gepubliceerd op 28 december 2006
Programmawet (1)
27 DECEMBER 2006. - Programmawet (II) (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Algemene bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
TITEL II. - Justitie HOOFDSTUK I. - Bepalingen inzake gerechtskosten
Art. 2.De gerechtskosten omvatten de kosten veroorzaakt door : 1° elke strafrechtspleging in de fase van het opsporingsonderzoek, het gerechtelijk onderzoek, de uitspraak;2° elke rechtspleging waarin het parket ambtshalve optreedt;3° de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten;4° de wet van 1 juli 1964 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten;5° elke rechtspleging in het kader van de rechtsbijstand;6° artikel 508/10 van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd door de wet van 15 juni 2006 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot juridische bijstand.
Art. 3.De vorderende magistraat geeft opdracht aan de dienstverlenende persoon, legt de draagwijdte ervan vast en bepaalt de termijn waarbinnen zij moet worden voltooid.
Na uitvoering van de opdracht controleert de vorderende magistraat de kwaliteit van de verleende dienst en de gelijkvormigheid ervan met de tarifering en stelt de onkostenstaat vast.
Inzonderheid bij vertraging in de uitvoering van de opdracht door de dienstverlenende persoon, bij slechte uitvoering of bij overdreven facturering, welke de aard van de opdracht ook moge zijn, kan de magistraat de onkostenstaat verminderen bij een met redenen omklede beslissing.
Art. 4.§ 1. De onkostenstaten worden betaalbaar gesteld na taxatie.
Indien de minister of zijn afgevaardigde de vermindering van de onkostenstaat door de magistraat goedkeurt, geeft hij daarvan kennis aan de dienstverlenende persoon die het in § 2, tweede lid, bedoelde beroep kan instellen. § 2. Bij betwisting, door de minister van Justitie of zijn gemachtigde, van een vastgestelde maar nog niet betaalde onkostenstaat, geeft hij kennis van de weigering van de betaalbaarstelling aan de dienstverlenende persoon.
De zaak kan dan door de dienstverlenende persoon bij de Commissie voor de Gerechtskosten binnen een termijn van één maand na de kennisgeving bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs aanhangig worden gemaakt.
Bij betwisting, door de minister van Justitie of zijn gemachtigde, van een al vastgestelde en betaalde onkostenstaat, kan hij eveneens de zaak bij de Commissie voor de Gerechtskosten binnen een termijn van één maand na de ontvangst van het document bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs aanhangig maken.
Art. 5.§ 1. Een Commissie voor de Gerechtskosten wordt opgericht die kennis neemt van de beroepen ingesteld tegen de beslissingen van de taxerende magistraat en de minister van Justitie inzake het bedrag van de gerechtskosten.
De Commissie voor de gerechtskosten doet uitspraak als administratief rechtscollege. § 2. De Commissie voor de Gerechtskosten wordt samengesteld uit een magistraat van de zetel, effectief, emeritus of eremagistraat, een magistraat van het openbaar ministerie, effectief, emeritus of eremagistraat en een dienstverlenende persoon aangewezen als verslaggever.
Ieder lid heeft een of meerdere plaatsvervangers.
De magistraten-leden van de Commissie en hun plaatsvervangers worden voor twee jaar benoemd door de minister van Justitie. Hun mandaat kan hernieuwd worden.
De minister van Justitie wijst degene onder de magistraten aan die zal voorzitten.
De minister van Justitie maakt een lijst op van deskundigen die geschikt zijn om in de Commissie te zetelen. Hij verdeelt hen op twee manieren : enerzijds per specialisatie overeenkomstig de tariefschaal van de gerechtskosten in strafzaken en anderzijds per taal. De duur van het mandaat van deze personen is twee jaar. Het mandaat is hernieuwbaar. § 3. De procedure voor de Commissie voor de Gerechtskosten is schriftelijk.
Ze kan de partijen horen, hetzij ambtshalve, hetzij op hun verzoek.
Ze doet uitspraak binnen de maand na ontvangst van de ter post aangetekende brief; deze termijn wordt opgeschort gedurende de tijd die nodig is voor de bevolen onderzoeksdaden. Haar beraadslagingen zijn geheim.
