Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 21 maart 2014
gepubliceerd op 27 maart 2014

Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 4 en 20 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2014003091
pub.
27/03/2014
prom.
21/03/2014
ELI
eli/besluit/2014/03/21/2014003091/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 MAART 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 4 en 20 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Op grond van de artikelen 98 en 99 van de Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijk stelsel van de belasting over de toegevoegde waarde hebben de lidstaten de mogelijkheid om één of twee verlaagde btw-tarieven toe te passen, die niet lager mogen zijn dan 5 pct., voor de goederen en diensten die opgenomen zijn in de bijlage III van de Richtlijn 2006/112/EG. Deze richtlijn werd laatst gewijzigd door de Richtlijn 2009/47/EG van 5 mei 2009 wat de verlaagde btw-tarieven betreft.

Niettegenstaande de levering van elektriciteit niet is opgenomen in voornoemde bijlage III hebben de lidstaten op grond van artikel 102 van de Richtlijn 2006/112/EG evenwel de mogelijkheid om een verlaagd btw-tarief toe te passen op de levering van aardgas, elektriciteit of stadsverwarming, mits raadpleging van het btw-comité.

Teneinde het concurrentievermogen en de werkgelegenheid te bevorderen, wordt vanaf 1 april 2014 een artikel 1bis ingevoegd in het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven, waarbij onder bepaalde voorwaarden de levering van elektriciteit wordt onderworpen aan het verlaagd btw-tarief van 6 pct.

Overeenkomstig artikel 102 van de Richtlijn 2006/112/EG werd het btw-comité geraadpleegd met betrekking tot de invoering van het verlaagd btw-tarief van 6 pct. op bepaalde leveringen van elektriciteit.

Deze raadplegingsprocedure werd opgestart bij brief van 30 januari 2014 van de Permanente Vertegenwoordiging van België bij de Europese Unie aan de Europese Commissie waarin alle nodige elementen voor de beoordeling van de beoogde maatregelen door het btw-comié worden meegedeeld. Op 31 januari 2014 heeft de Commissie een officiële ontvangstmelding verstuurd van bovenvermeld schrijven. Er werd bijgevolg voldaan aan de voorwaarden van voornoemd artikel 102.

Het verlaagd btw-tarief van 6 pct. is van toepassing op de levering van elektriciteit aan huishoudelijke afnemers als bedoeld in artikel 2, 16° bis, van de wet van 29 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011160 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt sluiten betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, met name een afnemer die elektriciteit koopt voor zijn eigen huishoudelijk gebruik met uitsluiting van commerciële of professionele activiteiten. In de praktijk betekent dit dat de residentiële contracten in aanmerking komen voor de toepassing van het verlaagd btw-tarief van 6 pct., terwijl de professionele contracten onderworpen blijven aan het normaal tarief van 21 pct.

Het verlaagd btw-tarief van 6 pct. is van toepassing op alle componenten van de elektriciteitsfactuur die zijn onderworpen aan btw.

Voor de voorschotten die worden aangerekend tot uiterlijk 31 maart 2014, is het toe te passen btw-tarief het tarief dat van kracht is op het tijdstip van de facturering van deze voorschotten, zelfs als deze geheel of gedeeltelijk betrekking hebben op de levering van elektriciteit vanaf 1 april 2014.

Voor de definitieve heffing van de btw op de eindafrekening die betrekking heeft op de periode die aanvangt vóór en eindigt na het tijdstip van de tariefwijziging op 1 april 2014, wordt de maatstaf van heffing met betrekking tot het volledige verbruik tijdens die periode per onderscheiden btw-tarief omgeslagen en dit rekening houdend met het verbruik vóór en na het tijdstip van de tariefwijziging.

De berekening van het verbruik wordt uitgevoerd aan de hand van het in de elektriciteitsmarkt vastgelegde verbruiksprofiel (SLP of synthetisch lastprofiel) dat per kwartier of per uur van een volledig jaar het relatieve gebruik weergeeft van een bepaald type van klanten.

Onderhavig ontwerp van koninklijk besluit breidt anderzijds het voordeel van de maandelijkse teruggaaf van het btw-belastingtegoed uit tot de belastingplichtigen waarvan de economische activiteit bestaat uit de levering van elektriciteit waarvoor het verlaagd btw-tarief van toepassing is onder de voorwaarden van artikel 1bis van het koninklijk besluit nr. 20. Deze belastingplichtigen dragen meestal een voorbelasting tegen het btw-tarief van 21 pct. zodat zij geregeld een btw-belastingtegoed zullen hebben.

Artikel 1, a), van dit ontwerp vult om die reden artikel 81, § 2, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 4 van 29 december 1969 met betrekking tot de teruggaven inzake belasting over de toegevoegde waarde, aan met een nieuwe bepaling. Artikel 1, b) en c), betreffen technische wijzigingen die het gevolg zijn van de invoering van deze bepaling.

Artikel 2 van het ontwerp voert de maatregel met betrekking tot het verlaagd btw-tarief van 6 pct. onder bepaalde voorwaarden in voor de levering van elektriciteit.

Artikel 3 van het ontwerp bepaalt dat de in artikel 2 bedoelde maatregel aan een evaluatie zal worden onderworpen.

Artikel 4 legt de inwerkingtreding van deze bepalingen vast op 1 april 2014.

Er werd rekening gehouden met het advies van de Raad van State nr. 55.214/3 van 27 februari 2014.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, K. GEENS

ADVIES 55.214/3 VAN 27 FEBRUARI 2014 VAN DE RAAD VAN STATE, AFDELING WETGEVING, OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT `TOT WIJZIGING VAN DE KONINKLIJKE BESLUITEN NRS. 4 EN 20 MET BETREKKING TOT DE BELASTING OVER DE TOEGEVOEGDE WAARDE' Op 29 januari 2014 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Financiën verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 4 en 20 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde'.

Het ontwerp is door de derde kamer onderzocht op 18 februari 2014.

De kamer was samengesteld uit Jo Baert, kamervoorzitter, Jan Smets en Kaat Leus, staatsraden, Jan Velaers en Lieven Denys, assessoren, en Marleen Verschraeghen, toegevoegd griffier.

Het verslag is uitgebracht door Dries Van Eeckhoutte, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Kaat Leus, staatsraad.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 27 februari 2014. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. Strekking en rechtsgrond van het ontwerp 2.1. Het om advies voorgelegde ontwerpbesluit strekt ertoe met ingang van 1 april 2014 een artikel 1bis in te voegen in het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 `tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven', waarbij onder bepaalde voorwaarden een verlaagd btw-tarief van zes procent wordt ingevoerd voor de levering van elektriciteit aan huishoudelijke afnemers als bedoeld in artikel 2, 16° bis, van de wet van 29 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011160 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt sluiten `betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt' (artikel 2 van het ontwerp). De nieuwe maatregel zal aan een evaluatie worden onderworpen (artikel 3). 2.2. Daarnaast strekt het ontwerp er nog toe om het voordeel van de maandelijkse teruggave van het btw-belastingtegoed uit te breiden tot de belastingplichtigen waarvan de economische activiteit bestaat uit de levering van elektriciteit waarvoor het verlaagd btw-tarief van toepassing is onder de voorwaarden van artikel 1bis van het koninklijk besluit nr. 20. Daartoe wordt, naast nog een aantal technische wijzigingen, artikel 8, § 2, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 4 van 29 december 1969 `met betrekking tot de teruggaven inzake belasting over de toegevoegde waarde' aangevuld met een nieuwe bepaling (artikel 1 van het ontwerp). 3. De rechtsgrond voor het ontworpen besluit wordt geboden door artikel 37, § 1, eerste lid, van het Wetboek van de Belasting over de Toegevoegde Waarde (hierna : Btw-wetboek).Er dient aan te worden herinnerd dat krachtens artikel 37, § 2, van het Btw-wetboek de Koning onverwijld ("onmiddellijk indien ze in zitting zijn, zoniet bij de opening van de eerstvolgende zitting") een ontwerp van wet tot bekrachtiging van het te nemen besluit bij de Wetgevende Kamers dient in te dienen.

Vormvereisten 4. In het vijfde lid van de aanhef wordt melding gemaakt van de "akkoordbevinding van de Minister van Begroting", terwijl die minister bij brief van 8 januari 2014 aan de Minister van Financiën heeft laten weten dat hij slechts zijn akkoord kan verlenen met het ontwerp "voor wat betreft de wijziging van het koninklijk besluit nr.20 met betrekking tot de verlaging van het btw-tarief voor de levering van elektriciteit aan huishoudelijke afnemers". In diezelfde brief verduidelijkt de Minister van Begroting dat hij zijn akkoord "niet [kan] verlenen voor wat betreft de wijziging van het koninklijk besluit nr. 4, gelet op de bijkomende kostprijs van deze maatregel.

Deze kostprijs is niet opgenomen in het akkoord inzake de competitiviteit".

Uit artikel 8 van het koninklijk besluit van 16 november 1994 `betreffende de administratieve en begrotingscontrole' blijkt dat het in laatste instantie aan de Ministerraad toekomt zich uit te spreken over de budgettaire implicaties van een ter goedkeuring voorgelegde regeling. Indien de minister bevoegd voor de Begroting zijn begrotingsakkoord niet verleent, verhindert dit de Ministerraad niet die regeling alsnog aan te nemen.

Uit de notificatie van de Ministerraad van 24 januari 2014 kan echter niet worden afgeleid dat de Ministerraad zich in de plaats van de Minister van Begroting, heeft uitgesproken over de budgettaire akkoordbevinding. Dit blijkt evenmin uit de door de gemachtigde bezorgde nota aan de Ministerraad, die er verkeerdelijk lijkt vanuit te gaan dat de Minister van Begroting - zonder meer - zijn akkoord zou hebben verleend.

De Ministerraad zal derhalve nog uitdrukkelijk moeten beslissen of voorbijgegaan wordt aan de weigering van de akkoordbevinding van de Minister van Begroting. Indien de Ministerraad een beslissing in die zin neemt, zal daarvan in de aanhef melding dienen te worden gemaakt.

Immers, in dit geval heeft de Minister van Begroting zijn akkoord gedeeltelijk geweigerd zodat in de aanhef niet zonder meer gewag kan worden gemaakt van een "akkoordbevinding" van de minister. Het betrokken lid van de aanhef dient dan ook te worden vervangen door volgende vermeldingen : "Gelet op het gedeeltelijke akkoord en de gedeeltelijke weigering van akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 8 januari 2014;

Gelet op het besluit van de Ministerraad van 14 maart 2014 om voorbij te gaan aan de gedeeltelijke weigering van akkoordbevinding van de Minister van Begroting;" (1). 5. Zoals er in het verslag aan de Koning op wordt gewezen, kunnen de lidstaten overeenkomstig artikel 102 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 `betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde' (2) een verlaagd btw-tarief toepassen op de levering van aardgas, elektriciteit of stadsverwarming na raadpleging van het raadgevend Comité voor de Belasting op de toegevoegde waarde (hierna : Btw-comité). Uit de door de gemachtigde voorgelegde stukken blijkt weliswaar dat bij brieven van 23 december 2013 en 29 januari 2014 aan de Belgische Permanente Vertegenwoordiging de instructie werd gegeven om documenten te bezorgen aan de Europese Commissie, die het voorzitterschap van het Btw-comité waarneemt, maar niet dat deze ook al daadwerkelijk door het Btw-comité werden onderzocht (zie ook artikel 398 van richtlijn 2006/112/EG) (3). Het thans voorliggende ontwerp kan pas worden aangenomen nadat het ook daadwerkelijk door het Btw-comité werd onderzocht. Van het vervullen van deze voorafgaande vormvereiste dient vervolgens melding te worden gemaakt in de aanhef van het ontwerp.

