Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 januari 2021
gepubliceerd op 29 januari 2021

Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van rundertuberculose

bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen
numac
2021030238
pub.
29/01/2021
prom.
17/01/2021
ELI
eli/besluit/2021/01/17/2021030238/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 JANUARI 2021. - Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van rundertuberculose


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, artikel 108;

Gelet op de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, de artikelen 3, gewijzigd bij de wet van 29 december 1990, 7, gewijzigd bij de wet van 7 april 2017, 8, 9, gewijzigd bij de wet van 28 maart 2003,12, 15, 1°, gewijzigd bij de wet van 1 maart 2007, 18 en 18bis, ingevoegd bij de wet van 29 december 1990 en gewijzigd bij de wet van 1 maart 2007;

Gelet op de wet van 28 augustus 1991 op de uitoefening van de diergeneeskunde, artikel 4, vierde lid, vervangen bij de wet van 27 december 2005 en gewijzigd bij de wet van 19 maart 2014;

Gelet op de wet van 23 maart 1998 betreffende de oprichting van een Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten, artikel 4, eerste lid, 1°, gewijzigd bij de wet van 7 april 2017;

Gelet op de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, artikel 4, § 3, gewijzigd bij de wetten van 22 december 2003 en 13 april 2019, artikel 4, § 5, gewijzigd bij de wet van 20 juli 2005, artikel 4, § 6, ingevoegd bij de wet van 13 juli 2001 en artikel 4, § 7, ingevoegd bij de wet van 22 december 2008;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 oktober 2002 betreffende de bestrijding van rundertuberculose;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 2016 betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis, bijlage 1;

Gelet op het advies van de Raad van het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van dieren en dierlijke producten, gegeven op 27 juni 2019;

Gelet op het advies 08-2019 van het Wetenschappelijk Comité van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, gegeven op 26 april 2019;

Gelet op het overleg tussen de Gewestregeringen en de Federale Overheid van 1 juli 2019;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 19 september 2019;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 19 februari 2020;

Gelet op de impactanalyse van de regelgeving, uitgevoerd overeenkomstig artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Gelet op advies 67.692/1/V van de Raad van State, gegeven op 4 augustus 2020, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat België bij beschikking 2003/467/EG voor zijn volledig grondgebied erkend is als officieel tuberculosevrij en om die reden enkel de bepalingen in bijlage A, punt 2, c), en punten 4 en 5 van de richtlijn 64/432/EEG inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens, van toepassing zijn;

Overwegende de adviesaanvraag die op 30 november 2020 bij de Gegevensbeschermingsautoriteit is ingediend;

Op de voordracht van de Minister van Landbouw en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers op 26 juni 2020, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en definities

Artikel 1.§ 1. De bepalingen van dit besluit voorzien in de omzetting van de bijlagen A en B van richtlijn 64/432/EEG inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens, met betrekking tot de diagnostiek en het statuut van rundertuberculose zoals respectievelijk opgenomen in bijlagen 1 en 2 van dit besluit. § 2. Dit besluit legt de regels vast voor: 1. het behoud van de officieel tuberculosevrije status van België;2. de maatregelen in geval van twijfel, een verdenking of een bevestiging van rundertuberculose.

Art. 2.Indien België de bij beschikking 2003/467/EG van de Commissie van 23 juni 2003 houdende erkenning van bepaalde lidstaten en delen van lidstaten als officieel tuberculosevrij, officieel brucellosevrij en officieel vrij van enzoötische boviene leukose ten aanzien van de rundveebeslagenvastgelegde officieel tuberculosevrije status, verliest voor het geheel of een deel van zijn grondgebied, neemt de Minister onverwijld de maatregelen als voorzien in bijlage 1 bij dit besluit om de vrije status te herwinnen.

Art. 3.Elke preventieve of curatieve behandeling van rundertuberculose, met inbegrip van de vaccinatie tegen rundertuberculose, is verboden.

Het is verboden met het inzicht te bedriegen, handelingen te verrichten of producten aan runderen toe te dienen die een negatieve invloed kunnen hebben op de uitvoering of op het resultaat van de testen die in dit besluit zijn voorzien.

Art. 4.§ 1. De definities van het koninklijk besluit van 23 maart 2011 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen zijn van toepassing voor dit besluit, met uitzondering van de definitie van rundvee. § 2. Bovendien wordt voor de toepassing van dit besluit verstaan onder: 1° rundertuberculose agens: de Mycobacterium bovis bacterie of elke andere bacterie van het Mycobacterium tuberculosis complex;2° (runder)tuberculose: de besmetting veroorzaakt door het rundertuberculose agens bij runderen;3° runderen: hoefdieren van de geslachten Bison, Bos (inclusief de subgenera Bos, Bibos, Novibos, Poephagus) en Bubalus (inclusief het subgenus Anoa) en het nageslacht van kruisingen van die soorten;4° door tuberculose aangetast rund: rund waarbij de besmetting met het rundertuberculose agens aangetoond is door een positief resultaat op een bacteriologisch onderzoek;5° bacteriologisch onderzoek: het laboratoriumonderzoek bedoeld om de aanwezigheid van het rundertuberculose agens aan te tonen: a) door isolatie en identificatie van het rundertuberculose agens of;b) door de detectie van specifieke genetische sequenties van het rundertuberculose agens;6° tuberculinatie: enkelvoudige of vergelijkende intradermale tuberculinatie die overeenkomstig de bepalingen in bijlage 2 uitgevoerd en geïnterpreteerd werd;7° niet bacteriologisch onderzoek: serologisch onderzoek om de aanwezigheid van antilichamen tegen het tuberculose agens aan te tonen of een celgemedieerde immuniteitstest die de respons van het afweersysteem tegen het tuberculose-agens aantoont met uitzonderng van tuberculinatie;8° rund verdacht van door tuberculose aangetast: rund dat voldoet aan de bepalingen als bedoeld in artikel 12;9° officieel tuberculosevrij beslag: rundveebeslag dat aan de in bijlage 1, punt 2, vastgestelde voorwaarden voldoet;10° bedrijf: plaats waar runderen permanent of tijdelijk worden gehouden, waaronder veehouderijen, verzamelcentra en handelaarstallen, met uitzondering van de slachthuizen;11° bedrijf onder verdenking: contactbedrijf, bedrijf als bedoeld in artikel 43 of bedrijf dat door het Agentschap onder verdenking is geplaatst wegens de aanwezigheid van één of meerdere runderen verdacht van door tuberculose aangetast, zoals voorzien in de artikelen 14, § 2, 45, § 1, 52, 56, § 2 en 60;12° bedrijfsdierenarts: dierenarts zoals bedoeld in artikel 1, 2°, van het koninklijk besluit van 28 februari 1999 houdende bijzondere maatregelen van epidemiologisch toezicht op en preventie van aangifteplichtige runderziekten;13° haard: elk bedrijf van het type veehouderij waar een rund, dat wordt verklaard als een `door tuberculose aangetast rund', laatst heeft verbleven gedurende minstens dertig dagen, of bij gebrek hieraan, het bedrijf waar het rund geboren is, zoals bedoeld in artikel 14, § 2;14° contactbedrijf: bedrijf waar het Agentschap, als besluit van het epidemiologisch onderzoek zoals bedoeld in artikel 44, men niet kan uitsluiten dat er één of meer runderen verdacht van door tuberculose aangetast, aanwezig zijn;15° het Fonds: het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten, opgericht bij artikel 3 van de wet van 23 maart 1998; 16° N.R.L: Nationaal Referentielaboratorium bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 3 augustus 2012 betreffende de erkenning van de laboratoria die analyses uitvoeren in verband met de veiligheid van de voedselketen; 17° erkend laboratorium : laboratorium dat erkend is om tests uit te voeren in het kader van de rundertuberculose bestrijding overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 3 augustus 2012 betreffende de erkenning van de laboratoria die analyses uitvoeren in verband met de veiligheid van de voedselketen;18° aangeduid slachthuis: slachthuis dat voldoet aan de bepalingen van artikel 32, § 1;19° deskundige: persoon, door de Minister aangesteld, om de vervangingswaarde en de slachtwaarde van op bevel te slachten runderen te schatten;20° dierenarts deskundige: de erkende dierenarts belast met het ante-mortem onderzoek van de runderen in het slachthuis;21° bewakingsprogramma: het programma zoals beschreven in hoofdstuk XIV;22° beschikking 2003/467/EG: beschikking van de Commissie van 23 juni 2003 houdende erkenning van bepaalde lidstaten en delen van lidstaten als officieel tuberculosevrij, officieel brucellosevrij en officieel vrij van enzoötische boviene leukose ten aanzien van de rundveebeslagen;23° richtlijn 64/432/EEG: richtlijn 64/432/EEG inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens, met betrekking tot de diagnostiek en het statuut van rundertuberculose;24° gezondheidsindex: prijsindexcijfer dat berekend wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 ter vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen;25° afslachting op bevel: de door het Agentschap voorgeschreven verplichte afslachting van een `rund verdacht van door tuberculose aangetast', zoals bedoeld in artikel 8, 3° van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987;26° bevestigingsprocedure: niet-bacteriologische test om een niet-negatief resultaat van een niet bacteriologisch onderzoek te bevestigen;27° Minister: de Minister die bevoegd is voor de veiligheid van de voedselketen;28° FOD : Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. HOOFDSTUK II. - Gezondheidsstatuut van de beslagen inzake rundertuberculose

Art. 5.Het gezondheidsstatuut van de beslagen inzake tuberculose wordt beheerd door het Agentschap.

Art. 6.Elke verantwoordelijke is verplicht om het statuut `officieel tuberculosevrij beslag' te hebben voor elk beslag dat hij houdt.

De verantwoordelijke van wiens beslagen het statuut `officieel tuberculosevrij beslag' geschorst of ingetrokken wordt, moet alle maatregelen als bedoeld in dit besluit nemen en opvolgen, om terug het statuut `officieel tuberculosevrij beslag' te verwerven binnen de termijnen die door het Agentschap worden opgelegd.

Art. 7.§ 1. Indien op een bedrijf met meerdere beslagen rundvee, het tuberculosestatuut voor een beslag wijzigt, wordt deze wijziging toegepast op alle rundveebeslagen van dit bedrijf. § 2. Indien op een bedrijf met meerdere rundveebeslagen, maatregelen worden genomen tegen tuberculose op één beslag, kan het Agentschap deze maatregelen op al de andere rundveebeslagen van hetzelfde bedrijf toepassen afhankelijk van de toepassing van de artikelen 29, 56, en 57.

Indien runderen van een beslag op meerdere locaties worden gehouden, worden de maatregelen ten aanzien van tuberculose op al de locaties van dit beslag genomen. HOOFDSTUK III. - Diagnostiek

Art. 8.Het Nationaal Referentielaboratorium voor rundertuberculose wordt door het Agentschap aangeduid overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 3 augustus 2012 betreffende de erkenning van de laboratoria die analyses uitvoeren in verband met de veiligheid van de voedselketen.

Art. 9.§ 1. Voor het behoud van de officieel tuberculosevrije status, voor het uitvoeren van het bewakingsprogramma en voor de diagnose van tuberculose gelden enkel de analyses die uitgevoerd werden door een erkend voor niet bacteriologische onderzoeken laboratorium en het N.R.L. § 2. Onverminderd de aangifteplicht zoals bedoeld in artikel 15, rapporteren de laboratoria alle resultaten van de onderzoeken uitgevoerd in toepassing van dit besluit, op elektronische wijze aan het Agentschap en volgens zijn technische modaliteiten.

Het Agentschap kan de centralisatie van de gegevens toevertrouwen aan de erkende verenigingen. § 3. Een laboratorium dat monsters ontvangt voor onderzoek in het kader van dit besluit, kan beschikken over de relevante informatie uit SANITEL die betrekking heeft op de runderen en de beslagen waartoe de runderen behoren en waarvan monsters worden ontvangen en, voor elk beslag, de gegevens van de betrokken verantwoordelijke en bedrijfsdierenarts. Het Agentschap stelt deze informatie uit SANITEL beschikbaar aan elk erkend laboratorium dat erom vraagt. § 4 In afwijking van het bepaalde in paragraaf 1 kan het N.R.L. voor het eerste jaar van toepassing van dit besluit het valideringsniveau bepalen dat nodig is voor een erkend laboratorium voor analogische methodes maar nog niet geaccrediteerde voor de niet bacteriologische onderzoeken om de in dit besluit bedoelde analyses uit te voeren. HOOFDSTUK IV. - Bevestigingsprocedure

Art. 10.§ 1. Elk niet-bacteriologisch onderzoek dat in eerste instantie een niet-negatief resultaat oplevert, wordt onderworpen aan een bevestigingsprocedure alvorens het Agentschap het betrokken rund tot `rund verdacht van door tuberculose aangetast' verklaart. § 2. In afwijking van de bepalingen in paragraaf 1 wordt in de volgende gevallen geen bevestigingsprocedure opgezet: 1° indien het bedrijf waar het rund verblijft, tot haard werd verklaard;2° indien een niet negatief resultaat wordt bekomen bij twee verschillende gelijktijdig uitgevoerde niet-bacteriologische onderzoeken op hetzelfde monster of op meerdere gelijktijdig genomen monsters bij hetzelfde rund. § 3. Het Agentschap bepaalt in overleg met N.R.L. de te gebruiken niet-bacteriologische test in de bevestigingsprocedure.

Het Agentschap kan de verenigingen verzoeken zich bezig te houden met de administratieve coördinatie van de herbemonstering overeenkomstig de technische modaliteiten die zij vaststelt.

Art. 11.§ 1. Een gunstige uitslag als besluit van de bevestigingsprocedure betekent dat het initiële vermoeden van een besmetting met rundertuberculose niet bevestigd wordt.

Een ongunstige uitslag van de bevestigingsprocedure betekent dat men de hypothese van een besmetting van het rund met het rundertuberculose agens niet kan uitsluiten en dat het rund beschouwd wordt als een rund verdacht van door tuberculose aangetast. § 2. Het Agentschap brengt de houder en de bedrijfsdierenarts in kennis van de eindconclusie van de in artikel 10 bedoelde bevestigingsprocedure. § 3. In afwachting van de resultaten van de bevestigingsprocedure: 1° mag het betrokken rund het bedrijf niet verlaten;2° wordt geen enkele maatregel in het beslag waartoe dit rund behoort, genomen. HOOFDSTUK V. - Rund verdacht van door tuberculose aangetast en maatregelen in geval van een rund verdacht van door tuberculose aangetast

Art. 12.Het Agentschap verklaart tot `rund verdacht van door tuberculose aangetast', elk rund: 1° waarvan het resultaat van het niet- bacteriologisch onderzoek en desgevallend van de bevestigingsprocedure, ongunstig is, of;2° waarbij een niet negatief resultaat wordt bekomen bij twee gelijktijdig uitgevoerde niet-bacteriologische onderzoeken op hetzelfde monster of op meerdere gelijktijdig genomen monsters bij hetzelfde rund of;3° dat in een haard heeft verbleven of;4° dat in het slachthuis letsels vertoont waarvan rundertuberculose kan worden vermoed.

