gepubliceerd op 31 maart 2022
Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de regels om een vergoeding toe te kennen voor de verstrekking van veevoeder met een methaanreducerend effect aan melkvee
25 FEBRUARI 2022. - Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de regels om een vergoeding toe te kennen voor de verstrekking van veevoeder met een methaanreducerend effect aan melkvee
Rechtsgronden Dit besluit is gebaseerd op: - het
decreet van 28 juni 2013Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
28/06/2013
pub.
12/09/2013
numac
2013204905
bron
vlaamse overheid
Decreet betreffende het landbouw- en visserijbeleid
sluiten betreffende het landbouw- en visserijbeleid, artikel 9, eerste lid, 1° en 5°, en tweede lid, artikel 10, § 1, eerste lid, 1° en 4°, en § 3.
Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - De Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 3 februari 2022; - De Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, heeft zijn akkoord gegeven op 21 februari 2022; - Er is geen advies gevraagd aan de Raad van State, met toepassing van artikel 3, § 1, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. Er is een dringende noodzakelijkheid omdat dit besluit in werking moet treden op 1 maart 2022. Aan de landbouwers wordt immers de mogelijkheid geboden om vanaf 1 maart 2022 te starten met de maatregel. Bijgevolg moet ook de aanvraag tot verbintenis tijdig voorbereid en aangevraagd worden via de verzamelaanvraag.
Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Economie, Innovatie, Werk, Sociale economie en Landbouw.
Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT: HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° bevoegde entiteit: het Departement Landbouw en Visserij, vermeld in artikel 26, § 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 03/06/2005 pub. 22/09/2005 numac 2005036144 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie sluiten met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;2° landbouwer: de landbouwer, vermeld in artikel 4, lid 1, a), van Verordening (EU) nr.1307/2013 van het Europees parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad, die een actieve landbouwer is conform artikel 9 van de voormelde verordening, met uitsluiting van: a) de diensten en agentschappen die afhangen van het Vlaamse Gewest;b) de besturen, de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rechtspersonen die in het Vlaamse Gewest belast zijn met taken van openbaar nut;c) de erkende terreinbeherende natuurverenigingen, vermeld in artikel 2, 16°, van het decreet van 21 oktober 1997Relevante gevonden documenten type decreet prom. 21/10/1997 pub. 10/01/1998 numac 1997036441 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu sluiten betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;3° verbintenistermijn: de termijn waarin de verbintenis moet worden nageleefd. HOOFDSTUK 2. - Maatregelen
Art. 2.Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de bevoegde entiteit een vergoeding toekennen aan landbouwers die zich ertoe verbinden een van de volgende maatregelen toe te passen, door het additief of voedermiddel in kwestie toe te voegen aan het rantsoen van de runderen, vermeld in het vierde lid: 1° toevoeging van nitraat;2° toevoeging van 3-nitro-oxypropanol;3° toevoeging van koolzaadschroot in combinatie met bierdraf;4° toevoeging van geëxtrudeerd of geëxpandeerd lijnzaad;5° toevoeging van koolzaadvet. De verbintenis kan alleen worden aangegaan door een landbouwer die beheerd wordt door de bevoegde entiteit en die minstens één exploitatie in het Vlaamse Gewest uitbaat.
De verbintenis wordt aangegaan op het niveau van het volledige landbouwbedrijf en heeft betrekking op ieder actief rundveebeslag van dat bedrijf.
De verbintenis wordt alleen aangegaan voor de runderen van het rundveebeslag, vermeld in het derde lid, die correct en tijdig in Sanitel geregistreerd zijn als runderen van het rastype "melk", conform hoofdstuk VII van het Koninklijk besluit van 23 maart 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 23/03/2011 pub. 15/04/2011 numac 2011018125 bron federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen sluiten tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen.
De landbouwer kan voor zijn landbouwbedrijf maar een verbintenis sluiten voor een van de maatregelen, vermeld in het eerste lid.
Art. 3.De vergoeding valt onder de toepassing van de de-minimissteun, vermeld in Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (Publicatieblad L 352 van 24 december 2013, p. 9-17) en de Verordening (EU) 2019/316 van de Commissie van 21 februari 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector.
Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van de voormelde verordening ligt het totale bedrag aan de-minimissteun niet hoger dan 20.000 euro over een periode van drie belastingjaren.
De steun wordt overeenkomstig artikel 6, lid 3, van de voormelde verordening pas verleend nadat de eindbegunstigde op eer verklaard heeft te voldoen aan de voorwaarden opgenomen in de voormelde verordening en nadat is vastgesteld dat ook effectief aan alle voorwaarden, die in de voormelde verordening zijn vastgesteld, is voldaan.
Art. 4.De verbintenis, vermeld in artikel 2, eerste lid, vangt aan op de startdatum die de landbouwer kiest en eindigt op 31 december 2022.
De startdatum, vermeld in het eerste lid, valt op zijn vroegst op 1 maart 2022 en uiterlijk op 31 augustus 2022.
Vanaf de gekozen startdatum leeft de landbouwer de verbintenis na voor de volgende dieren, die aanwezig zijn op zijn landbouwbedrijf: - alle runderen als vermeld in artikel 2, vierde lid, die op het ogenblik van de startdatum al gekalfd hebben in een periode van maximaal driehondervierenvijftig dagen voor de startdatum, als een verbintenis wordt aangegaan voor de maatregel, vermeld in artikel 2, eerste lid, 1° en 2° ; - alle runderen als vermeld in artikel 2, vierde lid, die op het ogenblik van de startdatum al gekalfd hebben in een periode van maximaal hondernegenennegentig dagen voor de startdatum, als een verbintenis wordt aangegaan voor de maatregel, vermeld in artikel 2, eerste lid, 3° tot en met 5° ; - alle runderen als vermeld in artikel 2, vierde lid, die in de periode van de startdatum tot en met 31 december 2022 kalven. HOOFDSTUK 3. - Vergoedingen Afdeling 1. - Aanvraagprocedure
Art. 5.§ 1. In deze paragraaf wordt verstaan onder verzamelaanvraag: de verzamelaanvraag, vermeld in artikel 11 van gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem en de voorwaarden voor weigering of intrekking van betalingen en voor administratieve sancties in het kader van rechtstreekse betalingen, plattelandsontwikkelingsbijstand en de randvoorwaarden, en artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 09/02/2007 pub. 13/04/2007 numac 2007035539 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende bepalingen tot inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid sluiten houdende bepalingen tot inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid.
Om een vergoeding als vermeld in artikel 2 van dit besluit, te kunnen krijgen, dient een landbouwer een verbintenisaanvraag in aan de hand van de verzamelaanvraag in 2022, en geeft hij aan voor welke maatregel de verbintenis wordt gesloten en wat de startdatum van die verbintenis is, vermeld in artikel 4 van dit besluit. De landbouwer dient de verbintenisaanvraag uiterlijk in op de uiterste wijzigingsdatum van de verzamelaanvraag, vermeld in artikel 18 van het ministerieel besluit van 23 juni 2015Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 23/06/2015 pub. 24/07/2015 numac 2015035918 bron vlaamse overheid Ministerieel besluit houdende vaststelling van de verzamelaanvraag en de nadere regels voor de gemeenschappelijke identificatie van percelen, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid sluiten houdende vaststelling van de verzamelaanvraag en de nadere regels voor de gemeenschappelijke identificatie van percelen, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid.
Laattijdige aanvragen worden als niet ingediend beschouwd.
De landbouwer kan de startdatum conform artikel 4, tweede lid, wijzigen tot uiterlijk 31 augustus 2022. De gewijzigde startdatum geldt als definitieve startdatum, waarvoor de vergoeding conform dit besluit wordt toegekend. De dagen voor de definitieve startdatum, waarvoor al een maatregel als vermeld in artikel 2, eerste lid, is toegepast, komen bijgevolg niet in aanmerking voor vergoeding.
De landbouwer kan tot en met 31 augustus 2022 beslissen om de verbintenis, vermeld in artikel 2, eerste lid, aan te gaan voor een andere maatregel als vermeld in artikel 2, eerste lid, dan de maatregel waarvoor de verbintenisaanvraag in de verzamelaanvraag is aangegaan, vermeld in het tweede lid. Hij geeft daarbij ook de startdatum van de verbintenis voor de gewijzigde maatregel in, die uiterlijk op 31 augustus 2022 is. De dagen voor de startdatum van de gewijzigde verbintenis, waarop de initiële maatregel al is toegepast, komen bijgevolg niet in aanmerking voor vergoeding.
