Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 23 maart 2011
gepubliceerd op 15 april 2011

Koninklijk besluit tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen

bron
federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen
numac
2011018125
pub.
15/04/2011
prom.
23/03/2011
ELI
eli/besluit/2011/03/23/2011018125/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

23 MAART 2011. - Koninklijk besluit tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 108 van de Grondwet;

Gelet op de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, artikel 8, eerste lid, 1°, artikel 15, 1° en 2°, gewijzigd bij de wet van 1 maart 2007, artikel 17, gewijzigd bij de wetten van 23 december 2005 en 20 juli 2006, artikel 18, artikel 18bis, ingevoegd bij de wet van 29 december 1990 en gewijzigd bij de wet van 1 maart 2007, en artikel 29, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 februari 2001;

Gelet op de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, artikel 4, §§ 1 en 2, artikel 4, § 3, gewijzigd bij de wet van 22 december 2003, artikel 4, § 5, eerste lid, en artikel 5, tweede lid, 13°;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen, artikel 3bis, eerste lid, ingevoegd bij de wet van 28 maart 2003 en gewijzigd bij de wetten van 22 december 2003 en 23 december 2005 en artikel 9, § 1, eerste lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 6 december 1978 betreffende de bestrijding van de runderbrucellose;

Gelet op het koninklijk besluit van 19 december 1990 betreffende de identificatie van runderen;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 december 1991 betreffende de bestrijding van de runderleucose;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van de runderen;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 oktober 2002 betreffende de bestrijding van rundertuberculose;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;

Gelet op het ministerieel besluit van 18 januari 1995 houdende de uitvoering van artikel 33 van het koninklijk besluit van 19 december 1990 met betrekking tot de identificatie van de runderen;

Gelet op het ministerieel besluit van 27 april 1995 dat een afwijking toestaat op het maximumbedrag bedoeld in artikel 1, 3° van het ministerieel besluit van 4 mei 1994, in uitvoering van artikel 31 van het koninklijk besluit van 19 december 1990 betreffende de identificatie van runderen in de provincie Luxemburg;

Gelet op het ministerieel besluit van 27 april 1995 dat een afwijking toestaat op het maximumbedrag bedoeld in artikel 1, 3° van het ministerieel besluit van 4 mei 1994, in uitvoering van artikel 31 van het koninklijk besluit van 19 december 1990 betreffende de identificatie van runderen in de provincie Namen;

Gelet op het ministerieel besluit van 29 januari 1998 tot uitvoering van het artikel 3 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van de runderen;

Gelet op het ministerieel besluit van 4 februari 1998 houdende tijdelijk afwijkende maatregelen van artikel 29 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van de runderen;

Gelet op het ministerieel besluit van 22 april 1998 houdende uitvoeringsbepalingen van administratieve sancties in het kader van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van de runderen;

Gelet op het ministerieel besluit van 4 maart 1999 in toepassing van artikel 37 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van de runderen;

Gelet op de Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad van 20 november 2006;

Gelet op de Verordening (EG) nr. 911/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft oormerken, paspoorten en bedrijfsregisters, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1792/2006 van de Commissie van 23 oktober 2006;

Overwegende de Verordening (EG) nr. 494/98 van de Commissie van 27 februari 1998 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad wat de toepassing van de minimale administratieve sancties in het kader van de identificatie- en registratieregeling voor runderen betreft gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1053/2010 van de Commissie van 18 november 2010;

Overwegende de Verordening (EG) nr. 644/2005 van de Commissie van 27 april 2005 tot goedkeuring van een in Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad bedoeld speciaal identificatiesysteem voor runderen die voor culturele en historische doeleinden worden gehouden op erkende bedrijven;

Overwegende de Beschikking 2006/28/EG van de Commissie van 18 januari 2006 betreffende de verlenging van de maximumtermijn voor de aanbrenging van oormerken bij bepaalde runderen;

Gelet op het overleg tussen de Gewestregeringen en de Federale Overheid van 12 januari 2010 en van 31 december 2010;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 25 september 2009;

Gelet op het advies 48.671/3 van de Raad van State, gegeven op 28 september 2010 in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Landbouw en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, en voor zover het betrekking heeft op runderen, gelden : - voor de woorden : activiteit, operator, inrichting en exploitant, en - voor de inrichtingen : slachthuis, verzamelcentrum en handelaarstal, de bepalingen zoals voorzien in het koninklijk besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.

Voor de toepassing van dit besluit wordt verder verstaan onder : 1° Het identificeren : het bij een rund aanbrengen van een primo identificatiemiddel bij de geboorte of bij de invoer;2° Het registreren : het opnemen van een rund in het bedrijfsregister en in SANITEL;3° Het hermerken : het vervangen van een identificatiemiddel bij een rund met behoud van het oorspronkelijke identificatienummer wanneer een identificatiemiddel bij een rund verloren is gegaan of onleesbaar is geworden;4° Identificatiemiddel : een erkend oormerk en een erkend identificatiemiddel zoals bedoeld in artikel 3 van Verordening (EG) nr.644/2005 van de Commissie van 27 april 2005 tot goedkeuring van een in Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad bedoeld speciaal identificatiesysteem voor runderen die voor culturele en historische doeleinden worden gehouden op erkende bedrijven, om te gebruiken bij runderen; 5° Primo identificatiemiddel : een paar identificatiemiddelen met hetzelfde identificatienummer;6° Identificatienummer : het nummer dat voorkomt op het primo identificatiemiddel en dat toegekend wordt aan een rund bij het identificeren;7° Identiteit van een rund : het geheel van de gegevens bedoeld in artikel 24, § 1, tweede lid, 1ste tot en met 5e streepje;8° Landbouwbedrijf of veehouderij : een vleeskalverhouderij of een geregistreerde inrichting waar runderen worden gehouden, opgefokt of verzorgd, en waar elk rund beschikt over een overeenstemmend identificatiedocument dat de naam van de veehouder vermeldt;9° Vleeskalverhouderij : een toegelaten inrichting waar uitsluitend kalveren worden gehouden voor de vleesproductie;10° Hoofdlocatie : voor een beslag op meerdere locaties gehouden, die locatie met een adres waar de administratie voor al de runderen gehouden wordt;11° Epidemiologische eenheid : een dier of groep dieren van eenzelfde diersoort op een inrichting met een zelfde gezondheidsstatus;als er op een zelfde inrichting meerdere epidemiologische eenheden zijn, moeten ze afzonderlijke eenheden vormen; 12° Beslag : een op een landbouwbedrijf als een epidemiologische eenheid gehouden dier of groep dieren van eenzelfde diersoort.Voor de toepassing van deze definitie worden de vleeskalveren als een aparte diersoort beschouwd; 13° Beslagnummer : identificatienummer in SANITEL van een geregistreerd beslag;14° Rund : dier van de soort Bovidae, met inbegrip van de soorten Bison bison en Bubalus bubalus;15° Fok- en gebruiksrunderen : runderen, andere dan deze onder punten 16° en 17° bedoelde runderen, waaronder fokdieren en dieren die bestemd zijn voor de melk- en/of vleesproductie of om enig ander doel gehouden;16° Slachtrunderen : runderen die bestemd zijn om te worden vervoerd naar een slachthuis, dan wel naar een verzamelcentrum of een handelaarstal vanwaar ze nog uitsluitend naar een slachthuis mogen worden gebracht;17° Vleeskalveren : runderen, niet ouder dan twaalf maanden, geregistreerd op een vleeskalverhouderij;18° Houder : een natuurlijke of rechtspersoon die permanent of tijdelijk verantwoordelijk is voor dieren, ook tijdens het vervoer of op een markt;19° Veehouder : de houder, verantwoordelijke van de runderen op een veehouderij;20° Identificatiedocument : een document dat bestaat uit het paspoort en het vertrekluik;21° Paspoort : gedrukt document dat opgesteld is overeenkomstig artikel 6, punt 1, van Verordening (EG) nr.1760/2000; 22° Elektronisch paspoort : elektronisch gegevensbestand dat minstens dezelfde gegevens bevat als welke op het identificatiedocument, bedoeld bij punt 20°, gedrukt staan of kunnen vermeld worden;23° Vertrekluik : deeldocument van het identificatiedocument waarmee schriftelijk kennis kan gegeven worden van het vertrek van een rund uit een beslag;24° Bedrijfsregister : register overeenkomstig artikel 7, punt 1, van Verordening (EG) nr.1760/2000, waarin al de runderen van eenzelfde epidemiologische eenheid staan ingeschreven; 25° Beslagfiche : document, afgeleverd door de vereniging, dat de in SANITEL geregistreerde gegevens van een veehouder en de veehouderij en het toegekende beslagnummer weergeeft;26° Slachthuisetiket : sticker in tweevoud, een geel en een wit exemplaar, die het beslagnummer vermeldt waartoe dit rund behoort;27° SANITEL : het gecomputeriseerde gegevensbestand van het Agentschap voor de identificatie en registratie van de dieren, van de bedrijven, inrichtingen en installaties waar dieren worden gehouden, alsook van de houders en de verantwoordelijken;wordt ook SANITRACE genoemd; 28° Vereniging : een vereniging erkend in toepassing van het koninklijk besluit van 26 november 2006 houdende voorwaarden voor de erkenning van de verenigingen voor de bestrijding van dierenziekten en het hun toevertrouwen van taken die tot de bevoegdheid van het Agentschap behoren;29° Leverancier : de fabrikant of verdeler die identificatiemiddelen verkoopt;30° Bedrijfsdierenarts : de dierenarts zoals bepaald in artikel 2 van het koninklijk besluit van 28 februari 1999 houdende bijzondere maatregelen van epidemiologisch toezicht op en preventie van aangifteplichtige runderziekten;31° Koninklijk besluit van 16 januari 2006 : het koninklijk besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;32° Verordening (EG) nr.1760/2000 : Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad; 33° Verordening (EG) nr.911/2004 : Verordening (EG) nr. 911/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft oormerken, paspoorten en bedrijfsregisters; 34° Het Agentschap : het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;35° PCE : Controle-eenheid van het Agentschap;36° Minister : de Minister, bevoegd voor de Veiligheid van de Voedselketen; 37°Handelsverkeer : intracommunautair handelsverkeer tussen lidstaten; 38° Invoer : de invoer vanuit een derde land;39° Lidstaat : land dat deel uitmaakt van de Europese Unie;40° Derde land : land dat geen lidstaat is. HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen

Art. 2.Dit besluit geldt onverminderd het bepaalde in : - Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad van 20 november 2006; - Verordening (EG) nr. 494/98 van de Commissie van 27 februari 1998 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad wat de toepassing van de minimale administratieve sancties in het kader van de identificatie- en registratieregeling voor runderen betreft; - Verordening (EG) nr. 911/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft oormerken, paspoorten en bedrijfsregisters, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1792/2006 van de Commissie van 23 oktober 2006; - Beschikking 2006/28/EG van de Commissie van 18 januari 2006 betreffende de verlenging van de maximumtermijn voor de aanbrenging van oormerken bij bepaalde runderen.

Art. 3.§ 1. Elk rund wordt geïdentificeerd en geregistreerd overeenkomstig de bepalingen van dit besluit. § 2. De veehouder is verantwoordelijk om het identificeren en het registreren van de runderen op de veehouderij uit te voeren.

De houder dient erop toe te zien dat elk rund dat hij houdt op elk moment, ook na sterfte, zijn identificatiemiddel behoudt. § 3. Voor het uitvoeren van de bepalingen van dit besluit, dienen de operator, de veehouder en de bedrijfsdierenarts zich in voorkomend geval te wenden tot de vereniging die de registratie van de veehouderij heeft uitgevoerd.

Art. 4.De houder dient aan het Agentschap, aan de vereniging en aan de bedrijfsdierenarts alle noodzakelijke hulp te verlenen om de toepassing van dit besluit mogelijk te maken en hij houdt zich aan de door het Agentschap goedgekeurde procedures en instructies. HOOFDSTUK III. - Delegatie van taken aan de vereniging

Art. 5.De verenigingen hebben als taak : - het beheer van de gegevens met betrekking tot het identificeren en het registreren van de runderen, de beslagen, de veehouders en de veehouderijen in SANITEL; - het verzamelen en beheren van de gegevens met betrekking tot de verplaatsingen van runderen; - de begeleiding en de omkadering van de houders in het uitvoeren van de bepalingen van dit besluit; - de beoordeling van aanvragen voor erkenning van identificatiemiddelen; - de opvolging van de kwaliteit van de identificatiemiddelen; - het beheer van bestellingen en leveringen van identificatiemiddelen aan houders; - het beheer van de identificatiedocumenten en hun afzonderlijke delen : afdrukken, herdrukken, verdelen, verwerken en archiveren; - het beheer van de andere documenten en etiketten voorzien bij dit besluit.

Voor de uitvoering van hun taken leggen de verenigingen de noodzakelijke procedures en instructies, met inbegrip van deze gericht aan de houders, in gezamenlijk overleg schriftelijk vast en leggen ze ter goedkeuring voor aan het Agentschap.

De verenigingen publiceren deze instructies en procedures op hun website nadat ze zijn goedgekeurd door het Agentschap en informeren de houders hierover. HOOFDSTUK IV. - De registratie van de veehouders, de veehouderijen en de beslagen

Art. 6.De operator dient per veehouderij een veehouder te laten registreren in SANITEL. Per veehouderij staan alle dieren onder toezicht van dezelfde veehouder.

Art. 7.Als bewijs van de registratie van de veehouderij overeenkomstig het koninklijk besluit van 16 januari 2006, ontvangt de veehouder van de vereniging binnen de 14 dagen na de aanvraag of na de melding van wijziging een "beslagfiche".

De veehouder bewaart deze beslagfiche samen met het bedrijfsregister.

Art. 8.§ 1. Op een inrichting mag er slechts één beslag gehouden worden. § 2. Op een inrichting waar verschillende activiteiten met runderen uitgevoerd worden, dient steeds dezelfde persoon als houder aangeduid te worden.

Art. 9.Een beslag mag maximaal op 3 verschillende locaties gehouden worden. Elke locatie dient met een adres geregistreerd te zijn in SANITEL. Deze adressen moeten allen gelegen zijn in dezelfde cirkel met een straal van maximaal 25 km. In overleg met de PCE wordt voor een dergelijk beslag een hoofdlocatie aangeduid.

Voor de toepassing van dit artikel worden de weiden voor seizoensgebonden begrazing niet beschouwd als locaties.

Art. 10.De veehouder die runderen op weiden houdt, buiten een straal van maximaal 25 km van de (hoofd)locatie van het beslag jen in voorkomend geval buiten de cirkel als bedoeld in artikel 9, moet hiervan jaarlijks vóór 1 april aangifte doen bij de vereniging, die deze weiden registreert in SANITEL. Hierbij worden opgegeven : perceelnummer bij het kadaster, adres of geografische coördinaten, kadastrale legger met daarop vermeld de naam van de veehouders - gebruikers van de direct aangrenzende gronden indien daar ook runderen worden gehouden. HOOFDSTUK V. - De identificatiemiddelen Afdeling 1

Bestelling, levering en beheer van identificatiemiddelen

Art. 11.Primo identificatiemiddelen kunnen enkel besteld worden voor een veehouderij en mogen enkel gebruikt worden voor de op deze veehouderij geregistreerde runderen.

Identificatiemiddelen voor hermerking mogen enkel besteld worden voor de runderen bedoeld in artikel 22, § 1.

De bestelling van identificatiemiddelen kan enkel gebeuren via de vereniging.

De voorraad primo identificatiemiddelen dient bewaard te worden op de veehouderij of in voorkomend geval op de hoofdlocatie van een beslag.

Art. 12.Wanneer de operator de activiteit "het houden van runderen" stopzet, dient de veehouder al de nog niet geplaatste identificatiemiddelen binnen de 7 dagen na de melding terug te zenden aan de vereniging. Voor elk ingeleverd identificatiemiddel wordt aan de veehouder de betaalde waarde terugbetaald.

Art. 13.De exploitant van een slachthuis is ertoe gehouden om alle maatregelen te nemen opdat de identificatiemiddelen van de geslachte runderen niet kunnen gerecupereerd worden en deze op gepaste wijze af te voeren voor vernietiging. Afdeling 2

Voorwaarden voor de leveranciers en de identificatiemiddelen

Art. 14.De leverancier richt een aanvraag voor erkenning van een identificatiemiddel bij aangetekend schrijven aan het Agentschap.

Deze aanvraag bevat in tweevoud een volledig dossier overeenkomstig bijlage II bij dit besluit.

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk I van Verordening (EG) nr. 911/2004, indien het een aanvraag betreft voor een oormerk, dient dit te beantwoorden aan de criteria die vastgelegd zijn in bijlage I bij dit besluit.

Bij deze aanvraag voegt de leverancier een verklaring waarbij hij zich ertoe verbindt : 1° deze identificatiemiddelen enkel te leveren aan de vereniging of in haar opdracht aan de bestemmeling;2° per model van erkend identificatiemiddel een register bij te houden van de leveringen voor het identificeren of voor de hermerking, met vermelding van de datum, het aantal en de identificatienummers.Hij dient dit register op ieder moment op eenvoudig verzoek van het Agentschap of van de vereniging te kunnen voorleggen; 3° een constante kwaliteit van deze identificatiemiddelen te leveren, overeenkomstig de erkenning;4° elke wijziging van de productiekenmerken van deze identificatiemiddelen ten opzichte van de originele erkenning, voorafgaandelijk aan de levering mee te delen aan de vereniging.De leverancier wacht het advies af van de vereniging alvorens te leveren; 5° geen andere identificatiemiddelen te verhandelen die kenmerken hebben die het onderscheid met de erkende identificatiemiddelen kunnen bemoeilijken;6° een gedetailleerd contract op te maken met de verenigingen in verband met de bestelling, productie en levering van deze identificatiemiddelen.

Art. 15.Het Agentschap zendt een bevestiging van de in artikel 14 bedoelde aanvraag aan de leverancier en legt het dossier voor advies voor aan de verenigingen.

De verenigingen onderzoeken het dossier en brengen binnen een termijn van 120 dagen na de vraag voor advies schriftelijk advies uit aan het Agentschap. Deze termijn kan verlengd worden indien de verenigingen binnen de 30 dagen na ontvangst van het dossier een gemotiveerde aanvraag richten aan het Agentschap voor het uitvoeren van bijkomende onderzoeken met betrekking tot punt 5 van bijlage II. Het Agentschap bepaalt deze termijn.

Het Agentschap legt binnen de 45 dagen na ontvangst van het advies van de verenigingen een voorstel van erkenning of weigering voor aan de Minister met kopie daarvan aan de leverancier.

De Minister deelt binnen de 30 dagen na ontvangst van het voorstel van het Agentschap zijn beslissing bij aangetekend schrijven mee aan de leverancier met kopie aan de verenigingen en hij kent aan elk erkend identificatiemiddel een officieel erkenningsnummer toe.

Alle erkende identificatiemiddelen worden bekend gemaakt op de website van de verenigingen.

De verenigingen zijn verplicht om alle erkende identificatiemiddelen gezamenlijk, op dezelfde objectieve wijze voor te stellen en aan te bieden aan de houders.