Art. 13.§ 1. Volgende maatregelen gelden voor de runderen `verdacht van door tuberculose aangetast': 1° de `runderen verdacht van door tuberculose aangetast' worden binnen de gebouwen van het bedrijf afgezonderd van alle andere dieren en bij onvoldoende capaciteit, op een geïsoleerde weide goedgekeurd door het Agentschap;2° deze runderen mogen geen rechtstreeks of onrechtstreeks contact hebben met runderen van een ander beslag, noch met de andere dieren op het bedrijf. § 2. Het Agentschap geeft een `afslachting op bevel' uit voor elk rund verdacht van door tuberculose aangetast met het oog op een bacteriologisch onderzoek conform de bepalingen van artikelen 18 en 19. HOOFDSTUK VI. - Door tuberculose aangetast rund en maatregelen in geval van detectie van een door tuberculose aangetast rund

Art. 14.§ 1. Elk rund dat positief test op een bacteriologisch onderzoek wordt verklaard tot `door tuberculose aangetast rund'. § 2. Het Agentschap verklaart tot `haard' elk bedrijf van herkomst waar een `door tuberculose aangetast `rund aanwezig was. Het Agentschap trekt het statuut `officieel tuberculosevrij beslag' in, en past er de maatregelen toe van artikel 25. § 3. In afwijking van paragraaf 2, indien het `door tuberculose aangetaste rund' niet meer dan dertig dagen heeft verbleven in het bedrijf van herkomst, verklaart het Agentschap tot haard, het laatste bedrijf waar het rund minstens dertig dagen heeft verbleven of bij het ontbreken ervan, het bedrijf waar het geboren is.

Elk bedrijf waar dit rund een korte tijd heeft verbleven sinds zijn vertrek uit de verklaarde haard, wordt tot `bedrijf onder verdenking' verklaard. HOOFDSTUK VII. - Aangifteplicht

Art. 15.Iedere verantwoordelijke, iedere dierenarts en elk laboratorium is gehouden tot de aangifteplicht inzake tuberculose, overeenkomstig het koninklijk besluit van 3 februari 2014 tot aanwijzing van de dierenziekten die vallen onder de toepassing van hoofdstuk III van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987 en tot regeling van de aangifteplicht.

De verantwoordelijke die tuberculose vermoedt bij één of meer van zijn runderen, ontbiedt onverwijld zijn bedrijfsdierenarts. De bedrijfsdierenarts onderzoekt de runderen van het beslag binnen de drie dagen.

Art. 16.§ 1. De dierenarts die een besmetting met tuberculose vermoedt bij een levend rund dat hij onderzoekt, bemonstert dit rund voor onderzoek op tuberculose, overeenkomstig de bepalingen van bijlage 3, B, 1. § 2. De dierenarts die een besmetting met tuberculose vermoedt bij een rund tijdens een lijkschouwing, bemonstert het kadaver met het oog op het bacteriologisch onderzoek volgens de bepalingen van bijlage 3, B, 2. § 3. Het Agentschap wacht het resultaat af van de in paragrafen 1 en 2 bedoelde onderzoeken, alvorens maatregelen te nemen.

Art. 17.Indien het resultaat van de onderzoeken als bedoeld in artikel 16, §§ 1 en 2, gunstig is, worden er geen maatregelen genomen op het bedrijf en behoudt het beslag het statuut `officieel tuberculosevrij beslag'.

Het beslag wordt het volgende kalenderjaar opgenomen in het bewakingsprogramma overeenkomstig de bepalingen van bijlage 3, D, 3. HOOFDSTUK VIII. - Verdenking in een slachthuis en de maatregelen bij verdenking in een slachthuis

Art. 18.§ 1. Wanneer de dierenarts deskundige bij de keuring van een rund in het slachthuis letsels vaststelt die kunnen wijzen op een besmetting met tuberculose, neemt hij monsters van de verdachte letsels bij dit rund overeenkomstig de bepalingen van bijlage 3, B, 3, en zendt deze naar het N.R.L. volgens de technische modaliteiten van het Agentschap, voor bacteriologisch onderzoek. § 2. Wanneer de dierenarts deskundige bij de keuring van een rund, afgeslacht op bevel in het kader van dit besluit, geen letsels vaststelt die kunnen wijzen op een besmetting met tuberculose, neemt hij monsters overeenkomstig de bepalingen van bijlage 3, B, 3 en zendt deze naar het N.R.L. volgens de technische modaliteiten van het Agentschap, voor bacteriologisch onderzoek.

Echter in het geval van een afslachtingsbevel voor alle runderen van dezelfde haard, bepaalt het Agentschap het aantal te bemonsteren runderen. § 3. In afwachting van het resultaat van het bacteriologisch onderzoek wordt er op het bedrijf geen enkele maatregel genomen. Het beslag behoudt het statuut `officieel tuberculosevrij beslag'.

Art. 19.§ 1. Indien het resultaat van het in artikel 18 bedoelde bacteriologische onderzoek een gunstig resultaat oplevert voor alle genomen monsters, worden er geen maatregelen genomen op het bedrijf. § 2. Indien het gunstig resultaat stalen betreft genomen bij runderen met een `afslachting op bevel', komende van een onder verdenking gesteld bedrijf, wordt de verdenking van besmetting met tuberculose op het bedrijf opgeheven. Het Agentschap brengt de verantwoordelijke en zijn bedrijfsdierenarts in kennis van deze beslissing en heft de maatregelen op die genomen en opgelegd werden in toepassing van artikel 20.

Het beslag herwint het statuut `officieel tuberculosevrij beslag'. HOOFDSTUK IX. - Verdenking in een beslag en de maatregelen bij verdenking in een beslag

Art. 20.§ 1. Het Agentschap neemt de volgende maatregelen op het bedrijf waartoe het beslag behoort dat het verklaart tot `beslag onder verdenking': 1° het Agentschap schorst het statuut `officieel tuberculosevrij beslag ';2° het Agentschap brengt de verantwoordelijke in kennis van de datum van schorsing en van de door hem te nemen maatregelen, als bedoeld in paragrafen 2 en 3, evenals in artikel 21, §§ 1 en 2, die in werking treden op die datum;3° het Agentschap verklaart het bedrijf tot bedrijf onder verdenking. § 2. Op elk bedrijf onder verdenking, worden de runderen door de bedrijfsdierenarts bemonsterd overeenkomstig de bepalingen van bijlage 3, C, 1 binnen dertig dagen na de in paragraaf 1, 2°, bedoelde datum.

Het Agentschap kan in functie van de uitslagen van de onderzoeken bijkomende maatregelen nemen of opleggen om een eventuele uitbreiding van de ziekte te voorkomen. § 3 Op een `bedrijf onder verdenking' neemt de verantwoordelijke de volgende maatregelen: 1° hij dient voor elke afvoer van een te slachten rund of lot runderen voorafgaandelijk een aanvraag in bij het Agentschap ; Het Agentschap stelt daarvoor een instructie met de technische modaliteiten op die ze ter kennis brengt van de verantwoordelijke. 2° hij neemt de maatregelen als bedoeld in artikel 13, § 1, op de `runderen verdacht van door tuberculose aangetast'.

Art. 21.§ 1. Op een `bedrijf onder verdenking' dienen de maatregelen met betrekking tot melk en zuivelproducten te worden genomen zoals voorzien in bijlage II, sectie IX, hoofdstuk I, I, van verordening (EG) 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong. § 2. Op een `bedrijf onder verdenking' met melkproductie, neemt de verantwoordelijke vanaf de in artikel 20, § 1, 2°, bedoelde datum, de volgende maatregelen met betrekking tot de melk en de zuivelproducten die hij produceert: a) de verkoop of levering of gebruik van melk afkomstig van `runderen verdacht van door tuberculose aangetast' en van runderen waarvoor een `afslachting op bevel' is uitgevaardigd, is verboden;b) de verkoop of levering van andere dan in a) bedoelde melk, is enkel toegelaten aan een melkerij.Elk eigen gebruik van deze melk is verboden;

Het Agentschap kan op basis van een risicoanalyse elke verkoop van de aanwezige zuivelproducten verbieden. § 3. Het is elke koper of ophaler van rauwe melk of van zuivelproducten verboden om deze producten, komende van een `bedrijf onder verdenking', te bestemmen of te verwerken voor de menselijke of dierlijke consumptie tenzij deze producten eerst een gepaste thermische behandeling hebben ondergaan die met zekerheid het rundertuberculose agens doodt: - voor melk: een zodanige warmtebehandeling dat deze een negatieve reactie op fosfatase vertoont (pasteurisatie); - voor zuivelproducten: vervaardiging van producten uit gepasteuriseerde melk.

