gepubliceerd op 10 februari 2016
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 10 december 2015 in zake het openbaar ministerie tegen de bvba « L.C.D.S. », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 23 december 2 « Schenden artikel 2bis van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering en artikel 2, (...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij arrest van 10 december 2015 in zake het openbaar ministerie tegen de bvba « L.C.D.S. », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 23 december 2015, heeft het Hof van Beroep te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden artikel 2bis van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering en artikel 2, 1°, van de
programmawet van 27 december 2006Relevante gevonden documenten
type
programmawet
prom.
27/12/2006
pub.
28/12/2006
numac
2006021362
bron
federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister
Programmawet (1)
type
programmawet
prom.
27/12/2006
pub.
28/12/2006
numac
2006021364
bron
federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister
Programmawet (1)
sluiten, in die zin geïnterpreteerd, voor het eerste artikel, dat het de hoven en rechtbanken ertoe verplicht een lasthebber ad hoc aan te wijzen zodra er een belangenconflict bestaat en, voor het tweede artikel, dat de erelonen van die lasthebber ad hoc, meestal een advocaat, moeten worden aangemerkt als verweerkosten die niet kunnen worden opgenomen in de gerechtskosten in strafzaken, de artikelen 10, 11 en 23 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6.3, onder c), van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, aangezien, in het geval waarin de vertegenwoordigde rechtspersoon wegens zijn faillissement of zijn insolvabiliteit in gebreke blijft, de aangewezen advocaat, tenzij hij het verleende mandaat stelselmatig weigert, het risico loopt geen billijke vergoeding van zijn prestaties te verkrijgen, terwijl hij, in alle gevallen waarin een advocaat door een rechter wordt aangewezen, in beginsel het recht heeft een vergoeding van zijn prestaties te eisen ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 6318 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux