gepubliceerd op 28 juli 2001
Programmawet voor het begrotingsjaar 2001
19 JULI 2001. - Programmawet voor het begrotingsjaar 2001 (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Algemene bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
TITEL II. - Sociale zaken en pensioenen HOOFDSTUK I. - Responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid
Art. 2.Artikel 5, § 2, van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 57 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, wordt aangevuld als volgt : « De Koning stelt de datum van inwerkingtreding van het 7° en 8° van deze paragraaf vast. »
Art. 3.Artikel 11, § 2, tweede lid, van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt : « In de beheersbegroting wordt een onderscheid gemaakt tussen de personeelsuitgaven, de werkingsuitgaven en de investeringsuitgaven. »
Art. 4.In artikel 14, § 2, van hetzelfde besluit, worden de woorden « variabele werkingsuitgaven met betrekking tot goederen en diensten of voor investeringsuitgaven » vervangen door de woorden « investeringsuitgaven of voor werkingsuitgaven met betrekking tot het programma van de investeringen ». HOOFDSTUK II. - Aanpassing van het indexeringsmechanisme voor sommige sociale uitkeringen
Art. 5.In artikel 6 van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld, vervangen door de programmawet van 2 januari 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste lid, wordt het 3° aangevuld met de woorden « met uitzondering van de uitgaven die tijdens de maand die voorafgaat aan de maand waarop ze betrekking hebben of die op de eerste werkdag van de betrokken maand worden betaald, waarvoor de verhoging of de verlaging wordt toegepast vanaf de tweede maand volgend op de maand waarvoor het indexcijfer het cijfer bereikt dat een wijziging rechtvaardigt »;b) het tweede lid wordt opgeheven.
Art. 6.In artikel 6 van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven van de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, gewijzigd bij de programmawet van 2 januari 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) het eerste lid, 3°, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 3° in de andere gevallen, vanaf de eerste maand die volgt op de maand waarvan het indexcijfer het cijfer bereikt dat een wijziging rechtvaardigt.Voor de wedden en lonen bedoeld in artikel 1, § 1, a), 1), voor de pensioenen, tegemoetkomingen en renten bedoeld in artikel 1, § 1, a), 2) tot en met 4) in de mate dat deze tijdens de maand die voorafgaat aan de maand waarop ze betrekking hebben of op de eerste werkdag van de betrokken maand worden betaald, alsook voor de toelagen, tegemoetkomingen en vergoedingen bedoeld in artikel 1, § 1, a), 5) en 6), wordt de verhoging of de vermindering slechts toegepast vanaf de tweede maand volgend op de maand waarvan het indexcijfer het cijfer bereikt dat een wijziging rechtvaardigt. »; b) het tweede lid wordt opgeheven. HOOFDSTUK III. - Wijziging van de wet van 26 juli 1960 tot herinrichting van de instellingen voor kinderbijslag
Art. 7.In artikel 7 van de wet van 26 juli 1960 tot herinrichting van de instellingen voor kinderbijslag, vervangen bij artikel 1 van het koninklijk besluit van 28 november 1978, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in 5° worden de woorden « De Socialistische Vooruitziende Vrouwen » vervangen door de woorden « Femmes prévoyantes socialistes »;b) in 9° worden de woorden « Centrum voor Sociale Actie » vervangen door de woorden « Socialistische Vooruitziende Vrouwen ». HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders
Art. 8.In artikel 66 van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid, vervangen door het koninklijk besluit nr.122 van 30 december 1982, wordt vervangen als volgt : « De voorrangsgerechtigde rechthebbende bij toepassing van artikel 64 kan, indien hij van oordeel is dat hetin het belang van het kind is, ermee instemmen dat een rechthebbende die overeenkomstig voormeld artikel de voorrang niet heeft, de voorrang verkrijgt voor een bepaalde of een onbepaalde duur. De voorrang kan afgestaan worden aan een rechthebbende die deel uitmaakt van het gezin van het kind, op voorwaarde dat het gaat om een vader, een moeder, een stiefvader, een stiefmoeder of een persoon waarmee een vader of een moeder een feitelijk gezin vormt in de zin van artikel 56bis, § 2. Indien deze rechthebbenden, waaronder zich eventueel de voorrangsgerechtigde rechthebbende bij toepassing van artikel 64 bevindt, geen deel uitmaken van het gezin van het kind, kan de voorrang worden afgestaan aan een andere rechthebbende die deel uitmaakt van dit gezin.
Herroeping is alleen mogelijk in het belang van het kind. »; 2° het tweede lid, vervangen bij het koninklijk besluit nr 122 van 30 december 1982 en gewijzigd bij de wet van 22 december 1989, wordt vervangen als volgt : « De in het eerste lid bedoelde wijziging van voorrang heeft uitwerking overeenkomstig artikel 64, § 3.De wijziging van voorrang heeft evenwel op het verzoek van de voorrangsgerechtigde rechthebbende bij toepassing van artikel 64 uitwerking op een vroegere datum dan de datum bepaald overeenkomstig artikel 64, § 3, op voorwaarde dat de wijziging van voorrang een hoger bedrag aan kinderbijslag tot gevolg heeft. »
Art. 9.In artikel 102, § 1, van dezelfde wetten, opnieuw opgenomen bij koninklijk besluit van 10 december 1996 en gewijzigd bij de wet van 4 mei 1999, worden het derde en het vierde lid opgeheven. HOOFDSTUK V. - Wijzigingen van de arbeidsongevallenwet
Art. 10.Artikel 49, achtste lid, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, ingevoegd bij koninklijk besluit van 6 december 1978 en gewijzigd bij de wet van 30 december 1992, wordt vervangen als volgt : « De werkgever behoudt echter de mogelijkheid om het personeel van verschillende exploitatiezetels en om al het huispersoneel in zijn dienst te verzekeren bij afzonderlijke verzekeraars. »
Art. 11.Artikel 59quater, tweede lid, van dezelfde wet, vervangen bij het koninklijk besluit nr 530 van 31 maart 1987, wordt vervangen als volgt : « De schuldenaar die de bedragen, bedoeld in het eerste lid, niet binnen de door de Koning vastgestelde termijnen stort, is aan het Fonds voor arbeidsongevallen een opslag en een verwijlinterest verschuldigd. De Koning bepaalt het bedrag, de toepassingsvoorwaarden, de inning en de invordering van deze opslag en van deze verwijlinteresten. » HOOFDSTUK VI. - Wijzigingen van de wet van 29 juni 1981 houdende algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers
Art. 12.§ 1. Artikel 38, § 3bis, tiende lid, van de wet van 29 juni 1981 houdende algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, ingevoegd bij koninklijk besluit nr 474 van 28 oktober 1986, wordt vervangen door het volgende lid : « De opbrengst van de loonmatigingsbijdrage met betrekking tot de in het koninklijk besluit nr 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen bedoelde gesubsidieerde contractuelen die verschuldigd is aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten door de aangesloten besturen, wordt toegevoegd aan de opbrengst van de werkgeversbijdrage voor de gezinsbijslag, bedoeld in artikel 3, 3°, van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen. De totale opbrengst is bestemd voor de financiering van de gezinsbijslag, die moet betaald worden door deze Rijksdienst. » § 2. In artikel 38, § 3bis, van dezelfde wet wordt het elfde lid opgeheven. HOOFDSTUK VII. - Kruispuntbank
Art. 13.In hoofdstuk II van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid wordt een afdeling 4 ingevoegd, luidende : « Afdeling 4. - De uitvoering van andere opdrachten
Art. 8bis.- De Kruispuntbank kan opdrachten uitvoeren op het vlak van infeiligheid, die haar worden toevertrouwd door de federale overheidsdienst informatie- en communicatie-technologie. »
Art. 14.In artikel 35 van dezelfde wet, wordt een 1°bis ingevoegd, luidende : « 1°bis een eventuele jaarlijkse dotatie ingeschreven in de begroting van de federale overheidsdienst informatie- en communicatietechnologie, die de kosten dekt die de Kruispuntbank maakt voor de uitvoering van de opdrachten bedoeld in artikel 8bis; ». HOOFDSTUK VIII. - Wijzigingen van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen
Art. 15.In artikel 59 van gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gewijzigd bij de wetten van 12 augustus 2000 en 2 januari 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : A. Het tweede lid wordt vervangen door de volgende leden : « Aan het gedeelte dat betrekking heeft op de niet in een ziekenhuis opgenomen rechthebbenden, wordt in 2001, na rekening te hebben gehouden met het ingaan van de besparingen op 1 mei 2000, de helft van de bedragen toegevoegd die overeenkomen met de algebraïsche verschillen tussen de globale budgetten van de financiële middelen en de door de verzekeringsinstellingen geboekte uitgaven voor de desbetreffende verstrekkingen, vastgesteld in de jaren 1999 en 2000, de andere helft wordt toegevoegd in 2002. Vanaf 1 januari 2002 wordt aan de opgesplitste budgetten het bedrag toegevoegd dat overeenkomt met het algebraïsch verschil tussen het globaal budget van de financiële middelen en de door de verzekeringsinstellingen geboekte uitgaven voor de desbetreffende verstrekkingen, vastgesteld in het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarvoor het globaal budget wordt vastgelegd.
Aan het gedeelte dat betrekking heeft op de in een ziekenhuis opgenomen rechthebbenden, wordt vanaf 2002 het bedrag toegevoegd dat overeenkomt met het algebraïsch verschil tussen het globaal budget van de financiële middelen en de door de verzekeringsinstellingen geboekte uitgaven voor de desbetreffende verstrekkingen, vastgelegd in het jaar dat voorafgaat aanhet jaar waarvoor het globaal budget wordt vastgelegd. In 2002 wordt daarenboven het gelijkaardig verschil toegevoegd dat betrekking heeft op de jaren 1999 en 2000. » B. In het vierde lid, tussen de woorden « na advies » en de woorden « van de nationale » de woorden « na advies binnen de tien werkdagen » invoegen.
Art. 16.Artikel 69, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 20 december 1995, wordt aangevuld als volgt : « Met betrekking tot de toepassing van de bepalingen van artikel 59 worden, voor wat betreft de verstrekkingen inzake medische beeldvorming, aan de opgesplitste budgetten in 2001 de bedragen toegevoegd die overeenkomen met de opgesplitste algebraïsche verschillen tussen de globale budgetten van de financiële middelen en de door de verzekeringsinstellingen geboekte uitgaven voor de desbetreffende verstrekkingen, vastgesteld in de jaren 1999 en 2000.
Vanaf 1 januari 2002 wordt aan de opgesplitste budgetten het bedrag toegevoegd dat overeenkomt met het opgesplitst algebraïsch verschil tussen het globaal budget van de financiële middelen en de door de verzekeringsinstellingen geboekte uitgaven voor de desbetreffende verstrekkingen, vastgesteld in het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarvoor het globaal budget wordt vastgelegd. » TITEL III. - Tewerkstelling en arbeid HOOFDSTUK I. - Wijzigingen betreffende het Participatiefonds
Art. 17.Artikel 74, § 1, 3°, van de wet van 28 juli 1992 houdende fiscale en financiële bepalingen, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 februari 1997, wordt vervangen als volgt : « 3° een achtergestelde lening, startlening genaamd, toe te kennen aan de niet-werkende werkzoekende die zich wil vestigen als zelfstandige of een onderneming wenst op te richten en bij te dragen tot de financieringvan zijn opleiding en de begeleiding in het beheer van zijn onderneming ».
Art. 18.In artikel 2, § 3,1., van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, worden de woorden « het Participatiefonds » na de woorden « de Nationale Delcrederedienst » toegevoegd. HOOFDSTUK II. - Educatief verlof
Art. 19.Artikel 121, § 2, derde lid van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 maart 1995, wordt aangevuld als volgt : « Dit bedrag wordt door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening gebruikt voor de vereffening van de schuldvorderingen van de werkgevers met betrekking tot het betaald educatief verlof, met toepassing van artikel 7, § 1, derde lid, h), van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. »
Art. 20.In artikel 123, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 mei 1995, worden de woorden « aan het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid » vervangen door de woorden « aan de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening ».
Art. 21.Rubriek 23-2 van de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen wordt opgeheven.
Art. 22.In artikel 7, § 1, derde lid, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders wordt een littera h), opgeheven bij de wet van 16 april 1963, hersteld in volgende lezing : « h) de terugbetaling verzekeren van de lonen en de sociale bijdragen met betrekking tot het betaald educatief verlof, op grond van de verzamelstaten die door de werkgevers werden ingediend bij het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid overeenkomstig artikel 120 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, na vaststelling door dit ministerie van de conformiteit van de vraag om terugbetaling met de wettelijke en reglementaire bepalingen. »
Art. 23.Dit hoofdstuk heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001, met uitzondering van artikel 19 dat in werking treedt op 1 januari 2002.