De landbouwer die beslist om de verbintenis stop te zetten voor afloop van de verbintenistermijn, komt niet in aanmerking voor vergoeding. § 2. De verbintenisaanvraag, vermeld in paragraaf 1, geldt als steun- en betaalaanvraag. § 3. Conform artikel 14 keurt de bevoegde entiteit de verbintenisaanvragen goed na afloop van de looptijd van de verbintenissen.
Art. 6.Voor een maatregel als vermeld in artikel 2, eerste lid, krijgt de landbouwer voor ieder dier waarop de verbintenis betrekking heeft, een maximaal vergoedingsbedrag als vermeld in artikel 7 tot en met 11, per dag waarop voor dat dier de maatregel nageleefd moet worden en ook effectief is nageleefd.
Als de som van de goedgekeurde verbintenisaanvragen voor de maatregelen als vermeld in artikel 2, eerste lid, het beschikbare begrotingskrediet niet overschrijdt, wordt het maximale vergoedingbedrag, vermeld in het eerste lid, uitbetaald.
Als het totale aantal goedgekeurde verbintenisaanvragen voor de maatregelen, vermeld in artikel 2, eerste lid, het totale beschikbare begrotingskrediet overschrijdt, worden de maximale vergoedingsbedragen, vermeld in het eerste lid, pro rata verminderd.
De bevoegde entiteit berekent het definitieve vergoedingbedrag na afloop van de verbintenis. Afdeling 2. - Voorwaarden
Onderafdeling 1. - Toevoeging van nitraat
Art. 7.§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder toedieningsperiode: een termijn van driehonderdvijfenvijftig opeenvolgende dagen vanaf de kalvingsdatum. § 2. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 2, eerste lid, 1°, afhankelijk van de beschikbare begrotingskredieten, een vergoeding ontvangen voor de toevoeging van nitraat aan het verstrekte rantsoen voor ieder dier waarop de verbintenis betrekking heeft. De vergoeding bedraagt maximaal 4 eurocent per dier voor iedere dag van de toedieningsperiode die binnen de verbintenistermijn valt en waarop de voormelde maatregel wordt nageleefd. § 3. Een landbouwer komt in aanmerking voor de vergoeding, vermeld in paragraaf 2, op voorwaarde dat minstens 1% nitraat wordt toegevoegd aan het totale rantsoen op drogestofbasis voor de dieren waarop de verbintenis betrekking heeft.
De voorwaarde, vermeld in het eerste lid, wordt voor ieder dier waarop de verbintenis betrekking heeft, nageleefd op alle dagen van de toedieningsperiode die binnen de verbintenistermijn vallen.
Onderafdeling 2. - Toevoeging van 3-nitro-oxypropanol
Art. 8.§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder toedieningsperiode: een termijn van driehondervijfenvijftig opeenvolgende dagen vanaf de kalvingsdatum. § 2. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 2, eerste lid, 2°, afhankelijk van de beschikbare begrotingskredieten, een vergoeding ontvangen voor de toevoeging van 3-nitro-oxypropanol aan het verstrekte rantsoen voor ieder dier waarop de verbintenis betrekking heeft. De vergoeding bedraagt maximaal 7 eurocent per dier voor iedere dag van de toedieningsperiode die binnen de verbintenistermijn valt en waarop de voormelde maatregel wordt nageleefd. § 3. Een landbouwer komt in aanmerking voor de vergoeding, vermeld in paragraaf 2, als voldaan is aan al de volgende voorwaarden: 1° voor het gebruik van 3-nitro-oxypropanol werd een vergunning verleend door de Europese Commissie conform de Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding; 2° er wordt dagelijks 3-nitro-oxypropanol per kilogram droge stof aan het totale rantsoen toegevoegd binnen de waarden vastgelegd in de vergunning, vermeld in 1°, en in het `Convenant Enterische Emissies Rundvee 2019-2030' van 29 maart 2019;3° de dieren, vermeld in punt 2°, hebben gedurende de volledige dag toegang tot het rantsoen waarin de 3-nitro-oxypropanol aanwezig is. De voorwaarden, vermeld in het eerste lid, moeten voor alle dieren, waarop de verbintenis betrekking heeft, nageleefd worden op alle dagen van de toedieningsperiode die binnen de verbintenistermijn vallen.
