Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 15 januari 2016
gepubliceerd op 10 maart 2016

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van de regels voor het verlenen van de voorafgaande vergunning voor sommige woonzorgvoorzieningen, wat betreft de lokale en regionale dienstencentra

bron
vlaamse overheid
numac
2016035245
pub.
10/03/2016
prom.
15/01/2016
ELI
eli/besluit/2016/01/15/2016035245/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 JANUARI 2016. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van de regels voor het verlenen van de voorafgaande vergunning voor sommige woonzorgvoorzieningen, wat betreft de lokale en regionale dienstencentra


De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;

Gelet op het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, artikel 6, § 1, artikel 6, § 2, gewijzigd bij het decreet van 3 juli 2015, artikel 7bis, § 1, eerste lid, ingevoegd bij het decreet van 17 maart 2006 en gewijzigd bij het decreet van 12 februari 2010, artikel 7bis, § 1, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 17 maart 2006, artikel 7bis, § 2, ingevoegd bij het decreet van 17 maart 2006 en gewijzigd bij het decreet van 3 juli 2015, artikel 8, hersteld bij het decreet van 12 februari 2010 en gewijzigd bij het decreet van 3 juli 2015, artikel 10, tweede lid, toegevoegd bij het decreet van 16 maart 1999 en gewijzigd bij het decreet van 12 februari 2010, artikel 11, gewijzigd bij de decreten van 20 december 1996 en 2 juni 2006, artikel 12, vervangen bij het decreet van 3 juli 2015, en artikel 13, gewijzigd bij het decreet van 16 maart 1999;

Gelet op het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009, artikel 59, gewijzigd bij het decreet van 21 juni 2013;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor voorzieningen voor ouderen en voorzieningen in de thuiszorg;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 tot regeling van de algemene leiding, de werking, het beheer en de vertegenwoordiging van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van de regels voor het verlenen van de voorafgaande vergunning voor sommige woonzorgvoorzieningen;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juni 2009 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de voorzieningen voor personen met een handicap;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juni 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de door het agentschap Jongerenwelzijn erkende voorzieningen en vergunde diensten;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de verzorgingsvoorzieningen;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor het algemeen welzijnswerk;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de preventieve en de ambulante gezondheidszorg;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2011 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de sector van de voorzieningen voor gezinnen met kinderen;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 23 oktober 2015;

Gelet op advies 58.533/3 van de Raad van State, gegeven op 22 december 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden

Artikel 1.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 mei 2008, 24 juli 2009, 4 juni 2010, 10 november 2011, 14 februari 2014 en 5 september 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 9°, punt 15°, punt 25° tot en met 28°, en punt 29° worden opgeheven; 2° er wordt een punt 32° toegevoegd, dat luidt als volgt: "32° berekend bouwplafond: tien zesde van de in de subsidiebelofte vastgelegde investeringssubsidie, berekend conform de basisbedragen, vermeld in de sectorbesluiten.".

Art. 2.In artikel 2bis, 2°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 november 2011, wordt de zinsnede "artikel 12, § 1, derde lid," vervangen door de zinsnede "artikel 12".

Art. 3.In artikel 4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 april 2002, 30 mei 2008, 10 november 2011, 14 februari 2014 en 5 september 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, 2°, wordt punt c) opgeheven;2° in paragraaf 1, 3°, wordt de zinsnede "de woonzorgcentra, de dagverzorgingscentra en de centra voor kortverblijf" vervangen door de woorden "de dagverzorgingscentra";3° in paragraaf 1, 3°, wordt punt c) opgeheven;4° in paragraaf 1, 4°, wordt punt c) opgeheven;5° paragraaf 2 wordt opgeheven.

Art. 4.In het opschrift van onderafdeling A van hoofdstuk II, afdeling 2, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 april 2002 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 en 5 september 2014, wordt de zinsnede "de algemene ziekenhuizen, de voorzieningen voor ouderen, de voorzieningen in de thuiszorg," opgeheven.

Art. 5.In artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 april 2002, 30 mei 2008, 24 juli 2009, 10 november 2011 en 5 september 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "de algemene ziekenhuizen, de voorzieningen voor ouderen, de voorzieningen in de thuiszorg," opgeheven; 2° in het eerste lid wordt de zin "De algemene ziekenhuizen, de voorzieningen voor ouderen en de voorzieningen in de thuiszorg dienen dit plan in bij het intern verzelfstandigd agentschap Zorg en Gezondheid." opgeheven; 3° in het tweede lid, 1°, wordt de zinsnede ", vergezeld van, voor de algemene ziekenhuizen, het advies van de medische raad, bedoeld in artikel 120 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, en eventueel van het advies van het coördinatiecomité, bedoeld in artikel 13 van het koninklijk besluit van 30 januari 1989 houdende vaststelling van aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten alsmede tot nadere omschrijving van de ziekenhuisgroeperingen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen" opgeheven.

Art. 6.In artikel 6, derde lid, 2°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 mei 2008, wordt de zinsnede "2° tot en met 5° " vervangen door de zinsnede "5° ".

Art. 7.In artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 april 2002, 30 mei 2008, 24 juli 2009, 10 november 2011 en 5 september 2014, wordt de zinsnede "hetzij aan de Commissie Zorgstrategie voor de algemene ziekenhuizen, hetzij aan de Commissie Zorgstrategie voor de voorzieningen voor ouderen en voorzieningen in de thuiszorg hetzij" opgeheven.

Art. 8.In artikel 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 april 2002, 30 mei 2008, 24 juli 2009, 10 november 2011 en 5 september 2014, worden het derde en het vierde lid opgeheven.

Art. 9.In artikel 10 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 mei 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het woord "Commissies" wordt vervangen door het woord "Commissie";2° het woord "hebben" wordt vervangen door het woord "heeft".

Art. 10.In artikel 13 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 mei 2008, 10 november 2011 en 14 februari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het getal "18" wordt vervangen door het getal "16"; 2° de zin "De aanvraag moet ingediend worden in twee exemplaren." wordt opgeheven.

