gepubliceerd op 11 april 2014
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 20 februari 2014 in zake het openbaar ministerie tegen U.K. en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 3 maart 2014, hee « Schenden artikel 2bis van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering en artikel 2, (...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij arrest van 20 februari 2014 in zake het openbaar ministerie tegen U.K. en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 3 maart 2014, heeft het Hof van Beroep te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden artikel 2bis van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering en artikel 2, 1°, van de
programmawet van 27 december 2006Relevante gevonden documenten
type
programmawet
prom.
27/12/2006
pub.
28/12/2006
numac
2006021362
bron
federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister
Programmawet (1)
type
programmawet
prom.
27/12/2006
pub.
28/12/2006
numac
2006021364
bron
federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister
Programmawet (1)
sluiten, in die zin geïnterpreteerd, voor het eerste artikel, dat het de hoven en rechtbanken ertoe verplicht een lasthebber ad hoc aan te wijzen zodra er een belangenconflict bestaat en, voor het tweede artikel, dat de erelonen van die lasthebber ad hoc, meestal een advocaat, moeten worden aangemerkt als verweerkosten die niet kunnen worden opgenomen in de gerechtskosten in strafzaken, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6.3, onder c), van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, aangezien, in het geval waarin de vervolgde rechtspersoon financieel in gebreke blijft, de lasthebber ad hoc die door de hoven en rechtbanken is aangewezen om de strafrechtelijke verdediging van die persoon te verzekeren, geen tegemoetkoming ten laste van de Staat zal kunnen verkrijgen, terwijl de erelonen van de andere gerechtelijke lasthebbers in de regel ten laste worden genomen door de Staat of terwijl de wetgever een aanvullend systeem heeft ingevoerd om het hoofd te bieden aan de insolvabiliteit van de beschermde persoon, waardoor aldus een billijke en adequate vergoeding van de door de gerechtelijke lasthebber verrichte prestaties wordt verzekerd ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 5869 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux