gepubliceerd op 28 maart 2018
Decreet betreffende de woninghuurovereenkomst
15 MAART 2018. - Decreet betreffende de woninghuurovereenkomst (1)
Het Waals Parlement heeft aangenomen en Wij, Waalse Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en begripsomschrijvingen
Artikel 1.Dit decreet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 6, § 1, IV, 2°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. Het is van toepassing op de woninghuurovereenkomsten bepaald in artikel 2, 1°.
Art. 2.In de zin van dit decreet wordt verstaan onder : 1° woninghuurovereenkomst, hierna "huurovereenkomst" genoemd: de huurovereenkomst betreffende een roerend of onroerend goed of een gedeelte ervan bestemd om als woning te dienen, met uitsluiting van toeristische logies in de zin van het Waalse Toerismewetboek;2° medehuurovereenkomst: de huur van eenzelfde woning door meerdere medehuurders die een medehuurpact ondertekend hebben uiterlijk op de ondertekening van het huurcontract en waarvan de datum van ondertekening in het huurcontract wordt vermeld.Bedoelde medehuurovereenkomst wordt formeel vastgelegd door het sluiten van één contract tussen de medehuurders en de verhuurder. De verhuurde woning bevat minstens een woonkamer of een voor alle medehuurders gemeenschappelijk sanitair lokaal; 3° de medehuurder: de huurder die de medehuurovereenkomst heeft ondertekend.Twee personen die een echtpaar vormen of twee wettelijke samenwoners mogen niet onder elkaar medehuurders zijn. Het echtpaar of de wettelijke samenwoners mogen nochtans één van de huurders vormen in een medehuurovereenkomst; 4° medehuurpact: de overeenkomst gesloten tussen de medehuurders die hun wederzijdse rechten en verplichtingen bepaalt;5° studentenwoninghuurovereenkomst: de woninghuurovereenkomst betreffende de huur van een goed, door of voor rekening van een student, in het kader van de voltooiing van zijn studies en onder de voorwaarden van hoofdstuk 5;6° student: de persoon die regelmatig ingeschreven is en zijn studies volgt in een instelling van het secundair of hoger onderwijs voor zover deze student het bewijs van zijn inschrijving levert in de vormen en binnen de termijnen vastgelegd door artikel 79, § 2;7° studies in een instelling van het secundair onderwijs: de studies verstrekt binnen inrichtingen van het secundair onderwijs, georganiseerd of gesubsidieerd in de vorm van een gewoon of gespecialiseerd onderwijs in de zin van het decreet van 24 juli1997dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren;8° studies in een inrichting van het hoger onderwijs: de studies van eerste, tweede of derde cyclus verstrekt binnen inrichtingen van het hoger onderwijs bedoeld in de artikelen 10 tot 13 van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies. HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen betreffende de woninghuurovereenkomsten Afdeling 1. - Essentiële onderdelen van het huurcontract
Art. 3.§ 1. Van elke huurovereenkomst moet een geschrift worden opgesteld.
Het geschrift bevat minstens: 1° de identiteit van alle contracterende partijen, namelijk: a) voor de natuurlijke personen, hun naam en twee eerste voornamen, hun woonplaats, geboortedatum en -plaats;b) voor de rechtspersonen, hun vennootschapsnaam en hun ondernemingsnummer bedoeld in artikel III, 17°, van het Wetboek van economisch recht;indien ze het bovenvermelde identificatienummer niet gekregen hebben, wordt dit nummer vervangen door de maatschappelijke zetel; 2° de ingangsdatum;3° de duur van de huurovereenkomst;4° het soort huurovereenkomst;5° de aanwijzing van alle ruimtes en gedeelten van het gebouw die het voorwerp van de verhuur zijn;6° het bedrag van de huurprijs, last exclusief;7° het bedrag en de aard van de eventuele gemeenschappelijke lasten;8° het bedrag en de aard van de privatieve lasten indien ze forfaitair zijn;9° de aanwijzing van het forfaitair of provisioneel karakter van de eventuele privatieve en gemeenschappelijke lasten;10° in collectieve woongebouwen, indien het bedrag van de lasten niet forfaitair is, de wijze van berekening van de lasten en de verrichte verdeling; 11° de vermelding van het bestaan van individuele of gemeenschappelijke meters;. 12° de datum van het laatste EPB-attest wanneer het vereist wordt bij het decreet van 28 november 2013 decreet van 28 november 2013 betreffende de energieprestatie van gebouwen alsook prestatie-index toegekend aan het verhuurde goed. Indien aan een partij bij een dergelijke akte nog geen ondernemingsnummer is toegekend, bevestigt die partij, wat punt 1°, b) betreft, dit in de akte of in een ondertekende aanvullende verklaring onderaan de akte.
De partij die haar verplichting tot identificatie met het in het tweede lid beoogde nummer niet nakomt, draagt alle gevolgen van het gebrek aan registratie van de huurovereenkomst. § 2. De Regering stelt een bijlage op voor elke type huurovereenkomsten, die een synthetische en pedagogische uitleg van de wettelijke bepalingen betreffende de volgende elementen omvat : - de bepalingen inzake de gezondheid, veiligheid en bewoonbaarheid; een uitleg over de aard van een dwingende regel; - de bepalingen betreffende de schriftelijke huurovereenkomst, de registratie en de kosteloosheid van de registratie; - de duur van de huurovereenkomst; - de mogelijkheden om de huurprijs te herzien, de indexering, de lasten; - de regels opgesteld inzake de huurherstellingen; de mogelijkheden om de huurovereenkomst te beëindigen en de erbij horende bepalingen; - de bepalingen in verband met de verandering van eigenaar; de mogelijkheden voor de partijen om bijgestaan te kunnen worden bij een geschil. Deze bijlage zal verplichtend bij de huurovereenkomst worden gevoegd. § 2. De meest gerede contracterende partij kan, bij gebreke van uitvoering binnen acht dagen na een ingebrekestelling die betekend wordt bij een aangetekende brief of bij deurwaardersexploot, de andere partij in voorkomend geval via gerechtelijke weg verplichten om een schriftelijke overeenkomst op te stellen, te vervolledigen of te ondertekenen overeenkomstig paragraaf 1 en indien nodig verzoeken dat het vonnis de waarde zou hebben van een schriftelijke huurovereenkomst.
De bevoegdheid van de rechter wordt beperkt door het voorafgaandelijk bestaan van een mondeling contract tussen de partijen. § 3. De Regering stelt een standaardmodel van een huurcontract ten indicatieve titel vast. § 5. De § § 1 en 3 zijn van dwingend recht.
Art. 4.Indien een huurovereenkomst die zonder geschrift is aangegaan, nog op generlei wijze is ten uitvoer gebracht, en een van de partijen die ontkent, kan het bewijs door getuigen niet worden toegelaten, hoe gering de huurovereenkomstprijs ook is, en hoewel men aanvoert dat er handgeld is gegeven.
Alleen de eed kan worden opgedragen aan hem die de huurovereenkomst ontkent. Afdeling 2. - Openbare mededeling
Art. 5.§ 1. Onverminderd de artikelen 34, § 4, en 36 van het decreet van 28 november 2013 betreffende de energieprestatie van gebouwen en de sancties die gebonden zijn aan de schending van die bepalingen, bevat elke openbare of officiële mededeling minstens de volgende gegevens : 1° het bedrag van de huurprijs, last exclusief;2° het forfaitair of provisioneel karakter van de eventuele privatieve en gemeenschappelijke lasten;3° het bedrag en de aard van de eventuele gemeenschappelijke lasten;4° het bedrag en de aard van de privatieve lasten indien ze forfaitair zijn. § 2. In geval van niet-naleving door de verhuurder of dienst lasthebber van de in § 1 bedoelde verplichtingen, kan een administratieve boete tussen 50 en 200 euro opgelegd worden.
De gemeenten kunnen, als gedecentraliseerde overheden, de niet-naleving van dit artikel vaststellen, vervolgen en bestraffen. De gemeente waar het goed is gelegen, is daarvoor bevoegd. Die niet-naleving wordt vastgesteld, vervolgd en bestraft volgens de vormen, termijnen en procedures waarin voorzien in de artikelen 6, 7, 20, 21, § § 1 en 3, 25, 26, § § 1 en 3, 27, eerste en vierde lid, 30, 31, 33, eerste lid, 43 en 44, van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties. Afdeling 3. - Rechten en verplichtingen van de verhuurder
Art. 6.De verhuurder kiest de huurder vrij en zonder discriminatie in de zin van het decreet van 6 november 2008 betreffende de bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie.
De verhuurder kan, met het oog op het opstellen en sluiten van het huurcontract, de volgende algemene gegevens, en in voorkomend geval, de desbetreffende bewijsstukken bij de kandidaat-huurder inwinnen : 1° de naam en voornaam van de kandidaat-huurder(s);2° een communicatiemiddel met de kandidaat-huurder;3° het adres van de kandidaat;4° de geboortedatum of, in voorkomend geval, een bewijs van zijn bekwaamheid om te contracteren;5° de samenstelling van het gezin;6° de burgerlijke stand van de huurder indien hij getrouwd of wettelijke samenwoner is;7° het bedrag van de financiële middelen waarover de kandidaat- huurder beschikt;8° het bewijs van de betaling van de laatste drie huurprijzen. De verhuurder mag geen andere gegevens eisen, tenzij ze een rechtmatig doel heeft en de aanvraag om serieuze redenen in verhouding tot de nagestreefde doestelling wordt gerechtvaardigd.
Het derde lid is van toepassing onverminderd voor de vastgoedbeheerders om de inlichtingen in te winnen die nodig zijn voor de uitoefening van hun opdrachten bepaald in het Waalse Wetboek van Huisvesting en Duurzaam Wonen.
Dat artikel is van openbare orde.
Art. 7.De verhuurder : 1° levert het verhuurde goed in alle opzichten in goede staat van onderhoud aan de huurder;2° onderhoudt dat goed in zodanige staat dat het kan dienen tot het gebruik waartoe het verhuurd is en moet daaraan alle herstellingen doen, die nodig mochten worden, behalve de herstellingen ten laste van de huurder;3° laat de huurder het rustig genot daarvan hebben;4° verandert de gedaante van het verhuurde goed niet.
Art. 8.De herstellingen die geacht worden herstellingen ten laste van de huurder te zijn, komen voor rekening van de verhuurder, wanneer alleen ouderdom of overmacht daartoe aanleiding hebben gegeven.
De Regering legt een niet-limitatieve lijst van de huurherstellingen vast.
Art. 9.§ 1. Behalve in het geval van een verhuur van roerende goederen of van een renovatiehuurovereenkomst voldoet de verhuurde woning aan de elementaire vereisten inzake veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid bedoeld in de artikelen 3 tot 4bis van het Waalse Wetboek van Huisvesting en Duurzaam Wonen. § 2. Indien de verhuurde woning niet voldoet aan de in § 1 bedoelde elementaire vereisten en indien de verhuurder, die vooraf is aangemaand, de werken die nodig zijn om het verhuurde goed in overeenstemming te brengen, niet uitvoert, heeft de huurder de keuze, wanneer de niet-naleving niet aan hem toe te schrijven is, ofwel de uitvoering te eisen van de werken, ofwel de ontbinding van het huurcontract te vragen met schadevergoeding.
In afwachting van de uitvoering van de werken, kan de rechter een vermindering van de huurprijs toestaan.
Art. 10.Vrijwaring is verschuldigd aan de huurder voor alle gebreken van het verhuurde goed, die het gebruik daarvan verhinderen, ook al mocht de verhuurder die bij het aangaan van de huurovereenkomst niet hebben gekend.
Indien door die gebreken enig verlies voor de huurder ontstaat, is de verhuurder verplicht hem daarvoor schadeloos te stellen.
Art. 11.Indien de huurder het verhuurde goed voor een ander gebruik bezigt dan waarvoor het bestemd was, of voor een gebruik waaruit enig nadeel kan ontstaan voor de verhuurder, kan deze, naar gelang van de omstandigheden, de huurovereenkomst doen ontbinden.
Art. 12.Indien het verhuurde goed gedurende de huurtijd door toeval geheel is teniet gegaan, is de huurovereenkomst van rechtswege ontbonden; indien het goed slechts ten dele is teniet gegaan, kan de huurder, naar gelang van de omstandigheden, ofwel een vermindering van de prijs, ofwel zelfs ontbinding van de huurovereenkomst vorderen. In geen van beide gevallen is schadeloosstelling verschuldigd.
Art. 13.De verhuurder is niet verplicht de huurder te vrijwaren voor de stoornis die derden hem door feitelijkheden toebrengen in zijn genot, zonder dat zij overigens beweren enig recht op het verhuurde goed te hebben; onverminderd het recht van de huurder om hen in eigen naam te vervolgen. Afdeling 4. - Rechten en verplichtingen van de huurder
Art. 14.De huurder is gehouden : 1° het verhuurde te gebruiken als een goed huisvader, en volgens de bestemming welke bij het huurcontract daaraan gegeven is, of volgens die welke, bij gebreke van overeenkomst daaromtrent, naar gelang van de omstandigheden vermoed wordt.2° de huurprijs op de bepaalde termijnen te betalen.
Art. 15.De huurder is gehouden tot de huurherstellingen en tot de geringe herstellingen tot onderhoud. Onder huurherstellingen en geringe herstellingen tot onderhoud wordt verstaan de onbelangrijke herstellingen te wijten aan het normaal gebruik van de plaats door de huurder.
Art. 16.De huurder is aansprakelijk voor de beschadigingen of de verliezen die gedurende zijn huurtijd ontstaan, tenzij hij bewijst dat die buiten zijn schuld hebben plaatsgehad.
Art. 17.§ 1. De huurder is aansprakelijk voor brand, tenzij hij bewijst dat de brand buiten zijn schuld is ontstaan. § 2. De in § 1 bedoelde aansprakelijkheid van de huurder wordt door een verzekering gedekt.
Tenzij de partijen anders overeenkomen, sluit de huurder deze verzekering vóór de intrek in de woning. Hij levert jaarlijks het bewijs van de betaling van de premies. Indien de huurder het bewijs van de betaling van de premies niet levert binnen de maand volgend de intrek in de woning of, later, binnen de maand volgend op de verjaardatum van de intrek in de woning, kan de verhuurder zijn verzekeringsinstelling die de woning verzekert, verzoeken om ten voordeel van de huurder een clausule van afstand van verhaal toe te voegen in zijn verzekeringscontract "woning". In dit geval kan hij de kosten doorberekenen aan de huurder. De franchise kan ten laste komen van de huurder indien hij aansprakelijk is.
Art. 18.De huurder is aansprakelijk voor de beschadigingen en de verliezen die ontstaan door toedoen van zijn huisgenoten of van zijn onderhuurders.
Art. 19.In geval van ontbinding van de huurovereenkomst door de schuld van de huurder, is deze verplicht de huurprijs te betalen gedurende de tijd die voor de wederverhuring nodig is, onverminderd de vergoeding van de schade die door het wangebruik mocht zijn veroorzaakt. ...
Art. 20.Het feit dat de huurder het huis niet van genoegzaam huisraad voorziet, vormt een onrechtmatige oorzaak van ontbinding van de huurovereenkomst, tenzij hij voldoende zekerheid stelt voor de betaling van de huurprijs.
Art. 21.Indien het verhuurde goed gedurende de huurtijd dringende herstellingen nodig heeft, die niet tot na het eindigen van de huurovereenkomst kunnen worden uitgesteld of indien energiebesparende werken, waarvan de lijst door de Regering wordt opgemaakt, uitgevoerd worden onder voorwaarden bepaald door de Regering, moet de huurder die gedogen, welke ongemakken hem daardoor ook mochten worden veroorzaakt, en al zou hij gedurende de herstellingen het genot van een gedeelte van het verhuurde goed moeten derven.
Indien echter die herstellingen langer dan veertig dagen duren, wordt de huurprijs verminderd naar evenredigheid van de tijd en van het gedeelte van het verhuurde goed waarvan hij het genot heeft moeten derven.
Indien de herstellingen of de energiebesparende werken van dien aard zijn dat hetgeen noodzakelijk is voor de huisvesting van de huurder en van zijn gezin, daardoor onbewoonbaar wordt, kan hij de huurovereenkomst doen ontbinden.
Art. 22.Indien de huurder in zijn genot is gestoord ten gevolge van een rechtsvordering betreffende de eigendom van het erf, heeft hij recht op een evenredige vermindering van de huurprijs, mits van de stoornis en de belemmering aan de verhuurder is kennis gegeven.
Art. 23.Indien zij die de feitelijkheden hebben begaan, beweren enig recht op het verhuurde goed te hebben, of indien de huurder zelf in rechte gedagvaard wordt om te worden verwezen tot ontruiming van het geheel of van een gedeelte van het goed, of om de uitoefening van enige erfdienstbaarheid te gedogen, moet de huurder de verhuurder in vrijwaring oproepen, en, indien hij het eist, zal hij buiten het geding gesteld worden, mits hij de verhuurder noemt, voor wie hij bezit. Afdeling 5. - Aan de huurders opgelegde kosten en lasten
Art. 24.§ 1. Behalve wanneer uitdrukkelijk overeengekomen is dat de aan de huurder opgelegde kosten en lasten in vaste bedragen worden bepaald, moeten ze met werkelijke uitgaven overeenkomen.
Deze kosten en lasten moeten in een afzonderlijke rekening worden opgegeven.
De stukken die van deze uitgaven doen blijken en die de rubrieken en de gedetailleerde berekeningen (formules, quotiteiten...) omvatten, moeten worden overgelegd.
In het geval van een onroerend goed bestaande uit meerdere appartementen, waarvan het beheer wordt waargenomen door eenzelfde persoon, wordt aan de verplichting voldaan zodra de verhuurder aan de huurder een opgave van de kosten en de lasten doet toekomen en aan de huurder of aan zijn bijzondere gemachtigde de mogelijkheid is geboden de stukken in te zien ten huize van de natuurlijke persoon of op de zetel van de rechtspersoon die het beheer waarneemt. § 2. De contractuele bepalingen welke in strijd zijn met paragraaf 1 zijn nietig.
Art. 25.§ 1. Indien de huurder meer betaald heeft dan hij in toepassing van dit decreet of et huurcontract verschuldigd is moet hem het teveel betaalde op zijn verzoek worden terugbetaald.
Dit verzoek dient aan de verhuurder te worden verzonden bij aangetekende brief.
De teruggave kan evenwel slechts geëist worden voor de bedragen die vervallen zijn en betaald werden tijdens de 5 jaar die aan dit verzoek voorafgaan.
De vordering tot teruggave verjaart door verloop van een termijn van één jaar, zoals bepaald in artikel 2273 van het Burgerlijk Wetboek. § 2. De contractuele bepalingen welke in strijd zijn met paragraaf 1 zijn nietig. Afdeling 6. - Indexering
Art. 26.§ 1. Indien een aanpassing van de huurprijs aan de kosten van levensonderhoud is bedongen, is deze slechts één maal per huurjaar toegelaten en ten vroegste op de verjaardag van de inwerkingtreding van de huurovereenkomst. Deze aanpassing geschiedt op basis van de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen zoals bepaald in artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
De aangepaste huurprijs mag niet hoger zijn dan het bedrag verkregen door toepassing van de hiernavolgende formule : basishuurprijs vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer en gedeeld door het aanvangsindexcijfer.
De basishuurprijs is de huurprijs die volgt uit de overeenkomst of uit een vonnis met uitsluiting van alle kosten en lasten uitdrukkelijk door de huurovereenkomst ten laste van de huurder gelegd.
Het nieuwe indexcijfer is de gezondheidsindex van de maand voorafgaand aan die van de verjaardag van de inwerkingtreding van de huurovereenkomst.
Het aanvangsindexcijfer is de gezondheidsindex van de maand die voorafgaat aan de maand tijdens welke de overeenkomst is afgesloten. § 2. Contractuele bepalingen welker uitvoering verder gaat dan de aanpassing waarin dit artikel voorziet, kunnen tot die aanpassing ingekort worden. Afdeling 7. - Plaatsbeschrijving
Art. 27.§ 1. De partijen zijn verplicht een omstandige plaatsbeschrijving op te stellen, op tegenspraak en voor gezamenlijke rekening. Deze plaatsbeschrijving wordt opgesteld ofwel tijdens de periode waarin de ruimtes onbewoond zijn, ofwel tijdens de eerste maand van bewoning. Ze wordt gevoegd bij de geschreven huurovereenkomst en wordt ook aan registratie onderworpen.
De Regering stelt een standaardmodel van een ingaande plaatsbeschrijving ten indicatieve titel vast.
