gepubliceerd op 03 april 2018
Koninklijk besluit tot uitvoering, wat personeelszaken betreft, van de wet van 25 februari 2018 tot oprichting van Sciensano en tot vaststelling van de datum van de inwerkingtreding van bepaalde bepalingen van dezelfde wet
28 MAART 2018. - Koninklijk besluit tot uitvoering, wat personeelszaken betreft, van de wet van 25 februari 2018 tot oprichting van Sciensano en tot vaststelling van de datum van de inwerkingtreding van bepaalde bepalingen van dezelfde wet
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, wordt genomen op grond van artikel 108 van de Grondwet, de artikelen 18, § 1, tweede lid, en § 3, 41, § 1, derde lid, 47, 50, tweede lid, 52, § 1, vierde lid, § 2, en § 4, derde lid, 53, § 1, tweede lid, 69 en 77, eerste lid van de wet van 25 februari 2018 tot oprichting van Sciensano (hierna de "wet") en artikel 8, § 1, van het koninklijk besluit nr. 143 van 30 december 1982 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan de laboratoria moeten voldoen voor de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging voor verstrekkingen van klinische biologie.
De voormelde wet heeft als doel om twee federale wetenschappelijke instellingen, het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (hierna het "WIV") en het Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie (hierna het "CODA") samen te brengen door de oprichting van een nieuwe entiteit die, met het oog op de continuïteit, de huidige activiteiten van deze twee instellingen zal overnemen door verder beroep te doen op het huidige personeel. Deze wet creëert aldus een nieuwe instelling van publiek recht, opgericht onder een vorm sui generis, en machtigt de Koning met inachtneming van zijn bepalingen om een bepaald aantal uitvoeringsmaatregelen te nemen voor wat betreft het personeel.
Dit besluit heeft tot doel om diverse aspecten inzake personeel te regelen, in uitvoering van de wet van 25 februari 2018 tot oprichting van Sciensano, en de datum van de inwerkingtreding van bepaalde bepalingen van dezelfde wet vast te stellen.
De bepalingen van dit besluit en van de voormelde wet primeren op de bepalingen toepasselijk op het personeel van de instellingen die in Sciensano worden geïntegreerd.
Er werd rekening gehouden met het advies van de afdeling Wetgeving van de Raad van State (advies 62.798/3 van 21 februari 2018). Waar dit uitzonderlijk niet is gebeurd, is dit hierna uitdrukkelijk en gemotiveerd weergegeven bij het desbetreffende artikel.
INHOUDSTAFEL HOOFDSTUK 1. Algemene bepaling HOOFDSTUK 2. Regelingen vastgesteld door de raad van bestuur HOOFDSTUK 3. Evaluatie van de algemeen directeur en de wetenschappelijke directeurs HOOFDSTUK 4. Afwijkingen van toepassing op een algemeen directeur of wetenschappelijke directeur bedoeld in artikel 50 van de wet Afdeling 1. Diverse afwijkingen
Afdeling 2. Afwijkingen met betrekking tot het koninklijk besluit van
13 april 2008 Afdeling 3. Afwijkingen met betrekking tot het koninklijk besluit van
29 oktober 2001 HOOFDSTUK 5. Afwijkingen van toepassing op het ter beschikking gesteld statutair personeel Afdeling 1. Afwijkingen van het statuut van het wetenschappelijk
personeel van de federale wetenschappelijke instellingen Afdeling 2. Afwijkingen van het statuut van het administratief en
technisch personeel van de federale wetenschappelijke instellingen HOOFDSTUK 6. Stagiairs en personeelsleden in proefperiode HOOFDSTUK 7. Wijzigings- en opheffingsbepalingen HOOFDSTUK 8. Nominatieve lijsten van de personeelsleden, als bedoeld in de artikelen 52, § 2, en 53, § 1, tweede lid, van de wet HOOFDSTUK 9. Slotbepalingen ARTIKELSGEWIJZE COMMENTAAR HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling (art. 1) Artikel 1 van dit besluit brengt de definities aan die nodig zijn voor het begrip van bepaalde in dit besluit gehanteerde termen door te verwijzen naar de definities van de wet, enerzijds, en door aanvullende definities toe te voegen, anderzijds. Deze termen worden bijgevolg ook in dit Verslag gehanteerd HOOFDSTUK 2. - Regelingen vastgesteld door de raad van bestuur (art. 2) Artikel 2 van dit besluit geeft uitvoering aan artikel 41, § 1, derde lid van de wet. De minimale voorwaarde opgenomen in artikel 2, § 1, beoogt om de bezoldiging van het personeel van Sciensano te aligneren op de bezoldiging van het personeel van de Staat. Het sui generis karakter van Sciensano strekt er inderdaad niet toe om andere weddenschalen toe te passen dan deze die gebruikelijk zijn in de publieke sector. De minimale voorwaarde opgenomen in artikel 2, § 2, heeft betrekking op de bezoldiging van de ten tijdelijke titel aangestelde algemeen directeur en wetenschappelijke directeurs van Sciensano, zoals bedoeld in artikel 48 van de wet. Die bezoldiging wordt gealigneerd op de bezoldiging die bij WIV en bij CODA van toepassing was op de algemene directeurs respectievelijk de operationele directeurs. HOOFDSTUK 3. - Evaluatie van de algemeen directeur en de wetenschappelijke directeurs (art. 3-8) Hoofdstuk 3 van dit besluit geeft uitvoering aan artikel 41, § 1, gelezen in samenhang met artikel 46 van de wet. Overeenkomstig artikel 11 van dit besluit zijn deze regels ook van toepassing op de algemeen directeur en de wetenschappelijke directeur die zich zouden bevinden in de situatie bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de wet. Immers, de regeling inzake evaluatie die is vastgesteld door of krachtens de artikelen 41 en 46 van de wet is eigen aan Sciensano en sluit dan ook aan bij het sui generis karakter van het Sciensano; dit in tegenstelling tot de evaluatieregeling van toepassing op een algemeen directeur en operationeel directeur bij de federale wetenschappelijke instellingen. In het kader van zijn bevoegdheid om regelingen vast te stellen inzake evaluatie, voor de verschillende categorieën van personeelsleden (artikel 41, § 1, van de wet), kan de raad van bestuur de regeling die door Ons is vastgesteld nader uitwerken, indien dit nodig of wenselijk zou zijn.
Overeenkomstig artikel 3 van dit besluit worden de evaluatoren (bij de algemeen directeur is dat de raad van bestuur; bij een wetenschappelijke directeur zijn dat de algemeen directeur die wordt bijgestaan door een lid van de raad van bestuur dat daartoe door de raad van bestuur wordt aangewezen, cf. artikel 46 van de wet) bijgestaan door een extern bureau. Het extern bureau wordt aangewezen door de raad van bestuur.
Artikel 4 van dit besluit zet de beginselen van de periodieke evaluatie uiteen. Tijdens de uitoefening van hun functie en ten laatste zes maanden vóór het einde van de duur van hun functie, worden de algemeen directeur en de wetenschappelijke directeurs geëvalueerd.
In de regel moet de periode tussen twee evaluaties tenminste twee jaar bedragen, tenzij (i) in geval van onregelmatigheid; (ii) indien de vermelding bij de vorige (tussentijdse) evaluatie "onvoldoende" was, of (iii) in de gevallen die de raad van bestuur eventueel kan bepalen waarin de periode tussen twee evaluaties afwijkt van de duur van twee jaar.
Met onregelmatigheid onder (i) hierboven worden bedoeld: alle gevallen van onregelmatigheid die ertoe leiden dat in een kortere tijdspanne dan twee jaar na de vorige evaluatie, een nieuwe evaluatie zich opdringt. Bijvoorbeeld: het optreden van een onregelmatigheid in het functioneren van de geëvalueerde. Een ander voorbeeld is: een onregelmatigheid in de procedure van de vorige evaluatie van een bepaalde directeur, die voor gevolg heeft gehad dat de evaluatie van die directeur vertraging heeft opgelopen ten opzichte van de evaluatie van de overige directeurs, terwijl het wenselijk wordt geacht dat de volgende evaluatie voor alle directeurs in dezelfde periode wordt georganiseerd.
Artikel 5 van dit besluit bepaalt de elementen die in acht worden genomen bij de tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie van de algemeen directeur en de wetenschappelijke directeurs.
Artikel 6 van dit besluit stelt vast welke de mogelijke vermeldingen bij elke evaluatie van de algemeen directeur en van een wetenschappelijke directeur: "uitstekend", "voldoet aan de verwachtingen", "te ontwikkelen", of "onvoldoende", in functie van de mate waarin de doelstellingen en de concrete uitwerking ervan, zoals vervat in het managementplan en het operationeel plan en die op de geëvalueerde van toepassing zijn, verwezenlijkt zijn. Deze mogelijke vermeldingen liggen in lijn met de bestaande regeling voor de staffuncties en de managementfuncties bij de federale wetenschappelijke instellingen.
Artikel 7 van dit besluit bepaalt het verloop van elke evaluatie. De procedure verschilt naargelang de te evaluren directeur al dan niet aanwezig is op het evaluatiegesprek, en welke reden aan zijn eventuele afwezigheid ten grondslag ligt.
De eerste paragraaf van artikel 7 stelt de normale loop van de evaluatieprocedure vast. De te evalueren directeur wordt uitgenodigd voor een evaluatiegesprek en krijgt de mogelijkheid om een schriftelijke zelfevaluatie toe te laten voegen aan het evaluatiedossier. Na het evaluatiegesprek finaliseert de evaluator het beschrijvend evaluatieverslag op basis van de informatie waarover hij beschikt, en bezorgt hij het evaluatieverslag aan de geëvalueerde.
De tweede paragraaf van artikel 7 laat toe om het evaluatiegesprek uit te stellen tot maximum één maand, indien de te evalueren directeur om een rechtsgeldige reden niet aanwezig kan zijn op het evaluatiegesprek waarop hij met toepassing van de eerste paragraaf van artikel 7 was uitgenodigd, op voorwaarde dat de te evalueren directeur die reden op voorhand meedeelt aan de evaluator(en) zoals bepaald in artikel 46 van de wet. Onder "rechtsgeldige" reden kan onder meer worden verstaan: ziekte, ongeval, medische redenen, sterfgeval in de familie, noodgeval op de dienst.
In de gevallen bepaald in de derde paragraaf van artikel 7 wordt de directeur geëvalueerd zonder dat een evaluatiegesprek plaatsvindt, maar op basis van de informatie waartoe de evaluator (of evaluatoren, in het geval van een wetenschappelijke directeur) beschikt. Op die manier kan worden vermeden dat de evaluatie uitblijft.
Artikel 8 van dit besluit bepaalt de mogelijke gevolgen indien een evaluatie aanleiding geeft tot de vermelding "onvoldoende" of "te ontwikkelen". HOOFDSTUK 4. - Afwijkingen van toepassing op een algemeen directeur of wetenschappelijke directeur bedoeld in artikel 50 van de wet (art. 9-21) Dit hoofdstuk geeft uitvoering aan artikel 50, tweede lid, van de wet, dat aan de Koning de bevoegdheid geeft om voor de personen bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de wet, afwijkingen tot stand te brengen op de reglementering van toepassing op een algemeen directeur of operationeel directeur bij de federale wetenschappelijke instellingen, wanneer die afwijkingen noodzakelijk zijn om die reglementering toe te passen op de bedoelde personen. Immers, gelet op het sui generis karakter van Sciensano, en de regelingen die door of krachtens de wet zijn vastgesteld met betrekking tot Sciensano, inzonderheid maar niet beperkt tot de regels inzake bestuur en werking van Sciensano, zal het niet mogelijk zijn om de reglementering bij de federale wetenschappelijke instellingen op alle punten als dusdanig naar analogie te blijven toepassen.
