gepubliceerd op 06 september 2017
Besluit van de Vlaamse Regering houdende de procedureregels voor de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen
14 JULI 2017. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de procedureregels voor de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen
DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 2 juni 2006 tot omvorming van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden tot een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, en tot wijziging van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, artikel 6, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 15 juli 2016, en artikel 8;
Gelet op het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof, artikel 57;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 31 mei 2017;
Gelet op advies 61.652/3 van de Raad van State, gegeven op 10 juli 2017, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° aanvrager: een rechtspersoon die een erkend ziekenhuis exploiteert en die voor dat ziekenhuis een aanvraag van een strategisch forfait indient;2° agentschap Zorg en Gezondheid: het agentschap, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap "Zorg en Gezondheid";3° algemeen ziekenhuis: een ziekenhuis dat geen psychiatrisch, universitair of categoraal ziekenhuis is;4° bed of plaats: een bed of plaats in een algemeen of universitair ziekenhuis, inclusief geïsoleerde gespecialiseerde diensten voor behandeling en revalidatie (kenletter Sp) en geïsoleerde geriatriediensten (kenletter G), een plaats in dagopname of een bed of plaats in een psychiatrisch ziekenhuis;5° besluit van 14 juli 2017: het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 betreffende de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen;6° categoraal ziekenhuis: een ziekenhuis dat uitsluitend beschikt over gespecialiseerde diensten voor behandeling en revalidatie (kenletter Sp), al of niet samen met diensten voor gewone ziekenhuisopname (kenletter H), diensten Neuropsychiatrie voor behandeling van volwassen patiënten (kenletter T) of diensten Geriatrie (kenletter G);7° coördinatiecommissie: de commissie, vermeld in artikel 12 van dit besluit;8° eenheid: een operatiezaal met inbegrip van het lokaal voor sterilisatie en de ontwaakzaal, een bed voor intensieve verzorging binnen de functie intensieve zorgen, het verloskwartier, de functie van lokale neonatale zorg (N*-functie), een bed in een dienst voor intensieve neonatologie (NIC-dienst), een bunker in een dienst Radiotherapie of een post van een centrum voor de behandeling van chronische nierinsufficiëntie;9° Fonds: het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, opgericht bij het decreet van 2 juni 2006 tot omvorming van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden tot een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, en tot wijziging van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden;10° herconditionering: de werken om een gebouw volledig of gedeeltelijk te strippen, of een wijziging van diensten die gepaard gaat met een herallocatie van diensten of functies met een noodzakelijke grondige aanpassing van de infrastructuur;11° instandhoudingsforfait: de investeringssubsidie, vermeld in hoofdstuk 3 van het besluit van 14 juli 2017;12° investeringssubsidies: strategische forfaits en instandhoudingsforfaits;13° masterplan: globale en beschrijvende schets met kostenraming van het geplande project of de geplande projecten, met vermelding van de doelgroep, de capaciteit, de uitvoeringstermijnen en toekomstige ontwikkelingen, met daarbij een financieel plan in verhouding tot de verwachte exploitatie;14° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid;15° project: het voorwerp van de geplande investering, omschreven in het masterplan, waarvoor een strategisch forfait wordt gevraagd;16° projectdelen: de onderdelen van een project die op verschillende tijdstippen in gebruik zullen worden genomen;17° psychiatrisch ziekenhuis: een ziekenhuis als vermeld in artikel 3 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;18° strategisch forfait: de investeringssubsidie, vermeld in hoofdstuk 2 van het besluit van 14 juli 2017;19° universitair ziekenhuis: een ziekenhuis als vermeld in artikel 4 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;20° ziekenhuis: een instelling als vermeld in artikel 2 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen.
Art. 2.Ter uitvoering van artikel 6, tweede lid, van het decreet van 2 juni 2006 tot omvorming van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden tot een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, en tot wijziging van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden kan door het Fonds, binnen de beschikbare begrotingskredieten, een strategisch forfait en een instandhoudingsforfait toegekend worden voor erkende ziekenhuizen conform de regels, vermeld in dit besluit en in het besluit van 14 juli 2017. HOOFDSTUK 2. - Proceduregels voor het strategisch forfait Afdeling 1. - Algemene voorwaarden
Art. 3.De aanvrager komt alleen in aanmerking voor een strategisch forfait als hij beschikt over een genotsrecht op het project waarvoor hij een aanvraag van een strategisch forfait indient, voor een periode die voor onroerende goederen in elk geval minstens vijfentwintig jaar bedraagt en die voor roerende goederen in elk geval minstens vijf jaar bedraagt. Als de aanvrager en de eigenaar of de houder van de zakelijke rechten op de grond waarop een project wordt uitgevoerd, twee verschillende personen zijn, mag er tussen hen geen ongeoorloofde verwantschap bestaan als vermeld in artikel 4.
De aanvrager toont bovendien op het ogenblik van de aanvraag van een akkoord voor een strategisch forfait aan dat hij financieel in staat is de investering te dragen tijdens de bouwperiode zonder de continuïteit van de zorgverlening in gevaar te brengen.
