gepubliceerd op 03 december 2007
Koninklijk besluit betreffende de verplichtingen van emittenten van financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt
14 NOVEMBER 2007. - Koninklijk besluit betreffende de verplichtingen van emittenten van financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd, heeft tot doel uitvoering te geven aan artikel 10 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten (hierna : "de wet van 2 augustus 2002"), zoals dat vervangen werd door artikel 42 van de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in emittenten waarvan aandelen zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt en houdende diverse bepalingen (hierna : "wet van 2 mei 2007"). Het ontwerpbesluit heeft aldus tot doel de Europese Richtlijnen inzake informatieverplichtingen van genoteerde emittenten verder om te zetten. Het gaat inzonderheid om bepalingen van Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (hierna : "Richtlijn 2004/109/EG") en van Richtlijn 2007/14/EG van de Commissie van 8 maart 2007 tot vaststelling van concrete uitvoeringsvoorschriften van een aantal bepalingen van Richtlijn 2004/109/EG betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten (hierna : "Richtlijn 2007/14/EG").
Het gaat daarbij in het bijzonder om de verplichtingen inzake de informatieverstrekking aan het publiek en de verplichtingen ten aanzien van de houders van effecten, met name dan de verplichtingen die de gelijke behandeling moeten waarborgen van de houders van effecten die zich in dezelfde omstandigheden bevinden, die in de huidige stand van het Belgische recht zijn vastgelegd in het koninklijk besluit van 31 maart 2003 betreffende de verplichtingen van emittenten van financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt (hierna : "het koninklijk besluit van 31 maart 2003"). Onderhavig besluit zal het voornoemde besluit opheffen.
De Regering wenst de aandacht te vestigen op het feit dat, in het kader van de benadering die wordt gevolgd in het zogenaamde Lamfalussyverslag, voor de opstelling van dit besluit een aantal beroepsfederaties en specialisten in de materie van de informatieverplichtingen van emittenten werden geraadpleegd.
Alvorens over te gaan tot een artikelsgewijze bespreking, past het te vermelden dat dit besluit in zeven titels is opgesplitst. Na de algemene bepalingen van titel I, komen in titel II de verplichtingen inzake periodieke en bepaalde doorlopende informatie van emittenten aan bod.
Titel III bevat enkele uitvoeringsbepalingen inzake openbaarmaking van voorkennis en titel IV beoogt de omzetting van artikel 10 van de Richtlijn 2004/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende het openbaar overnamebod (hierna : "Richtlijn 2004/25/EG"). De inhoudelijke verplichtingen worden in drie aparte titels (II, III en IV) opgenomen, omdat het toepassingsgebied ratione personae voor elk van deze titels verschilt. titel V handelt over de openbaarmaking, opslag en overmaking van informatie en titel VI over de bevoegdheden van de CBFA. Titel VII bevat de slotbepalingen.
Hoofdstuk I van titel II handelt over de verplichtingen van emittenten waarvoor België de lidstaat van herkomst is. Het is van toepassing op emittenten als bedoeld in artikel 10, § 3, van de wet van 2 augustus 2002, met dien verstande dat - overeenkomstig Richtlijn 2004/109/EG - enkel emittenten van effecten geviseerd worden. Hoofdstuk II bundelt de bepalingen met betrekking tot emittenten waarvan effecten tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt zijn toegelaten, maar waarvoor België niet de lidstaat van herkomst is. Dit hoofdstuk is van toepassing op emittenten als bedoeld in artikel 10, § 5, van de wet van 2 augustus 2002 of, anders gezegd, op emittenten die niet bedoeld worden in artikel 3, eerste lid, en waarvan effecten al dan niet uitsluitend tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt zijn toegelaten. Ook in dit hoofdstuk worden enkel emittenten van effecten geviseerd.
Voor de inhoudelijke verplichtingen volgt hoofdstuk I van titel II de structuur van het koninklijk besluit van 31 maart 2003. De belangrijkste nieuwe verplichtingen die aan de emittenten worden opgelegd, betreffen halfjaarlijkse financiële verslagen (in plaats van halfjaarlijkse communiqués) en tussentijdse verklaringen. Een ander verschilpunt is dat verschillende bepalingen van het koninklijk besluit van 31 maart 2003 (in het bijzonder de artikelen 8 en 9) nog geen rekening hielden met de verplichting in hoofde van emittenten om hun geconsolideerde jaarrekening op te stellen overeenkomstig de Europees goedgekeurde IAS/IFRS (zie artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (hierna : "Verordening (EG) nr. 1606/2002")).
In titel III worden de bepalingen samengebracht die de uitvoering van artikel 10, § 1, van de wet van 2 augustus 2002 beogen. Deze bepalingen, die voortvloeien uit Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik) (hierna : "Richtlijn 2003/6/EG") en uit Richtlijn 2003/124/EG van de Commissie van 22 december 2003 tot uitvoering van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de definitie en openbaarmaking van voorwetenschap en de definitie van marktmanipulatie betreft (hierna : "Richtlijn 2003/124/EG"), worden overgenomen uit het koninklijk besluit van 31 maart 2003. Het is om die reden dat in de aanhef en in artikel 1 van onderhavig ontwerpbesluit verwezen wordt naar voormelde Richtlijnen.
In titel V worden de bepalingen opgenomen inzake de openbaarmaking, de opslag en de overmaking van informatie. Richtlijn 2004/109/EG voert inderdaad het onderscheid in tussen openbaarmaking van informatie en opslag van informatie. Openbaarmaking (of verspreiding) gebeurt via de media en heeft tot doel informatie snel en op niet-discriminerende basis toegankelijk te maken voor een zo groot mogelijk publiek.
Dankzij de opslag van informatie blijft informatie die verspreid werd ook na de verspreiding nog toegankelijk (of beschikbaar) voor het publiek.
Verscheidene artikelen werden aangepast om rekening te houden met de opmerkingen van de Raad van State. De aanpassingen betreffen punctuele wijzigingen die door de Raad van State werden voorgesteld (bv. in artikel 13, § 4, in artikel 17, in artikel 18, § 2, in artikel 26, in artikel 27, in artikel 30, in artikel 34, 1°, in artikel 35, § 1, in artikel 41 en in artikel 46), alsook schrappingen van bepalingen of passages waar de Raad van State bezwaren tegen uitte (bv. in de artikelen 24 en 40).
Ook werd naar aanleiding van suggesties van de Raad van State de commentaar bij sommige artikelen in het Verslag aan de Koning bijgewerkt (b.v. met betrekking tot de artikelen 11 en 13).
In de gevallen waarin geen gevolg werd gegeven aan de bemerkingen van de Raad van State, wordt de reden hiervoor nader toegelicht in de commentaar bij de desbetreffende artikelen.
Artikelsgewijze bespreking TITEL I. - Algemene bepalingen Artikel 1 Artikel 1 verwijst naar de Richtlijnen waarvan met dit besluit bepalingen worden omgezet.
Naar de Richtlijnen met betrekking tot marktmisbruik wordt enkel verwezen omdat in onderhavig ontwerpbesluit bepalingen die vroeger reeds genomen werden ter omzetting van die Richtlijnen, overgenomen worden.
Artikel 2 In § 1 worden definities opgenomen.
De definities vloeien hoofdzakelijk voort uit Richtlijn 2004/109/EG, met dien verstande dat - waar mogelijk - aansluiting wordt gezocht bij de bestaande Belgische wetgeving of bij de komende Belgische wetgeving. In dat licht wordt er rekening gehouden met de omzetting in het Belgische recht van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten. Daarnaast worden afkortingen vastgesteld van begrippen die courant gebruikt worden in de tekst van het besluit.
In zijn advies maakt de Raad van State een opmerking over het feit dat sommige definities overeenstemmen met definities gebruikt in (titel II van) de wet van 2 mei 2007, die volgens de Raad van State de juridische grondslag vormt van het ontwerpbesluit. De Raad van State stelt voor om, eerder dan deze definities over te nemen, ernaar te verwijzen. De Regering merkt op dat artikel 10 van de wet van 2 augustus 2002 (zoals gewijzigd door de wet van 2 mei 2007) de juridische grondslag van het ontwerpbesluit vormt en niet titel II van de wet van 2 mei 2007, zodat het haar niet aangewezen lijkt om kruisverwijzingen op te nemen naar de definities opgenomen in titel II van de wet van 2 mei 2007.
In antwoord op een andere opmerking van de Raad van State wordt gepreciseerd dat effecten die door middel van conversie of door uitoefening van de daaraan verbonden rechten recht geven tot het verkrijgen van aandelen niet onder de definitie van schuldinstrumenten vallen, maar wel onder de (ruimere) definitie van effecten.
De definitie van gereglementeerde informatie in § 1, 9°, is ruimer dan wat noodzakelijk is voor de omzetting van Richtlijn 2004/109/EG. Naast de jaarlijkse en halfjaarlijkse financiële verslagen, de tussentijdse verklaringen (of de driemaandelijkse financiële verslagen), de zgn. aanvullende informatie (zie artikel 15 van het ontwerpbesluit) en voorkennis die rechtstreeks op de emittent betrekking heeft, worden ook de informatie aan aandeelhouders, de informatie aan houders van schuldinstrumenten en de jaarlijkse communiqués als "gereglementeerde informatie" beschouwd. Deze benadering sluit aan bij de huidige Belgische regelgeving.
Het begrip "gereglementeerde informatie" verschilt van het begrip "alle informatie bedoeld in dit besluit" dat o.m. aan bod komt in de artikelen 41, 42 en 43 van het ontwerpbesluit. Dat laatste begrip is ruimer, vermits het ook betrekking heeft op volmachtformulieren (zie artikel 8 van het besluit), op ontwerpen van statutenwijziging (zie artikel 16, eerste lid), op de financiële kalender (zie artikel 41, eerste lid, 2°), op de prospectussen (zoals bedoeld in artikel 41, eerste lid, 3°), en, voor emittenten naar Belgisch recht, op bijzondere verslagen (zie artikel 16, tweede lid) en inlichtingen in het jaarverslag (zie artikel 34).
TITEL II. - Verplichtingen inzake periodieke en bepaalde doorlopende informatie Artikel 3 Dit artikel beschrijft het toepassingsgebied van hoofdstuk I van titel II, m.n. emittenten waarvoor België de lidstaat van herkomst is.
Dit toepassingsgebied wordt beschreven door een verwijzing naar artikel 10, § 3, van de wet van 2 augustus 2002. Die bepaling viseert twee categorieën van emittenten. Met betrekking tot de aanwijzing van de lidstaat van herkomst maakt Richtlijn 2004/109/EG inderdaad een onderscheid, naargelang de effecten die door de emittent werden uitgegeven. Voor emittenten van aandelen en voor emittenten van schuldinstrumenten met een nominale waarde per eenheid van minder dan 1.000 euro, wordt de lidstaat van herkomst aangewezen in de Richtlijn; emittenten van andere effecten hebben daarentegen een keuzemogelijkheid.
De eerste categorie van emittenten die in artikel 10, § 3, geviseerd wordt, zijn de emittenten van aandelen en de emittenten van schuldinstrumenten met een nominale waarde per eenheid van minder dan 1.000 euro, die (i) hun statutaire zetel in België hebben of (ii) waarvan de statutaire zetel gelegen is in een staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte en die de jaarlijks te verstrekken informatie moeten indienen bij de CBFA overeenkomstig titel X van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt. De tweede categorie zijn andere emittenten (d.w.z. emittenten waarvan geen aandelen of schuldinstrumenten met een nominale waarde per eenheid van minder dan 1.000 euro maar wel andere financiële instrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt zijn toegelaten) en die België hebben gekozen als lidstaat van herkomst (wat veronderstelt dat zij ofwel hun statutaire zetel in België hebben ofwel een toelating van effecten tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt).
Artikel 3 preciseert bovendien dat hoofdstuk I van titel II enkel van toepassing is op emittenten die effecten hebben uitgegeven.
Artikel 4 Dit artikel strekt tot uitvoering van artikel 10, § 4, vierde lid, 1° en 2°, van de wet van 2 augustus 2002 en tot omzetting van artikel 2 van Richtlijn 2007/14/EG. Het beschrijft de procedure die emittenten die een lidstaat van herkomst kunnen kiezen, moeten volgen voor het doen van die keuze voor België. Deze procedure geldt zowel bij inwerkingtreding van het besluit als na de inwerkingtreding ervan. Het beschrijft eveneens de minimumduur waarvoor deze keuze geldig blijft.
Artikel 5 Het eerste lid stemt inhoudelijk overeen met artikel 2 van het koninklijk besluit van 31 maart 2003, met dien verstande dat deze bepaling, gelet op de openbaarmakingsvereisten uit Richtlijn 2004/109/EG (zie de commentaar bij artikel 35), niet langer beperkt is tot het ter beschikking stellen van informatie "in België".
Het tweede lid strekt tot omzetting van artikel 7, eerste zinsdeel, van Richtlijn 2004/109/EG, en verduidelijkt voor zover als nodig dat de emittenten verantwoordelijk zijn voor (inzonderheid) de door hen overeenkomstig Afdeling IV, onderafdelingen I en II, op te stellen en openbaar te maken informatie. Het tweede zinsdeel van artikel 7 van Richtlijn 2004/109/EG wordt niet via een afzonderlijke bepaling omgezet vermits emittenten uiteraard aansprakelijk zijn voor de op hen rustende verplichtingen overeenkomstig de regels van het gemeen recht.
Artikel 6 In dit artikel wordt de verplichting tot gelijke behandeling van effectenhouders die zich in gelijke omstandigheden bevinden, ingeschreven. Deze bepaling, die artikel 4 van het koninklijk besluit van 31 maart 2003 overneemt, strekt tot omzetting van de artikelen 17.1 en 18.1 van Richtlijn 2004/109/EG. Artikel 7 Dit artikel herformuleert artikel 5 van het koninklijk besluit van 31 maart 2003 voor wat de verplichtingen van emittenten ten aanzien van hun effectenhouders betreft, aangepast aan en rekening houdend met de voorschriften van de artikelen 17 en 18 van Richtlijn 2004/109/EG. Artikel 8 Dit artikel vloeit rechtstreeks voort uit de bepalingen van artikel 17.2 en van artikel 18.2 van Richtlijn 2004/109/EG. Artikel 9 Dit artikel strekt tot omzetting van de bepalingen van artikel 17.3 en 18.4 van Richtlijn 2004/109/EG. Er wordt een mogelijkheid gecreëerd in hoofde van de emittenten om - mits naleving van een aantal voorwaarden - langs elektronische weg informatie te verzenden, o.m. aan aandeelhouders en aan houders van schuldinstrumenten. Dit betreft slechts een toelating om informatie langs elektronische weg te verzenden, en verleent geen vrijstelling voor de naleving van de eventueel toepasselijke vennootschapsrechtelijke verplichtingen.
Desgevallend zal de informatie bijgevolg zowel conform met de vennootschapsrechtelijke regels moeten worden verzonden of bekendgemaakt, en daarnaast langs elektronische weg kunnen worden verzonden.
Eén van de uit Richtlijn 2004/109/EG overgenomen voorwaarden vereist dat identificatieregelingen worden getroffen zodat de aandeelhouders of de personen die het recht hebben stemrechten uit te oefenen daadwerkelijk kunnen worden ingelicht (zie § 1, 2°). Overweging 22 van de Richtlijn verduidelijkt dat de verplichting om daadwerkelijk te informeren slechts geldt voorzover de emittent de identiteit van de betrokken personen kan achterhalen.
Deze bepaling zal wellicht herzien moeten worden in het kader van de omzetting van de Richtlijn betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen.
Artikel 10 Met dit artikel wordt artikel 18.3 van Richtlijn 2004/109/EG omgezet.
Artikel 11 Dit artikel vloeit niet voort uit Richtlijn 2004/109/EG. De Regering neemt zich voor om de emittenten niet langer te verplichten om een jaarlijks communiqué openbaar te maken binnen de drie maanden na het einde van het boekjaar. Wanneer zij evenwel in de periode tussen het opmaken van de jaarrekeningen en het openbaar maken van het jaarlijks financieel verslag als bedoeld in artikel 12, op vrijwillige basis een jaarlijks communiqué openbaar maken, dan dient dat communiqué aan bepaalde inhoudelijke voorwaarden te voldoen. Deze voorwaarden zijn gebaseerd op artikel 8 van het koninklijk besluit van 31 maart 2003, met dien verstande dat de cijfergegevens zullen moeten voortvloeien uit de jaarrekeningen, die moeten worden opgesteld overeenkomstig de IAS/IFRS (voor de geconsolideerde jaarrekeningen) of overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat waar de emittent gevestigd is (voor de enkelvoudige jaarrekeningen). Deze bepaling beoogt de emittenten te responsabiliseren.
Paragraaf 2 beschrijft welke cijfergegevens minstens in het jaarlijks communiqué moeten worden opgenomen. Het gaat daarbij uitsluitend over resultaatgegevens. Emittenten die een geconsolideerde jaarrekening moeten opstellen, moeten gegevens verstrekken voor alle posten, kopjes en subtotalen die in de winst- en verliesrekening over het desbetreffende boekjaar (d.w.z. het boekjaar waarop het communiqué slaat) zullen worden opgenomen. Emittenten die geen geconsolideerde jaarrekening moeten opstellen, maar die hun enkelvoudige jaarrekening (verplicht of op vrijwillige basis) overeenkomstig IAS/IFRS opstellen, verstrekken dezelfde gegevens. De winst per aandeel wordt verondersteld een post van de winst- en verliesrekening te zijn.
Emittenten die geen geconsolideerde jaarrekening moeten opstellen en die hun enkelvoudige jaarrekening niet overeenkomstig IAS/IFRS opstellen, moeten gegevens verstrekken die voortvloeien uit de resultatenrekening, zoals opgesteld overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat waar de emittent gevestigd is.
Het jaarlijks communiqué moet expliciet vermelden of de jaarrekeningen al dan niet al werden gecontroleerd door de commissaris (voor Belgische emittenten) of door de met de controle van de jaarrekeningen belaste persoon (voor emittenten uit andere lidstaten) (§ 4). Het begrip "gecontroleerd" verwijst naar de wettelijke controle, zoals gedefinieerd in Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad (hierna : "Richtlijn 2006/43/EG").
In § 4 wordt artikel 8, § 6, tweede lid, van het koninklijk besluit van 31 maart 2003 hernomen, zij het dat de tekst verder werd verfijnd.
De commissarissen van emittenten naar Belgisch recht kunnen zich dan ook nog steeds beroepen op het advies van de Raad van het Instituut voor Bedrijfsrevisoren van 7 januari 2000 over de rol van de commissaris inzake halfjaarlijkse en jaarlijkse communiqués van genoteerde vennootschappen.
Artikel 12 Artikel 4 van Richtlijn 2004/109/EG wordt vrijwel letterlijk overgenomen in artikel 12. Qua terminologie werden enkele aanpassingen gedaan, om de tekst van het artikel, voor wat betreft begrippen van het jaarrekeningenrecht, zo nauw mogelijk te laten aansluiten bij o.m. die van het Wetboek van vennootschappen en de terzake geldende Europese Richtlijnen, m.n. de vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen (hierna : "Richtlijn 78/660/EEG") en de zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 betreffende de geconsolideerde jaarrekening (hierna : "Richtlijn 83/349/EEG"). In zijn advies heeft de Raad van State een opmerking gemaakt over het feit dat de in dit artikel gehanteerde terminologie niet volledig aansluit bij de in Richtlijnen 2004/109/EG en 2007/14/EG gehanteerde terminologie. De Regering wil benadrukken dat zulks bewust gedaan werd om de tekst van het artikel, voor wat betreft begrippen van het jaarrekeningenrecht, zo nauw mogelijk te laten aansluiten bij o.m. die van het Wetboek van vennootschappen en de terzake geldende Europese Richtlijnen. Het is inderdaad zo dat de Engelse tekst van Richtlijnen 2004/109/EG en 2007/14/EG - in tegenstelling tot de Nederlandse en de Franse tekst - qua terminologie volledig overeenstemt met de Engelse tekst van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG, zodat afstemming op de terminologie gebruikt in de Nederlandse en de Franse tekst van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG en bij de omzetting daarvan verantwoord is.
De verplichting tot opstelling van jaarlijkse financiële verslagen is geen nieuwe verplichting voor emittenten.
Een jaarlijks financieel verslag bestaat uit de gecontroleerde jaarrekeningen, het jaarverslag, een verklaring over het getrouw beeld van de jaarrekeningen en het getrouwe overzicht in het jaarverslag en het ondertekende verslag van de commissaris of van de met de controle van de jaarrekeningen belaste persoon.
