Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 februari 2000
gepubliceerd op 23 maart 2000

Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 12, § 2, van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen, tot wijziging van artikel 9 van het koninklijk besluit van 6 maart 1990 op de geconsolideerde jaarrekening van de ondernemingen alsook van het Wetboek van vennootschappen, zoals vastgesteld bij de wet van 7 mei 1999

bron
ministerie van economische zaken, ministerie van middenstand en landbouw, ministerie van justitie en ministerie van financien
numac
2000011092
pub.
23/03/2000
prom.
17/02/2000
ELI
eli/besluit/2000/02/17/2000011092/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 FEBRUARI 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 12, § 2, van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen, tot wijziging van artikel 9 van het koninklijk besluit van 6 maart 1990 op de geconsolideerde jaarrekening van de ondernemingen alsook van het Wetboek van vennootschappen, zoals vastgesteld bij de wet van 7 mei 1999


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat de Regering de eer heeft U ter ondertekening voor te leggen, is hoofdzakelijk gericht op de omzetting in het Belgisch recht, van de op 17 juni 1999 door de Raad van de Europese Unie goedgekeurde verhoging van de omvangcriteria voor het balanstotaal en de omzet van, enerzijds, de kleine en middelgrote ondernemingen, en, anderzijds, de kleine groepen, waarvoor krachtens de vierde en de zevende richtlijn soepeler regels en vrijstellingen kunnen gelden overeenkomstig de bepalingen van de nationale wetten.

Daarnaast strekt dit besluit ertoe om de in euro uitgedrukte drempels, zoals die in de richtlijn van 17 juni 1999 zijn opgenomen, in het Belgisch recht in te voeren, alsook om de inwerkingtreding van deze verhoging en van de organieke regeling voor de geconsolideerde jaarrekeningen, op elkaar af te stemmen.

Krachtens artikel 53, § 2 van de vierde richtlijn van de Ministerraad van de Europese Economische Gemeenschap van 25 juli 1978, worden de in de richtlijn genoemde, in ecu uitgedrukte bedragen, om de vijf jaar herzien door de Raad die daarbij rekening houdt met de economische en monetaire ontwikkelingen in de Gemeenschap. Die bepaling heeft meer bepaald betrekking op de artikelen 11 en 27 van de vierde richtlijn, waarin een definitie wordt gegeven van kleine en middelgrote ondernemingen, inzonderheid onder verwijzing naar hun omzet en hun balanstotaal.

Met toepassing van die bepaling werden de aanvankelijk in de richtlijn vastgestelde bedragen, achtereenvolgens verhoogd door de richtlijnen van 27 november 1984, 8 november 1990, 21 maart 1994 en 17 juni 1999.

De laatstgenoemde richtlijn heeft, enerzijds, de drempels met 25 % verhoogd, en, anderzijds, de bedragen die tot dan toe in ecu waren uitgedrukt, omgezet in euro, aangezien de euro krachtens het reglement (EG) nr 974/98 van de Raad van 3 mei 1998, vanaf 1 januari 1999, de munt is van de deelnemende Lid-Staten. Aldus heeft de richtlijn van 17 juni 1999 de drempel voor het balanstotaal op 3.125.000 euro gebracht en de drempel voor de omzet op 6.250.000 euro.

De zevende richtlijn betreffende de geconsolideerde jaarrekening van de ondernemingen voorziet in een vrijstelling van de consolidatie- verplichting voor « kleine groepen ». Die worden, inzake consolidatie, op basis van dezelfde criteria gedefinieerd, weliswaar vermenigvuldigd met een door de richtlijn vastgestelde factor.

Sinds de omzetting van de vierde richtlijn in het Belgisch recht door de wet van 1 juli 1983 en het koninklijk besluit van 12 september 1983, hanteert België als regel dat voor kleine en middelgrote ondernemingen (jaarrekening) en voor kleine groepen (geconsolideerde jaarrekening) de op Europees niveau toegestane verhogingen worden gevolgd.

Het is ook noodzakelijk het Wetboek van vennootschappen, zoals vastgesteld bij de wet van 7 mei 1999, te wijzigen die namelijk in haar artikelen 15 en 16 de drempels vermeldt, zoals ze tot nu toe te vinden zijn in artikel 12 van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen en in artikel 9 van het koninklijk besluit van 6 maart 1990 op de jaarrekening van de ondernemingen.

Door de omzetting in het Belgisch recht van de richtlijn van 17 juni 1999, is de drempel voor het balanstotaal van de kleine en middelgrote ondernemingen dan ook van 100 miljoen frank op 3.125.000 euro (of 126.062.188 frank) gebracht, en de drempel voor de omzet van 200 miljoen frank op 6.250.000 euro (of 252.124.375 frank).