Iedere beslissing wordt genomen bij volstrekte meerderheid van de stemmen. § 4. De minister van Justitie wijst de secretaris van de Commissie alsook de eventuele adjunct-secretarissen aan. De Federale Overheidsdienst Justitie neemt het secretariaat van de Commissie waar. § 5. De Commissie is zodanig samengesteld dat iedere zaak in de taal van de eisende partij kan worden onderzocht. § 6. De leden hebben recht op presentiegeld en reiskosten zoals door de Koning bepaald. § 7. De Koning bepaalt de nadere regels voor de werking van de Commissie.
Art. 6.De Koning neemt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, een algemeen reglement aan inzake de gerechtskosten in strafzaken houdende bepaling van een lijst van gerechtskosten, de tarifering en de betalings- en inningsprocedure ervan.
De besluiten die genomen worden in toepassing van het vorig lid worden bij wet bekrachtigd binnen twaalf maanden volgend op de datum van hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Art. 7.Opgeheven worden : 1° de wet van 1 juni 1849 op de herziening van de tarieven in strafzaken, gewijzigd bij de wetten van 15 mei 1912 en 16 juni 1919, bij de koninklijke besluiten van 8 maart 1936 en 30 november 1939, bij het besluit van de Regent van 26 juni 1947 en bij de wetten van 25 oktober 1950, 5 juli 1963 en 28 juli 1992;2° de wet van 16 juni 1919 waarbij aan de regering machtiging wordt verleend om aan de bepalingen, betreffende de gerechtskosten in strafzaken, in burgerlijke zaken en in handelszaken, wijzigingen toe te brengen. HOOFDSTUK II. - Wijziging van de wet van 1 juli 1964 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten
Art. 8.Artikel 14, tweede lid, van de wet van 1 juli 1964 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten, wordt aangevuld als volgt : « De geschikte instellingen die geïnterneerden opnemen, kunnen daarvoor een subsidie ten laste van het budget van de Staat krijgen.
De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de categorieën van geïnterneerden voor wie de instellingen recht op die subsidie hebben, evenals de regels voor de toekenning van die subsidie. ». HOOFDSTUK III. - Wijziging van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen
Art. 9.In artikel 31, 5°, van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen, ingevoegd bij de wet van 27 december 2004, worden de woorden "hun rechthebbenden, zoals opgesomd in artikel 42, § 5" vervangen door de woorden « hun verwanten tot de tweede graad of personen die in duurzaam gezinsverband met hen samenleefden ». HOOFDSTUK IV. - Wijziging van de wet van 26 maart 2003 houdende oprichting van een Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring en houdende bepalingen inzake het waardevast beheer van in beslag genomen goederen en de uitvoering van bepaalde vermogenssancties
Art. 10.In de wet van 26 maart 2003 houdende oprichting van een Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring en houdende bepalingen inzake het waardevast beheer van in beslag genomen goederen en de uitvoering van bepaalde vermogenssancties, wordt een artikel 17bis ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 17bis.§ 1. Aan het Centraal Orgaan worden twee leden van het openbaar ministerie toegevoegd, aan wie de titel van verbindingsmagistraat wordt verleend. De verbindingsmagistraten behoren elk tot een verschillende taalrol. Ze verlenen bijstand aan de directeur en de adjunct-directeur bij de uitoefening van hun opdrachten en staan in voor de contacten tussen het Centraal Orgaan enerzijds, en de parketten en onderzoeksrechters anderzijds. Ze zijn meer bepaald belast met de in artikel 15 bedoelde onderzoeken naar de gegoedheid van veroordeelde. § 2. De artikelen 17, § 4, eerste, derde en vierde lid, en § 5, 20, tweede lid, 21 en 22 zijn van toepassing op de verbindingsmagistraten. ». HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof
Art. 11.In artikel 17 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, worden de woorden « 1 januari 2007 » vervangen door de woorden « 1 januari 2010 ».
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 27 december 2006.
ALBERT Van Koningswege : Voor de Eerste Minister, afwezig : De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX Voor de Minister van Financiën, afwezig : De Minister van Middenstand en Landbouw, Mevr. S. LARUELLE Voor de Minister van Begroting, afwezig : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 51-2774 - 2006/2007 : Nr.1 : Wetsontwerp.
Nr. 2 : Amendementen.
Nr. 3 : Tekst aangenomen door de commissies.
Nr. 4 : Verslag.
Nr. 5 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.
Integraal verslag : 19 en 20 december 2006.
Stukken van de Senaat : 3-1987 - 2006/2007 : Nr. 1 : Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Nr. 2. : Amendementen.
Nrs. 3 en 4. Verslagen.
Nr. 5. Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd.
Handelingen van de Senaat : 23 december 2006.