Art. 11.Artikel 15 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 september 2014, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 15.De aanvraag van de goedkeuring van het masterplan en van de subsidiebelofte voor werkzaamheden bevat de volgende stukken en gegevens: 1° een ingevuld identificatieformulier op basis van een model dat ter beschikking wordt gesteld door het Fonds.Dat identificatieformulier bevat de volgende rubrieken: a) de identificatiegegevens van de aanvrager;b) de identificatiegegevens van de voorziening;c) de identificatiegegevens van de contactpersoon voor het dossier;d) een korte beschrijving van het project;e) de locatie van het project: adres en kadastergegevens;f) het juridische statuut van de gebouwen of de grond waarop het project gerealiseerd zal worden;g) de aard van de werkzaamheden;h) de capaciteiten van het project;i) als dat van toepassing is, de bevestiging van het engagement tot integratie van kunst, vermeld in de regelgeving houdende integratie van kunstwerken in gebouwen van openbare diensten en daarmee gelijkgestelde diensten en van door de overheid gesubsidieerde inrichtingen, verenigingen en instellingen die tot de Vlaamse Gemeenschap behoren;j) een akkoord met het initiële programma van eisen en het engagement ten aanzien van duurzaam bouwen;k) de identificatiegegevens van de coördinator die verantwoordelijk is voor het behalen van de objectief evalueerbare prestatie-eisen op het vlak van comfort en het gebruik van energie, water en materialen;l) de verwijzing naar een document waaruit blijkt dat het masterplan uitgevoerd kan worden conform artikel 11, § 1, van het decreet;m) voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand en de vergunde diensten voor pleegzorg: de verwijzing naar het zorgstrategische plan dat de minister heeft goedgekeurd;n) de verklaring op erewoord over het project waarvoor een subsidiebelofte wordt gevraagd, voor de toepassing, naargelang het geval, van: 1) artikel 16 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juni 2009 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de voorzieningen voor de sociale integratie van personen met een handicap;2) artikel 11 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor het algemeen welzijnswerk;3) artikel 14 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2011 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de sector van de voorzieningen voor gezinnen met kinderen;4) artikel 15 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de preventieve en de ambulante gezondheidszorg;5) artikel 12 van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juni 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de door het agentschap Jongerenwelzijn erkende voorzieningen en vergunde diensten;6) artikel 16 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de verzorgingsvoorzieningen;2° de ondertekende notulen van de vergadering van de bevoegde organen van de aanvrager met de beslissing om het masterplan goed te keuren en in te dienen;3° een bewijs dat de aanvrager over een genotsrecht beschikt als vermeld in artikel 12 van het decreet;4° een evaluatie van de bestaande infrastructuur van de aanvrager, met duiding van de voorgeschiedenis, het bouwkundige concept, de eventuele erfgoedwaarde, de functionaliteit, de leefbaarheid en de energie-efficiëntie;5° een conceptnota van het masterplan, die bestaat uit: a) een beschrijving van de totaliteit van de geplande investeringen voor de komende tien jaar, met daarbij: 1) de visie op de zorginfrastructuur met omschrijving van de doelgroep(en) en capaciteit(en);2) eventueel een opdeling in projecten en fasering, de uitvoeringstermijnen en geraamde investeringsbedragen;b) op het niveau van de site(s): globale schetsen, waarop de volgende elementen aangeduid zijn: 1) de aanleg van terreinen, gebouwen en parkeerterreinen, en de zoneringsplannen ervan;2) de ligging van de verschillende diensten van de voorziening, en de onderlinge samenhang tussen de diensten;3) een analyse van de bewoners-, bezoekers-, personeels- en goederenstromen;6° een verslag van het voortraject dat de aanvrager doorlopen heeft: a) een overzicht van het gevolg dat is gegeven aan de opmerkingen uit de voorafgaande besprekingen met het Fonds en de functioneel bevoegde administratie(s);b) een verslag van de besprekingen over het masterplan en het project met de interne belanghebbenden van de aanvrager, zoals personeel en bewoners;7° een conceptnota met het functionele en architecturale concept van het project: een beschrijving van het architecturale en functionele concept, onder meer een beschrijving van de toegang en circulatie, de functionele opdelingen, publiek-privaat, de flexibiliteit van het concept, de mogelijke uitbreidingsmogelijkheden en de fasering van de werkzaamheden;8° de plannen van het project: a) een inplantingsplan op schaal 1/500;b) grondplannen op schaal 1/100, bij een verbouwing wordt een plan toegevoegd met aanduiding van de werkzaamheden van de verbouwing ten opzichte van de bestaande situatie;c) gevels en sneden;d) een detailplan van elke typekamer;9° het initiële programma van eisen op het vlak van comfort en gebruik van energie, water en materialen, en de conceptnota met de bouwfysische en bouwtechnische opvattingen.Een programma van eisen is een basisdocument waarin de projectgebonden doelstellingen en prestatie-eisen op het vlak van comfort en gebruik van energie, water en materialen worden bepaald. Per type van lokaal worden de objectief evalueerbare comfortgrenswaarden en specifieke technische eisen vermeld. De minister bepaalt de minimumeisen en de voorwaarden op het vlak van comfort en gebruik van energie, water en materialen; 10° de volgende documenten ter staving van duurzaam bouwen: a) een afvinklijst duurzaam bouwen op basis van een model dat ter beschikking wordt gesteld door het Fonds;b) studies of adviezen ter ondersteuning van de aangeduide criteria duurzaamheid;11° een advies van de bevoegde brandweerdienst of een verslag van de bespreking met de bevoegde brandweerdienst, dat door de aanvrager is ondertekend en dat ter kennisgeving is bezorgd aan de bevoegde brandweerdienst;12° de kostenraming van het project, per kostensoort, per zorgvorm, en ten minste opgedeeld in vier onderdelen: ruwbouw, technische uitrusting, afwerking, losse uitrusting en meubilering, waarbij: a) voor een verbouwing altijd een gedetailleerde raming wordt bijgevoegd;b) de raming altijd exclusief btw en algemene onkosten is;c) de geraamde bouwkosten per m|F2, per kostensoort en per zorgvorm worden opgegeven;13° de bruto- en netto-oppervlakte-overzichten.De bruto-oppervlakteberekening betreft een overzicht van de bestaande en toekomstige functionele oppervlakte van de aanvrager. Het overzicht van de netto-oppervlakten betreft een lijst van de netto-oppervlakten van de functionele ruimten van het project; 14° een financieel plan voor de bedoelde investeringen, gedetailleerd voor het project, met een bijgevoegde balans, exploitatierekening en winst-en-verliesrekening;15° met het oog op de controle van de verwantschapsband, vermeld in artikel 2bis en 2ter van dit besluit, als de aanvrager niet de eigenaar is van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond waarop het project is gepland, en met behoud van de toepassing van de mogelijkheid van het Fonds om aanvullende gegevens op te vragen conform artikel 2ter, vijfde en zesde lid, van dit besluit: a) de laatst goedgekeurde jaarrekening van de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond, als die niet neergelegd hoeft te worden bij de Nationale Bank van België;b) de laatst goedgekeurde jaarrekening van de bestuurders met rechtspersoonlijkheid in de raad van bestuur van de aanvrager, als die niet neergelegd hoeft te worden bij de Nationale Bank van België;c) de laatst goedgekeurde jaarrekening van de bestuurders met rechtspersoonlijkheid in de raad van bestuur van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond, als die niet neergelegd hoeft te worden bij de Nationale Bank van België;d) een verklaring waarvan het origineel ondertekend is door de voltallige raad van bestuur van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond enerzijds, en de aanvrager anderzijds, dat er geen ongeoorloofde verwantschapsband bestaat tussen de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond en de aanvrager, vermeld in artikel 2bis en 2ter van dit besluit;16° als het een project met volledige autofinanciering zonder voorafgaande subsidiebelofte betreft als vermeld in artikel 8 van het decreet, de gegevens waaruit blijkt dat de aanvrager beschikt over de nodige financiële middelen die vereist zijn voor de volledige autofinanciering van het project. De stukken en gegevens, vermeld in het eerste lid, 4° tot en met 6°, vormen het masterplan.

De stukken en gegevens, vermeld in het eerste lid, 7° tot en met 16°, vormen het projectplan.".