Bereiken de partijen geen overeenstemming, dan wijst de vrederechter, bij wie de zaak aanhangig wordt gemaakt met een verzoekschrift ingediend binnen 15 dagen volgend het verstrijken van de termijn van één maand, een deskundige aan die de plaatsbeschrijving opmaakt. Het vonnis is uitvoerbaar niettegenstaande verzet en is niet vatbaar voor hoger beroep. § 2. Behalve andersluidende bepaling bevat de ingaande plaatsbeschrijving minstens: 1° de datum van de vaststelling;2° de identiteit en de hoedanigheid van de auteur(s) van de vaststellingen;3° de referenties van de huurovereenkomst: persoonlijke gegevens van de partijen, adres van het goed, datum van begin van de huur;4° een algemene nota met een overzicht van de stand van het goed, van de materialen en uitrustingen alsook de algemene staat van onderhoud en netheid van de kamers;5° de omschrijving van de zichtbare staat, van de eventuele schalde en staat van netheid van elke kamer;6° de staat en de zichtbare werking van de aanwezige uitrustingen; 7° de lijst van de documenten m.b.t. het onderhoud van de uitrustingen en hun uitvoeringsdatum; 8° de opname van de indexcijfers van de meters en van de tonnage van de tanks;9° de consignatie van de sleutels, afstandsbedieningen, badges, chips en andere voorzieningen die de huurder heeft ontvangen;10° het bestaan en de ligging van de uitrustingen inzake zekerheid bedoeld in artikel 4bis van het Waals Wetboek van Huisvesting en Duurzaam Wonen;11° de ondertekeningen voorafgegaan door de woorden "gelezen en goedgekeurd" van de aanwezige partijen of van hun gemachtigde.12° de ondertekening van de auteur(s) van de vaststellingen. § 3. Indien in de verhuurde goederen belangrijke wijzigingen zijn aangebracht nadat de ingaande plaatsbeschrijving is opgemaakt, kan elke partij eisen dat op tegenspraak en voor gemeenschappelijke rekening een bijvoegsel bij de plaatsbeschrijving wordt opgemaakt.
Wordt geen overeenstemming bereikt, dan is de in paragraaf 1 voorgeschreven procedure van toepassing, behalve wat de termijnen betreft. § 4. Elke partij kan eisen dat een uitgaande plaatsbeschrijving op tegenspraak en voor gezamenlijke rekening opgemaakt wordt. § 5. Behalve andersluidende bepaling bevat de uitgaande plaatsbeschrijving minstens: 1° de datum van de vaststellingen;2° de identiteit en de hoedanigheid van de auteur(s) van de vaststellingen;3° de aanwijzing van het goed dat het voorwerp uitmaakt van de expertise;4° de verwijzingen naar de datum van de huurovereenkomst, de datum van het proces-verbaal van de plaatsbeschrijving, de bewoningsduur en naar elk aanhangsel;5° de verwijzing naar de eventuele materiële vaststellingen van de tekortkomingen en schade die te wijten zijn aan de huurder;6° de opname van de indexcijfers van de meters en van de tonnage van de tanks;7° de consignatie van de sleutels, afstandsbedieningen, badges, chips en andere voorzieningen die de huurder heeft ontvangen;8° de eventuele opmerkingen betreffende de elementen of documenten die moeten worden overgemaakt;9° de plaats en de datum van de handtekening;10° de ondertekeningen voorafgegaan door de woorden "gelezen en goedgekeurd" van de aanwezige partijen of van hun gemachtigde.11° de ondertekening(en) van de auteur(s) van de vaststellingen. Deze plaatsbeschrijving wordt opgemaakt na het vrijgeven van het goed door de huurder en vóór de teruggave van de sleutels aan de verhuurder.
Bereiken de partijen geen overeenstemming, dan wijst de vrederechter, bij wie de zaak aanhangig wordt gemaakt met een verzoekschrift ingediend voor de datum van de teruggave van de sleutels, een deskundige aan die de plaatsbeschrijving opmaakt. Het vonnis is uitvoerbaar niettegenstaande verzet en is niet vatbaar voor hoger beroep. § 6. De § § 1 en 3 zijn van dwingend recht.
Art. 28.§ 1. Bij gebrek aan omstandige plaatsbeschrijving wordt de huurder verondersteld het verhuurde goed ontvangen te hebben in dezelfde staat als die waarin ze zich na afloop van de huurovereenkomst bevindt, behoudens bewijs van het tegenovergestelde, dat door alle rechtsmiddelen geleverd kan worden. § 2. Indien tussen verhuurder en huurder een omstandige plaatsbeschrijving is opgemaakt, moet de huurder het goed teruggeven zoals hij het, volgens die beschrijving, ontvangen heeft, met uitzondering van hetgeen door ouderdom of overmacht is teniet gegaan of beschadigd. Afdeling 8. - Uitvoeringsmodaliteiten en einde van de huurovereenkomst
Art. 29.Onverminderd artikel 39 wordt de voor onbepaalde duur gesloten huurovereenkomst geacht te zijn aangegaan per maand.
De huur kan slechts worden beëindigd met inachtneming van een opzeggingstermijn van een maand.
Art. 30.De opzegging kan betekend worden hetzij bij aangetekend schrijven, hetzij bij deurwaardersexploot, hetzij bij afgifte in handen van de geadresseerde(n) die het dubbel heeft ondertekend met vermelding van de datum van ontvangst.
In alle gevallen waarin de opzegging op een ander ogenblik kan worden gegeven, begint de opzeggingstermijn te lopen op de eerste dag van de maand volgend de maand waarin de opzegging wordt gegeven.
Art. 31.De huurovereenkomst eindigt van rechtswege wanneer de bepaalde tijd verstreken is, zonder dat een opzegging is vereist.
Art. 32.Indien de huurder, na beëindiging van een voor een bepaalde duur bij geschrift gesloten overeenkomst, het goed zonder verzet van de verhuurder verder blijft bewonen, is er wederinhuring tegen dezelfde voorwaarden, ook wat de duur betreft.
Art. 33.Wanneer een opzegging is betekend, kan de huurder, hoewel hij in het genot gebleven is, zich niet beroepen op een stilzwijgende wederinhuring.
Art. 34.In het geval van artikel 32 strekken de verplichtingen van de borgtocht zich niet uit tot de verplichtingen die uit de wederinhuring ontstaan, tenzij het tegendeel is bepaald.
Art. 35.Het huurcontract wordt ontbonden door het tenietgaan van het verhuurde goed, en door de niet-nakoming van hun verplichtingen door de verhuurder of de huurder.
Art. 36.Het huurcontract wordt niet ontbonden door de dood van de verhuurder.
Art. 37.De uitdrukkelijke ontbindende voorwaarde wordt voor niet geschreven gehouden.
Art. 38.De huurovereenkomst van meubelen om een huis daarmee te stofferen, wordt geacht voor zolang te zijn aangegaan als de huizen volgens plaatselijk gebruik doorgaans verhuurd worden.
Art. 39.De huurovereenkomst van een gemeubileerde woning wordt geacht te zijn aangegaan bij het jaar, wanneer zij is aangegaan tegen zoveel per jaar, bij de maand, wanneer zij is aangegaan tegen zoveel per maand, bij de dag, wanneer zij is aangegaan tegen zoveel per dag. Afdeling 9. - Overdracht van de verhuurde woning
Art. 40.Indien de verhuurder het verhuurde goed verkoopt, kan de huurder, die een authentieke huurovereenkomst of een huurovereenkomst met vaste dagtekening heeft, niet uit het verhuurde gezet worden door de koper, tenzij de verhuurder of de koper zich dit recht bij het huurcontract heeft voorbehouden.
Art. 41.Indien bij het aangaan van de huurovereenkomst is overeengekomen dat, in geval van verkoop, de huurder uit het verhuurde kan worden gezet door de koper, en geen beding gemaakt is omtrent de schadevergoeding, is de verhuurder verplicht de huurder schadeloos te stellen met een bedrag gelijk aan de huurprijs voor de tijd die volgens dit decreet of het huurcontract gelaten wordt tussen de opzegging en het vertrek.
Art. 42.De koper die gebruik wil maken van de bevoegdheid, bij het huurcontract voorbehouden, om, in geval van verkoop, de huurder uit het verhuurde te zetten, is bovendien verplicht de huurder te waarschuwen binnen de termijnen bepaald door dit decreet of het huurcontract.
Art. 43.De huurders kunnen niet uit het verhuurde gezet worden, tenzij de verhuurder of, zo niet, de nieuwe koper hun de hierboven bepaalde schadevergoedingen betaalt.
Art. 44.Indien de huurovereenkomst niet bij authentieke akte is aangegaan, of geen vaste dagtekening heeft, is de koper niet tot schadevergoeding gehouden.
Art. 45.De koper onder beding van wederinkoop kan geen gebruik maken van de bevoegdheid om de huurder uit het verhuurde te zetten, voordat hij, door het verstrijken van de tijd voor de wederinkoop bepaald, onherroepelijk eigenaar is geworden. Afdeling 10. - Overlijden van de huurder
Art. 46.§ 1. Onverminderd artikel 55, § 8, wordt de huurovereenkomst beëindigd zonder opzeg noch vergoeding drie maanden na het overlijden van de huurder. § 2. Elke persoon die op de datum van het overlijden van de huurder sinds meer dan zes maanden in de verhuurde woning woonachtig is, beschikt over een termijn van één maand die begint te lopen op de dag van het overlijden van de huurder, om zijn wil om de huurovereenkomst over te nemen aan de huurder mee te delen.
De verhuurder beschikt over een termijn van één maand te rekenen van de dag volgend op de in het eerste lid bedoelde kennisgeving om zijn verzet tegen de overname van de huurovereenkomst om gegronde redenen aan de auteur mee te delen.
Bij gebrek aan verzet van de verhuurder binnen de in het tweede lid bedoelde termijn wordt de huurovereenkomst door de in het eerste lid bedoelde persoon overgenomen onder dezelfde voorwaarden als die reeds bestonden bij het overlijden van de huurder. § 3. Indien de woning bij het overlijden van de huurder onbewoond en volledig leeg is, kan de verhuurder het door een deurwaarder laten vaststellen op eigen verzoek of op verzoek van de vrederechter, bij wie de zaak vooraf aanhangig wordt gemaakt met een eenzijdig verzoekschrift. In dit geval wordt de huurovereenkomst, in afwijking van § 1, op de datum van de vaststelling van rechtswege beëindigd zonder opzeg noch vergoeding.
Indien de woning onbewoond en met de goederen van de overleden huurder gemeubeld is, laat de verhuurder het door een deurwaarder vaststellen op eigen verzoek of op verzoek van de vrederechter, bij wie de zaak vooraf aanhangig wordt gemaakt met een eenzijdig verzoekschrift. De deurwaarder stelt een lijst van de in de woning aanwezige goederen op.
Aan het einde van de in § 1 bedoelde temrijn beschikt de verhuurder over het goed als een goed huisvader ten laste van de rechthebbenden van de overleden huurder. § 4. De verhuurder kan de huurwaarborg in zijn voordeel laten vrijmaken ten belope van de bedragen die hem verschuldigd zijn, op eenzijdig verzoek ingediend bij de bevoegde rechter. Afdeling 11. - Onderverhuring
Art. 47.De onderverhuring is verboden, behoudens schriftelijke en voorafgaande toestemming van de verhuurder.
De huurder die het verhuurde goed niet tot zijn hoofdverblijfplaats bestemt, mag het goed niet volledig noch gedeeltelijk onderverhuren om als hoofdverblijfplaats van de onderhuurder te dienen.
