beheersovereenkomst als vermeld in artikel 77, § 1, ten laatste één maand voor de aanvang van een subsidie- of financieringsperiode.
De Vlaamse Regering deelt een beheersovereenkomst als vermeld in artikel 77, § 1, mee aan het Vlaams Parlement. § 2. Indien de Vlaamse Regering een beheersovereenkomst niet tijdig sluit, blijft de lopende beheersovereenkomst van kracht. § 3. Indien de Vlaamse Regering een beheersovereenkomst niet tijdig sluit, gelden voor kunstinstellingen of ondersteunende organisaties zonder lopende beheersovereenkomst de bepalingen, vermeld in artikel 50 tot en met artikel 67. Afdeling 2. - Bepalingen voor het indienen van een beleidsplan
Art. 81.Elke erkende kunstinstelling als vermeld in artikel 70, § 1, en elke ondersteunende organisatie als vermeld in artikel 71, in artikel 73 en in artikel 75 en de organisatie, vermeld in artikel 170, voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 26, 1°, en in artikel 26, 2°.
Art. 82.Elke erkende kunstinstelling als vermeld in artikel 70, § 1, en elke ondersteunende organisatie als vermeld in artikel 71, in artikel 73 en in artikel 75, en de organisatie, vermeld in artikel 170, ontvangt een subsidie voor de realisatie van haar opdracht.
Art. 83.Om het toe te kennen subsidie- of dotatiebedrag en de ermee verbonden opdrachten te kunnen bepalen, dient een kunstinstelling of een ondersteunende organisatie, uiterlijk op 30 oktober van het eerste volledige kalenderjaar van een legislatuur, een beleidsplan in bij de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst.
Art. 84.§ 1. Een beleidsplan van een erkende kunstinstelling als vermeld in artikel 70, § 1, is samengesteld als vermeld in artikel 27. § 2. Een beleidsplan van een ondersteunende organisatie als vermeld in artikel 71, in artikel 73 en in artikel 75, en van de organisatie, vermeld in artikel 170, is samengesteld als vermeld in artikel 27, 1°, 2°, 4° en 5°. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt nader welke gegevens en documenten een beleidsplan bevat, aan welke inhoudelijke en vormelijke voorwaarden een beleidsplan voldoet en op welke wijze een beleidsplan ingediend wordt. Afdeling 3. - Bepalingen voor de beoordeling en de subsidietoekenning
Onderafdeling 1. - Samenstelling van een beoordelingscommissie
Art. 85.§ 1. De Vlaamse Regering richt per kunstinstelling en per ondersteunende organisatie een afzonderlijke beoordelingscommissie op.
Een beoordelingscommissie voor een kunstinstelling is samengesteld uit vier leden, die benoemd zijn in de pool van beoordelaars, vermeld in artikel 36, drie leden met expertise en ervaring in het buitenland en een voorzitter als vermeld in artikel 38, § 1.
Een beoordelingscommissie voor een ondersteunende organisatie is samengesteld uit zeven leden die benoemd zijn in de pool van beoordelaars en een voorzitter.
De Vlaamse Regering bepaalt nader de aanstellingsprocedure voor de leden en de voorzitter van een beoordelingscommissie. § 2. De Vlaamse Regering benoemt een lid van een beoordelingscommissie voor de duur van de beoordelingsperiode. Een lid van een beoordelingscommissie kan opeenvolgend maximum twee mandaten vervullen. § 3. Een lid van een beoordelingscommissie wordt benoemd op basis van deskundigheid over onderdelen van een beleidsveld of over bepaalde functies die relevant zijn voor het beleidsplan.
De Vlaamse Regering bepaalt nader de vereisten waaraan een lid van een beoordelingscommissie voldoet. § 4. In een beoordelingscommissie is expertise voorzien voor alle kerntaken en voor alle functies als vermeld in artikel 10, § 2, en alle disciplines als vermeld in artikel 10, § 3, die in een aanvraagdossier zijn aangegeven.
Art. 86.De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst neemt het secretariaat waar van een beoordelingscommissie als vermeld in artikel 85.
Art. 87.Een lid van een beoordelingscommissie of een voorzitter als vermeld in artikel 85, ontvangt een vergoeding voor zijn of haar werkzaamheden en verplaatsingen.
De Vlaamse Regering bepaalt nader de hoogte van de vergoeding en de procedure voor het toekennen van een vergoeding.
Onderafdeling 2. - Beoordeling van een beleidsplan en toekenning van een subsidie of dotatie
Art. 88.§ 1. Een beoordelingscommissie als vermeld in artikel 85, en de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst toetsen een beleidsplan van een kunstinstelling aan de criteria, vermeld in artikel 28, § 2, en in artikel 28, § 3. § 2. Een beoordelingscommissie als vermeld in artikel 85, en de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst toetsen een beleidsplan van een ondersteunende organisatie aan de volgende criteria: 1° de kwaliteit van de dienstverlening;2° de wijze waarop de kerntaken, vermeld in artikel 71, in artikel 73, in artikel 75 en in artikel 170, gerealiseerd worden;3° de positionering, samenwerking en netwerkvorming, zowel binnen Vlaanderen als internationaal;4° de inspanningen op het vlak van maatschappelijke en culturele diversiteit;5° de kwaliteit van het zakelijke beheer;6° indien van toepassing, de nadere bepaling door de Vlaamse Regering van de criteria;7° eventuele bijkomende criteria die in de beheersovereenkomst zijn opgenomen.
Art. 89.De beoordeling van een beleidsplan en de beslissing over het subsidiebedrag gebeuren volgens de bepalingen van artikel 43 tot en met artikel 49.
Art. 90.Een gemotiveerd advies als vermeld in artikel 43, § 2, en in artikel 44, § 3, omvat: 1° een onderbouwde evaluatie van het beleidsplan;2° een aanduiding van de punten waarop de werking bijsturing behoeft;3° indien van toepassing: een voorstel van nieuwe opdrachten of bijkomende taken;4° een voorstel van toe te kennen subsidiebedrag per werkjaar.