Art. 12.Artikel 16 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 april 2002, 30 mei 2008, 24 juli 2009, 10 november 2011 en 5 september 2014, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 16.De aanvraag van de subsidiebelofte kan alleen betrekking hebben op een aankoop als die gevolgd wordt door een verbouwing. In dat geval bevat de aanvraag de volgende stukken: 1° de stukken, vermeld in artikel 15, eerste lid, 1° en 2° en 4° tot en met 16° ;2° de verkoopbelofte of het compromis met opschortende voorwaarde;3° een bodemattest conform de regelgeving over de bodemsanering. In afwijking van het eerste lid is voor de sectoren algemeen welzijnswerk, preventieve en ambulante gezondheidszorg, bijzondere jeugdbijstand en vergunde diensten voor pleegzorg, en voorzieningen voor gezinnen met kinderen, voor een lokaal dienstencentrum of een regionaal dienstencentrum, voor een dagverzorgingscentrum, voor een erkend centrum voor ontwikkelingsstoornissen als vermeld in het besluit van de Vlaamse regering van 16 juni 1998 tot regeling van de erkenning en de subsidiëring van de centra voor ontwikkelingsstoornissen, en voor een door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap erkend extramuraal centrum of erkende extramurale dienst voor de functionele revalidatie van personen met een handicap, een aankoop zonder verbouwing mogelijk. In dat geval moet de aanvraag van de subsidiebelofte de volgende stukken bevatten: 1° de stukken, vermeld in artikel 15, eerste lid, 1° en 2° en 4° tot en met 10°, en 13° tot en met 16°, van dit besluit;2° de verkoopbelofte of het compromis met opschortende voorwaarden;3° een bodemattest conform de regelgeving over de bodemsanering;4° de stedenbouwkundige vergunning en het bijbehorende brandpreventieverslag van het aan te kopen gebouw. In geval van functiewijziging van het gebouw in kwestie wordt de aanvraag aangevuld, met betrekking tot de toekomstige bestemming, met een advies van de bevoegde brandweerdienst of een verslag van de bespreking met de bevoegde brandweerdienst, dat door de aanvrager is ondertekend en dat ter kennisgeving is bezorgd aan de bevoegde brandweerdienst.".

Art. 13.Artikel 17 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 mei 2008, 10 november 2011 en 14 februari 2014, wordt opgeheven.

Art. 14.Artikel 18 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 november 2011 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 februari 2014 en 5 september 2014, wordt opgeheven.

Art. 15.In artikel 19 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 april 2002, 30 mei 2008, 24 juli 2009, 10 november 2011 en 5 september 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: "Het Fonds onderzoekt of de aanvraag, vermeld in artikel 4, wat betreft de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand en de vergunde diensten voor pleegzorg, en de aanvraag, vermeld in artikel 13, voldoen aan de toepasselijke bepalingen van respectievelijk artikel 4, 13 tot en met 16, en maakt een raming van de financiële weerslag van het project op de opeenvolgende begrotingsjaren."; 2° in paragraaf 2 wordt de zinsnede "de algemene ziekenhuizen, de voorzieningen voor ouderen, de voorzieningen in de thuiszorg," telkens opgeheven.

Art. 16.In artikel 20 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 mei 2008, 10 november 2011 en 14 februari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan paragraaf 1, tweede lid, wordt de volgende zin toegevoegd: "Het Fonds moet de stedenbouwkundige vergunning voor het project en de authentieke akte hebben waaruit blijkt dat de aanvrager over een genotsrecht beschikt als vermeld in artikel 12 van het decreet, vóór de subsidiebelofte voor het project kan worden gegeven."; 2° aan paragraaf 1, derde lid, wordt de volgende zin toegevoegd: "De geldigheidstermijn van de subsidiebelofte kan, op gemotiveerd verzoek van de aanvrager, door de minister worden verlengd in geval van overmacht."; 3° paragraaf 4 wordt vervangen door wat volgt: " § 4.Uiterlijk negentig kalenderdagen voor het bevel tot aanvang van de werkzaamheden die betrekking hebben op het project, kan de aanvrager bij het Fonds een wijziging van de subsidiebelofte aanvragen. Die aanvraag tot wijziging wordt omstandig gemotiveerd en bevat de stukken die gewijzigd zijn ten opzichte van de aanvraag van de oorspronkelijke subsidiebelofte.

Als het bedrag van de aanvraag van de nieuwe subsidiebelofte meer dan 10% hoger is dan het bedrag van de oorspronkelijke subsidiebelofte, zijn artikel 19 en 20, § 1 tot en met § 3, van overeenkomstige toepassing op de procedure tot wijziging van de subsidiebelofte.

Als het bedrag van de aanvraag van de nieuwe subsidiebelofte 10% of minder hoger is dan het bedrag van de oorspronkelijke subsidiebelofte, zijn artikel 19 en 20, § 1 tot en met § 3, van overeenkomstige toepassing op de procedure tot wijziging van de subsidiebelofte, met dien verstande dat er geen tussenkomst is van de coördinatiecommissie, vermeld in artikel 19, § 4.

Het ontwerp van beslissing over de gewijzigde subsidiebelofte wordt opgemaakt door het Fonds en voorgelegd aan de minister ter beslissing."; 4° er wordt een paragraaf 5 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 5.Het bedrag van de subsidiebelofte wordt door het Fonds aangepast aan de bouwindex die geldt op het moment van het bevel tot aanvang van de werkzaamheden of van het plaatsen van de bestelling, conform de bepalingen en berekeningsregels, vermeld in de sectorbesluiten.".

Art. 17.In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 september 2014, wordt hoofdstuk III, dat bestaat uit artikel 21 tot en met 28, vervangen door wat volgt: "Hoofdstuk III. - Uitvoering van het project en betaling van de investeringssubsidie Afdeling 1. - Bevel tot aanvang van de werkzaamheden, plaatsen van de

bestelling of verlijden van de authentieke akte

Art. 21.Na de ontvangst van de subsidiebelofte kan de aanvrager het bevel geven tot aanvang van de werkzaamheden, kan hij de bestelling plaatsen of kan hij de authentieke akte voor de aankoop verlijden.

Nadat de aanvrager het bevel heeft gegeven tot aanvang van de werkzaamheden, de bestelling geplaatst heeft of de authentieke akte verleden heeft, bezorgt de aanvrager onmiddellijk een kopie van het bevel, van de bestelling of van de authentieke akte aan het Fonds. Afdeling 2. -Betaling van de investeringssubsidie voor aankoop

Art. 22.De investeringssubsidie voor aankoop wordt betaald nadat de authentieke akte bij het Fonds is ingediend. Afdeling 3. - Betaling van de investeringssubsidie voor louter

uitrusting en meubilering

Art. 23.De investeringssubsidie voor louter uitrusting en meubilering wordt betaald na de goedkeuring van de leveringen door het Fonds en nadat de volgende stukken bij het Fonds zijn ingediend: 1° het proces-verbaal van voorlopige oplevering;2° de eindafrekening. Afdeling 4. - Betaling van de investeringssubsidie

Onderafdeling 1. - Betaling van de eerste schijf

Art. 24.Na de ontvangst van een eerste factuur van de aannemer kan de aanvrager de betaling van de eerste schijf van de investeringssubsidie voor werkzaamheden aanvragen bij het Fonds.

De aanvrager bezorgt bij zijn aanvraag, vermeld in het eerste lid, een kopie van de eerste factuur, samen met een overzicht van de gunningen, aan het Fonds. Dat overzicht wordt opgemaakt op basis van een model dat door het Fonds ter beschikking wordt gesteld.

Na goedkeuring door het Fonds wordt 25% van de investeringssubsidie betaald.

Onderafdeling 2. - Betaling van de tweede schijf

Art. 25.Als de werkzaamheden voor 50% gevorderd zijn op basis van het berekende bouwplafond, kan de aanvrager de betaling van de tweede schijf van de investeringssubsidie voor werkzaamheden aanvragen bij het Fonds.