Wanneer de huurder evenwel een vastgoedbeheerder in de zin van het Waals Wetboek van Huisvesting en Duurzaam Wonen, een vereniging zonder winstoogmerk, een stichting van openbaar nut onderworpen aan de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen, ofwel een vennootschap met een sociaal oogmerk is, kan hij het goed aan een of meer natuurlijke personen geheel onderverhuren, op voorwaarde dat deze personen minder gegoed zijn of zich in een behartenswaardige sociale situatie bevinden en dat zij het goed uitsluitend tot hun hoofdverblijfplaats bestemmen, en voor zover de verhuurder ingestemd heeft met de mogelijkheid om het goed te dien einde onder te verhuren.
De verhuurder wordt daarover ingelicht zodra de overeenkomst wordt ondertekend.
De duur van de onderverhuring mag de resterende looptijd van de hoofdhuurovereenkomst niet overtreffen.
De huurder moet vooraf de onderhuurder in kennis stellen van diens hoedanigheid en van de omvang van diens rechten.
Wanneer de verhuurder aan de hoofdhuurovereenkomst een einde maakt, moet de huurder uiterlijk de vijftiende dag na ontvangst van de opzegging een afschrift daarvan bij aangetekend schrijven aan de onderhuurder betekenen en hem ervan in kennis stellen dat de onderverhuring op dezelfde dag als de hoofdhuurovereenkomst beëindigd wordt.
Wanneer de huurder vervroegd de hoofdhuurovereenkomst beëindigt, moet hij, onverminderd het vierde lid, de onderhuurder binnen acht dagen na de kennisgeving van de opzegging aan de verhuurder een opzeggingstermijn van ten minste drie maanden geven, samen met een afschrift van de opzegging die hij aan de verhuurder richt. De huurder moet de onderhuurder een vergoeding betalen die gelijk is aan drie maanden huur.
De huurder alleen is ten aanzien van de verhuurder en de onderhuurder aansprakelijk voor de gevolgen die voortvloeien uit de niet-naleving van de bepalingen van dit artikel.
Art. 48.De onderhuurder is jegens de eigenaar slechts gehouden ten belope van de prijs, die hij als onderhuurder verschuldigd is op het ogenblik van het beslag, en zonder dat hij zich op bij voorraad gedane betalingen kan beroepen.
Betalingen die de onderhuurder gedaan heeft, hetzij krachtens een beding van zijn huurcontract, hetzij overeenkomstig het plaatselijk gebruik, worden niet geacht bij voorraad te zijn gedaan. Afdeling 12. - Overdracht van de huurovereenkomst
Art. 49.Onverminderd artikel 46 is de overdracht van de huurovereenkomst verboden, behoudens schriftelijke en voorafgaande toestemming van de verhuurder. In dat geval wordt de overdrager ontheven van elke toekomstige verplichting, behoudens een in de overeenkomst tot overdracht van de huurovereenkomst opgenomen andersluidend beding.
De huurder alleen is ten aanzien van de verhuurder en de overnemer aansprakelijk voor de gevolgen die voortvloeien uit de niet-naleving van de bepalingen van dit artikel. Afdeling 13. - Renovatiehuurovereenkomst
Art. 50.De partijen kunnen te allen tijde schriftelijk overeenkomen dat de huurder zich ertoe verbindt op zijn kosten in het verhuurde goed bepaalde werken uit te voeren, die door de verhuurder moeten worden verricht.
Zij moeten de termijn bepalen waarbinnen de werken moeten worden uitgevoerd.
In dit geval kan van artikel 9 van dit decreet worden afgeweken op voorwaarde dat de voorgenomen werken er toe strekken het verhuurde goed in overeenstemming te brengen met de vereisten van dat artikel, dat deze werken precies omschreven worden, dat de aanvang voor de werken binnen een redelijk tijdstip is bepaald en dat geen huurgelden verschuldigd zijn tijdens de overeengekomen duur ervan, met dien verstande dat deze duur niet korter mag zijn dan degene die redelijkerwijze noodzakelijk is om ze uit te voeren.
Als tegenprestatie verbindt de verhuurder zich ertoe tijdens een bepaalde periode af te zien van het recht aan de huurovereenkomst een einde te maken of van het recht de herziening van de huurprijs te vragen, of verbindt hij zich ertoe de huurprijs te verlagen of kwijt te schelden.
Na beëindiging van de werken wordt op verzoek van de meest gerede partij overgegaan tot de oplevering ervan op tegenspraak. Afdeling 14. - Verhuring van de goederen van minderjarigen
Art. 51.Artikel 595 van het Burgerlijk Wetboek betreffende de verhuring door de vruchtgebruiker, is mede van toepassing op de verhuring van de goederen van minderjarigen. HOOFDSTUK III. - Bijzondere bepalingen betreffende de huren met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van de huurder Afdeling 1. - Toepassingsgebied
Art. 52.§ 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op woninghuurovereenkomsten die de huurder, met uitdrukkelijke of stilzwijgende toestemming van de verhuurder, vanaf de ingenottreding tot zijn hoofdverblijfplaats bestemt.
Het beding waarbij het verhuurde goed niet tot hoofdverblijfplaats van de huurder mag dienen en dat niet uitdrukkelijk noch ernstig kan worden gestaafd, onder meer door elementen met betrekking tot de natuurlijke bestemming van het goed, en waarin de hoofdverblijfplaats van de huurder tijdens de huurovereenkomst niet is vermeld, wordt voor niet geschreven gehouden.
Dit hoofdstuk is tevens van toepassing indien de woning, met de schriftelijke toestemming van de verhuurder, in de loop van de huurovereenkomst tot hoofdverblijfplaats wordt bestemd. In dat geval gaat de huurovereenkomst in op de dag waarop deze toestemming is verleend. § 2. Dit hoofdstuk is tevens van toepassing op de onderverhuring betreffende de woning bestemd als hoofdverblijfplaats in uitvoering van de leden 1 en 3, aangegaan overeenkomstig artikel 58 van dit hoofdstuk binnen de grenzen bepaald in hetzelfde artikel.
Dit hoofdstuk is tevens van toepassing op de onderverhuringen aangegaan door de rechtspersonen bedoeld in artikel 47, derde lid, binnen de grenzen bepaald in artikel 60, § 2. In dat geval is ook de hoofdhuurovereenkomst onderworpen aan de bepalingen van dit hoofdstuk. § 3. Dit hoofdstuk is niet van toepassing wanneer de overeenkomst op grond waarvan de woning aan de huurder wordt toegewezen, ondergeschikt is aan een hoofdovereenkomst, die betrekking heeft op de functie of de bedrijvigheid van de huurder. § 4. Dit hoofdstuk is niet langer van toepassing zodra het verhuurde goed niet meer tot hoofdverblijfplaats wordt bestemd. § 5. Behalve als zij er anders over beschikken, zijn de bepalingen van dit hoofdstuk van dwingend recht. § 6. In het kader van dit hoofdstuk zijn de artikelen 7, 8, 9, 10 en 15 van dwingend recht. Afdeling 2. - Essentiële onderdelen van het huurcontract
Art. 53.De verplichting van de registratie van het huurcontract rust op de verhuurder. De kosten verbonden aan een eventueel laattijdige registratie zijn volledig ten zijne laste.
Art. 54.Na de termijn van twee maanden bedoeld in artikel 32, 5°, van het Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten en zolang het huurcontract niet geregistreerd is, zijn de opzegtermijnen en de bij contract of krachtens dit decreet voorziene vergoeding die ten laste is van de huurder, niet van toepassing, voor zover een ingebrekestelling, die in de vormen bedoeld in artikel 30 van dit decreet door de huurder aan de verhuurder is gericht, gedurende één maand zonder verdere behandeling is gebleven. Afdeling 3. - Duur van de huurovereenkomst
Art. 55.§ 1. Elke huurovereenkomst bedoeld in artikel 52 wordt geacht te zijn aangegaan voor een duur van negen jaar.
De huur eindigt na het verstrijken van een periode van negen jaar indien een opzegging ten minste zes maanden voor de vervaldag door de verhuurder, en ten minste drie maanden voor de vervaldag door de huurder wordt betekend.
Indien binnen de in het eerste lid bedoelde termijn geen opzegging wordt betekend, wordt de huurovereenkomst telkens onder dezelfde voorwaarden voor een duur van drie jaar verlengd. § 2. De verhuurder kan de huurovereenkomst evenwel te allen tijde beëindigen met inachtneming van een opzeggingstermijn van zes maanden, indien hij voornemens is het goed persoonlijk en werkelijk te betrekken of het op dezelfde wijze te laten betrekken door zijn afstammelingen, zijn aangenomen kinderen, zijn bloedverwanten in opgaande lijn, zijn echtgenoot of wettelijk samenwoner, door diens afstammelingen, bloedverwanten in opgaande lijn en aangenomen kinderen, door zijn bloedverwanten in de zijlijn en de bloedverwanten in de zijlijn van zijn echtgenoot of wettelijk samenwoner tot in de derde graad. Wordt de opzegging gegeven opdat bloedverwanten in de derde graad het goed kunnen betrekken, dan kan de opzeggingstermijn niet verstrijken voor het einde van de eerste driejarige periode vanaf de inwerkingtreding van de huurovereenkomst.
De opzegging vermeldt de identiteit van de persoon die het goed zal betrekken en de band van verwantschap met de verhuurder. Deze laatste moet op verzoek van de huurder de band van verwantschap bewijzen. De verhuurder moet aan dit verzoek voldoen binnen een termijn van twee maanden te rekenen van de kennisgeving ervan; zo niet kan de huurder de nietigverklaring van de opzegging vorderen. Die vordering moet op straffe van verval uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van de opzeggingstermijn worden ingesteld.
Het goed moet binnen een jaar na het verstrijken van de opzegging door de verhuurder of, in geval van verlenging, na de teruggave van het goed door de huurder, worden betrokken. Het goed moet gedurende ten minste twee jaar werkelijk en doorlopend betrokken blijven.
Indien de verhuurder, zonder het bewijs te leveren van buitengewone omstandigheden, binnen de gestelde termijn en voorwaarden de betrekking van het goed niet verwezenlijkt, heeft de huurder recht op een vergoeding die gelijk is aan achttien maanden huur.