Art. 91.In aanvulling op de bepaling, vermeld in artikel 47, beslist de Vlaamse Regering over de opdracht en, indien van toepassing, over de bijkomende taken of de prioritair te realiseren acties.
TITEL 5. - Stimulerings-, promotie- en verwervingsbeleid
Art. 92.Naast de activiteiten, vermeld in artikel 11, komen ook de creatieve activiteit van een organisatie die een werkingssubsidie als vermeld in artikel 6,4°, kreeg toegekend waarvan het toegekende subsidiebedrag per werkjaar een door de Vlaamse Regering te bepalen grensbedrag overschrijdt, niet in aanmerking voor subsidie of ondersteuning als vermeld onder artikel 93 tot en met artikel 176. De Vlaamse Regering bepaalt nader dit grensbedrag. De grensbedragen kunnen verschillen naargelang het instrument. HOOFDSTUK 1. - Actief ondernemerschap bij kunstenaars en organisaties Afdeling 1. - Kunstenaarstoelagen
Art. 93.§ 1. De Vlaamse Regering kan aan een kunstenaar een renteloze kunstenaarstoelage toekennen voor de overbrugging van artistieke kosten. Een kunstenaarstoelage is een subsidie aan een kunstenaar die door de ontvanger volledig wordt terugbetaald volgens af te spreken modaliteiten. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt nader het maximale bedrag waarvoor een kunstenaars toelage kan worden gevraagd. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt nader de modaliteiten en de maximale termijn waarbinnen een kunstenaarstoelage wordt terugbetaald.
Art. 94.§ 1. Een kunstenaar die een kunstenaarstoelage aanvraagt, dient een aanvraagdossier in bij de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst. § 2. Een aanvraagdossier voor een kunstenaarstoelage omvat: 1° documentatiemateriaal dat de professionele artistieke activiteit van de aanvrager aantoont;2° een toelichting bij de artistieke finaliteit van de kunstenaarstoelage;3° een begroting van de voorziene kosten en opbrengsten;4° een toelichting bij de onmogelijkheid tot prefinanciering. De Vlaamse Regering bepaalt nader welke gegevens en documenten een aanvraagdossier bevat, aan welke inhoudelijke en vormelijke voorwaarden een aanvraagdossier voldoet en op welke wijze en wanneer een aanvraagdossier ingediend wordt.
Art. 95.De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst onderzoekt of een aanvraag voldoet aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in artikel 14.
Art. 96.§ 1. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst gaat na of een ontvankelijk aanvraagdossier voldoet aan elk van de volgende toekenningsvoorwaarden: 1° de kunstenaar is professioneel actief in de kunstensector;2° de activiteiten behoren niet tot de activiteiten, vermeld in artikel 11 en in artikel 92. § 2. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst toetst een ontvankelijk aanvraagdossier aan de volgende criteria: 1° artistieke finaliteit van de gevraagde middelen;2° onmogelijkheid tot prefinanciering;3° garanties op terugbetaling. § 3. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst verleent over een ontvankelijk aanvraagdossier een gemotiveerd advies over de toekenning van een kunstenaarstoelage en, indien van toepassing, over de grootte van het toe te kennen toelagebedrag, over de duur van de te overbruggen periode, over de duur van de terugbetalingsperiode en over de terugbetalingsmodaliteiten.
Art. 97.De Vlaamse Regering beslist over de toekenning van een kunstenaarstoelage, op basis van het gemotiveerde advies, vermeld in artikel 96, § 3.
De Vlaamse Regering bepaalt nader de toekenningsprocedure.
Art. 98.Een kunstenaarstoelage wordt volledig beschikbaar gesteld na de toekenning er van.
Een beslissing over een kunstenaarstoelage bevat bepalingen over: 1° het toelagebedrag;2° de duur van de te overbruggen periode;3° de duur van de terugbetalingsperiode;4° de terugbetalingsmodaliteiten. De Vlaamse Regering kan nadere modaliteiten bepalen over een kunstenaarstoelage.
Art. 99.Een toelageontvanger betaalt de kunstenaarstoelage volledig terug volgens de modaliteiten, vermeld in artikel 98.
Art. 100.Een toelageontvanger voldoet aan elk van de volgende voorwaarden: 1° tijdig een verantwoordingsdossier indienen;2° een volledig verantwoordingsdossier indienen;3° de toelage gebruiken voor het doel waarvoor ze is verleend, tenzij de aanvrager kan motiveren dat afwijkingen van het aanvraagdossier noodzakelijk waren.Hierbij kan afgeweken worden van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof.
Art. 101.§ 1. De toelageontvanger dient na afloop van de overbruggingsperiode een verantwoordingsdossier in bij de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst dat aantoont hoe is voldaan aan de voorwaarden, vermeld in artikel 100. § 2. Een verantwoordingsdossier omvat: 1° een overzicht van de uitgaven waaraan de toelage is besteed;2° een motivering waarom eventuele afwijkingen van het aanvraagdossier noodzakelijk waren. De Vlaamse Regering bepaalt nader welke gegevens en documenten een verantwoordingsdossier bevat, aan welke inhoudelijke en vormelijke voorwaarden een verantwoordingsdossier voldoet en op welke wijze en wanneer een verantwoordingsdossier ingediend wordt.
Art. 102.De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst onderzoekt of is voldaan aan de voorwaarden, vermeld in artikel 100. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst beoordeelt of de motivering bij eventuele afwijkingen van het aanvraagdossier voldoende en aanvaardbaar is.
De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst wordt belast met het toezicht.
Art. 103.§ 1. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst zal een onmiddellijke en integrale terugbetaling van de toelage opleggen indien: 1° de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst vaststelt dat niet is voldaan aan alle subsidievoorwaarden, vermeld in artikel 100;2° de toelageontvanger het toegekende toelagebedrag niet investeert binnen het afgesproken tijdsplan;3° de toelageontvanger gedurende drie opeenvolgende maanden nalaat de terugbetaling uit te voeren. § 2. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst kan een toelageontvanger gedurende drie jaar uitsluiten van nieuwe aanvragen indien de toelageontvanger de terugbetalingen te laat of onregelmatig uitvoert.
