gepubliceerd op 26 mei 2020
Besluit van de Vlaamse Regering tot aanpassing van administratieve procedures en termijnen in de regelgeving van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin door de uitbraak van COVID-19 en tot wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse Regering van dat beleidsdomein
8 MEI 2020. - Besluit van de Vlaamse Regering tot aanpassing van administratieve procedures en termijnen in de regelgeving van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin door de uitbraak van COVID-19 en tot wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse Regering van dat beleidsdomein
Rechtsgronden Dit besluit is gebaseerd op: - de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993; - het decreet van 26 juni 1991 betreffende de erkenning en subsidiëring van het maatschappelijk opbouwwerk, artikel 3, § 2, en artikel 4; - het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, artikel 6, § 2, vervangen bij het decreet van 3 juli 2015, artikel 7bis, ingevoegd bij het decreet van 17 maart 2006 en gewijzigd bij de decreten van 12 februari 2010, 20 december 2013 en 3 juli 2015, en artikel 7ter, ingevoegd bij het decreet van 3 juli 2015; - het decreet van 21 maart 2003 betreffende de armoedebestrijding, artikel 8, derde lid, ingevoegd bij het decreet van 18 juli 2008, artikel 13, gewijzigd bij het decreet van 18 juli 2018, artikel 14, vervangen bij het decreet van 18 juli 2008, en artikel 17, eerste lid, gewijzigd bij het decreet van 18 juli 2008; - het decreet van 21 november 2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid, artikel 4, § 1, artikel 31, gewijzigd bij het decreet van 15 juli 2016, en artikel 44, § 1 en § 2; - het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, artikel 8, 1°, artikel 8, 2° en 3°, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, artikel 8, 7°, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014, artikel 13, derde lid, gewijzigd bij het decreet van 12 juli 2013, en artikel 17, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014; - het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie, artikel 5, § 2, 2°, vervangen bij het decreet van 1 maart 2019, artikel 8, § 2, artikel 12, gewijzigd bij het decreet van 1 maart 2019, en artikel 13, § 4, eerste lid, ingevoegd bij het decreet van 21 juni 2013; - het decreet van 2 juni 2006 tot omvorming van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden tot een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, en tot wijziging van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, artikel 6, eerste lid, 1° /1, gewijzigd bij het decreet van 15 juli 2016, en artikel 6, tweede lid, gewijzigd bij het decreet van 15 juli 2016; - het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers, artikel 14, eerste lid; - het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009, artikel 48, derde lid, ingevoegd bij het decreet van 18 november 2011, en vijfde lid, artikel 59, eerste lid, gewijzigd bij het decreet van 21 juni 2013, en artikel 87; - het decreet van 20 maart 2009 houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, artikel 29, gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018; - het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters, artikel 4, zesde lid, gewijzigd bij het decreet van 15 juli 2016, en artikel 12, § 3, ingevoegd bij het decreet van 15 juli 2016; - het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap en tot hervorming van de wijze van financiering van de zorg en de ondersteuning voor personen met een handicap, artikel 16, vierde lid; - het decreet van 15 juli 2016 houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, artikel 105; - het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid, artikel 113; - het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019, artikel 38, vierde en zesde lid, artikel 52, § 1, eerste lid, artikel 55, 56, en 92; - de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019, artikel 75 en 76; - het decreet van 26 april 2019 betreffende de organisatie van de eerstelijnszorg, de regionale zorgplatformen en de ondersteuning van de eerstelijnszorgaanbieders, artikel 8, tweede lid, artikel 10, tweede lid, artikel 19, § 1, tweede lid, en artikel 20, tweede lid; - het decreet van 20 maart 2020 over maatregelen in geval van een civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid, artikel 5.
Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - De Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, heeft zijn akkoord gegeven op 6 mei 2020; - Er is geen advies gevraagd aan de Raad van State, met toepassing van artikel 3, § 1, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. Er is een dringende noodzakelijkheid die niet toelaat te wachten op een advies van de Raad van State binnen een verkorte termijn van vijf dagen. Die dringende noodzakelijkheid vindt haar oorsprong in de coronacrisis en de noodmaatregelen die zijn uitgevaardigd om die crisis het hoofd te bieden. Het decreet van 20 maart 2020 over maatregelen in geval van een civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid geeft in artikel 5 de Vlaamse Regering de bevoegdheid om in geval van een civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid nadere regels uit te werken voor de opschorting, het stuiten of de verlenging van proceduretermijnen of de tijdelijke aanpassing van procedurele of administratieve verplichtingen in diverse decreten en de uitvoeringsbesluiten erbij om een maximale rechtszekerheid te verzekeren. Door het besluit van de Vlaamse Regering van 20 maart 2020 houdende vaststelling van een civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid, zoals vermeld in het decreet van 20 maart 2020 over maatregelen in het geval van een civiele noodsituatie, werd ingevolge de uitbraak van het coronavirus (COVID-19) en de sociaal-economische gevolgen hiervan een civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid vastgesteld. De startdatum van de civiele noodsituatie is 20 maart 2020 en de civiele noodsituatie duurt voorlopig tot en met 17 juli 2020. In het voorliggende besluit worden regels uitgewerkt m.b.t. een aantal beleidsvelden van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, met toepassing van voormeld artikel 5 van het voormelde decreet van 20 maart 2020. Door de noodmaatregelen in het kader van het coronavirus (COVID-19) is het voor de burgers, de voorzieningen en de bevoegde administraties vaak onmogelijk of uiterst moeilijk geworden om bepaalde dwingende procedures of termijnen te respecteren of dreigen de rechtszekerheid en de gerechtvaardigde belangen en verwachtingen van de burgers, de voorzieningen en de overheid ernstig in het gedrang te komen. Het is daarom dringend noodzakelijk dat door dit besluit de nodige tijdelijke aanpassingen aan procedures, termijnen en administratieve verplichtingen worden doorgevoerd om tegemoet te komen aan de dringende behoeften van de burgers, de voorzieningen en de overheid.