Het begrip "gecontroleerde" jaarrekeningen verwijst (zoals het begrip "gecontroleerd" in artikel 11, § 4) naar de wettelijke controle door de commissaris (voor Belgische emittenten) of door de met de controle van de jaarrekeningen belaste persoon (voor emittenten uit andere lidstaten).
De verklaring over het getrouw beeld van de jaarrekeningen en het getrouwe overzicht in het jaarverslag is een nieuw element. In het Belgisch recht zijn verschillende aanknopingspunten te vinden voor de inhoud van deze verklaring. Het eerste luik komt ook voor in de verklaring die de commissaris moet doen (zie artikel 148, eerste lid, 3° W.Venn.) en het tweede luik van de verklaring maakt precies het voorwerp uit van het verslag van de raad van bestuur (zie artikel 119, tweede lid, 1° W.Venn.). Deze verklaring moet worden gegeven door de bij de emittent verantwoordelijke persoon of personen, wier naam en functie duidelijk moeten worden vermeld. Deze verklaring zal in principe worden gegeven onder verantwoordelijkheid van de emittent (zie ook artikel 5, tweede lid) en kan dan ook worden gegeven namens en voor rekening van de emittent (mits naleving van de vereiste inzake vermelding van naam en functie van de persoon of de personen die de verklaring afleggen).
Artikel 13 Dit artikel strekt tot omzetting van artikel 5 van Richtlijn 2004/109/EG en van de artikelen 3 en 4 van Richtlijn 2007/14/EG. Ook in dit artikel werden enkele terminologische aanpassingen gedaan, om dezelfde reden als in artikel 12.
De verplichting tot opstelling van halfjaarlijkse financiële verslagen is een nieuwe verplichting voor emittenten.
Een halfjaarlijks financieel verslag bestaat uit de verkorte financiële overzichten, een tussentijds jaarverslag en - net als een jaarlijks financieel verslag - een verklaring over het getrouw beeld van de verkorte financiële overzichten en het getrouwe overzicht in het tussentijds jaarverslag.
In § 3 wordt de inhoud beschreven van de verkorte financiële overzichten wanneer de emittent zijn jaarrekeningen overeenkomstig de IAS/IFRS opstelt. In dat geval dient de emittent IAS 34 toe te passen.
In § 4 wordt de inhoud beschreven van de verkorte financiële overzichten wanneer de emittent zijn jaarrekeningen niet overeenkomstig de IAS/IFRS opstelt. In dat geval bevatten de verkorte financiële overzichten ten minste een verkorte balans, een verkorte winst- en verliesrekening en de toelichting daarbij.
Luidens het tweede lid van § 4 dient de verkorte balans en de verkorte winst- en verliesrekening alle posten, kopjes en subtotalen te bevatten die in de meeste recente jaarrekeningen van de emittent zijn opgenomen. Bovendien dienen additionele posten te worden opgenomen indien de halfjaarlijkse financiële overzichten een misleidend beeld zouden geven. Deze bepaling vormt de omzetting van artikel 3.2, eerste lid, van Richtlijn 2007/14/EG, dat op zijn beurt geïnspireerd is door IAS 34, § 10. In de eerste zin werd bijkomend het woord "posten" ingelast vóór "kopjes en subtotalen", hoewel dat woord niet voorkomt in het voornoemde artikel 3.2 en in IAS 34, § 10, eerste zin, die enkel spreken over "kopjes en subtotalen". Deze toevoeging is ingegeven door de overweging dat het logisch lijkt om dit voorschrift zo te lezen dat in bijna alle situaties ook "posten" bedoeld worden.
Luidens het derde lid van § 4 dienen ook gegevens per aandeel te worden verstrekt. Het vierde lid handelt over vergelijkende gegevens en het vijfde lid over de toelichting.
De inhoud van het tussentijds jaarverslag wordt omschreven in §§ 5 en 6. Het tweede en het derde lid van § 6 strekken meer bepaald tot omzetting van artikel 4 van Richtlijn 2007/14/EG. Het begrip "materiële" wordt gebruikt in de (in de context van jaarrekeningen) internationaal algemeen aanvaarde betekenis van dat woord, volgens dewelke informatie materieel is indien het weglaten of het onjuist weergeven daarvan een invloed zou kunnen hebben op de economische beslissingen die gebruikers op basis van de jaarrekening nemen. In zijn advies vraagt de Raad van State om de bovenvermelde definitie in de tekst van het artikel zelf op te nemen. Het kan evenwel niet de bedoeling zijn om in dit besluit alle boekhoudkundige begrippen die erin voorkomen, te definiëren.
Uit de precisering, in § 6, tweede lid, 1° en 2°, met betrekking tot "belangrijkste transacties met verbonden partijen", kan worden afgeleid dat "belangrijkste" de facto hetzelfde betekent als "materiële".
Voor wat § 6, tweede lid, 2°, betreft, stelt het technisch advies van CESR (Committee of European Securities Regulators) waarop artikel 4 van Richtlijn 2007/14/EG is gebaseerd, dat het gaat om een actualisering van in het meest recente jaarverslag beschreven transacties die materiële gevolgen konden hebben voor de financiële positie of resultaten van de emittent in de rapporteringsperiode, zijnde de eerste zes maanden van het lopende boekjaar, voor zover zij al niet begrepen zouden zijn onder 1°.
Het derde lid van § 6 is gebaseerd op artikel 43.1, punt 7ter, van Richtlijn 78/660/EEG. Onder "verbonden partij" wordt hetzelfde verstaan als in de internationale standaarden voor jaarrekeningen die zijn goedgekeurd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002.
Paragraaf 7 strekt tot omzetting van artikel 5.5 van Richtlijn 2004/109/EG en neemt de filosofie van artikel 8, § 6, eerste lid, van het koninklijk besluit van 31 maart 2003 over.
Artikel 14 Artikel 14 schrijft, voor emittenten van aandelen, de openbaarmaking voor van tussentijdse verklaringen. Hiermee wordt artikel 6.1 van Richtlijn 2004/109/EG omgezet.
Dit is eveneens een nieuwe verplichting voor de emittenten. Het komt aan de emittenten toe om, rekening houdend met artikel 5, tweede lid, van het ontwerpbesluit, te bepalen wie de tussentijdse verklaring opstelt.
Richtlijn 2004/109/EG voorziet in artikel 6.2 dat emittenten die, uit hoofde van de nationale wetgeving, de voorschriften van de gereglementeerde markt of eigener beweging, "driemaandelijkse financiële verslagen" openbaar maken, in overeenstemming met die wetgeving of die voorschriften, niet verplicht zijn om de tussentijdse verklaringen openbaar te maken.
In onderhavig ontwerpbesluit wordt als "driemaandelijks financieel verslag" beschouwd : 1°) een verslag dat inhoudelijk aansluit bij een halfjaarlijks financieel verslag, m.a.w. een verslag bestaande uit verkorte financiële overzichten overeenkomstig IAS 34 (of, indien de emittent geen geconsolideerde jaarrekening moet opstellen, overeenkomstig artikel 13, § 4), een tussentijds jaarverslag en een verklaring van verantwoordelijke personen; 2°) een verslag zoals voorgeschreven door gelijkwaardige marktregels.
De Raad van State merkt op dat bovenstaande precisering ook in de tekst van § 2 moeten worden opgenomen. Om hieraan tegemoet te komen werd verduidelijkt dat dergelijke verslagen moeten worden opgesteld na afloop van het eerste en het derde kwartaal van het boekjaar. Voor het overige moet voor driemaandelijkse financiële verslagen die inhoudelijk aansluiten bij halfjaarlijkse financiële verslagen de verwijzing naar de voorschriften van artikel 13, §§ 2 tot 7 volstaan.
De woorden "mutatis mutandis" worden enkel gebruikt om aan te geven dat daar waar artikel 13 over een periode van zes maanden spreekt, artikel 14, § 2, handelt over periodes van drie maanden.
Artikel 15 Dit artikel herformuleert artikel 6, § 1, 2°, van het koninklijk besluit van 31 maart 2003, aangepast en rekening houdend met artikel 16 van Richtlijn 2004/109/EG. In zijn advies vraagt de Raad van State om in het tweede lid de formulering gehanteerd in artikel 16.2 van de Richtlijn letterlijk over te nemen. De Regering is van mening dat zulks tot verwarring zou kunnen leiden en wenst te benadrukken dat de andere effecten (dan aandelen) tot de verhandeling moeten zijn toegelaten en dat het derhalve onverschillig is of de aandelen zelf al dan niet tot de verhandeling zijn toegelaten.
Artikel 16 Het eerste lid verplicht emittenten de ontwerpteksten tot wijziging van hun oprichtingsakte of hun statuten verkrijgbaar te stellen voor het publiek. Richtlijn 2004/109/EG voorziet dat deze informatie aan de marktonderneming van de gereglementeerde markt moet worden overgemaakt. Deze verplichting wordt als dusdanig omgezet. Deze informatie dient ook aan de CBFA te worden overgemaakt op grond van en overeenkomstig artikel 42.
Het tweede lid verplicht emittenten naar Belgisch recht om ook hun bijzondere verslagen bedoeld in het Wetboek van vennootschappen verkrijgbaar te stellen voor het publiek. Deze verslagen dienen eveneens aan de CBFA te worden overgemaakt.
Artikel 17 Dit artikel bevat een aantal uitzonderingsbepalingen. Het eerste lid heeft tot doel de optie van artikel 1.3 van Richtlijn 2004/109/EG te lichten. Het tweede lid beoogt de omzetting van artikel 16.3 (in fine), van de Richtlijn.
Artikel 18 Ook dit artikel bevat uitzonderingsbepalingen. In § 1 wordt artikel 8.1 van Richtlijn 2004/109/EG omgezet; in § 2 worden de opties van artikel 8.2. en artikel 8.3. gelicht.
Artikel 19 Het eerste lid beoogt de gedeeltelijke omzetting van artikel 23.1 van Richtlijn 2004/109/EG. De CBFA kan, als bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, emittenten uit derde landen ontheffing verlenen van bepaalde verplichtingen opgelegd door Richtlijn 2004/109/EG en derhalve door het besluit, mits de wetgeving van het betrokken derde land "gelijkwaardige" verplichtingen oplegt of de emittent zich houdt aan de wetgeving van een derde land die gelijkwaardige verplichtingen oplegt.
Het tweede lid beoogt de omzetting van artikel 23.1, tweede lid van Richtlijn 2004/109/EG, dat bepaalt dat de informatie waarvoor de in het derde land opgelegde (inhoudelijke) verplichtingen gelden, wel moeten worden overgemaakt aan de toezichthouder en openbaar gemaakt overeenkomstig de regels van dit besluit. De Raad van State merkt op dat het verkieslijk zou zijn om artikel 23.1, tweede lid, letterlijk om te zetten en derhalve artikel 19, tweede lid, van het ontwerpbesluit te herschrijven. De Regering benadrukt dat artikel 19, tweede lid, weliswaar hetzelfde beoogt als artikel 23.1, tweede lid, van Richtlijn 2004/109/EG, maar dat zij de huidige formulering verkiest, omdat artikel 16, tweede lid, van de wet van 2 mei 2007, dat hetzelfde regelt voor het andere luik van Richtlijn 2004/109/EG, m.n. de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen, op dezelfde wijze geformuleerd is. Vermits de taalregels voortvloeien uit artikel 10 van de wet van 2 augustus 2002 (en niet uit dit besluit), blijven zij conform artikel 23.1, tweede lid, van Richtlijn 2004/109/EG onverkort van toepassing.
Artikelen 20-26 Richtlijn 2007/14/EG vult de algemene bepaling van artikel 19 verder in, voor een aantal elementen van informatie. Zij doet dit door de voorwaarden te beschrijven waaronder de wetgeving van een derde land (voor de betrokken punten) geacht wordt verplichtingen op te leggen die gelijkwaardig zijn aan de verplichtingen voortvloeiend uit Richtlijn 2004/109/EG. De desbetreffende bepalingen van Richtlijn 2007/14/EG worden omgezet in de artikelen 20 tot 26.
Artikel 20 Dit artikel zet artikel 22 van Richtlijn 2007/14/EG om en beschrijft wanneer een derde land geacht wordt gelijkwaardige verplichtingen op te leggen inzake informatie over algemene vergaderingen.
Artikel 21 Dit artikel zet artikel 13 van Richtlijn 2007/14/EG om en beschrijft wanneer een derde land geacht wordt gelijkwaardige verplichtingen op te leggen inzake het jaarverslag. De beschrijving is gebaseerd op de artikelen 46.1, a) en b), en 46.2, a) en b), van Richtlijn 78/660/EEG en op de artikelen 36.1, eerste en tweede lid, en 36.2, a) en b), van Richtlijn 83/349/EEG. In zijn advies heeft de Raad van State - net als in verband met artikel 12 - een opmerking gemaakt over het feit dat de in dit artikel gehanteerde terminologie niet volledig aansluit bij de in Richtlijn 2007/14/EG gehanteerde terminologie. Voor de door de Regering gevolgde redenering kan verwezen worden naar de bespreking van artikel 12.
Artikel 22 Dit artikel zet artikel 14 van Richtlijn 2007/14/EG om. Het beschrijft wanneer een derde land geacht wordt gelijkwaardige verplichtingen op te leggen inzake het tussentijdse jaarverslag. Eén van de elementen die het tussentijdse jaarverslag krachtens artikel 22 ten minste moet bevatten is informatie over de verwachte ontwikkeling van de emittent (wat een concept is uit Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG, dat in Belgisch recht werd omgezet resp. in artikel 96, eerste lid, 3°, W.Venn. en in artikel 119, tweede lid, 3°, W.Venn.). Dit verschilt van wat voor emittenten uit lidstaten van de Europese Economische Ruimte voorgeschreven wordt in artikel 13, § 5, dat verplicht tot opname van een beschrijving van de voornaamste risico's en onzekerheden voor de resterende maanden van het boekjaar. Artikel 14 van Richtlijn 2007/14/EG is gestoeld op een technisch advies van CESR, luidens hetwelk informatie over de verwachte ontwikkeling als minder specifiek en dus flexibeler wordt beschouwd dan een beschrijving van de voornaamste risico's en onzekerheden voor de resterende maanden van het boekjaar.
Artikel 23 Dit artikel zet artikel 15 van Richtlijn 2007/14/EG om en beschrijft wanneer een derde land geacht wordt gelijkwaardige verplichtingen op te leggen inzake de zgn. verklaring van verantwoordelijke personen.
Artikel 24 Dit artikel zet artikel 16 van Richtlijn 2007/14/EG om en beschrijft wanneer een derde land geacht wordt gelijkwaardige verplichtingen op te leggen inzake tussentijdse verklaringen en driemaandelijkse financiëleverslagen. De verwijzing naar driemaandelijkse financiële verslagen dient begrepen te worden als driemaandelijkse financiële verslagen, zoals gedefinieerd in de wetgeving van het derde land.
Artikel 25 Dit artikel zet artikel 17 van Richtlijn 2007/14/EG om en beschrijft wanneer een derde land geacht wordt gelijkwaardige verplichtingen op te leggen inzake de openbaarmaking van een enkelvoudige jaarrekening door emittenten die een geconsolideerde jaarrekening moeten opstellen (en openbaar maken).
Het eerste lid bepaalt dat emittenten uit derde landen die krachtens hun nationale wetgeving geen enkelvoudige jaarrekening moeten verstrekken, kunnen volstaan met de vermelding van enkele specifieke elementen in hun geconsolideerde jaarrekening. In zijn advies merkt de Raad van State op dat de woorden "minimumkapitaal en" dienen geschrapt te worden, omdat zij verder zouden gaan dan wat in artikel 17, eerste lid, b), van Richtlijn 2007/14/EG is voorzien. De Regering is echter van mening dat deze woorden niet kunnen geschrapt worden, omdat zulks zou leiden tot een onvolledige omzetting van het voornoemde artikel.
Het is inderdaad zo dat er een verschil bestaat tussen de Nederlandse en de Franse tekst van artikel 17, eerste lid, b) : in de Franse tekst is er geen verwijzing naar "minimumkapitaal", maar in de Nederlandse tekst (alsook in de Engelse tekst) wel.
Krachtens het tweede lid dienen emittenten uit derde landen desgevallend in staat te zijn de CBFA aanvullende gecontroleerde informatie over hun enkelvoudige jaarrekening te verstrekken die van belang is voor de in het eerste lid bedoelde informatie. Dit voorschrift mag niet worden geïnterpreteerd als een verplichting om een (volledige) enkelvoudige jaarrekening openbaar te maken.
Artikel 26 Dit artikel zet artikel 18 van Richtlijn 2007/14/EG om en beschrijft wanneer een derde land geacht wordt gelijkwaardige verplichtingen op te leggen inzake de opstelling van een enkelvoudige jaarrekening door emittenten die geen geconsolideerde jaarrekening moeten opstellen.
Het tweede lid sluit aan bij bijlage I, 20.1, § 1, in fine, van Verordening (EG) nr. 809/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot uitvoering van Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de in het prospectus te verstrekken informatie, de vormgeving van het prospectus, de opneming van informatie door middel van verwijzing, de publicatie van het prospectus en de verspreiding van advertenties betreft.
Het begrip "controle" verwijst naar de wettelijke controle (zie ook de commentaar bij de artikelen 11 en 12).
Artikel 27 In tegenstelling tot artikel 19, waar een beslissing tot ontheffing van de CBFA is vereist (overeenkomstig artikel 23.1 van Richtlijn 2004/109/EG), verleent artikel 27 een automatische ontheffing in het geval de Europese regels bepaalde standaarden voor jaarrekeningen van derde landen als gelijkwaardig bestempelen, of het gebruik daarvan tijdens een overgangsperiode toestaan. Dit wordt momenteel geregeld door Beschikking 2006/891/EG van de Commissie van 4 december 2006 betreffende het gebruik door effectenuitgevende instellingen uit derde landen van overeenkomstig internationaal aanvaarde standaarden voor jaarrekeningen opgestelde informatie, die in een overgangsperiode voorziet en andere maatregelen in het vooruitzicht stelt.
Aangezien het jaarlijks communiqué niet voortvloeit uit Richtlijn 2004/109/EG maar uit de nationale wetgeving, strekken de Europese regels omtrent de gelijkwaardigheid van standaarden voor jaarrekeningen van derde landen zich als dusdanig niet uit tot het jaarlijks communiqué. Omdat de cijfergegevens in het jaarlijks communiqué moeten voortvloeien uit de jaarrekeningen (artikel 11, § 2), vloeit dit niettemin voort uit het voorgestelde Belgische reglementair kader. De ontheffing die wordt verleend uit hoofde van dit artikel werkt dus, ingevolge artikel 11, § 2, van rechtswege door voor het gebruik van die standaarden bij de in het jaarlijks communiqué op te nemen cijfergegevens.
Artikel 28 Dit artikel bepaalt het toepassingsgebied van hoofdstuk II, m.n. emittenten waarvoor België niet de lidstaat van herkomst is, maar waarvan wel effecten zijn toegelaten tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt.
Artikel 29 Dit artikel beoogt de omzetting van artikel 26 van Richtlijn 2004/109/EG, waarin de (zeer beperkte) bevoegdheden van de lidstaat van ontvangst worden beschreven. In zijn advies maakt de Raad van State de opmerking dat dit artikel grotendeels artikel 21 van de wet van 2 mei 2007 overneemt en stelt hij voor om dit artikel te schrappen. De Regering wenst te herhalen dat Richtlijn 2004/109/EG twee domeinen van openbaarmaking van informatie behelst. Het eerste is de openbaarmaking van informatie over belangrijke deelnemingen in emittenten waarvan aandelen tot de verhandeling op een gereglementeerde markt zijn toegelaten. De omzetting van dit domein gebeurt middels titel II van de wet van 2 mei 2007 en zijn eventuele uitvoeringsbesluiten. Het tweede is de openbaarmaking van periodieke en doorlopende informatie over emittenten waarvan de effecten reeds tot de verhandeling op een gereglementeerde markt zijn toegelaten. De omzetting van dit domein gebeurt middels artikel 10 van de wet van 2 augustus 2002, zoals vervangen door artikel 42 van de wet van 2 mei 2007 en dit ontwerpbesluit. In artikel 21 van de wet van 2 mei 2007 worden derhalve de bewarende maatregelen opgenomen voor het eerste domein, in artikel 29 van het ontwerpbesluit de bewarende maatregelen voor het tweede domein. Artikel 29 kan dus niet geschrapt worden.