Onderzoek van de tekst Aanhef 6. Gelet op de wijziging van artikel 84, § 1, eerste lid, van de wetten op de Raad van State bij de wet van 20 januari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/01/2014 pub. 03/02/2014 numac 2014000082 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende hervorming van de bevoegdheid, de procedureregeling en de organisatie van de Raad van State sluiten `houdende hervorming van de bevoegdheid, de procedureregeling en de organisatie van de Raad van State', moet in het zesde lid van de aanhef worden verwezen naar 2° van die bepaling in plaats van naar 1° ervan. Artikel 2 7. De in het verslag aan de Koning aangegeven berekeningsmethode voor het omslaan van het verbruik over het voor en vanaf 1 april 2014 geldende btw-tarief dient in de tekst zelf van het ontwerp te worden opgenomen. (1) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, Raad van State, 2008, te raadplegen op de internetsite van de Raad van State (www.raadvst-consetat.be), F 3-4-7. (2) Pb.L. 11 december 2006, afl. 347/1. (3) Dit blijkt evenmin uit de publiek gemaakte documenten van het Btw-comité, zie http://ec.europa.eu/taxation_customs/taxation/vat/ key_documents/vat_committee/index_en.htm.

De griffier, M. Verschraeghen.

De voorzitter, J. Baert.

21 MAART 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 4 en 20 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde (1) FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, artikel 37, vervangen bij de wet van 28 december 1992, en artikel 76, § 1, eerste lid, vervangen bij de wet van 26 november 2009;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 4 van 29 december 1969 met betrekking tot de teruggaven inzake belasting over de toegevoegde waarde;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 23 december 2013;

Gelet op het gedeeltelijke akkoord en de gedeeltelijke weigering van akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 8 januari 2014;

Gelet op het besluit van de Ministerraad van 14 maart 2014 om voorbij te gaan aan de gedeeltelijke weigering van akkoordbevinding van de Minister van Begroting;

Gelet op advies nr. 55.214/3 van de Raad van State, gegeven op 27 februari 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op het officiële verzoek van het Koninkrijk België van 30 januari 2014 om de maatregel tot toepassing van het verlaagd tarief van 6 pct. op bepaalde leveringen van elektriciteit op grond van artikel 102 van Richtlijn 2006/112/EG aan raadpleging van het btw-comité te onderwerpen;

Gezien de impactanalyse van de regelgeving, uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Op de voordracht van de Minister van Financiën en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 81 van het koninklijk besluit nr. 4 van 29 december 1969 met betrekking tot de teruggaven inzake belasting over de toegevoegde waarde, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 april 1993Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 14/04/1993 pub. 05/10/2015 numac 2015000536 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit nr. 45 met betrekking tot de vrijstelling op het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde ten aanzien van de kans- en geldspelen. - Duitse vertaling type koninklijk besluit prom. 14/04/1993 pub. 30/09/2014 numac 2014000673 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit nr. 51 met betrekking tot de vereenvoudigingsregeling voor intracommunautaire verwervingen van accijnsproducten op het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten en laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 augustus 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) paragraaf 2, eerste lid, wordt aangevuld met de bepaling onder 4°, luidende : "4° in afwijking van de bepalingen onder 1° tot en met 3°, het bedrag verschuldigd door de Staat na het indienen van de in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek bedoelde maandaangifte wanneer het 245 euro bereikt en wanneer de economische activiteit van deze belastingplichtige bestaat uit de levering van elektriciteit waarvoor het verlaagd btw-tarief van toepassing is overeenkomstig artikel 1bis van het koninklijk besluit nr.20 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven."; b) in paragraaf 3, derde lid, worden de woorden "in artikel 81, § 2, eerste lid, 3°, hierboven" vervangen door de woorden "in paragraaf 2, eerste lid, 3° en 4° ";c) in paragraaf 5, eerste lid, worden de woorden "in § 2, eerste lid, 3° " vervangen door de woorden "in paragraaf 2, eerste lid, 3° en 4° ".

Art. 2.Artikel 1bis van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven, opgeheven bij de programmawet van 4 juli 2011Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 04/07/2011 pub. 19/07/2011 numac 2011203554 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet (1) type programmawet prom. 04/07/2011 pub. 19/07/2011 numac 2011203555 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet (1) sluiten, wordt hersteld als volgt : "

Art. 1bis.§ 1. In afwijking van artikel 1 wordt vanaf 1 april 2014 onderworpen aan het verlaagd tarief van zes percent, de levering van elektriciteit aan huishoudelijke afnemers als bedoeld in artikel 2, 16° bis, van de wet van 29 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011160 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt sluiten betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt. § 2. Onverminderd het tweede lid is het toe te passen btw-tarief voor de voorschotten aangerekend tot uiterlijk 31 maart 2014, het tarief dat van kracht is op het tijdstip van de facturering van deze voorschotten, zelfs als deze geheel of gedeeltelijk betrekking hebben op de levering van elektriciteit vanaf 1 april 2014.

Voor de definitieve heffing van de btw op de eindafrekening die betrekking heeft op de periode die aanvangt vóór en eindigt na het tijdstip van de tariefwijziging op 1 april 2014, wordt de maatstaf van heffing met betrekking tot het volledige verbruik tijdens die periode per onderscheiden btw-tarief omgeslagen en dit rekening houdend met het verbruik vóór en na het tijdstip van de tariefwijziging.

De berekening van het verbruik met het oog op de in het tweede lid bedoelde omslag per btw-tarief, wordt uitgevoerd aan de hand van het in de elektriciteitsmarkt vastgelegde verbruiksprofiel (SLP of synthetisch lastprofiel) dat per kwartier of per uur van een volledig jaar het relatieve gebruik weergeeft van een bepaald type van klanten.".

Art. 3.De Ministerraad evalueert de impact van artikel 2 van dit besluit vanuit het perspectief van duurzame ontwikkeling (economisch, sociaal, leefmilieu) evenals vanuit budgettair perspectief, tegen ten laatste 1 september 2015, op basis van een rapport van de expertengroep "Concurrentievermogen en Werkgelegenheid" (EGCW).

Art. 4.Dit besluit treedt in werking op 1 april 2014.

Art. 5.De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 21 maart 2014.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, K. GEENS _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 3 juli 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1969 pub. 02/05/2013 numac 2013000278 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde sluiten, Belgisch Staatsblad van 17 juli 1969. Wet van 28 december 1992, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, 1e editie;

Programmawet van 27 december 2006Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021362 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet (1) type programmawet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021364 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet (1) sluiten, Belgisch Staatsblad van 28 december 2006, 3e editie.

Wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging, Belgisch Staatsblad van 31 december 2013, 1e editie.

Koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970, Belgisch Staatsblad van 31 juli 1970.

Koninklijk besluit van 30 september 1992, Belgisch Staatsblad van 16 oktober 1992.

Koninklijk besluit van 10 februari 2009Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/02/2009 pub. 13/02/2009 numac 2009003065 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 4 van 29 december 1969 met betrekking tot de teruggaven inzake belasting over de toegevoegde waarde type koninklijk besluit prom. 10/02/2009 pub. 13/02/2009 numac 2009003066 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven sluiten, Belgisch Staatsblad van 13 februari 2009, 2e editie.

Koninklijk besluit van 2 juni 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 02/06/2010 pub. 22/06/2010 numac 2010003369 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole Koninklijk besluit houdende gedeeltelijke verdeling, betreffende schadevergoedingen en gerechtskosten van het tweede kwartaal van 2010, van het provisioneel krediet ingeschreven in het programma 03-41-1 van de wet houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2010 en bestemd tot het dekken van allerhande uitgaven voortvloeiend uit de loopbaanhervorming, de financiering van het Belgisch aandeel in de nieuwe NAVO-zetel, de uitvoering van het plan inzake startbanen bij de FOD's en het BIRB, de wijziging van het indexcijfer van de consumptieprijzen, en andere diverse sluiten, Belgisch Staatsblad van 7 juni 2010, 1e editie.

Koninklijk besluit van 30 april 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/04/2013 pub. 08/05/2013 numac 2013003086 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 1, 2, 3, 4, 7, 10, 13, 14, 18, 19, 20, 22, 23, 24, 31, 39, 46, 48, 51, 53, 54 en 56 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde sluiten, Belgisch Staatsblad van 8 mei 2013.

Gecoördineerde wetten op de Raad van State, koninklijk besluit van 12 januari 1973, Belgisch Staatsblad van 21 maart 1973.

^