Onderafdeling 3. - Toevoeging van koolzaadschroot in combinatie met bierdraf
Art. 9.§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder toedieningsperiode: een termijn van tweehonderd opeenvolgende dagen vanaf de kalvingsdatum. § 2. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 2, eerste lid, 3°, afhankelijk van de beschikbare begrotingskredieten, een vergoeding ontvangen voor de toevoeging van koolzaadschroot in combinatie met bierdraf aan het verstrekte rantsoen voor de dieren waarop de verbintenis betrekking heeft. De vergoeding bedraagt maximaal 8 eurocent per dier voor iedere dag van de toedieningsperiode die binnen de verbintenistermijn valt en waarop de voormelde maatregel wordt nageleefd. § 3. Het rantsoen, vermeld in paragraaf 2, komt in aanmerking voor de vergoeding, vermeld in paragraaf 2, als het beschikt over de volgende samenstelling op drogestofbasis: 1° 34 - 42% maïskuil;2° 20 - 24% graskuil;3° 4,4 - 5,4% bestendig koolzaadschroot met de volgende samenstelling: a) 345,00 - 421,00 gram ruw eiwit per kilogram droge stof;b) 36,00 - 44,00 gram ruw vet per kilogram droge stof;c) 136,00 - 166,00 gram ruwe celstof per kilogram droge stof;4° 3,2 - 4% onbestendig koolzaadschroot met de volgende samenstelling: a) 351,00 - 429,00 gram ruw eiwit per kilogram droge stof;b) 35,00 - 43,00 gram ruw vet per kilogram droge stof;c) 121,00 - 148,00 gram ruw celstof per kilogram droge stof;5° 9,9 - 12,1% bierdraf met de volgende samenstelling: a) 222,00 - 271,00 gram ruw eiwit per kilogram droge stof;b) 88,00 - 107,00 gram ruw vet per kilogram droge stof;c) 157,00 - 192,00 gram ruwe celstof per kilogram droge stof. De voorwaarden, vermeld in het eerste lid, worden voor alle dieren waarop de verbintenis betrekking heeft, nageleefd op alle dagen van de toedieningsperiode die binnen de verbintenistermijn vallen.
Onderafdeling 4. - Toevoeging van geëxtrudeerd of geëxpandeerd lijnzaad
Art. 10.§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder toedieningsperiode: een termijn van tweehonderd opeenvolgende dagen vanaf de kalvingsdatum. § 2. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 2, eerste lid, 4°, afhankelijk van de beschikbare begrotingskredieten, een vergoeding ontvangen voor de toevoeging van geëxtrudeerd of geëxpandeerd lijnzaad aan het verstrekte rantsoen voor de dieren waarop de verbintenis betrekking heeft. De vergoeding bedraagt maximaal 8 eurocent per dier voor iedere dag van de toedieningsperiode die binnen de verbintenistermijn valt en waarop de voormelde maatregel wordt nageleefd. § 3. Een landbouwer komt in aanmerking voor de vergoeding, vermeld in paragraaf 2, als voldaan is aan al de volgende voorwaarden: 1° het rantsoen, vermeld in paragraaf 2, bestaat uit minstens 40% maïskuil en uit minstens 30% graskuil op drogestofbasis;2° aan het krachtvoeder dat aanwezig is in het rantsoen, vermeld in punt 1°, wordt geëxtrudeerd of geëxpandeerd lijnzaad toegevoegd dat zorgt voor een aanlevering van minstens 400,00 gram vet per dag per dier waarvan minimaal 200,00 en maximaal 250,00 gram alfa-linoleenzuur. De voorwaarden, vermeld in het eerste lid, worden voor alle dieren waarop de verbintenis betrekking heeft, nageleefd op alle dagen van de toedieningsperiode die binnen de verbintenistermijn vallen.
Onderafdeling 5. - Toevoeging van koolzaadvet
Art. 11.§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder toedieningsperiode: een termijn van tweehonderd opeenvolgende dagen vanaf de kalvingsdatum. § 2. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 2, eerste lid, 5°, afhankelijk van de beschikbare begrotingskredieten, een vergoeding ontvangen voor de toevoeging van koolzaadvet aan het verstrekte rantsoen voor de dieren waarop de verbintenis betrekking heeft. De vergoeding bedraagt maximaal 8 eurocent per dier voor iedere dag van de toedieningsperiode die binnen de verbintenistermijn valt en waarop de voormelde maatregel wordt nageleefd. § 3. Een landbouwer komt in aanmerking voor de vergoeding, vermeld in paragraaf 2, op voorwaarde dat dagelijks 350,00 gram kooldzaadvet wordt toegevoegd aan het totale rantsoen.
De voorwaarde, vermeld in het eerste lid, wordt voor alle dieren waarop de verbintenis betrekking heeft, nageleefd op alle dagen van de toedieningsperiode die binnen de verbintenistermijn vallen.
Onderafdeling 6. - Bewijsstukken
Art. 12.De landbouwer, die een verbintenis aangaat voor een maatregel als vermeld in artikel 2, eerste lid, beschikt vanaf de startdatum, vermeld in artikel 4, over al de volgende elementen: 1° een of meer rantsoenberekeningen die overeenstemmen met de werkelijk verstrekte rantsoenen;2° facturen die op zijn naam staan en die de samenstelling van alle gebruikte krachtvoeders vermelden. De landbouwer houdt de toegepaste rantsoenberekeningen en facturen, vermeld in het eerste lid, op zijn bedrijf ter beschikking van de bevoegde entiteit tot minimaal tien jaar na de laatste betaling voor de verbintenis.
Als op de facturen, vermeld in het eerste lid, 2°, de samenstelling van het gebruikte krachtvoeder niet vermeld staat, beschikt de landbouwer bijkomend over enig ander bewijsmateriaal waaruit die samenstelling duidelijk en ondubbelzinig blijkt. De landbouwer houdt dat bewijsmateriaal op zijn bedrijf ter beschikking van de bevoegde entiteit tot minimaal tien jaar na de laatste betaling voor de verbintenis.
Op verzoek van de bevoegde entiteit bezorgt de landbouwer de rantsoenberekeningen, de facturen en, in voorkomend geval, alle andere bewijsstukken, vermeld in het eerste en derde lid, onmiddellijk aan de bevoegde entiteit. HOOFDSTUK 4. - Weigering van de verbintenisaanvraag, weigering van de steun, herberekening, terugvordering en sancties
Art. 13.De bevoegde entiteit organiseert de administratieve controles, de controles door monitoring en de controles ter plaatse.
Om de vereiste controlegegevens te verkrijgen, kan de bevoegde entiteit een beroep doen op derden.
De bevoegde entiteit kan het voorwerp van de verbintenis en de verbintenisaanvraag controleren en kan de nodige vaststellingen over het nakomen van de verbintenis doen.
Art. 14.De bevoegde entiteit onderzoekt de naleving van de voorwaarden, vermeld in dit besluit, en beslist of de verbintenisaanvraag al dan niet volledig of gedeeltelijk wordt goedgekeurd.
In de volgende gevallen wordt de verbintenisaanvraag niet goedgekeurd of gedeeltelijk goedgekeurd: 1° de bevoegde entiteit stelt vast dat niet voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 2 en 4, derde lid, en aan de voorwaarden, vermeld in artikel 7 tot en met 12;2° de bevoegde entiteit stelt vast dat de landbouwer valse informatie heeft verstrekt om steun te ontvangen, of verzuimd heeft de nodige informatie te verstrekken;3° de bevoegde entiteit stelt vast dat de landbouwer de controle, vermeld in artikel 13, verhindert of probeert te verhinderen. De bevoegde entiteit kan bij de controle ter plaatse en de administratieve controles een afwijkingsmarge van 10 % toepassen bij de beoordeling van de volgende waarden: 1° het vereiste percentage nitraat, vermeld in artikel 7, § 3, eerste lid;2° de vereiste hoeveelheid vet per dag per dier, vermeld in artikel 10, § 3, eerste lid, 2° ;3° de vereiste hoeveelheid koolzaadvet, vermeld in artikel 11, § 3, eerste lid.
Art. 15.Als een van de gevallen, vermeld in artikel 14, tweede lid, zich voortdoet nadat de verbintenisaanvraag al volledig of gedeeltelijk is goedgekeurd, worden in voorkomend geval de toegekende steunbedragen niet uitbetaald of teruggevorderd. HOOFDSTUK 5. - Slotbepaling
Art. 16.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 maart 2022.
Art. 17.De Vlaamse minister, bevoegd voor de landbouw en de zeevisserij, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 25 februari 2022.
De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Economie, Innovatie, Werk, Sociale economie en Landbouw, H. CREVITS