Art. 22.§ 1. Elke handel in runderen naar of van een `bedrijf onder verdenking' is verboden. § 2. In afwijking op paragraaf 1 is de rechtstreekse afvoer, zonder passage via een verzamelcentrum of een handelaarsstal, vanaf beslagen behorende tot een bedrijf onder verdenking toegelaten: 1° van runderen naar een nationaal slachthuis, onder de voorwaarde zoals bepaald onder artikel 20, § 3, 1°, 2° van kalveren van minder dan zes weken naar een vleeskalverhouderij, tenzij het Agentschap anders beslist op basis van het resultaat van het epidemiologisch onderzoek.

Art. 23.Het Agentschap heft de verdenking op als aan beide volgende voorwaarden is voldaan: - het geheel van de onderzoeken zoals bedoeld in het artikel 20, § 2, hebben een negatief resultaat gegeven; - de runderen die desgevallend door het Agentschap als `verdacht van door tuberculose aangetast' werden verklaard en op bevel afgeslacht werden, hebben alle een negatief resultaat behaald op één bacteriologisch onderzoek zoals bedoeld in artikel 18, § 2.

Het Agentschap brengt de verantwoordelijke en de bedrijfsdierenarts in kennis van deze beslissing en heft de maatregelen op die genomen en opgelegd werden in toepassing van artikel 20.

Het beslag herwint het statuut `officieel tuberculosevrij beslag'.

Art. 24.Een bedrijf waarvoor de verdenking van besmetting met tuberculose gelicht wordt in toepassing van artikel 23, wordt het eerstvolgende jaar opgenomen in het bewakingsprogramma en wordt bemonsterd overeenkomstig de bepalingen in bijlage 3, D, 4. HOOFDSTUK X. - Haard en maatregelen in een haard

Art. 25.§ 1. Het Agentschap neemt de volgende maatregelen op een bedrijf dat het tot haard verklaart: 1° het Agentschap trekt het statuut `officieel tuberculosevrij beslag' in;2° het Agentschap brengt de verantwoordelijke in kennis van de door hem te nemen maatregelen, als bedoeld in paragrafen 2 en 3, alsook van hun ingangsdatum.3° het Agentschap verklaart het bedrijf tot haard. § 2. In elk beslag van een tot haard verklaard bedrijf, worden de runderen bemonsterd door de bedrijfsdierenarts overeenkomstig de bepalingen in bijlage 3, C, 2. § 3. Op een bedrijf dat tot haard is verklaard, neemt de verantwoordelijke de volgende maatregelen: 1° hij neemt of behoudt de maatregelen zoals opgesomd in artikel 20, § 2;2° hij slaat de mest, de drijfmest en de gier uit schuilhokken, stallen en andere lokalen waar de runderen gehuisvest worden op, op een plaats buiten het bereik van dieren en onderwerpt deze aan een behandeling overeenkomstig de instructies van het Agentschap voor het beheer van aangifteplichtige dierziekten . § 4. Op een bedrijf met melkproductie dat tot haard is verklaard en waar overeenkomstig artikel 28, alle runderen zullen worden geslacht, mag de verantwoordelijke vanaf de in paragraaf 1, 2°, bedoelde ingangsdatum en totdat de haard wordt vrijgegeven: a) geen melk meer verkopen of laten ophalen of gebruiken;b) geen zuivelproducten meer verkopen of laten ophalen of gebruiken. De bestaande stock zuivelproducten moet worden opgehaald voor destructie door een erkend verwerker;

In afwijking van a) en b), kan de verantwoordelijke gebruik maken van colostrum, rauwe melk, melk of zuivel gebruiken afkomstig van door tuberculose aangetaste runderen voor de voeding van andere dieren, op voorwaarde dat zij een gepaste thermische behandeling hebben ondergaan die met zekerheid het rundertuberculose agens doodt. § 5. Op een bedrijf dat tot haard is verklaard, maar waar overeenkomstig artikel 29 slechts een gedeelte van de runderen wordt geslacht, neemt de verantwoordelijke dezelfde maatregelen met betrekking tot de melk en de zuivelproducten als beschreven in artikel 21, § 1 en § 2, vanaf de in paragraaf 1, 2°, bedoelde ingangsdatum. § 6. Het is voor elke koper of ophaler van rauwe melk of van zuivelproducten verboden om deze producten op te halen uit een haard als bedoeld in paragraaf 4.

Het is voor elke koper of ophaler van rauwe melk of van zuivelproducten verboden om deze producten, afkomstig uit een haard als bedoeld in paragraaf 5, te bestemmen of te verwerken voor de menselijke of dierlijke consumptie tenzij deze producten eerst een gepaste thermische behandeling hebben ondergaan die met zekerheid het rundertuberculose agens doodt, zoals voorzien in artikel 21, § 3.

Art. 26.Elke handel in runderen naar of vanaf een haard is verboden.

In afwijking van lid 1 is de rechtstreekse afvoer van andere dan van op bevel te slachten runderen, vanuit een haard naar een aangeduid slachthuis, enkel toegelaten onder de voorwaarden van artikelen 34 tot en met 37, met uitzondering van artikel 34, § 2.

Het Agentschap kan op basis van het resultaat van het epidemiologisch onderzoek en op basis van de omstandigheden in de haard, beslissen om het toe te laten dat jonge kalveren naar een vleeskalverhouderij worden afgevoerd onder de voorwaarden die het bepaalt.

Art. 27.Indien in een haard alle resultaten van de in artikel 25, § 2, bedoelde onderzoeken gunstig zijn, gelden de bepalingen van artikel 39 om de haard vrij te geven.

Art. 28.Indien minstens één rund in de haard verklaard wordt als een `rund verdacht van door tuberculose aangetast', vaardigt het Agentschap een `afslachting op bevel' uit voor alle runderen in de haard.

Voor het vrijgeven van de haard, gelden de bepalingen van artikel 40.

Art. 29.§ 1. In afwijking van de bepalingen van artikel 28, kan het Agentschap op vraag van de verantwoordelijke beslissen om de `afslachting op bevel' in een haard uit te vaardigen voor slechts een gedeelte van de runderen op het bedrijf, voor zover: 1. het epidemiologisch onderzoek en de sanitaire situatie op het bedrijf dergelijke maatregel toelaten;2. de bedoelde te vrijwaren groep runderen in zijn geheel negatief heeft gereageerd op de onderzoeken als bedoeld in artikel 25, § 2. Indien het Agentschap beslist om de `afslachting op bevel' uit te vaardigen voor slechts een gedeelte van de runderen in de haard, gelden de bepalingen van artikel 39 om de haard vrij te geven. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde beslissing van het Agentschap om in een haard een gedeeltelijke `afslachting op bevel' uit te vaardigen, kan voor die haard slechts eenmaal worden genomen. Indien in het verdere verloop van de onderzoeken een tweede keer een `afslachting op bevel', wordt uitgevaardigd, geldt deze voor alle overblijvende runderen in de haard. HOOFDSTUK XI. - Afslachting op bevel

Art. 30.Voor elk rund waarvoor het Agentschap een `afslachting op bevel' uitvaardigt dienen de houder, de handelaar, de vervoerder en het aangeduid slachthuis de bepalingen van artikelen 31 tot en met 38 te volgen.

Art. 31.Voor ieder rund dat wordt geslacht onder een `afslachting op bevel', gaat de dierenarts deskundige over tot een bijzonder onderzoek van de organen en klieren met het oog op de opsporing van tuberculose, en volgt voor het nemen van de stalen de bepalingen van artikel 18 op.

Art. 32.§ 1. Een aangeduid slachthuis is een slachthuis dat voldoet aan de volgende voorwaarden: 1° het slachthuis houdt zich aan de bepalingen inzake `verdachte dieren' van hierna vermelde wetgevingen, indien het runderen met een `afslachting op bevel' met betrekking tot tuberculose, aanvaardt: a) verordening (EG) 853/2004 van het Europees parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong, bijlage III: i.sectie I, hoofdstuk II, punt 1, b) en punt 7; ii. sectie I, hoofdstuk IV, punt 20; iii. sectie II, hoofdstuk IV, punt 10; b) koninklijk besluit van 30 november 2015 betreffende de hygiëne van levensmiddelen van dierlijke oorsprong, bijlage 3, I;2° het slachthuis heeft in de laatste vijf jaar geen overtredingen begaan met betrekking tot de in dit besluit voorziene bepalingen inzake het slachten van runderen met een `afslachting op bevel';3° het slachthuis beschikt over een operationele installatie voor het reinigen en ontsmetten van voertuigen die zich op de vestigingseenheid van dit slachthuis bevindt. Het Agentschap stelt een lijst op van slachthuizen die beantwoorden aan de bepalingen van deze paragraaf en publiceert deze lijst op haar website. § 2. De uitbater van het aangeduid slachthuis dient de runderen met een `afslachting op bevel', gescheiden te houden van andere runderen en deze als laatste te slachten. Hij moet deze runderen binnen de 24 uur na hun aankomst slachten.

De exploitant van het aangeduid slachthuis dient de reiniging en ontsmetting van het slachthuis na het slachten van de runderen met een `afslachting op bevel', te laten beoordelen door het Agentschap voordat een nieuwe slachtactiviteit plaatsvindt. § 3. De vervoerder die de runderen met een `afslachting op bevel' heeft vervoerd naar een aangeduid slachthuis, dient de reiniging en ontsmetting van dit voertuig te laten beoordelen door het Agentschap voordat dit voertuig het slachthuis verlaat. § 4. Het Agentschap kan de kwaliteit van de reiniging en ontsmetting van het slachthuis en van de voertuigen te controleren.

Art. 33.De verantwoordelijke van de runderen waarvoor een `afslachting op bevel' is gegeven, laat deze runderen slachten in een aangeduid slachthuis van zijn keuze dat voorkomt op een lijst van slachthuizen als bedoeld in artikel 32, § 1, en dit ten laatste binnen de dertig dagen die volgen op de kennisgeving daarvan door het Agentschap.

Elk rund met een `afslachting op bevel' dient rechtstreeks vanuit het bedrijf met een door het Agentschap verzegeld transportmiddel naar het aangeduid slachthuis vervoerd te worden. Het is verboden zulke runderen tegelijkertijd met runderen van een ander bedrijf te vervoeren.

Art. 34.§ 1. Voor elk transport van runderen met een `afslachting op bevel' of van runderen zoals bedoeld in artikel 26 naar een aangeduid slachthuis, vraagt de verantwoordelijke bij het Agentschap een vervoersdocument aan. Deze aanvraag gebeurt per telefoon en minstens vierentwintig uur voorafgaand aan het transport naar het aangeduid slachthuis. § 2. De verantwoordelijke brengt het aangeduid slachthuis minstens achtenveertig uur voorafgaand aan het vervoer op de hoogte van de aanvoer van runderen met een `afslachting op bevel'.

De uitbater van het aangeduid slachthuis, brengt minstens vierentwintig uur voorafgaand aan een geplande slachting van runderen met een `afslachting op bevel' de dierenarts deskundige daarvan op de hoogte. § 3. Het Agentschap stelt voor elk lot te vervoeren runderen een vervoersdocument op dat vermeldt: 1° de naam, voornaam en adres van de verantwoordelijke;2° het beslagnummer;3° de identificatie van de betrokken runderen;4° de uiterste slachtdatum;5° het aangeduide slachthuis;6° diegene die de slachtaangifte zal doen;7° de vervoerder. Dit origineel vervoersdocument begeleidt het lot runderen tot in het aangeduid slachthuis en wordt gebruikt overeenkomstig artikel 35.

Zelfs indien de verantwoordelijke beroep doet op een handelaar, blijft de verantwoordelijke verplicht om de in paragraaf 1, bedoelde melding uit te voeren en om het in artikel 35, § 1, bedoelde vervoersdocument in te vullen en over te maken aan de vervoerder.

Art. 35.§ 1. Het vervoersdocument wordt als volgt gebruikt: 1. de verantwoordelijke vult zijn deel van het vervoersdocument in en overhandigt het vervoersdocument vervolgens aan de vervoerder bij het laden van de runderen.Hij brengt de vervoerder in kennis dat het een transport betreft van runderen met een `afslachting op bevel' of vervoer van runderen zoals bedoeld in artikel 26; 2. de vervoerder bevestigt dat hij kennis heeft genomen van de aard van het transport door het invullen en ondertekenen van zijn deel van het vervoersdocument dat hem overhandigd werd;3. de uitbater van het aangeduid slachthuis bevestigt dat hij kennis heeft genomen van de reden van slachting van deze runderen door het invullen en ondertekenen van zijn deel van het vervoersdocument op het moment van de aankomst van de runderen.De exploitant meldt de aankomst onmiddellijk aan de dierenarts deskundige; 4. de dierenarts deskundige bevestigt op het moment van de ante mortem keuring dat alle vermelde runderen op het slachthuis ingeschreven zijn en dat hij kennis heeft genomen van de reden van slachting van de runderen door het invullen en ondertekenen van zijn deel van het vervoersdocument . § 2. De dierenarts deskundige meldt elke vastgestelde onregelmatigheid met betrekking tot het vervoer en de aankomst van de runderen onmiddellijk aan het Agentschap en hij volgt de instructies op die hem door het Agentschap worden gegeven. § 3. De exploitant van het aangeduid slachthuis, de vervoerder en de dierenarts deskundige, bewaren elk een kopie van het vervoersdocument gedurende minstens een jaar.

Art. 36.§ 1. De exploitant van een slachthuis die in het kader van dit besluit runderen slacht met `afslachting op bevel' of in toepassing van artikel 26, vermeldt in het register van het slachthuis de bijzondere reden van de slachting. § 2. De exploitant van het aangeduid slachthuis overhandigt aan de vervoerder een kopie van het volledige vervoersdocument nadat hij zijn deel heeft ingevuld.

Art. 37.Als bewijs van slachting stuurt de dierenarts deskundige van het aangeduid slachthuis, binnen de acht dagen na de slachting, het in artikel 35, § 1, bedoelde document, nadat het behoorlijk werd ingevuld en werd ondertekend, terug naar het Agentschap.

Art. 38.Om redenen van dierenwelzijn kan het Agentschap toestaan dat de runderen met een `afslachting op bevel' worden gedood met het oog op destructie op het bedrijf of op het destructiebedrijf. In voorkomend geval gebeurt het doden onder toezicht van het Agentschap en zijn de kosten voor de doding op het bedrijf of op het destructiebedrijf en voor het vervoer, levend of dood naar het destructiebedrijf ten laste van de verantwoordelijke. HOOFDSTUK XII. - Vrijgave van de haard

Art. 39.§ 1. Het Agentschap beslist tot vrijgave van een haard waar niet alle runderen op bevel werden geslacht, indien opeenvolgend: 1° alle dieren, ouder dan zes weken, negatief hebben gereageerd op een eerste vergelijkende tuberculinatie, uitgevoerd ten vroegste zestig dagen na de datum waarop is bevestigd dat alle runderen met een "afslachting op bevel' zijn geslacht of gedood;2° een volledig onderzoek van de niet geslachte runderen werd uitgevoerd volgens de bepalingen van bijlage 3, C, 2, binnen de vijftien tot dertig dagen na de datum van de eerste tuberculinatie, als bedoeld in punt 1° en waarvan het resultaat gunstig is voor alle bemonsterde runderen;3° alle dieren, ouder dan zes weken, negatief hebben gereageerd op een tweede vergelijkende tuberculinatie, uitgevoerd tussen de vier en de vijf maanden na de verwijdering van het laatste rund dat een bevel tot afslachting heeft gekregen. De verantwoordelijke contacteert zijn bedrijfsdierenarts om de tests te plannen en de nodige monsters te nemen binnen de gestelde termijnen. § 2. De bedrijfsdierenarts voert en beoordeelt de in paragraaf 1 bedoelde tuberculinaties uit conform de bepalingen in artikel 66.

In afwachting van al de resultaten van de paragraaf 1 bedoelde onderzoeken, blijft het het statuut `officieel tuberculosevrij beslag' van het beslag ingetrokken en blijven de maatregelen op het bedrijf, als bedoeld in artikelen 25 en 26, van toepassing. § 3. Indien minstens één rund ongunstig reageert op één van de in paragraaf 1 vermelde onderzoeken, vaardigt het Agentschap een `slachting op bevel' uit voor alle resterende runderen van de haard.

De haard wordt vervolgens vrijgegeven volgens de bepalingen van artikel 40.

Art. 40.Het Agentschap beslist tot vrijgave van de haard waar alle runderen op bevel werden geslacht, indien: 1° alle runderen zijn afgevoerd;2° het bedrijf werd onderworpen aan een grondige reiniging en ontsmetting overeenkomstig artikel 41 en door het Agentschap als adequaat werd beoordeeld.

Art. 41.§ 1. De verantwoordelijke van een haard waar alle runderen geruimd werden, moet zijn bedrijf volledig reinigen en ontsmetten voorafgaandelijk aan het herbevolken met runderen. Deze reiniging en ontsmetting betreft alle stallen en bedrijfslokalen op het bedrijf en alle uitrustingen die dienen voor het verzorgen van de runderen.

In het geval dat slechts een deel van de runderen is geslacht, dienen enkel de bedrijfslokalen waar de geslachte runderen hebben verbleven, gereinigd en ontsmet te worden.

Het Agentschap kan technische modaliteiten opstellen voor de reiniging en de ontsmetting van een bedrijf, in het bijzonder voor het type van het te gebruiken ontsmettingsmiddel. § 2. Het Agentschap begeeft zich naar het bedrijf om de kwaliteit van de reiniging en ontsmetting na te gaan.

Het Agentschap kan tests opleggen of uitvoeren om de kwaliteit van de reiniging en ontsmetting te controleren alvorens de haard op te heffen.

Art. 42.Een tot haard verklaard bedrijf en vrijgegeven na een volledige of partiële afvoer van runderen wordt gedurende vijf opeenvolgende jaren opgenomen in het bewakingsprogramma en bemonsterd overeenkomstig de bepalingen van bijlage 3, D, 5. HOOFDSTUK XIII. - Contactbedrijven

Art. 43.Van zodra het Agentschap door een Lidstaat of door een derde land in kennis wordt gesteld van een vaststelling op zijn grondgebied van tuberculose bij een van een Belgisch bedrijf afkomstig rund, voert het Agentschap een epidemiologisch onderzoek uit op het herkomstbedrijf van het rund, op grond waarvan hij kan beslissen om het bedrijf als verdacht te verklaren.

Art. 44.§ 1. Wanneer een bedrijf tot haard wordt verklaard voert het Agentschap een epidemiologisch onderzoek uit naar de bron van de tuberculose besmetting en naar zijn mogelijke verspreiding.

Het epidemiologisch onderzoek beoogt de contactbedrijven te inventariseren: a) de opeenvolgende bedrijven waar het door tuberculose aangetast rund sinds zijn geboorte heeft verbleven;b) de bedrijven waar runderen die verbleven hebben op het bedrijf dat tot haard is verklaard, nu verblijven of in een afgelopen periode verbleven hebben of doorgevoerd werden;c) de bedrijven met runderen welke op directe of indirecte wijze contact hebben gehad met runderen van het tot haard verklaarde bedrijf;d) de bedrijven met runderen welke op directe of indirecte wijze contact hebben gehad met stoffen of materialen van het tot haard verklaarde bedrijf;e) elk bedrijf waarvan het Agentschap oordeelt dat er mogelijk een link is met het tot haard verklaarde bedrijf, zodat niet kan worden uitgesloten dat er één of meer `door tuberculose aangetaste runderen kunnen aanwezig zijn. § 2. Het Agentschap kan op basis van een risicoanalyse en in functie van de capaciteit van de betrokken laboratoria beslissen om de in paragraaf 1 bedoelde lijst van contactbedrijven op te delen in een lijst met de `hoog risico contactbedrijven' die met voorrang dienen getest te worden en een lijst met de `laag risico contactbedrijven'.

Art. 45.§ 1. Het Agentschap verklaart elk in artikel 44, § 1, bedoelde `contactbedrijf' tot `bedrijf onder verdenking', waarvoor de maatregelen van hoofdstuk IX van toepassing zijn.

Indien de maximale capaciteit van de laboratoria voor het uitvoeren van de niet-bacteriologische tests evenwel is bereikt, kan het Agentschap de in bijlage 3, deel C, punt 1, bedoelde tests vervangen door een vergelijkende intradermale tuberculinatie die wordt uitgevoerd bij alle dieren ouder dan zes weken die op het contactbedrijf worden gehouden. § 2. In afwijking van artikel 24 wordt een contactbedrijf waarvoor de resultaten van de in artikel 20, § 2 bedoelde onderzoeken, uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van bijlage 3, gunstig zijn, gedurende vijf opeenvolgende jaren opgenomen in het bewakingsprogramma en bemonsterd overeenkomstig de bepalingen van bijlage 3, D, 6. § 3. De in paragrafen 1 en 2 bedoelde maatregelen gelden niet voor de beslagen die in het koninklijk besluit van 25 november 2016 betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis gedefinieerd zijn als zuiver afmesting. HOOFDSTUK XIV. - Bewakingsprogramma

Art. 46.Alle beslagen die nog niet opgenomen zijn in een specifiek bewakingsprogramma overeenkomstig de artikelen 17, 24, 42, of 45, worden opgenomen in het bewakingsprogramma en bemonsterd overeenkomstig de bepalingen van bijlage 3, D, 2.

De selectie van de bedrijven en de dieren, de planning van de bemonstering en het overmaken van de opdrachten aan de bedrijfsdierenartsen, worden uitgevoerd door de vereniging conform de bepalingen van bijlage 3.

Art. 47.Elke verantwoordelijke van wie de beslagen en dieren geselecteerd zijn om deel te nemen aan het bewakingsprogramma, moet aan het Agentschap en de bedrijfsdierenarts alle noodzakelijke medewerking en hulp verlenen om de toepassing ervan mogelijk te maken binnen de opgelegde termijnen. In bijzonder dient hij de dieren die voorwerp uitmaken van de bemonstering op zulke wijze te fixeren dat het onderzoek uitvoerbaar is.

Art. 48.Indien het resultaat van alle onderzoeken uitgevoerd in het kader van de implementatie van het bewakingsprogramma, negatief is, wordt er geen enkele maatregel genomen op het bedrijf.

Art. 49.Indien bij de eerste bemonstering van het bewakingsprogramma één of meerdere runderen een niet-negatief of een niet interpreteerbaar resultaat vertoont, wordt een tweede bemonstering uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen in bijlage 3, E. In afwachting van het resultaat van de tweede bemonstering worden geen maatregelen genomen op het bedrijf.

Art. 50.Indien het resultaat van alle herbemonsteringen, als bedoeld in artikel 49, gunstig is, behoudt het beslag het statuut `officieel tuberculosevrij beslag'.

Het bedrijf waartoe het beslag behoort wordt het volgende jaar opgenomen in het bewakingsprogramma en wordt bemonsterd overeenkomstig de bepalingen van bijlage 3, D, 7.

Art. 51.§ 1. Indien bij slechts één van de onderzoeken van de tweede bemonstering, zoals bedoeld in artikel 49, één of meerdere runderen opnieuw een niet-negatief of niet interpreteerbaar resultaat vertoont, wordt op het betrokken rund of de betrokken runderen een bevestigingsprocedure uitgevoerd zoals voorzien in artikel 10. § 2. Indien het resultaat van de in paragraaf 1 bedoelde tweede bemonstering gunstig is, worden er geen maatregelen genomen op het bedrijf. Het beslag behoudt het statuut `officieel tuberculosevrij beslag'.

Art. 52.Als alle tests van de tweede bemonstering zoals bedoeld in artikel 49, voor een rund een niet- negatief resultaat vertonen, geeft het Agentschap direct een bevel tot afslachting voor het betrokken rund voor verder onderzoek voor de opsporing van tuberculose.

Het Agentschap plaatst het bedrijf waar het rund verblijft onder verdenking en past de maatregelen toe van artikel 20, §§ 1, en 2 . HOOFDSTUK XV. - Vervoer en verhandeling van runderen

Art. 53.§ 1. De handel in runderen uit Belgische beslagen met het statuut `officieel tuberculosevrij beslag', is toegelaten zonder bijzondere voorwaarden ten aanzien van tuberculose. § 2. De handel in runderen die afkomstig zijn uit het handelsverkeer vanuit lidstaten of delen van Lidstaten die `officieel tuberculosevrij' zijn, overeenkomstig beschikking 2003/467/EG, is toegelaten zonder bijzondere voorwaarden ten aanzien van tuberculose.

Art. 54.§ 1. Bij de aanvoer op een bedrijf van runderen, ouder dan zes maanden bij import of via intracommunautaire handel uit lidstaten of delen van lidstaten die niet `officieel tuberculosevrij' zijn, overeenkomstig beschikking 2003/467/EG, is de verantwoordelijke verplicht om zijn bedrijfsdierenarts te ontbieden voor een onderzoek op tuberculose overeenkomstig de bepalingen van bijlage 3, B, 4. De bepalingen van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1999 houdende bijzondere maatregelen van epidemiologisch toezicht op en preventie van aangifteplichtige runderziekten zijn van toepassing.

In afwijking op artikel 3, § 2 van het hoger vermeld koninklijk besluit van 28 februari 1999, mag de bemonstering van de toegevoegde runderen plaatsvinden binnen de tien dagen na de aanvoer van het rund. § 2. De verantwoordelijke mag een rund slechts uit de afzondering brengen indien het resultaat van het in paragraaf 1 bedoelde onderzoek gunstig is. § 3. De bepalingen van dit artikel en van artikelen 55 tot en met 57, zijn niet van toepassing op de aanvoer van runderen op een vleeskalverhouderij, op een verzamelcentrum of op een handelaarsstal.

Art. 55.Indien het resultaat van de onderzoeken in artikel 54 gunstig is, worden er geen maatregelen genomen op het bedrijf. Het beslag behoudt het statuut `officieel tuberculosevrij beslag'.

Art. 56.§ 1. Het Agentschap kan beslissen om het bedrijf waar een in artikel 54 bedoeld rund verklaard wordt tot `door rundertuberculose aangetast rund' niet tot haard te verklaren, indien de kwaliteit van de afzondering van de aangevoerde runderen op het bedrijf zodanig is dat het risico op een verspreiding van tuberculose naar de andere runderen van het beslag als bijzonder laag kan worden ingeschat. § 2. Het Agentschap kan beslissen om bij het uitvaardigen van het bevel tot afslachten van een in artikel 56 bedoeld rund het bedrijf onder verdenking te plaatsen en de bepalingen van artikel 20 tot en met 24 toe te passen, indien de kwaliteit van de afzondering van de aangekochte runderen op het bedrijf zodanig is dat het risico op een verspreiding van tuberculose naar de andere runderen van het beslag niet als bijzonder laag kan worden ingeschat.

Art. 57.Het Agentschap kan dezelfde beslissingen nemen als bedoeld in artikel 56 bij een ongunstige uitslag, wanneer een verantwoordelijke op vrijwillige basis een onderzoek laat uitvoeren om een besmetting met tuberculose te ontdekken bij de aanvoer van runderen, in omstandigheden andere dan bedoeld in artikel 54. HOOFDSTUK XVI. - Opvolging van bedrijven na een risico-invoer

Art. 58.De runderen als bedoeld in artikel 54, § 1, worden gedurende drie opeenvolgende jaren opgenomen in het bewakingsprogramma en worden bemonsterd volgens de bepalingen van bijlage 3, D, 1.

Art. 59.Indien het resultaat van alle onderzoeken van alle in artikel 58 bedoelde monsters gunstig is, worden er geen maatregelen genomen op het bedrijf. Het beslag behoudt het statuut `officieel tuberculosevrij beslag'.

Art. 60.Indien minstens één rund verdacht blijkt te zijn als `rund van door tuberculose aangetast', plaatst het Agentschap het bedrijf onder verdenking waarvoor de maatregelen van hoofdstuk IX van toepassing zijn. HOOFDSTUK XVII. - Bijzondere bepalingen

Art. 61.Iedere verantwoordelijke verstrekt het Agentschap de gevraagde inlichtingen betreffende de gezondheidstoestand van zijn runderen, de resultaten van de onderzoeken op tuberculose en de verplaatsingen van zijn runderen.

Elke verantwoordelijke verleent aan het Agentschap en aan de bedrijfsdierenarts alle noodzakelijke hulp om de toepassing van dit besluit mogelijk te maken. In het bijzonder fixeert hij de dieren die vallen onder bij dit besluit voorziene onderzoeken op zulke wijze dat het onderzoek uitvoerbaar is.

De verantwoordelijke mag zich niet verzetten tegen het nemen van monsters of gelijk welke andere stof nodig voor de diagnose van tuberculose op zijn bedrijf.

Art. 62.§ 1. Indien de verantwoordelijke de bepalingen van dit besluit niet uitvoert binnen de dertig dagen na de kennisgeving ervan door het Agentschap of er zijn medewerking niet aan verleent, worden deze ambtshalve toegepast door het Agentschap op kosten van de verantwoordelijke. Het Agentschap past ook de bepalingen van paragraaf 2 toe en de verdenking blijft gehandhaafd tot wanneer aan de voorwaarden van dit besluit is voldaan. § 2. Indien de verantwoordelijke de bepalingen van dit besluit niet uitvoert binnen de dertig dagen na de kennisgeving ervan door het Agentschap, plaatst het Agentschap het bedrijf onder verdenking, voor zover dit nog niet het geval. De maatregelen van hoofdstuk IX worden hierdoor van toepassing.

Het Agentschap verklaart dan alle runderen tot `runderen verdacht van door tuberculose aangetast'. In al deze gevallen legt hij de verantwoordelijke ook de maatregelen op zoals vernoemd in artikel 20, § 1. § 3. Indien de verantwoordelijke het bewakingsprogramma niet laat uitvoeren of er zijn medewerking niet aan verleent binnen de gestelde termijnen, wordt dit ambtshalve toegepast door het Agentschap op kosten van de verantwoordelijke. Het Agentschap past ook de bepalingen van paragraaf 2 toe vanaf het verstrijken van de gestelde termijnen en de verdenking blijft gehandhaafd tot wanneer aan de voorwaarden is voldaan. § 4. Indien de dierenarts de bepalingen van dit besluit niet uitvoert zoals voorgeschreven door dit besluit, of indien hij er zijn medewerking niet aan verleent, worden deze ambtshalve toegepast door het Agentschap op kosten van de dierenarts. HOOFDSTUK XVIII. - Vergoedingen

Art. 63.§ 1. Voor elk rund waarvoor een `afslachting op bevel', is gegeven, wordt, binnen de grenzen van de budgettaire kredieten, aan de verantwoordelijke een vergoeding toegekend die berekend wordt volgens de bepalingen van het koninklijk besluit van 28 november 1991 betreffende de schatting en de vergoeding voor runderen afgeslacht in het kader van de gezondheidspolitie van de huisdieren.

De bepalingen van lid 1 gelden niet voor een `afslachting op bevel' afgeleverd voor een rund waarvoor het aankooponderzoek, zoals bedoeld in artikel 54 ongunstig gebleken is. § 2. De vergoedingen voorzien in paragraaf 1 worden, door het Fonds aan de verantwoordelijke uitbetaald. § 3. De verantwoordelijke verliest elk recht op vergoeding indien de bepalingen van artikel 62, §§ 1, 2 en 3, werden toegepast.

Art. 64.§ 1. Aan de bedrifsdierenarts worden, ten laste van het Fonds, vergoedingen toegekend voor het nemen van monsters en ook voor het hiervoor vereiste bedrijfsbezoek, in het kader van: 1° een bevestigingsprocedure zoals voorzien in artikel 10;2° de opsporing van verdachte runderen zoals bedoeld in artikel 16, § 1;3° een opsporingsbilan op een `bedrijf onder verdenking' zoals bedoeld in artikel 20, § 2;4° een opsporingsbilan in een haard zoals bedoeld in artikel 25, § 2;5° een opsporingsbilan voor de vrijgave van een haard zoals bedoeld in artikel 39, § 1, 2° ;6° een opsporingsbilan van het bewakingsprogramma zoals bedoeld in artikel 49;7° de opvolging van bedrijven na een risico-aanvoer zoals bedoeld in artikel 58; op voorwaarde dat het bedrijfsbezoek en de bemonstering zijn uitgevoerd onder de voorwaarden van dit besluit: 1. 30,11 euro per bezoek aan een bedrijf voor het nemen van een staal of stalen;2. 3,00 euro per genomen staal voor een bloedname;3. 5,86 euro voor elke tuberculinatie. Het bedrag van die vergoedingen dekt alle verbonden administratiekosten. § 2. Binnen de perken van het daartoe bestemde begrotingsartikel worden de vergoedingen vermeld onder paragraaf 1 jaarlijks aangepast op basis van de gezondheidsindex van de maand juli van het lopende jaar. De nieuwe indexatie van deze vergoedingen is van toepassing vanaf de 1ste oktober van elk jaar.

De vergoedingen worden rechtstreeks uitbetaald aan de bedrijfsdierenartsen op basis van naar behoren ingevulde kostenstaten die door het Agentschap correct verklaard werden. § 3. Dit artikel is niet van toepassing op de onderzoeken en noodzakelijke herbemonsteringen voor de diagnose van tuberculose, uitgevoerd bij de aanvoer van runderen als bedoeld in de artikelen 54 en 57. In deze gevallen zijn alle kosten ten laste van de verantwoordelijke. § 4. De kosten voor het verzenden van de monsters naar het erkend laboratorium, alsook de kosten voor de niet-bacteriologische onderzoeken die in het kader van dit besluit werden uitgevoerd, zijn ten laste van het Fonds binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten van het Fonds en worden vastgesteld op vertoon van de vorderingen per kwartaal met de vermelding van het aantal uitgevoerde analyses. § 5. De erkende laboratoria maken, de datum van inwerkingtreding van dit besluit, aan de beheerder van het Fonds de eenheidsprijzen over van elke niet-bacteriologische analyse en de ermee verbonden logistieke kosten.

Het bedrag van de tarieven zal door de beheerder van het Fonds na een jaar van het toepassen van de maatregelen geanalyseerd worden. Na deze analyse kunnen de voorwaarden voor de vergoeding van de in lid 1 bedoelde kosten herzien worden.

Art. 65.Aan de door de Minister aangewezen deskundige worden vergoedingen verleend voor de schatting van de runderen met een `afslachting op bevel', overeenkomstig de voorwaarden van het koninklijk besluit van 19 april 2014 betreffende de vacaties van de deskundigen die schatting van dieren uitvoeren voor het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten. HOOFDSTUK XIX. - Tuberculinatie en bemonstering

Art. 66.§ 1 Voor de toepassing van dit besluit verricht en interpreteert de bedrijfsdierenarts de enkelvoudige intradermale tuberculinatie van runderen volgens de bepalingen van bijlage 2.

De vergelijkende intradermale tuberculinatie, uit te voeren en te interpreteren overeenkomstig de bepalingen van bijlage 2, mag uitsluitend uitgevoerd worden in opdracht van het Agentschap.

Iedere tuberculinatie die niet uitgevoerd is volgens de bepalingen van dit besluit, wordt niet in aanmerking genomen voor het vrijgeven van een haard, en wordt niet in aanmerking genomen voor de vergoeding volgens de bepalingen van artikel 64. § 2. Voor de uitvoering van de tuberculinaties gebruikt de bedrijfsdierenarts tuberculine die hij bestelt bij een verdeler erkend door het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten. Hij bewaart de tuberculine volgens de instructies van de fabrikant en controleert voor elk gebruik hun geldigheid.

De erkende verdeler levert enkel tuberculine aan de bedrijfsdierenartsen die vervaardigd en gecontroleerd zijn volgens de normen opgenomen in bijlage 2.

Voor het vrijgeven van de haarden in toepassing van artikel 39, wordt de tuberculine gratis verstrekt aan de bedrijfsdierenarts op kosten van het Agentschap. § 3. Onverminderd de verplichte kennisgeving zoals bedoeld in artikel 15, worden de individuele resultaten van de aflezing van de tuberculinaties door de bedrijfsdierenarts binnen zeven dagen aan de vereniging verstrekt.

Art. 67.De dierenartsen verrichten de bemonsteringen in toepassing van dit besluit overeenkomstig de instructies die hen worden gegeven door het Agentschap of door de verenigingen volgens de bepalingen van bijlage 3, of volgens de bepalingen van de opdrachten.

Iedere bemonstering die niet werd uitgevoerd volgens de bepalingen van dit besluit, komt niet in aanmerking voor de vergoeding zoals voorzien in artikel 64. HOOFDSTUK XX. - Overgangs-en slotbepalingen

Art. 68.Het Agentschap stelt op voorstel van de verenigingen de instructies op voor de uitvoering van de bijlage 3.

Art. 69.De Minister kan de bijlagen van dit besluit wijzigen, met name indien de bepalingen van de Europese wetgeving worden gewijzigd

Art. 70.In bijlage 1 van het koninklijk besluit van 25 november 2016 betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis wordt de bepaling onder 4/1° ingevoegd luidende : "4/1° indien het laboratorium niet erkend is krachtens het koninklijk besluit van 17 januari 2021 betreffende de bestrijding van rundertuberculose, een deelmonster van de ontvangen monsters voor de detectie van infectieuze bovine rhinotracheïtis, op zijn kosten verzenden, waarvoor door het Agentschap of de vereniging een serologische opsporing voor rundertuberculose werd opgelegd. ".

Art. 71.Het koninklijk besluit van 17 oktober 2002 betreffende de bestrijding van rundertuberculose laatst gewijzigd door het koninklijk besluit van 28 maart 2018, wordt opgeheven.

Art. 72.§ 1. Bedrijven die op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit al onder verdenking staan, in toepassing van het koninklijk besluit van 17 oktober 2002 betreffende de bestrijding van rundertuberculose, worden aan de bepalingen van hoofdstuk IX van onderhavig besluit onderworpen. De kosten voor de bemonstering als bedoeld in artikel 20, § 2, worden gedragen door het Fonds. § 2. Bedrijven waarvoor op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit een procedure loopt die leidt tot het in verdenking stellen, in toepassing van het koninklijk besluit van 17 oktober 2002 betreffende de bestrijding van rundertuberculose worden aan een bemonstering als bedoeld in artikel 20, § 2, van onderhavig besluit onderworpen. De kosten voor die bemonstering worden gedragen door het Fonds. Het resultaat van die bemonstering wordt integraal gebruikt voor de toepassing van dit besluit. § 3. De bedrijven die tot "haard" werden verklaard en op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, onderworpen zijn aan een procedure voor vrijgave in toepassing van het koninklijk besluit van 17 oktober 2002 betreffende de bestrijding van rundertuberculose, worden onderworpen aan de bepalingen van artikel 39, § 3 van dit besluit. § 4. Bedrijven die voorheen tot haard werden verklaard en die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit zijn vrijgegeven, worden onderworpen aan de bepalingen van artikel 42 van dit besluit.

Art. 73.Dit besluit treedt in werking op 1 fébruari 2021.

Art. 74.De minister bevoegd voor Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 17 januari 2021.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Landbouw, D. CLARINVAL

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^