Juridisch kader Dit besluit sluit aan bij de volgende regelgeving: - het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid; - koninklijk besluit van 6 november 1979 tot vaststelling van de normen inzake beveiliging tegen brand en paniek waaraan ziekenhuizen moeten voldoen; - besluit 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap; - besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 1995 houdende erkenning en subsidiëring van palliatieve netwerken; - besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden; - besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2000 tot uitvoering van het decreet van 26 juni 1991 houdende erkenning en subsidiëring van het maatschappelijk opbouwwerk; - besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden van toekenning van een persoonlijke-assistentiebudget aan personen met een handicap; - besluit van 13 juli 2001 tot vaststelling van de criteria, voorwaarden en refertebedragen van de tussenkomsten in de individuele materiële bijstand voor de sociale integratie van personen met een handicap; - besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringswaarborg verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden; - besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 tot regeling van de investeringswaarborg voor woonzorgcentra, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringswaarborg verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden; - besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009 betreffende de armoedebestrijding; - besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van de regels voor het verlenen van de voorafgaande vergunning voor sommige woonzorgvoorzieningen; - besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 betreffende de procedures voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers; - besluit van de Vlaamse Regering van 9 december 2011 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan lokale dienstencentra, centra voor dagverzorging, centra voor dagopvang, centra voor kortverblijf, centra voor herstelverblijf, groepen van assistentiewoningen en woonzorgcentra moeten voldoen en tot bepaling van de procedure voor de uitreiking van het attest van naleving van die normen; - besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2012 betreffende aspecten van het Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker; - koninklijk besluit van 23 maart 2012 tot oprichting van een Impulsfonds voor de huisartsengeneeskunde en tot vaststelling van de werkingsregels ervan; - besluit van de Vlaamse Regering van 12 juli 2013 betreffende de Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-) pleegzorgers; - besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 tot facilitering van de infrastructuurfinanciering via de alternatieve investeringswaarborg, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden; - besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2014 houdende de procedures voor de aanvraag en de toekenning van de vergunning en de subsidies voor gezinsopvang en groepsopvang van baby's en peuters; - besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 houdende de procedures voor de aanvraag en de toekenning van een erkenning, een attest van toezicht en de subsidies voor buitenschoolse opvang; - besluit van de Vlaamse Regering van 26 juni 2015 betreffende de huisartsenkringen; - besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 over de indiening en de afhandeling van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over de terbeschikkingstelling van dat budget; - besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2016 over de oprichting van een regionale prioriteitencommissie, de toekenning van prioriteitengroepen, de vaststelling van de maatschappelijke noodzaak, de toeleiding naar ondersteuning, de afstemming en planning in het kader van persoonsvolgende financiering; - besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 2016 betreffende de subsidiëring van de uitrusting en apparatuur van de medisch-technische diensten van de ziekenhuizen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen, wat de financiering van de lasten van de voormelde uitrusting en apparatuur betreft; - besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 houdende de procedureregels voor de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen; - besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018 houdende maatregelen voor de uitwerking van de persoonsvolgende budgetten die in het kader van de transitie naar persoonsvolgende financiering ter beschikking zijn gesteld; - besluit van de Vlaamse regering van 29 juni 2018 betreffende de oprichting van een commissie van beroep tegen de beslissing van de uitbetalingsactor over de toelagen in het kader van het gezinsbeleid of tegen het uitblijven ervan; - besluit van de Vlaamse Regering van 19 oktober 2018 tot vaststelling van de regels voor het verlenen van een erkennings- of omzettingskalender en tot wijziging van de regels voor de voorafgaande vergunning; - besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2018 betreffende de huur van hulpmiddelen voor communicatie, computerbediening en omgevingsbedieningen voor personen met een snel degeneratieve aandoening; - besluit van de Vlaamse Regering van 15 februari 2019 houdende de subsidiëring van initiatieven die voorzien in een herstelgericht en constructief hulp- en dienstverleningsaanbod voor verdachten, in verdenking gestelde personen, beklaagden, veroordeelden of geïnterneerden, en voor slachtoffers van misdrijven, alsook voor hun onmiddellijke omgeving, dat niet wordt verstrekt ter uitvoering van een beslissing van een gerechtelijke of administratieve overheid; - besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2019 houdende de regels voor de erkenning en subsidiëring van een partnerorganisatie als Vlaams Instituut voor de Eerste Lijn; - besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019 tot erkenning en subsidiëring van de zorgraden en houdende inwerkingtreding van het decreet van 26 april 2019 betreffende de organisatie van de eerstelijnszorg, de regionale zorgplatformen en de ondersteuning van de eerstelijnszorgaanbieders; - besluit van de Vlaamse Regering van 20 maart 2020 houdende vaststelling van een civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid, zoals vermeld in het decreet van 20 maart 2020 over maatregelen in geval van een civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid; - besluit van de Vlaamse Regering van 3 april 2020 tot subsidiëring voor tijdelijke managementondersteuning inzake crisisbeheer bij een COVID-19 uitbraak in residentiële voorzieningen in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; - ministerieel besluit van 30 april 2019 houdende vaststelling van de minimale kwaliteitseisen voor de multidisciplinaire teams die erkend zijn door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap.
Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding.
Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT: HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° agentschap: het agentschap Zorg en Gezondheid, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap "Zorg en Gezondheid";2° agentschap VAPH: het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, opgericht bij het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;3° periode van civiele noodsituatie: de periode van civiele noodsituatie, vastgesteld conform artikel 2 en 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 maart 2020 houdende vaststelling van een civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid, zoals vermeld in het decreet van 20 maart 2020 over maatregelen in geval van een civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid, met inbegrip van een eventuele verlenging van die periode door de Vlaamse Regering. HOOFDSTUK 2. - Opgroeien Afdeling 1. - Decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen
in het kader van het gezinsbeleid
Art. 2.De verjaringstermijnen, vermeld in artikel 95 en 97 van het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid, die aflopen tijdens de periode van civiele noodsituatie, worden geschorst gedurende de periode van civiele noodsituatie.
Art. 3.De termijn waarbinnen een partij een beroep kan instellen bij de bevoegde rechtbank na een beslissing van de geschillencommissie, vermeld in artikel 115, § 1, eerste lid, van het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid, die afloopt tijdens de periode van civiele noodsituatie, wordt geschorst gedurende de periode van civiele noodsituatie. Afdeling 2. - Procedurebesluit van 9 mei 2014
Art. 4.De termijnen, vermeld in artikel 15, 20, 26, tweede lid, artikel 46, 49, 51, 70, 73, 95, 104 en 108 van het Procedurebesluit van 9 mei 2014, die aflopen tijdens de periode van civiele noodsituatie, worden geschorst gedurende de periode van civiele noodsituatie. Afdeling 3. - Procedurebesluit Buitenschoolse Opvang van 19 december
2014
Art. 5.De termijnen, vermeld in artikel 17, 22, eerste lid, artikel 28, eerste lid, artikel 50, 103 en 109, van het Procedurebesluit Buitenschoolse Opvang van 19 december 2014, die aflopen tijdens de periode van civiele noodsituatie, worden geschorst gedurende de periode van civiele noodsituatie. Afdeling 4. - Besluit van de Vlaamse Regering van 29 juni 2018
betreffende de oprichting van een commissie van beroep tegen de beslissing van de uitbetalingsactor over de toelagen in het kader van het gezinsbeleid of tegen het uitblijven ervan
Art. 6.De beroepstermijn, vermeld in artikel 11, § 3, van het besluit van de Vlaamse regering van 29 juni 2018 betreffende de oprichting van een commissie van beroep tegen de beslissing van de uitbetalingsactor over de toelagen in het kader van het gezinsbeleid of tegen het uitblijven ervan, die afloopt tijdens de periode van civiele noodsituatie, wordt geschorst gedurende de periode van civiele noodsituatie. HOOFDSTUK 3. - Welzijn en samenleving Afdeling 1. - Besluit van de Vlaamse regering van 17 juli 2000 tot
uitvoering van het decreet van 26 juni 1991 houdende erkenning en subsidiëring van het maatschappelijk opbouwwerk
Art. 7.In afwijking van artikel 12, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse regering van 17 juli 2000 tot uitvoering van het decreet van 26 juni 1991 houdende erkenning en subsidiëring van het maatschappelijk opbouwwerk worden nieuwe strategische meerjarenplannen voor de periode 2021-2025 uiterlijk op 15 juni 2020 ingediend.
Art. 8.In afwijking van artikel 22, § 1, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse regering van 17 juli 2000 tot uitvoering van het decreet van 26 juni 1991 houdende erkenning en subsidiëring van het maatschappelijk opbouwwerk worden financiële verslagen over het jaar 2019 uiterlijk op 31 mei 2020 ingediend. Afdeling 2. - Besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009
betreffende de armoedebestrijding
Art. 9.In afwijking van artikel 12, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009 betreffende de armoedebestrijding wordt het meerjarenplan voor de periode 2021-2025 voor 15 juni 2020 ingediend.