Art. 4.§ 1. De aanvrager en de eigenaar van de grond waarop een project wordt uitgevoerd of de aanvrager en de houder van de zakelijke rechten op de grond waarop een project wordt uitgevoerd, worden geacht een ongeoorloofde verwantschapsband te hebben als de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond een natuurlijke persoon is of een handelsvennootschap met rechtspersoonlijkheid als vermeld in artikel 2, § 2, van het Wetboek van Vennootschappen, en als de ene rechtstreeks of onrechtstreeks de bevoegdheid in rechte of in feite heeft om bij de andere een beslissende invloed uit te oefenen op de aanstelling van de meerderheid van de leden van het bestuursorgaan of op de oriëntatie van het beleid. § 2. De ongeoorloofde verwantschapsband is in rechte en wordt onweerlegbaar vermoed als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan: 1° de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond is in het bezit van de meerderheid van de stemrechten die verbonden zijn aan het totaal van de deelnamerechten van de aanvrager;2° de aanvrager is in het bezit van de meerderheid van de stemrechten die verbonden zijn aan het totaal van de effecten van de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond;3° de meerderheid van de bestuurders van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond, of de aandeelhouders van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond bezitten, op persoonlijke titel, alleen of samen, de meerderheid van de stemrechten die verbonden zijn aan de deelnamerechten van de aanvrager;4° de meerderheid van de bestuurders of de leden van de aanvrager bezitten, op persoonlijke titel, alleen of samen, de meerderheid van de stemrechten die verbonden zijn aan de effecten van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond;5° de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond of de meerderheid van zijn bestuurders of aandeelhouders of zijn economische rechthebbenden hebben het recht om de meerderheid van de bestuurders van de aanvrager te benoemen of te ontslaan;6° de aanvrager of de meerderheid van zijn bestuurders of leden of zijn economische rechthebbenden hebben het recht om de meerderheid van de bestuurders van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond te benoemen of te ontslaan;7° de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond of de meerderheid van zijn bestuurders of aandeelhouders of zijn economische rechthebbenden beschikken krachtens de statuten van de aanvrager of krachtens een gesloten overeenkomst over de bevoegdheid om een beslissende invloed uit te oefenen op de aanstelling van de meerderheid van het bestuursorgaan of op de oriëntatie van het beleid;8° de aanvrager of de meerderheid van zijn bestuurders of leden of zijn economische rechthebbenden beschikken krachtens de statuten van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond of krachtens een gesloten overeenkomst over de bevoegdheid om een beslissende invloed uit te oefenen op de aanstelling van de meerderheid van het bestuursorgaan of op de oriëntatie van het beleid;9° de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond, zijn bestuurders of aandeelhouders hebben op de voorlaatste en laatste algemene vergadering van de aanvrager stemrechten uitgeoefend die de meerderheid vertegenwoordigen van de stemrechten die verbonden zijn aan de aandelen die op die algemene vergaderingen vertegenwoordigd zijn;10° de aanvrager, zijn bestuurders of aandeelhouders hebben op de voorlaatste en laatste algemene vergadering van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond stemrechten uitgeoefend die de meerderheid vertegenwoordigen van de stemrechten die verbonden zijn aan de aandelen die op die algemene vergaderingen vertegenwoordigd zijn;11° de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond en de aanvrager staan onder een centrale leiding.Ze worden vermoed onder een centrale leiding te staan als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan: a) de centrale leiding vloeit voort uit de statuten van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond enerzijds, en de aanvrager anderzijds, of uit een overeenkomst tussen alle betrokken entiteiten;b) de bestuursorganen van respectievelijk de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond en de aanvrager, alsook de entiteit die de centrale leiding voert, bestaan voor het merendeel uit dezelfde personen;c) de meerderheid van de aandelen of lidmaatschapsrechten van respectievelijk de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond en de aanvrager, alsook de entiteit die de centrale leiding voert, worden gehouden door dezelfde personen;12° de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond oefent rechtstreeks of onrechtstreeks een invloed van betekenis uit op de oriëntatie van het beleid van de aanvrager door een participatie van minstens 10% te nemen in het lidmaatschap van de aanvrager;13° de aanvrager oefent rechtstreeks of onrechtstreeks een invloed van betekenis uit op de oriëntatie van het beleid van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond door een participatie van minstens 10% te nemen in het kapitaal van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond;14° de bestuurders of de aandeelhouders van de aanvrager enerzijds, en de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond of zijn bestuurders of de aandeelhouders anderzijds, zijn bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad of zijn echtgenoten. Voor de toepassing van de voormelde voorwaarde worden personen die een wettelijk samenlevingscontract hebben gesloten, met echtgenoten gelijkgesteld. De onverenigbaarheid wordt geacht op te houden door het overlijden van de persoon door wie ze tot stand is gekomen, door echtscheiding of door het ophouden van het wettelijk samenlevingscontract. § 3. Voor de beoordeling van de voorwaarden, vermeld in paragraaf 2, is het niet belangrijk dat: 1° de bestuurders of aandeelhouders van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond enerzijds, of de bestuurders of leden van de aanvrager anderzijds, alleen of samen handelen.Tenzij anders wordt bewezen, worden personen die op hetzelfde ogenblik bestuurder of aandeelhouder zijn van de eigenaar van de grond, of van de houder van de zakelijke rechten op de grond en bestuurder of lid van de aanvrager, geacht samen te handelen; 2° de verwantschapsband op rechtstreekse of onrechtstreekse wijze, met tussenplaatsing van andere entiteiten of tussenpersonen, tot stand komt;3° stemrechten worden geschorst of onderworpen zijn aan stemkrachtbeperking. § 4. De ongeoorloofde verwantschapsband kan in feite worden vermoed door het Fonds op basis van andere elementen dan de elementen, vermeld in paragraaf 2. Dat vermoeden is weerlegbaar door de aanvrager. § 5. Het Fonds heeft de mogelijkheid om, in elke fase van de procedure, aan de aanvrager aanvullende gegevens te vragen over de verwantschapsband tussen de aanvrager en de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond. § 6. Het Fonds heeft de mogelijkheid om, in elke fase van de procedure, aan de aanvrager aanvullende gegevens te vragen over de rechtsgeldigheid van zijn rechtsband met de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond, en over de marktconformiteit van de vergoedingen die gebaseerd zijn op die rechtsband. Afdeling 2. - Bouwfysische, technische en kwalitatieve normen voor de
investeringen
Art. 5.Om voor een strategisch forfait in aanmerking te komen, moet de investering plaatsvinden of plaatsgevonden hebben conform al de volgende normen: 1° de algemene bouwfysische, technische en kwalitatieve normen;2° de specifieke bouwfysische, technische en kwalitatieve normen, vermeld in artikel 58, 66 en 67 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;3° de narmen, vermeld in het ministerieel besluit van 18 december 2009 tot bepaling van de VIPA criteria duurzaamheid.
Art. 6.Om voor een strategisch forfait in aanmerking te komen, moet de integrale toegankelijkheid worden gegarandeerd door bij het ontwerp en de uitvoering van de investering rekening te houden met het advies dat over die toegankelijkheid wordt verstrekt door Toegankelijk Vlaanderen.
In het eerste lid wordt verstaan onder Toegankelijk Vlaanderen: het agentschap, opgericht bij het decreet van 28 maart 2014 houdende machtiging tot oprichting van het privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Toegankelijk Vlaanderen in de vorm van een private stichting. Afdeling 3. - Aanvraag van een strategisch forfait
Art. 7.Om in aanmerking te komen voor een strategisch forfait voor een project, moet de aanvrager beschikken over een door de minister goedgekeurd masterplan en over een akkoord strategisch forfait voor het project van de minister.
De procedure voor de goedkeuring van een masterplan en om een akkoord strategisch forfait te verkrijgen, verloopt conform artikel 8 tot en met 14 van dit besluit. Die artikelen zijn niet van toepassing op aanvragen van een strategisch forfait voor investeringen als vermeld in artikel 14 en 15 van het besluit van 14 juli 2017.