De afwijkingen die in dit besluit worden bepaald, laten de bevoegdheid van Sciensano onverlet om, in de gevallen die door Ons worden vastgesteld, van rechtswege in de plaats te treden van de dienst van oorsprong om een personeelsbeslissing met individuele draagwijdte te nemen die betrekking heeft op een personeelslid dat door de Staat aan Sciensano ter beschikking wordt gesteld.
Dit besluit voorziet niet in afwijkingen voor bepalingen die geen toepassing zullen vinden bij Sciensano.
De bepalingen van de wet en van dit besluit vormen uiteraard een lex specialis ten aanzien van de reglementering van toepassing op de federale wetenschappelijke instellingen, zelfs indien de bepalingen van de wet en van dit besluit niet uitdrukkelijk bepalen dat ze een afwijking vormen van de bedoelde reglementering.
De personen die zich in de artikel 50, eerste lid, van de wet bedoelde situatie bevinden, zijn: personeelsleden die onmiddellijk vóór de inwerkingtreding van de wet deel uitmaakten van het statutair personeel ter beschikking gesteld aan de Staatsdienst van WIV of CODA (al dan niet in een management-, staf- of leidinggevende functie), en die sinds de inwerkingtreding van de wet onafgebroken door de Staat ter beschikking zijn gesteld van het Sciensano, indien zij door Sciensano worden aangesteld in de functie van algemeen directeur of wetenschappelijke directeur van Sciensano. Deze mogelijke situatie betreft dus een categorie van personeelsleden die uitdovend is.
Een algemeen directeur die zich in de in artikel 50, eerste lid, van de wet bedoelde situatie bevindt, valt onder de toepassing van de reglementering die van toepassing is op een algemeen directeur bij de federale wetenschappelijke instellingen, gelezen in samenhang met de bepalingen van dit besluit.
Een wetenschappelijke directeur die zich in de in artikel 50, eerste lid, van de wet bedoelde situatie bevindt, valt onder de toepassing van de reglementering die van toepassing is op een operationeel directeur bij de federale wetenschappelijke instellingen, gelezen in samenhang met de bepalingen van dit besluit.
De regels over de aanduiding in de functie van algemeen directeur of operationeel directeur bij de federale wetenschappelijke instellingen, en de uitoefening van die functie, worden bepaald of aangewezen door het koninklijk besluit van 13 april 2008.
Inzake selectie, aanwerving en evaluatie van de algemeen directeur verwijst het koninklijk besluit van 13 april 2008 naar het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten, zonder dat dit afbreuk doet aan de toepassing van de afwijkingen en bijzondere bepalingen vastgelegd in het koninklijk besluit van 13 april 2008. In afdeling 3 van dit hoofdstuk worden afwijkingen bepaald op het koninklijk besluit van 29 oktober 2001.
Inzake weging en bezoldiging van de algemeen directeur verwijst het koninklijk besluit van 13 april 2008 naar het koninklijk besluit van 11 juli 2001 betreffende de weging van de management- en staffuncties in de federale overheidsdiensten en tot vaststelling van hun wedde. In het geval bedoeld in artikel 50, tweede lid, van de wet, moet het laatstvermelde koninklijk besluit naar analogie worden toegepast.
Toekomstige wijzigingen van de reglementering van toepassing op een algemeen directeur of operationeel directeur bij de federale wetenschappelijke instellingen zijn eveneens van toepassing op de personeelsleden bedoeld in artikel 50 van de wet. Ook die toekomstige wijzigingen moeten worden gelezen met toepassing van of in het licht van de bedoeling van de bepalingen van dit besluit. Afdeling 1. - Diverse afwijkingen (art. 10-12)
Artikel 10 van dit besluit bepaalt de administratieve stand van het personeelslid in de situatie bedoeld in artikel 50 van de wet, gedurende de periode van uitoefening van de functie van algemeen directeur of wetenschappelijke directeur van Sciensano.
Artikel 11 van dit besluit wordt toegelicht onder hoofdstuk 3 inzake evaluatie. Er is gevolg gegeven aan het advies van de afdeling Wetgeving van de Raad van State om in artikel 11 van dit besluit ook gewag te maken van artikel 41, § 1, van de wet van 25 februari 2018 tot oprichting van Sciensano. Omwille van de duidelijkheid is bovendien ook gewag gemaakt van hoofdstuk 3 van dit besluit, waarmee uitvoering is gegeven aan dat artikel 41, § 1, van diezelfde wet. Om dezelfde reden maken ook de artikelen 17 en 20 van dit besluit gewag van artikel 41, § 1, van de wet van 25 februari 2018 tot oprichting van Sciensano, alsook hoofdstuk 3 van dit besluit.
De toelichting bij artikel 12 van dit besluit staat onder artikel 14 en artikel 18. Afdeling 2. - Afwijkingen met betrekking tot het koninklijk besluit
van 13 april 2008 (art. 13-17) Artikel 13 van dit besluit bepaalt hoe de begrippen uit het koninklijk besluit van 13 april 2008 moeten worden gelezen bij de toepassing ervan krachtens artikel 50 van de wet. Dit artikel is noodzakelijk gelet op het sui generis-karakter van Sciensano, waardoor een zuivere toepassing naar analogie op Sciensano niet mogelijk is.
De begrippen uit artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit van 13 april 2008 die niet relevant zijn voor de toepassing beoogd door artikel 50, tweede lid, van de wet worden uiteraard niet hernomen. Het betreft meer bepaald het begrip "SELOR" en het begrip "directeur van de ondersteunende diensten". Immers, een persoon bevindt zich maar in de situatie bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de wet, wanneer hij reeds door de raad van bestuur van Sciensano is aangesteld. De regels inzake selectie, werving en aanstelling, die worden bepaald door of krachtens het koninklijk besluit van 13 april 2008, zijn dus op geen enkel moment van toepassing in de situatie bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de wet. Hetzelfde geldt voor de regels inzake duur en hernieuwing van het mandaat. En artikel 50 van de wet heeft enkel betrekking op de algemeen directeur en de wetenschappelijke directeurs. Bij Sciensano bestaat de functie van directeur van ondersteunende diensten niet.
Aangezien bij Sciensano de directieraad de algemeen directeur bijstaat en elk nuttig advies met betrekking tot de werking van Sciensano formuleert, maar tenzij in geval van delegatie niet de bevoegdheid heeft om beslissingen te nemen (artikel 16 van de wet), vereist de toepassing op Sciensano van de reglementering bedoeld in artikel 50 van de wet dat het begrip "directieraad" wordt gelezen als de algemeen directeur van Sciensano Het is immers de algemeen directeur die Sciensano leidt en de beslissingen neemt. Ook de bevoegdheden die de algemeen directeur aan de door artikel 50, tweede lid, van de wet aangewezen reglementering ontleent, oefent hij uit in het kader van de wet en dit besluit. Dit betekent ook dat hij zich bij de uitoefening van die bevoegdheid kan laten bijstaan door de directieraad van Sciensano.
Artikel 14 van dit besluit somt de bepalingen op van het koninklijk besluit van 13 april 2008 die niet van toepassing zijn wanneer dit besluit krachtens artikel 50, tweede lid, van de wet wordt toegepast op de personen die worden bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de wet: 1° Artikel 2, § 1, met de definities is niet van toepassing gelet op de definities bepaald in artikel 13 van dit besluit.2° Artikel 10 inzake managementplan en operationeel plan is niet van toepassing aangezien dit door de wet wordt geregeld (artikelen 33 en 34 van de wet).3° Titel III over de staffunctie van directeur van de ondersteunende dienst is niet van toepassing aangezien die functie niet bestaat bij Sciensano (artikel 19 van de wet).4° Artikel 29 over het actieplan is niet van toepassing aangezien voor Sciensano een andere regeling is vastgesteld, die eveneens van toepassing is op de directeurs bedoeld in artikel 50 van de wet (artikelen 33 en 34 van de wet).5° Titel IV, hoofdstuk 2, afdeling 3 over de evaluatie is niet van toepassing aangezien een wetenschappelijke directeur, zelfs wanneer hij zich in de situatie bedoelt in artikel 50, eerste lid, van de wet bevindt, wordt geëvalueerd volgens de regels vastgesteld door of krachtens artikelen 41 en 46 van de wet.6° Artikel 41 inzake hernieuwing van het mandaat is niet van toepassing gelet op artikel 45, § 3, van de wet, die dezelfde regel bevat, maar dan aangepast aan het sui generis karakter van Sciensano. Om de hoger uiteengezette redenen, is het niet nodig om de regels inzake selectie, werving en aanstelling uit te sluiten, aangezien die niet van toepassing kunnen zijn op de situatie bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de wet.
Artikel 15 van dit besluit geeft een lezing aan het begrip "federale overheidsdienst" waaraan de managementfunctie -1 is verbonden", die is aangepast aan Sciensano; De overige bepalingen van artikel 4 van het koninklijk besluit van 13 april 2008 zijn van toepassing, en moeten worden samen gelezen met artikel 13 van dit besluit.
Artikel 16 van dit besluit bepaalt dat wanneer op een wetenschappelijke directeur de bepalingen van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale instellingen van toepassing zijn, deze moeten worden toegepast met inbegrip van de afwijkingen zoals bepaald in hoofdstuk 5, afdeling 1, van dit besluit. De functie van wetenschappelijke directeur is een leidinggevende functie in de zin van de reglementering van toepassing op de federale wetenschappelijke instellingen en hun personeel.
Artikel 17 van dit besluit bepaalt hoe de artikelen 38 tot en met 40 van het koninklijk besluit van 13 april 2008, over het einde van het mandaat van een operationele directeur bij de federale wetenschappelijke instellingen, moeten worden toegepast op een wetenschappelijke directeur in het geval bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de wet, dit wil zeggen rekening houdende met de regels die voor Sciensano zijn vastgesteld inzake evaluatie en jury.
Met het oog op de continuïteit en de rechtszekerheid tijdens de eerste periode vanaf de oprichting van Sciensano, d.i. tot aan de inwerkingtreding van de artikelen bedoeld in artikel 77, tweede lid, van de wet waartoe artikel 18 van de wet behoort, bepaalt artikel 17 van dit besluit ook hoe de verwijzingen in het koninklijk besluit van 13 april 2008 naar de jury in voorkomend geval moeten worden toegepast gedurende die eerste periode. Immers, de continuïteit en rechtszekerheid tijdens de overgangsperiode zouden in het gedrang kunnen komen indien voor de toepassing van de regels uit het koninklijk besluit van 13 april 2008 die voorzien in de tussenkomst van een jury, uitsluitend zou worden verwezen naar een jury die tijdens de eerste periode nog niet kan worden opgericht. In elk geval zal de raad van bestuur tijdens de eerste periode van Sciensano een jury kunnen instellen op basis van zijn bevoegdheid op grond van artikel 8, § 1 van de wet, en de raad zal aan die jury de nodige bevoegdheden kunnen toekennen in verband met de directeurs bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de wet op grond van de bevoegdheid die aan de raad is toegekend door artikel 41, § 1, 2°, van de wet. Afdeling 3. - Afwijkingen met betrekking tot het koninklijk besluit
van 29 oktober 2001 (art. 18-21) Krachtens artikel 3 van het koninklijk besluit van 13 april 2008, wordt de algemeen directeur van een federale wetenschappelijke instelling geselecteerd, aangeworven en geëvalueerd overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001, zonder dat dit afbreuk doet aan de toepassing van de afwijkingen en bijzondere bepalingen vastgelegd in het koninklijk besluit van 13 april 2008. Het koninklijk besluit van 13 april 2008 bevat ook nadere regels betreffende de uitoefening van de functie van algemeen directeur Voor de toepassing van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 op de algemeen directeur die zich in de situatie bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de wet bevindt, moet het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 worden samen gelezen met de bepalingen van deze afdeling.