In afwijking van artikel 12, tweede lid, van het voormelde besluit beslist de minister voor 1 november 2020 over de goedkeuring van het ingediende meerjarenplan voor de periode 2021-2025.
Art. 10.In afwijking van artikel 19, eerste lid, en artikel 49, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009 betreffende de armoedebestrijding worden de stavingsstukken voor het werkingsjaar 2019 uiterlijk op 1 juni 2020 ingediend.
Art. 11.In afwijking van artikel 32, § 1, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009 betreffende de armoedebestrijding wordt het beleidsplan voor de periode 2021-2025 voor 15 juni 2020 ingediend.
In afwijking van artikel 32, § 2, tweede lid, van het voormelde besluit beslist de minister voor 1 november 2020 over de goedkeuring van het ingediende beleidsplan voor de periode 2021-2025. Afdeling 3. - Besluit van de Vlaamse Regering van 15 februari 2019
houdende de subsidiëring van initiatieven die voorzien in een herstelgericht en constructief hulp- en dienstverleningsaanbod voor verdachten, in verdenking gestelde personen, beklaagden, veroordeelden of geïnterneerden, en voor slachtoffers van misdrijven, alsook voor hun onmiddellijke omgeving, dat niet wordt verstrekt ter uitvoering van een beslissing van een gerechtelijke of administratieve overheid
Art. 12.In afwijking van artikel 4, § 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 februari 2019 houdende de subsidiëring van initiatieven die voorzien in een herstelgericht en constructief hulp- en dienstverleningsaanbod voor verdachten, in verdenking gestelde personen, beklaagden, veroordeelden of geïnterneerden, en voor slachtoffers van misdrijven, alsook voor hun onmiddellijke omgeving, dat niet wordt verstrekt ter uitvoering van een beslissing van een gerechtelijke of administratieve overheid is het meerjarenplan voor de periode 2021-2025 ontvankelijk als het wordt ingediend uiterlijk op 1 juni 2020.
Art. 13.§ 1. In afwijking van artikel 13, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 februari 2019 houdende de subsidiëring van initiatieven die voorzien in een herstelgericht en constructief hulp- en dienstverleningsaanbod voor verdachten, in verdenking gestelde personen, beklaagden, veroordeelden of geïnterneerden, en voor slachtoffers van misdrijven, alsook voor hun onmiddellijke omgeving, dat niet wordt verstrekt ter uitvoering van een beslissing van een gerechtelijke of administratieve overheid is de projectaanvraag van het project dat start op 1 januari 2021 ontvankelijk als het wordt ingediend uiterlijk op 1 juli 2020. § 2. In afwijking van artikel 14, tweede lid, van het voormelde besluit stelt de administratie voor 1 september 2020 de initiatiefnemer op de hoogte als de projectaanvraag van het project dat start op 1 januari 2021 niet ontvankelijk is.
In afwijking van artikel 14, derde en vierde lid, van het voormelde besluit wordt de beslissing van de minister om de projectaanvraag van het project dat start op 1 januari 2021 goed te keuren of af te keuren uiterlijk op 1 december 2020 meegedeeld aan de initiatiefnemer. HOOFDSTUK 4. - Zorg en Gezondheid Afdeling 1. - Koninklijk besluit van 6 november 1979 tot vaststelling
van de normen inzake beveiliging tegen brand en paniek waaraan ziekenhuizen moeten voldoen
Art. 14.In deze afdeling wordt verstaan onder koninklijk besluit van 6 november 1979: het koninklijk besluit van 6 november 1979 tot vaststelling van de normen inzake beveiliging tegen brand en paniek waaraan ziekenhuizen moeten voldoen.
Art. 15.§ 1. In afwijking van artikel 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 6 november 1979: 1° worden attesten die dateren van 2019 en die gevoegd worden bij aanvragen tot erkenning ingediend uiterlijk op 31 maart 2021, aanvaard.2° heeft het ontbreken van een attest niet tot gevolg dat geen erkenning als vermeld in artikel 1 van het voormelde koninklijk besluit, kan worden verleend voor wat erkenningsaanvragen die zijn ingediend in de periode van 20 maart 2020 tot en met 31 december 2020. In de gevallen, vermeld in het eerste lid, 2°, wordt het attest uiterlijk op 31 maart 2021 aan het agentschap bezorgd. In de tussenliggende periode neemt de ziekenhuisbeheerder alle noodzakelijke maatregelen om de brandveiligheid maximaal te garanderen. § 2. In afwijking van artikel 2, tweede lid, 1°, van het koninklijk besluit van 6 november 1979 worden attesten die dateren van 2014 en die gevoegd worden bij aanvragen tot verlenging van erkenning die uiterlijk op 31 maart 2021 zijn ingediend, aanvaard. § 3. In afwijking van artikel 2, tweede lid, 2°, van het koninklijk besluit van 6 november 1979 heeft het ontbreken van een nieuw attest niet tot gevolg dat geen verlenging van erkenning kan worden verleend voor aanvragen betreft die zijn ingediend in de periode van 20 maart 2020 tot en met 31 december 2020.
In de gevallen, vermeld in het eerste lid, wordt het attest uiterlijk op 31 maart 2021 aan het agentschap bezorgd. In de tussenliggende periode neemt de ziekenhuisbeheerder alle noodzakelijke maatregelen om de brandveiligheid maximaal te garanderen.
Art. 16.De termijn, vermeld in artikel 5 van het koninklijk besluit van 6 november 1979, wordt geschorst gedurende de periode van civiele noodsituatie. Afdeling 2. - Besluit van de Vlaamse regering van 3 mei 1995 houdende
erkenning en subsidiëring van palliatieve netwerken
Art. 17.In afwijking van artikel 33 van het besluit van de Vlaamse regering van 3 mei 1995 houdende erkenning en subsidiëring van palliatieve netwerken wordt het jaarverslag voor het werkingsjaar 2019 uiterlijk op 31 augustus 2020 aan de administratie voorgelegd. Afdeling 3. - Besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot
vaststelling van de regels voor het verlenen van de voorafgaande vergunning voor sommige woonzorgvoorzieningen
Art. 18.De termijnen, vermeld in artikel 4, tweede lid, artikel 5, § 1, eerste lid, artikel 6, § 1, eerste lid, en artikel 7, § 1 en § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van de regels voor het verlenen van de voorafgaande vergunning voor sommige woonzorgvoorzieningen, worden geschorst gedurende de periode van civiele noodsituatie. Afdeling 4. - Besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009
betreffende de procedures voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers
Art. 19.In afwijking van artikel 4, § 1, eerste lid, 6°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 betreffende de procedures voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers leidt het gebrek aan bewijs dat de voorziening aan de toepasselijke brandveiligheidsreglementering voldoet, niet tot de onontvankelijkheid van erkenningsaanvragen die zijn ingediend in de periode van 20 maart 2020 tot en met 31 december 2020.
Het bewijs dat de voorziening aan de toepasselijke brandveiligheidsreglementering voldoet wordt in voorkomend geval uiterlijk op 31 maart 2021 aan het agentschap bezorgd. In de tussenliggende periode neemt de initiatiefnemer alle noodzakelijke maatregelen om de brandveiligheid in de voorziening maximaal te garanderen.
Art. 20.De termijnen, vermeld in artikel 5, 6, tweede lid, artikel 7, eerste lid, artikel 8, eerste lid, artikel 9, 21, 24, 35, vierde lid, en artikel 40 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 betreffende de procedures voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers, worden geschorst gedurende de periode van civiele noodsituatie.