Art. 104.§ 1. Een sanctie als vermeld in artikel 103, § 1, wordt door de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst uitgevoerd door het instellen van een terugvordering. § 2. Een sanctie als vermeld in artikel 103, § 2, wordt door de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst meegedeeld via een aangetekende kennisgeving. Afdeling 2. - Partnerprojecten
Art. 105.De Vlaamse Regering kan een subsidie toekennen voor de ondersteuning van een partnerproject. In een partnerproject ontwikkelt een actor uit het kunstenveld, in samenwerking met een of meerdere partnerorganisaties buiten het kunstenveld, een artistiek initiatief met bijzondere innovatieve waarde voor alle betrokken partners.
De actor uit het kunstenveld kan zowel een persoon als een organisatie zijn.
Elke partner uit het partnerproject kan optreden als aanvrager van ondersteuning.
Art. 106.Een subsidie voor een partnerproject is een projectsubsidie.
Art. 107.Een aanvraagdossier voldoet aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in artikel 14. Alle aan een partnerproject deelnemende organisaties moeten beschikken over rechtspersoonlijkheid.
Art. 108.§ 1. Een persoon of een organisatie die een subsidie voor een partnerproject aanvraagt, dient een aanvraagdossier in bij de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst. § 2. Een aanvraagdossier voor een partnerproject omvat: 1° een toelichting bij het inhoudelijk concept van het project;2° het profiel en de activiteiten van de betrokken partners;3° de aard en de omvang van de inbreng van de betrokken partners;4° de raming van kosten en opbrengsten van het project;5° de innovatieve meerwaarde voor alle partners. De Vlaamse Regering bepaalt nader welke gegevens en documenten een aanvraagdossier bevat, aan welke inhoudelijke en vormelijke voorwaarden een aanvraagdossier voldoet en op welke wijze en wanneer een aanvraagdossier ingediend wordt.
Art. 109.De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst onderzoekt de ontvankelijkheid, vermeld in artikel 14 en in artikel 107.
Art. 110.§ 1. Een commissie als vermeld in artikel 44 gaat na of een ontvankelijk aanvraagdossier voldoet aan elk van de toekenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 11 en artikel 92. § 2. Een commissie als vermeld in artikel 44, en de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst, toetsen een ontvankelijk aanvraagdossier aan de volgende criteria: 1° artistieke innovatieve waarde van het project voor alle partners;2° relevantie voor het kunstenveld;3° kwaliteit van de betrokken partners en hun relevantie voor het project;4° inbreng van de betrokken partners;5° haalbaarheid van de begroting;6° indien van toepassing, de nadere bepaling door de Vlaamse Regering van de criteria.
Art. 111.De beoordeling van een ontvankelijk aanvraagdossier en de beslissing over de toekenning gebeurt volgens de bepalingen, vermeld in artikel 43, in artikel 44, en in artikel 46 tot en met artikel 48.
Art. 112.Een subsidie wordt in de vorm van voorschotten beschikbaar gesteld na de ondertekening van een subsidiebesluit.
De Vlaamse Regering bepaalt nader hoe de voorschotten worden berekend en betaald.
Art. 113.De subsidieontvanger voldoet aan: 1° de subsidievoorwaarden, vermeld in artikel 51, en in artikel 52, § 2, 1°, in artikel 52, § 2, 2°, en in artikel 52, § 3;2° de verantwoordingsplicht, vermeld in artikel 53.
Art. 114.De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst: 1° houdt toezicht als vermeld in artikel 54 op de tijdigheid en volledigheid van een verantwoordingsdossier van een partnerproject;2° houdt toezicht als vermeld in artikel 55 tot en met artikel 60 op de doelmatige en rechtmatige subsidieaanwending van een partnerproject. Afdeling 3. - Cofinanciering van internationale kunstprojecten
Art. 115.§ 1. De Vlaamse Regering kan aan een binnenlandse projectpartner een projectsubsidie toekennen voor zijn bijdrage tot de cofinanciering die door een supranationale instantie geëist wordt voor de uitvoering van een internationaal kunstproject.
De uitbetaling van een cofinanciering gebeurt op voorwaarde dat de aanvrager de internationale subsidietoekenning heeft ontvangen. § 2. Een cofinanciering van een internationaal kunstproject kan worden toegekend voor maximaal de duur van het internationale kunstproject. § 3. Een cofinanciering van een internationaal kunstproject bevat middelen voor de basis-, de personeels- en de werkingskosten van de binnenlandse projectpartner, vermeld in paragraaf 1, die aan het internationale kunstproject toewijsbaar zijn.
Art. 116.Naast de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in artikel 14 en in artikel 31, geldt als bijkomende ontvankelijkheidsvoorwaarde dat de aanvrager een officiële binnenlandse projectpartner is in een aanvraag die aan een supranationale instantie is of wordt voorgelegd.
Art. 117.§ 1. Een organisatie die een cofinanciering van een internationaal kunstproject aanvraagt, dient een aanvraagdossier in bij de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst. § 2. Een aanvraagdossier voor een cofinanciering van een internationaal kunstproject omvat: 1° een kopie van het voorlopige internationale aanvraagdossier;2° een beschrijving van de inbreng van de binnenlandse projectpartner(s) in het project;3° een timing en planning voor de uitvoering van het project. De Vlaamse Regering bepaalt nader welke gegevens en documenten een aanvraagdossier bevat, aan welke inhoudelijke en vormelijke voorwaarden een aanvraagdossier voldoet en op welke wijze en wanneer een aanvraagdossier ingediend wordt.
Art. 118.De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst onderzoekt de ontvankelijkheid, vermeld in artikel 14, in artikel 31 en in artikel 116.