De toepassing van diezelfde richtlijn leidt tegelijkertijd tot een verhoging van de drempels met betrekking tot de verplichte consolidatie, die in de organieke regeling zijn opgenomen.

Daartoe strekken de artikelen 2 en 3, 1° van het besluit, die respectievelijk wijzigingen aanbrengen in artikel 12, § 2 van de boekhoudwet van 17 juli 1975 en in artikel 9 van het koninklijk besluit van 6 maart 1990 op de geconsolideerde jaarrekening van de ondernemingen.

Aangezien, voor de geconsolideerde jaarrekeningen, de overgansperiode ten einde loopt en de organieke regeling uiterlijk van kracht moet zijn voor de boekjaren die aanvangen vanaf 1 januari 2000 (krachtens de zevende richtlijn), wordt er dus voorgesteld om de teksten van het Belgisch boekhoudrecht, namelijk het koninklijk besluit van 6 maart 1990, en de zevende boekhoudrichtlijn op elkaar af te stemmen. De voorkeur wordt aan het uitstel van de inwerkingtreding van de organieke regeling gegeven van 1 januari 1999 naar 1 januari 2000.

Daartoe strekt het artikel 3, 2° van het besluit, dat wijziging aanbrengt in artikel 9 van het koninklijk besluit van 6 maart 1990 op de geconsolideerde jaarrekening van de ondernemingen.

De artikelen 4 en 5 van dit besluit wijzigen, in overeenstemming met artikelen 2, 3 en 7, het Wetboek van vennootschappen zoals vastgesteld bij de wet van 7 mei 1999.

In de artikelen 6 en 7 van dit besluit wordt de datum van inwerkingtreding van de voorgestelde verhogingen, respectievelijk in artikel 2 en artikel 3, vastgesteld.

Het artikel 8 van dit besluit stelt de inwerkingtreding van de verhogingen, voorgesteld in artikel 4 en artikel 5, vast.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars.

De Minister van Economie, R. DEMOTTE De Minister van Landbouw en Middenstand, J. GABRIELS De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN De Minister van Financiën, D. REYNDERS

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 18 januari 2000 door de Minister van Economie verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot wijziging van artikel 12, § 2, van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen, tot wijziging van artikel 9 van het koninklijk besluit van 6 maart 1990 op de geconsolideerde jaarrekening van de ondernemingen alsook de wet van 7 mei 1999 houdende het wetboek van vennootschappen », heeft op 20 januari 2000 het volgende advies gegeven : Volgens artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State moeten in de adviesaanvraag de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisend karakter ervan.

In het onderhavige geval wordt het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de omstandigheid dat « de nieuwe criteria in werking moeten treden voor het opstellen van de jaarrekeningen die vanaf 31 december 1999 worden afgesloten, teneinde de Belgische ondernemingen toe te laten zo snel mogelijk van het minder strenge regime te genieten dat van toepassing is op ondernemingen met een beperkte omvang en om te vermijden dat zij een concurrentieel nadeel zouden lijden ».

Met toepassing van het bepaalde in artikel 84, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, heeft de afdeling wetgeving zich in hoofdzaak beperkt tot « het onderzoek van de rechtsgrond, van de bevoegdheid van de steller van de handeling, alsmede van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan ».

Dat onderzoek noopt tot het maken van de volgende opmerkingen.

STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP 1. Het ontwerp strekt ertoe de Europese richtlijn 1999/60/EG van de Raad van 17 juni 1999 tot wijziging van richtlijn 78/660/EEG met betrekking tot in ecu uitgedrukte bedragen, om te zetten in de Belgische rechtsorde.Deze richtlijn heeft de criteria van balanstotaal en omzet gewijzigd aan de hand waarvan, enerzijds, de kleine en middelgrote ondernemingen worden onderscheiden van de grote ondernemingen, en anderzijds, voor de toepassing van de regelen inzake geconsolideerde jaarrekeningen, de kleine groepen worden gedefinieerd. 2. Artikel 2 van het ontwerp, dat de criteria wijzigt inzake het opstellen en bekendmaken van de enkelvoudige jaarrekening, vindt rechtsgrond in artikel 12, § 2, tweede lid, van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen. Artikel 3 van het ontwerp daarentegen heeft betrekking op de geconsolideerde jaarrekening en vindt rechtsgrond in artikel 11, 1° en 3°, van dezelfde wet van 17 juli 1975.