Art. 8.Een aanvraag tot goedkeuring van een masterplan en van een akkoord strategisch forfait voor een project wordt gericht aan het Fonds. De aanvraag bevat al de volgende gegevens en documenten: 1° de ondertekende notulen van de vergadering van de bevoegde organen van de aanvrager met de beslissing om het masterplan en het betreffende project goed te keuren en de aanvraag tot goedkeuring ervan in te dienen;2° stukken waaruit blijkt dat het masterplan waarvoor goedkeuring wordt gevraagd en het project waarvoor een akkoord strategisch forfait wordt gevraagd, passen in de zorgstrategische planning, vermeld in artikel 5 van het besluit van 14 juli 2017, of binnen de voorwaarden, vermeld in artikel 13 van het besluit van 14 juli 2017;3° het masterplan en een beschrijving van het betreffende project met inbegrip van de bouwtechnische en financiële aspecten ervan;4° de gegevens waaruit blijkt dat de aanvrager beschikt over de nodige financiële middelen die vereist zijn voor de volledige autofinanciering van het project als het een project met volledige autofinanciering zonder voorafgaand akkoord strategisch forfait betreft;5° een verklaring op erewoord over het project waarvoor een akkoord strategisch forfait wordt gevraagd, voor de toepassing van artikel 23 van dit besluit;6° de vermelding van het ondernemingsnummer uit de Kruispuntbank van Ondernemingen of de nodige bescheiden, statuten of documenten, waaruit blijkt dat de aanvrager een van de volgende besturen, verenigingen of instellingen is: a) een lokaal of provinciaal bestuur;b) een vereniging zonder winstoogmerk of een stichting van openbaar nut als vermeld in de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen, of een andere rechtspersoon die geen materiële winst nastreeft;c) een instelling, beheerst door: 1) de wet van 12 augustus 1911 waarbij de rechtspersoonlijkheid verleend wordt aan de universiteiten van Brussel en Leuven;2) het decreet van 22 december 1995 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de Universiteit Antwerpen en het decreet van 4 april 2003 houdende bepalingen tot de oprichting van een Universiteit Antwerpen en tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de Universiteit Antwerpen;3) het bijzonder decreet van 3 februari 2017 tot wijziging van diverse bepalingen van het bijzonder decreet van 26 juni 1991 betreffende de Universiteit Gent en het Universitair Centrum Antwerpen en het decreet van 3 februari 2017 betreffende de re-integratie van het Universitair Ziekenhuis Gent in de Universiteit Gent.
Art. 9.De stukken, vermeld in artikel 8, 3°, van dit besluit, bevatten minstens de volgende onderdelen: 1° een ingevuld identificatieformulier waarvan het model wordt vastgesteld en ter beschikking wordt gesteld door het Fonds.Dat identificatieformulier bevat de volgende rubrieken: a) de identificatiegegevens van de aanvrager;b) de identificatiegegevens van de voorziening;c) de identificatiegegevens van de contactpersoon voor het dossier;d) een korte beschrijving van het project;e) de locatie van het project: het adres en de kadastrale gegevens;f) het juridische statuut van de gebouwen of de grond waarop het project gerealiseerd zal worden;g) de aard van de werkzaamheden;h) de capaciteiten van het project;i) als dat van toepassing is, de bevestiging van het engagement tot integratie van kunst, vermeld in het decreet van 23 december 1986 houdende integratie van kunstwerken in gebouwen van openbare diensten en daarmee gelijkgestelde diensten en van door de overheid gesubsidieerde inrichtingen, verenigingen en instellingen die tot de Vlaamse Gemeenschap behoren;j) een akkoord met het initiële programma van eisen en het engagement ten aanzien van duurzaam bouwen;k) de identificatiegegevens van de coördinator die verantwoordelijk is voor het behalen van de objectief evalueerbare prestatie-eisen op het vlak van comfort en het gebruik van energie, water en materialen;l) de verwijzing naar een document waaruit blijkt dat het masterplan uitgevoerd kan worden binnen de programmatie betreffende de ziekenhuizen en binnen de beschikbare begrotingskredieten;2° de ondertekende notulen van de vergadering van de bevoegde organen van de aanvrager met de beslissing om het masterplan goed te keuren en in te dienen;3° een bewijs dat de aanvrager over een genotsrecht beschikt als vermeld in artikel 3, eerste lid, van dit besluit, en een bewijs dat de aanvrager financieel in staat is de investering te dragen tijdens de bouwperiode als vermeld in artikel 3, tweede lid, van dit besluit;4° een evaluatie van de bestaande infrastructuur van de aanvrager, met duiding van de voorgeschiedenis, het bouwkundige concept, de eventuele erfgoedwaarde, de functionaliteit, de leefbaarheid en de energie-efficiëntie;5° een conceptnota van het masterplan, die bestaat uit: a) een beschrijving van de totaliteit van de geplande investeringen voor de komende tien jaar, met daarbij: 1) de visie op de zorginfrastructuur met omschrijving van de doelgroepen en capaciteiten;2) eventueel een opdeling in projecten en fasen, de uitvoeringstermijnen en de geraamde investeringsbedragen;b) op het niveau van de site of de sites: globale schetsen waarop al de volgende elementen aangeduid zijn: 1) de aanleg van terreinen, gebouwen en parkeerterreinen, en de zoneringsplannen ervan;2) de ligging van de verschillende diensten van het ziekenhuis, en de onderlinge samenhang tussen de diensten;3) een analyse van de bewoners-, bezoekers-, personeels- en goederenstromen;6° een verslag van het voortraject dat de aanvrager doorlopen heeft: a) een overzicht van het gevolg dat is gegeven aan de opmerkingen uit de voorafgaande besprekingen met het Fonds en met het agentschap Zorg en Gezondheid;b) een verslag van de besprekingen over het masterplan en het project met de interne belanghebbenden van de aanvrager, zoals personeel en patiënten;7° een conceptnota met het functionele en architecturale concept van het project: een beschrijving van het architecturale en functionele concept, onder meer een beschrijving van de toegang en circulatie, de functionele opdeling in publieke en private delen, de flexibiliteit van het concept, de mogelijke uitbreidingsmogelijkheden en de fasering van de werkzaamheden;8° de plannen van het project: a) een vestigingsplan op schaal 1/500;b) grondplannen op schaal 1/100.Bij een herconditionering wordt een plan toegevoegd met aanduiding van de werkzaamheden van de herconditionering ten opzichte van de bestaande situatie; c) gevels en sneden;d) een detailplan van elke typekamer;9° het initiële programma van eisen op het vlak van comfort en gebruik van energie, water en materialen, en de conceptnota met de bouwfysische en bouwtechnische opvattingen;10° de documenten ter staving van duurzaam bouwen, vermeld in artikel 5 en 7, eerste en tweede lid, van het ministerieel besluit van 18 december 2009 tot bepaling van de VIPA criteria duurzaamheid;11° een advies van de bevoegde brandweerdienst of een verslag van de bespreking met de bevoegde brandweerdienst, dat de aanvrager heeft ondertekend en dat ter kennisgeving is bezorgd aan de bevoegde brandweerdienst;12° een ingevuld evaluatieformulier, waarvan het Fonds het model vaststelt en ter beschikking stelt.Dat formulier bevat al de volgende rubrieken: a) de kostenraming van het project, per kostensoort, per bed, plaats of eenheid, en ten minste opgedeeld in de volgende vier onderdelen: ruwbouw, technische uitrusting, afwerking, losse uitrusting en meubilering, waarbij de raming altijd exclusief btw en algemene onkosten is;b) de geraamde bouwkosten per m², per kostensoort en per bed, plaats of eenheid;c) de bruto- en netto-oppervlakteoverzichten.De bruto-oppervlakteberekening betreft een overzicht van de bestaande en toekomstige functionele oppervlakte van de aanvrager. Het overzicht van de netto-oppervlakten betreft een lijst van de netto-oppervlakten van de functionele ruimten van het project; 13° een financieel plan voor de bedoelde investeringen, gedetailleerd voor het project, met een bijgevoegde balans, exploitatierekening en winst-en-verliesrekening;14° voor de controle van de verwantschapsband, vermeld in artikel 3, eerste lid, en artikel 4 van dit besluit, als de aanvrager niet de eigenaar is van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond waarop het project is gepland, en met behoud van de toepassing van de mogelijkheid van het Fonds om aanvullende gegevens op te vragen conform artikel 4, § 5 en § 6, van dit besluit: a) de laatst goedgekeurde jaarrekening van de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond, als die niet neergelegd hoeft te worden bij de Nationale Bank van België;b) de laatst goedgekeurde jaarrekening van de bestuurders met rechtspersoonlijkheid in de raad van bestuur van de aanvrager, als die niet neergelegd hoeft te worden bij de Nationale Bank van België;c) de laatst goedgekeurde jaarrekening van de bestuurders met rechtspersoonlijkheid in de raad van bestuur van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond, als die niet neergelegd hoeft te worden bij de Nationale Bank van België;d) een verklaring waarvan het origineel ondertekend is door de voltallige raad van bestuur van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond enerzijds, en de aanvrager anderzijds, dat er geen ongeoorloofde verwantschapsband bestaat tussen de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond en de aanvrager, vermeld in artikel 3, eerste lid, en artikel 4 van dit besluit. De stukken en de gegevens, vermeld in het eerste lid, 4° tot en met 6°, vormen het masterplan.