Art. 119.§ 1. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst gaat na of een ontvankelijk aanvraagdossier voldoet aan elk van de volgende toekenningsvoorwaarden: 1° de aanvrager is professioneel actief in de kunstensector;2° het subsidieprogramma van de supranationale instantie eist een cofinanciering van de projectpartners;3° de activiteiten behoren niet tot de activiteiten, vermeld in artikel 11 en in artikel 92. § 2. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst toetst een ontvankelijk aanvraagdossier aan de volgende criteria: 1° de mate waarin elke projectpartner bijdraagt tot de cofinanciering;2° indien van toepassing, de beoordeling van de internationale projectaanvraag door de supranationale instantie;3° de mate waarin het internationale subsidieprogramma aansluit bij de door de Vlaamse Regering vastgelegde beleidsprioriteiten;4° de mate waarin de noodzaak voor een cofinanciering blijkt uit de begroting en rekening houdt met de eigen ontvangsten uit het project.
Art. 120.De beoordeling van een ontvankelijk aanvraagdossier en de beslissing over de toekenning gebeuren volgens de bepalingen van artikel 43, § 1 en § 2, en van artikel 46 tot en met artikel 48.
Art. 121.Een subsidie wordt in de vorm van voorschotten beschikbaar gesteld na de ondertekening van een subsidiebesluit.
Een voorschot is pas betaalbaar op voorwaarde dat de door de Vlaamse Regering aan gewezen dienst de officiële betekening van de financiering door de supranationale instantie heeft ontvangen.
De Vlaamse Regering bepaalt nader hoe de voorschotten worden berekend en betaald.
Art. 122.De subsidieontvanger voldoet aan: 1° de subsidievoorwaarden, vermeld in artikel 51, in artikel 52, § 2, 1°, in artikel 52, § 2, 2°, en in artikel 52, § 3;2° de verantwoordingsplicht, vermeld in artikel 53;3° de bijkomende verantwoordingsplicht om aan te tonen dat eventuele afwijkingen van het aanvraagdossier door de supranationale instantie aanvaard zijn.
Art. 123.De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst: 1° houdt toezicht als vermeld in artikel 54 op de tijdigheid en volledigheid van een verantwoordingsdossier van een cofinanciering;2° houdt toezicht als vermeld in artikel 55 tot en met artikel 60 op de doelmatige en rechtmatige subsidieaanwending van een cofinanciering. HOOFDSTUK 2. - Internationale promotie en begeleiding Afdeling 1. - Buitenlandse residenties
Onderafdeling 1. - Aanduiding van buitenlandse residentieplekken
Art. 124.De Vlaamse Regering duidt buitenlandse residentieplekken aan waarmee een samenwerking wordt aangegaan. Een residentieplek is een buitenlandse organisatie die tijd en ruimte biedt aan een kunstenaar om buiten zijn vertrouwde geografische context te werken aan zijn ontwikkeling of aan zijn oeuvre.
Art. 125.§ 1. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst onderzoekt welke residentieplekken in aanmerking kunnen komen voor aanduiding als vermeld in artikel 124, en houdt daarbij rekening met: 1° de stad of regio waar de residentieplek gevestigd is;2° de kwaliteit van de residentiewerking;3° de complementariteit van de residentiewerking met de overige in aanmerking te nemen residentieplekken;4° indien van toepassing, de nadere bepaling door de Vlaamse Regering van de criteria. § 2. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst beoordeelt een residentieplek en stelt een gemotiveerd advies op. § 3. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst bezorgt een voorstel van beslissing over een actualisatie van de lijst met aangeduide residentieplekken aan de Vlaamse Regering.
Art. 126.De Vlaamse Regering beslist over de actualisatie van de lijst met internationale residentieplekken op basis van het advies, vermeld in artikel 125, § 2, en het voorstel van beslissing, vermeld in artikel 125, § 3.
Art. 127.De Vlaamse Regering kan de beoordelings- en de beslissingsprocedure nader bepalen.
Art. 128.De Vlaamse Regering bepaalt nader de samenwerkingsmodaliteiten met een aangeduide residentieplek in een overeenkomst.
Onderafdeling 2. - Residentietoelagen
Art. 129.De Vlaamse Regering kan een residentietoelage toekennen. Een residentietoelage ondersteunt het verblijf van een individuele kunstenaar in een door de Vlaamse Regering aangeduide residentieplek.
Art. 130.§ 1. De Vlaamse Regering kan bepalen welke personeels- en werkingskosten in aanmerking komen voor een residentietoelage. § 2. Indien een residentie plaatsvindt tijdens een periode waarin een kunstenaar reeds een beurs of een projectsubsidie ontvangt, worden enkel de reiskosten in aanmerking genomen.
Art. 131.§ 1. Een kunstenaar die een residentietoelage wil aanvragen, dient een aanvraagdossier in bij de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst. § 2. Een aanvraagdossier omvat: 1° een actueel artistiek curriculum vitae;2° een motivatie voor de specifieke residentie;3° een motivatie met betrekking tot de meerwaarde van de residentie voor de praktijk van de kunstenaar. De Vlaamse Regering bepaalt nader welke gegevens en documenten een aanvraagdossier bevat, aan welke inhoudelijke en vormelijke voorwaarden een aanvraagdossier voldoet en op welke wijze en wanneer een aanvraagdossier ingediend wordt.
Art. 132.De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst onderzoekt de ontvankelijkheid, vermeld in artikel 14.
Art. 133.§ 1. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst gaat na of een ontvankelijk aanvraagdossier voldoet aan elk van de toekenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 11, § 1, 3°, en artikel 17, § 1, 1° en 2°. In afwijking van artikel 11, § 1, 1° en 2°, kunnen ook activiteiten die zich situeren binnen het werkterrein van het Vlaams Fonds voor de Letteren of het Vlaams Audiovisueel Fonds in aanmerking komen voor een residentietoelage. § 2. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst en de residentieplek toetsen een ontvankelijk aanvraagdossier aan de volgende criteria: 1° kwaliteit van het werk;2° groeimogelijkheden en consistentie van het oeuvre;3° meerwaarde van de residentie voor de praktijk van de kunstenaar.
Art. 134.De beoordeling van een ontvankelijk aanvraagdossier en de beslissing over de toekenning gebeuren volgens de bepalingen, vermeld in artikel 43, in artikel 44, en in artikel 46 tot en met artikel 48.
In afwijking van artikel 44, § 1, kan een aangeduide residentieplek optreden als beoordelaar van een ontvankelijk aanvraagdossier.
Art. 135.Een toegekende residentietoelage wordt in de vorm van voorschotten beschikbaar gesteld na de ondertekening van een subsidiebesluit.
De Vlaamse Regering bepaalt nader hoe de voorschotten worden berekend en betaald.
Art. 136.De subsidieontvanger voldoet aan: 1° de subsidievoorwaarden, vermeld in artikel 51 en in artikel 52, § 1;2° de verantwoordingsplicht, vermeld in artikel 53.
Art. 137.De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst: 1° houdt toezicht als vermeld in artikel 54 op de tijdigheid en volledigheid van een verantwoordingsdossier van een residentietoelage;2° houdt toezicht als vermeld in artikel 55 tot en met artikel 60 op de doelmatige en rechtmatige subsidieaanwending van een residentietoelage. Afdeling 2. - Buitenlandse presentaties
Onderafdeling 1. - Aanwezigheid op buitenlandse presentatieplekken
Art. 138.De Vlaamse Regering duidt buitenlandse presentatieplekken aan waarmee een samenwerking wordt aangegaan om kunstenaars en kunstenorganisaties uit het kunstenveld van de Vlaamse Gemeenschap toe te laten hun werk te tonen.
Art. 139.§ 1. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst onderzoekt welke buitenlandse presentatieplekken in aanmerking kunnen komen voor aanduiding als vermeld in artikel 138 en houdt daarbij rekening met de volgende kenmerken van de buitenlandse presentatieplek: 1° de stad of regio waar de buitenlandse presentatieplek gevestigd is;2° de inhoudelijke werking;3° de mogelijkheden tot presentatie van Vlaamse kunstenaars, kunstwerken of producties in het langetermijnbeleid;4° de publiekswerking en het promotiebeleid;5° de omkaderende activiteiten;6° de planning van concrete presentaties;7° een budgettering van opbrengsten en kosten voor geplande presentaties;8° de complementariteit van de buitenlandse presentatieplek met de overige in aanmerking te nemen buitenlandse presentatieplekken;9° indien van toepassing, de nadere bepaling door de Vlaamse Regering van de criteria. § 2. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst beoordeelt een presentatieplek en stelt een gemotiveerd advies op. § 3. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst bezorgt een voorstel van beslissing over een actualisatie van de lijst met aangeduide presentatieplekken aan de Vlaamse Regering.
Art. 140.De Vlaamse Regering beslist over de actualisatie van de lijst met internationale presentatieplekken op basis van het advies, vermeld in artikel 139, § 2, en het voorstel van beslissing, vermeld in artikel 139, § 3.
Art. 141.De Vlaamse Regering bepaalt nader de beoordelings- en de beslissingsprocedure.
Art. 142.De Vlaamse Regering bepaalt nader de samenwerkingsmodaliteiten met een aangeduide presentatieplek in een overeenkomst.
Onderafdeling 2. - Tussenkomsten voor buitenlandse publieke presentatiemomenten
Art. 143.De Vlaamse Regering kan tussenkomen in de kosten verbonden aan een buitenlands publiek presentatiemoment door een actor in het kunstenveld.
Art. 144.Naast de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in artikel 14, beschikt de aanvrager over rechtspersoonlijkheid, indien de aanvrager een organisatie is.
Art. 145.§ 1. Een actor uit het kunstenveld die een subsidie aanvraagt, dient een aanvraagdossier in bij de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst.
Zowel de bij de presentatie betrokken kunstenaar(s) of organisaties als een bemiddelaar of de presenterende organisatie kunnen een aanvraag indienen. § 2. Een aanvraagdossier omvat: 1° documentatiemateriaal dat een adequaat beeld geeft van het artistieke parcours van de bij de presentatie betrokken actor;2° een toelichting bij de positie van de actor in het kunstenveld;3° het belang van de presentatieplek voor het oeuvre of de ontwikkeling van de betrokken actor;4° een raming van de kosten en opbrengsten. De Vlaamse Regering bepaalt nader welke gegevens en documenten een aanvraagdossier bevat, aan welke inhoudelijke en vormelijke voorwaarden een aanvraagdossier voldoet en op welke wijze en wanneer een aanvraagdossier ingediend wordt.
Art. 146.§ 1. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst gaat na of een ontvankelijk aanvraagdossier voldoet aan elk van de volgende toekenningsvoorwaarden: 1° de activiteit houdt een presentatie in;2° de voorwaarden, vermeld in artikel 11 en in artikel 92;3° de voorwaarden, vermeld in artikel 23, indien de aanvrager een bij de presentatie betrokken kunstenaar is;4° beschikken over rechtspersoonlijkheid indien de aanvrager een bij de presentatie betrokken organisatie is. § 2. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst toetst een ontvankelijk aanvraagdossier aan de volgende criteria: 1° de kwaliteit van de buitenlandse activiteit;2° de redelijkheid van de ingebrachte kosten;3° indien van toepassing, de nadere bepaling door de Vlaamse Regering van de criteria.
Art. 147.De beoordeling van een ontvankelijk aanvraagdossier en de beslissing over de toekenning gebeurt volgens de bepalingen van artikel 43, § 1 en § 2, en van artikel 46 tot en met artikel 48.
Art. 148.Een toegekende tussenkomst voor buitenlandse publieke presentatiemomenten wordt in de vorm van voorschotten beschikbaar gesteld na ondertekening van een subsidiebesluit tenzij het subsidieverslag lager is dan een door de Vlaamse Regering te bepalen grensbedrag.
De Vlaamse Regering bepaalt nader de procedure voor het uitbetalen van de subsidies, als bedoeld in artikel 143.
Art. 149.De subsidieontvanger voldoet aan: 1° de subsidievoorwaarden, vermeld in artikel 51;2° de subsidievoorwaarden, vermeld in artikel 52, § 1, indien de subsidieontvanger een individuele kunstenaar is;3° de subsidievoorwaarden, vermeld in artikel 52, § 2, indien de subsidieontvanger een organisatie is;4° de verantwoordingsplicht, vermeld in artikel 53.
Art. 150.De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst: 1° houdt toezicht als vermeld in artikel 54 op de tijdigheid en volledigheid van een verantwoordingsdossier van een tussenkomst voor een internationaal publiek presentatiemoment;2° houdt toezicht als vermeld in artikel 55 tot en met artikel 60 op de doelmatige en rechtmatige subsidieaanwending van een tussenkomst voor een internationaal publiek presentatiemoment. Onderafdeling 3. - Doorbraaktrajecten
Art. 151.De Vlaamse Regering kan een kunstenaar of een groep van kunstenaars op een uitzonderlijk sleutelmoment in hun carrière eenmalig ondersteunen met als doel een doorbraak in het buitenland te realiseren.
Een kunstenaar of een organisatie kan een bemiddelaar aanduiden die de aanvraag indient.
Art. 152.Een aanvraagdossier voldoet aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in artikel 14. Indien de aanvrager een organisatie is, gelden bijkomend de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in artikel 31. Indien de aanvrager een aangeduide bemiddelaar is, geldt als bijkomende ontvankelijkheidsvoorwaarde het beschikken over rechtspersoonlijkheid.
Art. 153.§ 1. Een kunstenaar of een groep van kunstenaars die een doorbraaktraject als vermeld in artikel 151, aanvraagt, dient een aanvraagdossier in bij de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst. § 2. Een aanvraagdossier omvat: 1° een motivatietekst voor het doorbraaktraject;2° een actueel artistiek curriculum vitae;3° documentatiemateriaal dat een adequaat beeld geeft van het artistiek parcours van de kunstenaar of de organisatie en aantoont dat de aanvraag een sleutelmoment in de carrière betreft;4° een voorstel voor de planning van het doorbraaktraject;5° voorstellen voor de begeleiding, de coaching en de in te zetten netwerken;6° een raming van kosten en opbrengsten bij de diverse fasen van het doorbraaktraject;7° een inschatting van de mogelijke terugverdieneffecten op middellange termijn. De Vlaamse Regering bepaalt nader welke gegevens en documenten een aanvraagdossier bevat, aan welke inhoudelijke en vormelijke voorwaarden een aanvraagdossier voldoet en op welke wijze en wanneer een aanvraagdossier ingediend wordt.
Art. 154.§ 1. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst gaat na of een ontvankelijk aanvraagdossier voldoet aan elk van de volgende toekenningsvoorwaarden: 1° de toekenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 11 en in artikel 92;2° de toekenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 23, indien de aanvrager een individu is;3° beschikken over rechtspersoonlijkheid indien de aanvrager een organisatie is. § 2. Een commissie als vermeld in artikel 44, en de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst, toetsen een ontvankelijk aanvraagdossier aan de volgende criteria: 1° artistieke kwaliteit van de aanvrager;2° potentieelinschatting van de doorbraak;3° haalbaarheid van de planning;4° haalbaarheid van de ingeschatte kosten en opbrengsten;5° haalbaarheid van de effecten op middellange termijn;6° indien van toepassing, de nadere bepaling door de Vlaamse Regering van de criteria.
Art. 155.De beoordeling van een ontvankelijk aanvraagdossier en de beslissing over de toekenning gebeuren volgens de bepalingen van artikel 43, in artikel 44 en in artikel 46 tot en met artikel 48.
Art. 156.De Vlaamse Regering sluit over een toegekend doorbraaktraject een overeenkomst met de aanvrager.
Een overeenkomst bevat bepalingen over: 1° de finaliteit van het traject;2° de trajectfases;3° de timing;4° de grootte van het toegekende subsidiebedrag;5° de inbreng van de aanvrager;6° de begeleiding, de coaching en het inzetten van netwerken;7° de betaalmodaliteiten;8° de subsidievoorwaarden;9° de modaliteiten inzake verantwoording;10° de modaliteiten inzake toezicht en sancties;11° de eventuele terugbetalingsmodaliteiten. De Vlaamse Regering kan verdere bepalingen en modaliteiten vastleggen Afdeling 3. - Netwerken
Art. 157.De Vlaamse Regering kan een projectsubsidie toekennen aan een internationale netwerkorganisatie die gevestigd is in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige ge bied Brussel-Hoofdstad of aan een netwerkevenement dat bijdraagt tot de internationale uitstraling van de Vlaamse kunstensector. De initiatiefnemer van een netwerkevenement, die beschikt over rechtspersoonlijkheid, kan in het buitenland gevestigd zijn.
Art. 158.Een aanvraagdossier voldoet aan elk van de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in artikel 14 en in artikel 31, 1°.
Art. 159.§ 1. Een internationale netwerkorganisatie die een subsidie aanvraagt, dient een aanvraagdossier in bij de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst. § 2. Een aanvraagdossier omvat: 1° een toelichting van het inhoudelijk programma;2° een toelichting over de betrokkenheid bij het kunstenveld in de Vlaamse Gemeenschap;3° een toelichting bij de relevantie van het initiatief voor de kunstensector in de Vlaamse Gemeenschap;4° een realistische planning;5° een budgettering van opbrengsten en kosten van de netwerkwerking of het netwerkevenement. De Vlaamse Regering bepaalt nader welke gegevens en documenten een aanvraagdossier bevat, aan welke inhoudelijke en vormelijke voorwaarden een aanvraagdossier voldoet en op welke wijze en wanneer een aanvraagdossier ingediend wordt.
Art. 160.§ 1. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst gaat na of een ontvankelijk aanvraagdossier voldoet aan elk van de toekenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 11, in artikel 33, § 1, 1°, en in artikel 92. § 2. Een commissie als vermeld in artikel 44, en de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst, toetsen een ontvankelijk aanvraagdossier voor een subsidie aan een netwerkorganisatie aan de volgende criteria: 1° kwaliteit van de werking;2° het draagvlak van het netwerk binnen het kunstenveld;3° de internationale uitstraling;4° de impact op het vlak van concrete uitwisseling en samenwerking;5° de uitwisseling van deskundigheid;6° het sporen van het inhoudelijke met het financiële beleidsplan;7° indien van toepassing, de nadere bepaling door de Vlaamse Regering van de criteria. § 3. Een commissie als vermeld in artikel 44, en de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst, toetsen een ontvankelijk aanvraagdossier voor een netwerkevenement aan de volgende criteria: 1° internationale uitstraling;2° relevantie voor het kunstenveld;3° mogelijkheid tot deelname aan het initiatief door individuele kunstenaars of kunstprofessionals;4° indien van toepassing, de nadere bepaling door de Vlaamse Regering van de criteria.
Art. 161.De beoordeling van een ontvankelijk aanvraagdossier en de beslissing over de toekenning gebeuren volgens de bepalingen van artikel 43, in artikel 44 en in artikel 46 tot en met artikel 48.
Art. 162.Een toegekende subsidie wordt in de vorm van voorschotten beschikbaar gesteld na de ondertekening van een subsidiebesluit.
De Vlaamse Regering bepaalt nader hoe de voorschotten worden berekend en betaald.
Art. 163.De subsidieontvanger voldoet aan: 1° de subsidievoorwaarden, vermeld in artikel 51 en in artikel 52, § 2;2° de verantwoordingsplicht, vermeld in artikel 53.
Art. 164.De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst: 1° houdt toezicht als vermeld in artikel 54 op de tijdigheid en volledigheid van een verantwoordingsdossier van een netwerkorganisatie of een netwerkevenement;2° houdt toezicht als vermeld in artikel 55 tot en met artikel 60 op de doelmatige en rechtmatige subsidieaanwending van een netwerkorganisatie of een netwerkevenement. HOOFDSTUK 3. - Verwerving en spreiding van kunst Afdeling 1. - Collectie Vlaanderen
Art. 165.Om een kwaliteitsvolle en representatieve collectie van hedendaagse kunst van de Vlaamse Gemeenschap uit te bouwen, kan de Vlaamse Regering kunstwerken aankopen.
De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst stelt de aangekochte kunstwerken digitaal beschikbaar en kan de kunstwerken presenteren in: 1° musea;2° tijdelijke tentoonstellingen;3° publiek toegankelijke instellingen van de Vlaamse overheid.
Art. 166.Om in aanmerking te komen voor aankoop, voldoet een kunstwerk aan de volgende basisvoorwaarden: 1° gecreëerd zijn door een levende professionele kunstenaar;2° gecreëerd zijn door een kunstenaar betrokken bij het kunstgebeuren binnen de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 167.§ 1. Een curator of een commissie van experten selecteert minstens een keer per jaar, binnen het beschikbare budget, vermeld in artikel 4, kunstwerken die in aanmerking komen voor aankoop en houdt hierbij rekening met: 1° de kwaliteit van het kunstwerk;2° het toonaangevende karakter, het potentiële belang en de uitstraling van het oeuvre van de kunstenaar binnen de internationale context van de hedendaagse beeldende kunst;3° de plaats en het belang van het kunstwerk binnen (de evolutie van) het oeuvre van de kunstenaar;4° de vraagprijs van het kunstwerk;5° indien van toepassing, de mate waarin het kunstwerk een lacune invult in de bestaande collectie van de Vlaamse overheid of de musea ingedeeld op Vlaams niveau;6° indien van toepassing, de nadere bepaling door de Vlaamse Regering van de criteria. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt nader de procedure voor aanstelling van een curator of een commissie van experten. § 3. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst verzorgt het secretariaat, toetst de selectie aan het beschikbare budget en beheert de dossiers. § 4. De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst bezorgt minstens een keer per jaar een gemotiveerd aankoopvoorstel aan de Vlaamse Regering op basis van de selectie, vermeld in § 1.
Art. 168.De Vlaamse Regering beslist over een aankoop op basis van het aankoopvoorstel, vermeld in artikel 167, § 4. De Vlaamse Regering bepaalt nader de beslissingsprocedure.
Art. 169.De Vlaamse Regering bepaalt nader de modaliteiten van de aankoop in een overeenkomst met de kunstenaar of met de door hem gekozen vertegenwoordiger, met inbegrip van de auteursrechtelijke prerogatieven aangaande het recht en de toelating tot grafische reproductie. Afdeling 2. - Spreiding van kunstwerken
Art. 170.Een door de Vlaamse Regering nader aan te duiden organisatie vervult een faciliterende rol in de relatie tussen kunstenaar en publiek en werkt aan kunstspreiding, publieksverbreding, drempelverlaging voor kunstbeleving en inkomens- en loopbaanondersteuning van de kunstenaar.
Art. 171.§ 1. De kerntaken van de organisatie, vermeld in artikel 170, zijn: 1° een zo breed mogelijke doelgroep in contact brengen met hedendaagse kunst door kunstwerken uit te lenen aan democratische prijzen of door kunstwerken te verkopen;2° een kwaliteitsvolle collectie aanbieden die een afspiegeling is van het hedendaagse kunstenlandschap met bijzondere aandacht voor het werk van jonge, beginnende kunstenaars.
De collectie bestaat uit van de kunstenaars geleende kunstwerken.
Deelnemende kunstenaars ontvangen een vergoeding voor de uitleen. § 2. De Vlaamse Regering kan bijkomende taken toewijzen aan de organisatie, vermeld in artikel 170.
Art. 172.De Vlaamse Gemeenschap sluit met de organisatie, vermeld in artikel 170, een beheersovereenkomst volgens de modaliteiten, vermeld in artikel 77 tot en met artikel 80.