In afwijking van het vorige lid blijft de vereffening van schuldvorderingen, die gebeurde vóór 20 april 2001 via de middelen van het Fonds bedoeld in artikel 19, geldig. De middelen die op die datum nog beschikbaar waren bij ditzelfde Fonds of die, sinds die datum, aan ditzelfde Fonds werden toegekend door de instellingen belast met de inning van de sociale zekerheidsbijdragen, worden binnen de maand na bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad overgemaakt aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
TITEL IV. - Financiën HOOFDSTUK I. - Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992
Art. 24.Artikel 269 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, vervangen bij de wet van 30 maart 1994 en gewijzigd bij de wetten van 20 december 1995, 10 februari 1998, 22 december 1998 en 10 maart 1999, wordt aangevuld met het volgende lid : « In de mate dat de in het tweede lid, 2°, en in het derde lid, a en b, vermelde aandelen, worden omgeruild tegen aandelen uitgegeven vanaf 1 januari 1994 naar aanleiding van een fusie, een splitsing of het aannemen van een andere rechtsvorm tot stand gebracht in toepassing van hetzij de artikelen 211, § 1 of 214, § 1, hetzij van bepalingen van gelijke aard van een andere lidstaat van de Europese Unie, blijven de bepalingen van dit artikel inzake de omgeruilde aandelen, bij voortduur vantoepassing op de in ruil ontvangen aandelen, alsof de verrichting niet had plaatsgevonden. »
Art. 25.Artikel 24 is van toepassing op de dividenden toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2001. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van de wet van 2 augustus 1955 houdende opheffing van het Fonds tot delging der Staatsschuld
Art. 26.In artikel 3, tweede lid, van de wet van 2 augustus 1955 houdende opheffing van het Fonds tot delging der Staatsschuld, worden de woorden « en waarvan de ene gekozen wordt uit een door de Nationale Bank van België voorgelegde lijst van twee kandidaten en de andere uit een door de Algemene Spaar- en Lijfrentekas voorgelegde lijst van twee kandidaten » vervangen door de woorden « en gekozen uit een door de Nationale Bank van België opgestelde lijst van vier kandidaten ». HOOFDSTUK III. - NV BELFIN
Art. 27.Vanaf 1 juli 2001 neemt de Staat de leningen over die door de NV BELFIN onder Staatswaarborg werden afgesloten ter financiering van de kapitaalparticipatie van de Staat in SABENA in uitvoering van de artikelen 20 tot en met 24 van de wet van 20 juli 1991 houdende begrotingsbepalingen.
Het totaal uitstaand bedrag van deze leningen bedraagt 11 153 700 000 Belgische frank.
Dit bedrag is opgenomen in de situatie van de « schuld van de gedebudgetteerde sector - leningen waarvan de intrest- en delgingslasten door de Staat worden gedragen ».
Het zal door de Staat op 1 juli 2001 worden getransfereerd van de « gedebudgetteerde schuld » naar de « Rijksschuld ». HOOFDSTUK IV. - Alternatieve financiering
Art. 28.Artikel 46 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, wordt vervangen als volgt : «
Art. 46.- Het totaal bedrag van de opbrengst van de belasting van de voordelen bedoeld in de artikelen 42, § 1, en 43, § 8, wordt toegewezen, overeenkomstig de percentages vastgesteld in uitvoering van artikel 66, § 2, 3°, van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen, aan het globaal RSZ-beheer, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, en aan het fonds voor het financieel evenwicht in het sociaal statuut der zelfstandigen, bedoeld in artikel 21bis van het koninklijk besluit nr 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen. »
Art. 29.De bedragen vermeld in artikel 66, § 1, tweede lid en § 2, 1°, van de wet van 2 januari 2001, houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen worden voor het begrotingsjaar 2001 eenmalig verhoogd met 1 750 miljoen Belgische frank.
Voor het begrotingsjaar 2001 kan het bedrag bedoeld in artikel 66, § 2, 1°, van dezelfde wet, aangepast overeenkomstig het eerste lid, eveneens aangewend worden ter financiering van politionele initiatieven bedoeld in artikel 1, § 2quater, van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen.
TITEL V. - Telecommunicatie en overheidsbedrijven en participaties HOOFDSTUK I. - Telecommunicatie
Art. 30.In artikel 84, § 1, 8°, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, vervangen bij de wet van 19 december 1997, worden de woorden « in de punten 1, 2, 3 en 4 » door de woorden « in de punten 1, 2 en 3 » vervangen.
Art. 31.In artikel 86ter van dezelfde wet, wordt een § 4 ingevoegd, luidend als volgt : « § 4. Belgacom biedt op eigen kosten een speciaal telefoontarief ten gunste van de politieke dagbladen en weekbladen, van de algemeen informatieve dagbladen en weekbladen en van de in België gevestigde persagentschappen waarbij een meerderheid van de dagbladen die landelijk of in grote oplage in België worden verspreid, zich contractueel geabonneerd hebben. »
Art. 32.Artikel 105bis van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 28 oktober 1996 en bekrachtigd bij de wet van 19 december 1997, gewijzigd bij wet van 19 december 1997, bij koninklijk besluit van 6 november 1999 en bij wet van 3 juli 2000, wordt aangevuld met de volgende leden : « De operatoren van aan het publiek aangeboden mobiele telecommunicatiediensten en de natuurlijke personen of rechtspersonen waaraan ze in voorkomend geval de commercialisering van hun diensten hebben toevertrouwd stellen de faciliteit nummeroverdraagbaarheid ter beschikking van de eindgebruikers. Door die faciliteit kunnen de eindgebruikers van mobiele telecommunicatiediensten hun nummer behouden ongeacht de operator of de persoon die zij hebben gekozen voor de levering van deze diensten.
De Koning bepaalt, op advies van het Instituut, de basisregels voor de toepassing van de faciliteit, de methodologie voor vaststelling van de kosten en de verdeling van die kosten tussen de betrokken partijen.
De minister legt, op advies van de operatoren van aan het publiek aangeboden mobiele telecommunicatiediensten en van de natuurlijke personen of rechtspersonen waaraan ze in voorkomend geval de commercialisering van hun diensten hebben toevertrouwd en van het Instituut de toepassingsvoorwaarden van de faciliteit vast. Met oog op het voorgaande bezorgen die leveranciers een voorstel aan het Instituut op verzoek van dit laatste. Het Instituut berekent elk jaar de kosten en maakt deze bekend.
In afwachting van de in het elfde lid van dit artikel beschreven nummeroverdraagbaarheid, moeten alle operatoren van aan het publiek aangeboden mobiele telecommunicatiediensten en de natuurlijke personen of rechtspersonen waaraan ze in voorkomend geval de commercialisering van hun diensten hebben toevertrouwd vanaf 1 januari 2002 in een onderscheppingsmechanisme voorzien voor oproepen naar nummers van eindgebruikers die overgegaan zijn naar een andere leverancier van aan het publiek aangeboden mobiele telecommunicatiediensten. Dit mechanisme moet de oproeper volledig gratis en gedurende een minimale periode van drie maanden via een gestandaardiseerde boodschap informeren dat de opgeroepene van nummer is veranderd en dat de oproeper naar een 0800-nummer kan bellen om het nieuwe nummer van de opgeroepene te weten. Via het 0800-nummer van de betrokken operator of persoon verkrijgt de oproeper dan het nieuwe nummer van de eindgebruiker die hij wenst te bereiken door het ingeven van diens oude nummer.
De minister legt op voorstel van het instituut de nodige regelingen vast met betrekking tot dit onderscheppingsmechanisme. »
Art. 33.In dezelfde wet, wordt een artikel 128bis ingevoegd, luidende : «
Art. 128bis.- Artikel 105bis, elfde lid, treedt in werking de dag waarop het in het twaalfde lid bedoelde uitvoeringsbesluit in werking treedt. »
Art. 34.In bijlage B van bijlage 1 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 19 december 1997, wordt punt 4. geschrapt.
Art. 35.In de titel van bijlage 3 van dezelfde wet, worden de woorden « 86ter, § 2 » vervangen door de woorden « 86ter, §§ 2 en 4 ».
Art. 36.In bijlage 3, artikel 1, zesde lid, van dezelfde wet, worden de woorden « 86ter, § 2 » vervangen door de woorden « 86ter, §§ 2 en 4 ».
Art. 37.In bijlage 3 van dezelfde wet, wordt een artikel 4 toegevoegd, luidend als volgt : «
Art. 4.- Overeenkomstig artikel 86ter, § 4, biedt de operator aan de politieke dagbladen en weekbladen, aan de algemeen informatieve dagbladen en weekbladen en aan de in België gevestigde persagentschappen waarbij een meerderheid van de dagbladen die landelijk of in grote oplage in België worden verspreid, zich contractueel geabonneerd hebben, een vermindering van 50 % op het abonnementsgeld voor de spraaktelefoondienst en op de zonale en interzonale telefoongesprekskosten voor de aansluitingen geïnstalleerd op de zetel van de redactie en in de woning van beroepsjournalisten die aan hun dienst zijn gehecht en geen enkel ander beroep uitoefenen.
Onder informatieweekblad dient te worden verstaan een weekblad dat op hetzelfde papier en in hetzelfde formaat is opgesteld als een dagblad, uitgezonderd de tijdschriften en geïllustreerde bladen.
De tariefvermindering mag niet meer bedragen dan de de minimis-steun in de zin van artikel 2 van verordening (EG) nr 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de minimis-steun. De operator kent de vermindering pas toe wanneer hij de controle heeft uitgevoerd waarin artikel 3, lid 1, tweede alinea, van de voornoemde verordening voorziet. De onderneming die de vermindering geniet, zendt de gegevens die ze krachtens de eerste alinea van hetzelfde lid moet meedelen, toe aan de operator. »
Art. 38.De benoemingen van de de heren Callens, Patric JA, Jubary, Roland A. en Lardin, Claude CJG, die op 1 februari 1994 bij het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie tot technisch directeur werden benoemd, worden geldig verklaard. HOOFDSTUK II. - Regie der Gebouwen
Art. 39.In de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus wordt een artikel 248quater ingevoegd, luidende : «
Art. 248quater.- § 1. De onroerende goederen, eigendom van de Belgische Staat en beheerd door de Regie der Gebouwen (administratieve en logistieke gebouwen en hun terreinen), die noodzakelijk zijn voor de huisvesting van de federale ambtenaren die, in uitvoering van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, naar de lokale politie worden overgeheveld, worden geheel of gedeeltelijk overgedragen aan de gemeenten of meergemeentepolitiezones waarin de betreffende onroerende goederen zijn gelegen. De gemeenten of de meergemeentepolitiezones treden in de rechten, plichten en lasten van de Regie der Gebouwen betreffende de overgedragen onroerende goederen.
De voorwaarden en de modaliteiten van de overdracht en de correctiemechanismen met het oog op een gelijke behandeling van de gemeenten en de meergemeentepolitiezones worden bepaald bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
Deze correctiemechanismen zullen in hoofdzaak rekening houden met de oppervlakte, de ouderdom en de staat van elk gebouw.
De lijst van de over te dragen onroerende goederen wordt vastgesteld bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit en bekend gemaakt in het Belgisch Staatsblad. Deze bekendmaking maakt de overdracht tegenstelbaar aan derden zonder enige andere formaliteit. § 2. De gemeenten en de meergemeentepolitiezones treden in de rechten, plichten en lasten van de Regie der Gebouwen die voortvloeien uit de huurovereenkomsten die de Regie heeft afgesloten in de mate dat ze gebouwen of gebouwengedeelten (administratieve en logistieke gebouwen) betreffen die federale ambtenaren huisvesten die, in uitvoering van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, aan de lokale politie worden overgedragen.
De lijst van deze gebouwen of gebouwengedeelten wordt vastgelegd bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
De Regie der Gebouwen wordt ertoe gemachtigd om met de eigenaars de gehele of gedeeltelijke overdracht van de huurovereenkomst te onderhandelen.
De ten laste neming van de inhuringen gebeurt overeenkomstig de principes bepaald in het koninklijk besluit vermeld in paragraaf 1, tweede lid. » TITEL VI. - Middenstand en landbouw HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen - rubriek 31
Art. 40.In de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen, gewijzigd bij de wetten van 6 augustus 1993 en 22 februari 1998 worden volgende wijzigingen aangebracht in de rubriek « 31-Landbouw » : 1° in subrubriek « 31-1 Fonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke productie » : onder de vermelding « Aard van de toegestane uitgaven » wordt volgend lid toegevoegd : « Personeels- en werkingskosten »;2° in subrubriek « 31-2 Fonds voor de grondstoffen » : onder de vermelding « Aard van de toegestane uitgaven » wordt volgend lid toegevoegd : « Personeels- en werkingskosten »;3° in subrubriek « 31-3 Landbouwfonds » : onder de vermelding « Aard van de toegewezen ontvangsten », worden de volgende wijzigingen aangebracht : - de woorden « de artikelen 2 en 3 van verordening (EEG) nr.729/70 » worden vervangen door de woorden « artikel 1, lid 2 van verordening (EG) nr 1258/1999 »; de woorden « verordening (EEG) nr 1723/72 » worden vervangen door de woorden « artikel 7 van verordening (EG) nr 1258/1999 »; - de woorden « artikel 8 van verordening (EEG) nr 729/70 » worden vervangen door de woorden « artikel 8 van verordening (EG) nr 1258/1999 »; - de volgende ontvangsten worden toegevoegd : Bijstand van de EU voor de tenuitvoerlegging van de in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid geldende controleregeling overeenkomstig Ver. 2847/93 »;
Wederbelegde middelen van de sociale solidariteitsbijdragen, bedoeld in het koninklijk besluit nr 12 van 26 februari 1982 en het koninklijk besluit nr 186 van 30 december 1982, tot het bedrag van de nodige variabele kredieten ingeschreven op de basisallocatie 31.52.20.21.04 en vanaf het begrotingsjaar 2002, tot het bedrag van de nationale vut-supplementen ten laste van het ministerie van Middenstand en Landbouw toegekend na 65 jaar aan de begunstigden van de wet van 23 december 1994; onder de vermelding « Aard van de toegestane uitgaven », worden de volgende wijzigingen aangebracht : - de woorden « verordening (EEG) nr. 729/70 » worden vervangen door de woorden « verordening (EG) nr. 1258/1999; - de volgende uitgaven worden toegevoegd : Bezoldigingen en allerhande toelagen voor ander dan statutair personeel van het Bestuur voor het Landbouwproductiebeheer (DG 3) belast met het uitvoeren van de opdrachten van de EOGFL-Garantiebetaalorganen en van de cel voor monitoring en evaluatie van het federale programma voor plattelandsontwikkeling;
Renteuitgaven van de prefinanciering door het Sociaal Statuut der zelfstandigen van de vervroegde pensioenen genoten door de begunstigden van de wet van 23 december 1994 en vanaf het begrotingsjaar 2002, de nationale vut-supplementen ten laste van het ministerie van Middenstand en Landbouw toegekend na 65 jaar aan de begunstigden van de wet van 23 december 1994;
Programma's voor nationale inkomenssteun in de landbouw in toepassing van de Ver. (EEG) nrs 805/68, 1527/95 en 2443/96 en van de beslissing van de Ministerraad van 10 november 1995 ten gevolge van de monetaire fluctuaties;
Nationale Uitgaven voor het controlesysteem van het gemeenschappelijk visserijbeleid in uitvoering van Ver. (EG) nr 2847/93;
Nationale Uitgaven van de federale maatregelen met betrekking tot het sectorplan visserijstructuren (Ver. (EEG) nr 3699/93);
Nationale Uitgaven van het federale plan voor plattelandsontwikkeling uit hoofde van Ver. (EG) nr 1257/1999;
De uitgaven ten laste van het EOGFL-Garantie van de erkende federale EOGFL-Garantiebetaalorganen die door de Europese Commissie geweigerd worden in het kader van de goedkeuring van de EOGFL-Garantierekeningen overeenkomstig de verordening (EG) nr 1258/1999; 4° in subrubriek « 31-4 Fonds voor de productie en de bescherming van Planten en Plantaardige producten » : onder de vermelding « Aard van de toegestane uitgaven » wordt volgend lid toegevoegd : « Personeels- en werkingskosten ». TITEL VII. - Landsverdediging HOOFDSTUK I. - Uitbreiding van de bepalingen van de wet houdende oprichting van de begrotingsfondsen
Art. 41.§1. Er wordt een fonds voor wedergebruik van de ontvangsten voortvloeiend uit de vervreemding van overtollig geworden materieel, waren of munitie die deel uitmaken van het aan het beheer van de minister van Landsverdediging toevertrouwde patrimonium en een Fonds voor wedergebruik van de ontvangsten voortvloeiend uit de vervreemding van onroerende goederen die deel uitmaken van het aan het beheer van de minister van Landsverdediging toevertrouwde patrimonium opgericht, dat begrotingsfondsen vormen in de zin van artikel 45 van de wetten op de rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991. § 2. In de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen, wordt de rubriek 16 - Landsverdediging, aangevuld als volgt : « Benaming van het organiek begrotingsfonds : 16-2-Fonds voor wedergebruik van de ontvangsten voortvloeiend uit de vervreemding van overtollig geworden materieel, waren en munitie die deel uitmaken van het aan het beheer van de minister van Landsverdediging toevertrouwde patrimonium.
Aard van de toegewezen ontvangsten Opbrengst van de vervreemding van overtollig geworden materieel, waren of munities die deel uitmaken van het aan het beheer van de minister van Landsverdediging toevertrouwde patrimonium.
Aard van de toegestane uitgaven Investeringsuitgaven en de met de vervreemdingsverrichtingen verbonden uitgaven.
Benaming van het organiek begrotingsfonds : 16-3-Fonds voor wedergebruik van de ontvangsten voortvloeiend uit de vervreemding van onroerende goederen die deel uitmaken van het aan het beheer van de Minister van Landsverdediging toevertrouwde patrimonium.
Aard van de toegewezen ontvangsten Opbrengst van de vervreemding van onroerende goederen die deel uitmaken van het aan het beheer van de Minister van Landsverdediging toevertrouwde patrimonium.
Aard van de toegestane uitgaven Investeringsuitgaven voor infrastructuurwerken en de met de vervreemdingsverrichtingen verbonden uitgaven. » § 3. De ontvangsten voortvloeiend uit de vervreemding van onroerende goederen die deel uitmaken van het aan het beheer van de minister van Landsverdediging toevertrouwde onroerend patrimonium conform het artikel 150 van de wet van 26 juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen worden op het daarvoor opgerichte begrotingsfonds gestort. § 4. In afwijking van artikel 143 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, wordt de Minister van Landsverdediging of de door hem gedelegeerde ordonnateur gemachtigd om, onder voorwaarde dat de wetgeving inzake overheidsopdrachten wordt nageleefd, overtollig geworden materieel, waren en munitie die deel uitmaken van het aan het beheer van de Minister van Landsverdediging toevertrouwde patrimonium te vervreemden.
Deze vervreemding zal de volgende juridische vormen kunnen aannemen : - de verkoopscontracten; - de overeenkomsten met betrekking tot dienstverlening uit te voeren door derden als compensatie van de totale of gedeeltelijke overdracht aan deze laatsten van producten en onderdelen voortvloeiend uit deze prestaties; - de overeenkomsten tot wederzijdse overdracht en ruil met andere departementen, Belgische of vreemde firma »s en derde landen; - het kosteloos afstaan aan derde landen en humanitaire instellingen.
Het gebeurlijk saldo van de verrichtingen vermeld in de overeenkomsten tot regeling van deze vervreemdingen zal worden aangerekend ofwel op de begroting van Landsverdediging ofwel op het daarvoor opgerichte begrotingsfonds. HOOFDSTUK II. - Sociale communicaties en postzendingen
Art. 42.De Minister van Landsverdediging is er toe gemachtigd, voor wat betreft het personeel dat zich in het buitenland bevindt voor een periode van tenminste tweeweken, in het kader van hulpverlening en operationele inzet of van oefeningen, gedeeltelijk de kosten voor communicatie voor privé doeleinden en de totaliteit van de kosten voor postzendingen voor privé doeleinden ten laste te nemen van de begroting.
De Minister van Landsverdediging is gelast met de uitvoeringsmodaliteiten van deze tenlasteneming in functie van de eigenheid van de omstandigheden van elke operatie. HOOFDSTUK III. - Verzekering voor risico's tijdens operaties
Art. 43.De minister van Landsverdediging is er toe gemachtigd de militaire en burgerlijke personeelsleden te verzekeren, door een verzekeringscontract, voor risico's van overlijden en blijvende invaliditeit die zij lopen wanneer zij hun functie in het buitenland uitvoeren, in het kader van operationele inzet van de Krijgsmacht of van hulpverlening. De verzekeringspremie wordt volledig ten laste genomen van de begroting van Landsverdediging. HOOFDSTUK IV. - Hospitalisatieverzekering
Art. 44.De Minister van Landsverdediging is er toe gemachtigd de hospitalisatie van de burgerlijke en militaire personeelsleden en hun gezinsleden te dekken door een hospitalisatieverzekering, conform de regeling van toepassing voor de ambtenaren van de federale departementen. HOOFDSTUK V. - Financiële hulp aan buitenlandse stagiairs
Art. 45.In het kader van de internationale samenwerking is de Minister van Landsverdediging er toe gemachtigd, voor wat betreft de buitenlandse stagiairs, de kosten voor voeding, logement en dagelijkse kleine uitgaven, of de financiële tegenwaarde ervan ter beschikking gesteld van de stagiairs, ten laste te nemen van de begroting. De miniser van Landsverdediging is gelast met de uitvoeringsmodaliteiten terzake in functie van de specificiteiten van de stage. HOOFDSTUK VI. - Financiering van de Nationaal Geografisch Instituut
Art. 46.Artikel 12, § 1, van de wet van 8 juni 1976 tot oprichting van het Nationaal Geografisch Instituut, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr 234 van 22 december 1983, wordt vervangen als volgt : « § 1. De financiële middelen van het Instituut worden geleverd met name door : 1. een jaarlijkse subsidie die door de regering wordt vastgelegd en die op de begroting van het Ministerie van Landsverdediging wordt uitgetrokken;2. leningen die het onder staatswaarborg mag uitgeven;3. het product van alle verwezenlijkte verrichtingen;4. giften en legaten;5. de huurgelden en verschuldigde sommen die het ontvangt;6. de opbrengsten van zijn vermogen.» HOOFDSTUK VII. - Oprichting van een Staatsdienst met afzonderlijk beheer
Art. 47.§ 1. De diensten van het Ministerie van Landsverdediging, belast met HORECA-activiteiten, vormen een Staatsdienst met afzonderlijk beheer zoals bepaald in artikel 140 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991. § 2. In het ministerie van Landsverdediging mogen bijzondere diensten opgericht worden, volgens regels door de Koning bepaald, met als doel het uitvoeren van activiteiten met een sociaal, cultureel, opvoedend of sportief karakter of wat de publieke relaties betreft. HOOFDSTUK VIII. - Kosteloze gezondheidszorg voor de personeelsleden van Landsverdediging
Art. 48.Onverminderd de kosteloze gezondheidszorg waarvan de invalide militair van oorlogstijd of gelijkgesteld geniet ten laste van het Nationaal Instituut voor Oorlogsinvaliden, Oud-strijders en Oorlogsslachtoffers (NIOOO) en onverminderd de vergoedingen bedoeld in de wet van 3 juli 1967 houdende de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidsector, is de minister van Landsverdediging ertoe gemachtigd de middelen van de Medische Dienst van de Krijgsmacht aan te wenden, ten kosteloze titel, ten voordele van alle personeelsleden van het departement van Landsverdediging en ten voordele van de gezinsleden van de personeelsleden van het departement van Landsverdediging die hun administratieve standplaats in het buitenland hebben, wanneer ze door de medische dienst van de Krijgsmacht of op het initiatief van deze verzorgd worden.
De voorwaarden en de nadere regels inzake de kosteloosheid van de gezondheidszorg, worden door middel van een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad bepaald. HOOFDSTUK IX. - Overheidsopdrachten
Art. 49.In artikel 3, § 4, van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, toegevoegd bij de wet van 12 augustus 2000, worden tussen de woorden « in het kader van een internationale samenwerking » en de woorden « die voor het merendeel » de woorden « van welke aard ze ook is » ingevoegd.
Art. 50.Artikel 6, tweede lid, van dezelfde wet, toegevoegd bij de wet van 12 augustus 2000, wordt opgeheven.
TITEL VIII. - Kanselarij en Algemene diensten
Art. 51.Binnen de federale overheidsdienst « Kanselarij en Algemene Diensten » wordt voor de uitbating van het Internationaal Perscentrum een staatsdienst met afzonderlijk beheer, zoals bepaald in artikel 140 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, opgericht.
De nadere bepalingen worden vastgesteld door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
TITEL IX. - Ambtenarenzaken
Art. 52.De Koning kan, in het kader van de oprichting van de federale overheidsdiensten, bedoeld in het koninklijk besluit van 7 november 2000 houdende oprichting van de organen die gemeenschappelijk zijn aan iedere federale overheidsdienst, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad maatregelen nemen om : 1° de terminologie van de wettelijke bepalingen aan te passen;2° de activiteiten en de organisatie te wijzigen en de overdracht van goederen en middelen met inbegrip van het personeel te regelen van of naar de instellingen van openbaar nut. Deze delegatie geldt tot en met 31 december 2002.
TITEL X. - Binnenlandse Zaken
Art. 53.Een fonds voor de « Levering van kledij en uitrusting tegen betaling aan het personeel van de politiediensten » wordt opgericht.
Het vormt een begrotingsfonds in de zin van artikel 45 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991.
In de tabel, gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen, wordt daartoe « Deel 17 Rijkswacht » aangevuld met de volgende bepalingen : Benaming van het organiek begrotingsfonds : 17-2 : Fonds voor de levering van kledij en uitrusting tegen betaling aan het personeel van de politiediensten Aard van de toegewezen ontvangsten : Opbrengst van de betalingen uitgevoerd door : - de leden van de federale en de lokale politie voor de leveringen die de hen toegekende basisdotatie overschrijden; - de meergemeentepolitiezones of de gemeenten voor de leveringen aan de leden van de lokale politie binnen de toegekende basisdotatie.
Aard van de toegestane uitgaven : De uitgaven voor de aankopen die noodzakelijk zijn om de ingevolge deze leveringen aangesproken voorraden aan kledij en uitrusting terug aan te vullen.
Art. 54.De Minister van Binnenlandse Zaken wordt gemachtigd om de betalingen in ontvangst te nemen en te affecteren die de meergemeentepolitiezones of de gemeenten verrichten voor de van de federale politie op hun aanvraag ontvangen administratieve en logistieke steun. Deze betalingen zullen daartoe gestort worden op de Rijksmiddelenbegroting met bestemming het organiek begrotingsfonds 17-1 « Fonds voor prestaties tegen betaling ».
TITEL XI. - Mobiliteit en vervoer HOOFDSTUK I. - Wijziging van het FVCIML
Art. 55.In de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen, gewijzigd bij de wet van 24 december 1993 en bij de wet van 12 augustus 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht aan de rubriek 33 - Verkeer en Infrastructuur : 1° wordt de benaming van het organiek begrotingsfonds : 33-3-Fonds voor de Verbetering van de Controle- en Inspectiemiddelen van de Luchtvaart (FVCIML), vervangen door « Fonds voor de Financiering en de Verbetering van de Controle-, Inspectie- en Onderzoeksmiddelen en van de Preventieprogramma's van de Luchtvaart »;2° de rubriek « Aard van de toegewezen inkomsten » wordt aangevuld als volgt : Inkomsten voortspruitend uit de toepassing van artikel 14 van het koninklijk besluit van 14 februari 2001 totvaststelling van de vergoedingen waaraan het gebruik van openbare diensten betreffende de luchtvaart is onderworpen;3° de rubriek « Aard van de toegelaten uitgaven » wordt aangevuld als volgt : Kosten met betrekking tot onderzoeken uitgevoerd in geval van vliegongeval of -incident en teneinde preventieprogramma's met betrekking tot de luchtvaartveiligheid te bevorderen. HOOFDSTUK II. - Gewestelijk Express Net
Art. 56.§ 1. Er wordt een fonds opgericht voor de inrichting van het Gewestelijk Express Net - GEN - in en rond Brussel, dat een begrotingsfonds vormt in de zin van artikel 45 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991. § 2. In de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen, gewijzigd bij de wet van 24 december 1993, wordt de rubriek 33 - Verkeer en Infrastructuur, aangevuld als volgt : « Benaming van het organiek begrotingsfonds : 33-5-Fonds voor de inrichting van het Gewestelijk Express Net in en rond Brussel (GEN Fonds).
Aard van de toegestane uitgaven : Het fonds dient in de eerste plaats voor de investeringsuitgaven in spoorweginfrastructuur, die noodzakelijk zijn voor de behoeften van het Gewestelijk Express Net in en rond Brussel.
Voor zover deze uitgaven ten laste zijn van de federale Staat, kan het fonds bijkomend ook uitgaven ten laste nemen voor studies inherent aan de inplanting van het GEN en voor uitgaven voor de structuur opgericht binnen de administratie om een werkelijk en optimaal gebruik van de aan het fonds toegekende middelen te waarborgen, met name in functie van de vorderingen van de werken.
Aard van de toegewezen ontvangsten : Financiële middelen gestort door de Federale Participatie Maatschappij en andere ontvangsten die door de wet aan het fonds kunnen worden toegewezen.
TITEL XII. - Maatschappelijke integratie HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten
Art. 57.In artikel 16, § 3bis, eerste lid, van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten, gewijzigd bij de wet van 22 februari 1998, bij het koninklijk besluit van 5 juli 1998 en bij de wet van 25 januari 1999, vervallen de woorden « indien op dat ogenblik de beslissing tot terugvordering aan betrokkene nog niet werd betekend ».
Art. 58.In artikel 28 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 22 december 1989, 30 december 1992 en 12 augustus 2000, wordt tussen het tweede en het derde lid het volgend lid ingevoegd : « Wat de verjaring van de terugvordering van de in het tweede lid bedoelde tegemoetkomingen betreft die ten onrechte werden betaald, is artikel 16 van deze wet van toepassing. ». HOOFDSTUK II. - Asielzoekers
Art. 59.Voor het beheer van de sportinfrastructuur van het opvangcentrum voor asielzoekers te Westende wordt een staatsdienst met afzonderlijk beheer, zoals bepaald in artikel 140 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, opgericht.
De Koning bepaalt de benaming van deze Staatsdienst en de bedragen van de retributies verbonden aan het gebruik van de infrastructuur.
Art. 60.Er wordt, bij de minister die de opvang van asielzoekers onder zijn bevoegdheid heeft, onder de benaming « Federaal Agentschap voor de Opvang van Asielzoekers », hierna Agentschap genoemd, een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid opgericht, ingedeeld in categorie A als bedoeld in de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut.
Art. 61.In artikel 1 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, wordt de categorie A aangevuld met de woorden : « Federaal Agentschap voor de opvang van asielzoekers », in te voegen in de alfabetische rangorde.
Art. 62.§ 1. Het Agentschap heeft tot doel de organisatie en het beheer te verzekeren van de verschillende modaliteiten inzake onthaal en opvang van asielzoekers, alsook de coördinatie van de vrijwillige terugkeer en conventies met derden voor met opvang van asielzoekers gelieerde dienstverlening. § 2. Het Agentschap wordt eveneens belast met de controle op en de bewaking van de kwaliteit van de opvang in alle onthaalmodi. § 3. Het Agentschap staat onder toezicht van de minister, en staat op last van de minister in voor de beleidsvoorbereiding, -conceptie en -uitvoering.
Art. 63.De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de structuur, de organisatie en de werking van het Agentschap.
Het Agentschap kan, voor al haar personeelsbehoeften voor de haar toegekende opdrachten, personeel bij arbeidsovereenkomst aanwerven.
Art. 64.De personeelsleden, instellingen, diensten en organen, alsmede de roerende en onroerende goederen die kaderen in de in artikel 63 omschreven opdrachten van het Agentschap, alsmede de daarmee verbonden rechten en plichten, kunnen naar het Agentschap wordenveld, onder de voorwaarden en op de wijze te bepalen door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
Art. 65.§ 1. Er wordt een Europees vluchtelingenfonds opgericht, dat een Begrotingsfonds vormt in de zin van artikel 45 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991. § 2. In de tabel gevoegd bij de wet van 24 december 1993 tot oprichting van begrotingsfondsen en tot wijziging van de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen, wordt rubriek 26 - Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, aangevuld als volgt : « Benaming van het fonds : 26-7-Europees Vluchtelingenfonds ».
Aard van de toegewezen ontvangsten Bedragen uitbetaald door de Europese Commissie die bestemd zijn om de inspanningen van de lidstaten te bevorderen inzake de opvang van asielzoekers in procedure en ontheemden, de vrijwille terugkeer van uitgeprocedeerden naar hun land van herkomst en de integratie van erkende vluchtingen.
Aard van de toegestane uitgaven De uitgaven voor de uitvoering van « projecten en initiatieven » in het kader van het Europees vluchtelingenfonds met betrekking tot de opvang van asielzoekers in procedure en ontheemden, de vrijwillige terugkeer van uitgeprocedeerden naar hun land van herkomst en de integratie van erkende vluchtelingen. Deze projecten worden medegefinancierd door de Europese Commissie.
TITEL XIII. - Opheffingsbepaling
Art. 66.In artikel 150 van de wet van 26 juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen, worden het tweede en het derde lid opgeheven.
TITEL XIV. - Inwerkingtreding
Art. 67.Deze wet treedt in werking op de datum waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van : - de artikelen 5 en 6, die uitwerking hebben op 1 mei 2001; - artikel 8, 2°, dat uitwerking heeft met ingang van de eerste dag van het trimester dat drie jaar voorafgaat aan de datum van inwerkingtreding van deze wet; - artikel 10, dat in werking treedt op de datum bepaald door de Koning; - de artikelen 13 en 14, die in werking treden op dezelfde datum als het koninklijk besluit tot oprichting van de federale overheidsdienst informatie- en communicatietechnologie en uiterlijk op de datum waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt; - artikel 29, dat uitwerking heeft op 1 januari 2001; - artikel 41, dat in werking treedt op 1 januari 2002; - artikel 47, dat in werking treedt op de datum bepaald door de Koning; - artikel 52, dat in werking treedt op dezelfde datum als het koninklijk besluit waarmee de eerste federale overheidsdienst wordt opgericht en uiterlijk op de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt gepubliceerd; - artikel 59, dat in werking treedt op de datum bepaald door de Koning; - de artikelen 60, 61, 62, 63, tweede lid, en 64, die in werking treden op dezelfde datum als het koninklijk besluit bedoeld in artikel 63, eerste lid; - artikel 65, dat uitwerking heeft op 1 januari 2001.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 19 juli 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Vice-Eerste Minister en Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie, J. VANDE LANOTTE Voor de Vice-Eerste Minister en Minister van Buitenlandse Zaken, afwezig, De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Mevr. M. AELVOET De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE Voor de Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen, afwezig, De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie, J. VANDE LANOTTE De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister toegevoegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken, Mevr. A.-M. NEYTS-UYTTEBROECK Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota Kamer van volksvertegenwoordigers : Parlementaire stukken. - DOC 50 0950/ (2000/2001) - Wetsontwerp nr. 1 - Amendementen nrs. 2 tot 5 - Verslag nr. 6 - Amendement nr. 7 - Verslagen nrs. 8 en 9 - Amendement nr. 10 - Verslagen nrs. 11 tot 13 - Tekst aangenomen door de commissies nr. 14 - Verslag nr. 15 Amendementen nrs. 16 en 17 - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat nr. 18 - Bijlage nr. 19.
Senaat : Parlementaire stukken - Ontwerp overgezonden door de Kamer nr. 2-800/1 - Amendementen nr. 2-800/2 - Verslag namens de Commissie voor de Sociale Aangelegenheden nr. 2-800/3 - Verslag namens de Commissie voor de buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging nr. 2-800/5 - Verslag namens de commissie voor de Binnenlandse Zaken en de Administratieve Aangelegenheden nr. 2-800/6 Verslag namens de Commissie voor de Financies en de Economische Aangelegenheden nr. 2-800/4 - Tekst verbeterd door de commissies nr. 2-800/7 - Amendementen opnieuw ingediend na de goedkeuring van het verslag nr. 2-800/8 - Amendementen ingediend na de goedkeuring van het verslag nr. 2-800/9 - Beslissing om niet te amenderen nr. 2-800/10.
Kamer : Parlementaire Handelingen- Aanneming : Vergadering van 21 juni 2001.
Senaat : Parlementaire Handelingen - Aanneming : Vergadering van 12 juli 2001.