gepubliceerd op 19 juni 1999
Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van 7 mei 1999 op de gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden, de toegang tot het arbeidsproces en de promotiekansen, de toegang tot een zelfstandig beroep en de aanvullende regelingen voor sociale zekerheid
7 MEI 1999. - Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van 7 mei 1999 op de gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden, de toegang tot het arbeidsproces en de promotiekansen, de toegang tot een zelfstandig beroep en de aanvullende regelingen voor sociale zekerheid (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2.Artikel 578 van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 5 december 1968, 4 augustus 1978, 17 juli 1997 en 13 februari 1998, wordt aangevuld als volgt : « 10° van de geschillen die hun oorzaak vinden in de wet van 7 mei 1999 op de gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden, de toegang tot het arbeidsproces en de promotiekansen, de toegang tot een zelfstandig beroep en de aanvullende regelingen voor sociale zekerheid en in haar uitvoeringsbesluiten, met uitzondering van die bedoeld in artikel 581, 9°. »
Art. 3.Artikel 581 van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 30 juni 1971 en 4 augustus 1978, het koninklijk besluit nr. 464 van 25 september 1986 en de wet van 30 december 1992, wordt gewijzigd als volgt : « 9° de geschillen die hun oorzaak vinden in de wet van 7 mei 1999 op de gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden, de toegang tot het arbeidsproces en de promotiekansen, de toegang tot een zelfstandig beroep en de aanvullende regelingen voor sociale zekerheid en in haar uitvoeringsbesluiten die op de zelfstandige beroepen betrekking hebben. »
Art. 4.Artikel 81, vijfde lid van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1978, wordt vervangen door het volgende lid : « In de geschillen betreffende de aangelegenheden bedoeld in de artikelen 578, 4°, 5°, 6°, 8° en 10°, 579, 580, 582, 3° en 4°, en voor de toepassing op de werkgevers van de administratieve sancties bedoeld in artikel 583, moet één van de rechters in sociale zaken benoemd zijn als werkgever, de andere als werknemer. »
Art. 5.Artikel 104, vierde lid van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1978, wordt vervangen door het volgende lid : « De kamers die kennis nemen van hoger beroep tegen een vonnis, gewezen in een geschil betreffende de aangelegenheden bedoeld in de artikelen 578, 4°, 5°, 6°, 8° en 10°, 579, 580, 582, 3° en 4°, of betreffende de toepassing op werkgevers van administratieve sancties bedoeld in artikel 583, bestaan, buiten de voorzitters, uit twee raadsheren in sociale zaken, respectievelijk benoemd als werkgever en werknemer. » Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 7 mei 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, belast met het Gelijkekansenbeleid, Mevr. M. SMET Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota (1) Gewone zitting 1998-1999. Kamer van volksvertegenwoordigers.
Parlementaire stukken. - Wetsontwerp, nr. 2058/1. - Verslag, nr. 2058/2. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 2058/3.
Handelingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers. - 24 en 25 maart 1999.
Senaat.
Parlementaire stukken. - Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, nr. 1336/1. - Verslag, nr. 1336/2. - Tekst aangenomen door de Commissie, nr. 1336/3. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 1336/4.
Handelingen van de Senaat. - 28 en 30 april 1999.