De aanvrager bezorgt bij zijn aanvraag, vermeld in het eerste lid, de volgende stukken aan het Fonds: 1° een verslag met een overzicht van de wijze waarop de aanvrager tegemoetgekomen is aan de opmerkingen, vermeld bij de subsidiebelofte, en van alle wijzigingen die ten opzichte van de subsidiebelofte doorgevoerd zijn, zowel op bouwfysisch, bouwtechnisch, conceptueel als op functioneel vlak;2° een overzicht van de uitgevoerde en geplande werkzaamheden;3° de door de aannemer bezorgde facturen of vorderingsstaten;4° een overzicht van de gunningen, opgemaakt op basis van een model dat door het Fonds ter beschikking wordt gesteld;5° een geactualiseerde raming volgens de verschillende soorten van werkzaamheden en per zorgvorm;6° een geactualiseerd programma van eisen op het vlak van comfort en gebruik van energie, water en materialen;7° de volgende documenten ter staving van duurzaam bouwen: a) een actualisatie van de afvinklijst duurzaam bouwen op basis van een model dat ter beschikking wordt gesteld door het Fonds;b) studies of adviezen ter ondersteuning van de aangeduide criteria duurzaam bouwen, waaronder een document ter staving van de energieprestatieregelgeving (EPB). De aanvrager houdt de volgende stukken ter beschikking: 1° de bestekken;2° het gunningsdossier per aanbesteding, dat bestaat uit: a) het proces-verbaal van de opening van de inschrijvingen;b) alle biedingen;c) de verslagen van de controle van de biedingen;d) de door de aanvrager gemotiveerde keuze van aannemer of leverancier. Na controle door het Fonds wordt 25% van de investeringssubsidie betaald.

Onderafdeling 3. - Betaling van de derde schijf

Art. 26.Als de werkzaamheden voor 75% gevorderd zijn op basis van het berekende bouwplafond, kan de aanvrager de betaling van de derde schijf van de investeringssubsidie voor werkzaamheden aanvragen bij het Fonds.

De aanvrager bezorgt bij zijn aanvraag, vermeld in het eerste lid, de volgende stukken aan het Fonds: 1° de door de aannemer bezorgde facturen;2° een overzicht van de gunningen, opgemaakt op basis van een model dat door het Fonds ter beschikking wordt gesteld. Na controle door het Fonds wordt 25% van de investeringssubsidie betaald.

Onderafdeling 4. - Betaling van de vierde schijf

Art. 27.Na de ingebruikname van de betreffende infrastructuur kan de aanvrager de betaling van de vierde schijf van de investeringssubsidie voor werkzaamheden aanvragen bij het Fonds. Bij zijn aanvraag vermeldt hij de datum van ingebruikname.

Het Fonds evalueert het dossier, onder meer de conformiteit met de subsidiebelofte, de conformiteit met de wetgeving op de overheidsopdrachten en de vordering van de werkzaamheden.

Na positieve evaluatie door het Fonds wordt 15% van de investeringssubsidie betaald.

Onderafdeling 5. - Betaling van de vijfde schijf

Art. 28.Op zijn vroegst een jaar na de ingebruikname van de betreffende infrastructuur kan de aanvrager de betaling van de vijfde schijf van de investeringssubsidie voor werkzaamheden aanvragen bij het Fonds.

De aanvrager bezorgt bij zijn aanvraag, vermeld in het eerste lid, de volgende stukken aan het Fonds: 1° een verslag met een overzicht van de wijze waarop de aanvrager tegemoetgekomen is aan de opmerkingen, vermeld bij de subsidiebelofte, en van alle wijzigingen die ten opzichte van de subsidiebelofte doorgevoerd zijn, zowel op bouwfysisch, bouwtechnisch, conceptueel als op functioneel vlak;2° een eindafrekening, die bestaat uit: a) de eindstaat van het project, per perceel en per onderdeel.De onderdelen zijn ruwbouw, technische uitrusting, afwerking en losse uitrusting en meubilering; b) de finale bouwkosten van het project per soort van werkzaamheden en per zorgvorm;c) de door de aannemer bezorgde facturen of vorderingsstaten;3° een definitief overzicht van de gunningen, opgemaakt op basis van een model dat door het Fonds ter beschikking wordt gesteld;4° een bewijs van betaling van het kunstwerk of de kunstwerken in geval van toepassing van de regelgeving houdende integratie van kunstwerken in gebouwen van openbare diensten en daarmee gelijkgestelde diensten en van door de overheid gesubsidieerde inrichtingen, verenigingen en instellingen die tot de Vlaamse Gemeenschap behoren;5° een definitief programma van eisen op het vlak van comfort en gebruik van energie, water en materialen;6° de volgende documenten ter staving van duurzaam bouwen: a) een actualisatie van de afvinklijst duurzaam bouwen op basis van een model dat ter beschikking wordt gesteld door het Fonds;b) een akkoordbrief van de aanvrager waarbij hij stelt dat aan het programma van eisen is voldaan, conform de minimumeisen van de minister, en waarbij hij stelt dat afdoende rekening is gehouden met de vereisten en adviezen;c) studies of adviezen ter ondersteuning van de aangeduide criteria duurzaamheid, waaronder een document ter staving van de energieprestatieregelgeving (EPB);7° een evaluatie van het project, opgemaakt op basis van een model dat door het Fonds ter beschikking wordt gesteld;8° met het oog op de controle van de verwantschapsband, vermeld in artikel 2bis en 2ter, als de aanvrager niet de eigenaar is van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond waarop het project is gepland, en met behoud van de toepassing van de mogelijkheid van het Fonds om aanvullende gegevens op te vragen overeenkomstig artikel 2ter, vijfde en zesde lid, van dit besluit: a) de laatst goedgekeurde jaarrekening van de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond, als die niet neergelegd hoeft te worden bij de Nationale Bank van België;b) de laatst goedgekeurde jaarrekening van de bestuurders met rechtspersoonlijkheid in de raad van bestuur van de aanvrager, als die niet neergelegd hoeft te worden bij de Nationale Bank van België;c) de laatst goedgekeurde jaarrekening van de bestuurders met rechtspersoonlijkheid in de raad van bestuur van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond, als die niet neergelegd hoeft te worden bij de Nationale Bank van België;d) een verklaring waarvan het origineel ondertekend is door de voltallige raad van bestuur van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond enerzijds, en de aanvrager anderzijds, dat er geen ongeoorloofde verwantschapsband bestaat tussen de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond en de aanvrager, vermeld in artikel 2bis en 2ter van dit besluit;9° de authentieke akte waaruit blijkt dat de aanvrager over een genotsrecht beschikt als vermeld in artikel 12 van het decreet. De aanvrager houdt de volgende stukken ter beschikking: 1° de bestekken;2° het gunningsdossier per aanbesteding, dat bestaat uit: a) het proces-verbaal van de opening van de inschrijvingen;b) alle biedingen;c) de verslagen van de controle van de biedingen;d) de door de aanvrager gemotiveerde keuze van aannemer of leverancier;3° het proces-verbaal van voorlopige of definitieve oplevering;4° de verbruiksgegevens van energie en water. Het Fonds maakt een eindevaluatie op van het dossier.

Na positieve eindevaluatie door het Fonds wordt 10%, zijnde het saldo, van de investeringssubsidie betaald. In geval van verbouwing en in alle dossiers die onder de toepassing vallen van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de verzorgingsvoorzieningen, wordt het saldo zo nodig beperkt op basis van de eindafrekening. De op dat moment eventueel te veel ontvangen investeringssubsidie moet worden terugbetaald.".

Art. 18.In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 september 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° hoofdstuk IV, dat bestaat uit artikel 29 tot en met 34, wordt vervangen door wat volgt: "Hoofdstuk IV.- Specifieke procedure voor projecten met volledige autofinanciering zonder voorafgaande subsidiebelofte

Art. 29.Behalve in geval van de afwijkingen, vermeld in dit artikel, gelden de regels voor de uitvoering van het project en de betaling van de investeringssubsidie, vermeld in hoofdstuk III van dit besluit, ook voor de projecten met volledige autofinanciering zonder voorafgaande subsidiebelofte als vermeld in artikel 8 van het decreet.

In afwijking van artikel 21 kan het bevel tot aanvang van de werkzaamheden al worden gegeven, kan de bestelling al geplaatst worden of kan de authentieke akte voor de aankoop al worden verleden nadat de coördinatiecommissie, vermeld in artikel 19, een gunstig advies heeft verleend met het oog op het verkrijgen van de subsidiebelofte, met behoud van de toepassing van de beslissingsbevoegdheid van de minister. De aanvrager wordt op de hoogte gebracht van het advies van de coördinatiecommissie.

Nadat de aanvrager de subsidiebelofte heeft verkregen, kan hij de betaling van de investeringssubsidies aanvragen overeenkomstig de procedure, vermeld in hoofdstuk III."; 2° de volgende artikelen worden opgeheven: a) artikel 30 tot en met 32;b) artikel 34.

Art. 19.In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 september 2014, wordt hoofdstuk V, dat bestaat uit artikel 35, opgeheven.

Art. 20.In artikel 41 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 februari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2, eerste lid, wordt de zinsnede "artikel 12, § 1, derde lid," vervangen door de zinsnede "artikel 12";2° in paragraaf 3 wordt de zinsnede "artikel 12, § 1, derde lid," vervangen door de zinsnede "artikel 12".

Art. 21.Artikel 42bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 mei 2008 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 februari 2014, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 42bis.De aanvrager of de financier bezorgt stukken, met inbegrip van plannen, op elektronische wijze aan het Fonds of aan de functioneel bevoegde administratie. Bijkomend worden plannen in tweevoud bezorgd op papier.". HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor voorzieningen voor ouderen en voorzieningen in de thuiszorg

Art. 22.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor voorzieningen voor ouderen en voorzieningen in de thuiszorg, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 en 10 november 2011, worden punt 5° en punt 7° opgeheven.

Art. 23.In artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 1 juni 2001 en 24 juli 2009, wordt paragraaf 2 opgeheven.

Art. 24.In artikel 9 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 februari 2014, worden de woorden "definitief principieel akkoord" telkens vervangen door het woord "subsidiebelofte". HOOFDSTUK 3. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 tot regeling van de algemene leiding, de werking, het beheer en de vertegenwoordiging van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden

Art. 25.In artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 tot regeling van de algemene leiding, de werking, het beheer en de vertegenwoordiging van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden wordt het tweede lid opgeheven. HOOFDSTUK 4. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van de regels voor het verlenen van de voorafgaande vergunning voor sommige woonzorgvoorzieningen

Art. 26.In het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van de regels voor het verlenen van de voorafgaande vergunning voor sommige woonzorgvoorzieningen, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2014, wordt een artikel 14/3 ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 14/3.In afwijking van artikel 7, § 1, 2° en 3°, van dit besluit kunnen voorafgaande vergunningen voor de realisatie van lokale en regionale dienstencentra, waarvoor voor 1 juli 2015 een zorgstrategisch plan als vermeld in het besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden of in het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, is goedgekeurd, geldig blijven tot de voltooiing van de bouwwerken en de erkenning van de voorziening.

Als binnen de termijn, vermeld in artikel 7, § 1, 2°, de stedenbouwkundige vergunning nog niet is verkregen of aangevraagd of als binnen de termijn, vermeld in artikel 7, § 1, 3°, nog geen winddichte infrastructuur is gerealiseerd, volstaat het dat de initiatiefnemer dat meldt aan het agentschap en daarbij verwijst naar het voor 1 juli 2015 goedgekeurde zorgstrategische plan. De administrateur-generaal verlengt dan de voorafgaande vergunning. De verlenging blijft geldig tot de voltooiing van de bouwwerken en de erkenning van de voorziening.

Als de procedure in het kader van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden wordt stopgezet, hetzij op verzoek van de initiatiefnemer, hetzij door een negatief advies van de coördinatiecommissie bij het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, vervalt de mogelijkheid, vermeld in het eerste lid. In dat geval wordt de geldigheidstermijn van de voorafgaande vergunning nog eenmaal verlengd met maximaal drie jaar vanaf de datum van het verzoek van de initiatiefnemer of de datum van het negatieve advies van de coördinatiecommissie.". HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juni 2009 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de voorzieningen voor personen met een handicap

Art. 27.In artikel 12 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juni 2009 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de voorzieningen voor personen met een handicap wordt paragraaf 2 opgeheven.

Art. 28.In artikel 16 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 februari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "of definitief principieel akkoord" worden opgeheven;2° de woorden "of een definitief principieel akkoord" worden opgeheven. HOOFDSTUK 6. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juni 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de door het agentschap Jongerenwelzijn erkende voorzieningen en vergunde diensten

Art. 29.In artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juni 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de door het agentschap Jongerenwelzijn erkende voorzieningen en vergunde diensten, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 september 2014, wordt paragraaf 2 opgeheven. HOOFDSTUK 7. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de verzorgingsvoorzieningen

Art. 30.In artikel 9 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de verzorgingsvoorzieningen worden paragraaf 3 en paragraaf 4 opgeheven. HOOFDSTUK 8. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor het algemeen welzijnswerk

Art. 31.In artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor het algemeen welzijnswerk wordt paragraaf 2 opgeheven. HOOFDSTUK 9. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de preventieve en de ambulante gezondheidszorg

Art. 32.In artikel 11 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de preventieve en de ambulante gezondheidszorg wordt paragraaf 2 opgeheven. HOOFDSTUK 1 0. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2011 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de sector van de voorzieningen voor gezinnen met kinderen

Art. 33.In artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2011 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de sector van de voorzieningen voor gezinnen met kinderen wordt paragraaf 2 opgeheven. HOOFDSTUK 1 1. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden

Art. 34.In artikel 3, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden wordt de zinsnede "artikel 12, § 1, derde lid," vervangen door de zinsnede "artikel 12".

Art. 35.In artikel 34 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 februari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "een eerste aanvraag tot verstrekking van een gebruikstoelage" vervangen door de woorden "een aanvraag tot verstrekking van een eerste gebruikstoelage" en worden de woorden "Die eerste aanvraag" vervangen door de woorden "Die aanvraag"; 2° in het tweede lid wordt de zin "Als de aanvrager bij een aanvraag al bepaalde stukken heeft bezorgd aan het Fonds, hoeven dezelfde stukken niet meer gevoegd te worden bij zijn aanvraag in de daaropvolgende jaren." vervangen door de zin "Als de aanvrager al bepaalde stukken heeft bezorgd aan het Fonds, hoeven dezelfde stukken niet meer bezorgd te worden aan het Fonds."; 3° een derde tot en met vijfde lid worden toegevoegd, die luiden als volgt: "De aanvraag, vermeld in het eerste lid, bevat de ondertekende notulen van de vergadering van de bevoegde organen van de aanvrager met de beslissing om een gebruikstoelage aan te vragen. Na de aanvraag tot verstrekking van een eerste gebruikstoelage hoeft er in de volgende jaren geen nieuwe aanvraag tot verstrekking van een gebruikstoelage worden ingediend door de aanvrager. In de volgende jaren wordt die procedure door het Fonds automatisch opgestart.

Nadat de aanvrager de betreffende infrastructuur in gebruik heeft genomen, meldt hij onmiddellijk de datum van ingebruikname aan het Fonds.".

Art. 36.In het opschrift van onderafdeling 2 van hoofdstuk 5, afdeling 4, van hetzelfde besluit wordt het woord "Aanvraagprocedure" vervangen door het woord "Procedure".

Art. 37.Artikel 35 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 februari 2014, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 35.Tijdens de werkzaamheden en tot een jaar na de ingebruikname van de betreffende infrastructuur worden de volgende stukken ter beschikking gehouden door de aanvrager of op verzoek van het Fonds bezorgd aan het Fonds: 1° een verslag met een overzicht van de wijze waarop de aanvrager tegemoetgekomen is aan de opmerkingen, vermeld bij het definitieve principiële akkoord, en over alle wijzigingen die ten aanzien van de aanvraag van het definitieve principiële akkoord doorgevoerd zijn, zowel op bouwfysisch, bouwtechnisch, conceptueel als functioneel vlak;2° een overzicht van de uitgevoerde en geplande werkzaamheden;3° een overzicht van de gunningen, opgemaakt op basis van een model dat door het Fonds ter beschikking wordt gesteld;4° een geactualiseerd programma van eisen op het vlak van comfort en gebruik van energie, water en materialen;5° de volgende documenten ter staving van duurzaam bouwen: a) een actualisatie van de afvinklijst duurzaam bouwen op basis van een model dat ter beschikking wordt gesteld door het Fonds;b) studies of adviezen ter ondersteuning van de aangeduide criteria duurzaamheid, waaronder een document ter staving van de energieprestatieregelgeving (EPB);6° een geactualiseerde raming voor de verschillende soorten van werkzaamheden en per zorgvorm;7° de bestekken;8° het gunningsdossier, dat bestaat uit: a) het proces-verbaal van de opening van de inschrijvingen;b) alle biedingen;c) de verslagen van de controle van de biedingen;d) de door de aanvrager gemotiveerde keuze van aannemer of leverancier;9° het proces-verbaal van voorlopige oplevering;10° een bewijs van betaling van het kunstwerk of de kunstwerken in geval van toepassing van de regelgeving houdende integratie van kunstwerken in gebouwen van openbare diensten en daarmee gelijkgestelde diensten en van door de overheid gesubsidieerde inrichtingen, verenigingen en instellingen die tot de Vlaamse Gemeenschap behoren;11° met het oog op de controle van de verwantschapsband, vermeld in artikel 3 en 4 van dit besluit, als de aanvrager niet de eigenaar is van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond waarop het project is gepland, en met behoud van de toepassing van de mogelijkheid van het Fonds om aanvullende gegevens op te vragen conform artikel 4, § 5 en § 6, van dit besluit: a) de laatst goedgekeurde jaarrekening van de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond, als die niet neergelegd hoeft te worden bij de Nationale Bank van België;b) de laatst goedgekeurde jaarrekening van de bestuurders met rechtspersoonlijkheid in de raad van bestuur van de aanvrager, als die niet neergelegd hoeft te worden bij de Nationale Bank van België;c) de laatst goedgekeurde jaarrekening van de bestuurders met rechtspersoonlijkheid in de raad van bestuur van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond, als die niet neergelegd hoeft te worden bij de Nationale Bank van België;d) een verklaring waarvan het origineel ondertekend is door de voltallige raad van bestuur van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond enerzijds, en de aanvrager anderzijds, dat er geen ongeoorloofde verwantschapsband bestaat tussen de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond en de aanvrager als vermeld in artikel 3 en 4 van dit besluit;12° de authentieke akte waaruit blijkt dat de aanvrager over een genotsrecht beschikt als vermeld in artikel 12 van het decreet van 23 februari 1994. Vanaf een jaar na de ingebruikname van de betreffende infrastructuur worden de volgende stukken ter beschikking gehouden door de aanvrager of op verzoek van het Fonds bezorgd aan het Fonds: 1° een verslag met een overzicht van de wijze waarop de aanvrager tegemoetgekomen is aan de opmerkingen, vermeld bij het definitieve principiële akkoord, en over alle wijzigingen die ten aanzien van het definitieve principiële akkoord doorgevoerd zijn, zowel op bouwfysisch, bouwtechnisch, conceptueel als functioneel vlak;2° een eindafrekening, die bestaat uit: a) de eindstaat van het project, per perceel en per onderdeel.De onderdelen zijn ruwbouw, technische uitrusting, afwerking en losse uitrusting en meubilering; b) de finale bouwkosten van het project per soort van werkzaamheden en per zorgvorm;c) de door de aannemer bezorgde facturen of vorderingsstaten;3° een definitief overzicht van de gunningen, opgemaakt op basis van een model dat door het Fonds ter beschikking wordt gesteld;4° een definitief programma van eisen op het vlak van comfort en gebruik van energie, water en materialen;5° de volgende documenten ter staving van duurzaam bouwen: a) een actualisatie van de afvinklijst duurzaam bouwen op basis van een model dat ter beschikking wordt gesteld door het Fonds;b) een akkoordbrief van de aanvrager waarbij hij stelt dat aan het programma van eisen is voldaan, conform de minimumeisen van de minister, en waarbij hij stelt dat afdoende rekening is gehouden met de vereisten en adviezen;c) studies of adviezen ter ondersteuning van de aangeduide criteria duurzaamheid, waaronder een document ter staving van de energieprestatieregelgeving (EPB);6° een evaluatie van het project, opgemaakt op basis van een model dat door het Fonds ter beschikking wordt gesteld;7° de verbruiksgegevens van energie en water;8° het gunningsdossier, per aanbesteding, dat bestaat uit: a) het proces-verbaal van de opening van de inschrijvingen;b) alle biedingen;c) de verslagen van de controle van de biedingen;d) de door de aanvrager gemotiveerde keuze van aannemer of leverancier;9° het proces-verbaal van voorlopige of definitieve oplevering;10° een bewijs van betaling van het kunstwerk of de kunstwerken in geval van toepassing van de regelgeving houdende integratie van kunstwerken in gebouwen van openbare diensten en daarmee gelijkgestelde diensten en van door de overheid gesubsidieerde inrichtingen, verenigingen en instellingen die tot de Vlaamse Gemeenschap behoren;11° met het oog op de controle van de verwantschapsband, vermeld in artikel 3 en 4 van dit besluit, als de aanvrager niet de eigenaar is van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond waarop het project is gepland, en met behoud van de toepassing van de mogelijkheid van het Fonds om aanvullende gegevens op te vragen conform artikel 4, § 5 en § 6, van dit besluit: a) de laatst goedgekeurde jaarrekening van de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond, als die niet neergelegd hoeft te worden bij de Nationale Bank van België;b) de laatst goedgekeurde jaarrekening van de bestuurders met rechtspersoonlijkheid in de raad van bestuur van de aanvrager, als die niet neergelegd hoeft te worden bij de Nationale Bank van België;c) de laatst goedgekeurde jaarrekening van de bestuurders met rechtspersoonlijkheid in de raad van bestuur van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond, als die niet neergelegd hoeft te worden bij de Nationale Bank van België;d) een verklaring waarvan het origineel ondertekend is door de voltallige raad van bestuur van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond enerzijds, en de aanvrager anderzijds, dat er geen ongeoorloofde verwantschapsband bestaat tussen de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond en de aanvrager als vermeld in artikel 3 en 4 van dit besluit;12° de authentieke akte waaruit blijkt dat de aanvrager over een genotsrecht beschikt als vermeld in artikel 12 van het decreet van 23 februari 1994. In geval van een aankoop zonder verbouwing van een lokaal dienstencentrum, een regionaal dienstencentrum of een dagverzorgingscentrum is alleen het tweede lid van toepassing en hoeven alleen de stukken, vermeld in het tweede lid, 1°, 5°, 6°, 7°, 9°, 11° en 12°, ter beschikking gehouden te worden door de aanvrager of op verzoek van het Fonds bezorgd te worden aan het Fonds.".

Art. 38.Artikel 36 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 februari 2014, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 36.Het Fonds doet voor het onderzoek van het dossier een beroep op de personeelsleden die ter beschikking staan van het Fonds.

De personeelsleden die ter beschikking staan van het Fonds, kunnen aanvullende inlichtingen vragen aan de aanvrager. Hun advies wordt opgemaakt op basis van een onderzoek ter plaatse of op basis van stukken.".

Art. 39.Artikel 37 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 37.Bij de aanvraag tot verstrekking van een eerste gebruikstoelage en bij de dossiers waarvoor er in het verleden nog geen gebruikstoelagen zijn verstrekt, beslist de minister over het al dan niet verstrekken van een gebruikstoelage. Met het oog daarop legt het Fonds een ontwerp van beslissing voor aan de minister. In de andere gevallen beslist het personeelslid dat belast is met de algemene leiding van het Fonds, over de toekenning van een gebruikstoelage.".

Art. 40.In artikel 63 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 februari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "met een aangetekende brief een eerste aanvraag van een gebruikstoelage" vervangen door de woorden "een aanvraag tot verstrekking van een eerste gebruikstoelage" en worden de woorden "Die eerste aanvraag" vervangen door de woorden "Die aanvraag"; 2° in het tweede lid wordt de zin "Als de aanvrager bij een aanvraag al bepaalde stukken heeft bezorgd aan het Fonds, hoeven dezelfde stukken niet meer gevoegd te worden bij zijn aanvraag in de daaropvolgende jaren." vervangen door de zin "Als de aanvrager al bepaalde stukken heeft bezorgd aan het Fonds, hoeven dezelfde stukken niet meer bezorgd te worden aan het Fonds."; 3° er worden een derde en een vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt: "De aanvraag, vermeld in het eerste lid, bevat de ondertekende notulen van de vergadering van de bevoegde organen van de aanvrager met de beslissing om een gebruikstoelage aan te vragen en vermeldt de datum van ingebruikname van de betreffende infrastructuur, of van een onderdeel ervan bij gefaseerde ingebruikname. Na de aanvraag tot verstrekking van een eerste gebruikstoelage hoeft er in de volgende jaren geen nieuwe aanvraag tot verstrekking van een gebruikstoelage te worden ingediend door de aanvrager. In de volgende jaren wordt de procedure door het Fonds automatisch opgestart.".

Art. 41.In het opschrift van onderafdeling 2 van hoofdstuk 6, afdeling 4, van hetzelfde besluit wordt het woord "Aanvraagprocedure" vervangen door het woord "Procedure".

Art. 42.Artikel 64 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 64.Tijdens de werkzaamheden en tot een jaar na de ingebruikname van de betreffende infrastructuur worden de volgende stukken ter beschikking gehouden door de aanvrager of op verzoek van het Fonds bezorgd aan het Fonds: 1° een verslag met een overzicht van de wijze waarop de aanvrager tegemoetgekomen is aan de opmerkingen, vermeld bij het definitieve principiële akkoord, en over alle wijzigingen die ten aanzien van het definitieve principiële akkoord doorgevoerd zijn, zowel op bouwfysisch, bouwtechnisch, conceptueel als functioneel vlak;2° de stedenbouwkundige vergunning;3° een overzicht van de uitgevoerde en geplande werkzaamheden;4° een overzicht van de gunningen, opgemaakt op basis van een model dat door het Fonds ter beschikking wordt gesteld;5° een geactualiseerd programma van eisen op het vlak van comfort en gebruik van energie, water en materialen;6° de volgende documenten ter staving van duurzaam bouwen: a) een actualisatie van de afvinklijst duurzaam bouwen op basis van een model dat ter beschikking wordt gesteld door het Fonds;b) studies of adviezen ter ondersteuning van de aangeduide criteria duurzaamheid;7° een geactualiseerde raming, per kostensoort en per zorgvorm;8° de bestekken;9° het gunningsdossier, dat bestaat uit: a) het proces-verbaal van de opening van de inschrijvingen;b) alle biedingen;c) de verslagen van de controle van de biedingen;d) de door de aanvrager gemotiveerde keuze van aannemer of leverancier;10° het proces-verbaal van voorlopige oplevering;11° met het oog op de controle van de verwantschapsband, vermeld in artikel 3 en 4 van dit besluit, als de aanvrager niet de eigenaar is van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond waarop het project is gepland, en met behoud van de toepassing van de mogelijkheid van het Fonds om aanvullende gegevens op te vragen overeenkomstig artikel 4, § 5 en § 6, van dit besluit: a) de laatst goedgekeurde jaarrekening van de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond, als die niet neergelegd hoeft te worden bij de Nationale Bank van België;b) de laatst goedgekeurde jaarrekening van de bestuurders met rechtspersoonlijkheid in de raad van bestuur van de aanvrager, als die niet neergelegd hoeft te worden bij de Nationale Bank van België;c) de laatst goedgekeurde jaarrekening van de bestuurders met rechtspersoonlijkheid in de raad van bestuur van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond, als die niet neergelegd hoeft te worden bij de Nationale Bank van België;d) een verklaring waarvan het origineel ondertekend is door de voltallige raad van bestuur van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond enerzijds, en de aanvrager anderzijds, dat er geen ongeoorloofde verwantschapsband bestaat tussen de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond en de aanvrager als vermeld in artikel 3 en 4 van dit besluit;12° de authentieke akte waaruit blijkt dat de aanvrager over een genotsrecht beschikt als vermeld in artikel 12 van het decreet van 23 februari 1994. Vanaf een jaar na de ingebruikname van de betreffende infrastructuur worden de volgende stukken ter beschikking gehouden door de aanvrager of op verzoek van het Fonds bezorgd aan het Fonds: 1° een verslag met een overzicht van de wijze waarop de aanvrager tegemoetgekomen is aan de opmerkingen, vermeld bij het definitieve principiële akkoord, en over alle wijzigingen die ten aanzien van het definitieve principiële akkoord doorgevoerd zijn, zowel op bouwfysisch, bouwtechnisch, conceptueel als functioneel vlak;2° de eindafrekening, die bestaat uit: a) de eindstaat van het project, per perceel en per onderdeel.De onderdelen zijn ruwbouw, technische uitrusting, afwerking en losse uitrusting en meubilering; b) de finale bouwkosten van het project per soort van werkzaamheden en per zorgvorm;c) de door de aannemer bezorgde facturen of vorderingsstaten;3° een definitief overzicht van de gunningen, opgemaakt op basis van een model dat door het Fonds ter beschikking wordt gesteld;4° een definitief programma van eisen op het vlak van comfort en gebruik van energie, water en materialen;5° de volgende documenten ter staving van duurzaam bouwen: a) een actualisatie van de afvinklijst duurzaam bouwen op basis van een model dat ter beschikking wordt gesteld door het Fonds;b) een akkoordbrief van de aanvrager, waarbij hij stelt dat aan het programma van eisen is voldaan, conform de minimumeisen van de minister, en waarbij hij stelt dat afdoende rekening is gehouden met de vereisten en adviezen;c) studies of adviezen ter ondersteuning van de aangeduide criteria duurzaamheid, waaronder een document ter staving van de energieprestatieregelgeving (EPB);6° een evaluatie van het project, opgemaakt op basis van een model dat door het Fonds ter beschikking wordt gesteld;7° verbruiksgegevens van energie en water;8° het gunningsdossier, per aanbesteding, dat bestaat uit: a) het proces-verbaal van de opening van de inschrijvingen;b) alle biedingen;c) de verslagen van de controle van de biedingen;d) de door de aanvrager gemotiveerde keuze van aannemer of leverancier;9° het proces-verbaal van voorlopige of definitieve oplevering;10° met het oog op de controle van de verwantschapsband, vermeld in artikel 3 en 4 van dit besluit, als de aanvrager niet de eigenaar is van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond waarop het project is gepland, en met behoud van de toepassing van de mogelijkheid van het Fonds om aanvullende gegevens op te vragen overeenkomstig artikel 4, § 5 en § 6, van dit besluit: a) de laatst goedgekeurde jaarrekening van de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond, als die niet neergelegd hoeft te worden bij de Nationale Bank van België;b) de laatst goedgekeurde jaarrekening van de bestuurders met rechtspersoonlijkheid in de raad van bestuur van de aanvrager, als die niet neergelegd hoeft te worden bij de Nationale Bank van België;c) de laatst goedgekeurde jaarrekening van de bestuurders met rechtspersoonlijkheid in de raad van bestuur van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond, als die niet neergelegd hoeft te worden bij de Nationale Bank van België;d) een verklaring waarvan het origineel ondertekend is door de voltallige raad van bestuur van de eigenaar van de grond of van de houder van de zakelijke rechten op de grond enerzijds, en de aanvrager anderzijds, dat er geen ongeoorloofde verwantschapsband bestaat tussen de eigenaar van de grond of de houder van de zakelijke rechten op de grond en de aanvrager als vermeld in artikel 3 en 4 van dit besluit; 11° de authentieke akte waaruit blijkt dat de aanvrager over een genotsrecht beschikt als vermeld in artikel 12 van het decreet van 23 februari 1994.".

Art. 43.Artikel 65 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 65.Het Fonds doet voor het onderzoek van het dossier een beroep op de personeelsleden die ter beschikking staan van het Fonds.

De personeelsleden die ter beschikking staan van het Fonds, kunnen aanvullende inlichtingen vragen aan de aanvrager. Hun advies wordt opgemaakt op basis van een onderzoek ter plaatse of op basis van stukken.".

Art. 44.Artikel 66 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 66.Bij de aanvraag tot verstrekking van een eerste gebruikstoelage en bij de dossiers waarvoor er in het verleden nog geen gebruikstoelagen zijn verstrekt, beslist de minister over het al dan niet verstrekken van een gebruikstoelage. Met het oog daarop legt het Fonds een ontwerp van beslissing voor aan de minister. In de andere gevallen beslist het personeelslid dat belast is met de algemene leiding van het Fonds, over de toekenning van een gebruikstoelage.".

Art. 45.In artikel 70 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 februari 2014, worden de woorden "de eerste aanvraag tot het verkrijgen van een gebruikstoelage" vervangen door de worden "de aanvraag tot verstrekking van een eerste gebruikstoelage".

Art. 46.In artikel 72 van hetzelfde besluit worden de woorden "de eerste aanvraag tot het verkrijgen van een gebruikstoelage" vervangen door de woorden "de aanvraag tot verstrekking van een eerste gebruikstoelage".

Art. 47.Artikel 73 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 73.Het bedrag van de gebruikstoelage wordt vastgesteld, naargelang het geval, conform artikel 12 of 40.".

Art. 48.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 februari 2014 en 16 mei 2014, worden de artikelen 74 tot en met 83 opgeheven.

Art. 49.In artikel 87, eerste en derde lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 februari 2014, wordt de zinsnede "artikel 12, § 1, derde lid," vervangen door de zinsnede "artikel 12".

Art. 50.Aan artikel 91 van hetzelfde besluit worden de woorden "voor woonzorgcentra of centra voor kortverblijf" toegevoegd.

Art. 51.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 februari 2014 en 16 mei 2014, wordt een artikel 92/2 ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 92/2.In de sector van de voorzieningen voor de sociale integratie van personen met een handicap, in de sector van de verzorgingsinstellingen, en betreffende een lokaal dienstencentrum, een regionaal dienstencentrum of een dagverzorgingscentrum worden de dossiers waarvoor op de datum van de inwerkingtreding van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 januari 2016 tot wijziging van diverse besluiten inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van de regels voor het verlenen van de voorafgaande vergunning voor sommige woonzorgvoorzieningen, wat betreft de lokale en regionale dienstencentra, nog geen definitief principieel akkoord als vermeld in artikel 13 of 41 van dit besluit, is gegeven, verder behandeld conform de bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1999 houdende de proceduregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden. Het Fonds informeert de aanvrager over de stand van zaken van zijn dossier in de procedure en vraagt in voorkomend geval de ontbrekende stukken op.

Vanaf de inwerkingtreding van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 januari 2016 tot wijziging van diverse besluiten inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van de regels voor het verlenen van de voorafgaande vergunning voor sommige woonzorgvoorzieningen, wat betreft de lokale en regionale dienstencentra, kunnen geen nieuwe aanvragen met het oog op het verkrijgen van een definitief principieel akkoord als vermeld in artikel 13 of 41 van dit besluit, meer worden ingediend in de sector van de voorzieningen voor de sociale integratie van personen met een handicap, in de sector van de verzorgingsinstellingen en betreffende een lokaal dienstencentrum, een regionaal dienstencentrum of een dagverzorgingscentrum.". HOOFDSTUK 1 2. - Slotbepalingen

Art. 52.Voor dossiers die door het Fonds al ontvankelijk zijn verklaard vóór de inwerkingtreding van dit besluit met toepassing van het besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van dit besluit, hoeft het Fonds geen stedenbouwkundige vergunning voor het project te hebben verkregen vóór de subsidiebelofte voor het project kan worden gegeven. Als een subsidiebelofte wordt gegeven voor die dossiers, bezorgt de aanvrager, nadat hij het bevel heeft gegeven tot aanvang van de werkzaamheden, de bestelling geplaatst heeft of de authentieke akte verleden heeft, een kopie van de stedenbouwkundige vergunning aan het Fonds.

Voor dossiers die door het Fonds al ontvankelijk zijn verklaard vóór de inwerkingtreding van dit besluit met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van dit besluit, moet het Fonds een stedenbouwkundig attest hebben verkregen vóór de subsidiebelofte voor het project kan worden gegeven. Als een subsidiebelofte wordt gegeven voor die dossiers, bezorgt de aanvrager, nadat hij het bevel heeft gegeven tot aanvang van de werkzaamheden, de bestelling geplaatst heeft of de authentieke akte verleden heeft, een kopie van de stedenbouwkundige vergunning aan het Fonds.

Art. 53.Artikel 26 heeft uitwerking met ingang van 1 augustus 2014 en artikel 47 en 48 hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2015.

Art. 54.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 15 januari 2016.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN

^