Art. 173.§ 1. Een organisatie die de rol, vermeld in artikel 170, wil opnemen, dient een beleidsplan in bij de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst, uiterlijk op 30 oktober van het eerste jaar na een verkiezing van het Vlaams Parlement. § 2. Een beleidsplan omvat: 1° een toelichting van de inhoudelijke beleidsvisie.De organisatie licht toe hoe ze de uitvoering van de kerntaken vorm zal geven. De organisatie zet daarnaast uiteen hoe ze zichzelf in het veld van de kunsten positioneert en op welke wijze ze haar collectie uit bouwt. De organisatie omschrijft op welke wijze ze de samenwerking met kunstenaars of organisaties vorm geeft en hoe ze de publieksbetrokkenheid verhoogt; 2° een toelichting van de zakelijke beleidsvisie.De organisatie geeft aan hoe de zakelijke leiding en het bestuur van de organisatie functioneren en op welke manier de organisatie aan haar kwaliteitsontwikkeling werkt; 3° een realistische planning van de inhoudelijke, de organisatorische en de financiële aspecten van de werking voor de subsidieperiode, waarin minstens het eerste werkjaar van de subsidieperiode concreet is uitgewerkt;4° een zelfevaluatie van de werking voorafgaand aan de subsidieperiode. De Vlaamse Regering bepaalt nader welke gegevens en documenten een beleidsplan bevat, aan welke inhoudelijke en vormelijke voorwaarden een beleidsplan voldoet en op welke wijze een beleidsplan ingediend wordt.
Art. 174.De Vlaamse Regering richt een afzonderlijke beoordelingscommissie op met dezelfde modaliteiten, vermeld in artikel 85 tot en met artikel 87, die gelden voor een beoordelingscommissie voor een ondersteunende organisatie.
Art. 175.Een commissie als vermeld in artikel 174, en de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst toetsen een beleidsplan aan de criteria, vermeld in artikel 88, § 2.
Art. 176.De beoordeling van het beleidsplan en de beslissing over de toekenning gebeuren volgens de bepalingen van artikel 89 tot en met artikel 91.
TITEL 6. - Inwerkingtreding, overgangs- en slotbepalingen
Art. 177.Het Kunstendecreet van 2 april 2004, zoals gewijzigd, wordt opgeheven.
Art. 178.In afwijking van artikel 177 blijven de bepalingen van het Kunstendecreet van 2 april 2004, met betrekking tot de indiening, de advisering en het toezicht van kracht voor: 1° meerjarige subsidies in de periodes 2013-2016, 2013-2014 en 2015-2016;2° subsidies van projecten aan organisaties en kunstenaars, ontwikkelingsgerichte beurzen, creatieopdrachten, publicaties en opnameprojecten die lopen tot en met 2015;3° subsidies van internationale initiatieven die lopen tot en met 2015;4° de adviescommissie bedoeld in artikel 80 van het decreet van 2 april 2004 voor wat betreft de coördinatie van de kwaliteitsbeoordeling van aanvragen die betrekking hebben op de jaren 2014 en 2015 voor wat betreft subsidies van projecten aan organisaties en kunstenaars, ontwikkelingsgerichte beurzen, creatieopdrachten, publicaties en opnameprojecten of betrekking hebben op meerjarige subsidies in de periodes 2013-2016, 2013-2014 en 2015-2016.
Art. 179.In afwijking van artikel 177 blijven de bepalingen, vermeld in artikel 71 tot en met artikel 76 van het Kunstendecreet van 2 april 2004 over de subsidies aan steunpunten, van toepassing.
Art. 180.In het Kunstendecreet van 2 april 2004, zoals gewijzigd, wordt een artikel 73ter toegevoegd waarvan de tekst luidt als volgt: "
Art. 73ter.§ 1. In afwijking van artikel 72 wordt de subsidieperiode die van start gaat op 1 januari 2013 uitzonderlijk beperkt tot twee werkjaren. § 2. In afwijking van artikel 72 wordt er een subsidieperiode voorzien die van start gaat op 1 januari 2015 en eindigt op 31 december 2016. § 3. Voor de subsidieperiode 2015-2016 kan er slechts één organisatie worden aangeduid als steunpunt, zoals bedoeld in artikel 3,6°. § 4. In afwijking van artikel 73, wordt een aanvraag tot subsidiëring voor de periode 2015-2016 uiterlijk op 31 maart van het jaar voorafgaand aan de subsidieperiode.".
Art. 181.Vanaf 2014 wordt het subsidiebedrag verhoogd van organisaties die voldoen aan de volgende voorwaarden: 1° een subsidie voor het geheel van de werking ontvangen in uitvoering van het Kunstendecreet van 2 april 2004;2° in 2011 een structurele ondersteuning ontvangen van de provincies. Het bijkomende subsidiebedrag representeert tachtig procent van de provinciale subsidie 2011, geïndexeerd volgens het indexmechanisme van de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 182.De duur van de subsidieperiode en de duur van de beheersovereenkomsten met de bestaande Instellingen van de Vlaamse Gemeenschap wordt verlengd tot en met 31 december 2016.
De organisaties die in uitvoering van het Kunstendecreet van 2 april 2004 zijn aangeduid als Instellingen van de Vlaamse Gemeenschap, worden erkend als kunstinstelling met ingang van de datum van het van kracht worden van dit decreet. Deze organisaties dienen te voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 68, § 2.
Art. 183.De Vlaamse Regering verlengt de duur van de beheersovereenkomst met het Kunstenloket en met Kunst In Huis tot en met 31 december 2016.
Art. 184.De eerste vijfjarige subsidieperiode voor werkingssubsidies, vermeld in artikel 25, vangt aan in 2017.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 13 december 2013.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE _______ Nota (1) Zitting 2012-2013. Stukken. - Voorstel van decreet, 2157 - Nr. 1. - Advies van de Raad van State: 2157 - Nr. 2. - Advies van de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media: 2157 - Nr. 3.
Zitting 2013-2014.
Stukken. - Amendementen: 2157 - Nr. 4 en 5. - Verslag over gedachtewisseling: 2157 - Nr. 6. - Verslag: 2157 - Nr. 7. - Amendementen: 2157 - Nr. 8 t.e.m. 11. - In eerste lezing aangenomen artikelen: 2157 - Nr. 12. - Amendementen: 2157 - Nr. 13 en 14. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering: 2157 - Nr. 15.
Handelingen. - Bespreking en aanneming: Vergaderingen van 27 november en 4 december 2013.