Artikel 30 Dit artikel hangt samen met artikel 21.3 van Richtlijn 2004/109/EG. Die bepaling schrijft voor dat wanneer effecten slechts in één lidstaat van ontvangst en niet in de lidstaat van herkomst tot de verhandeling op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, de lidstaat van ontvangst er zorg voor draagt dat de gereglementeerde informatie wordt openbaar gemaakt. Die bepaling kan zo worden geïnterpreteerd dat wanneer effecten van een emittent uitsluitend tot de verhandeling op een gereglementeerde markt zouden zijn toegelaten in één andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst, de regels van openbaarmaking (in tegenstelling tot de inhoudelijke verplichtingen) zouden voortvloeien uit het recht van de lidstaat van ontvangst (die daarbij weliswaar artikel 3 van Richtlijn 2004/109/EG moet naleven).
Gelet op deze mogelijke interpretatie, is het aangewezen om, voor de gevallen waarin België als lidstaat van ontvangst in deze situatie zou verkeren, aan de betrokken emittenten de verplichting op te leggen om bij de openbaarmaking de Belgische modaliteiten van openbaarmaking te respecteren. Naar aanleiding van een opmerking van de Raad van State werd de verwijzing naar de bepalingen waarin de Belgische modaliteiten van openbaarmaking worden opgenomen, gepreciseerd.
Bovendien kan de door artikel 21.3 van de Richtlijn opgelegde verplichting door de lidstaat van ontvangst en de toezichthouder van die lidstaat slechts zinvol worden ingevuld als de betrokken emittent deze informatie, ook indient bij de toezichthouder van de lidstaat van ontvangst. Het is dan ook aangewezen om, voor de gevallen waarin België als lidstaat van ontvangst in deze situatie zou verkeren, aan de betrokken emittenten de verplichting op te leggen om de voornoemde informatie over te maken aan de CBFA. TITEL III. - Uitvoeringsbepalingen inzake de openbaarmaking van voorkennis Artikelen 31-33 In deze artikelen, die samen titel III vormen, worden de bepalingen samengebracht die de uitvoering van artikel 10, § 1, van de wet van 2 augustus 2002 beogen. Deze bepalingen, die voortvloeien uit Richtlijn 2003/6/EG en uit Richtlijn 2003/124/EG, worden overgenomen uit het koninklijk besluit van 31 maart 2003.
TITEL IV. - Inlichtingen in het jaarverslag Artikel 34 Dit artikel, dat titel IV van het besluit vormt, strekt tot omzetting van artikel 10 van Richtlijn 2004/25/EG, dat luidens overweging 18 van dezelfde Richtlijn transparantie beoogt over door de emittenten opgezette beschermingsconstructies. In antwoord op een bemerking van de Raad van State werd 1° aangevuld. De Raad van State merkt bovendien op dat artikel 10.1, onder c), van Richtlijn 2004/25/EG (openbaarmaking van de aandeelhouderstructuur) niet wordt omgezet door deze bepaling. De reden hiervoor is dat emittenten verplicht worden hun aandeelhoudersstructuur openbaar te maken op grond van artikel 14, vierde lid, van de wet van 2 mei 2007.
TITEL V. - Openbaarmaking, opslag en overmaking van informatie Titel V handelt o.m. over openbaarmaking en opslag van informatie. In dit verband dient opgemerkt te worden dat elke verwijzing in dit ontwerp naar "openbaarmaking" (zoals bvb. in artikel 4, eerste lid) noodzakelijkerwijze ook een overmaking van de openbaar gemaakte informatie met het oog op de opslag ervan, behelst.
Artikel 35 Dit artikel handelt over de openbaarmaking van gereglementeerde informatie. Richtlijn 2004/109/EG verplicht emittenten om gereglementeerde informatie op zodanige wijze openbaar te maken dat zij snel en op niet-discriminerende basis toegankelijk is. Zij dienen daarbij gebruik te maken van media waarvan redelijkerwijze mag worden aangenomen dat zij voor een doeltreffende verspreiding van de informatie in de hele Europese Economische Ruimte kunnen zorgen. Deze verplichting wordt als dusdanig overgenomen, daarbij rekening houdend met de bijkomende voorschriften van artikel 12 van Richtlijn 2007/14/EG. Aldus staat het de emittenten vrij al dan niet beroep te doen op een service provider voor de verspreiding van hun gereglementeerde informatie.
De verwijzing naar "de toepassing van de vennootschapsrechtelijke regels" in § 1 verwijst niet noodzakelijk naar de Belgische vennootschapsrechtelijke regels. Om tegemoet te komen aan een opmerking van de Raad van State werd er, voor alle duidelijkheid, nog het woord "eventuele" aan toegevoegd. Dit besluit heeft immers geen enkele invloed op de al dan niet toepasselijkheid van vennootschapsrechtelijke regels, maar preciseert dat het de eventuele toepassing daarvan onverlet laat.
Artikel 35, § 2, beoogt de openbaarmakingsregels van Richtlijn 2003/6/EG te verzoenen met de openbaarmakingsregels van Richtlijn 2004/109/EG en herneemt artikel 14, § 1, tweede lid, en artikel 14, § 5, van het koninklijk besluit van 31 maart 2003.
Artikel 36 Dit artikel bevat nieuwe voorschriften met betrekking tot de verspreiding van informatie en strekt tot omzetting van artikel 12 van Richtlijn 2007/14/EG. In het eerste lid van § 1 wordt als regel gesteld dat gereglementeerde informatie in haar geheel en ongewijzigd (vertaling van het Engelse unedited) aan de media wordt meegedeeld. In het tweede lid van die paragraaf wordt verduidelijkt dat jaarlijkse en halfjaarlijkse financiële verslagen en tussentijdse verklaringen (of driemaandelijkse financiële verslagen) - gelet op hun omvang - niet in hun geheel en ongewijzigd aan de media moeten worden meegedeeld, maar dat het kan volstaan een bericht aan de media mee te delen, waarin wordt vermeld waar de desbetreffende informatie beschikbaar is. Het derde lid herneemt het voorschrift van artikel 10, derde lid, van het koninklijk besluit van 31 maart 2003.
De verantwoordelijkheid van de emittenten en de grenzen aan deze verantwoordelijkheid komen aan bod in § 2. De vereiste dat de emittenten de geregelementeerde informatie op zodanige wijze aan de media meedelen dat "zekerheid over de bron van de gereglementeerde informatie bestaat" houdt in dat de media er zeker van moeten kunnen van zijn dat de bron van de informatie wel degelijk de emittent is.
Paragraaf 3 bevat nog enkele precieze voorschriften met betrekking tot de mededeling van gereglementeerde informatie aan de media.
Artikel 37 Dit artikel verplicht de emittenten het nodige te doen om, desgevraagd, aan de CBFA bepaalde inlichtingen te kunnen verstrekken over de mededeling van gereglementeerde informatie aan de media.
Artikel 38 Dit artikel strekt tot omzetting van artikel 23.3 van Richtlijn 2004/109/EG. Informatie die qua omvang vergelijkbaar is met jaarlijkse en halfjaarlijkse financiële verslagen en tussentijdse verklaringen (of driemaandelijkse financiële verslagen) dient niet in haar geheel en ongewijzigd aan de media te worden meegedeeld; daarvoor is artikel 36, § 1, tweede lid van overeenkomstige toepassing.
Artikel 39 Wanneer effecten zonder toestemming van de emittent tot de verhandeling op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, legt Richtlijn 2004/109/EG de verplichtingen inzake openbaarmaking van gereglementeerde informatie op aan de persoon die, zonder toestemming van de emittent, om die toelating tot de verhandeling heeft verzocht.
Onderhavig artikel beoogt de omzetting van dit voorschrift.
Artikel 40 Dit artikel viseert de omgekeerde situatie van artikel 30 : een emittent als bedoeld in artikel 3, waarvoor België de lidstaat van herkomst is, maar waarvan effecten uitsluitend in één lidstaat (andere dan België) zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt. Gelet op artikel 21.3 van Richtlijn 2004/109/EG zal de lidstaat van ontvangst in dat geval in beginsel openbaarmakingsregels opleggen (zoals België dat doet in artikel 30).
Het artikel bepaalt daarom dat in dat geval de Belgische regels inzake openbaarmaking niet meer (bijkomend) moeten worden nageleefd.
Artikel 41 Richtlijn 2004/109/EG legt de lidstaten de verplichting op om ten minste één officieel aangewezen mechanisme te creëren voor de centrale opslag van gereglementeerde informatie. Die mechanismen moeten o.m. voldoen aan minimumkwaliteitsnormen op het gebied van beveiliging, zekerheid met betrekking tot de informatiebron, tijdregistratie en gemakkelijke toegang voor eindgebruikers. De Richtlijn bepaalt ook dat de Europese Commissie met name de minimumnormen voor de mechanismen voor centrale opslag specificeert. Zolang dit niet gebeurd is, dringt een interimoplossing zich op. Gezien de meeste emittenten die onder het toepassingsgebied van het koninklijk besluit van 31 maart 2003 vallen, over een website beschikken die voldoet aan de in dat besluit gestelde voorwaarden, stelt de Regering voor om tijdens die interimperiode voort te bouwen op deze websites. Deze worden verplicht voor alle emittenten zoals bedoeld in artikel 3 van het ontwerpbesluit. De Raad van State merkt op dat de interimoplossing niet adequaat is, aangezien er geen gecentraliseerd opslagmechanisme ontstaat. De Regering wenst op te merken dat minstens één andere lidstaat voor dezelfde interimoplossing heeft geopteerd. Om tegemoet te komen aan de opmerking van de Raad van State werd uitdrukkelijk bepaald dat de CBFA op haar eigen website een hyperlink zal opnemen naar de hiervoor vermelde websites van de emittenten, zodat er voor investeerders een centraal toegangspunt tot de informatie ontstaat.
Van zodra er een beslissing zal kunnen worden genomen over de aanstelling van één of meerdere officieel aangewezen mechanismen zal het besluit dienen aangepast te worden.
Voor de toelichting bij het begrip "alle informatie bedoeld in dit besluit" wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 2 (commentaar bij de definitie van "gereglementeerde informatie").
Vermits de websites van de emittenten tijdens de overgangsperiode als opslagmechanisme dienst zullen doen, dienen zij te voldoen aan de voorwaarden die Richtlijn 2004/109/EG voorschrijft voor het centrale opslagmechanisme. Voor emittenten die reeds over een website beschikken die voldoet aan de voorwaarden van artikel 14, § 3, van het koninklijk besluit van 31 maart 2003 resulteert dit in een grote mate van continuïteit met de huidige toestand. De reeds bestaande voorwaarde inzake het afzonderlijk geactualiseerd deel van de website wordt aangevuld met de vereiste dat dit deel voor iedereen ook "gemakkelijk" toegankelijk moet zijn. De voorwaarde inzake de termijn gedurende dewelke informatie beschikbaar moet blijven, wordt - overeenkomstig de voorschriften van Richtlijn 2004/109/EG - van drie op vijf jaar gebracht. De voorwaarde met betrekking tot de waarschuwingen van de CBFA wordt geschrapt. Een nieuwe voorwaarde - die eveneens uit Richtlijn 2004/109/EG voortvloeit - stelt dat de website moet voldoen aan minimumkwaliteitsnormen op het gebied van beveiliging en tijdregistratie. De voorwaarde uit Richtlijn 2004/109/EG omtrent zekerheid met betrekking tot de informatiebron wordt niet afzonderlijk omgezet gelet op de keuze om, als interimoplossing, de eigen website van de emittent aan te duiden als opslagmechanisme. Tot slot wordt een nieuwe voorwaarde opgelegd die niet (rechtstreeks) uit Richtlijn 2004/109/EG voortvloeit, m.n. de opname op de website van (goedgekeurde) prospectussen die betrekking hebben op de toelating van effecten van de emittent tot de verhandeling op een gereglementeerde markt. Deze nieuwe voorwaarde ligt in het verlengde van artikel 21 van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, dat de website van de emittent als één van mogelijke publicatiewijzen van een prospectus beschouwt, en ligt tevens in de lijn van artikel 22 van Richtlijn 2004/109/EG, dat ook de uit hoofde van Richtlijn 2003/71/EG bekend te maken informatie beter toegankelijk wil maken voor het publiek.
Artikel 42 Zoals ook al onder het koninklijk besluit van 31 maart 2003 het geval is, dienen emittenten alle informatie bedoeld in het besluit onverwijld en uiterlijk op het ogenblik waarop die informatie openbaar wordt gemaakt of verkrijgbaar wordt gesteld voor het publiek of voor de houders van effecten aan de CBFA te bezorgen. Voor gereglementeerde informatie betreft dit een omzetting van artikel 19.1 van Richtlijn 2004/109/EG. TITEL VI. - Bevoegdheden van de CBFA Artikel 43 Artikel 24.4 van Richtlijn 2004/109/EG (over de bevoegdheden van de toezichthouders) wordt omgezet via artikel 34 van de wet van 2 augustus 2002, zoals het vervangen werd door artikel 46 van de wet van 2 mei 2007 en door dit artikel, dat gebaseerd is op artikel 16 van het koninklijk besluit van 31 maart 2003.
Dit artikel verleent meer bepaald uitvoering aan artikel 10, § 2, eerste lid, 6°, van de wet van 2 augustus 2002, zoals vervangen door artikel 42 van de wet van 2 mei 2007 en strekt meer bepaald tot (verdere) omzetting van artikel 24.4.b (in fine), f en g van Richtlijn 2004/109/EG. Het eerste lid, 5°, van § 1, strekt tot omzetting van artikel 24.4.f van Richtlijn 2004/109/EG. Deze bepaling doet geen afbreuk aan de verplichting uit artikel 35 om gereglementeerde informatie op zodanige wijze openbaar te maken dat zij in België en de andere lidstaten (ongeacht of de effecten daar ook verhandeld worden) zoveel mogelijk gelijktijdig beschikbaar komt en om gebruik te maken van media waarvan redelijkerwijze mag worden aangenomen dat zij voor een doeltreffende verspreiding in de hele Europese Economische Ruimte kunnen zorgen.
Het tweede lid van § 1 strekt tot omzetting van artikel 24.4.g van Richtlijn 2004/109/EG, en verleent de CBFA de bevoegdheid om een waarschuwing openbaar te maken. Zo kan inzonderheid worden openbaar gemaakt dat een emittent niet aan zijn verplichtingen voldoet.
De tweede paragraaf strekt tot omzetting van artikel 24.4.b (in fine) van Richtlijn 2004/109/EG. Wanneer de CBFA op basis van artikel 34, § 1, 3°, van de wet van 2 augustus 2002, zoals gewijzigd bij de wet van 2 mei 2007, de emittent beveelt om informatie openbaar te maken, verzoekt de CBFA de emittent haar zijn eventuele opmerkingen, inzonderheid de redenen om de informatie niet openbaar te maken, mee te delen binnen de door haar vastgestelde termijn. Na het verstrijken van die termijn kan de CBFA zelf tot openbaarmaking overgaan. Deze formulering verzoent de mogelijkheid van de emittent om zijn standpunt over het bevel tot openbaarmaking bekend te maken met de bekommernis om de mogelijkheid van de CBFA om eventueel zelf tot openbaarmaking over te gaan niet onnodig te vertragen. Deze benadering is dezelfde als die van artikel 23, § 4, van de wet van 2 mei 2007.
De vierde paragraaf herneemt de inhoud van artikel 16, § 3, van het koninklijk besluit van 31 maart 2003. Krachtens deze bepaling kan de CBFA in uitzonderlijke gevallen eisen dat de informatie haar vóór openbaarmaking wordt overgemaakt, om een voorafgaande controle uit te oefenen.
TITEL VII. - Wijzigings-, opheffings- en overgangsbepalingen, inwerkingtreding en uitvoeringsbepaling Artikel 44 Dit artikel strekt tot uitvoering van artikel 10, § 6, van de wet van 2 augustus 2002, zoals gewijzigd door de wet van 2 mei 2007. Het vervangt artikel 7 van het koninklijk besluit van 14 december 2006 betreffende de markt voor financiële instrumenten Alternext en tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 maart 2006 betreffende marktmisbruik. Dat artikel verklaarde - met beperkte uitzonderingen, waarvan de belangrijkste betrekking heeft op IFRS- de verplichtingen van emittenten waarvan financiële instrumenten zijn toegelaten tot de verhandeling op de gereglementeerde markt, inzonderheid inzake informatieverstrekking aan het publiek, van toepassing op de emittenten waarvan financiële instrumenten zijn toegelaten tot de verhandeling op Alternext. Dit gebeurde door artikel 10 van de wet van 2 augustus 2002 en de meeste bepalingen van het koninklijk besluit van 31 maart 2003 van toepassing te verklaren op de emittenten waarvan financiële instrumenten zijn toegelaten tot de verhandeling op Alternext. Gezien onderhavig koninklijk besluit in de plaats komt van het koninklijk besluit van 31 maart 2003, dienden de verwijzingen aangepast te worden.
Artikel 45 Dit artikel heft het koninklijk besluit van 31 maart 2003 op, maar houdt rekening met de overgangsregeling van artikel 46 die inhoudt dat emittenten een aantal regels van dat koninklijk besluit gedurende een overgangsperiode nog kunnen of moeten (naargelang het geval) naleven.
Artikel 46 Wat de datum betreft vanaf wanneer de nieuwe verplichtingen voor de periodieke informatieverstrekking moeten nageleefd worden, wordt een onderscheid gemaakt tussen de inhoudelijke verplichtingen van Richtlijn 2004/109/EG en de verplichtingen inzake termijnen en modaliteiten. Voor verslagen, communiqués of verklaringen die betrekking hebben op boekhoudkundige periodes die eindigen vóór of op 31 december 2007 dienen de nieuwe verplichtingen nog niet nageleefd te worden (ook al zou die informatie nog worden openbaar gemaakt na de inwerkingtreding van dit besluit). Dit beginsel wordt verwoord in § 1.
Voor verslagen, communiqués of verklaringen die betrekking hebben op periodes die aanvangen op of na 1 januari 2008 dienen de nieuwe verplichtingen integraal nageleefd te worden. Dit beginsel wordt verwoord in § 3. Voor verslagen, communiqués of verklaringen die betrekking hebben op periodes die aanvangen vóór en eindigen na 31 december 2007 tenslotte dienen wel de wijzen van verspreiding en de termijnen van onderhavig besluit te worden nageleefd, maar nog niet de verplichtingen op het vlak van de inhoud. Dit laatste beginsel wordt uitgewerkt in § 2. Uiteraard staat het emittenten die inhoudelijk nog de oude regels mogen naleven, vrij om al onmiddellijk de nieuwe inhoudelijke regels toe te passen.
In antwoord op een bemerking van de Raad van State in verband met de omzettingstermijnen van Richtlijn 2004/109/EG en Richtlijn 2007/14/EG (resp. 20 januari 2007 en 8 maart 2008), merkt de Regering op dat het inzake periodieke verslaggeving (die een belangrijk onderdeel vormt van het ontwerpbesluit) van groot belang is om bij de omzetting rekening te houden met boekhoudkundige periodes. Om dat te doen, maken ook andere lidstaten een onderscheid tussen verslagen die betrekking hebben op boekhoudkundige periodes die eindigen vóór 20 januari 2007, verslagen die betrekking hebben op boekhoudkundige periodes die beginnen vóór en eindigen na 20 januari 2007 en verslagen die betrekking hebben op boekhoudkundige periodes die beginnen na 20 januari 2007. Zij stellen dan dat voor de eerste categorie van verslagen de nieuwe verplichtingen nog niet nageleefd dienen te worden, dat voor de tweede categorie van verslagen enkel de nieuwe regels inzake verspreiding en de nieuwe termijnen dienen te worden nageleefd (maar nog niet de nieuwe inhoudelijke verplichtingen) en dat voor de derde categorie van verslagen de nieuwe verplichtingen integraal dienen te worden nageleefd. De overgangsregeling die in artikel 46 wordt beschreven is op bovenvermelde principes gebaseerd, maar houdt uiteraard rekening met de vermoedelijke publicatiedatum van het besluit. Omwille daarvan werd de datum van 20 januari 2007 vervangen door de datum van 31 december 2007. Deze aanpassing heeft echter minder verstrekkende gevolgen dan men op het eerste zicht zou kunnen denken. Zo maakt het voor het jaarlijks financieel verslag, voor emittenten wier boekjaren samenvallen met het kalenderjaar, geen verschil of 20 januari 2007 dan wel 31 december 2007 als aanknopingspunt gekozen wordt : in beide gevallen zullen zij de nieuwe inhoudelijke verplichtingen pas moeten naleven vanaf het jaarlijks financieel verslag over 2008.