Artikel 18 van dit besluit somt de bepalingen op van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 die niet van toepassing zijn wanneer dit besluit krachtens artikel 50, tweede lid, van de wet en artikel 3 van het koninklijk besluit van 13 april 2008 wordt toegepast op de personen bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de wet: 1° Hoofdstuk IV, afdeling I, over het managementplan, voor zover van toepassing op de algemeen directeur van een federale wetenschappelijke instelling, is niet van toepassing op de algemeen directeur van Sciensano bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de wet, aangezien dit door de wet voor Sciensano wordt geregeld (artikel 33 van de wet).2° Hoofdstuk V inzake evaluatie is niet van toepassing aangezien de algemeen directeur, zelfs wanneer hij zich in de situatie bedoelt in artikel 50, eerste lid, van de wet bevindt, wordt geëvalueerd volgens de regels vastgesteld door of krachtens de artikelen 41 en 46 van de wet.3° Artikel 20, § § 3-4-5, over de mogelijkheid tot verlenging of vervanging op beslissing van de bevoegde Minister, voor zover van toepassing op de algemeen directeur van een federale wetenschappelijke instelling, is niet van toepassing op de algemeen directeur van Sciensano bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de wet, aangezien dit tot de bevoegdheid van de raad van bestuur van Sciensano behoort (als corollarium van de bevoegdheid om een persoon aan te stellen in de functie).4° Artikel 25 over de hernieuwing van het mandaat, voor zover van toepassing op de algemeen directeur van een federale wetenschappelijke instelling, is niet van toepassing op de algemeen directeur van Sciensano bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de wet, gelet op artikel 45, § 3, van de wet, die dezelfde regel bevat, maar dan aangepast aan het sui generis karakter van Sciensano. Ook de bepalingen van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 inzake selectie, werving en aanstelling zijn niet van toepassing in de situatie bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de wet aangezien de bedoelde situatie maar kan optreden nadat een persoon is aangesteld in de functie van algemeen directeur of wetenschappelijke directeur.
Bijgevolg is het in artikel 18 van dit besluit evenmin nodig om deze bepalingen niet van toepassing te verklaren.
Artikelen 19, 20 en 21 van dit besluit bepalen hoe respectievelijk de artikelen 20, 21 en 23 van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 in voorkomend geval naar analogie moeten worden toegepast op de algemeen directeur van Sciensano, rekening houdend met de bevoegdheden van de raad van bestuur van Sciensano en de sui generis regeling inzake evaluatie (artikel 11 van dit besluit). HOOFDSTUK 5. - Afwijkingen van toepassing op het ter beschikking gesteld statutair personeel (art. 22-36) Dit hoofdstuk geeft uitvoering aan artikel 52, § 4, derde lid, van de wet, dat aan de Koning de bevoegdheid geeft om voor de personeelsleden bedoeld in artikel 52, § 1, van de wet, afwijkingen tot stand te brengen op het administratief en geldelijk statuut en de pensioenregeling die van toepassing zijn op het personeel van de federale wetenschappelijke instellingen, met inbegrip van bevorderingen, specifieke functies en rechten die daarin bepaald worden, voor zover die personeelsleden aan de voorwaarden daarvoor voldoen. Immers, gelet op het sui generis karakter van Sciensano, en de regelingen die door of krachtens de wet zijn vastgesteld met betrekking tot Sciensano, inzonderheid maar niet beperkt tot de regels inzake bestuur en werking van Sciensano, is het niet mogelijk om de reglementering van de federale wetenschappelijke instellingen op alle punten als dusdanig naar analogie toe te passen op Sciensano.
De afwijkingen die in dit besluit worden bepaald, laten de bevoegdheid van Sciensano onverlet om, in de gevallen die door Ons worden vastgesteld, van rechtswege in de plaats te treden van de dienst van oorsprong om een personeelsbeslissing met individuele draagwijdte te nemen die betrekking heeft op een personeelslid dat door de Staat aan Sciensano ter beschikking wordt gesteld.
Dit besluit voorziet niet in afwijkingen voor bepalingen die geen toepassing zullen vinden bij Sciensano.
De bepalingen van de wet en van dit besluit vormen uiteraard een lex specialis ten aanzien van de reglementering van toepassing op de federale wetenschappelijke instellingen, zelfs indien de bepalingen van de wet en van dit besluit niet uitdrukkelijk bepalen dat ze een afwijking vormen van deze reglementering.
De personen bedoeld in artikel 52, § 1, van de wet zijn de statutaire personeelsleden die onmiddellijk vóór de inwerkingtreding van de wet tewerkgesteld zijn bij de Staatsdienst van WIV of CODA. Deze worden op het ogenblik van de inwerkingtreding van de wet van rechtswege door de Staat, die hun juridische werkgever is, ter beschikking gesteld van Sciensano. Deze mogelijke situatie betreft dus een categorie van personeelsleden die uitdovend is.
De bedoelde personeelsleden blijven exclusief onderworpen aan het administratief en geldelijk statuut en de pensioenregeling die van toepassing zijn op het personeel van de federale wetenschappelijke instellingen. Naargelang het geval is dit het wetenschappelijk personeel of het administratief of technisch personeel. Toekomstige wijzigingen van de reglementering zijn dus eveneens van toepassing op de bedoelde personeelsleden, die echter moeten worden gelezen met toepassing van of in het licht van de bedoeling van de bepalingen van dit besluit. Afdeling 1. - Afwijkingen van het statuut van het wetenschappelijk
personeel van de federale wetenschappelijke instellingen (art. 23-29) Het administratief statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen is vastgesteld door het koninklijk besluit van 25 februari 2008. Het geldelijk statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen is vastgesteld door een koninklijk besluit van dezelfde datum, maar daarop moeten geen uitdrukkelijke afwijkingen worden bepaald. Weliswaar moet bij de toepassing van het geldelijk statuut op de personeelsleden bedoeld in artikel 52, § 1, van de wet, rekening worden gehouden met de bepalingen van dit besluit, bijvoorbeeld in verband met de wetenschappelijke anciënniteit.
Artikel 23 van dit besluit bepaalt hoe de begrippen uit het eerstvermelde koninklijk besluit van 25 februari 2008 moeten worden gelezen bij de toepassing op de personeelsleden bedoeld in artikel 52, § 1, van de wet, met inbegrip van de stagiairs en de personeelsleden in proefperiode. Dit artikel is noodzakelijk gelet op het sui generis-karakter van Sciensano, waardoor een zuivere toepassing naar analogie op Sciensano niet mogelijk is. Ter wille van de leesbaarheid verklaart artikel 24 van dit besluit, artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 25 februari 2008 in zijn geheel niet van toepassing. Artikel 23 van dit besluit herneemt de relevante begrippen uit artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 25 februari 2008, hetzij met dezelfde definitie, hetzij door sommige definities aan te passen wanneer dit nodig is gelet op de eigenheid van Sciensano.
Om dezelfde redenen als deze uiteengezet in de toelichting bij artikel 17 van dit besluit, is in artikel 23 ook bepaald, met het oog op de continuïteit en de rechtszekerheid tijdens de eerste periode vanaf de oprichting van Sciensano, hoe de verwijzingen in het koninklijk besluit van 25 april 2008 naar de jury in voorkomend geval moeten worden toegepast gedurende die eerste periode. In elk geval zal de raad van bestuur tijdens de eerste periode van Sciensano een jury kunnen instellen op basis van zijn bevoegdheid op grond van artikel 8, § 1 van de wet, en de raad zal aan die jury de nodige bevoegdheden kunnen toekennen in verband met het wetenschappelijk personeel bedoeld in artikel 52, § 1, van de wet op grond van de bevoegdheid die aan de raad is toegekend door artikel 41, § 1, 2°, van de wet.
Artikel 24, § 1, van dit besluit somt de bepalingen op van het koninklijk besluit van 25 februari 2008 die niet van toepassing zijn wanneer dat laatste besluit krachtens artikel 52, § 4 van de wet wordt toegepast op de personen die worden bedoeld in artikel 52, § 1, van de wet: a) Artikel 1, § 1, met de definities is niet van toepassing gelet op artikel 23 van dit besluit.b) Artikel 3 inzake het personeelsplan is niet van toepassing aangezien bij Sciensano geen personeelsplan wordt opgesteld, wel een personeelsenveloppe (cf.artikel 41, § 1, 1°, van de wet). c) Artikelen 4 en 5 over de samenstelling en de werking van de jury zijn niet van toepassing aangezien bij Sciensano een instellingseigen jury is ingericht, waarvan de regeling is afgestemd op het sui generis karakter van Sciensano.Het betreft de jury bedoeld in artikel 18 van de wet, of de jury die vóór de inwerkingtreding van artikel 18 van de wet kan worden ingericht door de raad van bestuur. d) Artikel 47/2, § 3, over het functioneel organigram is niet van toepassing aangezien de wet reeds een regeling bevat over het organigram van Sciensano, dat in het managementplan is vervat (cf. artikel 33 van de wet). e) Artikel 52, § 2, is niet van toepassing gelet op artikel 28 van dit besluit. Artikel 24, § 2, van dit besluit bepaalt afwijkingen op enkele bepalingen van het koninklijk besluit van 25 februari 2008, inzake de functie van hoofd van een wetenschappelijke dienst of van een wetenschappelijk programma. Anders dan de afwijkingen bepaald in artikel 24, § 1, gelden de afwijkingen bepaald in artikel 24, § 2, enkel gedurende de overgangsperiode bedoeld in artikel 48 van de wet, d.i. tot aan de definitieve aanstelling van de algemeen directeur van Sciensano. Die tijdelijke afwijkingen zijn noodzakelijk voor de gebeurlijke toepassing, tijdens de overgangsperiode, van de bepalingen in kwestie van het koninklijk besluit van 25 februari 2008 op de personeelsleden bedoeld in artikel 52, § 1, van de wet. Dit betreft dus de hypothese dat de raad van bestuur van Sciensano met toepassing van artikel 19 van de wet de functie van hoofd van een wetenschappelijke dienst of programma zou creëren, en dat tijdens de overgangsperiode een statutair personeelslid bedoeld in artikel 52, § 1, van de wet in die functie zou worden aangesteld. Omwille van de eigenheid van Sciensano en het tijdelijk karakter van de overgangsperiode (vb. geen directieraad tijdens de overgangsperiode), en met het oog op het garanderen van de continuïteit van de activiteiten, programma's en diensten van WIV en van CODA, is het noodzakelijk dat reeds tijdens de eerste fase van het bestaan van Sciensano hoofden van een wetenschappelijke dienst of programma kunnen worden aangesteld, o.m. onder de statutaire personeelsleden die ter beschikking worden gesteld door de Staat, volgens de regelingen vastgesteld door de raad van bestuur van Sciensano, m.b.t. onder meer wijze van aanstelling, einde van het mandaat, en verplichtingen gedurende de uitoefening van het mandaat.
Artikel 2 van het koninklijk besluit van 25 februari 2008, dat het toepassingsgebied van het statuut bepaalt, moet worden gelezen in samenhang met artikel 52 van de wet en met artikel 23 van dit besluit.
Artikel 25 van dit besluit bevestigt dat de diensten gepresteerd in dienstactiviteit bij Sciensano (dus gedurende de terbeschikkingstelling aan Sciensano, overeenkomstig artikel 52, § 4, tweede lid, van de wet), alsook -vóór de inwerkingtreding van de wet- bij WIV of CODA, meetellen voor de berekening van de wetenschappelijke anciënniteit. Aldus leidt de terbeschikkingstelling aan Sciensano niet tot een onderbreking van de wetenschappelijke anciënniteit vanaf de indiensttreding als wetenschappelijk personeelslid. Overeenkomstig artikel 7 van het koninklijk besluit van 25 februari 2008 kunnen ook vroegere wetenschappelijke activiteiten uitgeoefend bij bijvoorbeeld andere binnenlandse of buitenlandse wetenschappelijke instellingen, universiteiten of onderzoeks- en ontwikkelingsafdelingen van private ondernemingen, beschouwd worden als wetenschappelijke activiteit die in aanmerking kan worden genomen voor de berekening van de wetenschappelijke anciënniteit, op beslissing van de jury bedoeld in artikel 18 van de wet of de jury die vóór de inwerkingtreding van artikel 18 van de wet kan worden ingericht door de raad van bestuur.
Overeenkomstig artikel 26 van dit besluit wordt het statutair wetenschappelijk personeelslid geëvalueerd door zijn overste die hiertoe is aangewezen door de algemeen directeur. Naar analogie met wat is bepaald in het koninklijk besluit van 24 september 2013 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt, kan dit ofwel zijn hiërarchische overste zijn, ofwel zijn functionele overste. Onder "hiërarchische overste" moet worden begrepen: het statutair personeelslid dat een hoger niveau of klasse heeft dan het betrokken statutair personeelslid. Onder "functionele overste" moet worden begrepen: de persoon die het betrokken statutair wetenschappelijk personeelslid aanstuurt bij de uitoefening van diens werk, zoals bijvoorbeeld het diensthoofd, ongeacht de rechtspositie van deze overste. Dit kan dus een ander statutair personeelslid zijn, maar ook een ter beschikking gesteld contractueel personeelslid of een eigen (per definitie contractueel) personeelslid van Sciensano. De mogelijkheid om de evaluatie te laten verrichten door een functioneel overste vormt een afwijking op het statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen, die verantwoord is door het principe van contractuele aanwerving door Sciensano, dat gepaard gaat met het uitdovend karakter van de categorie van het statutair personeel dat aan Sciensano ter beschikking is gesteld. Bijgevolg zal het aantal statutaire personeelsleden dat bij Sciensano is tewerkgesteld, afnemen. De in dit besluit ingeschreven verruiming van de evaluatiemogelijkheden speelt hierop in, zodat blokkeringen kunnen worden vermeden.
Voor het overige verloopt de evaluatie volgens de regels die zijn vastgesteld door het koninklijk besluit van 25 februari 2008.
Artikel 27 van dit besluit geeft een lezing aan artikel 49 en artikel 51 van het koninklijk besluit van 25 februari 2008, zodat duidelijk is bij welke "andere instelling" het statutair wetenschappelijk personeel dat is tewerkgesteld bij Sciensano, kan worden weder tewerkgesteld of overgeplaatst, in de in die artikelen bepaalde gevallen.
Artikel 28 van dit besluit stelt definities vast die in de plaats komen van de definities bepaald in artikel 52, § 2, van het koninklijk besluit van 25 februari 2008, gelet op de specifieke context van Sciensano.
Artikel 29 van dit besluit bepaalt de rol van Sciensano in de interdepartementale raad van beroep, voor wat betreft de personeelsleden bedoeld in artikel 52, § 1, van de wet. Afdeling 2. - Afwijkingen van het statuut van het administratief en
technisch personeel van de federale wetenschappelijke instellingen (art. 30-36) Het koninklijk besluit van 30 april 1999 stelt het statuut vast van het administratief en technisch personeel van de federale wetenschappelijke instellingen.
Artikel 30 van dit besluit bepaalt hoe de begrippen uit het koninklijk besluit van 30 april 1999 moeten worden gelezen bij de toepassing op de personeelsleden bedoeld in artikel 52, § 1, van de wet.
Artikel 31 van dit besluit somt de bepalingen op van het koninklijk besluit van 30 april 1999 die niet van toepassing zijn wanneer dit besluit krachtens artikel 52, § 4, derde lid, van de wet wordt toegepast op de personen die worden bedoeld in artikel 52, § 1, van de wet: a) Artikel 2 met betrekking tot het personeelsplan, is niet van toepassing aangezien er bij Sciensano geen personeelsplan is, maar wel een personeelsenveloppe (artikel 41, § 1, van de wet);b) Artikel 3 met de definitie van bevoegde Minister, is niet van toepassing gelet op artikel 30 van dit besluit;c) Artikel 23 over de directeur van de ondersteunende dienst is niet van toepassing aangezien die functie niet bestaat bij Sciensano (artikel 19 van de wet);d) Artikel 30, § 1, met definities voor de toepassing van de bepalingen die gelden voor het rijkspersoneel, is niet van toepassing gelet op de definities bepaald in artikel 32 van dit besluit, die zijn aangepast aan het sui generis karakter van Sciensano.De definities bepaald in artikel 32 gelden overigens ook met betrekking tot de stagiairs; e) Artikel 30, § 2, over het huishoudelijk reglement van de directieraad, is niet van toepassing aangezien dit krachtens de wet (artikel 16) voor Sciensano kan worden geregeld;f) Artikel 30, § 5, eerste lid, met de definities voor de toepassing van de bepalingen die gelden voor het rijkspersoneel inzake mutatie, is niet van toepassing gelet op de definities bepaald in artikel 32 van dit besluit, die zijn aangepast aan het sui generis karakter van Sciensano;g) Artikel 34, § 5, tweede lid, over de vervanging van bepaalde statutaire personeelsleden aan wie verlof wordt toegestaan, is niet van toepassing, gelet op het principe van tewerkstelling door Sciensano onder arbeidsovereenkomst (artikel 40 van de wet) en de bevoegdheid van de raad van bestuur van Sciensano. Voorts verleent artikel 31 van dit besluit de mogelijkheid aan de raad van bestuur om af te wijken van de bepalingen inzake de verantwoordelijke voor opleidingen, opdat dit op een voor Sciensano aangepaste wijze kan worden geregeld, mede gelet op het uitdovend karakter van de categorie van het Staatspersoneel.
De toelichting bij artikel 32 van dit besluit staat bij de toelichting bij artikel 31 van dit besluit.
Artikelen 33 en 34 van dit besluit regelen de toepassing van de bepalingen inzake mutatie, waarvan de in artikel 52, § 1, van de wet bedoelde leden van het administratief en technisch personeel ook na de hervorming kunnen genieten.
Artikel 35 van dit besluit regelt de bevoegdheid van de Raad van beroep en de rol daarin van Sciensano, wat betreft de leden van het administratief en technisch personeel bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de wet.
Artikel 36 van dit besluit regelt de verdere toepassing van artikel 33bis van het koninklijk besluit van 30 april 1999, en meer bepaald de rol van Sciensano in de beroepscommissie inzake beroepsongeschiktheid. HOOFDSTUK 6 Stagiairs en personeelsleden in proefperiode (art. 37) Artikel 37 van dit besluit geeft uitvoering aan artikel 52, § 1, vierde lid, van de wet, dat de Koning machtigt om de bepalingen aan te duiden inzake vaste benoeming die na de hervorming van toepassing blijven op de stagiairs en de wetenschappelijke personeelsleden in proefperiode die onmiddellijk vóór de inwerkingtreding van de wet als dusdanig waren tewerkgesteld bij de Staatsdienst van WIV of CODA. Het begrip "regels met betrekking tot vaste benoeming" moet in ruime zin worden opgevat. Hiertoe behoren ook de regels met betrekking tot stage, verloop van de stage, evaluatie, benoeming en eedaflegging.
Met "personeelsleden in proefperiode" wordt bedoeld: de personeelsleden die in proefperiode zijn in de zin van het koninklijk besluit van 25 februari 2008 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen.
De in artikel 37 van dit besluit aangewezen regelen moeten worden toegepast zoals deze onmiddellijk vóór de inwerkingtreding van de wet van kracht waren, met dien verstande dat de definities bepaald in de artikelen 23 en 32 ook gelden met betrekking tot deze personeelsleden. HOOFDSTUK 7 Wijzigings- en opheffingsbepalingen (art. 38-43) Overeenkomstig artikel 76 van de wet, passen de artikelen 38 tot en met 43 de van kracht zijnde koninklijke besluiten aan, of heffen deze op, om ze in overeenstemming te brengen met deze hervorming. Artikel 38 van dit besluit is genomen op grond van artikel 108 van de Grondwet, gelezen in samenhang met artikel 47 van de wet van 25 februari 2018 tot oprichting van Sciensano, in overeenstemming met wat over die rechtsgrond is opgemerkt in het advies 62.798/3 van de afdeling Wetgeving van de Raad van State over het ontwerp van dit besluit, alsook in het advies 62.791/3 van de afdeling Wetgeving van de Raad van State over het ontwerp van koninklijk besluit van [?] tot uitvoering van de wet van 25 februari 2018 tot oprichting van Sciensano, wat betreft de maatschappelijke zetel, het bestuur en de werking, en tot aanpassing van diverse besluiten betreffende de rechtsvoorgangers van Sciensano.
Anders dan wat hierover wordt gesteld in het advies 62.798/3 van de afdeling Wetgeving van de Raad van State, is artikel 38 van dit besluit niet genomen op grond van artikel 2, § 1, 1°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders (hierna, "RSZ-wet"), zodat bijgevolg de vereiste van advies van de Nationale Arbeidsraad niet van toepassing is. Artikel 38 bewerkstelligt de status quo, door de verwijzingen naar het WIV en het CODA op te heffen, en "Sciensano" in te schrijven in de bepaling van het koninklijk besluit tot uitvoering van de RSZ-wet die het toepassingsgebied van de RSZ-wet (reeds voorheen) heeft verruimd tot de gerechtigden op een (post)doctoraatsbeurs die wordt toegekend door de in die bepaling opgesomde instellingen (waaronder het WIV en het CODA). Net zoals talrijke andere wijzigingsbepalingen in dit besluit alsook in andere uitvoeringsbesluiten van de wet van 25 februari 2018 tot oprichting van Sciensano, die in die mate rechtsgrond vinden in artikel 108 van de Grondwet en artikel 47 van de wet, strekt ook artikel 38 er dus enkel toe om de noodzakelijke aanpassingen aan te brengen ingevolge de rechtsopvolging van het CODA en het WIV door Sciensano. Artikel 38 strekt er dus geenszins toe, en heeft evenmin tot gevolg om het toepassingsgebied van de RSZ-wet te verruimen, en brengt geen wijzigingen teweeg in de regels die de RSZ moet toepassen.
De overige bepalingen van dit hoofdstuk behoeven geen nadere toelichting. HOOFDSTUK 8. - Nominatieve lijsten van de personeelsleden, als bedoeld in de artikelen 52, § 2, en 53, § 1, tweede lid, van de wet (art. 44-45, en art. N1 en N2) De bijlagen bij dit besluit zijn de nominatieve personeelslijsten die op grond van de artikelen 52, § 2, en 53, § 1, tweede lid, van de wet zijn vastgesteld. HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen (art. 46-49) De artikelen 46 en 47 van dit besluit stellen de datum van inwerkingtreding vast van de bepalingen bedoeld in artikel 77, eerste lid, van de wet, alsook van dit besluit, op 1 april 2018. Deze afwijking van de gangbare termijn van inwerkingtreding van besluiten, bepaald bij artikel 6, eerste lid, van de wet van 31 mei 1961 betreffende het gebruik der talen in wetgevingszaken, het opmaken, bekendmaken en inwerkingtreden van wetten en verordeningen, wordt verantwoord door motieven van praktische aard. Om redenen die verband houden met onder andere personeelsbeheer en het beheer van de boekhouding, is het aangewezen dat deze bepalingen in werking treden op de eerste dag van de maand april.
Voor het overige behoeven de artikelen 46 tot 49 geen nadere toelichting.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar,
28 MAART 2018. - Koninklijk besluit tot uitvoering, wat personeelszaken betreft, van de wet van 25 februari 2018 tot oprichting van Sciensano en tot vaststelling van de datum van de inwerkingtreding van bepaalde bepalingen van dezelfde wet FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 108 van de Grondwet;
Gelet op de wet van 25 februari 2018 tot oprichting van Sciensano, de artikelen 18, § 1, tweede lid, en § 3, 41, § 1, derde lid, 47, 50, tweede lid, 52, § 1, vierde lid, § 2, en § 4, derde lid, 53, § 1, tweede lid, 69 en 77, eerste lid;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 143 van 30 december 1982 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan de laboratoria moeten voldoen voor de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging voor verstrekkingen van klinische biologie, artikel 8, § 1, vervangen bij de wet van 24 mei 2005;
Gelet op het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
Gelet op het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;
Gelet op het koninklijk besluit van 12 december 1994 tot oprichting, organisatie en vastlegging van de personeelsformatie van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 oktober 1996 tot aanwijzing van de federale wetenschappelijke instellingen;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 maart 1997 tot uitvoering van Titel VI van de wet van 29 april 1996 houdende sociale bepalingen;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het administratief en technisch personeel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat;
Gelet op het koninklijk besluit van 19 december 2000 tot vaststelling van de personeelsformaties van de wetenschappelijke instellingen van de Staat die ressorteren onder het Ministerie van Middenstand en Landbouw;
Gelet op het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten;
Gelet op het koninklijk besluit van 11 juli 2003 tot vaststelling van de personeelsformatie van de wetenschappelijke instelling van de Staat "Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid";
Gelet op het koninklijk besluit van 10 november 2005 tot aanwijzing van de ambtenaren en personeelsleden die toezicht uitoefenen op de laboratoria voor klinische biologie;
Gelet op het koninklijk besluit van 17 juli 2006 tot toewijzing van een vakrichting aan de ambtenaren van niveau A van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid;
Gelet op het koninklijk besluit van 17 juli 2006 tot toewijzing van een vakrichting aan de ambtenaren van niveau A van het Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 februari 2008 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 februari 2008 tot vaststelling van het geldelijke statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen;
Gelet op het koninklijk besluit van 13 april 2008 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de management-, staf- en leidinggevende functies in de federale wetenschappelijke instellingen;
Gelet op het koninklijk besluit van 17 juli 2009 tot vaststelling, met het oog op de toepassing van artikel 43 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, van de betrekkingen van de personeelsleden van de federale wetenschappelijke instelling " Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid ", die eenzelfde trap van de hiërarchie vormen;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 augustus 2009 tot vaststelling, met het oog op de toepassing van artikelen 43 en 46 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, van de betrekkingen van de personeelsleden van de federale wetenschappelijke instelling " Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie " en zijn uitvoeringsdiensten in Tervuren en Machelen, die eenzelfde trap van de hiërarchie vormen;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 februari 2010 tot vaststelling van de taalkaders van de federale wetenschappelijke instelling " Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie " en haar uitvoeringsdiensten in Tervuren en Machelen;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 maart 2013 tot vaststelling van de taalkaders van de federale wetenschappelijke instelling " Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid ";
Gelet op het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 13 mei 2016;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 13 juli 2016;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 15 juli 2016;
Gelet op het protocol van onderhandelingen nr. 163/1 van het Sectorcomité I, gesloten op 12 september 2016;
Gelet op advies 62.798/3 van de Raad van State, gegeven op 21 februari 2018, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op artikel 8, § 1, 4°, van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging is dit besluit vrijgesteld van een regelgevingsimpactanalyse omdat het bepalingen houdende autoregulering van de federale overheid betreft;
Op de voordracht van de Minister van Volksgezondheid, de Minister van Landbouw en de Minister van Ambtenarenzaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit gelden de begripsbepalingen van artikel 2 van de wet van 25 februari 2018 tot oprichting van Sciensano. § 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt bovendien verstaan onder : 1° de wet : de wet van 25 februari 2018 tot oprichting van Sciensano;2° het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het administratief en technisch personeel : het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het administratief en technisch personeel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat;3° het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 : het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten;4° het koninklijk besluit van 25 februari 2008 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel : het koninklijk besluit van 25 februari 2008 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen;5° het koninklijk besluit van 13 april 2008 : het koninklijk besluit van 13 april 2008 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de management-, staf- en leidinggevende functies in de federale wetenschappelijke instellingen. HOOFDSTUK 2. - Regelingen vastgesteld door de raad van bestuur
Art. 2.§ 1. Wanneer de raad van bestuur met toepassing van artikel 41 van de wet regelingen vaststelt inzake bezoldiging van het personeel dat door Sciensano is aangeworven, worden dezelfde weddeschalen toegepast als deze die gelden voor personeel dat in gelijkaardige functies is tewerkgesteld bij de Staat. § 2. De raad van bestuur bepaalt de regeling inzake de vergoedingen van de algemeen directeur ten tijdelijke titel en de wetenschappelijke directeurs ten tijdelijke titel bedoeld in artikel 48 van de wet, met dien verstande dat aan de algemeen directeur ten tijdelijke titel dezelfde vergoedingen worden toegekend als de vergoedingen waarop hij onmiddellijk vóór de inwerkingtreding van de artikelen bedoeld in artikel 77, eerste lid, van de wet recht zou hebben gehad als algemeen directeur bij WIV en bij CODA, en dat aan de wetenschappelijke directeurs ten tijdelijke titel dezelfde vergoedingen worden toegekend als de vergoedingen waarop zij onmiddellijk vóór de inwerkingtreding van de artikelen bedoeld in artikel 77, eerste lid, van de wet recht zouden hebben gehad als operationeel directeur bij WIV en bij CODA. Onder "vergoedingen" in het eerste lid moet worden begrepen : de brutobezoldiging met inbegrip van om het even welke toelage, premies, vergoedingen en voordelen en de gebeurlijke toepassing van het stelsel van aanvullende voordelen bepaald in de wet van 4 maart 2004 bedoeld in artikel 2, 8°, van de wet. HOOFDSTUK 3. - Evaluatie van de algemeen directeur en de wetenschappelijke directeurs
Art. 3.De evaluatoren bedoeld in artikel 46 van de wet worden bijgestaan door een extern bureau. Dit bureau heeft als opdracht om het bereiken van de doelstellingen en de concrete uitwerking ervan, zoals vervat in het managementplan en het operationeel plan, bedoeld in de artikelen 33 en 34 van de wet, te evalueren.
Art. 4.De periode tussen twee evaluaties moet ten minste twee jaar bedragen, tenzij in geval van onregelmatigheid of indien de vermelding bij de vorige evaluatie "onvoldoende" was. De raad van bestuur kan andere gevallen bepalen waarin de periode tussen twee evaluaties afwijkt van de duur van ten minste twee jaar.
Ten laatste zes maanden vóór het einde van de duur van hun functie krijgen de algemeen directeur en de wetenschappelijke directeurs een globale eindevaluatie.
Art. 5.De tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie van de algemeen directeur en de wetenschappelijke directeurs hebben betrekking op : 1° de verwezenlijking van de doelstellingen die werden vastgelegd in het managementplan en het operationeel plan en die op de te evalueren directeur van toepassing zijn;2° de wijze waarop die doelstellingen al dan niet werden behaald;3° de persoonlijke bijdrage aan de verwezenlijking van die doelstellingen;4° de geleverde inspanningen om de competenties te ontwikkelen;5° de leidinggevende capaciteiten.
Art. 6.Elke evaluatie van de algemeen directeur en de wetenschappelijke directeurs wordt besloten met één van de volgende vermeldingen : "uitstekend", "voldoet aan de verwachtingen", "te ontwikkelen", of "onvoldoende".
De tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie kunnen worden besloten met de vermelding "onvoldoende" onder meer wanneer de doelstellingen en de concrete uitwerking ervan, zoals vervat in het managementplan en het operationeel plan en die op de geëvalueerde van toepassing zijn, niet werden verwezenlijkt, of wanneer de leidinggevende capaciteiten tekortschieten.
De tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie kunnen worden besloten met de vermelding "te ontwikkelen" als eruit blijkt dat de doelstellingen en de concrete uitwerking ervan, zoals vervat in het managementplan en het operationeel plan en die op de geëvalueerde van toepassing zijn, slechts gedeeltelijk zijn verwezenlijkt.
De tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie kunnen worden besloten met de vermelding "voldoet aan de verwachtingen" als eruit blijkt dat de doelstellingen en de concrete uitwerking ervan, zoals vervat in het managementplan en het operationeel plan en die op de geëvalueerde van toepassing zijn, werden verwezenlijkt.
De tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie worden besloten met de vermelding "uitstekend" wanneer de realisatie van de doelstellingen en de concrete uitwerking ervan, zoals vervat in het managementplan en het operationeel plan en die op de geëvalueerde van toepassing zijn, in hun geheel optimaal werden verwezenlijkt, en de persoonlijke inzet van de geëvalueerde om deze doelstellingen te halen, de leiding die hij geeft aan medewerkers en de inspanningen die hij levert inzake competentieontwikkeling optimaal zijn.
Art. 7.§ 1. De evaluator nodigt de te evalueren directeur uit op het evaluatiegesprek, ten minste zestig kalenderdagen voor het evaluatiegesprek. De te evalueren directeur wordt bovendien uitgenodigd om een schriftelijke zelfevaluatie op te maken die hij ten minste dertig kalenderdagen voor het evaluatiegesprek bezorgt aan de evaluator. Indien de zelfevaluatie binnen de termijn wordt bezorgd aan de evaluator, maakt deze zelfevaluatie deel uit van het evaluatiedossier.
Na het evaluatiegesprek finaliseert de evaluator het beschrijvend evaluatieverslag op basis van de informatie waarover hij beschikt.
Binnen de vijftien kalenderdagen na het evaluatiegesprek wordt het beschrijvend evaluatieverslag tegen ontvangstbevestiging bezorgd aan de geëvalueerde. § 2. Indien de te evalueren directeur niet aanwezig kan zijn op het evaluatiegesprek waartoe hij is uitgenodigd, en hij hiervoor een rechtsgeldige reden heeft die hij op voorhand ter kennis brengt van de evaluator, kan het evaluatiegesprek worden verschoven naar maximaal één maand na de datum van het evaluatiegesprek waarvoor de betrokkene met toepassing van de eerste paragraaf was uitgenodigd. § 3. Indien de te evalueren directeur niet aanwezig is op het evaluatiegesprek waartoe hij is uitgenodigd, zonder dat hij hiervoor een rechtsgeldige reden heeft, of indien de te evalueren directeur gedurende een ononderbroken periode van minstens twee maanden na de datum van het evaluatiegesprek waarvoor hij met toepassing van de eerste paragraaf was uitgenodigd, omwille van een rechtsgeldige reden niet aanwezig kan zijn op het evaluatiegesprek, maakt de evaluator het beschrijvend evaluatieverslag op basis van de informatie waarover hij beschikt. Binnen de vijftien kalenderdagen na het geplande evaluatiegesprek wordt het beschrijvend evaluatieverslag tegen ontvangstbevestiging bezorgd aan de geëvalueerde.
Art. 8.Bij vermelding "onvoldoende" kan een voortijdig einde worden gesteld aan de aanduiding van de betrokkene in de functie, zonder enig recht op vergoeding omwille van het einde van de functie.
Bij vermelding "te ontwikkelen" kan de raad van bestuur bijzondere doelstellingen opleggen, waarmee rekening zal worden gehouden bij de volgende evaluaties van de betreffende directeur. HOOFDSTUK 4. - Afwijkingen van toepassing op een algemeen directeur of wetenschappelijke directeur bedoeld in artikel 50 van de wet
Art. 9.§ 1. De afwijkingen die in dit hoofdstuk worden bepaald op de reglementering van toepassing op een algemeen directeur bij de federale wetenschappelijke instellingen, zijn van toepassing op een algemeen directeur in het geval bedoeld in artikel 50 van de wet. § 2. De afwijkingen die in dit hoofdstuk worden bepaald op de reglementering van toepassing op een operationeel directeur bij de federale wetenschappelijke instellingen, zijn van toepassing op een wetenschappelijke directeur in het geval bedoeld in artikel 50 van de wet. Afdeling 1. - Diverse afwijkingen
Art. 10.In afwijking van de bepalingen van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de Rijksbesturen, wordt de houder van de functie van algemeen directeur of wetenschappelijke directeur bedoeld in artikel 50 van de wet, voor de duur van de uitoefening van het mandaat in ambtshalve verlof voor opdracht van algemeen belang geplaatst. Het verlof is onbezoldigd. Voor het overige is de duur van de uitoefening van het mandaat gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit onder het statuut.