De partijen kunnen evenwel overeenkomen om de mogelijkheid van vroegtijdige beëindiging uit te sluiten of te beperken. § 3. Bij het verstrijken van de eerste en de tweede driejarige periode kan de verhuurder de huur beëindigen met inachtneming van een opzeggingstermijn van zes maanden indien hij voornemens is het onroerend goed of een gedeelte ervan weder op te bouwen, te verbouwen of te renoveren, op voorwaarde dat die werkzaamheden: 1° worden uitgevoerd met eerbiediging van de bestemming van het goed die voortvloeit uit de wets- en verordeningsbepalingen inzake stedenbouw;2° worden uitgevoerd aan het door de huurder bewoonde gedeelte en 3° meer kosten dan drie jaar huurprijs van het verhuurde goed ofwel, indien het gebouw waarin dit goed gelegen is uit verscheidene verhuurde woningen bestaat die aan dezelfde verhuurder toebehoren en die van de werkzaamheden ongerief hebben, meer kosten dan twee jaar huur voor al die woningen samen. Met het oog op het goede verloop van de werken kan de verhuurder van verscheidene woningen in eenzelfde gebouw te allen tijde verscheidene huren beëindigen, met inachtneming van een opzeggingstermijn van zes maanden, voor zover de huurovereenkomst niet tijdens het eerste jaar wordt opgezegd.
Op verzoek van de huurder moet de verhuurder hem binnen twee maanden na zijn aanvraag kennis geven van, ofwel de hem verleende bouwvergunning, of een omstandig bestek, of een beschrijving van de werkzaamheden samen met een gedetailleerde kostenraming, of een aannemingsovereenkomst; zo niet kan de huurder de nietigverklaring van de opzegging vorderen. Die vordering moet op straffe van verval uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van de opzeggingstermijn worden ingesteld.
De werken moeten worden aangevat binnen zes maanden en worden beëindigd binnen vierentwintig maanden na het verstrijken van de opzeggingstermijn gegeven door de verhuurder of, in geval van verlenging, na de teruggave van het goed door de huurder.
Indien de verhuurder, zonder het bewijs te leveren van buitengewone omstandigheden, binnen de gestelde termijn en voorwaarden de werken niet uitvoert, heeft de huurder recht op een vergoeding die gelijk is aan achttien maanden huur.
Op verzoek van de huurder is de verhuurder verplicht hem kosteloos de documenten mede te delen waaruit blijkt dat de werken overeenkomstig de bij deze paragraaf gestelde voorwaarden zijn uitgevoerd.
De partijen kunnen evenwel overeenkomen om de mogelijkheid van vroegtijdige beëindiging uit te sluiten of te beperken. § 4. Bij het verstrijken van de eerste en de tweede driejarige periode kan de verhuurder de huurovereenkomst beëindigen met inachtneming van een opzeggingstermijn van zes maanden, zonder motivering, maar met betaling van een vergoeding.
Deze vergoeding is gelijk aan negen dan wel zes maanden huurprijs naargelang de overeenkomst een einde neemt bij het verstrijken van de eerste of de tweede driejarige periode.
De partijen kunnen evenwel overeenkomen om de mogelijkheid van vroegtijdige beëindiging uit te sluiten of te beperken. § 5. Mits een opzegging van drie maanden kan de huurder de huurovereenkomst elk ogenblik beëindigen.
Indien de huurder de huurovereenkomst evenwel beëindigt tijdens de eerste driejarige periode, heeft de verhuurder recht op een vergoeding. Die vergoeding is gelijk aan drie maanden, twee maanden of één maand huurprijs naargelang de huurovereenkomst een einde neemt gedurende het eerste, het tweede of het derde jaar.
Wanneer de verhuurder het huurcontract beëindigt overeenkomstig de § § 2 tot 4, kan de huurder op zijn beurt de huurovereenkomst te allen tijde beëindigen met inachtneming van een opzeggingstermijn van een maand. In dat geval is hij de vergoeding bedoeld in het tweede lid niet verschuldigd. § 6. In afwijking van de § § 1 tot 5 kan een huurovereenkomst schriftelijk worden gesloten voor een duur die korter is dan of gelijk aan drie jaar.
De huur kan slechts tweemaal, enkel schriftelijk en onder dezelfde voorwaarden, worden verlengd onverminderd de indexering van de huurprijs bij de verlenging. De totale duur van de huur mag nochtans niet langer zijn dan drie jaar. Het geschrift kan bestaan in een aanhangsel, een nieuwe huurovereenkomst, een contractueel beding van de oorspronkelijke huur, waarbij de huur wordt verlengd.
Zij wordt beëindigd mits een van de partijen ten minste drie maanden voor het verstrijken van de in de overeenkomst bepaalde duur een opzegging betekent. Wanneer de huurovereenkomst gesloten is voor een duur korter dan of gelijk aan drie maanden, wordt de opzegging geacht betekend te zijn door de ondertekening van de huur of door de verlenging ervan.
Mits een opzegging van drie maanden kan de huurder de huurovereenkomst elk ogenblik beëindigen. In dit geval heeft de huurder recht op een vergoeding die gelijk is aan drie maanden huurprijs.
De verhuurder mag de huurovereenkomst pas na het eerste huurjaar en onder de voorwaarden bedoeld in § 2 vervroegd beëindigen, mits een opzegging van drie maanden en een vergoeding gelijk aan één maand huurprijs.
Bij ontstentenis van een tijdig berekende opzegging of indien de huurder het goed blijft bewonen zonder verzet van de verhuurder, zelfs in de veronderstelling dat een nieuwe huur wordt gesloten tussen dezelfde partijen, wordt de huur geacht te zijn aangegaan voor een duur van negen jaar te rekenen van de datum waarop de aanvankelijke huur in werking is getreden. Hij wordt dan ook geregeld bij de § § 1 tot 5 van dit artikel. In dat geval blijven de huurprijs en de andere voorwaarden dezelfde als die welke bepaald waren in de aanvankelijk gesloten huurovereenkomst onverminderd de toepassing van de artikelen 57 en 58. § 7. In afwijking van § 1 kan een huurovereenkomst tevens bij geschrift worden gesloten voor een termijn die een duur van negen jaar te boven gaat.
Die huurovereenkomst wordt geregeld bij de bepalingen van de § § 2 tot 5.
De huurovereenkomst eindigt na het verstrijken van de overeengekomen termijn mits een opzegging die ten minste zes maanden voor de vervaldag door de verhuurder, en ten minste drie maanden voor de vervaldag door de huurder wordt betekend.
Indien overeenkomstig het eerste lid binnen die termijn geen opzegging wordt betekend, wordt de huurovereenkomst telkens onder dezelfde voorwaarden voor een duur van drie jaar verlengd.
De vergoeding die met toepassing van § 4 van dit artikel is verschuldigd door de verhuurder die, bij het verstrijken van de derde driejarige periode of van een volgende driejarige periode, een einde maakt aan de huurovereenkomst, is gelijk aan drie maanden huurprijs. § 8. In afwijking van § 1 kan de huurder een schriftelijke huurovereenkomst sluiten voor het leven. Die huurovereenkomst eindigt van rechtswege bij het overlijden van de huurder. Die huurovereenkomst is niet onderworpen aan de bepalingen van de § § 2 tot 4, tenzij partijen anders overeenkomen. Afdeling 4. - Verlenging wegens buitengewone omstandigheden
Art. 56.Wanneer de huurovereenkomst vervalt of eindigt ten gevolge van een opzegging, kan de huurder, die het bewijs levert van buitengewone omstandigheden, om een verlenging verzoeken.
Deze verlenging wordt, op straf van nietigheid, uiterlijk een maand voor de vervaldag van de huurovereenkomst aan de verhuurder gevraagd bij een aangetekende brief.
Bij gebrek aan overeenstemming tussen de partijen kan de rechter, rekening houdend met de belangen van de twee partijen, ondermeer met de eventuele hoge leeftijd van een van de partijen, de verlenging toestaan. Hij stelt de duur ervan, die bepaald moet zijn, vast. De rechter, kan in dit geval, indien hij het billijk acht, op verzoek van de verhuurder eveneens een verhoging van de huurprijs toestaan, en de vergoeding die bij toepassing van artikel 55, § 4, verschuldigd is, beperken of opheffen.
Slechts één aanvraag om hernieuwing van de verlenging kan worden ingediend onder dezelfde voorwaarden.
Bij gebrek aan overeenstemming tussen de partijen kan de rechter deze verlenging toestaan eveneens onder dezelfde voorwaarden. Afdeling 5. - Indexering
Art. 57.Indien zulks niet uitdrukkelijk is uitgesloten, is de aanpassing van de huurprijs aan de kosten van levensonderhoud eenmaal per huurjaar, verschuldigd op de verjaardag van de inwerkingtreding van de huurovereenkomst, volgens de regels bepaald bij artikel 26 van dit decreet.
Indien deze aanpassing de verhoging van het bedrag van de huurprijs tot gevolg heeft, is ze slechts verschuldigd als de huurovereenkomst schriftelijk gesloten is en, voor een huurovereenkomst betreffende een onroerend goed, als de schriftelijke huur geregistreerd is.
Deze aanpassing vindt slechts plaats op schriftelijk verzoek van de belanghebbende partij en werkt slechts terug tot drie maanden voorafgaand aan die van het verzoek.
Voor de huishuren die lopen op 1 april 2016 is de indexeringformule voor de huishuren tot de vervaldatum van het contract de volgende : basishuurprijs vermenigvuldigd met het indexcijfer op de vorige verjaardagsdatum en gedeeld door het aanvangsindexcijfer. Afdeling 6. - Herziening van de huurprijs en van de lasten
Art. 58.§ 1. Onverminderd artikel 50 kunnen de partijen tussen de negende en de zesde maand voorafgaand aan het verstrijken van elke driejarige periode overeenkomen dat de huurprijs wordt herzien.
Bij gebrek aan overeenstemming tussen de partijen kan de rechter een herziening van de huurprijs toestaan indien blijkt dat de normale huurwaarde van het verhuurde goed ten gevolge van nieuwe omstandigheden ten minste twintig percent hoger of lager is dan de op het tijdstip van de indiening van het verzoek eisbare huurprijs.
Hij kan tevens een verhoging van de huurprijs toestaan aan de verhuurder die bewijst dat de normale huurwaarde van het verhuurde goed met ten minste tien percent van de op het tijdstip van de indiening van het verzoek eisbare huurprijs is gestegen ten gevolge van werken die op zijn kosten in het verhuurde goed zijn uitgevoerd, met uitzondering van de werken die noodzakelijk waren om het goed in overeenstemming te brengen met de vereisten van artikel 9, eerste lid.
Indien deze herziening de verhoging van het bedrag van de huurprijs tot gevolg heeft, is ze slechts verschuldigd als de huurovereenkomst schriftelijk gesloten is en, voor een huur betreffende een onroerend goed, als de schriftelijke huur geregistreerd is.
De rechter doet uitspraak naar billijkheid.
De vordering kan slechts worden ingesteld tussen de zesde en de derde maand voor het verstrijken van de driejarige periode.
De herziene huurprijs geldt te rekenen van de eerste dag van de volgende driejarige periode, maar de vroegere huurprijs kan voorlopig worden gevorderd tot op de dag van de definitieve beslissing.