De Regering vestigt er de aandacht op er geen specifieke overgangsbepaling geldt voor artikel 34 van het besluit, dat derhalve - overeenkomstig artikel 49 - op 1 januari 2008 in werking treedt.
Artikel 47 Het eerste lid, 2°, licht de optie voorzien in artikel 30.1 van Richtlijn 2004/109EG. Ingevolge deze bepaling zijn emittenten als bedoeld in artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1606/2002 vóór het boekjaar dat begint op of na 1 januari 2007 niet gehouden hun tussentijdse financiële overzichten als bedoeld in artikel 13, § 3, eerste lid, op te stellen overeenkomstig de internationale standaarden voor jaarrekeningen die volgens de procedure van artikel 6.2 van voormelde Verordening zijn goedgekeurd. Deze bepaling vormt voor de tussentijdse financiële overzichten het verlengstuk van artikel 9 van de voornoemde Verordening, dat de lidstaten toelaat om de in dat artikel bedoelde emittenten pas te verplichten hun geconsolideerde jaarrekening overeenkomstig artikel 4 van de verordening op te stellen voor de boekjaren beginnend op of na 1 januari 2007 (voor emittenten naar Belgisch recht werd deze optie omgezet in artikel 114, § 3, W.Venn.).
Inhoudelijk aansluitend bij het voorgaande, voorziet het eerste lid, 1°, in een voorbehoud voor de gevallen waarin het nationale recht van de lidstaat waar de emittent gevestigd is de optie van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1606/2002 heeft gelicht. Wanneer die lidstaat (die boekhoudrechtelijk bevoegd is, en die mogelijks België maar mogelijks ook een andere lidstaat is) de emittent toelaat om zijn geconsolideerde jaarrekening (tijdelijk) nog niet op te stellen overeenkomstig artikel 4 van de verordening, werkt die vrijstelling ook door voor het jaarlijks financieel verslag dat door België (bevoegd als lidstaat van herkomst onder Richtlijn 2004/109/EG) wordt vereist.
Het tweede lid verzorgt de omzetting van artikel 23.2 van Richtlijn 2004/109/EG. Ingevolge deze bepaling zijn emittenten uit derde landen vóór het boekjaar dat aanvangt op of na 1 januari 2007 niet gehouden hun financiële overzichten op te stellen overeenkomstig artikel 12 of 13, mits zij hun financiële overzichten opstellen overeenkomstig internationaal aanvaarde standaarden als bedoeld in artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1606/2002.
Zowel het eerste als het tweede lid gelden onverminderd de toepassing van artikel 46, dat deze emittenten in bepaalde omstandigheden en onder bepaalde voorwaarden toelaat om de artikelen 12 en 13 niet na te leven. Leven zij deze artikelen toch na, dan laten het eerste en het tweede lid hen niettemin toe om daarbij afwijkende standaarden voor jaarrekeningen te hanteren.
Artikel 48 Dit artikel last een specifieke overgangsregeling in, voor emittenten die nog niet beschikken over een website die aan de voorwaarden van artikel 41 voldoet.
Artikel 49 Dit artikel stelt de datum van inwerkingtreding van onderhavig koninklijk besluit vast. Deze datum werd vastgesteld op 1 januari 2008, om de emittenten in de gelegenheid te stellen de nodige maatregelen te nemen om de bepalingen van het besluit, inzonderheid die inzake openbaarmaking en opslag van informatie, te kunnen naleven.
Artikel 50 Dit artikel stelt de datum van inwerkingtreding van de artikelen 1, 2, 42 en 61 van de wet van 2 mei 2007 vast.
Artikel 51 Artikel 51 bepaalt dat de Minister van Financiën belast is met de uitvoering van het besluit.
Dat, Sire, is de strekking van het ontwerpbesluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS
ADVIES VAN 4 JUIN 2007 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 7 mei 2007. door de Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën verzocht hem,binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "betreffende de verplichtingen van emittenten van financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt", heeft het volgende advies gegeven : Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht van de Regering op het feit dat de ontstentenis van de controle die het Parlement krachtens de Grondwet moet kunnen uitoefenen, tot gevolg heeft dat de Regering niet over de volheid van haar bevoegdheid beschikt. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de Regering in aanmerking kan nemen als zij te oordelen heeft of het vaststellen of wijzigen van een verordening noodzakelijk is.
Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.
Reikwijdte van het ontwerp 1. Het ontworpen besluit draagt bij tot de omzetting van voornamelijk : - Richtlijn 2004/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004.betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (hierna te noemen Richtlijn 2004/109); - Richtlijn 2007/14/EG van de Commissie van 8 maart 2007 tot vaststelling van concrete uitvoeringsvoorschriften van een aantal bepalingen van Richtlijn 2004/109/EG betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten (hierna te noemen Richtlijn 2007/14). 2. Er dient nogmaals te worden opgemerkt (1) dat Richtlijn 2004/109 steunt op een onderscheid tussen "lidstaat van herkomst" en "lidstaat van ontvangst". Als "lidstaat van herkomst" - die de verplichtingen dient na te komen die hem als zodanig worden opgelegd - wordt aangemerkt : - wanneer de statutaire zetel van een instelling die effecten uitgeeft, in een lidstaat gevestigd is, die lidstaat; - wanneer de uitgevende instelling in een derde land gevestigd is, de lidstaat waar de effecten voor de eerste maal aan het publiek worden aangeboden of waar het eerst toelating tot de handel op een gereglementeerde markt wordt aangevraagd (artikel 2, lid 1, i), van Richtlijn 2004/109).
In de gevallen die niet passen binnen de hiervoor aangegeven mogelijkheden, is de lidstaat van herkomst die welke door de uitgevende instelling wordt gekozen.
Als "lidstaat van ontvangst" wordt aangemerkt elke andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst waar de effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten (artikel 2, lid 1, j), van Richtlijn 2004/109).
De lidstaat van herkomst is ertoe gehouden verplichtingen inzake financiële informatieverstrekking op te leggen aan drie categorieën actoren : - de uitgevende instellingen waarvan effecten op een gereglementeerde markt zijn toegelaten; - de aandeelhouders; - de natuurlijke of rechtspersonen die stemrecht bezitten of over financiële instrumenten beschikken die een weerslag hebben op de stemrechten. 3. Uit artikel 3 van Richtlijn 2004/109 volgt dat de lidstaat van herkomst aan die actoren strengere verplichtingen mag opleggen dan die welke in de voormelde Richtlijn voorkomen.Die mogelijkheid wordt evenwel niet geboden aan de andere lidstaten, die "lidstaten van ontvangst" worden genoemd. Het is hun dus niet langer toegestaan de toelating van de effecten tot de handel op hun gereglementeerde markten te beperken door aan de uitgevende instellingen extra informatieverplichtingen op te leggen. Door die regel, die de "lidstaat van herkomstregel" wordt genoemd, zou het mogelijk moeten zijn de hinderpalen voor de toelating van de effecten tot de handel op de gereglementeerde markten van een andere lidstaat weg te nemen.
De instellingen die effecten uitgeven, zijn er in de eerste plaats toe gehouden periodieke informatie te verschaffen over de financiële toestand van de uitgevende instelling en over die van door haar gecontroleerde ondernemingen. Die informatie omvat ook een staat met prognoses. Zo dient de uitgevende instelling een jaarlijks financieel verslag te publiceren (artikel 4 van Richtlijn 2004/109), alsook halfjaarlijkse financiële verslagen (artikel 5 van Richtlijn 2004/109) en tussentijdse verklaringen van het bestuursorgaan, inzonderheid aangaande belangrijke gebeurtenissen en transacties (artikel 6 van Richtlijn 2004/109).
Voorts wordt bij Richtlijn 2004/109 een verplichting tot het verstrekken van "actuele informatie" opgelegd. Kortom, wanneer zich door de verwerving of de overdracht van effecten een wijziging voordoet in de structuur van belangrijke deelnemingen die een weerslag heeft op de verdeling van de stemrechten, is de houder van die effecten ertoe verplicht de uitgevende instelling op de hoogte te brengen van het percentage van stemrechten dat die operatie tot gevolg heeft. Die instelling is ertoe gehouden die informatie te publiceren (artikelen 9, 10, 12 en 13 van Richtlijn 2004/109). 4. De lidstaat van herkomst moet toezien op de naleving van de voormelde regels en van de striktere regels die hij zou hebben ingevoerd.Daartoe wijst elke lidstaat een bevoegde autoriteit aan om op de toepassing van de Richtlijn toe te zien. Die autoriteit is in principe de centrale autoriteit opgericht overeenkomstig de prospectusrichtlijn.
In de Richtlijn tot uitvoering van Richtlijn 2004/109 worden de voorschriften voor de tenuitvoerlegging van die Richtlijn bepaald. Die voorschriften moeten zorgen voor een hoog niveau van beleggersbescherming, de marktefficiëntie ten goede komen en op eenvormige wijze toegepast kunnen worden (overweging 2 van Richtlijn 2007/14) (2).
Richtlijn 2007/14 bevat inzonderheid verduidelijkingen wat betreft : - de informatie die door de uitgevende instellingen op zijn minst moet worden verspreid in de halfjaarlijkse verslagen en in de tussentijdse jaarverslagen (artikelen 3 en 4 van Richtlijn 2007/14); - de mechanismen voor de controle op de marktmakers (artikel 6 van Richtlijn 2007/14) (3); - de aanwijzing van de aandeelhouders en de natuurlijke personen of juridische entiteiten die kennis moeten geven van belangrijke deelnemingen (artikel 8 van Richtlijn 2007/14); - de definitie van de soorten financiële instrumenten die de houder ervan het recht verlenen om aandelen te verwerven waaraan stemrechten zijn verbonden (artikel 11. van Richtlijn 2007/14); - de minimumnormen betreffende de verspreiding van gereglementeerde informatie onder het publiek (artikel 12 van Richtlijn 2007/14); - en de minimumverplichtingen die vervuld moeten zijn om de gelijkwaardigheid te kunnen aanvaarden van de regelingen van derde landen wat bepaalde aspecten van de Richtlijn betreft (artikelen 14 tot 23 van Richtlijn 2007/14).
België heeft een aanvang gemaakt met de omzetting van Richtlijn 2004/109. door het aannemen van de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in emittenten waarvan aandelen zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt en houdende diverse bepalingen (4). Bij het ontworpen besluit wordt die omzetting aangevuld.
Algemene opmerking van terminologische aard In het ontwerp worden bepalingen van Richtlijn 2004/109 en van Richtlijn 2007/14 overgenomen. Bijgevolg is het wenselijk de bewoordingen ervan getrouw over te nemen, tenzij er doorslaggevende redenen zijn om een andere terminologie te hanteren. Door het hanteren van dezelfde terminologie worden onnodige betwistingen over de kwaliteit van de omzetting vermeden en wordt de interpretatie van de nationale bepalingen vergemakkelijkt.
Zo bijvoorbeeld : - zouden, zoals in artikel 4, lid 2, c), van Richtlijn 2004/109, in artikel 12, § 2, 3°, a) de woorden "juist en getrouw beeld" moeten worden gebezigd in plaats van de woorden "getrouw beeld"; - zouden in beide versies van artikel 21, eerste lid, 1°, van het ontwerp, de woorden "complète" en "volledige" vervangen moeten worden door respectievelijk de woorden "exhaustive" en "grondige" overeenkomstig artikel 13, lid 1, a), van Richtlijn 2007/14; - zouden in beide versies van artikel 21, eerste lid, 3°, van het ontwerp, de woorden "prévisible" en "verwachte" vervangen kunnen worden door respectievelijk de woorden "probable" en "waarschijnlijke toekomstige", die gebruikt worden in artikel 13, lid 1, c), van dezelfde Richtlijn.
Bijzondere opmerkingen Aanhef Er bestaat geen grond om in het eerste lid melding te maken van de Richtlijnen als rechtsgrond van het ontwerp. Volgens de adviespraktijk van de afdeling wetgeving vinden verordeningsteksten waarbij een Richtlijn wordt omgezet immers alleen een rechtsgrond in regelingen van intern recht.
De aanhef dient daarentegen te worden aangevuld met een lid waarin verwezen wordt naar artikel 62 van de voormelde wet van 2 mei 2007, welke bepaling de rechtsgrond is van artikel 50 van het ontwerp.
Dispositief Artikel 2 1. In artikel 2 van het ontwerp worden de definities overgenomen die voorkomen in de voornoemde wet van 2 mei 2007.Zo stemt de definitie van de "emittent" die voorkomt in artikel 2, § 1, 8°, van het ontwerp, overeen met artikel 3, § 1, 1°, van die wet. Zo ook wordt in artikel 2, § 1, 10°, van het ontwerp artikel 3, § 1, 11°, van de voormelde wet weergegeven.
Met het oog op de rechtszekerheid dient te worden verwezen naar de definities van de voornoemde wet van 2 mei 2007, die de rechtsgrond van het ontworpen besluit vormt.
Als de bewoordingen ervan overgenomen worden, ontstaat het gevaar dat de Koning in de toekomst misleid wordt omtrent de ware aard van de bepalingen die in het besluit overgenomen zijn. Bovendien zou een wijziging van de wet tot gevolg hebben dat de band tussen de wet en de maatregelen tot uitvoering van die wet verloren gaat als die maatregelen zelf niet aangepast worden. 2. In artikel 2, § 1, 3°, van het ontwerp wordt een definitie gegeven van "schuldinstrumenten" door artikel 2, lid 1, b), van Richtlijn 2004/109 bijna woordelijk over te nemen als niet-converteerbare obligaties en andere verhandelbare schuldinstrumenten.Artikel 2, lid 1, 1°, b) en c), van die Richtlijn impliceert evenwel dat onder "schuldinstrumenten" ook converteerbare effecten vallen. De vraag rijst dan ook hoe die onderscheiden bepalingen op elkaar kunnen worden afgestemd.
Artikel 4 Volgens artikel 4, eerste lid, van het ontwerp "[moet] de emittent die België kiest als lidstaat van herkomst in het kader van artikel 10, § 3, 2°, van de wet van 2 augustus 2002 [betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten] zijn keuze met een per post aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs aan de [Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen [hierna te noemen de CBFA]] ter kennis brengen binnen een termijn van drie maanden na de inwerkingtreding van dit besluit".
Doordat deze bepaling als een overgangsbepaling is gesteld, wordt daarbij aan de emittent die in de toekomst België kiest als lidstaat van herkomst niet de verplichting opgelegd om die keuze ter kennis van de CBFA te brengen.
De gemachtigde van de Minister is het ermee eens dat deze leemte moet worden opgevuld.
Een overgangsbepaling voor de emittenten die België reeds hebben gekozen alslidstaat van herkomstzou evenwelin titel VII van het ontwerp kunnen worden opgenomen.
Artikel 11 In het verslag aan de Koning wordt in verband met paragraaf 4 gesteld dat de commissarissen van emittenten naar Belgisch recht zich altijd kunnen beroepen op het advies van de Raad van het Instituut voor Bedrijfsrevisoren van 7 januari 2000. De strekking van dat advies zou moeten worden aangegeven.
Artikel 13 1. Uit het verslag aan de Koning blijkt dat het bijvoeglijk naamwoord "materiële" moet worden begrepen in zijn internationaal aanvaarde betekenis van het woord en in de context van jaarrekeningen. Duidelijkheidshalve zou deze definitie moeten worden opgenomen in de tekst van het ontwerp. 2. Artikel 13, § 4, vijfde lid, van het ontwerp is een bepaling die in de slotbepalingen thuishoort. Artikel 14 Artikel 14, § 2, van het ontwerp ontheft emittenten van aandelen van de verplichting om overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 2004/109 tussentijdse verklaringen openbaar te maken.
Deze bepaling veroorzaakt echter rechtsonzekerheid omdat ze onduidelijk is. Ze ontheft van de bovenvermelde verklaringen emittenten die driemaandelijkse financiële verslagen openbaar maken die "mutatis mutandis" overeenstemmen met de halfjaarlijkse verslagen of die in overeenstemming zijn met "gelijkwaardige voorschriften van de gereglementeerde markt".
De voorwaarden waaronder ontheffing van de verklaring kan worden verleend moeten worden gepreciseerd in de zin die in het verslag aan de Koning wordt aangegeven.
Artikel 15 Artikel 15, tweede lid, van het ontwerp zou beter overeenstemmen met artikel 16, lid 2, van Richtlijn 2004/1009, indien het geredigeerd was als volgt : "de emittenten van andere effecten dan aandelen, die tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten [...]".
Artikel 17 Artikel 17, eerste lid, van het ontwerp ontheft van de naleving van sommige bepalingen de effecten "die door een lidstaat of de regionale of plaatselijke overheden van een lidstaat zijn uitgegeven". Dit artikel is zo geredigeerd dat het voor elke lidstaat lijkt te gelden.
Indien dit wel degelijk de bedoeling van de steller van het ontwerp is, is deze bepaling niet verenigbaar met de territoriale bevoegdheid van de Koning; dit geldt des te meer daar de ontheffing waarin artikel 1, lid 3, van Richtlijn 2004/109 voorziet facultatief (5) is en is uitgevaardigd om rekening te houden met de soevereiniteit van de voormelde emittenten (6).
Men schrijve derhalve "[...] door de Staat, de gemeenschappen en de gewesten of de plaatselijke overheden zijn uitgegeven".
Artikel 18 Artikel 18, § 2, 2°, van het ontwerp ontheft van de verplichting tot indiening van halfjaarlijkse verslagen "emittenten die [...] uitsluitend [...] schuldinstrumenten uitgeven die onvoorwaardelijk en onherroepelijk gegarandeerd zijn door een lidstaat of door een van de regionale of plaatselijke overheden van een lidstaat". Het reikt verder dan de machtiging verleend aan de lidstaten bij artikel 8, lid 3, van Richtlijn 2004/109. Deze bepaling maakt het immers alleen aan de lidstaat van herkomst, dit wil zeggen in casu België, mogelijk om emittenten die schuldinstrumenten uitgeven die gegarandeerd zijn door België zelf of door een van zijn ondergeschikte overheden te ontheffen van het halfjaarlijks verslag.
Zoals in artikel 17, moeten de woorden "door een lidstaat of door een van de regionale of plaatselijke overheden van een lidstaat" derhalve worden vervangen door de woorden "door de Staat, de gemeenschappen en de gewesten of de plaatselijke overheden van een lidstaat".
Artikel 19 1. In artikel 19, eerste lid, van het ontwerp is in hoofdzaak het principe vervat dat de CBFA emittenten waarvan de statutaire zetel gelegen is in een derde land ontheffing kan verlenen van verscheidene verplichtingen mits de wetgeving van deze Staat "gelijkwaardige verplichtingen oplegt" als die van Richtlijn 2004/109.Met toepassing van artikel 23, lid 4, van deze Richtlijn heeft de Commissie criteria inzake gelijkwaardigheid vastgesteld in de artikelen 13 tot 22 van Richtlijn 2007/14.
De artikelen 20 tot 26 van het ontwerp strekken ertoe al deze bepalingen om te zetten.
In de bespreking van deze artikelen wijst de steller van het ontwerp op het volgende : " Hoewel de CBFA in deze gevallen niet zelf hoeft te bepalen onder welkevoorwaarden er sprake is van gelijkwaardigheid, vloeit uit artikel 19 voort dat zijde mogelijkheid behoudt om de ontheffing al dan niet te verlenen. " De aandacht van de steller van het ontwerp moet op de volgende gegevens worden gevestigd.
Artikel 23, lid 1, van Richtlijn 2004/109 bepaalt dat de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst een uitgevende instelling die in een derde land gevestigd is ontheffing "kan" verlenen van verscheidene verplichtingen mits de wetgeving van dit land aan de uitgevende instellingen gelijkwaardige verplichtingen oplegt.
Het voormelde artikel 23, lid 1, is evenwel een afwijkende bepaling en moet om die reden restrictief worden geïnterpreteerd.
Bovendien moet het worden gelezen in het licht van artikel 23, lid 4, van dezelfde Richtlijn. Uit deze laatste bepaling vloeit echter voort dat de criteria die worden opgesomd in de artikelen 13 tot 22 van Richtlijn 2007/14 tot doel hebben "om een uniforme toepassing van lid 1" van artikel 23 van Richtlijn 2004/109 te garanderen. Het streven naar deze uniformiteit wordt in het gedrang gebracht indien de CBFA emittenten die in een derde land gevestigd zijn kan ontheffen van de verplichtingen op basis van andere criteria of deze ontheffing ondanks deze criteria kan weigeren. De CBFA beschikt alleen over een beoordelingsbevoegdheid voor zover dit nodig is voor de toepassing, geval per geval, van de criteria vastgesteld bij de artikelen 13 tot 22 van Richtlijn 2007/14.
Artikel 19, eerste lid, van het ontwerp moet in het licht van wat voorafgaat opnieuw worden onderzocht. 2. Artikel 19, tweede lid, parafraseert artikel 23, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 2004/109 dat echter explicieter gesteld is.Deze laatste formulering is verkieslijk.
Artikel 24 De bepaling dat uiterlijk twee maanden na afloop van de verslagperiode "driemaandelijkse financiële verslagen" openbaar moeten worden gemaakt dient te vervallen. Ze komt immers niet voor in artikel 16 van Richtlijn 2007/14 en zou de eenvormigheid voorgeschreven bij artikel 23, lid 4, van Richtlijn 2004/109 kunnen verbreken. Bovendien is ze onverenigbaar met de verwijzing naar de wetgeving van het derde land.
Artikel 25 In het eerste lid, 2°, van de tekst wordt voorgeschreven dat emittenten van effecten een minimum aan informatie inzake kapitaal en eigen vermogen moeten verstrekken, alsook over de liquiditeit.
Door vereisten inzake kapitaal voor te schrijven, gaat de tekst verder dan het bepaalde in artikel 17, lid 1, b), van Richtlijn 2007/14. Het woord "minimumkapitaal" moet vervallen en men schrijve : "minimumvereisten inzake eigen vermogen".
Artikel 26 Overeenkomstig artikel 18, lid 3, van Richtlijn 2007/14 moet in artikel 26, derde lid, van het ontwerp worden gepreciseerd dat de jaarrekening van de emittent op een onafhankelijke wijze moet worden gecontroleerd.
Artikel 27 De lidstaten zijn de adressaten van beschikking 2006/891/EG van de Commissie van 4 december 2006 betreffende het gebruik door effectenuitgevende instellingen uit derde landen van overeenkomstig internationaal aanvaarde standaarden voor jaarrekeningen opgestelde informatie (7). Aangezien een dergelijke beschikking evenwel rechten kan doen ontstaan voor de particulieren die er zich op kunnen beroepen tegenover de nationale rechtbanken (8), moet er uitdrukkelijk naar worden verwezen in artikel 27 van het ontwerp opdat de tekst een duidelijke betekenis blijft hebben.
Artikel 29 Artikel 29 van het ontwerp strekt ertoe uitvoering te verlenen aan artikel 26. van Richtlijn 2004/109. Dit artikel betreft de bewarende maatregelen die de lidstaat van ontvangst kan nemen.
In artikel 29 van het ontwerp wordt artikel 21 van de voornoemde wet van 2 mei 2007 uitvoerig geparafraseerd.
De afdeling wetgeving heeft er reeds verschillende malen op gewezen dat bepalingen die alleen maar een hogere norm in herinnering brengen door die over te nemen of te parafraseren, niet thuishoren in een regeling.
Zulke bepalingen zijn niet alleen overbodig, ze verhullen bovendien de ware aard van de hogere norm. Door een hogere regel over te nemen, handelt de steller van het ontwerp alsof hij bevoegd is om deze hogere regel vast te stellen en dus ook te wijzigen.
Artikel 30 Artikel 30 van het ontwerp regelt de situatie van een emittent waarvan effecten uitsluitend in België, als lidstaat van ontvangst, en niet in de lidstaat van herkomst, tot de verhandeling op een gereglementeerde markt zijn toegelaten.
Zoals terecht in het verslag aan de Koning wordt aangegeven, vloeit uit de lezing van artikel 21, lid 3, juncto artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2004/109 voort dat de nadere regels voor de openbaarmaking door de lidstaat van ontvangst moeten worden bepaald.
Het komt bijgevolg aan de Koning toe deze nadere regels te bepalen en er hierbij op toe te zien dat gebruik wordt gemaakt van media die zorgen voor een doeltreffende verspreiding van de informatie die snel en op een niet-discriminerende basis openbaar moet worden gemaakt.
De Koning kan hierbij daarentegen geen ruimere verplichtingen inzake informatie en kennisgeving opleggen dan die welke in de voornoemde Richtlijn worden omschreven.
In artikel 30, eerste lid, van het ontwerp wordt gewerkt met een verwijzing naar de artikelen 35 tot 37 van het ontwerp.
De steller van het ontwerp dient erop toe te zien dat door de verwijzing naar artikel 35 de Belgische "vennootschapsrechtelijke regels" niet toepasselijk worden op de bewuste emittenten. Bovendien kan artikel 35, § 2, niet van toepassing zijn op het geval waarvan in artikel 30 sprake is. Artikel 30 betreft immers het geval waarin de effecten alleen tot de verhandeling op de Belgische markt toegelaten zijn, terwijl artikel 35, § 2, betrekking heeft op de situatie waarin de financiële instrumenten van de emittent in verschillende lidstaten tot de verhandeling op de gereglementeerde markt zijn toegelaten.
Artikel 34 Artikel 34, 1°, van het ontwerp dient te worden vervolledigd ter voldoening aan artikel 10, lid 1, a), van Richtlijn 2004/25/EG van het Europees Parlement en de Raad, van 21 april 2004, betreffende het openbaar overnamebod (9).
Er behoort eveneens rekening te worden gehouden met artikel 10, lid 1, c), van dezelfde Richtlijn.
Artikel 35 In zoverre artikel 35, § 1, tweede lid, van het ontwerp ertoe strekt artikel 21, lid 1, van Richtlijn 2004/109 om te zetten in nationaal recht, dient te worden gepreciseerd dat de kosteloosheid van de maatregelen van openbaarmaking de investeerders ten goede komt.
Artikel 40 In artikel 40 van het ontwerp wordt vanuit een Belgisch standpunt de situatie geregeld van een emittent waarvoor België de lidstaat van herkomst is, maar waarvan de effecten uitsluitend in één enkele andere lidstaat toegelaten zijn tot de verhandeling op een gereglementeerde markt (10).
Overeenkomstig artikel 21, lid 3, van Richtlijn 2004/109, wordt in artikel 40. van het ontwerp in eerste instantie bepaald dat die emittenten "voor de openbaarmaking van gereglementeerde informatie niet gehouden (zijn) de voorschriften van de artikelen 35. tot 37 na te leven". Krachtens het voornoemde artikel 21, lid 3, legt de lidstaat van ontvangst in dat geval immers zijn eigen regels op inzake openbaarmaking.
De Belgische Regering heeft evenwel het geval op het oog waarbij "de betrokken emittent om één of andere reden niet onderworpen zou zijn aan de voorschriften van de nationale wetgeving van de [...] lidstaat van ontvangst (of deze niet naleeft)". Krachtens artikel 40 van het ontwerp zouden in dat geval de Belgische regels waarvan sprake in de artikelen 35 tot 37 in hun geheel van toepassing zijn.
De gemachtigde stelt in dat verband het volgende : " [...] tijdens een transposition workshop heeft de Europese Commissie dit potentieel probleem trouwens erkend. Art. 40 is een poging om dat potentieelprobleem voor België als lidstaat van herkomst op te lossen, conform een door de Europese Commissie tijdens de transposition workshop aangegeven weg".
Het aangehaalde probleem behoeft inderdaad een oplossing. Uit de eerste en de zevende overweging van Richtlijn 2004/109 blijkt dat deze ertoe strekt een hoog niveau van beleggersbescherming mogelijk te maken via de openbaarmaking van accurate, alomvattende en tijdige informatie.
De voorgestelde oplossing is evenwel niet conform de voornoemde Richtlijn.
Het teruggrijpen naar de artikelen 35 tot 37 van het ontwerp vindt geen enkele steun in artikel 21, lid 3, van Richtlijn 2004/109. In dat artikel wordt daarentegen de bevoegdheid van de lidstaat van ontvangst klaar en duidelijk en zonder uitzondering bevestigd.
De lidstaat van ontvangst zou in gebreke blijven als hij geen maatregelen treft om aan dat artikel te voldoen. In dat geval zou de Belgische Staat een niet-nakomingsprocedure kunnen instellen, onafhankelijk van de houding die de Commissie in dezen zou aannemen.
In dat geval dient de lidstaat van ontvangst ook zijn buitencontractuele verantwoordelijkheid op te nemen ten aanzien van de benadeelde investeerders (11).
In het geval waarbij de emittent geen rekening houdt met de bepalingen die uitgevaardigd zijn door de lidstaat van ontvangst, dient deze de vereiste maatregelen te treffen om die emittent daartoe te verplichten. In artikel 21, lid 3, van Richtlijn 2004/109. wordt immers aan de lidstaat van ontvangst de opdracht toevertrouwd om er "zorg voor te dragen" dat de gereglementeerde informatie bekendgemaakt wordt.
In dat geval kan de Belgische Staat evenwel aan een aantal bepalingen van de Richtlijn de bevoegdheid ontlenen om maatregelen te treffen waarmee noch een inbreuk gemaakt wordt op de territoriale bevoegdheid van de overige lidstaten, noch op de bijzondere bevoegdheid die de lidstaat van ontvangst ontleent aan het voornoemde artikel 21, lid 3.
De Belgische Staat zou aldus de maatregelen kunnen treffen die beschreven worden in artikel 24, lid 4, c), g) en i), van dezelfde Richtlijn. Hij zou nog kunnen samenwerken met de lidstaat van ontvangst met toepassing van artikel 25, lid 2.
Tot slot zou België sancties kunnen uitvaardigen in het kader van artikel 28, leden 1 en 2.
Het teruggrijpen naar de nadere regels inzake openbaarmaking volgens het Belgisch recht steunt daarentegen niet op een toereikende rechtsgrond.
Artikel 40 van het ontwerp zou bijgevolg moeten worden herzien.
Artikel 41 Artikel 41 van het ontwerp voorziet in een opslagmechanisme wat de gereglementeerde informatie betreft.
In artikel 21, lid 2, van Richtlijn 2004/109 wordt het volgende bepaald : "De lidstaat van herkomst draagt er zorg voor dat er ten minste één officieel aangewezen mechanisme is voor de centrale opslag van gereglementeerde informatie".
In artikel 21, lid 4, van dezelfde Richtlijn wordt de Commissie gemachtigd om volgens de zogenaamde comitologieprocedure de eerdergenoemde "minimumnormen voor de mechanismen voor centrale opslag" vast te stellen, ten einde een eenvormige toepassing van die verplichting te garanderen, rekening houdend met inzonderheid de ontwikkelingen in de informatietechnologie.
De Commissie heeft die minimumnormen nog niet vastgesteld.
De steller van het ontwerp betoogt derhalve het volgende in zijn verslag aan de Koning : "Zolang dit niet gebeurd is, dringt een interimoplossing zich op.
Gezien de meeste emittenten die onder het toepassingsgebied van het koninklijk besluit van31 maart 2003 vallen, over een website beschikken die voldoet aan de in dat besluitgestelde voorwaarden, stelt de Regering voor om tijdens die interimperiode voort te bouwen op deze websites. " Artikel 41 van het ontwerp is in die zin gesteld en voorziet in een gedecentraliseerd systeem voor de bewaring van gegevens.
Die werkwijze is niet geschikt.
De omzetting van artikel 21, lid 2, van Richtlijn 2004/109 en de uitvoering ervan dienen, krachtens artikel 31, lid 1, van dezelfde Richtlijn, uitwerking te krijgen met ingang van 20 januari 2007.
De invoering van een gecentraliseerd opslagmechanisme is evenwel een belangrijk gegeven in het kader van de vereisten inzake transparantie waarin voorzien wordt door de voornoemde richtlijn. Dat mechanisme zou de raadpleging van informatie op Europees vlak en de bewaring van gegevens moeten vergemakkelijken. Het biedt ook een garantie wat de betrouwbaarheid ervan betreft. De inbreng van de Commissie is daarentegen beperkt tot de vaststelling van minimumnormen die door de lidstaten kunnen worden aangevuld.
Artikel 41 van het ontwerp moet bijgevolg worden herzien.
Artikel 43 In artikel 43, § 4, van het ontwerp wordt bepaald dat de CBFA kan eisen dat de emittent haar de informatie bedoeld in dit besluit meedeelt vóór ze wordt openbaar gemaakt. In het verslag aan de Koning wordt gepreciseerd dat dit uitsluitend "in uitzonderlijke gevallen" mogelijk is.
Deze precisering zou in het dispositief moeten worden vermeld.
Artikel 46 In artikel 46 van het ontwerp wordt een overgangsperiode ingesteld, tijdens welke heel geleidelijk uitvoering gegeven wordt aan het ontworpen besluit.
Richtlijn 2004/109 diende evenwel met ingang van 20 januari 2007 omgezet en uitgevoerd te worden. Deze vaststelling moet echter gerelativeerd worden, aangezien Uitvoerings richtlijn 2007/14 de lidstaten tot 8 maart 2008 de tijd laat om deze uit te voeren (12).
In artikel 46, § 2, van het ontwerp wordt de toepassing van heel wat bepalingen van het besluit evenwel in hoofdzaak uitgesteld met een jaar wat betreft de emittenten waarvoor een boekhoudkundige periode begint tussen nu en 30 juni 2007. Wat betreft de emittenten waarvoor een boekhoudkundige periode begint op 1 juli 2007 of erna, wordt de verplichting om een tussentijdse verklaring bekend te maken, uitgesteld met zes maanden.
Gelet op de opgelopen vertragingen, is een bijkomend uitstel met het oog op een overgangsregeling ongetwijfeld onafwendbaar in het belang van de operatoren.
De afdeling wetgeving vestigt evenwel de aandacht van de Regering op de reeds gecreëerde situatie van niet-nakoming wat betreft de bepalingen van Richtlijn 2004/109 waarvoor geen Europese uitvoeringsmaatregelen vereist zijn. De overgangsperiode zou hoe dan ook niet langer mogen duren dan 9 maart 2008 wat betreft de aangelegenheden die geregeld worden door Richtlijn 2007/14.
Artikel 49 Aan de Raad van State, afdeling wetgeving, is geen enkele bijzondere reden meegedeeld die kan wettigen dat afgeweken wordt van de gangbare termijn van inwerkingtreding. Artikel 49 van het ontwerp zou derhalve beter worden weggelaten.
Slotopmerking Het zou verstandig zijn om bij het verslag aan de Koning de concordantietabel te voegen met enerzijds de vermelding van de bepalingen van de Richtlijnen 2004/109 en 2007/14 en anderzijds die van het onderzochte ontwerp, van welke tabel de Raad van State een kopie ontvangen heeft.
Die tabel kan de adressaten van de regels die vervat liggen in het ontwerp immers duidelijk maken welke bepalingen van de voornoemde Richtlijnen omgezet worden en hoe dat geschiedt. (1) Zie advies 42.055/2, gegeven op 31 januari 2007, over een voorontwerp van wet"op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in emittenten waarvan aandelen zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt enhoudende diverse bepalingen" (Gedr. St., Kamer, zitting 2006-2007, nr. 2963/001). (2) De regering dient dus rekening te houden met die doelstellingen.(3) Er zij aan herinnerd dat een "marktmaker" een persoon is die op de financiële markten doorlopend blijk geeft van de bereidheid voor eigen rekening en met eigen kapitaal te handelen door financiële instrumenten tegen door hem vastgestelde prijzen te kopen en te verkopen (artikel 2, lid 1, n), van de transparantie richtlijn).(4) Nog niet bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad ;zie voormeld advies 42.055/2. (5) Vergelijk met artikel 8, lid 1, van Richtlijn 2004/109 dat voorziet in algemene enverplichte ontheffing.(6) Europees Parlement, verslag van 25 februari 2004, A 5-0079/2004 definitief, amendement 29, blz.23. (7) PB L 343, blz.96. (8) Arrest van het Hof van Justitie van 10 november 1992, Hansa Fleisch, C-156/91, Verz., blz. I-5567, punt 13. (9) PB L 142, blz.12. (10) Dit geval wordt behandeld in artikel 21, lid 3, van Richtlijn 2004/109.Krachtens deze bepaling komt het de lidstaat van ontvangst toe om toe te zien op de openbaarmaking van informatie. In artikel 30 van het ontwerp wordt de situatie geregeld waarbij België die lidstaat van ontvangst is. Artikel 40 van het ontwerp strekt tot de regeling van de situatie waarbij België de lidstaat van herkomst is. (11) Arrest van het Hof van Justitie van 8 oktober 1996, Dillenkofer, C-178/94, C-179/94, C-188/94 en C-190/94, Jur., H.v.J., blz. I-4845, punt 26. (12) Zie artikel 24, lid 1, van die Richtlijn. De kamer was samengesteld uit : De heer Y. Kreins, kamervoorzitter;
De heer P. Vandernoot en Mevr. M. Baguet, staatsraden;
De heren H. Bosly en G. Keutgen, assessoren van de afdeling wetgeving;
Mevr. B. Vigneron, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer P. Gilliaux, eerste auditeur-afdelingshoofd.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Vandernoot.
De griffier, B. Vigneron.
De voorzitter, Y. Kreins.
14 NOVEMBER 2007. - Koninklijk besluit betreffende de verplichtingen van emittenten van financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in emittenten waarvan aandelen zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt en houdende diverse bepalingen, inzonderheid op artikel 62;
Gelet op de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, inzonderheid op artikel 10, vervangen bij de wet van 2 mei 2007;
Gelet op het koninklijk besluit van 31 maart 2003 betreffende de verplichtingen van emittenten van financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 28 januari 2005, 22 december 2005, 5 maart 2006 en 4 oktober 2006;
Gelet op het advies van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, gegeven op 17 april 2007;
Gelet op het advies 43.048/2 van de Raad van State, gegeven op 4 juni 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : TITEL I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit besluit zet sommige bepalingen om van : 1° Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik);2° Richtlijn 2003/124/EG van de Commissie van 22 december 2003 tot uitvoering van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de definitie en openbaarmaking van voorwetenschap en de definitie van marktmanipulatie betreft;3° Richtlijn 2004/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende het openbaar overnamebod;4° Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG;5° Richtlijn 2007/14/EG van de Commissie van 8 maart 2007 tot vaststelling van concrete uitvoeringsvoorschriften van een aantal bepalingen van Richtlijn 2004/109/EG betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten.
Art. 2.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° "effecten" : alle categorieën op de kapitaalmarkt verhandelbare waardepapieren (geldmarktinstrumenten die een looptijd hebben van minder dan twaalf maanden en betaalinstrumenten uitgezonderd), zoals : a) aandelen in vennootschappen en andere met aandelen in vennootschappen, partnerships of andere entiteiten gelijk te stellen waardepapieren, alsmede aandelencertificaten;b) obligaties en andere schuldinstrumenten, alsmede certificaten die dergelijke effecten vertegenwoordigen en vastgoedcertificaten;c) alle andere waardepapieren die het recht verlenen die effecten te verwerven of te verkopen, of die aanleiding geven tot een afwikkeling in contanten waarvan het bedrag wordt bepaald op grond van effecten, valuta's, rentevoeten of rendementen, grondstoffenprijzen of andere indexen of maatstaven;2° "geldmarktinstrumenten" : alle categorieën instrumenten die gewoonlijk op de geldmarkt worden verhandeld, zoals schatkistpapier, depositocertificaten en commercial paper, betaalinstrumenten uitgezonderd;3° "schuldinstrumenten" : obligaties en andere verhandelbare schuldinstrumenten, met uitzondering van effecten die met aandelen gelijk te stellen zijn of die door middel van conversie of door uitoefening van de daaraan verbonden rechten recht geven tot het verkrijgen van aandelen of met aandelen gelijk te stellen effecten;4° "vastgoedcertificaten" : de schuldinstrumenten die rechten incorporeren op de inkomsten, op de opbrengsten en op de realisatiewaarde van één of meer bij de uitgifte van de certificaten bepaalde onroerende goederen, schepen of luchtvaartuigen;5° "gereglementeerde markt" : elke Belgische of buitenlandse gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 2, 5° of 6°, van de wet van 2 augustus 2002;6° "Belgische gereglementeerde markt" : elke Belgische gereglementeerde markt zoals bedoeld in artikel 2, 5°, van de wet van 2 augustus 2002;7° "multilaterale handelsfaciliteit" of "MTF" : een door een beleggingsonderneming of een marktexploitant geëxploiteerd multilateraal systeem naar Belgisch recht dat meerdere koop- en verkoopintenties van derden met betrekking tot financiële instrumenten - binnen dit systeem en volgens niet-discretionaire regels - samenbrengt op zodanige wijze dat er een overeenkomst uit voortvloeit;8° "emittent" : onverminderd de toepassing van artikel 3, tweede lid, een publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersoon, met inbegrip van een staat : a) waarvan financiële instrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt zijn toegelaten;of b) zoals bedoeld in § 2;9° "gereglementeerde informatie" : informatie als bedoeld in de artikelen 4, eerste lid, 7, 11 tot 15, alsmede voorkennis als bedoeld in artikel 31;10° "instellingen voor collectieve belegging die niet van het closed-end-type zijn" : de instellingen die zijn geregeld bij overeenkomst (door een beheervennootschap beheerde gemeenschappelijke beleggingsfondsen) als trust ("unit trust") of bij statuten (beleggingsvennootschap) : a) waarvan het doel de collectieve belegging is van bij het publiek aangetrokken financiële middelen met toepassing van het beginsel van de risicospreiding;en b) waarvan de rechten van deelneming, op verzoek van de houders rechtstreeks of onrechtstreeks worden ingekocht of terugbetaald ten laste van de activa van deze instellingen.Met dergelijke inkopen of terugbetalingen wordt ieder handelen van een instelling voor collectieve belegging gelijkgesteld om te voorkomen dat de waarde van haar rechten van deelneming die tot de verhandeling op een al dan niet gereglementeerde markt zijn toegelaten, aanzienlijk zou afwijken van hun netto-inventariswaarde; 11° "langs elektronische weg" : via elektronische apparatuur voor de verwerking (met inbegrip van digitale compressie), opslag en verzending van gegevens via draden, radio, optische technologieën of andere elektromagnetische middelen;12° "kredietinstelling" : een onderneming in de zin van artikel 4, onder (1), van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen;13° "doorlopend of periodiek uitgegeven schuldinstrumenten" : doorlopende schuldinstrumenten van dezelfde emittent of emissies waarbij sprake is van ten minste twee afzonderlijke emissies van effecten van eenzelfde categorie en/of klasse.14° "lidstaat" : lidstaat van de Europese Economische Ruimte;15° "derde land" : staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte;16° "verbonden partijen" : verbonden partijen zoals bedoeld in IAS 24, zoals goedgekeurd volgens de procedure van artikel 6 van Verordening (EG) nr.1606/2002; 17° "controle" : controle in de zin van de artikelen 5 en 7 van het Wetboek van vennootschappen;18° "gecontroleerde onderneming" : de onderneming, ongeacht de rechtsvorm die zij aanneemt of het recht waaronder zij ressorteert, die onder controle staat van een natuurlijke of rechtspersoon;19° "moederonderneming" : de onderneming die de controle heeft over een andere onderneming, ongeacht de rechtsvorm die deze onderneming aanneemt of het recht waaronder zij ressorteert;20° "toepasselijke standaarden voor jaarrekeningen" : 1° wanneer de emittent een geconsolideerde jaarrekening moet opstellen, de internationale standaarden voor jaarrekeningen;2° wanneer de emittent geen geconsolideerde jaarrekeningen moet opstellen, het toepasselijk boekhoudkundig referentiestelsel (gebaseerd op het nationale recht van de lidstaat waar de emittent gevestigd is);21° "internationale standaarden voor jaarrekeningen" : de internationale standaarden voor jaarrekeningen, zoals goedgekeurd volgens de procedure van artikel 6 van Verordening (EG) nr.1606/2002; 22° "CBFA" : Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen;23° "Richtlijn 78/660/EEG" : Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen;24° "Richtlijn 83/349/EEG" : Zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening;25° "Richtlijn 2004/109/EG" : Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over emittenten waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG;26° "Richtlijn 2006/43/EG" : Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad;27° "verordening (EG) nr.1606/2002" : Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen; 28° "Wetboek van vennootschappen" : het Wetboek van vennootschappen, ingevoerd door de wet van 7 mei 1999;29° "wet van 2 augustus 2002" : de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;30° "wet van 16 juni 2006" : de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt;31° "wet van 2 mei 2007" : de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in emittenten waarvan aandelen zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt en houdende diverse bepalingen. § 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt een publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersoon die financiële instrumenten heeft uitgegeven eveneens als emittent beschouwd indien certificaten die deze financiële instrumenten vertegenwoordigen tot de verhandeling op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, zelfs indien deze certificaten door een andere persoon zijn uitgegeven.
TITEL II. - Verplichtingen inzake periodieke en bepaalde doorlopende informatie HOOFDSTUK I. - Emittenten waarvoor België de lidstaat van herkomst is Afdeling I. - Geviseerde emittenten
Art. 3.Dit hoofdstuk is van toepassing op emittenten als bedoeld in artikel 10, § 3, van de wet van 2 augustus 2002, voorzover zij effecten hebben uitgegeven. Het is evenwel niet van toepassing op rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging die niet van het closed-end type zijn.
De bepalingen van dit hoofdstuk die betrekking hebben op, of zijn geformuleerd onder verwijzing naar, een emittent, betreffen uitsluitend emittenten als bedoeld in het eerste lid.
Art. 4.De emittent die België heeft gekozen als lidstaat van herkomst in het kader van artikel 10, § 3, 2°, van de wet van 2 augustus 2002 moet zijn keuze onverwijld met een per post aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs aan de CBFA ter kennis brengen en openbaar maken overeenkomstig titel V. De keuze voor België als lidstaat van herkomst blijft ten minste drie jaar geldig, tenzij de effecten van de emittent niet meer tot de verhandeling op een gereglementeerde markt worden toegelaten. Afdeling II. - Algemene verplichtingen
Art. 5.De emittenten stellen aan het publiek de nodige informatie ter beschikking om de transparantie, de integriteit en de goede werking van de markt te verzekeren. De verstrekte informatie is getrouw, nauwkeurig en oprecht en stelt de houders van effecten en het publiek in staat de invloed van de informatie op de positie, het bedrijf en de resultaten van de emittent te beoordelen.
De emittenten zijn inzonderheid verantwoordelijk voor de overeenkomstig Afdeling IV, onderafdelingen I en II, op te stellen en openbaar te maken informatie. Afdeling III. - Verplichtingen ten aanzien van de houders van effecten
Art. 6.De emittenten verzekeren een gelijke behandeling van alle houders van effecten die zich in dezelfde omstandigheden bevinden.
Art. 7.§ 1. De emittenten zorgen ervoor dat in België de nodige faciliteiten en informatie ter beschikking staan opdat de houders van effecten hun rechten kunnen uitoefenen, en dat de integriteit van de gegevens bewaard blijft. § 2. Inzonderheid maken zij zo snel mogelijk openbaar : 1° informatie over de plaats, het tijdstip en de agenda van algemene vergaderingen van aandeelhouders, over het totale aantal aandelen en stemrechten en over het recht van houders van effecten om deze vergaderingen bij te wonen;2° informatie over de plaats, het tijdstip en de agenda van algemene vergaderingen van houders van schuldinstrumenten en over het recht van houders van schuldinstrumenten om deze vergaderingen bij te wonen;3° de aanduiding van een financiële instelling als mandataris bij wie de houders van effecten hun financiële rechten in België kunnen uitoefenen;4° alle informatie betreffende de rechten verbonden aan het houden van effecten, en onder meer, informatie betreffende de toekenning of de betaling van dividenden en betreffende de uitgifte van nieuwe aandelen, waarbij tevens informatie wordt verstrekt over eventuele regelingen voor de toewijzing, inschrijving, annulering of conversie en informatie betreffende de betaling van interesten, betreffende de uitoefening van eventuele rechten inzake conversie, omwisseling, inschrijving of annulering en betreffende aflossing.
Art. 8.De emittenten stellen, op papier of, in voorkomend geval, langs elektronische weg, aan iedere persoon die gerechtigd is te stemmen op een algemene vergadering van aandeelhouders of van houders van schuldinstrumenten een volmachtformulier beschikbaar, samen met het bericht betreffende de vergadering, dan wel op verzoek na de aankondiging van die vergadering.
De aandeelhouders of de houders van schuldinstrumenten kunnen hun rechten bij volmacht uitoefenen, onverminderd het recht van het land waar de emittent gevestigd is.
Art. 9.§ 1. Onverminderd de toepassing van de vennootschapsrechtelijke regels is het emittenten toegestaan langs elektronische weg informatie naar aandeelhouders of andere personen die stemrechten kunnen uitoefenen te verzenden, mits een besluit in deze zin is genomen op een algemene vergadering en ten minste aan de volgende voorwaarden is voldaan : 1° de verzending van informatie langs elektronische weg is in geen enkel opzicht afhankelijk van de locatie van de zetel of woonplaats van de aandeelhouder of, in de in artikel 7, eerste lid, van de wet van 2 mei 2007 bedoelde gevallen, van de natuurlijke of rechtspersonen die het recht hebben stemrechten uit te oefenen;2° er zijn identificatieregelingen getroffen zodat de aandeelhouders of, in de in artikel 7, eerste lid, van de wet van 2 mei 2007 bedoelde gevallen, de natuurlijke of rechtspersonen die het recht hebben stemrechten uit te oefenen, daadwerkelijk kunnen worden ingelicht;3° er zal schriftelijk contact worden opgenomen met aandeelhouders of, in de in artikel 7, eerste lid, 1°, 2° en 3°, van de wet van 2 mei 2007 bedoelde gevallen, de natuurlijke of rechtspersonen die het recht hebben stemrechten uit te oefenen, om hun instemming te vragen met de verzending van informatie langs elektronische weg.Indien zij niet binnen een redelijke termijn bezwaar maken, worden zij geacht hiermee in te stemmen. Zij kunnen later te allen tijde verzoeken dat de informatie opnieuw schriftelijk wordt verzonden; 4° bij de vaststelling van een eventuele verdeelsleutel voor de kosten die uit de verzending van informatie langs elektronische weg voortvloeien, neemt de emittent het in artikel 6 neergelegde beginsel van gelijke behandeling in acht. § 2. De eerste paragraaf is van overeenkomstige toepassing op het langs elektronische weg verzenden van informatie naar de houders van schuldinstrumenten.
Art. 10.Indien het de bedoeling is dat alleen houders van schuldinstrumenten met een nominale waarde per eenheid van ten minste 50.000 euro of, in het geval van schuldinstrumenten in een andere munteenheid dan de euro, waarvan de tegenwaarde van de nominale waarde per eenheid op de uitgiftedatum gelijk is aan ten minste 50.000 euro, op een vergadering worden uitgenodigd, mag de emittent elke lidstaat als vergaderplaats kiezen, mits in deze lidstaat alle nodige faciliteiten en informatie ter beschikking worden gesteld opdat deze houders van schuldinstrumenten hun rechten kunnen uitoefenen. Afdeling IV. - Verplichtingen inzake informatieverstrekking aan het
publiek Onderafdeling I. - Verplichtingen inzake periodieke informatie
Art. 11.§ 1. Indien de emittent een jaarlijks communiqué openbaar maakt over zijn bedrijf en over zijn resultaten, nadat de jaarrekeningen door de raad van bestuur werden opgesteld en vooraleer het jaarlijks financieel verslag als bedoeld in artikel 12 werd openbaar gemaakt, dan bestaat dit communiqué minstens uit de cijfergegevens als bedoeld in § 2 en uit een toelichting als bedoeld in § 3.
Wanneer de emittent een geconsolideerde jaarrekening moet opstellen, maakt hij zijn jaarlijks communiqué in geconsolideerde vorm openbaar. § 2. De cijfergegevens vloeien voort uit de jaarrekeningen en worden verstrekt in tabelvorm.
Wanneer de emittent een geconsolideerde jaarrekening moet opstellen of de enkelvoudige jaarrekening overeenkomstig de internationale standaarden voor jaarrekeningen opstelt, omvatten de cijfergegevens gegevens voor alle posten, kopjes en subtotalen die in de winst- en verliesrekening over het desbetreffende boekjaar worden opgenomen.
Voor emittenten die niet onder het tweede lid vallen, omvatten de cijfergegevens minstens de netto-omzet, het bedrijfsresultaat, het financieel resultaat, het resultaat uit de gewone bedrijfsuitoefening, het uitzonderlijk resultaat, het resultaat voor belasting, de belastingen en het nettoresultaat, overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat waar de emittent gevestigd is. De cijfergegevens bevatten de gewone en verwaterde nettowinst per aandeel. Wanneer deze cijfergegevens niet aansluiten bij het bedrijf of de positie van de emittent of bij het toepasselijk boekhoudkundig referentiekader, vervangt hij die door pertinente cijfergegevens die even gedetailleerde informatie verschaffen.
Wanneer de emittent voornemens is een dividend uit te keren of een interimdividend heeft uitgekeerd, vermelden de cijfergegevens het uitgekeerde of voorgestelde dividend of interimdividend.
Naast elk gegeven wordt het gegeven van het overeenkomstige tijdvak van het vorige boekjaar vermeld. § 3. De toelichting bevat alle betekenisvolle gegevens aan de hand waarvan de beleggers zich met kennis van zaken een oordeel kunnen vormen over de ontwikkeling en de resultaten van het bedrijf van de emittent en over zijn positie. Zij vermeldt alle bijzondere factoren die tijdens de betrokken periode een invloed hebben gehad op voornoemde elementen en maakt een vergelijking mogelijk met het overeenkomstige tijdvak van het vorige boekjaar. Zij heeft inzonderheid betrekking op de cijfergegevens bedoeld in § 2.
Voorzover mogelijk, heeft zij tevens betrekking op de verwachte ontwikkeling van de emittent in het lopende boekjaar. § 4. Het jaarlijks communiqué vermeldt expliciet of de jaarrekeningen al dan niet al werden gecontroleerd door de commissaris of de met de controle van de jaarrekeningen belaste persoon. Als de controlewerkzaamheden nog niet werden beëindigd, vermeldt het communiqué hoe ver ze zijn gevorderd en in voorkomend geval, of de boekhoudkundige gegevens van het communiqué die opgenomen worden in de jaarrekeningen, aanleiding geven tot een voorbehoud. Als de controlewerkzaamheden beëindigd zijn, vermeldt het communiqué de vorm van de verklaring van de commissaris of van de met de controle van de jaarrekeningen belaste persoon. Als deze verklaring geen verklaring zonder voorbehoud is, wordt zij integraal weergegeven in het jaarlijks communiqué.
Art. 12.§ 1. De emittent maakt zijn jaarlijks financieel verslag uiterlijk vier maanden na het einde van elk boekjaar openbaar. § 2. Het jaarlijks financieel verslag omvat : 1° de gecontroleerde jaarrekeningen;2° het jaarverslag;3° een verklaring van de bij de emittent terzake verantwoordelijke personen, met duidelijke vermelding van naam en functie, dat, voorzover hen bekend, a) de jaarrekeningen, die zijn opgesteld overeenkomstig de toepasselijke standaarden voor jaarrekeningen, een getrouw beeld geven van het vermogen, van de financiële toestand en van de resultaten van de emittent en de in de consolidatie opgenomen ondernemingen;b) het jaarverslag een getrouw overzicht geeft van de ontwikkeling en de resultaten van het bedrijf en van de positie van de emittent en de in de consolidatie opgenomen ondernemingen, alsmede een beschrijving van de voornaamste risico's en onzekerheden waarmee zij geconfronteerd worden;en 4° het ondertekende verslag van de commissaris of van de met de controle van de jaarrekeningen belaste persoon. § 3. Wanneer de emittent een geconsolideerde jaarrekening moet opstellen, omvatten de gecontroleerde jaarrekeningen de geconsolideerde jaarrekening opgesteld overeenkomstig de internationale standaarden voor jaarrekeningen, en de enkelvoudige jaarrekening van de emittent, opgesteld overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat waar de emittent gevestigd is.
In dat geval kan de enkelvoudige jaarrekening in verkorte vorm worden opgenomen, voor zover het nationale recht dat toelaat.
Wanneer de emittent geen geconsolideerde jaarrekening moet opstellen, omvatten de gecontroleerde jaarrekeningen de enkelvoudige jaarrekening opgesteld overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat waar de emittent gevestigd is. § 4. Het jaarverslag wordt opgesteld overeenkomstig artikel 96 van het Wetboek van vennootschappen, dan wel overeenkomstig de nationale wetgeving tot omzetting van artikel 46 van Richtlijn 78/660/EEG en, wanneer de emittent een geconsolideerde jaarrekening moet opstellen, overeenkomstig artikel 119 van het Wetboek van vennootschappen, dan wel overeenkomstig de nationale wetgeving tot omzetting van artikel 36 van Richtlijn 83/349/EEG.
Art. 13.§ 1. De emittent die aandelen of schuldinstrumenten uitgeeft, maakt zijn halfjaarlijks financieel verslag over de eerste zes maanden van het boekjaar zo spoedig mogelijk en uiterlijk twee maanden na afloop van de verslagperiode, openbaar. § 2. Het halfjaarlijks financieel verslag omvat : 1° de verkorte financiële overzichten;2° een tussentijds jaarverslag;en 3° een verklaring van de bij de emittent terzake verantwoordelijke personen, met duidelijke vermelding van naam en functie, dat, voorzover hen bekend, a) de verkorte financiële overzichten, die zijn opgesteld overeenkomstig de toepasselijke standaarden voor jaarrekeningen, een getrouw beeld geven van het vermogen, van de financiële toestand en van de resultaten van de emittent en de in de consolidatie opgenomen ondernemingen, als vereist uit hoofde van § 3;b) het tussentijdse jaarverslag een getrouw overzicht geeft van de uit hoofde van §§ 5 en 6 vereiste informatie. § 3. Wanneer de emittent een geconsolideerde jaarrekening moet opstellen of de enkelvoudige jaarrekening overeenkomstig de internationale standaarden voor jaarrekeningen opstelt, worden de verkorte financiële overzichten opgesteld overeenkomstig de op de tussentijdse financiële verslaggeving toepasselijke internationale standaard voor jaarrekeningen. § 4. Voor emittenten die niet onder § 3 vallen, omvatten de verkorte financiële overzichten ten minste een verkorte balans, een verkorte winst- en verliesrekening en de toelichting daarbij. Bij het opstellen van de verkorte balans en de verkorte winst- en verliesrekening, past de emittent dezelfde beginselen inzake opname en waardering toe als bij het opstellen van de jaarlijkse financiële verslagen.
De verkorte balans en de verkorte winst- en verliesrekening als bedoeld in het eerste lid, bevatten alle posten, kopjes en subtotalen die in de meest recente jaarrekeningen van de emittent zijn opgenomen.
Er worden additionele posten opgenomen indien de halfjaarlijkse financiële overzichten een misleidend beeld zouden geven van het vermogen, van de financiële toestand en van de resultaten van de emittent, wanneer deze posten zouden worden weggelaten.
De verkorte winst- en verliesrekening bevat de gewone en verwaterde nettowinst per aandeel.
Naast de verkorte balans aan het eind van de eerste zes maanden van het lopende boekjaar wordt een vergelijkende verkorte balans aan het eind van het voorgaande boekjaar opgenomen en naast de verkorte winst- en verliesrekening voor de eerste zes maanden van het lopende boekjaar wordt een vergelijkende verkorte winst- en verliesrekening voor de vergelijkbare periode van het voorgaande boekjaar opgenomen.
De toelichting bevat het volgende : 1° voldoende informatie om de verkorte halfjaarlijkse financiële overzichten met de jaarrekeningen te kunnen vergelijken;2° voldoende informatie en uitleg om de gebruiker een goed inzicht te kunnen verschaffen in materiële veranderingen van bedragen en in de ontwikkelingen in de betrokken periode van zes maanden die weergegeven worden in de balans en de winst- en verliesrekening. § 5. Het tussentijds jaarverslag bevat ten minste een opsomming van belangrijke gebeurtenissen die zich de eerste zes maanden van het boekjaar hebben voorgedaan en het effect daarvan op de verkorte financiële overzichten, alsmede een beschrijving van de voornaamste risico's en onzekerheden voor de resterende maanden van het boekjaar. § 6. Voor emittenten van aandelen vermeldt het tussentijdse jaarverslag ook de belangrijkste transacties met verbonden partijen en het effect daarvan op de verkorte financiële overzichten.