Art. 16.De Minister kan de erkenning van een identificatiemiddel schorsen of intrekken wanneer één of meer van onderstaande voorwaarden zich voordoen : 1° de leverancier levert identificatiemiddelen die niet voldoen aan de bepalingen van bijlage II;2° de leverancier leeft de verbintenissen bedoeld in artikel 14, derde lid, niet na;3° vanwege de leverancier is er een onderbreking van de levering van een identificatiemiddel gedurende : - een continue periode van meer dan 2 jaar, - een discontinue periode van meer dan 2 jaar over 3 opeenvolgende jaren. HOOFDSTUK VI. - Het identificeren van een rund Afdeling 1. - De eerste identificatie

Art. 17.Onverminderd artikel 4, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1760/2000, dient elk nieuw geboren rund geïdentificeerd te worden binnen een periode van maximaal 7 dagen volgend op de dag van de geboorte van dit rund.

Art. 18.Indien een rund geboren wordt op een inrichting, andere dan een veehouderij, en de operator beschikt niet over een rundveehouderij, dan verwittigt de operator de eerstvolgende werkdag de vereniging.

De vereniging gaat binnen de 7 dagen over tot het identificeren en het registreren van het geboren rund op deze inrichting.

Indien de operator ook beschikt over een veehouderij, mag hij dit geboren rund en de moeder aan deze veehouderij toevoegen overeenkomstig de bepalingen van artikel 25 om het aldaar te identificeren en te registreren.

Art. 19.Onverminderd artikel 4, derde lid, van Verordening (EG) nr. 1760/2000, dient elk ingevoerd fok- en gebruiksrund geïdentificeerd te worden door de vereniging. Hiertoe verwittigt de veehouder de vereniging van de aanvoer van een ingevoerd rund in een beslag binnen de 3 dagen volgend op de dag van de aanvoer.

De vereniging gaat binnen de 7 dagen na de oproep over tot het identificeren en het registreren van het ingevoerde rund op de veehouderij.

Art. 20.§ 1. Onverminderd artikel 4, vijfde lid, van Verordening (EG) nr. 1760/2000, mogen identificatiemiddelen niet verwijderd of vervangen worden behoudens de gevallen voorzien bij dit besluit. § 2. Elk dier moet zijn identificatienummer zijn leven lang houden.

Het opnieuw identificeren van runderen is verboden. § 3. Wanneer de houder andere merktekens dan voorzien bij dit besluit wenst aan te brengen bij een rund, dient dit op dergelijke wijze te gebeuren dat de leesbaarheid van het identificatiemiddel bij de runderen niet in het gedrang komt. § 4. Op de identificatiemiddelen mogen geen wijzigingen of bijkomende vermeldingen worden aangebracht, tenzij op de blanco zijden ervan en voor zover de leesbaarheid niet in het gedrang komt. Afdeling 2. - Het hermerken van runderen

Art. 21.Het hermerken van runderen dient te gebeuren onder de modaliteiten vastgelegd in artikel 22.

Art. 22.§ 1. Bij verlies of onleesbaarheid van één enkel identificatiemiddel, bestelt de houder binnen de 7 dagen na de vaststelling en overeenkomstig artikel 11, bij de vereniging hetzelfde type identificatiemiddel voor hermerking dat hetzelfde identificatienummer draagt.

De vereniging voegt een hermerkingsnummer toe aan het identificatiemiddel.

Vanaf ontvangst van het bestelde identificatiemiddel gaat de houder zo snel als mogelijk en uiterlijk binnen de 7 dagen over tot het hermerken van het rund.

Indien dit rund zich bevindt in een handelaarstal, mag het de handelaarstal niet verlaten alvorens de hermerking is uitgevoerd. § 2. Bij verlies en/of onleesbaarheid van beide identificatiemiddelen, dient de houder hiervan onverwijld aangifte te doen bij de vereniging.

In afwachting van haar tussenkomst dient hij dit rund onmiddellijk op te stallen.

De vereniging voert een volledige identificatiecontrole uit op alle runderen op de betrokken inrichting en brengt schriftelijk verslag uit bij de bevoegde PCE. Indien de PCE oordeelt dat, op basis van de door de houder aangeleverde bewijzen, de identiteit en traceerbaarheid van het rund bewezen is, geeft de PCE aan de vereniging de toelating om dit rund zo snel als mogelijk met twee identificatiemiddelen van hetzelfde type als de initiële identificatiemiddelen en met hetzelfde identificatienummer en een hermerkingsnummer te hermerken. § 3. Al de kosten met betrekking tot de uitvoering van dit artikel zijn ten laste van de houder.

Art. 23.Het Agentschap kan aan de houder de bevoegdheid tot het identificeren of het hermerken van runderen tijdelijk ontzeggen indien hij het identificeren en het registreren niet, onvolledig of onjuist uitvoert, of indien herhaaldelijk vastgesteld is dat hij naar het oordeel van het Agentschap niet langer handelt in overeenstemming met dit besluit.

Gedurende de periode dat deze bevoegdheid aan de houder is ontzegd, doet hij binnen de termijnen die zijn vastgelegd bij dit besluit, beroep op de vereniging voor elke identificatie, hermerking en registratie op de inrichting.

Indien aan de veehouder de bevoegdheid is ontzegd, levert hij onmiddellijk alle nog niet gebruikte identificatiemiddelen in bij de PCE. HOOFDSTUK VII. - De registratie van runderen in SANITEL Afdeling 1

Het registreren van een geboorte, het vertrek en de sterfte van een rund

Art. 24.§ 1. Onverminderd artikel 7, eerste lid, 2e streepje, van Verordening (EG) nr. 1760/2000, stelt de veehouder binnen de 7 dagen na de geboorte of het vertrek van een rund op de veehouderij, de vereniging hiervan in kennis.

De informatie die aan de vereniging gegeven wordt over de geboorte van een rund, omvat minstens de volgende gegevens over dit kalf : - het identificatienummer; - de datum van geboorte; - het geslacht; - de kleur van het haarkleed; - het rastype : melk, vlees of gemengd; - desgevallend het ras; - het identificatienummer van de moeder; - het beslagnummer waartoe dit kalf behoort. § 2. Onverminderd artikel 6, vierde lid, van Verordening (EG) nr. 1760/2000, brengt de veehouder binnen de 7 dagen na de sterfte van een rund op een veehouderij op de achterzijde van het paspoort de onuitwisbare vermelding "DOOD" tussen twee schuine strepen aan. Als vertrekdatum wordt op het paspoort de datum van sterfte ingevuld.