In het geval van artikel 55, § 8, kunnen partijen evenwel overeenkomen af te zien van het recht de huurprijs te herzien. § 2. Indien een goed het voorwerp is van opeenvolgende huren met verschillende huurders, gesloten voor een duur die korter is dan of gelijk aan drie jaar en die beëindigd worden door een opzegging door de verhuurder, mag de basishuurprijs gedurende negen opeenvolgende jaren niet hoger zijn dan de bij het begin van de negenjarige periode eisbare huurprijs, proportioneel aangepast aan de kosten van levensonderhoud, tenzij de normale huurwaarde van het goed onderrussen ren gevolge van nieuwe omstandigheden, met ten minste twintig percent of ten gevolge van werken in het verhuurde goed met ten minste tien percent is gestegen.
Niettegenstaande enig andersluidend beding of andersluidende overeenkomst vermindert de rechter de huurprijs tot de huurprijs die eisbaar is krachtens de vorige huurovereenkomst, proportioneel aangepast aan de kosten van levensonderhoud, wanneer de verhuurder nier bewijst dat de huurprijs werd vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het eerste lid.
De proportioneel aangepaste huurprijs wordt berekend als volgt : basishuurprijs bij het begin van de negenjarige periode vermenigvuldigd met het indexcijfer van de maand voorafgaand aan die van het sluiten van de nieuwe huurovereenkomst en gedeeld door het indexcijfer van de maand voorafgaand aan die van het sluiten van de huur bij het begin van de negenjarige periode. § 3. Iedere partij kan te allen tijde aan de vrederechter de herziening van de forfaitaire kosten en lasten vragen of de omzetting ervan in werkelijke kosten en lasten.
De rechter doet inzonderheid uitspraak op grond van de ontwikkeling van de werkelijke uitgaven.
Hij beslist tot de omzetting indien zij mogelijk is. Afdeling 7. - Onroerende voorheffing
Art. 59.De onroerende voorheffing betreffende de verhuurde woning kan niet ten laste van de huurder worden gelegd. Afdeling 8. - Onderverhuring
Art. 60.§ 1. De huurder die een woning in huur genomen heeft die hij tot zijn hoofdverblijfplaats bestemt, mag het goed niet volledig onderverhuren.
Met de instemming van de verhuurder mag hij een gedeelte van dat goed onderverhuren op voorwaarde dat het resterende gedeelte tot zijn hoofdverblijfplaats bestemd blijft. Indien het onderverhuurde goed bestemd wordt als hoofdverblijfplaats van de onderhuurder, worden de rechten en verplichtingen van de huurder en van de onderhuurder, wat hun respectieve verhouding betreft, bepaald door dit hoofdstuk, onder voorbehoud van de leden 4 tot 7 van artikel 47. § 2. Onderverhuring is toegestaan onder de voorwaarden bepaald in artikel 47, derde lid, van dit decreet, door de erin vermelde rechtspersonen. De leden 4 tot 7 van artikel 47 zijn op deze onderverhuring van toepassing.
Art. 61.De in artikel 56 bedoelde verlenging van de woninghuurovereenkomst om buitengewone redenen is verboden in de toestanden bedoeld in artikel 47, lid 6 en 7. Afdeling 9. - Waarborg
Art. 62.§ 1. Indien, behoudens de zekerheden voorzien in artikel 20 van dit decreet, de huurder om de naleving van zijn verplichtingen te waarborgen, een van de in het volgende lid bepaalde vormen van waarborgen verstrekt, mag die niet meer bedragen dan het bedrag dat gelijk is aan 2 of 3 maanden huurprijs, afhankelijk van de vorm van de huurwaarborg.
De in het vorige lid vermelde waarborgen kunnen naar keuze van de huurder drie vormen aannemen : ofwel een geïndividualiseerde rekening op naam van de huurder bij een financiële instelling, ofwel een bankwaarborg die het de huurder mogelijk maakt de waarborg progressief samen te stellen, ofwel een bankwaarborg ten gevolge van een standaardcontract tussen een OCMW en een financiële instelling.
Wanneer de huurder kiest voor een geïndividualiseerde rekening, mag de huurwaarborg niet meer bedragen dan een bedrag gelijk aan 2 maanden huurprijs. De opgebrachte rente wordt gekapitaliseerd ten bate van de huurder en de verhuurder verwerft voorrecht op de activa van de rekening voor elke schuldvordering ten gevolge van het volledig of gedeeltelijk niet nakomen van de verplichtingen van de huurder.
Wanneer de huurder kiest voor een bankwaarborg, waarbij hij zich verbindt die volledig samen te stellen middels constante maandelijkse afbetalingen gedurende de duur van de huur, met een maximumduur van drie jaar, is deze gelijk aan een bedrag van maximaal drie maanden huurprijs. De financiële instelling moet die zijn waar de huurder in voorkomend geval zijn rekening heeft en waar zijn beroeps- of vervangingsinkomsten worden gestort. Indien de huurder stopt met het storten van zijn beroeps- of vervangingsinkomens bij de desbetreffende instelling, is die gerechtigd om de integrale en onmiddellijke samenstelling van de waarborg te eisen, onverminderd de mogelijkheid om die over te brengen naar een andere financiële instelling.
Niettegenstaande de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen, kan een financiële instelling deze waarborg niet weigeren om redenen in verband met de kredietwaardigheid van de huurder. Boek VII, titel IV, hoofdstuk I, van het Wetboek van economisch recht is niet van toepassing. De Regering kan de nadere regels bepalen inzake de verplichting voor de financiële instelling om een huurwaarborg samen te stellen in het geval dat een kandidaat-huurder, op het moment van zijn aanvraag, gebonden is door meer dan één andere samenstellingsverplichting voor huurwaarborgen die voorheen toegekend werden. Na een evaluatie die zal plaatsvinden één jaar na het van kracht worden van dit systeem, zal de Regering een openbare waarborg kunnen organiseren om de waarborgen te dekken die door de financiële instellingen toegekend werden aan bepaalde categorieën huurders die Zij vaststelt, volgens de financieringsmodaliteiten die Zij vaststelt.
De huurder zal geen enkele debetrente verschuldigd zijn aan de financiële instelling, die hem rente zal uitkeren vanaf de dag dat de waarborg volledig is samengesteld. De financiële instelling beschikt over de voorrechten van het gemeen recht ten overstaande van de huurder in geval hij zijn verplichting om de waarborg progressief samen te stellen, niet naleeft.
Wanneer de huurder kiest voor een bankwaarborg die gelijk is aan een bedrag van maximaal drie maanden huurprijs ten gevolge van een standaardcontract tussen een OCMW en een financiële instelling, is het dat OCMW dat daar om verzoekt bij de financiële instelling, die de waarborg toestaat ten gunste van de verhuurder.
De Regering legt het formulier vast waarmee de financiële instellingen ten aanzien van de verhuurders zullen bevestigen dat de huurwaarborg toegekend is, ongeacht de manier waarop deze waarborg wordt gevormd. § 2. Wanneer de verhuurder in het bezit is van de waarborg en nalaat die te plaatsen op de manier bepaald in § 1, derde lid, is hij ertoe gehouden om aan de huurder rente te betalen aan de gemiddelde rentevoet van de financiële markt op het bedrag van de waarborg, vanaf het moment dat die overhandigd wordt.
Deze rente wordt gekapitaliseerd. Vanaf de dag dat de huurder de verhuurder in gebreke stelt om te voldoen aan de verplichting die hem door § 1, derde lid dis opgelegd, is de verschuldigde rente echter de wettelijke interesten op het bedrag van de waarborg. § 3. Er mag niet beschikt worden over de bankrekening, noch in hoofdsom, noch in rente, noch van de bankwaarborg, noch van de rekening waarop de waarborg opnieuw werd samengesteld, dan ten voordele van een van beide partijen, mits voorleggen van ofwel een schriftelijk akkoord, dat ten vroegste opgesteld wordt bij het beëindigen van de huur, ofwel van een kopie van een rechterlijke beslissing. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande verzet of voorziening en zonder borgstelling of kantonnement. Afdeling 10. - Overdracht van de verhuurde woning
Art. 63.Indien de huurovereenkomst een vaste dagtekening voor de vervreemding van het verhuurde goed heeft, treedt de verkrijger om niet of onder bezwarende titel in de rechten en verplichtingen van de verhuurder op de datum van het verlijden van de authentieke akte, zelfs indien de huur het recht van uitzetting in geval van vervreemding bedingt.
Hetzelfde geldt wanneer de huurovereenkomst geen vaste dagtekening voor de vervreemding heeft, indien de huurder het verhuurde goed sinds ten minste zes maanden betrekt. In dat geval kan de verkrijger evenwel de huurovereenkomst te allen tijde beëindigen, om de redenen en onder de voorwaarden bedoeld in artikel 55, § § 2 tot 4 van dit decreet, mits aan de huurder, op straffe van verval, een opzegging van drie maanden wordt betekend binnen drie maanden te rekenen van de datum van het verlijden van de authentieke akte tot vaststelling van de overgang van eigendom. Afdeling 11. - Bemiddeling door een derde voor de verhuring van het
onroerend goed
Art. 64.Wordt voor niet geschreven gehouden, elk beding dat de kosten voor de bemiddeling door een derde voor de verhuring van het onroerend goed ten laste legt van de huurder, tenzij de huurder de opdrachtgever is van de bemiddelingsopdracht. HOOFDSTUK IV. - Bijzondere bepalingen betreffende de medehuurovereenkomst
Art. 65.Onverminderd de bepalingen van dit hoofdstuk zijn de artikelen 56, 58, § 3, 59 en 63 van dit decreet van toepassing op de medehuurovereenkomst.
Onverminderd de bepalingen van dit hoofdstuk zijn de andere bepalingen van hoofdstuk 3 ook van toepassing indien één van de medehuurders, met uitdrukkelijke toestemming van alle medehuurders en van de verhuurder, het goed tot zijn hoofdverblijfplaats bestemt.
Art. 66.De medehuurders zijn solidair gehouden tot het geheel van de verplichtingen voortvloeiende uit de huurovereenkomst.
Art. 67.Wanneer alle medehuurders een einde maken aan de huurovereenkomst, moet de opzegging door elke onder hen ondertekend worden.
Art. 68.De medehuurder die wenst zich vóór de vervaldatum van de huurovereenkomst van zijn verplichtingen te bevrijden, betekent een opzegging van drie maanden gelijktijdig aan de verhuurder en zijn medehuurders.
Na de in het eerste lid bedoelde periode van drie maanden wordt de medehuurder die zijn opzegging heeft betekend, zonder vergoeding bevrijd van zijn verplichtingen op voorwaarde dat de verhuurder en zijn medehuurders hun instemming hebben gegeven over zijn vervanger, waarbij deze instemming slechts om gegronde redenen geweigerd kan worden.