De artikelen 4 en 5 van het ontwerp passen de bepalingen aan van de artikelen 15 en 16 van het Wetboek van vennootschappen (1) in het licht van de nieuwe, door de voornoemde om te zetten richtlijn opgelegde toepassingscriteria. Nu luidens artikel 8 van het ontwerp deze artikelen eerst in werking zullen treden op het tijdstip waarop het Wetboek van vennootschappen in werking zal treden, zullen de eerstgenoemde artikelen rechtsgrond kunnen vinden in de inmiddels in werking tredende bepalingen van het bedoelde wetboek.

ONDERZOEK VAN DE TEKST Opschrift Op het einde van het opschrift van het ontwerp schrijve men : « ... alsook van het Wetboek van vennootschappen, zoals vastgesteld bij de wet van 7 mei 1999 ».

De redactie van het opschrift van afdeling IV van het ontwerp dient dan op dezelfde wijze te worden aangepast.

Aanhef 1. Rekening houdend met hetgeen is opgemerkt bij de rechtsgrond van de ontworpen regeling, schrijve men op het einde van het eerste lid van de aanhef : « ..., inzonderheid op artikel 11, 1° en 3°, vervangen bij de wet van 1 juli 1983, en op artikel 12, § 2, vervangen bij de wet van 1 juli 1983 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 januari 1986, 30 december 1991 en 27 april 1995; ». 2. Het derde lid van de aanhef dient als een tweede lid te worden opgenomen, te formuleren als volgt : « Gelet op het Wetboek van vennootschappen, zoals vastgesteld bij de wet van 7 mei 1999, inzonderheid op artikel 15, §§ 1 en 6, en op artikel 16, §§ 1 en 4;». 3. Het zesde lid van de aanhef bevat de motieven voor het spoedeisend karakter van de adviesaanvraag bij de Raad van State.Dat lid dient onmiddellijk vooraf te gaan aan het negende lid, waarin aan het advies van de Raad van State wordt gerefereerd.

Artikel 1 In de Nederlandse tekst van artikel 1 wordt beter geschreven : « Dit besluit houdt onder meer de omzetting naar Belgisch recht in van de bepalingen van de richtlijn 1999/60/EG van... met betrekking tot in ecu uitgedrukte bedragen. ».

Artikelen 2 en 3 Zoals vanuit wetgevingstechnisch opzicht gebruikelijk is, dienen telkens de vroegere, nog van kracht zijnde wijzigende teksten van de te wijzigen bepalingen te worden vermeld.

Artikel 4 Men schrijve : « In artikel 15, § 1, van het Wetboek van vennootschappen, zoals vastgesteld bij de wet van 7 mei 1999, worden de woorden... ».

Artikel 5 Rekening houdend met het tekstvoorstel dat bij artikel 4 van het ontwerp is gedaan, late men artikel 5 aanvangen als volgt : « In artikel 16, § 1, van hetzelfde wetboek, zoals vastgesteld bij de wet van 7 mei 1999, worden de woorden... ».

Artikel 8 Het ware juridisch correcter indien op het einde van artikel 8 van het ontwerp werd geschreven : « ... vanaf de datum vastgesteld krachtens artikel 25 van de wet van 7 mei 1999 houdende het Wetboek van vennootschappen ».

De kamer was samengesteld uit : De heren : D. Verbiest, kamervoorzitter;

M. Van Damme en J. Smets, staatsraden;

E. Wymeersch, assessor van de afdeling wetgeving.

Mevr. A. Beckers, griffier.

De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de H. D. Verbiest.

Het verslag werd uitgebracht door de heer W. Pas, adjunct-auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer E. Vanherck, referendaris.

De griffier, A. Beckers.

De voorzitter, D. Verbiest. _______ Nota (1) Zoals vastgesteld bij de wet van 7 mei 1999. 17 FEBRUARI 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 12, § 2, van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen, tot wijziging van artikel 9 van het koninklijk besluit van 6 maart 1990 op de geconsolideerde jaarrekening van de ondernemingen alsook van het Wetboek van vennootschappen, zoals vastgesteld bij de wet van 7 mei 1999 ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen, inzonderheid op artikel 11, 1° en 3°, vervangen bij de wet van 1 juli 1983, en op artikel 12, § 2, vervangen bij de wet van 1 juli 1983 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 januari 1986, 30 december 1991 en 27 april 1995;

Gelet op het wetboek van vennootschappen, zoals vastgesteld bij de wet van 7 mei 1999, inzonderheid op artikel 15, §§ 1 en 6, en op artikel 16, §§ 1 en 4;

Gelet op het koninklijk besluit van 6 maart 1990 op de geconsolideerde jaarrekening van de ondernemingen, inzonderheid op artikel 9, als gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 december 1991 en 27 april 1995;

Gelet op het advies van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen, gegeven op 15 november 1999;

Gelet op het advies van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, gegeven op 16 december 1999;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 14 december 1999;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 14 januari 2000;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de nieuwe criteria in werking moeten treden voor het opstellen van de jaarrekeningen die vanaf 31 december 1999 worden afgesloten, teneinde de Belgische ondernemingen toe te laten zo snel mogelijk van het minder strenge regime te genieten dat van toepassing is op ondernemingen met een beperkte omvang en om te vermijden dat zij een concurrentieel nadeel zouden lijden;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 20 januari 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Economie, van Onze Minister van Landbouw en Middenstand, van Onze Minister van Justitie, van Onze Minister van Financiën en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Afdeling I. - Inleidende bepaling

Artikel 1.Dit besluit houdt onder meer de omzetting naar Belgisch recht in van de bepalingen van de richtlijn 1999/60/EG van de Raad van de Europese Unie van 17 juni 1999 tot wijziging van de Richtlijn 78/660/EEG met betrekking tot in ecu uitgedrukte bedragen. Afdeling II. - Wijzigingen van de wet van 17 juli 1975 op de

boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen

Art. 2.In artikel 12, § 2, eerste lid van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen, als vervangen bij de wet van 1 juli 1983 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 januari 1986, 30 december 1991 en 27 april 1995, worden de woorden « 200 miljoen frank » vervangen door de woorden « 6.250.000 euro » en worden de woorden « 100 miljoen frank » door de woorden « 3.125.000 euro » vervangen. Afdeling III. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 6 maart

1990 op de geconsolideerde jaarrekening van de ondernemingen

Art. 3.In artikel 9 van het koninklijk besluit van 6 maart 1990 op de geconsolideerde jaarrekening van de ondernemingen, als gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 april 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, worden de woorden « 800 miljoen frank » vervangen door de woorden « 25 miljoen euro » en worden de woorden « 400 miljoen frank » vervangen door de woorden « 12,5 miljoen euro »;2° in § 1, tweede lid, wordt de datum van « 1 januari 1999 » vervangen door de datum van « 1 januari 2000.» Afdeling IV. - Wijzigingen van het wetboek van vennootschappen, zoals

vastgesteld bij de wet van 7 mei 1999

Art. 4.De in artikel 15, § 1, van het Wetboek van vennootschappen, zoals vastgesteld bij de wet van 7 mei 1999, worden de woorden « 200 miljoen frank » door de woorden « 6.250.000 euro » vervangen en worden de woorden « 100 miljoen frank » door de woorden « 3.125.000 euro » vervangen.

Art. 5.In artikel 16, § 1, van hetzelfde wetboek zoals vastgesteld bij de wet van 7 mei 1999, worden de woorden « 800 miljoen frank« door de woorden « 25 miljoen euro » vervangen, worden de woorden « 400 miljoen frank » door de woorden « 12,5 miljoen euro » vervangen en worden de woorden « 1 januari 1999 » door de woorden « 1 januari 2000 » vervangen. Afdeling V. - Inwerkingtreding en uitvoering

Art. 6.De in artikel 2 vastgestelde verhogingen zijn van toepassing op de vanaf 31 december 1999 afgesloten jaarrekeningen.

De regels die zijn opgenomen in artikel 11, § 2 van het koninklijk besluit van 12 september 1983 tot uitvoering van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen, zijn voor één keer niet van toepassing op de opstelling en openbaarmaking van de jaarrekeningen die de onderneming vanaf 31 december 1999 afsluit. Voor die afsluiting wordt enkel rekening gehouden met de in het eerste lid bedoelde verhoogde bedragen voor de jaaromzet en het balanstotaal van het betrokken boekjaar.

Art. 7.De in artikel 3 vastgestelde verhogingen zijn van toepassing op de geconsolideerde jaarrekeningen die betrekking hebben op de boekjaren die ingaan vanaf 1 januari 2000.

Art. 8.De in artikelen 4 en 5 vastgestelde verhogingen zijn van toepassing vanaf de datum vastgesteld krachtens artikel 25 van de wet van 7 mei 1999 houdende het wetboek van vennootschappen.

Art. 9.Onze Minister van Economie, Onze Minister van Landbouw en Middenstand, Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 februari 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, R. DEMOTTE De Minister van Landbouw en Middenstand, J. GABRIELS De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN De Minister van Financiën, D. REYNDERS

^