Wanneer de emittent bedoeld in het eerste lid een geconsolideerde jaarrekening moet opstellen, gaat het met name om : 1° transacties met verbonden partijen die in de eerste zes maanden van het lopende boekjaar hebben plaatsgevonden en die materiële gevolgen hebben gehad voor de financiële positie of resultaten van de emittent in deze periode;2° alle wijzigingen in de in het meest recente jaarverslag beschreven transacties met verbonden partijen die materiële gevolgen konden hebben voor de financiële positie of resultaten van de emittent in de eerste zes maanden van het lopende boekjaar. Wanneer de emittent bedoeld in het eerste lid geen geconsolideerde jaarrekening moet opstellen en zijn enkelvoudige jaarrekening niet overeenkomstig de internationale standaarden voor jaarrekeningen opstelt, maakt hij ten minste de transacties met verbonden partijen openbaar, met inbegrip van het bedrag van dergelijke transacties, de aard van de betrekking met de verbonden partij, alsmede andere informatie over de transacties die nodig is voor het verkrijgen van inzicht in de financiële positie van de emittent, indien dergelijke transacties materieel zijn en niet onder normale marktvoorwaarden zijn verricht. Informatie over individuele transacties kan overeenkomstig de aard daarvan worden samengevoegd, behalve wanneer gescheiden informatie nodig is voor het verkrijgen van inzicht in de gevolgen van transacties met verbonden partijen voor de financiële positie van de emittent. § 7. Indien de verkorte financiële overzichten zijn gecontroleerd door de commissaris of door de met de controle van de jaarrekeningen belaste persoon, wordt zijn verslag onverkort opgenomen. Hetzelfde geldt in geval van een beperkte controle. Indien geen (beperkte) controle van de verkorte financiële overzichten heeft plaatsgevonden, dan wordt dit door de emittent in zijn verslag vermeld.
Art. 14.§ 1. Een emittent waarvan aandelen tot de verhandeling op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, maakt in de eerste helft van het boekjaar een tussentijdse verklaring openbaar, en nog één tijdens de tweede helft van het boekjaar.
Die verklaring wordt afgelegd in een periode gelegen tussen tien weken na het begin en zes weken voor het einde van het betreffende halfjaar.
De verklaring bevat informatie over de periode tussen het begin van het betreffende halfjaar en de datum van openbaarmaking.
De verklaring omvat : 1° een toelichting van belangrijke gebeurtenissen en transacties die in de betreffende periode hebben plaatsgevonden en van de gevolgen daarvan voor de financiële positie van de emittent en de door hem gecontroleerde ondernemingen;en 2° een algemene beschrijving van de financiële positie en de resultaten van de emittent en de door hem gecontroleerde ondernemingen tijdens de betreffende periode. § 2. Emittenten als bedoeld in § 1 die, uiterlijk twee maanden na afloop van het eerste en het derde kwartaal van het boekjaar, driemaandelijkse financiële verslagen openbaar maken die, mutatis mutandis wat deze driemaandelijkse verslagperiodes betreft, werden opgesteld in overeenstemming met de voorschriften van artikel 13, §§ 2 tot 7, of die werden opgesteld in overeenstemming met gelijkwaardige voorschriften van de gereglementeerde markt, zijn niet verplicht om de in § 1 voorgeschreven verklaringen openbaar te maken.
Onderafdeling II. - Verplichtingen inzake aanvullende informatie
Art. 15.De emittenten waarvan aandelen tot de verhandeling op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, maken onverwijld alle wijzigingen in de rechten die aan de diverse aandelencategorieën verbonden zijn openbaar, met inbegrip van wijzigingen in de rechten die verbonden zijn aan afgeleide effecten die door de emittent zelf zijn uitgegeven en die het recht verlenen aandelen van deze emittent te verwerven.
De emittenten waarvan andere effecten dan aandelen tot de verhandeling op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, maken onverwijld alle wijzigingen in de rechten van houders van andere effecten dan aandelen openbaar, met inbegrip van wijzigingen in de voorwaarden betreffende die effecten, die indirect van invloed zouden kunnen zijn op die rechten, met name wijzigingen voortvloeiend uit een wijziging in leningsvoorwaarden of rentevoeten.
De emittenten waarvan effecten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt zijn toegelaten maken onverwijld nieuwe emissies van leningen en inzonderheid de daarbij behorende garanties of zekerheden openbaar.
Onderafdeling III. - Andere verplichtingen
Art. 16.Onverminderd de toepassing van de vennootschapsrechtelijke regels, stellen de emittenten de ontwerpteksten tot wijziging van hun oprichtingsakte of hun statuten onverwijld en uiterlijk op de datum van de bijeenroeping van de algemene vergadering die over de ontwerpwijziging moet stemmen of daarvan in kennis zal worden gesteld verkrijgbaar voor het publiek overeenkomstig artikel 41. Zij maken deze informatie over aan de marktonderneming van de gereglementeerde markt.
Onverminderd de toepassing van de vennootschapsrechtelijke regels, stellen de emittenten naar Belgisch recht de bijzondere verslagen bedoeld in het Wetboek van vennootschappen verkrijgbaar voor het publiek binnen de door het Wetboek van vennootschappen voorgeschreven termijnen voor hun verkrijgbaarstelling voor het publiek of voor de houders van effecten overeenkomstig artikel 41. Afdeling V. - Ontheffingen
Onderafdeling I. - Uitzonderingsbepalingen
Art. 17.De artikelen 7, 8, 9, § 2, 10 en 15, derde lid, zijn niet van toepassing op tot de verhandeling op een gereglementeerde markt toegelaten effecten die door de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten of de plaatselijke overheden zijn uitgegeven.
Onverminderd de toepassing van de wetgeving inzake de openbaarmaking van voorkennis is artikel 15, derde lid, niet van toepassing op een openbaar internationaal orgaan waarbij ten minste een lidstaat is aangesloten.
Art. 18.§ 1. Onderafdeling I van afdeling IV is niet van toepassing op : 1° een staat, een regionale of plaatselijke overheid van een staat, een openbare internationale instelling waarbij één of meer lidstaten aangesloten zijn, de Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken van de lidstaten, ongeacht of deze al dan niet aandelen of andere effecten uitgeven;en 2° een emittent die uitsluitend schuldinstrumenten uitgeeft die tot de verhandeling op een gereglementeerde markt zijn toegelaten met een nominale waarde per eenheid van ten minste 50.000 euro of, in het geval van schuldinstrumenten in een andere munteenheid dan de euro, waarvan de tegenwaarde van de nominale waarde per eenheid op de uitgiftedatum gelijk is aan ten minste 50.000 euro. § 2. Artikel 13 is niet van toepassing op : 1° kredietinstellingen waarvan de aandelen niet tot de verhandeling op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en die, doorlopend of periodiek, uitsluitend schuldinstrumenten hebben uitgegeven, mits het totale nominale bedrag van alle schuldinstrumenten ten hoogste 100.000.000 euro bedraagt, en zij geen prospectus overeenkomstig Richtlijn 2003/71/EG hebben gepubliceerd; 2° emittenten die al bestonden op 31 december 2003 en uitsluitend, op een gereglementeerde markt, schuldinstrumenten uitgeven die onvoorwaardelijk en onherroepelijk gegarandeerd zijn door de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten of de plaatselijke overheden. Onderafdeling II. - Emittenten uit derde landen
Art. 19.Onverminderd de toepassing van artikel 27 kan de CBFA emittenten waarvan de statutaire zetel gelegen is in een derde land ontheffing verlenen van de verplichtingen uit hoofde van afdeling III en onderafdelingen I en II van afdeling IV mits de wetgeving van het betrokken derde land gelijkwaardige verplichtingen oplegt of de emittent zich houdt aan de wetgeving van een derde land die gelijkwaardige verplichtingen oplegt.
Deze ontheffing kan evenwel geen betrekking hebben op de nadere regels voor de openbaarmaking en opslag van informatie of voor de overmaking van informatie als bedoeld in titel V.
Art. 20.Een derde land wordt geacht met betrekking tot de inhoud van de informatie over algemene vergaderingen verplichtingen op te leggen die gelijkwaardig zijn aan die van artikel 7, § 2, 1° en 2°, wanneer een emittent die zijn statutaire zetel in dit derde land heeft, krachtens de wetgeving van dit land verplicht is ten minste informatie over de plaats, het tijdstip en de agenda van algemene vergaderingen te verstrekken.
Art. 21.Een derde land wordt geacht verplichtingen op te leggen die gelijkwaardig zijn aan die van artikel 12, § 4, wanneer het jaarverslag krachtens de wetgeving van dit land ten minste de volgende informatie bevat : 1° een getrouw overzicht van de ontwikkeling en de resultaten van het bedrijf en van de positie van de emittent, alsmede een beschrijving van de voornaamste risico's en onzekerheden waarmee hij geconfronteerd wordt.Het overzicht bevat een evenwichtige en volledige analyse van de ontwikkeling en de resultaten van het bedrijf en van de positie van de emittent die in overeenstemming is met de omvang en de complexiteit van het bedrijf; 2° informatie over de belangrijke gebeurtenissen die na het einde van het boekjaar hebben plaatsgevonden;3° informatie over de verwachte ontwikkeling van de emittent. In de mate waarin zulks noodzakelijk is voor een goed begrip van de ontwikkeling, resultaten of positie van de emittent omvat de in 1° bedoelde analyse zowel financiële als, waar zulks passend wordt geacht, niet-financiële essentiële prestatie-indicatoren die betrekking hebben op het specifieke bedrijf.
Art. 22.Een derde land wordt geacht verplichtingen op te leggen die gelijkwaardig zijn aan die van artikel 13, §§ 5 en 6, wanneer krachtens de wetgeving van dit land, naast het tussentijdse jaarverslag, verkorte financiële overzichten vereist zijn en het tussentijdse jaarverslag ten minste de volgende informatie bevat : 1° een overzicht van de verslagperiode;2° informatie over de verwachte ontwikkeling van de emittent in de resterende maanden van het boekjaar;3° voor emittenten van aandelen, de belangrijkste transacties met verbonden partijen zo deze niet al doorlopend bekend worden gemaakt.
Art. 23.Een derde land wordt geacht verplichtingen op te leggen die gelijkwaardig zijn aan die van artikel 12, § 2, 3°, en artikel 13, § 2, 3°, wanneer een bepaalde persoon of bepaalde personen binnen de emittent krachtens de wetgeving van dit land verantwoordelijk zijn voor de jaarlijkse en halfjaarlijkse financiële informatie, en met name voor het volgende : 1° de conformiteit van de financiële overzichten met het toepasselijke verslaggevingskader of de toepasselijke standaarden voor jaarrekeningen;2° de getrouwheid van de analyse in het jaarverslag.
Art. 24.Een derde land wordt geacht verplichtingen op te leggen die gelijkwaardig zijn aan die van artikel 14, wanneer een emittent krachtens de wetgeving van dit land driemaandelijkse financiële verslagen moet openbaar maken.
Art. 25.Een derde land wordt geacht verplichtingen op te leggen die gelijkwaardig zijn aan die van artikel 12, § 3, eerste lid, wanneer een emittent krachtens de wetgeving van dit land geen enkelvoudige jaarrekening moet verstrekken, maar wel, bij de opstelling van zijn geconsolideerde jaarrekening, de volgende informatie moet opnemen : 1° voor emittenten van aandelen : dividendberekening en vermogen om dividend uit te keren;2° voor emittenten van effecten : voorzover van toepassing, vereisten inzake minimumkapitaal en eigen vermogen, alsook informatie over de liquiditeit. Desgevraagd zijn deze emittenten in staat om de CBFA aanvullende gecontroleerde informatie over hun enkelvoudige jaarrekening te verstrekken die voor de onder 1° en 2° bedoelde informatie van belang is. Deze informatie mag volgens de standaarden voor jaarrekeningen van het derde land worden opgesteld.
Art. 26.Een derde land wordt geacht met betrekking tot de enkelvoudige jaarrekening verplichtingen op te leggen die gelijkwaardig zijn aan die van artikelen 11, § 2, derde lid en 12, § 3, derde lid, wanneer een emittent die zijn statutaire zetel in dit derde land heeft, krachtens de wetgeving van dit land geen geconsolideerde jaarrekening moet opstellen, maar wel zijn enkelvoudige jaarrekening moet opstellen volgens de internationale standaarden voor jaarrekeningen, dan wel volgens de standaarden voor jaarrekeningen van het derde land die aan deze standaarden gelijkwaardig zijn.
Omwille van de gelijkwaardigheid moet dergelijke financiële informatie in de vorm van een aangepaste jaarrekening worden gepresenteerd indien ze niet met deze standaarden in overeenstemming is.
Onverminderd de bepalingen tot omzetting van Richtlijn 2006/43/EG, moet de enkelvoudige jaarrekening aan onafhankelijke controle worden onderworpen.
Art. 27.Emittenten waarvan de statutaire zetel gelegen is in een derde land zijn ontheven van de verplichtingen betreffende de toepasselijke standaarden voor jaarrekeningen, in de gevallen waarin en onder de voorwaarden waaronder de Europese regels in uitvoering van artikel 23.4, tweede lid, van Richtlijn 2004/109/EG, zoals Beschikking 2006/891/EG van de Commissie van 4 december 2006 betreffende het gebruik door effectenuitgevende instellingen uit derde landen van overeenkomstig internationaal aanvaarde standaarden voor jaarrekeningen opgestelde informatie, de door de betrokken emittent gehanteerde standaarden voor jaarrekeningen van het derde land als gelijkwaardig bestempelen of het gebruik daarvan tijdens een overgangsperiode toestaan. HOOFDSTUK II. - Emittenten waarvan effecten tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt zijn toegelaten maar waarvoor België niet de lidstaat van herkomst is Afdeling I. - Geviseerde emittenten
Art. 28.Dit hoofdstuk is van toepassing op emittenten die niet bedoeld worden in artikel 3, eerste lid, en waarvan effecten al dan niet uitsluitend tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt zijn toegelaten. Het is evenwel niet van toepassing op rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging die niet van het closed-end type zijn. Afdeling II. - Bewarende maatregelen
Art. 29.Wanneer de CBFA tot de bevinding komt dat een emittent als bedoeld in artikel 28, in het licht van Richtlijn 2004/109/EG onregelmatigheden heeft begaan of zijn verplichtingen niet is nagekomen, stelt zij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst als bedoeld in Richtlijn 2004/109/EG van deze bevindingen in kennis.
Wanneer een emittent als bedoeld in artikel 28 in weerwil van de door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst getroffen maatregelen, of omdat deze maatregelen ontoereikend zijn, inbreuk blijft plegen op de betreffende wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen, dan kan de CBFA, na de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst daarvan in kennis te hebben gesteld en, behoudens hoogdringendheid, na de betrokkene te hebben toegelaten zijn opmerkingen mee te delen op de wijze en binnen de termijnen die zij bepaalt, alle passende maatregelen nemen ter bescherming van de beleggers. Zij kan inzonderheid de in artikel 34, § 1, 1°, van de wet van 2 augustus 2002 en de in artikel 43 bedoelde maatregelen nemen, met dien verstande dat deze maatregelen kunnen worden genomen wegens niet-naleving door de emittent van de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaat van herkomst. De CBFA stelt de Europese Commissie zo spoedig mogelijk van die maatregelen op de hoogte. Afdeling III. - Verplichtingen voor emittenten waarvan effecten
uitsluitend tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt zijn toegelaten
Art. 30.Emittenten als bedoeld in artikel 28 waarvan effecten uitsluitend tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt zijn toegelaten, maken gereglementeerde informatie als bedoeld in de toepasselijke nationale wetgeving tot omzetting van artikel 2.1.k, van Richtlijn 2004/109/EG, die zij openbaar moeten maken uit hoofde van die wetgeving, openbaar overeenkomstig artikelen 35, § 1, 36 en 37.
Zij maken deze informatie tegelijkertijd over aan de CBFA, overeenkomstig artikel 42.
TITEL III. - Uitvoeringsbepalingen inzake de openbaarmaking van voorkennis
Art. 31.Voor de toepassing van deze titel wordt onder "voorkennis" verstaan : alle informatie in de zin van artikel 2, 14°, van de wet van 2 augustus 2002, die rechtstreeks op de emittent betrekking heeft, met inbegrip van de wijzigingen van betekenis in reeds openbaar gemaakte informatie.
Art. 32.Emittenten als bedoeld in artikel 10, § 1, van de wet van 2 augustus 2002 die op grond van § 1, derde lid, van voormeld artikel de openbaarmaking van voorkennis hebben uitgesteld, nemen ter waarborging van de vertrouwelijkheid van deze informatie maatregelen : 1° om de toegang tot deze informatie te ontzeggen aan andere personen dan diegenen die uit hoofde van de uitoefening van hun functie deze informatie nodig hebben;2° opdat enigerlei persoon die tot deze informatie toegang heeft, zich rekenschap geeft van de met deze toegang samenhangende wettelijke en bestuursrechtelijke plichten en op de hoogte is van de sancties die verbonden zijn aan het misbruik of de ongeoorloofde verspreiding van deze informatie;3° waardoor onmiddellijke openbaarmaking mogelijk is ingeval zij er niet in slagen de desbetreffende informatie geheim te houden, onverminderd het bepaalde in artikel 10, § 1, vijfde lid, van de wet van 2 augustus 2002.
Art. 33.Artikel 10, § 1, van de wet van 2 augustus 2002 en artikel 32 zijn niet van toepassing op verrichtingen die worden uitgevoerd om redenen die verband houden met het monetaire beleid, het wisselkoersbeleid of het beleid betreffende het beheer van de overheidsschuld door een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, door het Europees Stelsel van Centrale Banken, door de Europese Centrale Bank, door een nationale centrale bank, door het Rentenfonds, door de gemeenschappen, gewesten, Franse Gemeenschapscommissie, provincies, gemeenten en agglomeraties en federaties van gemeenten of door ieder persoon die handelt voor hun rekening.
TITEL IV. - Inlichtingen in het jaarverslag
Art. 34.Voor een emittent naar Belgisch recht waarvan minstens een gedeelte van de effecten met stemrecht is toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, bevat het jaarverslag bedoeld in de artikelen 95 en 119 van het Wetboek van vennootschappen een opsomming van en desgevallend een toelichting bij de volgende elementen, voor zover die elementen van aard zijn een gevolg te hebben in geval van een openbare overnamebieding : 1° de kapitaalstructuur, in voorkomend geval, onder vermelding van de verschillende soorten aandelen en, voor elke soort aandelen, van de rechten en plichten die eraan verbonden zijn en het percentage van het geplaatste kapitaal dat erdoor wordt vertegenwoordigd;2° elke wettelijke of statutaire beperking van overdracht van effecten;3° de houders van effecten waaraan bijzondere zeggenschapsrechten verbonden zijn, en een beschrijving van deze rechten;4° het mechanisme voor de controle van enig aandelenplan voor werknemers wanneer de zeggenschapsrechten niet rechtstreeks door de werknemers worden uitgeoefend;5° elke wettelijke of statutaire beperking van de uitoefening van het stemrecht;6° de aandeelhoudersovereenkomsten die bekend zijn bij de emittent en welke aanleiding kunnen geven tot beperking van de overdracht van effecten en/of van de uitoefening van het stemrecht;7° de regels voor de benoeming en vervanging van de leden van het bestuursorgaan en voor de wijziging van de statuten van de emittent;8° de bevoegdheden van het bestuursorgaan, met name wat de mogelijkheid tot uitgifte of inkoop van aandelen betreft;9° belangrijke overeenkomsten waarbij de emittent partij is en die in werking treden, wijzigingen ondergaan of aflopen in geval van een wijziging van controle over de emittent na een openbaar overnamebod, alsmede de gevolgen daarvan, behalve indien zij zodanig van aard zijn dat openbaarmaking ervan de emittent ernstig zou schaden;deze afwijkende regeling is niet van toepassing indien de emittent specifiek verplicht is tot openbaarmaking van dergelijke informatie op grond van andere wettelijke vereisten; 10° tussen de emittent en haar bestuurders of werknemers gesloten overeenkomsten die in vergoedingen voorzien wanneer, naar aanleiding van een openbaar overnamebod, de bestuurders ontslag nemen of zonder geldige reden moeten afvloeien of de tewerkstelling van de werknemers beëindigd wordt. TITEL V. - Openbaarmaking, opslag en overmaking van informatie HOOFDSTUK I. - Openbaarmaking
Art. 35.§ 1. Onverminderd de eventuele toepassing van de vennootschapsrechtelijke regels, maken emittenten als bedoeld in artikel 3 gereglementeerde informatie op zodanige wijze openbaar dat zij : 1° snel en op niet-discriminerende basis toegankelijk is;2° een zo groot mogelijk publiek kan bereiken;en 3° in België en in de andere lidstaten zoveel mogelijk gelijktijdig beschikbaar komt. Zij mogen de beleggers hiervoor geen kosten aanrekenen.