Bij gebrek aan instemming wordt de in het eerste lid bedoelde medehuurder aan het einde van deze periode van drie maanden van zijn verplichtingen bevrijd mits de betaling aan zijn medehuurders van een vergoeding gelijk aan drie keer het gedeelte van de medehuurder in de huurprijs.
Art. 69.De vervanger van de medehuurder die zich voor de vervaldatum van de huur van zijn verplichtingen heeft bevrijd, volgt in diens rechten en verplichtingen op voor de nog lopende duur van de huurovereenkomst.
Bij de aankomst van elke nieuwe medehuurder sluiten de partijen een aanhangsel bij de huurovereenkomst.
De verplichting tot registratie van het in het tweede lid bedoelde aanhangsel rust op de nieuwe medehuurder.
Art. 70.Bij elke nieuwe intrek en elk vertrek van een medehuurder stellen de medehuurder een aanhangsel bij de plaatsbeschrijving op, die de privatieve delen van de intrekkende of vertrekkende medehuurder en de gemeenschappelijke delen zal betreffen.
Indien een medehuurder vroegtijdig vertrekt, wordt het aanhangsel bij de plaatsbeschrijving opgesteld op zijn kosten of voor gezamenlijke rekening met zijn vervanger indien hij in de medehuur vervangen wordt.
Art. 71.Wanneer minstens de helft van de medehuurders die de oorspronkelijke huurovereenkomst ondertekend hebben, hun opzegging gegeven hebben, kan de verhuurder aan de huur een einde stellen mits een opzegging van zes maanden in de vormen en dit, binnen de maand volgend op de betekening van de laatste opzegging van een medehuurder.
Art. 72.De medehuurders ondertekenen een medehuurpact.
De medehuurpact wordt opgesteld in evenveel exemplaren als er medehuurders zijn.
Bij de aankomst van elke nieuwe medehuurder wordt een aanhangsel gesloten.
De pact bepaalt althans: 1° de verdeling van de huurprijs tussen medehuurders wanneer ze niet in de huurovereenkomst wordt voorzien;2° de verdeling van de gemene, privatieve, forfaitaire of provisionele lasten tussen medehuurders;3° de inventaris van de roerende goederen met vermelding van hun eigenaar;4° de modaliteiten voor het sluiten van de bevoorradingscontracten betreffende de lasten;5° de modaliteiten voor het sluiten van de verzekeringscontracten betreffende het verhuurde goed;6° de modaliteiten betreffende de aankomst, het vertrek en de vervanging van een medehuurder;7° de voorwaarden voor de stelling en de vrijgave van de huurwaarborg;8° de modaliteiten betreffende de oplossing van conflicten tussen medehuurders.
Art. 73.De onroerende voorheffing betreffende de verhuurde woning goed kan niet ten laste van de huurder worden gelegd.
Art. 74.De bepalingen van de artikelen 65 tot 73 van dit decreet zijn van dwingend recht.
Art. 75.De Regering stelt een indicatief standaardmodel van een medehuurpact vast. HOOFDSTUK V. - Bijzondere bepalingen betreffende de studentenhuurovereenkomst
Art. 76.Onverminderd de bepalingen van dit hoofdstuk zijn de artikelen 58, § 3, en 63 van dit decreet van toepassing op de studentenhuurovereenkomst.
Art. 77.Onverminderd de bepalingen van dit hoofdstuk zijn de andere bepalingen van hoofdstuk 3 van dit decreet, met uitzondering van de artikelen 55 en 60, ook van toepassing indien de student, met uitdrukkelijke toestemming van de verhuurder en met de toestemming van de huurder, wanneer laatstgenoemde niet de student is, het goed tot zijn hoofdverblijfplaats bestemt.
Art. 78.De Regering kan de voorwaarden en de modaliteiten voor de toekenning van een label "kwaliteitsvolle studentenwoning" vaststellen.
Art. 79.§ 1. Bij de ondertekening van de huurovereenkomst of één maand voor de in artikel 80 bedoelde verlenging van de huur bezorgt de student de verhuurder een bewijs van regelmatige inschrijving in een instelling van het secundair of hoger onderwijs of, bij gebrek, een afschrift van zijn inschrijvingsaanvraag of een attest op erewoord m.b.t. de indiening van een dergelijke aanvraag.
Indien de student één van de in het eerste lid bedoelde documenten niet overmaakt, wordt de huurovereenkomst onderworpen aan de bepalingen van hoofdstuk 2 van dit decreet. § 2. Uiterlijk binnen drie maanden na zijn intrek in het verhuurde goed of binnen drie maanden volgend op de in artikel 80 bedoelde verlenging van de huurovereenkomst dient de student het bewijs te leveren van zijn hoedanigheid door een bewijs van regelmatige inschrijving in een instelling van het secundair of hoger onderwijs voor de duur van de huur of een significant deel ervan voor te leggen.
Voor het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn kan de student, of de huurder wanneer hij niet de student is, op met redenen omkleed verzoek de verhuurder verzoeken om een verlenging van deze termijn voor dezelfde duur.
Indien de student het in het eerste lid bedoelde bewijs niet overmaakt, wordt de huurovereenkomst onderworpen aan de bepalingen van hoofdstuk 2 van dit decreet.
Art. 80.Tenzij de partijen een kortere duur zijn overeengekomen, wordt de studentenhuurovereenkomt voor een duur van één jaar geacht afgesloten te zijn.
Bedoelde studentenhuurovereenkomst eindigt bij het verstrijken van de overeengekomen of geachte termijn mits een opzegtermijn van één maand betekend door de ene of de andere partij. Indien aan het einde van de duur van één maand de student het goed blijft bewonen zonder verzet van de verhuurder, wordt de huurovereenkomst voor een duur van één jaar tegen dezelfde voorwaarden en onverminderd de indexering verlengd.
Indien de ene of de andere partij geen opzegging heeft betekend en indien de student het goed blijft bewonen zonder verzet van de verhuurder wordt de huurovereenkomst geacht voor een periode van één jaar, te rekenen van de datum waarop de oorspronkelijke huur van minder dan één jaar in werking is getreden, gesloten te zijn indien de huur voor een duur korter dan één jaar gesloten is. In dit geval blijven de huurprijs en de andere voorwaarden onveranderd ten opzichte van degene die in de oorspronkelijke huurovereenkomst zijn gesloten.
Art. 81.§ 1. De huurder kan ten allen tijde de huurovereenkomst beëindigen mits een opzegtermijn van twee maanden en de storting van een vergoeding gelijk aan drie maanden huurprijs aan de verhuurder.
Deze opzegging mag nochtans niet na 15 maart gegeven worden.
De vergoeding is niet verschuldigd : 1° ofwel, indien de student binnen de maand na de betekening van zijn opzegging de documenten tot rechtvaardiging van ofwel de niet-ontvankelijkheid of de weigering van de inschrijving in een instelling van het secundair of het hoger onderwijs of van ofwel het stopzetten van de studies bewezen door de onderwijsinstelling aan de verhuurder verstrekt;2° ofwel, indien de student of de huurder wanneer hij niet de student is, uiterlijk op de laatste dag van de opzegtermijn zijn huurovereenkomst overdraagt na schriftelijke toestemming van de verhuurder over een overdracht van huur en over de door de student voorgestelde vervanger.De overnemer kan slechts om gegronde redenen geweigerd worden; 3° ofwel, bij het overlijden van één van de ouders van de student of van een andere verantwoordelijke die instaat voor zijn onderhoud, mits bewijs van dit overlijden alsook de onderhoudskosten die werden afgewenteld op de overleden persoon.Het tweede lid van § 1 van dit artikel is in casu niet van toepassing. § 2. De opzegtermijn begint te lopen op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de opzegging wordt gegeven.
Art. 82.§ 1. Met de uitdrukkelijke of veronderstelde instemming van de verhuurder kan de student die voor een periode van meer dan één maand van zijn gewoonlijke studieplaats verwijderd kan worden teneinde zijn studies te vervolgen of de huurder wanneer hij niet de student is die kan verwijderd worden, zijn woning onderverhuren. De instemming van de verhuurder over de onderverhuring wordt verondersteld indien de verhuurder zijn weigering niet kenbaar heeft gemaakt binnen twee maanden volgend op de aan de verhuurder bij aangetekend schrijven gerichte kennisgeving van het voornemen van de student om het goed te onderverhuren tijdens een verwijdering van de studieplaats gedurende meer dan één maand om zijn studies te vervolgen. De student levert het bewijs dat hij gedurende meer dan één maand van zijn gewoonlijke studieplaats verwijderd kan worden om zijn studies te vervolgen.
Het goed gehuurd door of voor rekening van een student kan slechts door of voor rekening van een student onderverhuurd worden.
De rechten en verplichtingen van de student of van de huurder wanneer hij niet de student is, en van de onderhuurder worden, wat hun respectieve verhouding betreft, bij dit hoofdstuk bepaald onder voorbehoud van § 2. § 2. De duur van de onderverhuring mag niet hoger zijn dan de nog te lopen duur van de hoofdhuurovereenkomst.
De student moet vooraf de onderhuurder in kennis stellen van diens hoedanigheid, van de omvang van diens rechten en van de nog te lopen duur van de huurovereenkomst.
Wanneer de student of de huurder wanneer hij niet de student is, vervroegd de hoofdhuurovereenkomst beëindigt, geeft hij zijn opzegging gelijktijdig aan de verhuurder en aan de onderverhuurder. § 3. De student en, in voorkomend geval, de huurder zijn ten opzichte van de verhuurder en van de onderhuurder alleen verantwoordelijk voor de gevolgen die voortvloeien uit de niet-naleving van de bepalingen van dit artikel.
Art. 83.De onroerende voorheffing betreffende de verhuurde woning kan niet ten laste van de huurder worden gelegd.
Art. 84.Tenzij anders is bepaald, zijn de bepalingen van dit hoofdstuk van dwingend recht. HOOFDSTUK VI. - Glijdende huurovereenkomst
Art. 85.§ 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de glijdende huurovereenkomst zoals bedoeld in artikel 1, 38°, van het Waalse Wetboek van Huisvesting en Duurzaam Wonen.
De Regering bepaalt de lijst van rechtspersonen die gemachtigd zijn om het mechanisme van de glijdende huurovereenkomst toe te passen, hierna "rechtspersoon" genoemd, alsook een typemodel van glijdende huurovereenkomst. § 2. Elke huurovereenkomst die onder het toepassingsgebied van dit hoofdstuk valt, moet, naast de in artikel 3 bedoelde vermeldingen, de volgende gegevens bevatten: 1° de identiteit van de onderhuurder, begunstigde van de sociale begeleiding, die het gehuurde goed betrekt;2° de door de in paragraaf 1 vermelde rechtspersoon beoogde algemene doelstellingen om zich te verzekeren van de bekwaamheid van de onderhuurder om de verplichtingen die voortvloeien uit de hoofdhuurovereenkomst over te nemen. § 3. Dit hoofdstuk is niet meer van toepassing zodra de huurovereenkomst gesloten tussen de aanvankelijke rechtspersoon-huurder en de verhuurder, overgedragen wordt aan de onderhuurder.
Art. 86.§ 1. Een rechtspersoon kan, met uitdrukkelijke toestemming van de verhuurder, een huurovereenkomst voor hoofdverblijfplaats betreffende een onroerend goed afsluiten om deze gelijktijdig en met hetzelfde doel onder te verhuren aan de persoon waarvoor hij voor de begeleiding verantwoordelijk is. § 2. De rechtspersoon staat ten aanzien van de verhuurder in voor alle verplichtingen van een hoofdhuurder en geniet dezelfde rechten. § 3. Indien de doelstellingen beoogd door de sociale begeleiding verzekerd door de rechtspersoon verwezenlijkt zijn, wordt de huurovereenkomst voor hoofdverblijfplaats gesloten tussen de rechtspersoon en de verhuurder overgedragen aan de onderhuurder, die de rechtstreekse en hoofdhuurder wordt van de verhuurder. De overdracht gebeurt volgens de voorwaarden en nadere regels gedefinieerd in de artikelen 87 en 88.
In afwijking van artikel 49 kan de verhuurder zich niet verzetten tegen de overdracht van de huurovereenkomst voor hoofdverblijfplaats gesloten met de rechtspersoon. De hoofdhuurovereenkomst voorziet in een beding van uitdrukkelijke overdracht, krachtens hetwelk, aan het einde van het eerste, tweede of derde huurjaar, de rechtspersonen beschikken over het recht om, zonder nieuwe toestemming van de verhuurder, hun rechten en verplichtingen uit het huurcontract aan de onderhuurder over te dragen, wanneer zij vaststellen dat de nagestreefde algemene doelstellingen bereikt zijn.
Art. 87.§ 1. Elke hoofdhuurovereenkomst en elke onderverhuring bedoeld in artikel 86, § 1, wordt aangegaan voor een maximale duur van drie jaar. § 2. Twee maanden vóór het verstrijken van het eerste en tweede huurjaar, kan de rechtspersoon die de hoofdhuurovereenkomst aangegaan heeft deze aan de onderhuurder overdragen, voor zover hij van mening is dat de onderhuurder de doelstellingen van de sociale begeleiding gedefinieerd bij aanvang van de huurovereenkomst, waaronder een voldoende graad van zelfredzaamheid om in te staan voor de verplichtingen die voortvloeien uit de hoofdhuurovereenkomst, bereikt heeft.
Indien de overdracht van de huurovereenkomst zich niet heeft voorgedaan na de eerste twee jaren van de hoofdhuurovereenkomst, beslist de rechtspersoon door wie de hoofdhuurovereenkomst is aangegaan, ten laatste zes maanden vóór het verstrijken van het derde huurjaar, of de doelstellingen door de onderhuurder beoogd door de sociale begeleiding bereikt zijn. Indien hij na afloop van dit onderzoek vaststelt dat de onderhuurder zijn doelstellingen bereikt heeft, wordt de huurovereenkomst overgedragen aan de onderhuurder, die de rechtstreekse huurder van de verhuurder wordt.
Indien hij vaststelt dat de onderhuurder de eerder genoemde doelstellingen niet bereikt heeft, kan de huurovereenkomst niet verlengd worden.
Art. 88.§ 1. De rechtspersonen verrichten tijdens de volledige duur van de huurovereenkomst aangegaan met de verhuurder een regelmatige sociale opvolging van de onderhuurder.
Vóór de in artikel 88, § 2, bepaalde vervaldatums informeert de rechtspersoon die de hoofdhuurovereenkomst heeft gesloten, de verhuurder, met inachtneming van het beroepsgeheim en de privacy van de onderhuurder, over de bekwaamheid van de onderhuurder om de verplichtingen die voortvloeien uit de hoofdhuurovereenkomst over te nemen. § 2. De onderverhuurovereenkomst voorziet in een beding krachtens hetwelk de rechtspersonen de huurovereenkomst na het derde huurjaar kunnen opzeggen, indien zij vaststellen dat de nagestreefde algemene doelstellingen niet bereikt zijn. HOOFDSTUK VII. - Indicatief rooster van de huurprijzen
Art. 89.§ 1. De Regering legt een indicatief rooster van de huurprijzen vast waarop de partijen een beroep kunnen doen. § 2. De indicatieve huurprijzen worden per categorie woning en geografische sector vastgelegd naar gelang van de structurering van de huurmarkt en vanaf de statistisch vastgestelde huurprijzenniveaus.
Deze categorieën woningen worden bepaald naar gelang van de eigenschappen betreffende het type habitat, het aantal hoofdkamers, hun kenmerken in de zin van artikel 1, 19° tot 22bis van het Waals Wetboek van Huisvesting en Duurzaam Wonen en het bouwjaar of grote renovaties.
De geografische sectoren bakenen homogene zones af in termen van huurprijzenniveaus vastgesteld op de huurmarkt.
De indicatieve huurprijzen houden ook rekening met de comforteigenschappen wanneer ze statistisch gezien vanaf de op de huurmarkt vastgestelde huurprijzenniveaus doorslaggevend zijn.
De Regering bepaalt dat de indicatieve huurprijzen verhoogd of verminderd kunnen worden naar gelang van bijzondere comfortvoorzieningen of ongemakken. § 3. Het indicatieve huurprijzenrooster wordt jaarlijks aangepast aan de ontwikkeling van de huurmarkt op grond van een representatief monster van woningen verhuurd op het geheel van Wallonië.
Van het monster uitgesloten worden: - de woningen van openbaar nut; - de atypische of zogenaamde ongewone woningen ten opzichte van het residentiële immobiliënpark; - de woningen die over een medehuurovereenkomst krachtens hoofdstuk 4 van dit decreet beschikken; - de woningen die over een studentenhuurovereenkomst krachtens hoofdstuk 5 van dit decreet beschikken; - de woningen waarvan de werkelijke betrekkingsduur in de door de huurders verhuurde plaatsen hoger is dan 9 jaar.
Ten opzichte van de gebruiken en goede praktijken die inzake statistieken van toepassing zijn, bekrachtigt de Regering de methodologische voorschriften betreffende de doelstellingen van de inzameling van de gegevens, de wijze van inzameling, controle en bewerking van de gegevens. § 4. De Regering stelt het indicatieve huurprijzenrooster te beschikking van het publiek. Zij bepaalt er de bekendmakingregels van, zoals de pedagogische uitleggen over het gebruik ervan, het toepassingsgebied ervan, de informatie over de berekening van eventuele verhogingen of verminderingen van de huurprijs. HOOFDSTUK VIII. - Wijzigingsbepaling
Art. 90.§ 1. In artikel 1344ter, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek worden de woorden "in afdeling II" vervangen door de woorden "in Hoofdstuk 3 van het decreet betreffende de woninghuurovereenkomst". § 2. In de artikelen 1, 38°, 85 en 94 van het Waalse Wetboek van Huisvesting en Duurzaam Wonen worden de woorden "Burgerlijk Wetboek" telkens vervangen door de woorden "Decreet betreffende de woninghuurovereenkomst". HOOFDSTUK IX. - Overgangsbepaling
Art. 91.Met uitzondering van de artikelen 3, 17, § 2, 55, § 6, en de hoofdstukken IV en V die alleen van toepassing zijn op de huurovereenkomsten die afgesloten of hernieuwd worden te rekenen van de datum inwerkingtreding van dit decreet, zijn de bepalingen van het decreet van toepassing op de contracten gesloten vóór de datum van inwerkingtreding ervan. HOOFDSTUK X. - Opheffingsbepaling
Art. 92.§ 1. Afdeling I van Hoofdstuk II van Titel VIII, van Boek III van het Burgerlijk Wetboek wordt opgeheven wat betreft de woninghuurovereenkomst. § 2. Afdeling II van Hoofdstuk II van Titel VIII, van het Burgerlijk Wetboek, ingediend bij de wet van 20 februari 1991, wordt opgeheven. § 3. In het opschrift van Hoofdstuk VII van Titel II van het Waalse Wetboek van Huisvesting en Duurzaam Wonen worden de woorden "Glijdende huurovereenkomst en solidair wonen" vervangen door de woorden "Solidair wonen".
Artikel 85septies wordt opgeheven. HOOFDSTUK XI. - Machtiging van de Regering met het oog op een codificatie
Art. 93.De Regering kan de bepalingen van het Waalse Wetboek van Huisvesting en Duurzaam Wonen van 29 oktober 1998 en de bepalingen van dit decreet, codificeren met inachtneming van de wijzigingen die daarin uitdrukkelijk of stilzwijgend zijn aangebracht tot aan het tijdstip van de codificatie.
Daartoe kan de Regering : 1° de volgorde en de nummering van de te codificeren bepalingen veranderen en in het algemeen de teksten naar de vorm wijzigen;2° de verwijzingen die voorkomen in de te codificeren bepalingen, met de nieuwe nummering overeenbrengen;3° zonder afbreuk te doen aan de beginselen die in de te codificeren bepalingen vervat zijn, de redactie ervan wijzigen om ze onderling te doen overeenstemmen en eenheid in de terminologie te brengen. De codificatie zal het volgende opschrift dragen : "Waalse Huisvestingscode".
Ze zal op de datum van de bekrachtiging ervan bij decreet in werking treden. HOOFDSTUK XII. - Slotbepaling
Art. 94.Dit decreet treedt in werking op 1 september 2018.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Namen, 15 maart 2018.
De Minister-President, W. BORSUS De Minister van Sociale Actie, Gezondheid, Gelijke Kansen, Ambtenarenzaken en Administratieve Vereenvoudiging, A. GREOLI De Minister van Economie, Industrie, Onderzoek, Innovatie, Digitale Technologieën, Tewerkstelling en Vorming, P.-Y. JEHOLET De Minister van Leefmilieu, Ecologische Overgang, Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken, Mobiliteit, Vervoer, Dierenwelzijn en Industriezones, C. DI ANTONIO De Minister van Begroting, Financiën, Energie, Klimaat en Luchthavens, J.-L. CRUCKE De Minister van Landbouw, Natuur, Bossen, Landelijke Aangelegenheden, Toerisme, Erfgoed en afgevaardigd bij de Grote Regio, R. COLLIN De Minister van de Plaatselijke Besturen, Stedenbeleid, Huisvesting en Sportinfrastructuren, V. DE BUE _______ Nota (1) Zitting 2017-2018. Stukken van het Waalse Parlement, 985 (2006-2007), nrs 1 tot 20.
Volledig verslag, openbare vergadering van 14 maart 2018 Bespreking.
Stemming.