Art. 11.De algemeen directeur en de wetenschappelijke directeurs worden geëvalueerd volgens de regels vastgelegd door de raad van bestuur op grond van de artikelen 41, § 1, en 46 van de wet en in overeenstemming met hoofdstuk 3 van dit besluit.
Art. 12.Artikel 45, § 3, van de wet is van toepassing op de in dit hoofdstuk bedoelde algemeen directeur en wetenschappelijke directeur. Afdeling 2. - Afwijkingen met betrekking tot het koninklijk besluit
van 13 april 2008
Art. 13.Bij de toepassing van het koninklijk besluit van 13 april 2008 moet worden verstaan onder : 1° "Minister", de Minister die de dienst van oorsprong bedoeld in artikel 52, § 3, van de wet vertegenwoordigt;2° "Voorzitter", de voorzitter van het directiecomité van de federale overheidsdienst die de dienst van oorsprong is zoals bedoeld in artikel 52, § 3, van de wet;3° "instelling", Sciensano;4° "directieraad", de algemeen directeur van Sciensano die zich kan laten bijstaan door de directieraad van Sciensano;5° "algemeen directeur", de algemeen directeur van Sciensano;6° "operationeel directeur", een wetenschappelijke directeur van Sciensano;7° "leidinggevende functie", de functie van wetenschappelijke directeur bij Sciensano;8° "wetenschappelijke personeelsleden", het/de lid/leden van het wetenschappelijk personeel van Sciensano.
Art. 14.De volgende bepalingen van het koninklijk besluit van 13 april 2008 zijn niet van toepassing : a) artikel 2, § 1;b) artikel 10;c) titel III;d) artikel 29;e) titel IV, hoofdstuk 2, afdeling 3;f) artikel 41.
Art. 15.In afwijking van artikel 4, 2°, derde streepje, van het koninklijk besluit van 13 april 2008 moet onder ""federale overheidsdienst" waaraan de managementfunctie -1 is verbonden" worden verstaan, de dienst van oorsprong bedoeld in artikel 52, § 3, van de wet.
Art. 16.Wanneer op een wetenschappelijke directeur de bepalingen van titel II van het koninklijk besluit van 25 februari 2008 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel worden toegepast, overeenkomstig artikel 18 van het koninklijk besluit van 13 april 2008, zijn de bepalingen van hoofdstuk 5, afdeling 1, van dit besluit van toepassing.
De functie van wetenschappelijk directeur wordt beschouwd als een leidinggevende functie in de zin van de reglementering van toepassing op de federale wetenschappelijke instellingen en hun personeel.
Art. 17.Voor de toepassing van titel IV, hoofdstuk 2, afdeling 4, van het koninklijk besluit van 13 april 2008 : 1° moeten de verwijzingen naar de "eindevaluatie bedoeld in artikel 33" en "een tussentijdse evaluatie zoals bedoeld in artikel 33" worden gelezen als verwijzingen naar de evaluatie volgens de regels vastgelegd door de raad van bestuur op grond van de artikelen 41, § 1, en 46 van de wet en in overeenstemming met hoofdstuk 3 van dit besluit;2° moet onder "jury" worden verstaan : de jury van Sciensano zoals bedoeld in artikel 18 van de wet of, tot aan de definitieve aanstelling van de algemeen directeur zoals goedgekeurd door de bevoegde Minister, de jury zoals ingesteld door de raad van bestuur van Sciensano op grond van artikel 8, § 1, en artikel 41, § 1, 2°, van de wet. Afdeling 3. - Afwijkingen met betrekking tot het koninklijk besluit
van 29 oktober 2001
Art. 18.De volgende bepalingen van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 zijn niet van toepassing : a) hoofdstuk IV, afdeling I;b) hoofdstuk V;c) artikel 20, § 3, § 4 en § 5;d) artikel 25.
Art. 19.De beslissing bedoeld in artikel 20, § 2, van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 wordt genomen door de raad van bestuur van Sciensano.
Art. 20.Voor de toepassing van artikel 21 van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001, moet de verwijzing naar de "evaluatie bedoeld in artikel 16" worden gelezen als een verwijzing naar de evaluatie volgens de regels vastgelegd door de raad van bestuur op grond van de artikelen 41, § 1, en 46 van de wet en in overeenstemming met hoofdstuk 3 van dit besluit.
Art. 21.Voor de toepassing van artikel 23 van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001, moet het akkoord met de beëindiging van het mandaat worden gegeven door de raad van bestuur van Sciensano. HOOFDSTUK 5. - Afwijkingen van toepassing op het ter beschikking gesteld statutair personeel
Art. 22.De afwijkingen die in dit hoofdstuk worden bepaald op het administratief en geldelijk statuut van het personeel van de federale wetenschappelijke instellingen, gelden voor de in artikel 52, § 1, van de wet bedoelde personeelsleden, voor wat betreft het statuut dat op hen van toepassing is. Afdeling 1. - Afwijkingen van het statuut van het wetenschappelijk
personeel van de federale wetenschappelijke instellingen
Art. 23.Tenzij anders bepaald in deze afdeling, moet bij de toepassing van het koninklijk besluit van 25 februari 2008 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel worden verstaan onder : 1° "algemeen directeur", de algemeen directeur van Sciensano;2° "bevoegde stafdienst Personeel en Organisatie", de dienst bevoegd voor het bedoelde aspect van beheer van personeelszaken;3° "De raad analyseert het verslag", de algemeen directeur van Sciensano die zich kan laten bijstaan door de directieraad van Sciensano analyseert het verslag;4° "de wetenschappelijke instelling", Sciensano;5° "directieraad", de algemeen directeur van Sciensano die zich kan laten bijstaan door de directieraad van Sciensano;6° "huishoudelijk reglement van de raad", huishoudelijk reglement van de directieraad van Sciensano;7° "instelling", Sciensano;8° "jury", de jury van Sciensano zoals bedoeld in artikel 18 van de wet of, tot aan de definitieve aanstelling van de algemeen directeur zoals goedgekeurd door de bevoegde Minister, de jury zoals ingesteld door de raad van bestuur van Sciensano op grond van artikel 8, § 1, en artikel 41, § 1, 2°, van de wet;9° "Minister", de Minister die de dienst van oorsprong bedoeld in artikel 52, § 3, van de wet vertegenwoordigt;10° "operationeel directeur", een wetenschappelijke directeur van Sciensano;11° "operationele directie", wetenschappelijke directie bij Sciensano;12° "leidinggevende functie", de functie van wetenschappelijk directeur bij Sciensano;13° "statuut van het rijkspersoneel", het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel;14° "Voorzitter", de voorzitter van het directiecomité van de federale overheidsdienst die de dienst van oorsprong is zoals bedoeld in artikel 52, § 3, van de wet;15° "wetenschappelijke activiteit", elke systematische activiteit die nauw verbonden is met creatie, productie, bevordering, verspreiding en toepassing van de wetenschappelijke en technische kennis in alle gebieden van de wetenschap en de technologie en in het bijzonder wetenschappelijk onderzoek, experimentele ontwikkeling, wetenschappelijke en technische dienstverlening, het behoud en de presentatie van het cultureel erfgoed en de educatieve diensten inbegrepen;16° "wetenschappelijk personeel", de leden van het personeel tewerkgesteld bij Sciensano belast met de uitvoering van wetenschappelijke activiteiten;17° "wetenschappelijk(e) personeelslid(leden)", het (de) lid (leden) van het wetenschappelijk personeel dat (die), tegen de voorwaarden van het koninklijk besluit van 25 februari 2008 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel, als vastbenoemde zijn (hun) diensten presteert (presteren) bij Sciensano.
Art. 24.§ 1. De volgende bepalingen van het koninklijk besluit van 25 februari 2008 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel zijn niet van toepassing : a) artikel 1, § 1;b) artikel 3;c) artikelen 4 en 5;d) artikel 47/2, § 3;e) artikel 52, § 2. § 2. Zonder dat dit afbreuk doet aan de toepassing van artikel 23 en paragraaf 1, gelden tot aan de definitieve aanstelling van de algemeen directeur zoals goedgekeurd door de bevoegde Minister, de volgende afwijkingen op het koninklijk besluit van 25 februari 2008 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel : a) in afwijking van artikel 23, 5°, van dit besluit, moet in de artikelen 47/1 en 47/2 van het voornoemd koninklijk besluit van 25 februari 2008 worden verstaan onder : "directieraad", de algemeen directeur ten tijdelijke titel zoals bedoeld in artikel 48 van de wet;b) de artikelen 47/6, 47/7, 47/8 en 47/9 van het voornoemd koninklijk besluit van 25 februari 2008, zijn niet van toepassing.
Art. 25.Voor de berekening van de wetenschappelijke anciënniteit in de zin van artikel 7 van het koninklijk besluit van 25 februari 2008 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel, wordt rekening gehouden met de duur van de wetenschappelijke diensten gepresteerd in dienstactiviteit door het wetenschappelijk personeelslid sinds zijn indiensttreding als lid van het wetenschappelijk personeel van Sciensano, alsook met de duur van de relevante wetenschappelijke diensten die het wetenschappelijk personeelslid vóór de inwerkingtreding van de artikelen bedoeld in artikel 77, eerste lid, van de wet heeft gepresteerd in dienstactiviteit bij WIV, CODA, of een andere federale wetenschappelijke instelling bedoeld in het koninklijk besluit van 30 oktober 1996 tot aanwijzing van de federale wetenschappelijke instellingen.
Het eerste lid doet geen afbreuk aan artikel 7, § 2, van het koninklijk besluit van 25 februari 2008 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel.
Art. 26.Het in artikel 52, § 1, van de wet bedoelde personeelslid wordt geëvalueerd door zijn hiërarchische of functioneel overste die hiervoor is aangewezen door de algemeen directeur, volgens de regels bepaald door of krachtens het koninklijk besluit van 25 februari 2008 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel.
Art. 27.Voor de toepassing van de artikelen 49 en 51 van het koninklijk besluit van 25 februari 2008 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel, moet onder "andere instelling" worden verstaan : een federale wetenschappelijke instelling bedoeld in het koninklijk besluit van 30 oktober 1996 tot aanwijzing van de federale wetenschappelijke instellingen.
Art. 28.Voor de toepassing van de bepalingen bedoeld in artikel 52, § 1, van het koninklijk besluit van 25 februari 2008 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel, wordt verstaan onder : 1° "Minister", de Minister die de dienst van oorsprong bedoeld in artikel 52, § 3, van de wet vertegenwoordigt;2° "voorzitter van het directiecomité", de algemeen directeur van Sciensano;3° "directiecomité", de algemeen directeur van Sciensano die zich kan laten bijstaan door de directieraad van Sciensano;4° "personeelslid", het wetenschappelijk personeelslid bedoeld in artikel 52, § 1, van de wet;5° "dienstanciënniteit voor de bepalingen die betrekking hebben op de berekening van het ziekteverlof", de wetenschappelijke anciënniteit bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 25 februari 2008 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel.
Art. 29.Voor de toepassing van artikel 53 van het koninklijk besluit van 25 februari 2008 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel, wordt verstaan onder "de instellingen" : de federale wetenschappelijke instellingen bedoeld in het koninklijk besluit van 30 oktober 1996 tot aanwijzing van de federale wetenschappelijke instellingen, en Sciensano. Afdeling 2. - Afwijkingen van het statuut van het administratief en
technisch personeel van de federale wetenschappelijke instellingen
Art. 30.Tenzij anders bepaald in deze afdeling, moet bij de toepassing van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het administratief en technisch personeel worden verstaan onder : 1° "algemeen directeur", de algemeen directeur van Sciensano;2° "bevoegde Minister" of "de Minister", de Minister die de dienst van oorsprong bedoeld in artikel 52, § 3, van de wet vertegenwoordigt;3° "directieraad", de algemeen directeur van Sciensano die zich kan laten bijstaan door de directieraad van Sciensano;4° "instelling", Sciensano;5° "Minister onder wiens gezag de wetenschappelijke inrichting geplaatst is" of "bevoegde Minister", de Minister die de dienst van oorsprong bedoeld in artikel 52, § 3, van de wet vertegenwoordigt;6° "wetenschappelijke inrichting(en)" of "wetenschappelijke inrichting(en) van de Staat" of "wetenschappelijke instelling(en) van de Staat", Sciensano.
Art. 31.§ 1. De volgende bepalingen van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het administratief en technisch personeel zijn niet van toepassing : a) artikel 2;b) artikel 3;c) artikel 23;d) artikel 30, § 1;e) artikel 30, § 2;f) artikel 30, § 5, eerste lid;g) artikel 34, § 5, tweede lid. § 2. De raad van bestuur van Sciensano kan afwijken van artikel 32 van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het administratief en technisch personeel.
Art. 32.Voor de toepassing van de door het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het administratief en technisch personeel aangewezen bepalingen die gelden voor het rijkspersoneel, moet worden verstaan onder : 1° "minister", de Minister die de dienst van oorsprong bedoeld in artikel 52, § 3, van de wet vertegenwoordigt;2° "voorzitter van het directiecomité en voor het Ministerie van Landsverdediging, de secretaris-generaal", de ambtenaar bekleed met de hoogste graad van de dienst van oorsprong bedoeld in artikel 52, § 3, van de wet;3° "hoofd van bestuur", de algemeen directeur van Sciensano;4° "ambtenaar", het lid van het administratief of technisch personeel bedoeld in artikel 52, § 1, van de wet;5° "ministerie", "departement", "federale overheidsdienst", Sciensano;6° "directiecomité", de algemeen directeur van Sciensano die zich kan laten bijstaan door de directieraad van Sciensano;7° in voorkomend geval, "functioneel directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie", de verantwoordelijke van de dienst die belast is met het personeelsbeleid met betrekking tot de personeelsleden bedoeld in artikel 52, § 1, van de wet;8° in voorkomend geval, "stafdienst Personeel en Organisatie", de dienst die belast is met het personeelsbeleid met betrekking tot de personeelsleden bedoeld in artikel 52, § 1, van de wet.
Art. 33.In afwijking van artikel 30, § 5, eerste lid, van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het administratief en technisch personeel, wordt voor de toepassing van de door dat koninklijk besluit aangewezen bepalingen die gelden voor het rijkspersoneel inzake mutatie, verstaan onder : 1° "een andere dienst van zijn federale overheidsdienst of programmatorische federale overheidsdienst", een wetenschappelijke instelling die onder het gezag staat van de Minister die de dienst van oorsprong bedoeld in artikel 52, § 3, van de wet vertegenwoordigt;2° "formulier", het formulier dat is gebaseerd op het model als bijlage bij het ministerieel besluit van 28 januari 2003.
Art. 34.Met het oog op mutatie in de zin van artikel 30, § 5, van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het administratief en technisch personeel, van een personeelslid bedoeld in artikel 52, § 1, van de wet : 1° richt het betrokken personeelslid eveneens een afschrift van zijn aanvraag ter inlichting aan de Minister die de dienst van oorsprong bedoeld in artikel 52, § 3, van de wet vertegenwoordigt;2° wordt Sciensano beschouwd als één van de instellingen bedoeld in artikel 30, § 5, van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het administratief en technisch personeel.
Art. 35.Voor de toepassing van artikel 33 van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het administratief en technisch personeel : 1° moet onder "de wetenschappelijke inrichtingen" worden verstaan : de federale wetenschappelijke instellingen bedoeld in het koninklijk besluit van 30 oktober 1996 tot aanwijzing van de federale wetenschappelijke instellingen, en Sciensano;2° worden de personeelsleden bedoeld in artikel 52, § 1, van de wet beschouwd als "in dit statuut bedoelde personeelsleden".
Art. 36.Voor de toepassing van artikel 33bis van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het administratief en technisch personeel, moet onder "de instellingen" worden verstaan, de federale wetenschappelijke instellingen bedoeld in het koninklijk besluit van 30 oktober 1996 tot aanwijzing van de federale wetenschappelijke instellingen, en Sciensano. HOOFDSTUK 6. - Stagiairs en personeelsleden in proefperiode
Art. 37.Na de inwerkingtreding van de artikelen bedoeld in artikel 77, eerste lid, van de wet worden op de stagiairs en de personeelsleden in proefperiode bedoeld in artikel 52, § 1, tweede lid, respectievelijk derde lid, van de wet, de volgende regels met betrekking tot vaste benoeming toegepast zoals deze onmiddellijk vóór de inwerkingtreding van de artikelen bedoeld in artikel 77, eerste lid, van de wet van kracht waren : 1° op de stagiairs in de zin van het koninklijk besluit van 25 februari 2008 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel : titel II, hoofdstuk III, afdelingen 4 en 6 van het voormelde koninklijk besluit, samen gelezen met artikel 23 van dit besluit;2° op de personeelsleden in proefperiode in de zin van het koninklijk besluit van 25 februari 2008 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel : titel II, hoofdstuk III, afdelingen 5 en 6 van het voormelde koninklijk besluit, samen gelezen met artikel 23 van dit besluit;3° op de stagiairs in de zin van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het administratief en technisch personeel : de regels met betrekking tot vaste benoeming die zijn opgelegd aan de Rijksambtenaren, samen gelezen met artikel 32 van dit besluit. HOOFDSTUK 7. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen
Art. 38.In artikel 15, § 1, 6°, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 november 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het zeventiende streepje worden de woorden "het Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie" opgeheven;b) in het achttiende streepje worden de woorden "het Instituut voor Hygiëne en Epidemiologie" opgeheven;c) de 6° wordt aangevuld met een streepje, luidende : "-Sciensano".
Art. 39.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 12 december 1994 tot oprichting, organisatie en vastlegging van de personeelsformatie van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, worden de bepalingen onder 11° en 12° opgeheven.
Art. 40.Artikel 1, 2°, van het koninklijk besluit van 5 maart 1997 tot uitvoering van Titel VI van de wet van 29 april 1996 houdende sociale bepalingen, wordt aangevuld met een streepje, luidende : "- Sciensano".
Art. 41.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 19 december 2000 tot vaststelling van de personeelsformaties van de wetenschappelijke instellingen van de Staat die ressorteren onder het Ministerie van Middenstand en Landbouw, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 april 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in paragraaf 1 worden het opschrift "I.CENTRUM VOOR ONDERZOEK IN DIERGENEESKUNDE EN AGROCHEMIE", en de bepalingen onder dit opschrift (A. tot en met D.), opgeheven; b) in paragraaf 2, eerste lid, worden het opschrift "I.Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie", en de bepalingen onder dit opschrift (C. en D.), opgeheven; c) in paragraaf 2, tweede lid, worden het opschrift "I.Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie", en de bepalingen onder dit opschrift (A., C. en D.), opgeheven.
Art. 42.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 10 november 2005 tot aanwijzing van de ambtenaren en personeelsleden die toezicht uitoefenen op de laboratoria voor klinische biologie, wordt de bepaling onder a) vervangen door : "a) statutaire personeelsleden die, overeenkomstig de wet van 25 februari 2018 tot oprichting van Sciensano, ter beschikking zijn gesteld van Sciensano en er als wetenschappelijk, administratief of technisch personeel zijn tewerkgesteld op de Afdeling Klinische Biologie, alsook personeelsleden die met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur verbonden zijn met de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, doch overeenkomstig de wet van 25 februari 2018 tot oprichting van Sciensano ter beschikking zijn gesteld van Sciensano, en er als wetenschappelijk, administratief of technisch personeel zijn tewerkgesteld op de Afdeling Klinische Biologie;".
Art. 43.Opgeheven worden : 1° het koninklijk besluit van 11 juli 2003 tot vaststelling van de personeelsformatie van de wetenschappelijke instelling van de Staat "Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid";2° het koninklijk besluit van 17 juli 2006 tot toewijzing van een vakrichting aan de ambtenaren van niveau A van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid;3° het koninklijk besluit van 17 juli 2006 tot toewijzing van een vakrichting aan de ambtenaren van niveau A van het Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie;4° het koninklijk besluit van 17 juli 2009 tot vaststelling, met het oog op de toepassing van artikel 43 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, van de betrekkingen van de personeelsleden van de federale wetenschappelijke instelling " Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid ", die eenzelfde trap van de hiërarchie vormen;5° het koninklijk besluit van 10 augustus 2009 tot vaststelling, met het oog op de toepassing van artikelen 43 en 46 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, van de betrekkingen van de personeelsleden van de federale wetenschappelijke instelling " Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie " en zijn uitvoeringsdiensten in Tervuren en Machelen, die eenzelfde trap van de hiërarchie vormen;6° het koninklijk besluit van 8 februari 2010 tot vaststelling van de taalkaders van de federale wetenschappelijke instelling " Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie " en haar uitvoeringsdiensten in Tervuren en Machelen;7° het koninklijk besluit van 21 maart 2013 tot vaststelling van de taalkaders van de federale wetenschappelijke instelling " Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid ". HOOFDSTUK 8. - Nominatieve lijsten van de personeelsleden, als bedoeld in de artikelen 52, § 2, en 53, § 1, tweede lid, van de wet
Art. 44.De nominatieve personeelslijst als bedoeld in artikel 52, § 2, van de wet wordt als bijlage 1 bij dit besluit gevoegd.
Art. 45.De nominatieve personeelslijst als bedoeld in artikel 53, § 1, tweede lid, van de wet wordt als bijlage 2 bij dit besluit gevoegd. HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen
Art. 46.Dit besluit treedt in werking op 1 april 2018.
Art. 47.De artikelen bedoeld in artikel 77, eerste lid, van de wet treden in werking 1 april 2018.
Art. 48.De minister bevoegd voor volksgezondheid, de minister bevoegd voor landbouw, en de minister bevoegd voor ambtenarenzaken, ieder wat hem betreft, wijzigt de ministeriële besluiten die zijn genomen ter uitvoering van de koninklijke besluiten die bij dit besluit worden gewijzigd en wijzigt eveneens de ministeriële besluiten die van toepassing zijn op het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid of het Centrum voor Onderzoek in de diergeneeskunde en agrochemie, om ze in overeenstemming te brengen met de bepalingen van dit besluit en met de oprichting van Sciensano als rechtsopvolger van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid en het Centrum voor Onderzoek in diergeneeskunde en agrochemie bij of krachtens de wet van 25 februari 2018 tot oprichting van Sciensano.
Art. 49.Onze Minister van Volksgezondheid, Onze Minister van Landbouw en Onze Minister van Ambtenarenzaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 28 maart 2018.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, M. DE BLOCK De Minister van Landbouw, D. DUCARME
BIJLAGEN Art. N1. Bijlage 1. Nominatieve lijst van de statutaire personeelsleden bedoeld in artikel 52 van de wet (onmiddellijk vóór de inwerkingtreding van de artikelen bedoeld in artikel 77, eerste lid, van de wet tewerkgesteld bij de Staatsdienst van WIV of CODA, daarbij inbegrepen de stagiairs en de personeelsleden in proefperiode).
Art. N2. Bijlage 2. Nominatieve lijst van de contractuele personeelsleden bedoeld in artikel 53 van de wet (onmiddellijk vóór de inwerkingtreding van de artikelen bedoeld in artikel 77, eerste lid, van de wet tewerkgesteld bij de Staatsdienst van WIV of CODA).