De stukken en de gegevens, vermeld in het eerste lid, 7° tot en met 14°, vormen het projectplan.
In het eerste lid, 1°, j), en 9°, wordt verstaan onder een programma van eisen: een basisdocument waarin de projectgebonden doelstellingen en prestatie-eisen op het vlak van comfort en gebruik van energie, water en materialen worden bepaald. Per type van lokaal worden de objectief evalueerbare comfortgrenswaarden en specifieke technische eisen vermeld. De minister bepaalt de minimumeisen en de voorwaarden op het vlak van comfort en gebruik van energie, water en materialen.
Art. 10.In afwijking van artikel 8 en 9 kan de aanvrager in de procedure voor de goedkeuring van een masterplan en om een akkoord strategisch forfait voor een project te verkrijgen, het masterplan ter goedkeuring voorleggen aan het Fonds in twee stappen. Eerst dient hij een aanvraag van een voorlopig akkoord strategisch forfait in. Nadat de aanvrager het voorlopige akkoord strategisch forfait heeft verkregen, kan hij het akkoord strategisch forfait aanvragen.
De aanvraag van een voorlopig akkoord strategisch forfait, vermeld in het eerste lid, bevat al de volgende gegevens en documenten: 1° de gegevens en de documenten, vermeld in artikel 8 en 9, eerste lid, met uitzondering van punt 8° en punt 10° tot en met 12° ;2° de volgende stukken: a) een raming van de kosten van het project;b) een inschatting van de oppervlakte van het project. De aanvraag van een akkoord strategisch forfait, vermeld in het eerste lid, bevat al de gegevens en de documenten, vermeld in artikel 8 en 9.
De gegevens en de documenten, vermeld in artikel 8 en 9, die al bezorgd zijn aan het Fonds bij de aanvraag van een voorlopig akkoord strategisch forfait, hoeven alleen nog aan het Fonds bezorgd te worden als ze wijzigingen hebben ondergaan sinds de goedkeuring van het voorlopige akkoord strategisch forfait. Afdeling 4. - Onderzoek van de aanvraag, beslissing en betaling
Art. 11.§ 1. Het Fonds onderzoekt of de aanvraag, vermeld in artikel 8 of 10, voldoet aan de toepasselijke bepalingen, vermeld in artikel 8 tot en met 10.
Het Fonds stuurt binnen veertien dagen na de ontvangst van de aanvraag een ontvangstbewijs naar de aanvrager, met de vermelding of de aanvraag al dan niet ontvankelijk is en, in voorkomend geval, met de vermelding van de datum van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.
Een aanvraag is ontvankelijk als ze voldoet aan de formele vereisten, vermeld in het eerste lid. § 2. Het Fonds vraagt binnen veertien dagen na de datum van de ontvangst van de ontvankelijke aanvraag advies aan: 1° het agentschap Zorg en Gezondheid over de inhoudelijke aspecten, onder meer over: a) de erkenningsnormen;b) de kwaliteitsvereisten;c) de programmatie;d) de aanvrager;e) de prioriteiten tussen de aanvragen van de verschillende aanvragers;f) de conformiteit met de zorgstrategische planning, vermeld in artikel 5 van het besluit van 14 juli 2017, of met de voorwaarden, vermeld in artikel 13 van het besluit van 14 juli 2017;2° een of meer personeelsleden die ter beschikking staan van het Fonds: a) over de financiële aspecten, onder meer over de begrotingsweerslag op het activiteitenprogramma bij de exploitatie van het project, waarbij ook gevraagd wordt een raming op te maken van de eventuele financiële weerslag van het project op de opeenvolgende begrotingsjaren;b) over het beantwoorden aan de bouwtechnische en bouwfysische normen, over de technische aspecten en over de kostprijsraming;c) over de controle van de verwantschapsband, vermeld in artikel 3, eerste lid, en artikel 4 van dit besluit;d) over het beantwoorden aan de voorwaarden, vermeld in artikel 13 van het besluit van 14 juli 2017. § 3. Het agentschap en de personeelsleden, vermeld in paragraaf 2, kunnen aanvullende inlichtingen vragen aan de aanvrager. Ze bezorgen hun advies aan het Fonds binnen zestig dagen na de ontvangst van de adviesvraag.
Art. 12.Het Fonds roept minstens tweemaandelijks een coördinatiecommissie samen. Die coördinatiecommissie is samengesteld uit de vertegenwoordigers van het Fonds en van het agentschap Zorg en Gezondheid. De Inspectie van Financiën wordt op elke vergadering van de coördinatiecommissie uitgenodigd. De adviezen die zijn uitgebracht conform artikel 11, § 2 en § 3, worden op de agenda van de eerstvolgende vergadering van de coördinatiecommissie geplaatst.
De coördinatiecommissie heeft tot taak in overleg een advies op te maken over de goedkeuring van het masterplan en over het verlenen van een akkoord strategisch forfait of een voorlopig akkoord strategisch forfait, en dat advies aan de minister te bezorgen.
Bij gebrek aan een eensgezind standpunt wordt in het advies melding gemaakt van de verschillende standpunten.
Art. 13.§ 1. Bij gunstig advies van de coördinatiecommissie legt het Fonds, binnen dertig dagen na het advies, een ontwerp van een brief ter ondertekening voor aan de minister, waarbij het masterplan wordt goedgekeurd en het akkoord strategisch forfait of het voorlopige akkoord strategisch forfait voor het project in kwestie wordt verleend.
De minister beslist over de goedkeuring van het masterplan en over het verlenen van het akkoord strategisch forfait of het voorlopige akkoord strategisch forfait. § 2. Bij ongunstig advies van de coördinatiecommissie legt het Fonds, binnen dertig dagen na het advies, een ontwerp van een brief voor aan de minister, waarin omstandig de redenen zijn opgenomen waarom het masterplan niet kan worden goedgekeurd of waarom geen akkoord strategisch forfait of geen voorlopig akkoord strategisch forfait voor het project in kwestie kan worden verleend.
De minister beslist over de goedkeuring van het masterplan en over het verlenen van het akkoord strategisch forfait of het voorlopige akkoord strategisch forfait. § 3. Als de coördinatiecommissie geen eensgezind standpunt heeft ingenomen als vermeld in artikel 12, derde lid, wordt het advies binnen dertig dagen bezorgd aan de minister die beslist over de goedkeuring van het masterplan en over het verlenen van het akkoord strategisch forfait of het voorlopige akkoord strategisch forfait voor het project in kwestie. § 4. De aanvrager wordt op de hoogte gebracht van de beslissing van de minister. § 5. De goedkeuring van het masterplan is geen verbintenis om een akkoord strategisch forfait te verlenen voor alle projecten die in het masterplan zijn opgenomen. § 6. Een voorlopig akkoord strategisch forfait houdt de goedkeuring in van het masterplan en van het betreffende project.
Het akkoord strategisch forfait wordt uiterlijk gevraagd op 31 december van het tweede jaar dat volgt op het jaar waarin het voorlopige akkoord strategisch forfait is verkregen. Zo niet vervalt het voorlopige akkoord strategisch forfait.
Een akkoord strategisch forfait houdt in dat het project van de aanvrager in principe in aanmerking komt voor een strategisch forfait.
Het vermeldt onder meer het masterplan en het project waarop het betrekking heeft, de eventuele opmerkingen en de datum vanaf wanneer het geldig is. § 7. Als de aanvrager voor een bepaald project of, als het project uit verschillende projectdelen bestaat, voor een bepaald projectdeel al werkzaamheden aangevat heeft of een bestelling geplaatst heeft zonder te beschikken over een akkoord strategisch forfait voor het project, komt hij niet meer in aanmerking voor een strategisch forfait voor het betreffende project of projectdeel. § 8. De aanvrager geeft voor het project het bevel tot aanvang van de werken of plaatst de bestelling binnen twee jaar na de datum van het akkoord strategisch forfait. Zo niet vervalt het akkoord strategisch forfait. De geldigheidstermijn van het akkoord strategisch forfait kan, op gemotiveerd verzoek van de aanvrager, door de minister wel worden verlengd in geval van overmacht. Nadat de aanvrager het bevel gegeven heeft tot aanvang van de werken of de bestelling geplaatst heeft, bezorgt de aanvrager onmiddellijk een kopie van het bevel en van de stedenbouwkundige vergunning of van de bestelling aan het Fonds en deelt hij aan het Fonds de vermoedelijke datum van ingebruikname mee van de infrastructuur waarvoor de werken of de bestelling plaatsvinden. Het bevel tot aanvang van de werken wordt gegeven en de bestelling wordt geplaatst conform de principes van de wetgeving betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten. § 9. Als het strategisch forfait betrekking heeft op een project dat bestaat uit verschillende projectdelen, kan de minister op voorhand en per projectdeel het overeenkomstige deel van het strategisch forfait bepalen dat per projectdeel wordt vrijgegeven.
Art. 14.Uiterlijk negentig dagen vóór de aanvang van de werkzaamheden die betrekking hebben op het project of op een projectdeel, kan de aanvrager bij het Fonds een wijziging aanvragen van het akkoord strategisch forfait. Die aanvraag tot wijziging wordt omstandig gemotiveerd en bevat de stukken die gewijzigd zijn ten opzichte van de aanvraag van het oorspronkelijke akkoord strategisch forfait.
Het Fonds stuurt, binnen zeven dagen na de ontvangst van de aanvraag, een ontvangstbewijs naar de aanvrager, met de vermelding of de aanvraag al dan niet ontvankelijk is, en, in voorkomend geval, met de vermelding van de datum van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.
Een aanvraag is ontvankelijk als ze voldoet aan de formele vereisten, vermeld in het eerste lid.
Artikel 11, § 2 en § 3, artikel 12 en 13, § 1 tot en met § 3, zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat: 1° het Fonds de adviezen, vermeld in artikel 11, § 2, aanvraagt binnen zeven dagen na de datum van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag;2° de adviezen, vermeld in punt 1°, aan het Fonds worden bezorgd binnen vijftien dagen na de ontvangst van de adviesvraag;3° de coördinatiecommissie haar advies aan het Fonds en aan de minister bezorgt binnen dertig dagen na de ontvangst van de adviesvraag;4° na advies van de coördinatiecommissie de minister over de aanvraag tot wijziging van het akkoord strategisch forfait beslist binnen zestig dagen na de datum van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag. De aanvrager wordt op de hoogte gebracht van het akkoord van de minister met de aanvraag, of van de negatieve beslissing van de minister.
Als, in het kader van de procedure tot wijziging van het akkoord strategisch forfait, de aanvrager voor een bepaald projectdeel al werkzaamheden aangevat heeft of een bestelling geplaatst heeft zonder te beschikken over het akkoord van de minister met de aanvraag tot wijziging van het akkoord strategisch forfait voor het projectdeel, komt de aanvrager niet meer in aanmerking voor een strategisch forfait voor het betreffende projectdeel.
Ook in geval van een gewijzigd akkoord strategisch forfait geeft de aanvrager het bevel tot aanvang van de werken of plaatst hij de bestelling voor het project binnen twee jaar na de datum van het oorspronkelijke definitieve akkoord strategisch forfait. Zo niet vervalt het gewijzigde akkoord strategisch forfait. De geldigheidstermijn van het akkoord strategisch forfait kan, op gemotiveerd verzoek van de aanvrager, door de minister wel worden verlengd in geval van overmacht. Nadat de aanvrager het bevel gegeven heeft tot aanvang van de werken of de bestelling geplaatst heeft, bezorgt de aanvrager onmiddellijk een kopie van het bevel of van de bestelling aan het Fonds. Het bevel tot aanvang van de werken wordt gegeven en de bestelling wordt geplaatst conform de principes van de wetgeving betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten.
Art. 15.De aanvrager die in het bezit is van het akkoord strategisch forfait of, in voorkomend geval, van het akkoord van de minister met de wijziging van het akkoord strategisch forfait, kan een aanvraag tot opstartbeslissing van het strategisch forfait bij het Fonds indienen.
Die aanvraag kan op zijn vroegst ingediend worden op 1 januari van het jaar dat voorafgaat aan het jaar van ingebruikname van de infrastructuur en uiterlijk op 31 december van het jaar dat voorafgaat aan het jaar van ingebruikname.
De aanvraag, vermeld in het eerste lid, bevat de ondertekende notulen van de vergadering van de bevoegde organen van de aanvrager met de beslissing om een strategisch forfait aan te vragen en met de geplande datum van ingebruikname.
Conform artikel 7, derde lid, van het besluit van 14 juli 2017 kan het strategisch forfait pas toegekend worden vanaf de datum van de ingebruikname van de infrastructuur. Nadat de aanvrager de exploitatie van de betreffende infrastructuur heeft opgestart, deelt hij de opstartdatum onmiddellijk mee aan het Fonds.