Voor de toepassing van artikel 18, derde lid, van het voormelde besluit, gelden de termijnen, vermeld in artikel 5, 6, tweede lid, artikel 7, eerste lid, artikel 8, eerste lid, en artikel 9 van het voormelde besluit, zoals ze in voorkomend geval geschorst zijn conform het eerste lid. Afdeling 5. - Besluit van de Vlaamse Regering van 9 december 2011 tot
vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan lokale dienstencentra, centra voor dagverzorging, centra voor dagopvang, centra voor kortverblijf, centra voor herstelverblijf, groepen van assistentiewoningen en woonzorgcentra moeten voldoen en tot bepaling van de procedure voor de uitreiking van het attest van naleving van die normen
Art. 21.In deze afdeling wordt verstaan onder besluit van 9 december 2011: het besluit van de Vlaamse Regering van 9 december 2011 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan lokale dienstencentra, centra voor dagverzorging, centra voor dagopvang, centra voor kortverblijf, centra voor herstelverblijf, groepen van assistentiewoningen en woonzorgcentra moeten voldoen en tot bepaling van de procedure voor de uitreiking van het attest van naleving van die normen.
Art. 22.§ 1. De geldigheidsduur van de attesten A die vóór 1 januari 2021 om een andere reden dan de uitreiking van een nieuw attest voor dezelfde voorziening van rechtswege vervallen zijn of vervallen conform artikel 4, eerste lid, of artikel 5 van het besluit van 9 december 2011, wordt verlengd tot en met 31 maart 2021.
In afwijking van het eerste lid worden de attesten maar verlengd tot de datum van uitreiking van een nieuw attest voor de voorziening in kwestie als het nieuwe attest vóór 31 maart 2021 uitgereikt wordt. § 2. De geldigheidsduur van de attesten B die voor 1 januari 2021 om een andere reden dan de uitreiking van een nieuw attest voor dezelfde voorziening van rechtswege vervallen zijn of vervallen conform artikel 4, tweede lid, zoals van kracht met ingang van 20 maart 2020, of artikel 5 van het besluit van 9 december 2011, wordt verlengd tot en met 31 maart 2021, ook als de totale geldigheidsduur door die verlenging langer dan negen jaar is.
In afwijking van het eerste lid worden de attesten maar verlengd tot de datum van uitreiking van een nieuw attest voor de voorziening in kwestie als het nieuwe attest vóór 31 maart 2021 uitgereikt wordt. § 3. In de periode waarvoor de geldigheidsduur van attesten conform paragraaf 1 en paragraaf 2 is verlengd, neemt de initiatiefnemer alle noodzakelijke maatregelen om de brandveiligheid in de voorziening maximaal te blijven garanderen. § 4. In de gevallen, vermeld in paragraaf 1 en paragraaf 2, bezorgt de voorziening in kwestie, in afwijking van artikel 4, derde lid, van het besluit van 9 december 2011, uiterlijk op 30 september 2020 een aanvraag aan de burgemeester om een nieuw onderzoek te laten uitvoeren door de hulpverleningszone, als dat voor die datum nog niet gebeurd is. Daarbij worden, in voorkomend geval, een geactualiseerde stand van zaken van het stappenplan met de nog uit te voeren werken en een verdere planning meegestuurd.
Art. 23.De termijnen, vermeld in artikel 7, tweede en derde lid, artikel 8, § 1, tweede en derde lid, § 2, eerste lid, § 4, tweede en derde lid, en § 5, tweede en derde lid, artikel 9, tweede en derde lid, en artikel 10, § 2, derde lid, en § 3, derde lid, van het besluit van 9 december 2011, worden geschorst gedurende de periode van civiele noodsituatie. Afdeling 6. - Besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2012
betreffende aspecten van het Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker
Art. 24.De termijnen, vermeld in artikel 12, eerste lid, 7°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2012 betreffende aspecten van het Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker, die aflopen in het jaar 2020, worden met zes maanden verlengd.
Art. 25.Voor de toepassing van punt 2 van bijlage 4 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2012 betreffende aspecten van het Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker wordt geen rekening gehouden met het evaluatierapport over januari, februari, maart en april 2020 en met het evaluatierapport over mei, juni, juli en augustus 2020. De evaluatierapporten van september, oktober, november en december 2019 en van september, oktober, november en december 2020 gelden in dat geval als twee opeenvolgende evaluatierapporten als vermeld in punt 2, tweede lid.
Voor de remediëringen die opgestart werden voor januari 2020 wordt de termijn van de remediëring verlengd tot en met 31 december 2020. Afdeling 7. - Koninklijk besluit van 23 maart 2012 tot oprichting van
een Impulsfonds voor de huisartsengeneeskunde en tot vaststelling van de werkingsregels ervan
Art. 26.In deze afdeling wordt verstaan onder koninklijk besluit van 23 maart 2012: het koninklijk besluit van 23 maart 2012 tot oprichting van een Impulsfonds voor de huisartsengeneeskunde en tot vaststelling van de werkingsregels ervan.
Art. 27.Voor de tussenkomsten die zijn toegekend voor 1 juli 2020 conform artikel 3, § 1 en § 2, van het koninklijk besluit van 23 maart 2012, wordt de terugbetalingstermijn, vermeld in artikel 6, § 1 en § 2, van het voormelde besluit met drie maanden verlengd.
Art. 28.In afwijking van artikel 11, § 1, van het koninklijk besluit van 23 maart 2012 wordt de aanvraag tot tegemoetkoming voor de loonkosten van de werknemer voor het jaar 2019 uiterlijk op 31 augustus 2020 ingediend.
Art. 29.In afwijking van artikel 12, § 1, van het koninklijk besluit van 23 maart 2012 wordt de aanvraag tot tegemoetkoming voor de loonkosten voor het jaar 2019 uiterlijk op 31 augustus 2020 ingediend.
Art. 30.In afwijking van artikel 15, § 1, van het koninklijk besluit van 23 maart 2012 wordt de aanvraag tot tegemoetkoming voor de kosten van het jaar 2019 uiterlijk op 31 augustus 2020 ingediend. Afdeling 8. - Besluit van de Vlaamse Regering van 26 juni 2015
betreffende de huisartsenkringen
Art. 31.In afwijking van artikel 9, eerste lid, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 juni 2015 betreffende de huisartsenkringen wordt het jaarverslag voor het jaar 2019 uiterlijk tegen 31 augustus 2020 ingediend. Afdeling 9. - Besluit van de Vlaamse Regering van 19 oktober 2018 tot
vaststelling van de regels voor het verlenen van een erkennings- of omzettingskalender en tot wijziging van de regels voor de voorafgaande vergunning
Art. 32.Als door de uitbraak van COVID-19 projecten waarvoor een erkennings- of omzettingskalender werd verleend bijkomende vertraging hebben opgelopen waardoor de initiatiefnemers niet tijdig de erkenning of bijkomende erkenning konden aanvragen of de subsidie niet tijdig kon worden verleend, kan de administrateur-generaal, boven op het uitstel, vermeld in artikel 38, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 oktober 2018 tot vaststelling van de regels voor het verlenen van een erkennings- of omzettingskalender en tot wijziging van de regels voor de voorafgaande vergunning, een bijkomend uitstel van maximaal één jaar geven voor het trimester, vermeld in de erkennings- of omzettingskalender. De initiatiefnemers bezorgen daarover een omstandig gemotiveerd verzoek aan de administrateur-generaal met een aangetekende brief of op een andere wijze die de minister bepaalt, uiterlijk in het trimester, vermeld in de erkennings- of omzettingskalender. Afdeling 10. - Besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2019
houdende de regels voor de erkenning en subsidiëring van een partnerorganisatie als Vlaams Instituut voor de Eerste Lijn
Art. 33.In afwijking van artikel 11, 4° en 5°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2019 houdende de regels voor de erkenning en subsidiëring van een partnerorganisatie als Vlaams Instituut voor de Eerste Lijn bezorgt het VIVEL uiterlijk tegen 31 augustus 2020 het verslag over de uitvoering van de opdrachten en het financieel verslag van het werkingsjaar 2019 aan het agentschap. Afdeling 11. - Besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019 tot
erkenning en subsidiëring van de zorgraden en houdende inwerkingtreding van het decreet van 26 april 2019 betreffende de organisatie van de eerstelijnszorg, de regionale zorgplatformen en de ondersteuning van de eerstelijnszorgaanbieders
Art. 34.In afwijking van artikel 14, eerste lid, 5°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019 tot erkenning en subsidiëring van de zorgraden en houdende inwerkingtreding van het decreet van 26 april 2019 betreffende de organisatie van de eerstelijnszorg, de regionale zorgplatformen en de ondersteuning van de eerstelijnszorgaanbieders bezorgen de zorgraden het actieplan voor het werkingsjaar 2021 voor 15 november 2020 ter goedkeuring aan het agentschap.
In afwijking van artikel 14, eerste lid, 9°, van het voormelde besluit voldoen de zorgraden waarvoor 2020 het eerste erkenningsjaar is, voor 15 november 2020 aan de voorwaarde, vermeld in artikel 9, § 2, van het voormelde besluit, of aan de voorwaarde van artikel 9, § 3, van het voormelde besluit. Ze bezorgen daarvan voor 15 november 2020 het bewijs aan het agentschap. HOOFDSTUK 5. - Personen met een handicap Afdeling 1. - Algemene bepaling
Art. 35.In afwijking van de bepalingen van besluiten van de Vlaamse Regering of van ministeriële besluiten over de subsidiëring van diensten of de organisaties voor personen met een handicap die eisen dat jaarverslagen, werkingsverslagen, financiële of inhoudelijke rapporten ingediend worden in de periode tussen 15 maart en 30 juni, worden die documenten in het jaar 2020 uiterlijk op 30 september 2020 aan het agentschap bezorgd.
Als de betaling van het saldo van de subsidies afhankelijk wordt gesteld van de indiening van documenten als vermeld in het eerste lid, wordt het saldo uitbetaald op 30 november 2020. Afdeling 2. - Besluit van de Vlaamse regering van 24 juli 1991
betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap
Art. 36.In deze afdeling wordt verstaan onder besluit van 24 juli 1991: het besluit van de Vlaamse regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap.
Art. 37.In afwijking van artikel 2 van het besluit van 24 juli 1991 hoeft het formulier waarmee de aanvraag moet worden ingediend, in de periode van civiele noodsituatie niet ondertekend te zijn door de persoon met een handicap of zijn wettelijke vertegenwoordiger als zij het formulier aan het agentschap VAPH bezorgen op de elektronische wijze die het agentschap VAPH vaststelt.
Art. 38.In afwijking van artikel 10bis, § 2, tweede lid, van het besluit van 24 juli 1991 kan het gemotiveerd verzoekschrift om het voornemen in heroverweging te nemen, in de periode van civiele noodsituatie door de persoon met een handicap of zijn wettelijke vertegenwoordiger worden ingediend op de elektronische wijze die het agentschap VAPH vaststelt.
Art. 39.De periode van zes maanden, vermeld in artikel 11, eerste lid, van het besluit van 24 juli 1991, wordt verlengd met 120 dagen als de periode van civiele noodsituatie geheel of gedeeltelijk samenvalt met de periode van zes maanden.
Voor de toepassing van artikel 11, derde lid, van het besluit van 24 juli 1991 kan niet verwezen worden naar de maatregelen die door de federale overheid of het agentschap VAPH zijn uitgevaardigd ter bestrijding van COVID-19 om overmacht te motiveren.
Als het aanvraagformulier in de periode van civiele noodsituatie wordt ingediend op de elektronische wijze die door het agentschap VAPH vaststelt, is de datum van de aanvraag voor de toepassing van artikel 11 van het besluit van 24 juli 1991 de datum waarop het aanvraagformulier op elektronische wijze is bezorgd.
Art. 40.In afwijking van artikel 13, § 1 tot en met § 3, van het besluit van 24 juli 1991, en in afwijking van het huishoudelijk reglement van de provinciale evaluatiecommissie kan de provinciale evaluatiecommissie rechtsgeldig beraadslagen in de periode van civiele noodsituatie als ze minstens samengesteld is uit een voorzitter en drie leden.
Art. 41.In afwijking van artikel 38 van het besluit van 24 juli 1991 kan de adviescommissie in de periode van civiele noodsituatie rechtsgeldig beraadslagen als ze minstens samengesteld is uit de voorzitter of een plaatsvervanger, drie leden of plaatsvervangende leden en een secretaris. Bij de leden zijn minstens twee van de volgende disciplines vertegenwoordigd: 1° een licentiaat, master of doctor in de rechten;2° een doctor in de genees-, heel- en verloskunde;3° een licentiaat of master in de psychologische of pedagogische wetenschappen;4° een ambtenaar van het agentschap VAPH. Afdeling 3. - Besluit van de Vlaamse regering van 15 december 2000
houdende vaststelling van de voorwaarden van toekenning van een persoonlijke-assistentiebudget aan personen met een handicap
Art. 42.In afwijking van artikel 8, § 6, van het besluit van de Vlaamse regering van 15 december 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden van toekenning van een persoonlijke-assistentiebudget aan personen met een handicap vervalt de toekenning van het PAB niet als de eerste dag van de vierde maand na de aanvangsdatum, vermeld in de beslissing tot toekenning van het PAB, in de periode van civiele noodsituatie valt en als voor die dag een overeenkomst is gesloten over de inzet van hoogdrempelige individuele bijstand als vermeld in artikel 10, § 1, eerste lid van het voormelde besluit. Afdeling 4. - Besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 2001 tot
vaststelling van de criteria, voorwaarden en refertebedragen van de tussenkomsten in de individuele materiële bijstand voor de sociale integratie van personen met een handicap
Art. 43.In deze afdeling wordt verstaan onder besluit van 13 juli 2001: het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 2001 tot vaststelling van de criteria, voorwaarden en refertebedragen van de tussenkomsten in de individuele materiële bijstand voor de sociale integratie van personen met een handicap.
Art. 44.Als de termijn van drie maanden, vermeld in artikel 16/3, tweede lid, of artikel 16/4, § 2, eerste lid, van het besluit van 13 juli 2001, geheel of gedeeltelijk samenvalt met de periode van civiele noodsituatie, wordt die termijn met 120 dagen verlengd.
Voor de toepassing van artikel 16/3, derde lid, of artikel 16/4, § 2, tweede lid, van het voormelde besluit wordt in de gevallen, vermeld in het eerste lid, uitgegaan van de termijnen zoals ze conform het eerste lid zijn verlengd.
Art. 45.Als de termijn van zes maanden waarin een nieuw medisch attest moet worden bezorgd, vermeld in artikel 16/5, tweede lid, van het besluit van 13 juli 2001, geheel of gedeeltelijk samenvalt met de periode van civiele noodsituatie, wordt die termijn met 120 dagen verlengd. Als het nieuwe medisch attest niet wordt aangeleverd binnen de verlengde termijn, wordt de beslissing stopgezet.
Art. 46.Als de termijn van twee jaar of de termijn van vier jaar, vermeld in artikel 23, § 1, eerste lid, 1°, van het besluit van 13 juli 2001, geheel of gedeeltelijk samenvalt met de periode van civiele noodsituatie, wordt die termijn met 120 dagen verlengd.
Als de termijn voor het bezorgen van facturen, vermeld in artikel 23, § 1, eerste lid, 2°, van het voormelde besluit, of de termijn voor het bezorgen van het bewijs van betaling van facturen, vermeld in artikel 23, § 1, eerste lid, 3°, van het voormelde besluit, geheel of gedeeltelijk samenvalt met de periode van civiele noodsituatie, wordt die termijn met 120 dagen verlengd.
Art. 47.In afwijking van artikel 31, § 2, eerste lid, van het besluit van 13 juli 2001 kan de bijzondere bijstandscommissie in de periode van civiele noodsituatie rechtsgeldig beraadslagen als ze minstens samengesteld is uit de voorzitter of een plaatsvervanger en drie leden of plaatsvervangende leden. Bij de leden zijn minstens twee van de volgende disciplines vertegenwoordigd: 1° een ervaringsdeskundige;2° een technisch deskundige;3° een medisch deskundige;4° een ambtenaar van het agentschap VAPH. Afdeling 5. - Besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015
over de indiening en de afhandeling van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over de terbeschikkingstelling van dat budget
Art. 48.In deze afdeling wordt verstaan onder besluit van 27 november 2015: het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 over de indiening en de afhandeling van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over de terbeschikkingstelling van dat budget.
Art. 49.Als de termijn van vijf maanden, vermeld in artikel 5, § 1, eerste lid, van het besluit van 27 november 2015, of de termijn van drie maanden, vermeld in artikel 5, § 1, tweede lid, van het voormelde besluit, geheel of gedeeltelijk samenvalt met de periode van civiele noodsituatie, wordt die termijn met 120 dagen verlengd.
In de gevallen, vermeld in het eerste lid, wordt voor de toepassing van artikel 5, § 1, vierde en vijfde lid, van het voormelde besluit uitgegaan van de termijnen zoals ze conform het eerste lid zijn verlengd.
Voor de toepassing van artikel 5, § 1, zesde lid van het voormelde besluit kan overmacht niet worden gemotiveerd door verwijzing naar de maatregelen die de federale overheid of het agentschap VAPH in verband met COVID-19 heeft uitgevaardigd.
In de gevallen, vermeld in het eerste lid, wordt voor de toepassing van artikel 5, § 2, eerste en tweede lid van het voormelde besluit uitgegaan van de termijnen zoals ze conform het eerste lid zijn verlengd.
Als de nieuwe termijn van drie maanden, vermeld in artikel 5, § 2, eerste lid, van het voormelde besluit, of de nieuwe termijn van vijf maanden, vermeld in artikel 5, § 2, tweede lid, van het voormelde besluit, geheel of gedeeltelijk samenvalt met de periode van civiele noodsituatie, wordt die termijn met 120 dagen verlengd.
Art. 50.In afwijking van artikel 8 van het besluit van 27 november 2015 hoeft het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering gedurende de periode van civiele noodsituatie niet ondertekend te worden als de aanvrager het ondersteuningsplan bezorgt aan het agentschap VAPH op de elektronische wijze die het agentschap VAPH vaststelt.
Art. 51.In afwijking van artikel 27, § 2, tweede lid, van het besluit van 27 november 2015 kan het gemotiveerd verzoekschrift om het voornemen in heroverweging te nemen, in de periode van civiele noodsituatie door de aanvrager worden ingediend op de elektronische wijze die het agentschap VAPH vaststelt. Als het voornemen van beslissing een weigering van een noodsituatie betreft als vermeld in artikel 29 van het voormelde besluit en aangetoond wordt dat de aanvrager het gemotiveerd verzoekschrift niet kan bezorgen met de post of op de elektronische wijze die het agentschap VAPH vaststelt, kan een betrokken derde het verzoekschrift indienen.
Art. 52.In afwijking van artikel 29, eerste lid, van het besluit van 27 november 2015 kan een aanvraag om een situatie als noodsituatie te erkennen in de periode van civiele noodsituatie worden ingediend door een betrokken derde als aangetoond wordt dat de aanvrager de aanvraag niet kan bezorgen met de post of op de elektronische wijze die het agentschap VAPH vaststelt.
Art. 53.In afwijking van artikel 32, § 1, eerste lid, van het besluit van 27 november 2015 kan een aanvraag om te evalueren of de noodsituatie al dan niet van tijdelijke aard is, in de periode van civiele noodsituatie worden ingediend door een betrokken derde als aangetoond wordt dat de aanvrager de aanvraag niet kan bezorgen met de post of op de elektronische wijze die het agentschap VAPH vaststelt.
Als de einddatum van de termijn van een jaar, vermeld in artikel 32, § 2, van het voormelde besluit, binnen de periode van civiele noodsituatie valt, wordt die termijn verlengd tot en met 120 dagen na de einddatum van de periode van civiele noodsituatie. Afdeling 6. - Besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2016 over de
oprichting van een regionale prioriteitencommissie, de toekenning van prioriteitengroepen, de vaststelling van de maatschappelijke noodzaak, de toeleiding naar ondersteuning, de afstemming en planning in het kader van persoonsvolgende financiering
Art. 54.In afwijking van artikel 3, § 1, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2016 over de oprichting van een regionale prioriteitencommissie, de toekenning van prioriteitengroepen, de vaststelling van de maatschappelijke noodzaak, de toeleiding naar ondersteuning, de afstemming en planning in het kader van persoonsvolgende financiering kan een regionale prioriteitencommissie in de periode van civiele noodsituatie met drie leden zitting hebben. Minstens twee van de drie hoedanigheden, vermeld in artikel 3, § 1, eerste lid, van het voormelde besluit, zijn vertegenwoordigd. Afdeling 7. - Besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018
houdende maatregelen voor de uitwerking van de persoonsvolgende budgetten die in het kader van de transitie naar persoonsvolgende financiering ter beschikking zijn gesteld
Art. 55.Als een persoon met een handicap die een aanvraag heeft ingediend bij het agentschap VAPH voor woon- en dagondersteuning zeven dagen per week conform artikel 13 tot en met 16 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018 houdende maatregelen voor de uitwerking van de persoonsvolgende budgetten die in het kader van de transitie naar persoonsvolgende financiering ter beschikking zijn gesteld, als gevolg van de maatregelen die het agentschap VAPH uitvaardigt ter bestrijding van COVID-19, niet kan voldoen aan de voorwaarde van artikel 13, 4°, van het voormelde besluit, kan hij niettemin aanspraak blijven maken op dagondersteuning en woonondersteuning zeven dagen per week als hij binnen een maand vanaf de dag na de einddatum van de periode van civiele noodsituatie onafgebroken effectief gebruikmaakt van woonondersteuning zeven nachten per week en dagondersteuning zeven dagen per week.
Als de persoon met een handicap herstart met het onafgebroken effectieve gebruik binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, wordt om de periode van zes maanden, vermeld in artikel 15, eerste lid, van het voormelde besluit te berekenen, de periode van onafgebroken effectief gebruik van woonondersteuning zeven nachten per week en dagondersteuning zeven dagen per week vanaf de datum waarop het aanvraagformulier, vermeld in artikel 14, § 1, tweede lid, van het voormelde besluit aan het agentschap VAPH is bezorgd, tot de begindatum van de periode van civiele noodsituatie, mee in rekening genomen, op voorwaarde dat de vergunde zorgaanbieder de individuele dienstverleningsovereenkomst heeft aangepast en die aangepaste overeenkomst heeft geregistreerd conform artikel 15, tweede lid, van het voormelde besluit of het onafgebroken effectieve gebruik aantoont conform artikel 15, derde lid, van het voormelde besluit.
Als de persoon met een handicap herstart met het onafgebroken effectieve gebruik binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, maar de vergunde zorgaanbieder de individuele dienstverleningsovereenkomst bij de start van de periode van civiele noodsituatie niet heeft aangepast of de aangepaste overeenkomst niet heeft geregistreerd conform artikel 15, tweede lid, van het voormelde besluit of als hij het onafgebroken effectieve gebruik niet aantoont conform artikel 15, derde lid, van het voormelde besluit, biedt de vergunde zorgaanbieder gedurende een periode van zes maanden die begint te lopen vanaf de datum waarop het onafgebroken effectieve gebruik wordt herstart, zeven dagen per week woon- en dagondersteuning zonder dat de vergunde zorgaanbieder daarvoor een hogere vergoeding kan vragen als vermeld in artikel 15, eerste lid, van het voormelde besluit.
Als de persoon met een handicap herstart met het onafgebroken effectieve gebruik binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, wordt het budget dat resulteert uit de aanvraag tot herziening, in afwijking van artikel 16, § 1, van het voormelde besluit, ter beschikking gesteld met ingang van de eerste dag die volgt op de periode van zes maanden die is berekend conform het derde of het vierde lid. Afdeling 8. - Besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2018
betreffende de huur van hulpmiddelen voor communicatie, computerbediening en omgevingsbedieningen voor personen met een snel degeneratieve aandoening
Art. 56.Als een aanvraag van een tegemoetkoming voor hulpmiddelen voor communicatie, computerbediening of voor omgevingsbediening voor personen met een snel degeneratieve aandoening wordt ingediend in de periode van civiele noodsituatie, hoeft het aanvraagformulier, in afwijking van artikel 4, § 1, vijfde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2018 betreffende de huur van hulpmiddelen voor communicatie, computerbediening en omgevingsbedieningen voor personen met een snel degeneratieve aandoening, niet ondertekend te worden door de aanvrager. Afdeling 9. - Ministerieel besluit van 30 april 2019 houdende
vaststelling van de minimale kwaliteitseisen voor de multidisciplinaire teams die erkend zijn door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap
Art. 57.In afwijking van artikel 3, 6°, b), van het ministerieel besluit van 30 april 2019 houdende vaststelling van de minimale kwaliteitseisen voor de multidisciplinaire teams die erkend zijn door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap is gedurende de periode van civiele noodsituatie is niet vereist dat minstens één lid van het team de aanvrager gezien heeft.
De afwijking, vermeld in het eerste lid, geldt niet voor de uitvoering van de prestaties, vermeld in artikel 28, § 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. HOOFDSTUK 6. - Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden Afdeling 1. - Besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1999 houdende
de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden
Art. 58.In afwijking van artikel 37, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden mag de maximale gewaarborgde looptijd van dertig jaar wel overschreden worden met de duur van het betalingsuitstel dat door de uitbraak van COVID-19 is toegestaan.
Art. 59.De looptijd waarop de waarborgbijdrage is gebaseerd, vermeld in artikel 39, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, wordt verminderd met de duur van het betalingsuitstel dat door de uitbraak van COVID-19 is toegestaan. Afdeling 2. - Besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot
regeling van de alternatieve investeringswaarborg verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden
Art. 60.In afwijking van artikel 3, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringswaarborg verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden mag de maximale gewaarborgde looptijd van dertig jaar wel overschreden worden met de duur van het betalingsuitstel dat door de uitbraak van COVID-19 is toegestaan.
Art. 61.De looptijd waarop de waarborgbijdrage is gebaseerd, vermeld in artikel 13, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringswaarborg verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, wordt verminderd met de duur van het betalingsuitstel dat door de uitbraak van COVID-19 is toegestaan. Afdeling 3. - Besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 tot
regeling van de investeringswaarborg voor woonzorgcentra, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden
Art. 62.In afwijking van artikel 3, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 tot regeling van de investeringswaarborg voor woonzorgcentra, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden mag de maximale gewaarborgde looptijd van dertig jaar wel overschreden worden met de duur van het betalingsuitstel dat door de uitbraak van COVID-19 is toegestaan.
Art. 63.De looptijd waarop de waarborgbijdrage is gebaseerd, vermeld in artikel 19, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 tot regeling van de investeringswaarborg voor woonzorgcentra, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, wordt verminderd met de duur van het betalingsuitstel dat door de uitbraak van COVID-19 is toegestaan. Afdeling 4. - Besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 tot
facilitering van de infrastructuurfinanciering via de alternatieve investeringswaarborg, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden
Art. 64.De inkorting, vermeld in artikel 1, 1°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 tot facilitering van de infrastructuurfinanciering via de alternatieve investeringswaarborg, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, is niet van toepassing als de looptijd zou overschreden worden door het betalingsuitstel dat door de uitbraak van COVID-19 is toegestaan.
Art. 65.In afwijking van artikel 3, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 tot facilitering van de infrastructuurfinanciering via de alternatieve investeringswaarborg, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden mag de maximale gewaarborgde looptijd van dertig jaar wel overschreden worden met de duur van het betalingsuitstel dat door de uitbraak van COVID-19 is toegestaan.
Art. 66.De looptijd van de lening, vermeld in artikel 17, eerste lid, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 tot facilitering van de infrastructuurfinanciering via de alternatieve investeringswaarborg, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, omvat niet de duur van het betalingsuitstel dat door de uitbraak van COVID-19 is toegestaan. Afdeling 5. - Besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 2016
betreffende de subsidiëring van de uitrusting en apparatuur van de medisch-technische diensten van de ziekenhuizen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen, wat de financiering van de lasten van de voormelde uitrusting en apparatuur betreft
Art. 67.In deze afdeling wordt verstaan onder besluit van 17 juni 2016: het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 2016 betreffende de subsidiëring van de uitrusting en apparatuur van de medisch-technische diensten van de ziekenhuizen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen, wat de financiering van de lasten van de voormelde uitrusting en apparatuur betreft.
Art. 68.Als de geplande upgrade of installatie in 2020 van een NMR, vermeld in artikel 2 van het besluit van 17 juni 2016, door de uitbraak van COVID-19 niet kon plaatsvinden in 2020, kan de forfaitaire subsidie van 129.302,16 euro worden toegekend vanaf 2021 voor die uitgestelde upgrade of installatie die in 2021 plaatsvindt.
Art. 69.Als de geplande installatie in 2020 van een bestralingsapparaat, vermeld in artikel 3 van het besluit van 17 juni 2016, door de uitbraak van COVID-19 niet kon plaatsvinden in 2020 kan de forfaitaire subsidie van 87.849,03 euro worden toegekend vanaf 2021 voor die uitgestelde installatie die in 2021 plaatsvindt.
Art. 70.Als de geplande installatie in 2020 van een PET-scanner, vermeld in artikel 4 van het besluit van 17 juni 2016, door de uitbraak van COVID-19 niet kon plaatsvinden in 2020 kan de forfaitaire subsidie van 200.000 euro of 100.000 euro worden toegekend vanaf 2021 voor die uitgestelde installatie die in 2021 plaatsvindt.
Art. 71.De geplande installatie of upgrade, vermeld in artikel 68 tot en met 70, wordt bewezen met de bestelbon of voorschotfactuur. De factuur, vermeld in artikel 5 van het besluit van 17 juni 2016, wordt achteraf bezorgd ter controle. Afdeling 6. - Besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017
houdende de procedureregels voor de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen
Art. 72.Aanvragers die in 2019 een opstartbeslissing over de toekenning van een strategisch forfait voor een infrastructuurproject van een ziekenhuis hebben aangevraagd, maar die door de uitbraak van COVID-19 de infrastructuur niet in gebruik kunnen nemen in 2020, kunnen in 2020 een opstartbeslissing over de toekenning van een strategisch forfait toegekend krijgen als vermeld in artikel 15 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 houdende de procedureregels voor de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen, op voorwaarde dat de werken zijn afgerond. Het strategisch forfait wordt dan in 2020 uitbetaald. HOOFDSTUK 7. - Besluit van de Vlaamse Regering van 12 juli 2013 betreffende de Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers
Art. 73.In afwijking van artikel 10 en 23/3, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 juli 2013 betreffende de Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers kan de voorzitter van de kamer in kwestie beslissen om een schriftelijke procedure te volgen gedurende de periode van civiele noodsituatie. In dat geval geeft de voorzitter van de kamer de indiener van het bezwaar, en, naargelang het geval, de bevoegde entiteit, Zorginspectie van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en de diensten voor pleegzorg de mogelijkheid om bijkomende argumenten schriftelijk te bezorgen binnen de termijnen die hij daarvoor bepaalt.
In de gevallen, vermeld in het eerste lid, gebeurt de beraadslaging en de stemming, vermeld in artikel 9 en 13 van het voormelde besluit, op elektronische wijze. HOOFDSTUK 8. - Wijzigingsbepalingen Afdeling 1. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 8
juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden
Art. 74.Aan artikel 38 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Voor de verlenging van de gewaarborgde looptijd van de financieringsovereenkomst volstaat het dat het Fonds samen met de financier mee tekent op een document dat wordt opgesteld in overleg met het Fonds. Dat document kan betrekking hebben op financieringsovereenkomsten van verschillende projecten, aanvragers en financiers.". Afdeling 2. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1
september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringswaarborg verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden
Art. 75.Aan artikel 12 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringswaarborg verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Voor de verlenging van de gewaarborgde looptijd in de financieringsovereenkomst en de pari-passuovereenkomst volstaat het dat het Fonds samen met de financier mee tekent op een document dat wordt opgesteld in overleg met het Fonds. Dat document kan betrekking hebben op financieringsovereenkomsten van verschillende projecten, aanvragers en financiers.". Afdeling 3. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 9
februari 2007 tot regeling van de investeringswaarborg voor woonzorgcentra, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden
Art. 76.Aan artikel 18 van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 tot regeling van de investeringswaarborg voor woonzorgcentra, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Voor de verlenging van de gewaarborgde looptijd in de financieringsovereenkomst en de pari-passuovereenkomst volstaat het dat het Fonds samen met de financier mee tekent op een document dat wordt opgesteld in overleg met het Fonds. Dat document kan betrekking hebben op financieringsovereenkomsten van verschillende projecten, aanvragers en financiers.". Afdeling 4. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van
9 december 2011 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan lokale dienstencentra, centra voor dagverzorging, centra voor dagopvang, centra voor kortverblijf, centra voor herstelverblijf, groepen van assistentiewoningen en woonzorgcentra moeten voldoen en tot bepaling van de procedure voor de uitreiking van het attest van naleving van die normen
Art. 77.In artikel 4, tweede lid, artikel 8, § 5, eerste lid, en artikel 10, § 3, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 december 2011 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan lokale dienstencentra, centra voor dagverzorging, centra voor dagopvang, centra voor kortverblijf, centra voor herstelverblijf, groepen van assistentiewoningen en woonzorgcentra moeten voldoen en tot bepaling van de procedure voor de uitreiking van het attest van naleving van die normen, worden de woorden "acht jaar" vervangen door de woorden "negen jaar".
Art. 78.In artikel 17/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede en vierde lid wordt de datum "1 oktober 2020" vervangen door de datum "1 oktober 2021";2° er wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Uiterlijk op 31 maart 2021 bezorgt de voorziening in kwestie een aanvraag aan de burgemeester om een onderzoek te laten uitvoeren door de hulpverleningszone, als dat voor die datum nog niet gebeurd is. Daarbij worden in voorkomend geval een geactualiseerde stand van zaken van de nog uit te voeren werken en een verdere planning meegestuurd.".
Art. 79.In artikel 17/2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de datum "1 oktober 2020" wordt vervangen door de datum "1 oktober 2021";2° er wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Uiterlijk op 31 maart 2021 bezorgt de voorziening in kwestie een aanvraag aan de burgemeester om een onderzoek te laten uitvoeren door de hulpverleningszone, als dat voor die datum nog niet gebeurd is. Daarbij worden in voorkomend geval een geactualiseerde stand van zaken van de nog uit te voeren werken en een verdere planning meegestuurd.". Afdeling 5. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van
8 november 2013 tot facilitering van de infrastructuurfinanciering via de alternatieve investeringswaarborg, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden
Art. 80.Aan artikel 12 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 tot facilitering van de infrastructuurfinanciering via de alternatieve investeringswaarborg, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Voor de verlenging van de gewaarborgde looptijd van een financieringsovereenkomst volstaat het dat het Fonds samen met de financier mee tekent op een document dat wordt opgesteld in overleg met het Fonds. Dat document kan betrekking hebben op financieringsovereenkomsten van verschillende projecten, aanvragers en financiers.".
Art. 81.Aan artikel 13 van hetzelfde besluit wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Voor de verlenging van de gewaarborgde looptijd in de pari-passuovereenkomst volstaat het dat het Fonds samen tekent met de financier op een document dat betrekking kan hebben op meerdere pari-passuovereenkomsten van verschillende projecten, aanvragers en financiers.". Afdeling 6. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van
3 april 2020 tot subsidiëring voor tijdelijke managementondersteuning inzake crisisbeheer bij een COVID-19 uitbraak in residentiële voorzieningen in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Art. 82.In het besluit van de Vlaamse Regering van 3 april 2020 tot subsidiëring voor tijdelijke managementondersteuning inzake crisisbeheer bij een COVID-19 uitbraak in residentiële voorzieningen in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin wordt een artikel 1/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 1/1.In dit besluit wordt verstaan onder agentschap: het agentschap binnen het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, vermeld in artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie, dat is aangewezen om het Vlaamse overheidsbeleid over de voorziening in kwestie uit te voeren.".
Art. 83.In artikel 2, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt het woord "éénmaal" vervangen door het woord "tweemaal".
Art. 84.In artikel 3, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt het woord "woonzorgcentrum" vervangen door het woord "voorziening". HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen
Art. 85.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 20 maart 2020, met uitzondering van artikel 82 tot en met 84, die uitwerking hebben met ingang van 3 april 2020.
Art. 86.De Vlaamse minister, bevoegd voor het welzijn, de Vlaamse minister, bevoegd voor de gezondheids- en woonzorg, de Vlaamse minister, bevoegd voor opgroeien, de Vlaamse minister, bevoegd voor de personen met een beperking, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de zorginfrastructuur, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 8 mei 2020.
De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding, W. BEKE