Personeel contractueel Staat WIV-CODA
Familienaam
Voornaam
Statuut / Statut
Abbeloos
Mia
Contractueel
Aernaut
Carine
Contractueel
Alexandre
Jill
Contractueel
Armeanu
Rosina
Contractueel
Balon
Alberte
Contractueel
Barbezange
Cyril
Contractueel
Bel
Sarah
Contractueel
Berckmans
Marijke
Contractueel
Berger
Fabien
Contractueel
Boland
Cécile
Contractueel
Bou Diab
Rima
Contractueel
Boufouch
Soumaya
Contractueel
Bouquiaux
Arnaud
Contractueel
Broothaerts
Elsje
Contractueel
Buedts
Jonathan
Contractueel
Canfyn
Michaël
Contractueel
Carpentier
Patricia
Contractueel
Charlet
Jocelyn
Contractueel
Collijs
Elza
Contractueel
Constante
Sandra
Contractueel
Crombé
Florence
Contractueel
De Jaeck
Marie-Cécile
Contractueel
De Leeuw
Ilse
Contractueel
De Logi
Bart
Contractueel
Decoster
Delphine
Contractueel
Dedecker
Muriel
Contractueel
Dekeyzer
Michel
Contractueel
Deknop
Chantal
Contractueel
Dela Blancherie
Francis
Contractueel
Delfosse
Lotte
Contractueel
Delhaye
Isabelle
Contractueel
Demoury
Claire
Contractueel
Descamps
Tine
Contractueel
Desmedt
Bart
Contractueel
Desombere
Isabelle
Contractueel
Dessers
Senne
Contractueel
Dupont
Catherine
Contractueel
Eischen
Patricia
Contractueel
El Kahioui
Fadwa
Contractueel
Elsocht
Pascale
Contractueel
Everaerts
Kelly
Contractueel
Evrard
Caroline
Contractueel
Feraille
Guillaume
Contractueel
Gabriel
Christiane
Contractueel
Garcia Pinal
Francisca
Contractueel
Guillaume
Benoît
Contractueel
Hajjaoui
Najoua
Contractueel
Herman
Mélanie
Contractueel
Hoorelbeke
Carine
Contractueel
Jacquinet
Stephanie
Contractueel
Jaramillo
David
Contractueel
Joly
Laure
Contractueel
Jurion
Fabienne
Contractueel
Khaiati
Mohammed
Contractueel
Knockaert
Lenny
Contractueel
Lambeau
Thierry
Contractueel
Langenhaeck
Fabienne
Contractueel
Lefevere
Paulien
Contractueel
Limonier
Franck
Contractueel
Lizon
Romuald
Contractueel
Machiels
Ronny
Contractueel
Malysheva
Svetlana
Contractueel
Marteau
Vincent
Contractueel
Masquelier
Julien
Contractueel
Matuyia
Sarah
Contractueel
Mees
Kwinten
Contractueel
Meganck
Marleen
Contractueel
Mewouo Peyou
Claudine
Contractueel
Moreale
Sarah
Contractueel
Pereira Gonçalves
Eugenia
Contractueel
Perwez
Christine
Contractueel
Petrone
Déborah
Contractueel
Picron
Jean-François
Contractueel
Provenzano
Raymondo
Contractueel
Rauw
Fabienne
Contractueel
Reniers
Jonathan
Contractueel
Sciacqua
Marie
Contractueel
Segers
Céline
Contractueel
Servais
Aurélie
Contractueel
Simons
Xavier
Contractueel
Soetaert
Karine
Contractueel
Soubaa
Houda
Contractueel
Staes
Joachim
Contractueel
Theeten
Tatiana
Contractueel
Theeten
Thaïs
Contractueel
Thoraval
Celia
Contractueel
Van Baelen
Luk
Contractueel
Van Eycken
Reinout
Contractueel
Van Genechten
André
Contractueel
Van Nieuwenhuysen
Tom
Contractueel
Vanbeginne
Yoann
Contractueel
Vanderlinden
John
Contractueel
Vandewauwer
Rébecca
Contractueel
Vanhalwyn
Sandrine
Contractueel
Vanhentenrijk
Sonia
Contractueel
Vanoverschelde
Laetitia
Contractueel
Verhaegen
Bavo
Contractueel
Verstappen
Daniel
Contractueel
Vodolazkaia
Alexandra Anatoljevna
Contractueel
Walckiers
Alain
Contractueel
Wielemans
Muriel
Contractueel
Wozniak
Sarah
Contractueel
Younan
Samir
Contractueel
Ziani
Fatiha
Contractueel
Personeel statutair WIV-CODA
Familienaam
Voornaam
Statuut / Statut
Abady
Mona
Statutair
Aeles
Herlinda
Statutair
Alonzo
Isabelle
Statutair
Amghar
Fatima
Statutair
Andjelkovic
Mirjana
Statutair
Anthonissen
Roel
Statutair
Baeyens
Dina
Statutair
Bertrand
Sophie
Statutair
Blanckaert
Peter
Statutair
Blaude
Marie-Noelle
Statutair
Blondiau
Marie-Louise
Statutair
Bolle
Fabien
Statutair
Boschmans
Marc
Statutair
Bossuyt
Nathalie
Statutair
Bothy
Jean-Luc
Statutair
Botteldoorn
Nadine
Statutair
Breyer
Didier
Statutair
Brochier
Bernard
Statutair
Brouwers
Kristine
Statutair
Bruffaerts
Nicolas
Statutair
Buyssens
Paul
Statutair
Capon
Claudine
Statutair
Catry
Boudewijn
Statutair
Cay
Ann
Statutair
Ceyssens
Pieter-Jan
Statutair
Chantrenne
Marianne
Statutair
Charafeddine
Rana
Statutair
Chasseur
Camille
Statutair
Clinet
Martine
Statutair
Cliquet
Patricia
Statutair
Courselle
Patricia
Statutair
Daems
Sébastien
Statutair
De Bruyn
Regine
Statutair
De Clercq
Kris
Statutair
De Craeye
Stephane
Statutair
De Cremer
Koen
Statutair
De Greef
Kristien
Statutair
De Keersmaecker
Sigrid
Statutair
De Moor
Eric
Statutair
De Prins
Sofie
Statutair
De Regge
Nick
Statutair
De Ridder
Karin
Statutair
De Roeck
Bettina
Statutair
De Schrijver
Adinda
Statutair
De Sloovere
Jessica
Statutair
De Temmerman
Pieter-Jan
Statutair
De Vits
Elien
Statutair
De Vos
Marleen
Statutair
De Wandel
Tim
Statutair
Deconinck
Eric
Statutair
Dejonckheere
Christine
Statutair
Deligne
Philippe
Statutair
Delporte
Cécile
Statutair
Delvoye
Maud
Statutair
Demaegdt
Heidi
Statutair
Demarest
Stefaan
Statutair
Deneyer
Alain
Statutair
Denis
Olivier
Statutair
Deridder
Martine
Statutair
Desqueper
Damien
Statutair
Devleesschauwer
Brecht
Statutair
Dewit
Joelle
Statutair
Dierick
Katelijne
Statutair
Dispas
Marc
Statutair
Drieskens
Sabine
Statutair
Dupont
Gérald
Statutair
Evrard
Annick
Statutair
Fierens
Sébastien
Statutair
Flemal
Jean-Marie
Statutair
Flemal
Christian
Statutair
Francart
Aurelie
Statutair
Fretin
David
Statutair
Fux
Frédéric
Statutair
Gisle
Lydia
Statutair
Goens
Karine
Statutair
Goessel
Marc
Statutair
Goscinny
Severine
Statutair
Gysens
Eddy
Statutair
Haegeman
Andy
Statutair
Hauters
Anne-Maria
Statutair
Hendrickx
Marijke
Statutair
Henryon
Brigitte
Statutair
Herman
Philippe
Statutair
Hoebaer
Yves
Statutair
Hutse
Veronik
Statutair
Huybrechts
Bart
Statutair
Imberechts
Hein
Statutair
Jacobs
Guido
Statutair
Jacques
Marjorie
Statutair
Janssens
Sabine
Statutair
Jasson
Vicky
Statutair
Kerkhofs
Pierre
statutair
Koenen
Frank
Statutair
Lahure
Philippe
Statutair
Lambrecht
Bénédicte
Statutair
Lamoral
Sophie
Statutair
Laporte
Joelle
Statutair
Latour
Bernadette
Statutair
Lefebvre
David
Statutair
Mahy
Patrick
Statutair
Marin
Martine
Statutair
Mast
Jan
Statutair
Mathijs
Elisabeth
Statutair
Mathys
Vanessa
Statutair
Mattheus
Wesley
Statutair
Mertens
Birgit
Statutair
Michel
Patrick
Statutair
Michelet
Jean-Yves
Statutair
Moens
Goedele
Statutair
Mori
Marcella
Statutair
Moujdy
Melika
Statutair
Musch
Ina
Statutair
Ozhelvaci
Orkun
Statutair
Packeu
Ann
Statutair
Papazova
Nina
Statutair
Pauwels
Katia
Statutair
Peharpre
Daniel
Statutair
Pirson
Yolande
Statutair
Quoilin
Sophie
Statutair
Raes
Norbert
Statutair
Rebolledo Gonzalez
Javiera
Statutair
Redant
Nancy
Statutair
Renard
Françoise
Statutair
Reyns
Tim
Statutair
Rio
Isabelle
Statutair
Rodeghiero
Caroline
Statutair
Roels
Stefan
Statutair
Romano
Marta
Statutair
Roosens
Nancy
Statutair
Rosar
Laurent
Statutair
Roupie
Virginie
Statutair
Roussard
Rik
Statutair
Ruttens
Ann
Statutair
Sasse
André
Statutair
Scapardini
Grégory
Statutair
Servranckx
Danny
Statutair
Sneyers
Myriam
Statutair
Steenhaut
Hilde
Statutair
Steensels
Mieke
Statutair
Tafforeau
Jean
Statutair
Tangni
Emmanuel
Statutair
Thomas
Isabelle
Statutair
Tignon
Marylène
Statutair
Treutens
Greta
Statutair
Tsilikas
Khariklia
Statutair
Tweepenninckx
Francis
Statutair
Tysmans
Daisy
Statutair
Uong
Thuy
Statutair
Van Borm
Steven
Statutair
Van Bussel
Johan
Statutair
Van Casteren
Viviane
Statutair
Van De Wauw
Willy
Statutair
Van Den Berg
Thierry
Statutair
Van Den Bulcke
Marc
Statutair
Van Den Poel
Christophe
Statutair
Van Der Heyden
Johan
Statutair
Van der Stede
Yves
Statutair
Van der Vaet
Hugo
Statutair
Van Dessel
Wesley
Statutair
Van Deuren
Alain
Statutair
Van Eeckhoudt
John
Statutair
Van Geel
Dirk
Statutair
Van Gorp
Paul
Statutair
Van Gucht
Steven
Statutair
Van Hessche
Mieke
Statutair
Van Hoeck
Els
Statutair
Van Loco
Joris
Statutair
Van Nieuwenhuyse
An
Statutair
Van Overmeire
Ilse
Statutair
Van Oyen
Herman
Statutair
Van Steen
Frédéric
Statutair
Vandenbroeck
Marc
Statutair
Vandenbussche
Frank
Statutair
Vander Veken
Heidi
Statutair
Vanderheyden
Chantal
Statutair
Vandermassen
Els
Statutair
Vandermeiren
Karine henri
Statutair
Vanderpas
Jean
Statutair
Vandevijvere
Stefanie
Statutair
Vanfleteren
Brigitte
Statutair
Vanherle
Anne-Marie
Statutair
Vanneste
Kevin
Statutair
Verburgh
Vera
Statutair
Verdebout
Françoise
Statutair
Vleminckx
Christiane
Statutair
Waegeneers
Nadia
Statutair
Waeterloos
Geneviève
Statutair
Wattiau
Pierre
Statutair
Wattijn
Elke
Statutair
Weyckmans
Jeannine
Statutair
Wildemauwe
Christa
Statutair
Willems
Jurgen
Statutair
Wouters
Aldegonde
Statutair
Zanic
Mile
Statutair