Art. 16.§ 1. Tijdens de werkzaamheden en tot de ingebruikname van de betreffende infrastructuur worden al de volgende stukken bezorgd aan het Fonds: 1° een verslag met een overzicht van de wijze waarop de aanvrager tegemoetgekomen is aan de opmerkingen, vermeld bij het akkoord strategisch forfait, en minstens jaarlijks een verslag over alle wijzigingen ten opzichte van de aanvraag van het akkoord strategisch forfait, zowel op bouwfysisch, bouwtechnisch, conceptueel als functioneel vlak;2° een overzicht van de uitgevoerde en geplande werkzaamheden;3° de planning van de ingebruikname van de infrastructuur die met het project of, in voorkomend geval, per projectonderdeel wordt gerealiseerd. De aanvrager houdt al de volgende stukken ter beschikking of bezorgt die stukken aan het Fonds als dat daarom verzoekt: 1° een overzicht van de gunningen, opgemaakt op basis van een model dat het Fonds ter beschikking stelt;2° een geactualiseerd programma van eisen op het vlak van comfort en gebruik van energie, water en materialen;3° de documenten ter staving van duurzaam bouwen, vermeld in artikel 5 en 7, eerste en tweede lid, van het ministerieel besluit van 18 december 2009 tot bepaling van de VIPA criteria duurzaamheid;4° een geactualiseerd evaluatieformulier, waarvan het Fonds het model vaststelt en ter beschikking stelt.Dat formulier bevat al de volgende rubrieken: a) een kostenraming van het project, per kostensoort, per bed, plaats of eenheid, en ten minste opgedeeld in de volgende vier onderdelen: ruwbouw, technische uitrusting, afwerking, losse uitrusting en de meubilering, waarbij de raming altijd exclusief btw en algemene onkosten is: b) de geraamde bouwkosten per m², per kostensoort en per bed, plaats of eenheid;c) de bruto- en netto-oppervlakteoverzichten.De bruto-oppervlakteberekening betreft een overzicht van de bestaande en toekomstige functionele oppervlakte van de aanvrager. Het overzicht van de netto-oppervlakten betreft een lijst van de netto-oppervlakten van de functionele ruimten van het project; 5° het bewijs dat rekening is gehouden met het advies, vermeld in artikel 6 van dit besluit. De aanvrager houdt al de volgende stukken ter beschikking: 1° de bestekken;2° het gunningsdossier per aanbesteding, dat bestaat uit: a) het proces-verbaal van de opening van de inschrijvingen;b) alle biedingen;c) de verslagen van de controle van de biedingen;d) de door de aanvrager gemotiveerde keuze van aannemer of leverancier. § 2. Vanaf de ingebruikname van de betreffende infrastructuur houdt de aanvrager al de volgende stukken ter beschikking of bezorgt hij die op verzoek van het Fonds aan het Fonds: 1° een verslag met een overzicht van de wijze waarop de aanvrager tegemoetgekomen is aan de opmerkingen, vermeld bij het akkoord strategisch forfait, en over alle wijzigingen ten opzichte van het akkoord strategisch forfait, zowel op bouwfysisch, bouwtechnisch, conceptueel als functioneel vlak;2° een eindafrekening, die bestaat uit de eindstaat van het project, per perceel en per onderdeel.De voormelde onderdelen zijn: ruwbouw, technische uitrusting, afwerking en losse uitrusting en meubilering; 3° een definitief overzicht van de gunningen, opgemaakt op basis van een model dat het Fonds ter beschikking stelt;4° een definitief programma van eisen op het vlak van comfort en gebruik van energie, water en materialen;5° de documenten ter staving van duurzaam bouwen, vermeld in artikel 5 en 7, eerste en tweede lid, van het ministerieel besluit van 18 december 2009 tot bepaling van de VIPA criteria duurzaamheid;6° een definitief evaluatieformulier, waarvan het Fonds het model vaststelt en ter beschikking stelt.Dat formulier bevat de volgende rubrieken: a) de finale bouwkosten van het project, per kostensoort, per bed, plaats of eenheid, en ten minste opgedeeld in de volgende vier onderdelen: ruwbouw, technische uitrusting, afwerking, losse uitrusting en meubilering;b) de definitieve bouwkosten per m², per kostensoort en per bed, plaats of eenheid;c) de bruto- en netto-oppervlakteoverzichten.De bruto-oppervlakteberekening betreft een overzicht van de bestaande en toekomstige functionele oppervlakte van de aanvrager. Het overzicht van de netto-oppervlakten betreft een lijst van de netto-oppervlakten van de functionele ruimten van het project; 7° een bewijs van betaling van het kunstwerk of de kunstwerken in geval van toepassing van het decreet van 23 december 1986 houdende integratie van kunstwerken in gebouwen van openbare diensten en daarmee gelijkgestelde diensten en van door de overheid gesubsidieerde inrichtingen, verenigingen en instellingen die tot de Vlaamse Gemeenschap behoren;8° voor de controle van de verwantschapsband, vermeld in artikel 3, eerste lid, en artikel 4 van dit besluit, als de aanvrager niet de eigenaar is van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond waarop het project is gepland, en met behoud van de toepassing van de mogelijkheid van het Fonds om aanvullende gegevens op te vragen conform artikel 4, § 5 en § 6, van dit besluit: a) de laatst goedgekeurde jaarrekening van de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond, als die niet neergelegd hoeft te worden bij de Nationale Bank van België;b) de laatst goedgekeurde jaarrekening van de bestuurders met rechtspersoonlijkheid in de raad van bestuur van de aanvrager, als die niet neergelegd hoeft te worden bij de Nationale Bank van België;c) de laatst goedgekeurde jaarrekening van de bestuurders met rechtspersoonlijkheid in de raad van bestuur van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond, als die niet neergelegd hoeft te worden bij de Nationale Bank van België;d) een verklaring waarvan het origineel ondertekend is door de voltallige raad van bestuur van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond enerzijds, en de aanvrager anderzijds, dat er geen ongeoorloofde verwantschapsband bestaat tussen de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond en de aanvrager als vermeld in artikel 3, eerste lid, en artikel 4 van dit besluit;9° de authentieke akte waaruit blijkt dat de aanvrager over een genotsrecht beschikt als vermeld in artikel 3, eerste lid, van dit besluit;10° het bewijs dat rekening is gehouden met het advies, vermeld in artikel 6 van dit besluit. De aanvrager houdt al de volgende stukken ter beschikking: 1° de bestekken;2° het gunningsdossier per aanbesteding, dat bestaat uit: a) het proces-verbaal van de opening van de inschrijvingen;b) alle biedingen;c) de verslagen van de controle van de biedingen;d) de door de aanvrager gemotiveerde keuze van aannemer of leverancier;3° het proces-verbaal van voorlopige of definitieve oplevering;4° de eindstaten per gunning;5° de verbruiksgegevens van energie en water.
Art. 17.Het Fonds kan altijd tijdens de uitvoering van de werken een controle van de conformiteit met het akkoord strategisch forfait uitvoeren. Na de ingebruikname van de betreffende infrastructuur maakt het Fonds een opstartevaluatie van het dossier. Het Fonds doet voor het onderzoek van het dossier een beroep op de personeelsleden die ter beschikking staan van het Fonds.
De personeelsleden die ter beschikking staan van het Fonds, kunnen aanvullende inlichtingen vragen aan de aanvrager. Voormelde personeelsleden maken hun advies op basis van een onderzoek ter plaatse of op basis van stukken.
Art. 18.Bij de aanvraag van een opstartbeslissing over het strategisch forfait beslist de minister over het al dan niet opstarten van de toekenning van een strategisch forfait. Met het oog daarop legt het Fonds binnen negentig dagen na de ingebruikname een ontwerp van opstartbeslissing voor aan de minister.
Het Fonds brengt de aanvrager op de hoogte van de opstartbeslissing over de toekenning van een strategisch forfait.
Art. 19.Na de ondertekening van de opstartbeslissing tot toekenning van een strategisch forfait stelt de leidend ambtenaar van het Fonds conform het tweede lid jaarlijks het bedrag van het strategisch forfait vast op naam van de aanvrager. Het Fonds betaalt het bedrag jaarlijks uit.
Het bedrag van het jaarlijkse strategisch forfait wordt vastgesteld conform artikel 6, 7 en 14 tot en met 17 van het besluit van 14 juli 2017.
Het Fonds deelt de berekening van het jaarlijkse strategisch forfait mee aan de aanvrager.
Als de aanvrager niet akkoord gaat met de berekening van het jaarlijkse strategisch forfait, kan hij binnen dertig dagen na de ontvangst van die berekening op elektronische wijze bezwaar aantekenen bij het Fonds. De beslissing van de leidend ambtenaar van het Fonds over het bezwaar wordt binnen dertig dagen na de ontvangst van het bezwaar aan de aanvrager meegedeeld.
Als de aanvrager geen bezwaar heeft ingediend conform het vierde lid, wordt hij van rechtswege vermoed akkoord te gaan met de berekening van het jaarlijkse strategisch forfait.
Art. 20.Voor het jaar van de ingebruikname van de infrastructuur wordt het volledige bedrag van het jaarlijkse strategisch forfait toegekend, ongeacht de datum van de ingebruikname.
Vanaf het tweede jaar van de toekenning van het jaarlijkse strategisch forfait wordt dat forfait berekend op basis van het aantal bedden, plaatsen en eenheden die het ziekenhuis in gebruik heeft op 1 januari van het jaar waarop het forfait betrekking heeft.
Art. 21.In het jaar dat volgt op het jaar van de ingebruikname van de infrastructuur maakt de aanvrager een globale evaluatie van het gerealiseerde project. De evaluatie heeft minstens betrekking op het bouwproces, de kostprijsevolutie, de gebruiksgegevens en de gebruikerstevredenheid, en ze wordt uitgevoerd op basis van een model dat het Fonds ter beschikking stelt. De aanvrager bezorgt de evaluatie aan het Fonds. Afdeling 5. - Project met volledige autofinanciering zonder
voorafgaand akkoord strategisch forfait
Art. 22.Afdeling 3 en 4 zijn van toepassing op een project met volledige autofinanciering zonder voorafgaand akkoord strategisch forfait. De aanvrager moet beschikken over de nodige financiële middelen die vereist zijn voor de volledige autofinanciering van het project.
In afwijking van artikel 13, § 7, kan het bevel tot aanvang van de werken al worden gegeven of kan de bestelling al worden geplaatst nadat de coördinatiecommissie een gunstig advies heeft verleend over een akkoord strategisch forfait, onder voorbehoud van de beslissingsbevoegdheid van de minister. In afwijking van artikel 12, tweede lid, wordt de aanvrager op de hoogte gebracht van het advies van de coördinatiecommissie.
De aanvrager kan een aanvraag tot opstartbeslissing van het strategisch forfait op zijn vroegst indienen nadat hij het akkoord strategisch forfait heeft verkregen. Afdeling 6. - Bijzondere bepaling
Art. 23.Tenzij het anders bepaald is, kan er in een periode van twintig jaar na de ingebruikname van een investering die gesubsidieerd is door het Fonds of door zijn rechtsvoorgangers, geen akkoord strategisch forfait worden verkregen voor hetzelfde project of voor een deel van hetzelfde project. Alleen als een herconditionering noodzakelijk wordt wegens gewijzigde regelgeving of wegens gewijzigde en opgelegde veiligheidsvoorschriften, kan binnen die periode een akkoord strategisch forfait voor een herconditionering worden verkregen. Afdeling 7. - Toezicht en sancties
Art. 24.De bevoegde personeelsleden van de Vlaamse administratie, bevoegd voor het beleidsdomein waartoe het Fonds behoort, oefenen ter plaatse of op stukken toezicht uit op de naleving van de bouwfysische, technische en kwalitatieve normen, en op het gebruik van de gebouwen.
De aanvrager verleent zijn medewerking aan de uitoefening van het toezicht. Hij bezorgt aan de personeelsleden, op hun eenvoudig verzoek, de nuttige stukken voor de uitvoering van de toezichtsopdracht.
De aanvrager is verplicht alle documenten die verband houden met de aanbesteding en de gunning, gedurende vijf jaar na de voorlopige oplevering of de eerste ingebruikname van de betreffende werken of leveringen te bewaren. Die documenten kunnen op elk moment worden gecontroleerd. Ze moeten voorgelegd worden aan de personeelsleden van de Vlaamse administratie, bevoegd voor het beleidsdomein waartoe het Fonds behoort, als die daarom verzoeken.
De aanvrager is verplicht alle documenten die verband houden met de verwantschapsband, vermeld in artikel 3, eerste lid, en artikel 4, te bezorgen aan het Fonds als dat daarom verzoekt.
Art. 25.De aanvrager is ertoe gehouden voor de gesubsidieerde onroerende goederen gedurende de concrete minimumperiode, vermeld in artikel 3, eerste lid, van dit besluit, en voor de gesubsidieerde roerende goederen gedurende een periode van tien jaar elke vervreemding, elke bezwaring met een zakelijk recht of genotsrecht, of elke concrete bestemmingswijziging van het gesubsidieerde goed aan de uitdrukkelijke en voorafgaande toestemming te onderwerpen, ofwel van het Fonds als het gesubsidieerde goed een bestemming krijgt in het kader van de persoonsgebonden aangelegenheden, ofwel van de minister in de andere gevallen. De toestemming van de minister kan alleen maar gegeven worden na gunstig advies van de Inspectie van Financiën.
Het gesubsidieerde goed moet als een goede huisvader beheerd en onderhouden worden gedurende de volgende perioden: 1° voor de gesubsidieerde onroerende goederen: gedurende de concrete minimumperiode, vermeld in artikel 3, eerste lid, van dit besluit;2° voor de gesubsidieerde roerende goederen: gedurende een periode van tien jaar.
Art. 26.De aanvrager bezorgt de aanvraag, de informatie of de stukken, met inbegrip van plannen, op elektronische wijze aan het Fonds of aan het agentschap Zorg en Gezondheid. Bijkomend worden plannen in tweevoud bezorgd op papier. HOOFDSTUK 3. - Procedureregels voor het instandhoudingsforfait
Art. 27.Het Fonds betaalt het jaarlijkse instandhoudingsforfait uit in het jaar waarop het forfait betrekking heeft.
Het jaarlijkse instandhoudingsforfait is gelijk aan het bedrag dat wordt verkregen door toepassing van de bepalingen van hoofdstuk 3 van het besluit van 14 juli 2017 op het aantal bedden, plaatsen en eenheden die voor het ziekenhuis op 1 januari van het jaar waarop het forfait betrekking heeft, erkend zijn. Wat de hierna vermelde plaatsen of eenheden betreft, worden de bepalingen van hoofdstuk 3 van het besluit van 14 juli 2017 echter toegepast op het aantal dat voor het ziekenhuis in gebruik heeft op de daarnaast vermelde datum of tijdens de daarnaast vermelde periode: 1° plaatsen dagziekenhuis in algemene of universitaire ziekenhuizen: het aantal verantwoorde plaatsen tijdens het tweede jaar dat voorafgaat aan het jaar waarop het forfait betrekking heeft;2° OK-zalen in algemene of universitaire ziekenhuizen: het aantal weerhouden zalen op 1 juli van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarop het forfait betrekking heeft;3° verloskwartier en N-functie in algemene of universitaire ziekenhuizen: het aantal verlossingen tijdens het tweede jaar dat voorafgaat aan het jaar waarop het forfait betrekking heeft;4° bunker in algemene of universitaire ziekenhuizen, voor zover het lineaire versnellers betreft: het aantal lineaire versnellers tijdens het tweede jaar dat voorafgaat aan het jaar waarop het forfait betrekking heeft.De lineaire versnellers worden toegerekend aan de ziekenhuizen die beschikken over een erkenning voor die versnellers.
Voor de toepassing van artikel 12, tweede lid, 1° tot en met 4°, 6° en 7°, van het besluit van 14 juli 2017 worden de bedragen voor afschrijving in aanmerking genomen op 1 juli van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarop het forfait betrekking heeft.
In afwijking van het tweede lid, 4°, wordt voor de berekening van het instandhoudingsforfait voor het jaar 2017 het aantal lineaire versnellers in aanmerking genomen tijdens het jaar 2016.
Art. 28.Het Fonds bezorgt de berekening van het jaarlijkse instandhoudingsforfait, vermeld in artikel 27, tweede lid, aan de exploitant van het ziekenhuis. Als de exploitant niet akkoord gaat met die berekening, kan hij binnen dertig dagen na de ontvangst van die berekening op elektronische wijze bezwaar aantekenen bij het Fonds. De beslissing van de leidend ambtenaar van het Fonds over het bezwaar wordt binnen dertig dagen na de ontvangst van het bezwaar aan de exploitant meegedeeld.
Als de exploitant geen bezwaar heeft ingediend conform het eerste lid, wordt hij van rechtswege vermoed akkoord te gaan met de berekening van het jaarlijkse instandhoudingsforfait, vermeld in artikel 27, tweede lid. HOOFDSTUK 4. - Gemeenschappelijke bepalingen over het strategisch forfait en het instandhoudingsforfait
Art. 29.De investeringssubsidies worden toegekend zolang het ziekenhuis belast is met de verplichtingen, vermeld in artikel 2, derde lid, van het besluit van 14 juli 2017.
Minstens elke tien jaar vanaf de eerste toekenning van de investeringssubsidies zien de personen, belast met het toezicht, vermeld in artikel 1, 9°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 april 2014 tot vaststelling van de procedures voor de gezondheidszorgvoorzieningen, erop toe dat het ziekenhuis aan de voorwaarden, vermeld in artikel 2, derde lid, van het besluit van 14 juli 2017 voldoet. Als aan die voorwaarden is voldaan, wordt het ziekenhuis voort belast met de verplichtingen, vermeld in artikel 2, derde lid, van het besluit van 14 juli 2017 voor een nieuwe periode van maximaal tien jaar. Als aan die voorwaarden niet is voldaan, zijn de bepalingen van hoofdstuk 2, afdeling 5 tot en met 7, van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 april 2014 tot vaststelling van de procedures voor de gezondheidszorgvoorzieningen van toepassing en is het ziekenhuis niet langer belast met de verplichtingen, vermeld in artikel 2, derde lid, van het besluit van 14 juli 2017. In dit laatste geval gebeurt een afrekening van de investeringssubsidies voor de ten einde gekomen verplichtingen.
Art. 30.Minstens om de drie jaar en aansluitend op het tienjaarlijkse toezicht, vermeld in artikel 29, tweede lid, van dit besluit, controleren het Fonds of de personen, belast met het toezicht, vermeld in artikel 29, tweede lid, van dit besluit, de boekhouding van het ziekenhuis.
Met behoud van de toepassing van artikel 83 tot en met 85 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen worden in de boekhouding van het ziekenhuis de inkomsten en kosten die verband houden met investeringen in infrastructuur noodzakelijk voor de uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit de basisziekenhuisopdracht van het erkende ziekenhuis, vermeld in artikel 2, derde lid, van het besluit van 14 juli 2017, transparant afgezonderd.
Art. 31.Met toepassing van artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof zullen de investeringssubsidies worden teruggevorderd voor zover daartoe aanleiding bestaat na de afrekening, vermeld in artikel 29, tweede lid, van dit besluit, of na de controle, vermeld in artikel 30, eerste lid, van dit besluit.
De strategische forfaits zullen worden teruggevorderd in elk van de volgende gevallen: 1° bij overtreding van de verplichtingen, vermeld in artikel 24 en 25, eerste lid, van dit besluit;2° als de aanvrager een onjuiste verklaring aflegt over de voorwaarden, vermeld in artikel 3, eerste lid, en artikel 4 van dit besluit;3° als de aanvrager het strategisch forfait heeft verkregen voor de uitvoering van zijn project en hij bij een bepaalde opdracht in het kader van dat project de principes van de wetgeving betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten niet heeft gerespecteerd. Bij overtreding van de verplichting, vermeld in artikel 25, tweede lid, van dit besluit, zal het Fonds de aanvrager aanmanen zich te conformeren aan die bepaling binnen een termijn die het Fonds bepaalt.
Als de aanvrager niet het nodige gevolg geeft aan die aanmaning, zullen de strategische forfaits worden teruggevorderd.
Art. 32.De exploitant van het ziekenhuis houdt de documenten, inclusief de boekhouding, die verband houden met de verplichtingen, vermeld in artikel 2, derde lid, van het besluit van 14 juli 2017, met het instandhoudingsforfait en, in voorkomend geval, met het strategisch forfait, ter beschikking van het Fonds. Hij bezorgt die documenten aan het Fonds op verzoek van het Fonds. HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art. 33.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2017.
Art. 34.De Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 14 juli 2017.
De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN