Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 06 juli 2018
gepubliceerd op 01 oktober 2018

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden

bron
vlaamse overheid
numac
2018013760
pub.
01/10/2018
prom.
06/07/2018
ELI
eli/besluit/2018/07/06/2018013760/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

6 JULI 2018. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden


DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;

Gelet op het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, artikel 6, § 1, artikel 6, § 2, gewijzigd bij het decreet van 3 juli 2015, artikel 10, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 16 maart 1999 en gewijzigd bij het decreet van 12 februari 2010, artikel 11, § 2, eerste lid, en artikel 13, gewijzigd bij het decreet van 16 maart 1999;

Gelet op het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003, artikel 7, derde lid, en artikel 10, § 4, gewijzigd bij het decreet van 26 juni 2015;

Gelet op het decreet van 2 juni 2006 tot omvorming van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden tot een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, en tot wijziging van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, artikel 6, eerste lid, 1° /1, en tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 15 juli 2016, artikel 8, en artikel 11;

Gelet op het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof, artikel 57;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor voorzieningen voor ouderen en voorzieningen in de thuiszorg;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 tot regeling van de algemene leiding, de werking, het beheer en de vertegenwoordiging van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juni 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de door het agentschap Jongerenwelzijn erkende voorzieningen en vergunde diensten;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de verzorgingsvoorzieningen;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de preventieve en de ambulante gezondheidszorg;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor het algemeen welzijnswerk;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2011 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de sector van de voorzieningen voor gezinnen met kinderen;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 2016 betreffende de subsidiering van de uitrusting en apparatuur van de medisch-technische diensten van de ziekenhuizen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen, wat de financiering van de lasten van de voormelde uitrusting en apparatuur betreft;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 houdende de procedureregels voor de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 9 februari 2018;

Gelet op advies 63.433/3 van de Raad van State, gegeven op 31 mei 2018, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden

Artikel 1.Aan artikel 2bis van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 november 2011 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 januari 2016, wordt een punt 3° toegevoegd, dat luidt als volgt: "3° hij zorgt voor de toepassing van de regelgeving over overheidsopdrachten voor investeringen die onder het materieel toepassingsgebied vallen van de voormelde regelgeving.".

Art. 2.In artikel 2ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 november 2011, wordt de zinsnede "een handelsvennootschap met rechtspersoonlijkheid als vermeld in artikel 2, § 2, van het Wetboek van Vennootschappen," vervangen door de zinsnede "een vennootschap met rechtspersoonlijkheid als vermeld in het Wetboek van Vennootschappen, met uitzondering van een coöperatieve vennootschap die erkend is conform artikel 5 van de wet van 20 juli 1955 houdende instelling van een Nationale Raad voor de Coöperatie,".

Art. 3.In artikel 4, § 1, van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 november 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 2° wordt punt c) opnieuw opgenomen in de volgende lezing: "c) de aanvraag tot goedkeuring van het masterplan;"; 2° in punt 3° wordt punt c) opnieuw opgenomen in de volgende lezing: "c) de aanvraag tot goedkeuring van het masterplan;"; 3° in punt 4° wordt punt c) opnieuw opgenomen in de volgende lezing: "c) de aanvraag tot goedkeuring van het masterplan;".

Art. 4.In artikel 6, derde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 mei 2008 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 januari 2016, wordt punt 1° opgeheven.

Art. 5.In artikel 15, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 januari 2016, wordt punt 3° vervangen door wat volgt: "3° een bewijs dat de aanvrager beschikt of zal beschikken over een genotsrecht als vermeld in artikel 12 van het decreet;".

Art. 6.In artikel 16 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 januari 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid, 4°, wordt tussen het woord "vergunning" en het woord "en" de zinsnede "of de omgevingsvergunning," ingevoegd; 2° aan het tweede lid wordt een punt 5° toegevoegd, dat luidt als volgt: "5° als de aankoop gebeurt met een eigendomsoverdracht na een overheidsopdracht voor werken: het proces-verbaal van voorlopige of definitieve oplevering over het gebouw en een overzicht van de gunningen dat is opgemaakt op basis van een model dat door het Fonds ter beschikking wordt gesteld."; 3° tussen het tweede en het derde lid worden twee leden ingevoegd, die luiden als volgt: "De aankoop zonder verbouwing, vermeld in het tweede lid, moet voldoen aan al de volgende voorwaarden: 1° het is een gebruiksklaar gebouw.Als de aankoop gebeurt met een eigendomsoverdracht na een overheidsopdracht voor werken, dateert de verkoopbelofte of het compromis met opschortende voorwaarden van na de datum van het proces-verbaal van voorlopige oplevering; 2° de aanvrager is voorheen nooit eigenaar geweest van het gebouw in kwestie;3° de aankoop van het gebouw omvat ook de aankoop van de grond waarop het gebouw in kwestie is opgericht, tenzij de aanvrager al eigenaar was van de grond. Als het tweede lid, 5°, van toepassing is, houdt de aanvrager de volgende stukken ter beschikking: 1° de bestekken;2° het gunningsdossier per aanbesteding, dat bestaat uit: a) het proces-verbaal van de opening van de inschrijvingen;b) alle biedingen;c) de verslagen van de controle van de biedingen; d) de gemotiveerde keuze van aannemer of leverancier.".

Art. 7.In artikel 20, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 mei 2008, 10 november 2011 en 15 januari 2016, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: "Terzelfdertijd wordt aan de minister een ontwerp van subsidiebelofte ter ondertekening voorgelegd. Het Fonds moet de stedenbouwkundige vergunning voor het project of de omgevingsvergunning voor het project hebben voordat de subsidiebelofte voor het project kan worden toegekend.".

Art. 8.Artikel 22 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 januari 2016, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 22.§ 1. Bij een project van aankoop met verbouwing wordt de investeringssubsidie voor aankoop betaald nadat de authentieke akte van aankoop bij het Fonds is ingediend. § 2. Bij een project van aankoop zonder verbouwing wordt 90% van de investeringssubsidie betaald nadat de authentieke akte van aankoop bij het Fonds is ingediend.

Op zijn vroegst een jaar na de ingebruikname van de infrastructuur in kwestie kan de aanvrager de betaling van de resterende 10% van de investeringssubsidie aanvragen bij het Fonds.

De aanvrager bezorgt bij zijn aanvraag, vermeld in het tweede lid, de volgende stukken aan het Fonds: 1° een verslag met een overzicht van de wijze waarop de aanvrager tegemoetgekomen is aan de opmerkingen die vermeld zijn bij de subsidiebelofte, en van alle wijzigingen die ten opzichte van de subsidiebelofte doorgevoerd zijn, zowel op bouwfysisch, bouwtechnisch, conceptueel als op functioneel vlak;2° een definitief programma van eisen op het vlak van comfort en gebruik van energie, water en materialen;3° een evaluatie van het project, dat is opgemaakt op basis van een model dat door het Fonds ter beschikking wordt gesteld. De aanvrager houdt bij zijn aanvraag, vermeld in het tweede lid, de verbruiksgegevens van energie en water ter beschikking van het Fonds.".

Art. 9.Aan artikel 23 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 januari 2016, wordt een punt 3° toegevoegd, dat luidt als volgt: "3° een bewijs dat de aanvrager beschikt over een genotsrecht als vermeld in artikel 12 van het decreet.".

Art. 10.In artikel 24 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 januari 2016, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: "De aanvrager bezorgt bij zijn aanvraag, vermeld in het eerste lid: 1° het stuk waaruit blijkt dat de aanvrager beschikt over een genotsrecht als vermeld in artikel 12 van het decreet.Als volgens het gemeen recht een authentieke akte vereist is, betreft het een authentieke akte, anders betreft het een geregistreerde onderhandse akte; 2° een kopie van de eerste factuur;3° een overzicht van de gunningen.Dat overzicht wordt opgemaakt op basis van een model dat door het Fonds ter beschikking wordt gesteld.".

Art. 11.In artikel 28, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 januari 2016, wordt punt 9° opgeheven.

Art. 12.In artikel 36, § 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 mei 2008 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 november 2011, wordt het woord "subsidiebeslissing" vervangen door het woord "subsidiebelofte".

Art. 13.In artikel 36bis, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 mei 2008 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 10 november 2011 en 14 februari 2014, wordt het woord "subsidiebeslissing" vervangen door het woord "subsidiebelofte".

Art. 14.In artikel 40, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 mei 2008 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 november 2011, wordt het woord "subsidiebeslissingen" vervangen door het woord "subsidiebelofte". HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor voorzieningen voor ouderen en voorzieningen in de thuiszorg

Art. 15.In artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor voorzieningen voor ouderen en voorzieningen in de thuiszorg, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 8 juni 2000, 4 juni 2010 en 14 september 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 2 wordt opgeheven;2° in paragraaf 3 wordt de zinsnede "en § 2" opgeheven.

Art. 16.In artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 1 juni 2001, 24 juli 2009 en 15 januari 2016, wordt paragraaf 2 opnieuw opgenomen in de volgende lezing: " § 2. Voor een nieuwbouw van een lokaal dienstencentrum, een regionaal dienstencentrum of een dagverzorgingscentrum kan een subsidiebelofte worden toegekend voor de projectfasen technische uitrusting, afwerking, uitrusting en meubilering, ook al is de projectfase ruwbouw al aangevat of gerealiseerd voordat de subsidiebelofte voor nieuwbouw wordt aangevraagd. De projectfase ruwbouw wordt dan niet gesubsidieerd. Een subsidiebelofte voor de projectfase uitrusting en meubilering alleen is niet mogelijk. Bij de subsidiebelofte wordt de investeringssubsidie voor nieuwbouw, vermeld in paragraaf 1, 2°, 3° of 4°, dan verdeeld op de volgende wijze: 1° technische uitrusting: 30%;2° afwerking: 25%;3° uitrusting en meubilering: 10%. De projectfase ruwbouw, vermeld in het eerste lid, omvat de gevelsluiting, bovenbouw, onderbouw en dakwerken, en wordt gerealiseerd conform de bouwtechnische en bouwfysische normen, vermeld in dit besluit.".

Art. 17.Aan artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 1 juni 2001 en 24 juli 2009, wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 3. Voor een uitbreiding van een lokaal dienstencentrum, een regionaal dienstencentrum of een dagverzorgingscentrum kan een subsidiebelofte worden toegekend voor de projectfasen technische uitrusting, afwerking, uitrusting en meubilering, ook al is de projectfase ruwbouw al aangevat of gerealiseerd voordat de subsidiebelofte voor uitbreiding wordt aangevraagd. De projectfase ruwbouw wordt dan niet gesubsidieerd. Een subsidiebelofte voor de projectfase uitrusting en meubilering alleen is niet mogelijk. Bij de subsidiebelofte wordt de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in paragraaf 1, 2°, 3° of 4°, dan verdeeld op de volgende wijze: 1° technische uitrusting: 30%;2° afwerking: 25%. De projectfase ruwbouw, vermeld in het eerste lid, omvat de gevelsluiting, bovenbouw, onderbouw en dakwerken, en wordt gerealiseerd conform de bouwtechnische en bouwfysische normen, vermeld in dit besluit.

Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de uitrusting en meubilering, vermeld in het eerste lid, is vastgesteld op 60% van de goedgekeurde raming. Dat basisbedrag wordt verminderd op basis van de eindafrekening als dat nodig is. De te veel ontvangen investeringssubsidie wordt onmiddellijk terugbetaald.

De totale som van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in deze paragraaf, kan niet hoger zijn dan het basisbedrag van de investeringssubsidie voor nieuwbouw, vermeld in artikel 5, § 2.".

Art. 18.Aan artikel 7 van hetzelfde besluit worden een derde en een vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt: "Voor een lokaal dienstencentrum, een regionaal dienstencentrum of een dagverzorgingscentrum mag, in afwijking van het tweede lid, het basisbedrag van de totale investeringssubsidie voor verbouwing ten hoogste 100% bedragen van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding van de voorziening in kwestie, vermeld in artikel 6, § 1, eerste lid, 2°, 3° of 4°, en § 2, als het gaat om een ingrijpende duurzame verbouwing waardoor de realisatie gelijkwaardig wordt aan een nieuwbouw. Die verbouwing voldoet aan al de volgende voorwaarden: 1° het betreft een renovatie waarbij de technische installaties om een specifiek binnenklimaat te realiseren, volledig worden vervangen en minstens 75% van de bestaande en nieuwe scheidingsconstructies die het beschermd volume omhullen en die grenzen aan de buitenomgeving, worden geïsoleerd, behalve bij die erfgoedgebouwen waar zulke renovatie niet haalbaar blijkt;2° het project voldoet aan de minimumeisen en de voorwaarden voor comfort en gebruik van energie, water en materialen, zoals bepaald door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen;3° het gebouw heeft een functionaliteit die gelijkwaardig is aan een nieuwbouw. In het derde lid, 1°, wordt verstaan onder erfgoedgebouw: 1° een beschermd monument als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;2° een gebouw dat deel uitmaakt van een beschermd cultuurhistorisch landschap of van een beschermd stads- of dorpsgezicht als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013; 3° een gebouw dat vastgesteld is in de inventaris van het bouwkundig erfgoed als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.".

Art. 19.Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 20.In artikel 12 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 mei 2008, wordt de zinsnede "7, 8 of 10" vervangen door de zinsnede "7 of 8". HOOFDSTUK III. - Wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen

Art. 21.Aan artikel 31, § 3, 3°, van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 2016, wordt de volgende zin toegevoegd: "Voor het tweede toestel in universitaire ziekenhuizen, dat dient voor translationeel onderzoek en opleiding, wordt dat forfaitaire bedrag beperkt tot 100.000 euro.". HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 tot regeling van de algemene leiding, de werking, het beheer en de vertegenwoordiging van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden

Art. 22.In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 tot regeling van de algemene leiding, de werking, het beheer en de vertegenwoordiging van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden wordt de zinsnede "het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2003 tot regeling van de delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de intern verzelfstandigde agentschappen van de Vlaamse overheid" vervangen door de zinsnede "het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2015 tot regeling van de delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de departementen en van de intern verzelfstandigde agentschappen".

Art. 23.In artikel 4 van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2003 tot regeling van de delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de intern verzelfstandigde agentschappen van de Vlaamse overheid" telkens vervangen door de zinsnede "het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2015 tot regeling van de delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de departementen en van de intern verzelfstandigde agentschappen". HOOFDSTUK V. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juni 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de door het agentschap Jongerenwelzijn erkende voorzieningen en vergunde diensten

Art. 24.In artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juni 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de door het agentschap Jongerenwelzijn erkende voorzieningen en vergunde diensten, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 februari 2014 en 5 september 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het derde lid wordt opgeheven;2° in het vierde lid, dat het derde lid wordt, wordt de zinsnede "en 3" opgeheven.

Art. 25.In artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 5 september 2014 en 15 januari 2016, wordt paragraaf 2 opnieuw opgenomen in de volgende lezing: " § 2. Voor een nieuwbouw kan een subsidiebelofte worden toegekend voor de projectfasen technische uitrusting, afwerking, uitrusting en meubilering, ook al is de projectfase ruwbouw al aangevat of gerealiseerd voordat de subsidiebelofte voor nieuwbouw wordt aangevraagd. De projectfase ruwbouw wordt dan niet gesubsidieerd. Een subsidiebelofte voor de projectfase uitrusting en meubilering alleen is niet mogelijk. Bij de subsidiebelofte wordt de investeringssubsidie voor nieuwbouw, vermeld in paragraaf 1, dan verdeeld op de volgende wijze: 1° technische uitrusting: 30%;2° afwerking: 25%;3° uitrusting en meubilering: 10%. De projectfase ruwbouw, vermeld in het eerste lid, omvat de gevelsluiting, bovenbouw, onderbouw en dakwerken, en wordt gerealiseerd conform de bouwtechnische en bouwfysische normen, vermeld in dit besluit.".

Art. 26.Aan artikel 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 september 2014, wordt een paragraaf 4 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 4. Voor een uitbreiding van een voorziening of een dienst als vermeld in paragraaf 1 kan een subsidiebelofte worden toegekend voor de projectfasen technische uitrusting, afwerking, uitrusting en meubilering, ook al is de projectfase ruwbouw al aangevat of gerealiseerd voordat de subsidiebelofte voor uitbreiding wordt aangevraagd. De projectfase ruwbouw wordt dan niet gesubsidieerd. Een subsidiebelofte voor de projectfase uitrusting en meubilering alleen is niet mogelijk. Bij de subsidiebelofte wordt de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in paragraaf 1, dan verdeeld op de volgende wijze: 1° technische uitrusting: 30%;2° afwerking: 25%. De projectfase ruwbouw, vermeld in het eerste lid, omvat de gevelsluiting, bovenbouw, onderbouw en dakwerken, en wordt gerealiseerd conform de bouwtechnische en bouwfysische normen, vermeld in dit besluit.

Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de uitrusting en meubilering, vermeld in het eerste lid, is vastgesteld op 60% van de goedgekeurde raming. Dat basisbedrag wordt verminderd op basis van de eindafrekening als dat nodig is. De te veel ontvangen investeringssubsidie wordt onmiddellijk terugbetaald.

De totale som van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in deze paragraaf, kan niet hoger zijn dan het basisbedrag van de investeringssubsidie voor nieuwbouw, vermeld in artikel 8, § 2.".

Art. 27.Aan artikel 10, § 2, van hetzelfde besluit worden een tweede en een derde lid toegevoegd, die luiden als volgt: "In afwijking van het eerste lid mag het basisbedrag van de totale investeringssubsidie voor verbouwingswerken ten hoogste 100% bedragen van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in artikel 9, § 1 en § 3, als het gaat om een ingrijpende duurzame verbouwing waardoor de realisatie gelijkwaardig wordt aan een nieuwbouw. Die verbouwing voldoet aan al de volgende voorwaarden: 1° het betreft een renovatie waarbij de technische installaties om een specifiek binnenklimaat te realiseren, volledig worden vervangen en minstens 75% van de bestaande en nieuwe scheidingsconstructies die het beschermd volume omhullen en die grenzen aan de buitenomgeving, worden geïsoleerd, behalve bij die erfgoedgebouwen waar zulke renovatie niet haalbaar blijkt;2° het project voldoet aan de minimumeisen en de voorwaarden voor comfort en gebruik van energie, water en materialen, zoals bepaald door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen;3° het gebouw heeft een functionaliteit die gelijkwaardig is aan een nieuwbouw. In het tweede lid, 1°, wordt verstaan onder erfgoedgebouw: 1° een beschermd monument als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;2° een gebouw dat deel uitmaakt van een beschermd cultuurhistorisch landschap of van een beschermd stads- of dorpsgezicht als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013; 3° een gebouw dat vastgesteld is in de inventaris van het bouwkundig erfgoed als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.".

Art. 28.In artikel 11, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 november 2011, wordt de zinsnede "een grootstad of centrumstad als vermeld in artikel 4 van het decreet van 13 december 2002 tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds" vervangen door de zinsnede "een van de centrumsteden, vermeld in artikel 19ter decies van het decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds".

Art. 29.Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 30.In artikel 15 van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "10, 11 en 13" vervangen door de zinsnede "10 en 11". HOOFDSTUK VI. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de verzorgingsvoorzieningen

Art. 31.In artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de verzorgingsvoorzieningen worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het derde lid wordt opgeheven;2° in het vierde lid, dat het derde wordt, worden de woorden "en derde" opgeheven.

Art. 32.In artikel 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 januari 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: "Met behoud van de toepassing van het eerste lid is het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de nieuwbouwwerken voor een ziekenhuis vastgesteld op 100% van de goedgekeurde raming en beperkt tot de aanvaarde behoeften."; 2° paragraaf 3 wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing: " § 3.Voor een nieuwbouw van een ziekenhuis of een psychiatrisch verzorgingstehuis kan een subsidiebelofte worden toegekend voor de projectfasen technische uitrusting, afwerking, uitrusting en meubilering, ook al is de projectfase ruwbouw al aangevat of gerealiseerd voordat de subsidiebelofte voor nieuwbouw wordt aangevraagd. De projectfase ruwbouw wordt dan niet gesubsidieerd. Een subsidiebelofte voor de projectfase uitrusting en meubilering alleen is niet mogelijk. Bij de subsidiebelofte wordt de investeringssubsidie voor nieuwbouw, vermeld in paragraaf 1, dan verdeeld op de volgende wijze: 1° technische uitrusting: 30%;2° afwerking: 25%;3° uitrusting en meubilering: 10%. De projectfase ruwbouw, vermeld in het eerste lid, omvat de gevelsluiting, bovenbouw, onderbouw en dakwerken, en wordt gerealiseerd conform de bouwtechnische en bouwfysische normen, vermeld in dit besluit.".

Art. 33.In artikel 10 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt: "Met behoud van de toepassing van het eerste lid is het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreidingswerken voor een ziekenhuis vastgesteld op 100% van de goedgekeurde raming en beperkt tot de aanvaarde behoeften."; 2° er worden een vierde tot en met een zevende lid toegevoegd, die luiden als volgt: "Voor uitbreidingswerken aan een ziekenhuis kan een subsidiebelofte worden toegekend voor de projectfasen technische uitrusting, afwerking, uitrusting en meubilering, ook al is de projectfase ruwbouw al aangevat of gerealiseerd voordat de subsidiebelofte voor uitbreiding wordt aangevraagd.De projectfase ruwbouw wordt dan niet gesubsidieerd. Een subsidiebelofte voor de projectfase uitrusting en meubilering alleen is niet mogelijk. Bij de subsidiebelofte wordt de investeringssubsidie voor uitbreidingswerken, vermeld in het eerste lid, dan verdeeld op de volgende wijze: 1° technische uitrusting: 30%;2° afwerking: 25%;3° uitrusting en meubilering: 10%. De projectfase ruwbouw, vermeld in het vierde lid, omvat de gevelsluiting, bovenbouw, onderbouw en dakwerken, en wordt gerealiseerd conform de bouwtechnische en bouwfysische normen, vermeld in dit besluit.

Met behoud van de toepassing van het vierde lid is het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreidingswerken voor een ziekenhuis vastgesteld op 100% van de goedgekeurde raming en beperkt tot de aanvaarde behoeften.

Het basisbedrag, vermeld in het zesde lid, wordt verminderd op basis van de eindafrekening als dat nodig is. De te veel ontvangen investeringssubsidie wordt onmiddellijk terugbetaald.".

Art. 34.Aan artikel 11 van hetzelfde besluit worden een vierde tot en met een zevende lid toegevoegd, die luiden als volgt: "Voor uitbreidingswerken aan een psychiatrisch verzorgingstehuis kan een subsidiebelofte worden toegekend voor de projectfasen technische uitrusting, afwerking, uitrusting en meubilering, ook al is de projectfase ruwbouw al aangevat of gerealiseerd voordat de subsidiebelofte voor uitbreiding wordt aangevraagd. De projectfase ruwbouw wordt dan niet gesubsidieerd. Een subsidiebelofte voor de projectfase uitrusting en meubilering alleen is niet mogelijk. Bij de subsidiebelofte wordt de investeringssubsidie voor uitbreidingswerken, vermeld in het eerste lid, dan verdeeld op de volgende wijze: 1° technische uitrusting: 30%;2° afwerking: 25%. De projectfase ruwbouw, vermeld in het vierde lid, omvat de gevelsluiting, bovenbouw, onderbouw en dakwerken, en wordt gerealiseerd conform de bouwtechnische en bouwfysische normen, vermeld in dit besluit.

Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de uitrusting en meubilering, vermeld in het vierde lid, is vastgesteld op 60% van de goedgekeurde raming. Dat basisbedrag wordt verminderd op basis van de eindafrekening als dat nodig is. De te veel ontvangen investeringssubsidie wordt onmiddellijk terugbetaald.

De totale som van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in het vierde tot en met het zesde lid, kan niet hoger zijn dan het basisbedrag van de investeringssubsidie voor nieuwbouw van een psychiatrisch verzorgingstehuis, vermeld in artikel 9, § 3.".

Art. 35.In artikel 13 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "10 %" vervangen door de zinsnede "100%";2° in het tweede lid wordt de zinsnede "artikel 10" vervangen door de zinsnede "artikel 10, eerste lid";3° het derde lid wordt vervangen door wat volgt: "In afwijking van het tweede lid mag het basisbedrag van de totale investeringssubsidie voor verbouwingswerken aan een ziekenhuis ten hoogste 100% bedragen van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreidingswerken, vermeld in artikel 10, eerste tot en met derde lid, als het gaat om een ingrijpende duurzame verbouwing waardoor de realisatie gelijkwaardig wordt aan een nieuwbouw.Die verbouwing voldoet aan al de volgende voorwaarden: 1° het betreft een renovatie waarbij de technische installaties om een specifiek binnenklimaat te realiseren, volledig worden vervangen en minstens 75% van de bestaande en nieuwe scheidingsconstructies die het beschermd volume omhullen en die grenzen aan de buitenomgeving, worden geïsoleerd, behalve bij die erfgoedgebouwen waar zulke renovatie niet haalbaar blijkt;2° het project voldoet aan de minimumeisen en de voorwaarden voor comfort en gebruik van energie, water en materialen, zoals bepaald door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen; 3° het gebouw heeft een functionaliteit die gelijkwaardig is aan een nieuwbouw."; 4° er wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "In het derde lid, 1°, wordt verstaan onder erfgoedgebouw: 1° een beschermd monument als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;2° een gebouw dat deel uitmaakt van een beschermd cultuurhistorisch landschap of van een beschermd stads- of dorpsgezicht als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013; 3° een gebouw dat vastgesteld is in de inventaris van het bouwkundig erfgoed als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.".

Art. 36.Aan artikel 14 van hetzelfde besluit worden een vierde en een vijfde lid toegevoegd, die luiden als volgt: "In afwijking van het tweede lid mag het basisbedrag van de totale investeringssubsidie voor verbouwingswerken aan een psychiatrisch verzorgingstehuis ten hoogste 100% bedragen van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in artikel 11, eerste en derde lid, als het gaat om een ingrijpende duurzame verbouwing waardoor de realisatie gelijkwaardig wordt aan een nieuwbouw. Die verbouwing voldoet aan al de volgende voorwaarden: 1° het betreft een renovatie waarbij de technische installaties om een specifiek binnenklimaat te realiseren, volledig worden vervangen en minstens 75% van de bestaande en nieuwe scheidingsconstructies die het beschermd volume omhullen en die grenzen aan de buitenomgeving, worden geïsoleerd, behalve bij die erfgoedgebouwen waar zulke renovatie niet haalbaar blijkt;2° het project voldoet aan de minimumeisen en de voorwaarden voor comfort en gebruik van energie, water en materialen, zoals bepaald door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen;3° het gebouw heeft een functionaliteit die gelijkwaardig is aan een nieuwbouw. In het vierde lid, 1°, wordt verstaan onder erfgoedgebouw: 1° een beschermd monument als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;2° een gebouw dat deel uitmaakt van een beschermd cultuurhistorisch landschap of van een beschermd stads- of dorpsgezicht als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013; 3° een gebouw dat vastgesteld is in de inventaris van het bouwkundig erfgoed als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.".

Art. 37.In artikel 16 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 februari 2014, worden de woorden "definitief principieel akkoord" telkens vervangen door het woord "subsidiebelofte".

Art. 38.Artikel 17 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 39.Artikel 18 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 18.Roerende investeringen die noodzakelijk zijn voor de ingebruikname van de nieuwbouw, uitbreiding of verbouwing van een ziekenhuis, worden gesubsidieerd buiten de maximaal subsidiabele kostprijs op basis van het bedrag van de goedgekeurde ramingen en beperkt tot de aanvaarde behoeften.".

Art. 40.Artikel 19 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 19.De volgende onroerende investeringen komen in aanmerking voor subsidiering buiten de maximale subsidiabele kostprijs van 1.100 euro per m2: 1° voor alle ziekenhuizen: a) de afbraakwerken als ze noodzakelijk zijn voor de inplanting van nieuwe subsidieerbare constructies of uitbreidingen van bestaande gebouwen;b) sommige buitengewone uitgaven met een uitzonderlijk karakter, als ze, onafhankelijk van de wil van de voorziening, onontbeerlijk en behoorlijk gerechtvaardigd zijn en berekend zijn op basis van normale erkende eenheidsprijzen;2° voor de psychiatrische ziekenhuizen: a) de inrichting van de omgeving;b) de sportinfrastructuur. De maximale subsidiabele kostprijs voor de investeringen, vermeld in het eerste lid, 1°, is vastgesteld op 110 euro per m2. Voor de psychiatrische ziekenhuizen is de maximale kostprijs voor de investeringen, vermeld in het eerste lid, 1° en 2° samen, vastgesteld op 220 euro per m2.

Voor de investeringen, vermeld in het eerste lid, is het basisbedrag van de investeringssubsidie vastgesteld op 100% van de goedgekeurde raming en beperkt tot de aanvaarde behoeften, met behoud van de toepassing van het eerste en het tweede lid.".

Art. 41.In artikel 20, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "14 en 19" vervangen door de zinsnede "14, 18 en 19".

Art. 42.In artikel 21 van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "17," opgeheven.

Art. 43.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 10 november 2011, 14 februari 2014 en 15 januari 2016, wordt een artikel 26/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 26/1.Vanaf de datum van de inwerkingtreding van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 2018 tot wijziging van diverse besluiten inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden komen alleen de volgende projecten in aanmerking voor een investeringssubsidie voor ziekenhuizen conform het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de verzorgingsvoorzieningen en het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden: 1° projecten van ziekenhuizen ter uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 september 2012 betreffende pilootprojecten over nieuwe ruimtelijke concepten in de woonzorg;2° projecten van ziekenhuizen waarvoor een planningsvergunning inzake reconversie naar k-plaatsen werd verleend conform artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 februari 1997 tot vaststelling van de procedure voor het verkrijgen van een planningsvergunning en een exploitatievergunning voor intramurale en transmurale voorzieningen in de gezondheidszorg en de omzendbrief van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin van 18 februari 2016 betreffende mogelijkheden van reconversie naar verblijven voor adolescenten met sterk verhoogde psychische kwetsbaarheid. De investeringssubsidie, vermeld in het eerste lid, wordt verleend met inachtneming van het besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen. De investeringssubsidie wordt verleend als compensatie van de verplichtingen die voortvloeien uit de opdracht van het ziekenhuis conform de bepalingen, vermeld in het eerste lid, 1° of 2°, wat de kosten betreft die verband houden met investeringen in infrastructuur die noodzakelijk is voor de uitvoering van die verplichtingen, om de toegang te waarborgen tot een kwalitatief hoogstaande en betaalbare gezondheidszorg die voor iedereen toegankelijk is, waarbij de kosten grotendeels ten laste worden gelegd van collectieve voorzieningen.

Minstens elke tien jaar vanaf de toekenning van de investeringssubsidie zien de personen, belast met het toezicht, vermeld in artikel 1, 9°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 april 2014 tot vaststelling van de procedures voor de gezondheidszorgvoorzieningen, erop toe dat het ziekenhuis aan de voorwaarden, vermeld in het tweede lid, voldoet. Als aan die voorwaarden is voldaan, wordt het ziekenhuis voort belast met de verplichtingen, vermeld in het tweede lid, voor een nieuwe periode van maximaal tien jaar. Als aan die voorwaarden niet is voldaan, zijn de bepalingen van hoofdstuk 2, afdeling 5 tot en met 7, van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 april 2014 tot vaststelling van de procedures voor de gezondheidszorgvoorzieningen van toepassing en is het ziekenhuis niet langer belast met de verplichtingen, vermeld in het tweede lid. In dit laatste geval gebeurt een afrekening van de investeringssubsidies voor de ten einde gekomen verplichtingen.

Minstens om de drie jaar en aansluitend op het tienjaarlijkse toezicht, vermeld in het derde lid, controleren het Fonds of de personen, belast met het toezicht, vermeld in het derde lid, de boekhouding van het ziekenhuis.

Met behoud van de toepassing van artikel 83 tot en met 85 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen worden in de boekhouding van het ziekenhuis de ontvangsten en uitgaven die verband houden met investeringen in infrastructuur noodzakelijk voor de uitvoering van de verplichtingen, vermeld in het tweede lid, transparant afgezonderd.

Met toepassing van artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof zullen de investeringssubsidies worden teruggevorderd voor zover daartoe aanleiding bestaat na de afrekening, vermeld in het derde lid, of na de controle, vermeld in het vierde lid.

De exploitant van het ziekhuis houdt de documenten, inclusief de boekhouding, die verband houdende met de verplichtingen, vermeld in het tweede lid, en met de investeringssubsidie, ter beschikking van het Fonds. Hij bezorgt die documenten aan het Fonds op verzoek van het Fonds.". HOOFDSTUK VII. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de preventieve en de ambulante gezondheidszorg

Art. 44.In artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de preventieve en de ambulante gezondheidszorg, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2, eerste lid, 4°, wordt de zinsnede "een grootstad als vermeld in artikel 4 van het decreet van 13 december 2002 tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds" vervangen door de woorden "de steden Antwerpen of Gent";2° in paragraaf 2, eerste lid, 5°, wordt de zinsnede "een grootstad als vermeld in artikel 4 van het voornoemde decreet van 13 december 2002" vervangen door de woorden "de steden Antwerpen of Gent";3° in paragraaf 2, eerste lid, 6°, wordt de zinsnede "een grootstad als vermeld in artikel 4 van het voornoemde decreet van 13 december 2002" vervangen door de woorden "de steden Antwerpen of Gent";4° in paragraaf 2, vijfde lid, wordt de zinsnede "de laatst verstuurde forfaitfacturen aan de ziekenfondsen, bekeken op het moment van de indiening van de aanvraag tot subsidiebelofte" vervangen door de zinsnede "de rapportage door de ziekenfondsen over het aantal ingeschreven patiënten, ingediend op het moment dat de subsidiebelofte wordt verleend";5° paragraaf 3 wordt opgeheven;6° in paragraaf 4 wordt de zinsnede "en 3" opgeheven.

Art. 45.In artikel 11 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 januari 2016, wordt paragraaf 2 opnieuw opgenomen in de volgende lezing: " § 2. Voor een nieuwbouw kan een subsidiebelofte worden toegekend voor de projectfasen technische uitrusting, afwerking, uitrusting en meubilering, ook al is de projectfase ruwbouw al aangevat of gerealiseerd voordat de subsidiebelofte voor nieuwbouw wordt aangevraagd. De projectfase ruwbouw wordt dan niet gesubsidieerd. Een subsidiebelofte voor de projectfase uitrusting en meubilering alleen is niet mogelijk. Bij de subsidiebelofte wordt de investeringssubsidie voor nieuwbouw, vermeld in paragraaf 1, dan verdeeld op de volgende wijze: 1° technische uitrusting: 30%;2° afwerking: 25%;3° uitrusting en meubilering: 10%. De projectfase ruwbouw, vermeld in het eerste lid, omvat de gevelsluiting, bovenbouw, onderbouw en dakwerken, en wordt gerealiseerd conform de bouwtechnische en bouwfysische normen, vermeld in dit besluit.".

Art. 46.Aan artikel 12 van hetzelfde besluit wordt een paragraaf 4 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 4. Voor een uitbreiding in de sector van de preventieve en ambulante gezondheidszorg kan een subsidiebelofte worden toegekend voor de projectfasen technische uitrusting, afwerking, uitrusting en meubilering, ook al is de projectfase ruwbouw al aangevat of gerealiseerd voordat de subsidiebelofte voor uitbreiding wordt aangevraagd. De projectfase ruwbouw wordt dan niet gesubsidieerd. Een subsidiebelofte voor de projectfase uitrusting en meubilering alleen is niet mogelijk. Bij de subsidiebelofte wordt de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in paragraaf 1, dan verdeeld op de volgende wijze: 1° technische uitrusting: 30%;2° afwerking: 25%. De projectfase ruwbouw, vermeld in het eerste lid, omvat de gevelsluiting, bovenbouw, onderbouw en dakwerken, en wordt gerealiseerd conform de bouwtechnische en bouwfysische normen, vermeld in dit besluit.

Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de uitrusting en meubilering, vermeld in het eerste lid, is vastgesteld op 60% van de goedgekeurde raming. Dat basisbedrag wordt verminderd op basis van de eindafrekening als dat nodig is. De te veel ontvangen investeringssubsidie wordt onmiddellijk terugbetaald.

De totale som van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in deze paragraaf, kan niet hoger zijn dan het basisbedrag van de investeringssubsidie voor nieuwbouw, vermeld in artikel 11, § 2.".

Art. 47.Aan artikel 13, § 2, van hetzelfde besluit, worden een tweede en een derde lid toegevoegd, die luiden als volgt: "In afwijking van het eerste lid mag het basisbedrag van de totale investeringssubsidie voor verbouwingswerken ten hoogste 100% bedragen van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in artikel 12, § 1 en § 3, als het gaat om een ingrijpende duurzame verbouwing waardoor de realisatie gelijkwaardig wordt aan een nieuwbouw. Die verbouwing voldoet aan al de volgende voorwaarden: 1° het betreft een renovatie waarbij de technische installaties om een specifiek binnenklimaat te realiseren, volledig worden vervangen en minstens 75% van de bestaande en nieuwe scheidingsconstructies die het beschermd volume omhullen en die grenzen aan de buitenomgeving, worden geïsoleerd, behalve bij die erfgoedgebouwen waar zulke renovatie niet haalbaar blijkt;2° het project voldoet aan de minimumeisen en de voorwaarden voor comfort en gebruik van energie, water en materialen, zoals bepaald door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen;3° het gebouw heeft een functionaliteit die gelijkwaardig is aan een nieuwbouw. In het tweede lid, 1°, wordt verstaan onder erfgoedgebouw: 1° een beschermd monument als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;2° een gebouw dat deel uitmaakt van een beschermd cultuurhistorisch landschap of van een beschermd stads- of dorpsgezicht als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013; 3° een gebouw dat vastgesteld is in de inventaris van het bouwkundig erfgoed als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.".

Art. 48.In artikel 14, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 november 2011, wordt de zinsnede "een grootstad of centrumstad als vermeld in artikel 4 van het decreet van 13 december 2002 tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds" vervangen door de zinsnede "een van de centrumsteden, vermeld in artikel 19ter decies van het decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds".

Art. 49.In artikel 16 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 50.In artikel 21 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: "De verhouding van rechthebbenden en gerechtigden met verhoogde tegemoetkoming als vermeld in artikel 37 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, ten opzichte van het totale aantal rechthebbenden en gerechtigden die zijn ingeschreven bij het wijkgezondheidscentrum, ligt bij de aanvraag van de investeringssubsidie hoger dan het gemiddelde in Vlaanderen voor de ziekte- en invaliditeitsverzekering, op 1 januari van het voorafgaande kalenderjaar.". HOOFDSTUK VIII. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor het algemeen welzijnswerk

Art. 51.In artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor het algemeen welzijnswerk worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het derde lid wordt opgeheven;2° in het vierde lid, dat het derde wordt, worden de woorden "en het derde" opgeheven.

Art. 52.In artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 januari 2016, wordt paragraaf 2 opnieuw opgenomen in de volgende lezing: " § 2. Voor een nieuwbouw kan een subsidiebelofte worden toegekend voor de projectfasen technische uitrusting, afwerking, uitrusting en meubilering, ook al is de projectfase ruwbouw al aangevat of gerealiseerd voordat de subsidiebelofte voor nieuwbouw wordt aangevraagd. De projectfase ruwbouw wordt dan niet gesubsidieerd. Een subsidiebelofte voor de projectfase uitrusting en meubilering alleen is niet mogelijk. Bij de subsidiebelofte wordt de investeringssubsidie voor nieuwbouw, vermeld in paragraaf 1, dan verdeeld op de volgende wijze: 1° technische uitrusting: 30%;2° afwerking: 25%;3° uitrusting en meubilering: 10%. De projectfase ruwbouw, vermeld in het eerste lid, omvat de gevelsluiting, bovenbouw, onderbouw en dakwerken, en wordt gerealiseerd conform de bouwtechnische en bouwfysische normen, vermeld in dit besluit.".

Art. 53.Aan artikel 8 van hetzelfde besluit wordt een paragraaf 4 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 4. Voor een uitbreiding in de sector van het algemeen welzijnswerk kan een subsidiebelofte worden toegekend voor de projectfasen technische uitrusting, afwerking, uitrusting en meubilering, ook al is de projectfase ruwbouw al aangevat of gerealiseerd voordat de subsidiebelofte voor uitbreiding wordt aangevraagd. De projectfase ruwbouw wordt dan niet gesubsidieerd. Een subsidiebelofte voor de projectfase uitrusting en meubilering alleen is niet mogelijk. Bij de subsidiebelofte wordt de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in paragraaf 1, dan verdeeld op de volgende wijze: 1° technische uitrusting: 30%;2° afwerking: 25%. De projectfase ruwbouw, vermeld in het eerste lid, omvat de gevelsluiting, bovenbouw, onderbouw en dakwerken, en wordt gerealiseerd conform de bouwtechnische en bouwfysische normen, vermeld in dit besluit.

Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de uitrusting en meubilering, vermeld in het eerste lid, is vastgesteld op 60% van de goedgekeurde raming. Dat basisbedrag wordt verminderd op basis van de eindafrekening als dat nodig is. De te veel ontvangen investeringssubsidie wordt onmiddellijk terugbetaald.

De totale som van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in deze paragraaf, kan niet hoger zijn dan het basisbedrag van de investeringssubsidie voor nieuwbouw, vermeld in artikel 7, § 2.".

Art. 54.Aan artikel 9, § 2, van hetzelfde besluit worden een tweede en een derde lid toegevoegd, die luiden als volgt: "In afwijking van het eerste lid mag het basisbedrag van de totale investeringssubsidie voor verbouwingswerken ten hoogste 100% bedragen van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in artikel 8, § 1 en § 3, als het gaat om een ingrijpende duurzame verbouwing waardoor de realisatie gelijkwaardig wordt aan een nieuwbouw. Die verbouwing voldoet aan al de volgende voorwaarden: 1° het betreft een renovatie waarbij de technische installaties om een specifiek binnenklimaat te realiseren, volledig worden vervangen en minstens 75% van de bestaande en nieuwe scheidingsconstructies die het beschermd volume omhullen en die grenzen aan de buitenomgeving, worden geïsoleerd, behalve bij die erfgoedgebouwen waar zulke renovatie niet haalbaar blijkt;2° het project voldoet aan de minimumeisen en de voorwaarden voor comfort en gebruik van energie, water en materialen, zoals bepaald door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen;3° het gebouw heeft een functionaliteit die gelijkwaardig is aan een nieuwbouw. In het tweede lid, 1°, wordt verstaan onder erfgoedgebouw: 1° een beschermd monument als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;2° een gebouw dat deel uitmaakt van een beschermd cultuurhistorisch landschap of van een beschermd stads- of dorpsgezicht als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013; 3° een gebouw dat vastgesteld is in de inventaris van het bouwkundig erfgoed als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.".

Art. 55.In artikel 10, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 november 2011, wordt de zinsnede "een grootstad of centrumstad als vermeld in artikel 4 van het decreet van 13 december 2002 tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds" vervangen door de zinsnede "een van de centrumsteden, vermeld in artikel 19ter decies van het decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds".

Art. 56.Artikel 12 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 57.In artikel 14 van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "9, 10 en 12" vervangen door de zinsnede "9 en 10". HOOFDSTUK IX. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2011 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de sector van de voorzieningen voor gezinnen met kinderen

Art. 58.In artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2011 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de sector van de voorzieningen voor gezinnen met kinderen, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 november 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 4, 1°, wordt de zinsnede "bedraagt en in de rustruimte minimaal 18 ° C" vervangen door de zinsnede "en in de rustruimte minimaal 18° C kan bedragen";2° paragraaf 5 wordt vervangen door wat volgt: " § 5.De gebouwdelen die bestemd zijn voor de kinderen, worden onderverdeeld in leefgroepunits. In één leefgroepunit wordt één leefgroep ondergebracht. De leefgroepunit is samengesteld uit één leefruimte, minstens één afsluitbare rustruimte en één verzorgingszone. Voor leefgroepunits met meer dan negen kinderen zijn er minstens twee afsluitbare rustruimtes beschikbaar. Binnen een leefgroepunit is visueel toezicht tussen de ruimtes onderling of tussen de ruimtes en de verzorgingszone mogelijk."; 3° in paragraaf 7, 1°, wordt het woord "kinderopvangplaats" vervangen door het woord "bedplaats".

Art. 59.Artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 5 september 2014 en 18 november 2016, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 8.Voor een vertrouwenscentrum kindermishandeling is een investeringssubsidie mogelijk voor video-opnameapparatuur, die wordt beschouwd als noodzakelijke uitrusting, die afzonderlijk en in het bijzonder moet worden aangeschaft.".

Art. 60.In artikel 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 5 september 2014, 30 oktober 2015 en 18 november 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het derde lid wordt opgeheven;2° in het vierde lid, dat het derde wordt, worden de woorden "en het derde" opgeheven.

Art. 61.In artikel 10 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 januari 2016, wordt paragraaf 2 opnieuw opgenomen in de volgende lezing: " § 2. Voor een nieuwbouw kan een subsidiebelofte worden toegekend voor de projectfasen technische uitrusting, afwerking, uitrusting en meubilering, ook al is de projectfase ruwbouw al aangevat of gerealiseerd voordat de subsidiebelofte voor nieuwbouw wordt aangevraagd. De projectfase ruwbouw wordt dan niet gesubsidieerd. Een subsidiebelofte voor de projectfase uitrusting en meubilering alleen is niet mogelijk. Bij de subsidiebelofte wordt de investeringssubsidie voor nieuwbouw, vermeld in paragraaf 1, dan verdeeld op de volgende wijze: 1° technische uitrusting: 30%;2° afwerking: 25%;3° uitrusting en meubilering: 10%. De projectfase ruwbouw, vermeld in het eerste lid, omvat de gevelsluiting, bovenbouw, onderbouw en dakwerken, en wordt gerealiseerd conform de bouwtechnische en bouwfysische normen, vermeld in dit besluit.".

Art. 62.Aan artikel 11 van hetzelfde besluit wordt een paragraaf 4 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 4. Voor een uitbreiding in de sector van de voorzieningen voor gezinnen met kinderen kan een subsidiebelofte worden toegekend voor de projectfasen technische uitrusting, afwerking, uitrusting en meubilering, ook al is de projectfase ruwbouw al aangevat of gerealiseerd voordat de subsidiebelofte voor uitbreiding wordt aangevraagd. De projectfase ruwbouw wordt dan niet gesubsidieerd. Een subsidiebelofte voor de projectfase uitrusting en meubilering alleen is niet mogelijk. Bij de subsidiebelofte wordt de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in paragraaf 1, dan verdeeld op de volgende wijze: 1° technische uitrusting: 30%;2° afwerking: 25%. De projectfase ruwbouw, vermeld in het eerste lid, omvat de gevelsluiting, bovenbouw, onderbouw en dakwerken, en wordt gerealiseerd conform de bouwtechnische en bouwfysische normen, vermeld in dit besluit.

Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de uitrusting en meubilering, vermeld in het eerste lid, is vastgesteld op 60% van de goedgekeurde raming. Dat basisbedrag wordt verminderd op basis van de eindafrekening als dat nodig is. De te veel ontvangen investeringssubsidie wordt onmiddellijk terugbetaald.

De totale som van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in deze paragraaf, kan niet hoger zijn dan het basisbedrag van de investeringssubsidie voor nieuwbouw, vermeld in artikel 10, § 2.".

Art. 63.Aan artikel 12, § 2, van hetzelfde besluit worden een tweede en een derde lid toegevoegd, die luiden als volgt: "In afwijking van het eerste lid mag het basisbedrag van de totale investeringssubsidie voor verbouwingswerken ten hoogste 100% bedragen van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in artikel 11, § 1 en § 3, als het gaat om een ingrijpende duurzame verbouwing waardoor de realisatie gelijkwaardig wordt aan een nieuwbouw. Die verbouwing voldoet aan al de volgende voorwaarden: 1° het betreft een renovatie waarbij de technische installaties om een specifiek binnenklimaat te realiseren, volledig worden vervangen en minstens 75% van de bestaande en nieuwe scheidingsconstructies die het beschermd volume omhullen en die grenzen aan de buitenomgeving, worden geïsoleerd, behalve bij die erfgoedgebouwen waar zulke renovatie niet haalbaar blijkt;2° het project voldoet aan de minimumeisen en de voorwaarden voor comfort en gebruik van energie, water en materialen, zoals bepaald door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen;3° het gebouw heeft een functionaliteit die gelijkwaardig is aan een nieuwbouw. In het tweede lid, 1°, wordt verstaan onder erfgoedgebouw: a) een beschermd monument als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;b) een gebouw dat deel uitmaakt van een beschermd cultuurhistorisch landschap of van een beschermd stads- of dorpsgezicht als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013; c) een gebouw dat vastgesteld is in de inventaris van het bouwkundig erfgoed als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.".

Art. 64.In artikel 13, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 november 2011, wordt de zinsnede "een grootstad of centrumstad als vermeld in artikel 4 van het decreet van 13 december 2002 tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds" vervangen door de zinsnede "een van de centrumsteden, vermeld in artikel 19ter decies van het decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds". HOOFDSTUK X. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 2016 betreffende de subsidiëring van de uitrusting en apparatuur van de medisch-technische diensten van de ziekenhuizen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen, wat de financiering van de lasten van de voormelde uitrusting en apparatuur betreft

Art. 65.In artikel 4, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 2016 betreffende de subsidiëring van de uitrusting en apparatuur van de medisch-technische diensten van de ziekenhuizen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen, wat de financiering van de lasten van de voormelde uitrusting en apparatuur betreft, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 2016, wordt tussen de woorden "geïnstalleerd is" en de woorden "De subsidie" de zin "Voor het tweede toestel in universitaire ziekenhuizen, dat dient voor translationeel onderzoek en opleiding, wordt die jaarlijkse forfaitaire subsidie beperkt tot 100.000 euro." ingevoegd. HOOFDSTUK XI. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 houdende de procedureregels voor de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen

Art. 66.In artikel 4, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 houdende de procedureregels voor de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen wordt de zinsnede "een handelsvennootschap met rechtspersoonlijkheid als vermeld in artikel 2, § 2, van het Wetboek van Vennootschappen," vervangen door de zinsnede "een vennootschap met rechtspersoonlijkheid als vermeld in het Wetboek van Vennootschappen, met uitzondering van een coöperatieve vennootschap die erkend is conform artikel 5 van de wet van 20 juli 1955 houdende instelling van een Nationale Raad voor de Coöperatie,".

Art. 67.In artikel 9, eerste lid, 3°, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "over een genotsrecht beschikt als vermeld in artikel 3, eerste lid, van dit besluit," vervangen door de zinsnede "over een genotsrecht als vermeld in artikel 3, eerste lid, van dit besluit beschikt of zal beschikken,".

Art. 68.Aan artikel 15, derde lid, van hetzelfde besluit worden de volgende zinnen toegevoegd: "Hij bezorgt daarbij aan het Fonds ook het stuk waaruit blijkt dat de aanvrager over een genotsrecht beschikt als vermeld in artikel 3, eerste lid, van dit besluit. Als volgens het gemeen recht een authentieke akte vereist is, betreft het een authentieke akte, anders betreft het een geregistreerde onderhandse akte.".

Art. 69.In artikel 16, § 2, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt punt 9° opgeheven. HOOFDSTUK XII. - Slotbepalingen

Art. 70.Voor de dossiers waarvoor de subsidiebelofte is gegeven voor de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, gelden de bepalingen die van toepassing waren voor de datum van de inwerkingtreding van dit besluit.

In afwijking van het eerste lid gelden voor de projecten van ziekenhuizen ter uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 september 2012 betreffende pilootprojecten over nieuwe ruimtelijke concepten in de woonzorg de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de verzorgingsvoorzieningen die van toepassing zijn vanaf de datum van de inwerkingtreding van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 2018 tot wijziging van diverse besluiten inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden.

Aanvragen voor een subsidiebelofte voor meubilering en uitrusting, die afzonderlijk en in het bijzonder moeten worden aangeschaft, die werden ingediend voor de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, die nog geen subsidiebelofte hebben gekregen voor de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, en die door dit besluit niet meer in aanmerking komen voor subsidiëring, komen nog in aanmerking voor subsidiëring met toepassing van de bepalingen die van toepassing waren voor de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 71.Artikel 21 en 65 treden in werking op 1 januari 2019.

Art. 72.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 6 juli 2018.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN

^