Binnen diezelfde 7 dagen wordt het paspoort met die gegevens verzonden naar de vereniging.

In die gevallen waarin de veehouder niet over het identificatiedocument beschikt, contacteert hij binnen de 7 dagen de vereniging. § 3. Onverminderd artikel 6, vierde lid, van Verordening (EG) nr. 1760/2000, maakt de houder binnen de 7 dagen na de sterfte van een rund op een inrichting, andere dan een veehouderij, het paspoort over aan de vereniging met op de achterzijde op onuitwisbare wijze aangebracht : - het woord "DOOD", tussen twee schuine strepen, - de datum van sterfte, - het SANITEL-nummer van de inrichting waar het rund is gestorven. Afdeling 2. - Het registreren van een aangevoerd rund

Art. 25.§ 1. De houder verifieert op het moment van de aanvoer op de inrichting, de identiteit van het rund en de overeenstemming met het paspoort. § 2. Wanneer het runderen betreft uit het handelsverkeer of bij invoer, verifieert de houder ook de overeenkomst van het gezondheidscertificaat met de geïdentificeerde runderen. § 3. Bij het inschrijven van het rund in het bedrijfsregister overeenkomstig de bepalingen van artikel 31, brengt de veehouder op het paspoort het etiket aan met het identificatienummer en de barcode van het beslag waaraan het rund is toegevoegd. De veehouder kan deze etiketten bestellen bij de vereniging. § 4. Indien geen tussenkomst van de bedrijfsdierenarts vereist is, maakt de veehouder het paspoort met zijn beslagetiket erop, over aan de vereniging binnen een periode van maximaal 7 dagen volgend op de dag van de aanvoer van het rund. § 5. Bij het registreren van een rund uit het handelsverkeer of bij invoer, dient de veehouder het nummer van het overeenstemmend gezondheidscertificaat mee te delen aan de vereniging. Afdeling 3

Het identificatiedocument : paspoort en vertrekluik

Art. 26.Onverminderd artikel 6, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1760/2000, en als bewijs van een correcte registratie van een rund, ontvangt de veehouder van de vereniging het overeenstemmend identificatiedocument.

In toepassing van de bepalingen van afdeling 2 wordt een identificatiedocument slechts afgeleverd voor zover de voorgeschreven gezondheidsonderzoeken een gunstig resultaat hebben opgeleverd.

Art. 27.De Minister bepaalt het model van identificatiedocument.

Art. 28.De veehouder heeft voor elk rund dat aanwezig is op de veehouderij een overeenstemmend identificatiedocument.

Elk identificatiedocument bevindt zich op elk moment op de veehouderij of in voorkomend geval op de hoofdlocatie van een beslag.

Art. 29.Elk onder enige vorm aangebracht gegeven op de voorzijde van het paspoort die de leesbaarheid van de gegevens in het gedrang brengt maakt het paspoort ongeldig. Afdeling 4

De aanvoer van een rund op een slachthuis

Art. 30.§ 1. De exploitant van een slachthuis verifieert op het moment van hun aanvoer de identiteit van elk rund en de overeenstemming met zijn paspoort. § 2. Onverminderd artikel 6, vierde lid, van Verordening (EG) nr. 1760/2000, houdt de exploitant van een slachthuis vanaf de aangifte van de runderen in het slachthuis, de paspoorten van de runderen ter beschikking van het Agentschap. Na het ante-mortemonderzoek, brengt hij op de keerzijde van het paspoort leesbaar een stempel van het slachthuis aan, met vermelding van de slachtdatum en het erkenningsnummer van het slachthuis en maakt hij deze binnen de 7 dagen op zijn kosten over aan de vereniging. HOOFDSTUK VIII. - Het bedrijfsregister

Art. 31.§ 1. Onverminderd artikel 7, eerste lid, eerste streepje, van Verordening (EG) nr. 1760/2000 en artikel 8 van Verordening (EG) nr. 911/2004, dient de houder voor elke epidemiologische eenheid een bedrijfsregister bij te houden op de inrichting of in voorkomend geval op de hoofdlocatie van het beslag. De gegevens van minstens de 5 laatste jaren dienen bijgehouden te worden.

Hij registreert hierin : - de geboorte van een rund op het ogenblik van het identificeren overeenkomstig artikel 17; - de aanvoer van een ingevoerd rund op het ogenblik dat de runderen door de vereniging geïdentificeerd worden overeenkomstig artikel 19; - binnen de 3 dagen na het plaatsvinden ervan, de gegevens met betrekking tot de aanvoer, het vertrek en de sterfte van de runderen.

Bij de aanvoer van runderen uit het handelsverkeer of bij invoer, bewaart de houder, verantwoordelijke van de plaats van bestemming het gezondheidscertificaat gedurende minimum 5 jaar bij het bedrijfsregister waarin de runderen werden opgenomen. Deze bepaling geldt ook voor de veehouder in toepassing van artikel 32, § 2.

De Minister bepaalt het model van bedrijfsregister. § 2. Voor een handelaarstal dient de verantwoordelijke handelaar het bedrijfsregister steeds op een geïnformatiseerde wijze in SANITEL te houden en de gegevens moeten in dit bedrijfsregister aanwezig zijn ten laatste op de tweede dag volgend op de dag van respectievelijk het aanvoeren of het afvoeren. HOOFDSTUK IX. - De handel in runderen Afdeling 1. - Verhandelen van runderen

Art. 32.§ 1. Onverminderd artikel 4.2, derde lid, en artikel 6, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 1760/2000, is het verhandelen van runderen die niet geïdentificeerd en geregistreerd zijn overeenkomstig de bepalingen van dit besluit verboden, tenzij ze rechtstreeks afkomstig zijn uit het handelsverkeer of bij invoer. § 2. Fok- en gebruiksrunderen afkomstig uit het handelsverkeer of ingevoerd en met bestemming een handelaarstal of op een verzamelcentrum, mogen vanuit deze bestemming niet verhandeld worden tenzij rechtstreeks naar een veehouderij. Deze verhandeling naar een veehouderij dient plaats te vinden binnen de 7 dagen volgend op de dag van aankomst.

De handelaar of de verantwoordelijke van het verzamelcentrum dient de veehouder te voorzien van een kopie van het/de gezondheidscertifica(a)t(en) waarop de runderen vermeld staan. § 3. Een rund afkomstig uit het handelsverkeer of ingevoerd en waarvan het gezondheidscertificaat als bestemming een veehouderij vermeldt, mag pas verhandeld worden vanaf die veehouderij nadat de houder beschikt over een Belgisch identificatiedocument.

Art. 33.§ 1. Onverminderd artikel 7, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 1760/2000, dient de veehouder, wanneer een rund wordt verhandeld, voor het vertrek van het rund op de voorziene plaats op het overeenstemmend paspoort de vertrekdatum en zijn handtekening te plaatsen. § 2. Een fok- en gebruiksrund mag gedurende maximaal 30 dagen na het vertrek uit het laatste beslag verhandeld worden.

Een slachtrund mag gedurende maximaal 8 dagen na het vertrek uit het laatste beslag verhandeld worden.

Art. 34.Een houder mag runderen slechts verplaatsen of verhandelen indien deze runderen drager zijn van een paar identificatiemiddelen en vergezeld gaan van hun paspoort.

In afwijking op het eerste lid : 1° gaat een rund steeds vergezeld van het volledig identificatiedocument, bij een verplaatsing naar : a) diergeneeskundige praktijken en klinieken in het kader van de diergeneeskundige verzorging;b) een verzameling zonder handelsdoeleinden;2° mag een rund zonder paspoort verplaatst worden in het kader van de normale bedrijfsvoering, met uitzondering van het bepaalde in punt 1°;3° mag een rund zonder paspoort verplaatst worden met toestemming van het Agentschap voor zover zij die verplaatsing betekent in een door haar opgesteld document dat de runderen op elk moment vergezelt;4° mag een rund bedoeld in artikel 22, § 2, verplaatst worden naar de stal nadat er aangifte van is gedaan;5° mogen kalveren van minder dan 7 dagen oud en die niet van de moeder zijn gescheiden, in het kader van de normale bedrijfsvoering vervoerd worden zonder dat ze geïdentificeerd zijn;6° mag een rund dat één identificatiemiddel heeft verloren, vanaf een veehouderij verhandeld worden voor de rechtstreekse overbrenging naar een binnenlands slachthuis onder dekking van een paspoort waarop de veehouder een geel "slachthuisetiket" heeft aangebracht.Het witte slachthuisetiket met hetzelfde nummer wordt gebruikt om het gebruik van het gele slachthuisetiket te melden. Op de keerzijde van het paspoort wordt duidelijk het slachthuis van bestemming (naam + gemeente) vermeld. In dit geval is de termijn voor verhandelen beperkt tot maximaal één dag, de vertrekdatum bedoeld in artikel 33 niet inbegrepen. Afdeling 2. - Slachthuisetiketten

Art. 35.Enkel voor veehouders kunnen, voor de toepassing van artikel 34, punt 6°, slachthuisetiketten besteld worden bij de vereniging.

De voorraad slachthuisetiketten dient bewaard te worden op de veehouderij of in voorkomend geval op de hoofdlocatie van het beslag. HOOFDSTUK X. - Bepalingen voor de vleeskalverhouderij Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 36.De bepalingen van dit hoofdstuk zijn enkel van toepassing op de vleeskalverhouderijen en de vleeskalveren.

Art. 37.Runderen die geregistreerd worden op een vleeskalverhouderij, krijgen in SANITEL een specifiek statuut als vleeskalf.

Art. 38.§ 1. In toepassing van artikel 6, derde lid, van Verordening (EG) nr. 1760/2000 en in afwijking op artikel 28 van dit besluit kan de veehouder van een vleeskalverhouderij die erom vraagt, vrijgesteld worden van het houden van een identificatiedocument voor de vleeskalveren die hij houdt.

De veehouder maakt deze keuze kenbaar aan de vereniging die deze keuze registreert in SANITEL en deze vermeldt op de beslagfiche.

Evenwel, overeenkomstig artikel 6, derde lid, van Verordening (EG) nr. 1760/2000 dient door de houder een paspoort te worden aangevraagd bij de vereniging voor de vleeskalveren die bestemd zijn voor het intracommunautaire handelsverkeer. Deze vleeskalveren gaan bij de verplaatsing naar het grondgebied van een andere lidstaat steeds vergezeld gaan van het paspoort. De vereniging levert het paspoort af binnen de termijn bepaald in artikel 6, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1760/2000. § 2. In afwijking op artikel 34, eerste lid, mogen vleeskalveren die vallen onder de toepassing van § 1, zonder paspoort verhandeld worden : - vanaf een verzamelcentrum dat erkend is voor de handel in vleeskalveren naar een vleeskalverhouderij, - tussen vleeskalverhouderijen die de § 1, eerste lid, toepassen, - naar verzamelcentra die erkend zijn voor de handel in vleeskalveren, - naar een slachthuis. § 3. De veehouder die de vrijstelling heeft zoals bedoeld in § 1, eerste lid, is verplicht : a) om op ieder moment in het bezit te zijn van het elektronisch paspoort;b) om : i) de gegevens zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, 2e streepje van Verordening (EG) nr.1760/2000 en bedoeld bij artikels 24, 25 en 33 van dit besluit met behulp van het elektronisch paspoort op een geïnformatiseerde wijze aan te leveren aan SANITEL; ii) een elektronisch paspoort op een geïnformatiseerde wijze te verzenden naar de overnemer, ten laatste op het moment dat het vleeskalf bij deze overnemer aankomt. § 4. De verzamelcentra die erkend zijn voor de handel in vleeskalveren en die : a) kalveren aanleveren aan de bij § 1, eerste lid bedoelde vleeskalverhouderijen : i) houden de paspoorten in op het ogenblik van het verzamelen op het erkende verzamelcentrum en maken deze binnen de 7 dagen over aan de verenigingen; ii) stellen ter vervanging van de paspoorten en met behulp van SANITEL elektronische paspoorten ter beschikking van de overnemer, ten laatste op het moment dat het vleeskalf bij deze overnemer aankomt; b) vleeskalveren verhandelen vanaf de bij § 1, eerste lid, bedoelde vleeskalverhouderijen, zijn steeds in het bezit van het elektronisch paspoort dat zij overmaken aan de overnemer van vleeskalveren, ten laatste op het moment dat het vleeskalf bij deze overnemer aankomt. Afdeling 2

Toelating voor een vleeskalverhouderij

Art. 39.Om, in toepassing van artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit van 16 januari 2006, een toelating te bekomen, dient een vleeskalverhouderij te beschikken over een huisvesting : - die waarborgt dat het beslag vleeskalveren een afzonderlijke eenheid vormt met andere beslagen; - die beschikt over een afzonderlijk omkleedlokaal met een wasbak, stromend drinkwater, een voetbad, laarzen en overalls, om bezoekers toe te laten zich om te kleden alvorens de stallen van de vleeskalverhouderij te betreden. HOOFDSTUK XI. - Overige bepalingen

Art. 40.De veehouder die vaststelt dat hij het identificeren of het hermerken niet correct heeft uitgevoerd, vraagt ten laatste op de eerstvolgende werkdag na de vaststelling, de tussenkomst van de vereniging.

Art. 41.§ 1. De houder die op enig ogenblik vaststelt dat de identiteit van een rund niet correct is of de kenmerken niet overeenkomen met de gegevens op het identificatiedocument of op het paspoort, dient bij de vereniging een vraag in tot herstel daarvan : 1° hetzij schriftelijk voor de aangevoerde runderen ter gelegenheid van de controle in toepassing van artikel 25, en voor zover het een fout betreft met betrekking tot het geslacht, het haarkleed of het rastype;2° hetzij schriftelijk of op geïnformatiseerde wijze voor de op de veehouderij geboren runderen voor de gegevens met betrekking tot het geslacht, het haarkleed het rastype, de moeder of de geboortedatum. § 2. Voor elke wijziging, andere dan vermeld in § 1, dient de veehouder een aanvraag in bij de vereniging. Hij ontbiedt de vereniging en laat deze ter plaatse de aanvraag tot wijziging beoordelen. HOOFDSTUK XII. - Maatregelen

Art. 42.Onverminderd artikel 1, eerste lid, artikel 2, tweede lid, en artikel 4 van voornoemde Verordening (EG) nr. 494/98, wordt onder "een beperking van de verplaatsingen" verstaan : een verbod op de afvoer van alle runderen vanaf dit bedrijf, behoudens het vertrek naar een binnenlands slachthuis van de runderen die volledig voldoen aan de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1760/2000 en van dit besluit. Deze maatregel blijft van kracht tot dat alle runderen volledig aan de bepalingen van dit besluit voldoen.

Art. 43.Indien een houder de kosten bedoeld in artikel 34 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van de runderen, niet betaalt, kan de vereniging de afgifte van paspoorten voor die houder schorsen of weigeren. HOOFDSTUK XIII. - Uitzonderingsbepalingen

Art. 44.Bij het verblijf van een rund in een diergeneeskundige praktijk of kliniek, dient het steeds vergezeld te zijn van een kopie van zijn identificatiedocument.

Op de achterzijde van deze kopie wordt de datum van aan- en afvoer van het rund naar deze praktijk of kliniek genoteerd.

De praktijk of kliniek houdt een register bij van alle kopies van deze identificatiedocumenten gedurende vijf jaar, chronologisch gerangschikt volgens datum van aanvoer.

Bij sterfte van een rund in de praktijk of kliniek, worden de veehouder en de vereniging beiden hiervan op de hoogte gebracht door het overmaken van een kopie van het identificatiedocument met duidelijke vermelding daarop van de sterfte en sterftedatum.

De veehouder meldt de sterfte aan de vereniging overeenkomstig artikel 24, § 2. HOOFDSTUK XIV. - Opheffingsbepalingen

Art. 45.§ 1. In het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van de runderen worden opgeheven : 1° de artikelen 1 tot en met 7;2° de artikelen 8 en 9, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 september 1999;3° artikel 10;4° artikel 11, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 februari 2006;5° de artikelen 12 tot en met 16;6° artikel 17, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 april 2000;7° de artikelen 18 tot en met 33;8° de artikelen 35 tot en met 40;9° de bijlage, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 september 1999. § 2. Opgeheven worden : 1° Het koninklijk besluit van 19 december 1990 betreffende de identificatie van runderen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 maart 1992, 14 oktober 1993, 14 september 1994, 6 februari 1996 en 13 februari 2006;2° Het ministerieel besluit van 18 januari 1995 houdende de uitvoering van artikel 33 van het koninklijk besluit van 19 december 1990 met betrekking tot de identificatie van de runderen;3° Het ministerieel besluit van 27 april 1995 dat een afwijking toestaat op het maximumbedrag bedoeld in artikel 1, 3° van het ministerieel besluit van 4 mei 1994, in uitvoering van artikel 31 van het koninklijk besluit van 19 december 1990 betreffende de identificatie van runderen in de provincie Luxemburg;4° Het ministerieel besluit van 27 april 1995 dat een afwijking toestaat op het maximumbedrag bedoeld in artikel 1, 3° van het ministerieel besluit van 4 mei 1994, in uitvoering van artikel 31 van het koninklijk besluit van 19 december 1990 betreffende de identificatie van runderen in de provincie Namen;5° Het ministerieel besluit van 4 februari 1998 houdende tijdelijk afwijkende maatregelen van artikel 29 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van de runderen, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 11 december 1998 en 22 december 1999;6° Het ministerieel besluit van 22 april 1998 houdende uitvoeringsbepalingen van administratieve sancties in het kader van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van de runderen;7° Het ministerieel besluit van 4 maart 1999 in toepassing van artikel 37 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van de runderen;8° Het ministerieel besluit van 29 januari 1998 tot uitvoering van het artikel 3 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van de runderen. HOOFDSTUK XV. - Wijzigingsbepalingen Afdeling 1

Wijziging van het koninklijk besluit van 6 december 1978 betreffende de bestrijding van de runderbrucellose

Art. 46.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 6 december 1978 betreffende de bestrijding van de runderbrucellose wordt punt 13 vervangen als volgt : « 13. Paspoort : het document bedoeld in artikel 1, 21° of 22°, van het koninklijk besluit van 23 maart 2011 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen. »

Art. 47.In artikel 17, § 1, van hetzelfde besluit worden de woorden "de identificatiekaart" vervangen door de woorden "het paspoort".

Art. 48.In artikel 20 van hetzelfde besluit worden de woorden "de identificatiekaart" vervangen door de woorden "het paspoort".

Art. 49.In hetzelfde besluit worden artikel 23bis, punt 5 en artikelen 35, 40, 40bis, 41 en 45, opgeheven.

Art. 50.In artikel 38 van hetzelfde besluit worden de woorden "de identificatiekaart" vervangen door de woorden "het paspoort".

Art. 51.In artikel 43 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 1° wordt opgeheven;2° in punt 2° wordt de laatste zin opgeheven.

Art. 52.In artikel 43bis van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 1° wordt opgeheven;2° in punt 4° worden de woorden "en ze in te schrijven op het attest bedoeld in artikel 40" geschrapt.

Art. 53.In artikel 50, § 1, van hetzelfde besluit worden de woorden "de identificatiekaart" vervangen door de woorden "het paspoort". Afdeling 2

Wijziging van het koninklijk besluit van 16 december 1991 betreffende de bestrijding van de runderleucose

Art. 54.In artikel 21 van het koninklijk besluit van 16 december 1991 betreffende de bestrijding van de runderleucose, wordt de § 1, opgeheven. Afdeling 3

Wijziging van het koninklijk besluit van 17 oktober 2002 betreffende de bestrijding van rundertuberculose

Art. 55.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 17 oktober 2002 betreffende de bestrijding van rundertuberculose, worden de punten 5°, 6°, 7° en 8°, opgeheven.

Art. 56.Na artikel 2 wordt in hetzelfde besluit een artikel 2bis ingevoegd als volgt : «

Art. 2bis.Voor de toepassing van dit besluit gelden de definities van het koninklijk besluit van 23 maart 2011 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen. »

Art. 57.In hetzelfde besluit worden de artikelen 24 en 25, § 3, opgeheven.

Art. 58.In artikel 26 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « erkende kalvermesterij » vervangen door de woorden "toegelaten vleeskalverhouderij";2° § 2 wordt opgeheven;3° in § 3 worden de woorden "en § 2" geschrapt. Afdeling 4. - Wijziging van het koninklijk besluit van 16 januari 2006

tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Art. 59.In artikel 17, § 1 van het koninklijk besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen wordt een zin toegevoegd als volgt : « Indien het een activiteit betreft in de primaire dierlijke productie, mag de registratie gebeuren bij een vereniging naar keuze bedoeld bij artikel 3 van de Dierengezondheidswet van 24 maart 1987 en erkend in toepassing van het koninklijk besluit van 26 november 2006 houdende voorwaarden voor de erkenning van de verenigingen voor de bestrijding van dierenziekten en het hun toevertrouwen van taken die tot de bevoegdheid van het Agentschap behoren. »

Art. 60.In bijlage III van hetzelfde besluit, worden punten 11.2. en 11.3. toegevoegd als volgt :

11.2.

Elevage de bovins

La détention de bovins, marqués avec un système d'identification spécial, dans un but culturel et historique en application du Règlement (CE) n° 644/2005 de la Commission du 27 avril 2005

11.2.

Veehouderij met runderen

Het houden van runderen, gemerkt met een speciaal identificatiesysteem, voor culturele en historische doeleinden in toepassing van Verordening (EG) nr. 644/2005 van de Commissie van 27 april 2005

11.3.

Elevage de bovins

La détention de bovins dans certains systèmes d'élevage spécifiques, avec une autorisation de prolongation du délai maximal prévu pour l'apposition de moyens d'identification, en application de la Décision 2006/28/CE de la Commission du 18 janvier 2006 concernant la prolongation du délai maximal prévu pour l'apposition de marques auriculaires sur certains bovins

11.3.

Veehouderij met runderen

Het houden van runderen op specifieke veehouderijsystemen met een toelating tot verlenging van de maximumtermijn voor de aanbrenging van identificatiemiddelen, in toepassing van Beschikking 2006/28/EG van de Commissie van 18 januari 2006 betreffende de verlenging van de maximumtermijn voor de aanbrenging van oormerken bij bepaalde runderen


HOOFDSTUK XVI. - Slotbepalingen

Art. 61.Treden in werking op 1 juli 2011 : - artikel 38; - artikel 45, § 2, 8°.

Art. 62.De Minister bevoegd voor de Veiligheid van de Voedselketen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 23 maart 2011.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw, Mevr. S. LARUELLE

BIJLAGE I Criteria waaraan een oormerk moet voldoen om erkend te worden Deze bijlage is van toepassing onverminderd de bepalingen van hoofdstuk I van verordening (EG) nr. 911/2004. 1. KLEUR

Kleur van het oormerk

RAL-kleuren : 1028 of 1033 (zalmkleur)

Kleur van de opschriften

Zwart


2.OPSCHRIFT

1e lijn

Hermerkingsnumer

Blanco bij merking Romeinse cijfers (vanaf de 1ste hermerking)

2e lijn

Landcode + eerste vijf cijfers van het oormerk

BE + « 12345 »

3e lijn

streepjescode

4e lijn

Laatste vier cijfers van het oormerk

« 6789 »

« zegel »

BE

Nr. van de goedkeuring

« XYZ »


Dezelfde vermeldingen moeten voorkomen op de buitenzijde van het vrouwelijk en het mannelijk deel van elk paar oormerken. 3. ELEKTRONISCHE TRANSPONDER Indien in een oormerk een transponder wordt verwerkt, dient deze te beantwoorden aan de volgende kenmerken : Technische kenmerken van de elektronische transponder : - passieve read only-transponders op basis van HDX- of FDX-B-technologie conform ISO-norm 11784 en ISO-norm 11785; - leesbaar met behulp van uitleesapparatuur conform ISO-norm 11785 die geschikt is voor het uitlezen van HDX- en de FDX-B-transponders; - minimale uitleesafstand : o van handuitlezers : o 12 cm voor oormerktransponders, o van stationaire uitlezers : o 50 cm voor oormerktransponders.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 23 maart 2011 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw, Mevr. S. LARUELLE BIJLAGE II Inhoud van de aanvraag voor erkenning van een oormerk 1. Schrijven tot aanvraag van een « erkenning voor type en model X ».2. Inlichtingen over de aanvrager : a.Coördinaten; b. Referenties.3. Ondertekening van de aanvraag + "akkoordverklaring voor de bepalingen van artikel 14".4. Inlichtingen over de productie : a.Productiecapaciteit; b. Productieproces (omschrijving - behaalde kwaliteitsnorm - gevoerde autocontrole).5. Inlichtingen over het oormerk en de vereisten van het plaatsingsmateriaal : a.Gedetailleerde technische tekening; b. Gebruikte grondstoffen; c. Info m.b.t. inscriptie; d. Info m.b.t. onbreekbaarheid/fraudebestendigheid; e. Info m.b.t. labo-resultaten (intern/extern); f. Info m.b.t. resultaten van veldtesten. 6. Inlichtingen over logistiek & informatica : a.Modaliteiten : leveringstermijn, verpakking, verzending; b. Relevante informatie waaruit blijkt dat kan voldaan worden aan artikel 14;c. Procedure voor de bestelling van oormerken voor de merking en hermerking.7. Monster van het oormerk (minimum 200 stuks) en plaatsingsmateriaal, welke beiden gratis ter beschikking worden gesteld. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 23 maart 2011tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw, Mevr. S. LARUELLE

^