Zij maken gebruik van media waarvan redelijkerwijze mag worden aangenomen dat zij voor een doeltreffende verspreiding van de informatie in de hele Europese Economische Ruimte kunnen zorgen. § 2. Emittenten als bedoeld in artikel 10, § 1, van de wet van 2 augustus 2002, treffen inzonderheid redelijke maatregelen om te waarborgen dat de openbaarmaking van voorkennis als bedoeld in artikel 31 zo gelijktijdig mogelijk plaatsvindt voor alle categorieën beleggers in alle lidstaten waar zij verzocht hebben om of ingestemd hebben met de toelating van hun financiële instrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt.
De openbaarmaking van voorkennis mag niet op misleidende wijze worden gecombineerd met reclame voor de activiteiten van de emittent.
Art. 36.§ 1. De emittenten als bedoeld in artikel 3 delen gereglementeerde informatie in haar geheel en ongewijzigd aan de media mee.
In het geval van de in de artikelen 12, 13 en 14 bedoelde informatie wordt aan dit voorschrift geacht te zijn voldaan als een bericht aan de media wordt meegedeeld waarin wordt vermeld op welke websites, naast het opslagmechanisme als bedoeld in artikel 41, de desbetreffende informatie desgevallend beschikbaar is.
De emittenten stellen de informatie bedoeld in artikel 12 bovendien verkrijgbaar voor het publiek in de vorm van een brochure. § 2. De emittenten delen gereglementeerde informatie op zodanige wijze aan de media mee dat de beveiliging van de mededeling gewaarborgd is, het risico op gegevenswijziging en ongeoorloofde toegang zo gering mogelijk is en zekerheid over de bron van de gereglementeerde informatie bestaat.
Zij zorgen voor een veilige ontvangst door eventuele tekortkomingen of verstoringen in de mededeling van gereglementeerde informatie zo spoedig mogelijk te verhelpen.
De emittenten zijn niet verantwoordelijk voor fouten of tekortkomingen in de systemen van de media waaraan de gereglementeerde informatie is meegedeeld. § 3. De emittenten delen gereglementeerde informatie op zodanige wijze aan de media mee dat : 1° duidelijk wordt dat het om gereglementeerde informatie gaat;2° de identiteit van de betrokken emittent duidelijk is;3° het onderwerp van de gereglementeerde informatie duidelijk is;4° het tijdstip en de datum van mededeling van de informatie door de emittent duidelijk is;5° desgevallend duidelijk wordt dat de emittent een embargo op de informatie heeft gelegd.
Art. 37.Desgevraagd zijn de emittenten als bedoeld in artikel 3 in staat om, met betrekking tot een openbaarmaking van gereglementeerde informatie, het volgende aan de CBFA mee te delen : 1° de naam van de persoon die de informatie aan de media heeft meegedeeld;2° de bijzonderheden over de beveiligingsvalidering;3° de datum en het tijdstip waarop de informatie aan de media is meegedeeld;4° de drager waarop de informatie is verstrekt;5° desgevallend, bijzonderheden over het embargo dat de emittent op de gereglementeerde informatie heeft gelegd.
Art. 38.De emittenten als bedoeld in artikel 3 maken de in een derde land openbaar gemaakte informatie die voor het publiek in de Europese Economische Ruimte van belang kan zijn, openbaar overeenkomstig de artikelen 35, § 1, 36 en 37, ook al gaat het niet om gereglementeerde informatie.
Voor informatie van grote omvang is artikel 36, § 1, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.
Art. 39.Wanneer effecten zonder toestemming van de emittent tot de verhandeling op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, gelden de artikelen 30 en 35 tot 38 niet voor de emittent, maar voor de persoon die, zonder toestemming van de emittent, heeft verzocht om toelating tot de verhandeling op een gereglementeerde markt.
Art. 40.De emittenten als bedoeld in artikel 3 waarvan effecten uitsluitend op een gereglementeerde markt in één lidstaat andere dan België zijn toegelaten, zijn voor de openbaarmaking van gereglementeerde informatie niet gehouden de voorschriften van de artikelen 35 tot 37 na te leven. Hetzelfde geldt voor de in artikel 39 bedoelde persoon. HOOFDSTUK II. - Opslag
Art. 41.De emittenten als bedoeld in artikel 3 stellen alle informatie bedoeld in dit besluit, op het ogenblik van de openbaarmaking ervan of van de verkrijgbaarstelling ervan voor het publiek of voor de houders van effecten, ter beschikking op hun website, die voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° op de website is een afzonderlijk geactualiseerd deel voorbehouden voor deze informatie dat voor iedereen vrij, gemakkelijk en gratis toegankelijk is;2° op de website wordt een kalender gepubliceerd van de periodieke publicaties van de emittent en, wanneer een publicatie wordt uitgesteld, wordt ook dat op de website aangekondigd;3° op de website worden de prospectussen opgenomen die betrekking hebben op de toelating van effecten van de emittent tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, voor zover deze toelating op zijn verzoek of met zijn instemming gebeurt;4° de website stelt de houders van effecten en alle belangstellenden in de gelegenheid om, nadat zij zich hebben ingeschreven, al de informatie bedoeld in dit besluit gratis te ontvangen via e-mail die tegelijkertijd met de publicatie wordt verstuurd;5° de website blijft alle informatie bedoeld in dit besluit vermelden die de emittent de laatste vijf jaar heeft gepubliceerd;en 6° de website voldoet aan minimumkwaliteitsnormen op het gebied van beveiliging en tijdregistratie. De CBFA kan de emittenten bij reglement genomen op basis van artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002 bijkomende technische voorwaarden opleggen in verband met het gebruik van hun website voor de opneming van de informatie bedoeld in dit besluit.
De CBFA plaatst een hyperlink naar de websites van de emittenten op haar website. De emittenten verlenen daartoe hun medewerking. HOOFDSTUK III. - Overmaking van informatie aan de CBFA
Art. 42.De emittenten als bedoeld in artikel 3 bezorgen de CBFA onverwijld en uiterlijk op het ogenblik waarop die informatie openbaar wordt gemaakt of verkrijgbaar wordt gesteld voor het publiek of voor de houders van effecten, alle informatie bedoeld in dit besluit.
De overmaking van informatie aan de CBFA kan langs elektronische weg gebeuren op de door de CBFA bepaalde wijze.
TITEL VI. - Bevoegdheden van de CBFA
Art. 43.§ 1. Wanneer de CBFA van oordeel is : 1° dat de informatie die door de emittent conform dit besluit verkrijgbaar wordt gesteld voor de houders van effecten of voor het publiek, onvolledig of ontoereikend is om met kennis van zaken de positie, het bedrijf en de resultaten van de emittent of de verrichting te kunnen beoordelen, en inzonderheid wanneer de jaarlijkse communiqués, de jaarlijkse, halfjaarlijkse of driemaandelijkse financiële verslagen of de verklaringen als bedoeld in artikel 14, § 1, geen volledig en getrouw beeld geven van of het publiek kunnen misleiden over de positie, het bedrijf of de resultaten van de emittent;2° dat die informatie niet binnen de door dit besluit of, voor de emittenten naar Belgisch recht, door of krachtens het Wetboek van vennootschappen.voorgeschreven termijnen verkrijgbaar wordt gesteld voor de houders van effecten of voor het publiek; 3° dat de gelijke behandeling van de houders van effecten in het gedrang komt of kan komen;4° dat de emittent zich niet conformeert aan één of meer verplichtingen die voor hem voortvloeien uit dit besluit of uit artikel 10, § 2, leden 3 tot 5, van de wet van 2 augustus 2002;5° dat de emittent niet tijdig informatie openbaar maakt om ervoor te zorgen dat deze in alle lidstaten waar de effecten worden verhandeld daadwerkelijk en gelijkelijk toegankelijk is voor het publiek; stelt zij de betrokken emittent daarvan in kennis en verzoekt zij hem haar zijn opmerkingen mee te delen binnen de door haar vastgestelde termijn.
De CBFA kan, na het verstrijken van de door haar vastgestelde termijn, een waarschuwing openbaar maken op kosten van de emittent en op de wijze die zij bepaalt. Als zij dit aangewezen vindt, kan zij, om rekening te houden met de opmerkingen van de emittent, een waarschuwing openbaar maken die verschilt van haar oorspronkelijk standpunt. § 2. Bij de toepassing van artikel 34, § 1, 3°, van de wet van 2 augustus 2002 verzoekt de CBFA de emittent haar zijn eventuele opmerkingen, inzonderheid de redenen om de informatie niet openbaar te maken, mee te delen binnen de door haar vastgestelde termijn. De CBFA kan, na het verstrijken van die termijn, zelf tot openbaarmaking overgaan op kosten van de emittent. § 3. Wanneer effecten zonder toestemming van de emittent tot de verhandeling op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, kan de CBFA de bevoegdheden van §§ 1 en 2 niet enkel ten aanzien van de emittent maar ook ten aanzien van de persoon die zonder toestemming van de emittent om toelating tot de verhandeling heeft verzocht uitoefenen. § 4. De CBFA kan in uitzonderlijke gevallen eisen dat de emittent haar de informatie bedoeld in dit besluit meedeelt vóór ze wordt openbaar gemaakt en op de wijze die zij bepaalt, om een voorafgaande controle te kunnen verrichten.
TITEL VII. - Wijzigings-, opheffings- en overgangsbepalingen, inwerkingtreding en uitvoeringsbepaling
Art. 44.Artikel 7 van het koninklijk besluit van 14 december 2006 betreffende de markt voor financiële instrumenten Alternext en tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 maart 2006 betreffende marktmisbruik, wordt vervangen als volgt : "
Art. 7.§ 1. Artikel 10 van de wet, behoudens § 2, vierde lid, en §§ 3, 4 en 5, is van toepassing op de emittenten waarvan de financiële instrumenten tot de verhandeling op Alternext zijn toegelaten, met dien verstande dat elke verwijzing naar gereglementeerde markt of Belgische gereglementeerde markt dient te worden begrepen als een verwijzing naar Alternext en dat elke verwijzing naar emittenten als bedoeld in § 3 van dit artikel dient te worden begrepen als een verwijzing naar emittenten van financiële instrumenten die tot de verhandeling op Alternext zijn toegelaten. § 2. De volgende bepalingen van het koninklijk besluit van 14 november 2007 betreffende de verplichtingen van emittenten van financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt zijn van toepassing op emittenten waarvan de financiële instrumenten of de effecten, naargelang van de betrokken bepaling tot de verhandeling op Alternext zijn toegelaten, met dien verstande dat elke verwijzing naar gereglementeerde markt dient te worden begrepen als een verwijzing naar Alternext, en met dien verstande dat de bepalingen die van toepassing zijn op emittenten als bedoeld in artikel 3 van voornoemd besluit van toepassing worden verklaard op emittenten waarvan effecten tot de verhandeling op Alternext zijn toegelaten en dat de bepalingen die van toepassing zijn op emittenten als bedoeld in artikel 10, § 1, van de wet van toepassing worden verklaard op emittenten waarvan op hun verzoek of met hun instemming financiële instrumenten tot de verhandeling op Alternext zijn toegelaten : 1° artikel 2, behoudens 5°, 6° en 20°;2° de artikelen 5 tot 9;3° de artikelen 11 en 12;4° artikel 13, behoudens § 2, 2° en 3°, b), en §§ 5 en 6;5° de artikelen 15 tot 23;6° de artikelen 25 tot 27;7° de artikelen 31 tot 34;8° artikel 35, met dien verstande dat de emittenten waarvan effecten tot de verhandeling op Alternext zijn toegelaten : a) in afwijking van § 1, eerste lid, 3°, gereglementeerde informatie op zodanige wijze openbaar maken dat zij in België en in de andere lidstaten waar hun effecten op hun verzoek of met hun instemming tot de verhandeling op een gereglementeerde markt of MTF zijn toegelaten zoveel mogelijk gelijktijdig beschikbaar komt;b) in afwijking van § 1, derde lid, gebruik maken van media waarvan redelijkerwijze mag worden aangenomen dat zij kunnen zorgen voor een doeltreffende verspreiding van de informatie in België en in de andere lidstaten waar hun effecten op hun verzoek of met hun instemming tot de verhandeling op een gereglementeerde markt of MTF zijn toegelaten;c) in afwijking van § 2, inzonderheid redelijke maatregelen treffen om te waarborgen dat de openbaarmaking van voorkennis als bedoeld in artikel 31 zo gelijktijdig mogelijk plaatsvindt voor alle categorieën beleggers in alle lidstaten waar zij verzocht hebben om of ingestemd hebben met de toelating van hun financiële instrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt of MTF;9° de artikelen 36 tot 39;10° artikel 41, behoudens het eerste lid, 4° en het derde lid;11° de artikelen 42 en 43;12° artikel 46, behoudens § 2, eerste lid, 2° en 3°, en tweede lid;13° artikel 48. Evenwel moeten de emittenten waarvan effecten tot de verhandeling op Alternext zijn toegelaten hun geconsolideerde jaarrekening niet opstellen overeenkomstig de internationale standaarden voor jaarrekeningen, maar mogen zij deze opstellen overeenkomstig het toepasselijk boekhoudkundig referentiestelsel, gebaseerd op het nationale recht van de emittent. Bijgevolg : 1° omvatten de gecontroleerde jaarrekeningen in afwijking van artikel 12, § 3, eerste lid, de geconsolideerde jaarrekening opgesteld overeenkomstig de internationale standaarden voor jaarrekeningen of overeenkomstig het voornoemde toepasselijk boekhoudkundig referentiestelsel, en de enkelvoudige jaarrekening van de emittent, opgesteld overeenkomstig het nationale recht van de emittent;en 2° gelden artikel 11, § 2, tweede lid, en artikel 13, § 3, enkel indien de emittent de geconsolideerde of enkelvoudige jaarrekening overeenkomstig de internationale standaarden voor jaarrekeningen opstelt;zo niet gelden respectievelijk artikel 11, § 2, derde lid, en artikel 13, § 4, met dien verstande dat wanneer de emittent in dat geval een geconsolideerde jaarrekening moet opstellen : a) voor de toepassing van artikel 11, § 2, derde lid, de cijfergegevens bijkomend het aandeel in het resultaat van de ondernemingen waarop vermogensmutatie is toegepast en het geconsolideerd resultaat, alsook het aandeel van de groep in het geconsolideerd resultaat, omvatten;b) voor de toepassing van artikel 13, § 4, eerste lid, de verkorte financiële overzichten ten minste een verkorte geconsolideerde balans, een verkorte geconsolideerde resultatenrekening en de toelichting daarbij omvatten. Voor emittenten uit derde landen geldt evenwel dat zij, indien de cijfergegevens in het communiqué bedoeld in artikel 11, alsook de al dan niet geconsolideerde jaarrekening en tussentijdse financiële overzichten en de hierbij horende jaarverslagen bedoeld in de artikelen 12 en 13, niet in overeenstemming zijn met de bepalingen die zijn voorgeschreven door of met toepassing van de Europese verordeningen of Richtlijnen en indien zij geen getrouw beeld geven van hun vermogen, hun financiële positie en hun resultaat, uitvoeriger of aanvullende inlichtingen verstrekken."
Art. 45.Behalve voor wat betreft de toepassing van de overgangsregeling van de artikelen 46 en 48, wordt het koninklijk besluit van 31 maart 2003 betreffende de verplichtingen van emittenten van financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 28 januari 2005, 22 december 2005, 5 maart 2006 en 4 oktober 2006, opgeheven.
Art. 46.§ 1. Voor informatie die betrekking heeft op boekhoudkundige periodes die eindigen vóór of op 31 december 2007, zijn emittenten als bedoeld in artikel 3 niet gehouden hoofdstuk I, afdeling IV, onderafdeling I, en de regels voor openbaarmaking, opslag en overmaking als bedoeld in titel V na te leven, ook al wordt die informatie openbaar gemaakt na de inwerkingtreding van dit besluit, op voorwaarde dat ze, voor zover ze onder het toepassingsgebied ervan vielen, het voornoemde koninklijk besluit van 31 maart 2003 naleven. § 2. Voor informatie die betrekking heeft op boekhoudkundige periodes die beginnen vóór maar eindigen na 31 december 2007 : 1° zijn de emittenten als bedoeld in artikel 3 niet gehouden de artikelen 11, 12 en 13 na te leven, op voorwaarde dat ze de verplichtingen van de artikelen 8, 10 en 12 van het voornoemde koninklijk besluit van 31 maart 2003 naleven;2° zijn deze emittenten niet gehouden artikel 14 na te leven;3° leven deze emittenten, indien zij een kwartaalcommuniqué openbaar maken, de verplichtingen van artikel 9 van het voornoemde koninklijk besluit van 31 maart 2003 na. Evenwel dienen de emittenten die gebruik maken van de in het eerste lid bedoelde mogelijkheid, behalve wanneer de betrokken openbaarmakingen reeds plaatsvonden voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit : 1° de jaarrekening, het jaarverslag en het verslag van de commissaris als bedoeld in artikel 10 van het voornoemde koninklijk besluit van 31 maart 2003 openbaar te maken binnen de termijn als bedoeld in artikel 12;2° het halfjaarlijks communiqué als bedoeld in artikel 8 van het voornoemde koninklijk besluit van 31 maart 2003 openbaar te maken binnen de termijn als bedoeld in artikel 13;3° de regels voor openbaarmaking en opslag en voor overmaking aan de CBFA als bedoeld in titel V na te leven. Bovendien dienen emittenten, in afwijking van het eerste lid, 1°, voor het boekjaar dat begint op of na 1 juli 2007 de artikelen 11 en 12 na te leven. § 3. Voor informatie die betrekking heeft op boekhoudkundige periodes die beginnen op of na 1 januari 2008 leven de emittenten als bedoeld in artikel 3 dit besluit integraal na. § 4. Voor de toepassing van §§ 1, 2 en 3 worden de begin- en einddatum van een boekhoudkundige periode bepaald op basis van de aanvang respectievelijk het einde van de periode die door het betrokken communiqué, verslag of verklaring wordt gedekt, ongeacht de begin- of einddatum van het boekjaar waarvan die boekhoudkundige periode deel uitmaakt. § 5. Voor emittenten van schuldinstrumenten dient, in afwijking van artikel 13, § 4, vierde lid, een vergelijkende verkorte winst- en verliesrekening pas te worden opgenomen voor boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2009.
Art. 47.Onverminderd de toepassing van artikel 46, zijn emittenten als bedoeld in artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1606/2002 : 1° in afwijking van artikel 12, § 3, niet gehouden om hun jaarrekeningen op te stellen overeenkomstig deze verordening, voor zover het nationale recht van de lidstaat waar de emittent gevestigd is de optie voorzien in artikel 9 van deze verordening gelicht heeft;2° in afwijking van artikel 13, § 3, niet gehouden om vóór het boekjaar dat begint op of na 1 januari 2007 hun tussentijdse financiële overzichten op te stellen overeenkomstig de op de tussentijdse financiële verslaggeving toepasselijke internationale standaard voor jaarrekeningen. Onverminderd de toepassing van artikel 46, zijn emittenten waarvan de statutaire zetel gelegen is in een derde land niet gehouden om vóór het boekjaar dat begint op of na 1 januari 2007 hun financiële overzichten op te stellen overeenkomstig artikel 12 of 13, mits zij hun financiële overzichten opstellen overeenkomstig internationaal aanvaarde standaarden als bedoeld in artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1606/2002.
Art. 48.De emittenten als bedoeld in artikel 3 die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit nog niet beschikken over een website die voldoet aan de voorwaarden van artikel 41, nemen de nodige maatregelen om een website te creëren die aan de genoemde voorwaarden voldoet binnen een termijn van drie maanden na de inwerkingtreding van dit besluit.
Tijdens deze overgangsperiode, leven zij, zolang zij geen website hebben gecreëerd die aan de genoemde voorwaarden voldoet, artikel 14, § 4, van het voornoemde koninklijk besluit van 31 maart 2003 na.
Art. 49.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2008.
Art. 50.De artikelen 1, 2, 42 en 61 van de wet van 2 mei 2007 treden in werking op de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 51.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 14 november 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS