gepubliceerd op 09 februari 2023
Koninklijk besluit van 26 januari 2023 betreffende de bestrijding van rundertuberculose
26 JANUARI 2023. - Koninklijk besluit van 26 januari 2023 betreffende de bestrijding van rundertuberculose
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid, artikel 269;
Gelet op de verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en besluit 92/438/EEG van de Raad;
Gelet op de gedelegeerde verordening (EU) 2020/689 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor bewaking en uitroeiingsprogramma's en de ziekte vrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en nieuwe ziekten;
Gelet op de Grondwet, artikel 108;
Gelet op de wet van 25 augustus 1885Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/08/1885 pub. 01/03/2010 numac 2010000097 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de wetgeving op de koopvernietigende gebreken. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende herziening van de wetgeving inzake koopvernietigende gebreken, artikel 1;
Gelet op de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, de artikelen 3, gewijzigd bij de wet van 29 december 1990, 4, 7, gewijzigd bij de wet van 7 april 2017, 8, 9, gewijzigd bij de wet van 28 maart 2003,12, 15, 1°, gewijzigd bij de wet van 1 maart 2007, en 18bis, ingevoegd bij de wet van 29 december 1990 en gewijzigd bij de wet van 1 maart 2007;
Gelet op de wet van 28 augustus 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/08/1991 pub. 06/07/2011 numac 2011000415 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde Officieuze coördinatie in het Duits sluiten op de uitoefening van de diergeneeskunde, artikel 4, vierde lid, vervangen bij de wet van 27 december 2005 en gewijzigd bij de wet van 19 maart 2014;
Gelet op de wet van 23 maart 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/03/1998 pub. 30/04/1998 numac 1998016042 bron ministerie van middenstand en landbouw Wet betreffende de oprichting van een Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten sluiten betreffende de oprichting van een Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten, artikel 4, eerste lid, 1°, gewijzigd bij de wet van 7 april 2017;
Gelet op de wet van 4 februari 2000Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/02/2000 pub. 18/02/2000 numac 2000022108 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen sluiten houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, artikel 4, § 1, § 2 en § 3, gewijzigd bij de wetten van 22 december 2003 en 13 april 2019, artikel 4, § 5, gewijzigd bij de wet van 20 juli 2005, artikel 4, § 6, ingevoegd bij de wet van 13 juli 2001, artikel 4, § 7, ingevoegd bij de wet van 22 december 2008 en artikel 5, lid 2, 13° ;
Gelet op het koninklijk besluit van 24 december 1987Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 24/12/1987 pub. 22/09/2014 numac 2014000731 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit betreffende de koopvernietigende gebreken bij de verkoop of ruiling van huisdieren. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de koopvernietigende gebreken bij de verkoop of ruiling van huisdieren;
Gelet op het koninklijk besluit van 16 november 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/11/2001 pub. 24/11/2001 numac 2001022869 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit houdende het toevertrouwen van bijkomende opdrachten aan het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen sluiten houdende het toevertrouwen van bijkomende opdrachten aan het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, artikel 2, d);
Gelet op het koninklijk besluit van 14 september 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 14/09/2007 pub. 04/10/2007 numac 2007023345 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de bewaking van tuberculose bij paarden, schapen en geiten die rauwe melk en colostrum produceren voor menselijke consumptie en bij geiten die samen met runderen worden gehouden sluiten betreffende de bewaking van tuberculose bij paarden, schapen en geiten die rauwe melk en colostrum produceren voor menselijke consumptie en bij geiten die samen met runderen worden gehouden;
Gelet op het koninklijk besluit van 17 januari 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/02/2000 pub. 18/02/2000 numac 2000022108 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen sluiten1 betreffende de bestrijding van rundertuberculose;
Gelet op de adviezen van de Inspecteurs van Financiën gegeven op 7 maart 2022 en 12 mei 2022 ;
Gelet op het advies van de Raad van het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van dieren en dierlijke producten, gegeven op 31 maart 2022;
Gelet op het overleg tussen de Gewestregeringen en de Federale Overheid van 10 mei 2022;
Gelet op de akkoordbevinding van de staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 25 augustus 2022;
Gelet op het advies 14/2022 van het Wetenschappelijk Comité ingesteld bij het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, gegeven op 23 september 2022;
Gelet op de impactanalyse van de regelgeving, uitgevoerd overeenkomstig artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;
Gelet op advies 72.374/3 van de Raad van State, gegeven op 9 december 2022 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende dat het koninklijk besluit van 17 januari 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/02/2000 pub. 18/02/2000 numac 2000022108 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen sluiten1 betreffende de bestrijding van rundertuberculose voorziet in een afwijking van de accreditatie van erkende laboratoria voor het uitvoeren van niet-bacteriologische onderzoeken tot 31 januari 2022, en om een juridisch vacuüm te voorkomen;
Op de voordracht van de Minister van Landbouw en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : TITEL 1. - Inleidende bepalingen HOOFDSTUK I. - Definities en toepassingsgebied
Artikel 1.§ 1. Dit besluit regelt: 1° de bewakingsvoorschriften voor het behoud van de "Mycobacterium tuberculosis complex -vrije status" van België en de maatregelen die moeten worden genomen in geval van verdenking of bevestiging van rundertuberculose, als aanvulling op de regels, vastgelegd in: a) de verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid;b) de gedelegeerde verordening (EU) 2020/689 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor bewaking en uitroeiingsprogramma's en de ziekte vrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en nieuwe ziekten;2° de regels voor de bewaking van het Mycobacterium tuberculosis complex bij paarden, schapen en geiten die rauwe melk en colostrum produceren voor menselijke consumptie;3° de regels betreffende de bewaking van het Mycobacterium tuberculosis complex bij geiten die samen met runderen worden gehouden;4° de regels betreffende de bewaking van het Mycobacterium tuberculosis complex bij de kameelachtigen;5° de regels voor de bewaking van het Mycobacterium tuberculosis complex bij gekweekte hertachtigen. § 2. Indien op een inrichting meerdere beslagen hoefdieren gehouden worden, gelden de bepalingen en maatregelen in dit besluit inzake bestrijding van rundertuberculose steeds voor alle beslagen hoefdieren op dezelfde inrichting.
In afwijking op het bepaalde in lid 1, kan het Agentschap echter geval per geval de bepalingen van artikel 23.1 van gedelegeerde verordening (EU) 2020/689 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor bewaking en uitroeiingsprogramma's en de ziekte vrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en nieuwe ziekten toepassen.
Art. 2.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit gelden de definities: 1° van de gedelegeerde verordening (EU) 2020/689 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raas wat betreft regels voor bewaking en uitroeiingsprogramma's en de ziekte vrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en nieuwe ziekten;2° van artikel 2 van het koninklijk besluit van 20 mei 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/02/2000 pub. 18/02/2000 numac 2000022108 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen sluiten2 betreffende de identificatie en de registratie van bepaalde hoefdieren, pluimvee, konijnen en bepaalde vogels. § 2. Bovendien wordt voor de toepassing van dit besluit verstaan onder: 1° gedelegeerde verordening (EU) 2020/689: gedelegeerde verordening (EU) 2020/689 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor bewaking en uitroeiingsprogramma's en de ziekte vrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en nieuwe ziekten; 2° rundertuberculose agens: elke bacterie van het Mycobacterium tuberculosis complex (MTBC) (=M.bovis, M.Caprae en M.tuberculosis); 3° rundertuberculose: de besmetting veroorzaakt door het rundertuberculose agens bij runderen;4° rund verdacht van infectie met MTBC: een rund waarbij a) uit het klinisch, post-mortem- of laboratoriumonderzoek blijkt/blijken dat één of meer klinische tekenen of post-mortem laesies of histologische bevindingen op tuberculose wijzen of;b) het (de) gecombineerde resultaat(en) van één of meerdere indirecte diagnostische methoden op de waarschijnlijke aanwezigheid van MTBC in een monster van een rund wijst/wijzen, of;c) er een epidemiologisch verband is vastgesteld met een rund waarbij een infectie met MTBC is bevestigd;5° rund waarbij een infectie met MTBC is bevestigd: een rund a) waarbij de ziekteverwekker is geïsoleerd in een monster van het rund of;b) waarbij een antigeen of een nucleïnezuur dat specifiek is voor rundertuberculose is aangetroffen in een monster van het rund of;c) behorend tot een haard en waarbij een positief resultaat van een indirecte diagnostische methode is verkregen op een monster van dit rund;6° bacteriologische test: het laboratoriumonderzoek bedoeld om de aanwezigheid van het rundertuberculose agens aan te tonen: a) door isolatie en identificatie van het rundertuberculose agens of;b) door de detectie van specifieke genetische sequenties van het rundertuberculose agens;7° indirecte diagnostische methode: a) een diagnostische methode om de aanwezigheid van antilichamen tegen het rundertuberculose-agens aan te tonen of;b) een diagnostische methode die de respons van het afweersysteem tegen het rundertuberculose-agens aantoont;8° haard: een inrichting, waar een rund waarbij van een infectie met MTBC is bevestigd, laatst heeft verbleven gedurende minstens dertig dagen, of bij gebrek hieraan, het bedrijf waar het rund geboren is;9° officiële dierenarts in het slachthuis: de erkende dierenarts belast met het onderzoek in het slachthuis;10° inrichting verdacht van infectie met MTBC: elke inrichting waar een rund verdacht van infectie met MTBC wordt gehouden;11° afmestbeslag;een beslag, andere dan een vleeskalverhouderij, waar enkel en alleen runderen aanwezig zijn met het oog op hun vetmesting en waar de verhouding tussen het aantal geboortes en het aantal vrouwelijke dieren op jaarbasis kleiner is dan 0,05 12° vleeskalverhouderij: een beslag zoals bedoeld in artikel 107 van het koninklijk besluit van 20 mei 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/02/2000 pub. 18/02/2000 numac 2000022108 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen sluiten2 betreffende de identificatie en de registratie van bepaalde hoefdieren, pluimvee, konijnen en bepaalde vogels;13° het Fonds: het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten, opgericht bij artikel 3 van de wet van 23 maart 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/03/1998 pub. 30/04/1998 numac 1998016042 bron ministerie van middenstand en landbouw Wet betreffende de oprichting van een Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten sluiten; 14° N.R.L: Nationaal Referentielaboratorium bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 3 augustus 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/08/2012 pub. 23/08/2012 numac 2012021108 bron federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de erkenning van de laboratoria die analyses uitvoeren in verband met de veiligheid van de voedselketen sluiten betreffende de erkenning van de laboratoria die analyses uitvoeren in verband met de veiligheid van de voedselketen; 15° erkend laboratorium: laboratorium dat om testen uit te voeren in het kader van de rundertuberculosebestrijding door het Agentschap wordt erkend overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 3 augustus 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/08/2012 pub. 23/08/2012 numac 2012021108 bron federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de erkenning van de laboratoria die analyses uitvoeren in verband met de veiligheid van de voedselketen sluiten betreffende de erkenning van de laboratoria die analyses uitvoeren in verband met de veiligheid van de voedselketen;16° afslachtingsbevel: de door het Agentschap voorgeschreven verplichte afslachting van een dier, in toepassing van artikel 8, 3° van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, die moet worden uitgevoerd binnen dertig dagen na het uitvaardigen van de afslachtingsbevel;17° Minister: de Minister die bevoegd is voor de veiligheid van de voedselketen;18° FOD: Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu;19° paardachtige, schaap of geit waarbij een infectie met MTBC is bevestigd: een dier a) waarbij het rundertuberculose agens is geïsoleerd in een monster van het dier of;b) waarbij een antigeen of een nucleïnezuur dat specifiek is voor het rundertuberculose agens is aangetroffen in een monster van het dier of;c) behorend tot een haard waarbij een positief resultaat van een indirecte diagnostische methode is verkregen op een monster genomen van dit dier;20° kameelachtige: een kameelachtige van een van de volgende soorten: a) Lama (Lama glama);b) Guanaco (Lama guanicoe);c) Vicu±a (Vicugna vicugna);d) Alpaca (Vicugna pacos);e) Dromedaris (Camelus dromedarius);f) Kameel (Camelus bactrianus);21° AHLICS: de door de verenigingen beheerde gegevensbank waarin onder meer de resultaten van de testen verricht in het kader van het onderzoek naar het rundertuberculose agens worden geregistreerd. HOOFDSTUK II. - Melding
Art. 3.. § 1. Iedere exploitant, iedere dierenarts en elk laboratorium is gehouden tot de aangifteplicht inzake tuberculose, overeenkomstig het koninklijk besluit van 3 februari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/02/2000 pub. 18/02/2000 numac 2000022108 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen sluiten0 tot aanwijzing van de dierenziekten die vallen onder de toepassing van hoofdstuk III van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987 en tot regeling van de aangifteplicht. § 2. Elke exploitant die tuberculose vermoedt bij één of meer van zijn dieren ontbiedt onverwijld zijn bedrijfsdierenarts. De bedrijfsdierenarts onderzoekt al de dieren van de inrichting binnen de drie dagen.
Art. 4.§ 1. Een dierenarts die bij een klinisch onderzoek van een rund vermoedt dat het dier besmet is met tuberculose, neemt van dat dier twee bloedmonsters met het oog op de uitvoering van bloedtesten volgens twee verschillende indirecte diagnostische methoden.
Hij zendt de monsters naar een erkend laboratorium nadat hij met dat laboratorium een afspraak heeft gemaakt.
In afwachting van de resultaten van de testen mag het in lid 1 bedoelde rund de inrichting niet verlaten en moet het van alle andere dieren worden afgezonderd in een gebouw van de inrichting. § 2. Een dierenarts die bij de autopsie van een rund tuberculose vaststelt of vermoedt, bemonstert dit rund om de aanwezigheid van het rundertuberculose agens te bevestigen. In geval van abnormale lymfeklieren dienen deze in hun geheel met de letsels te worden weggenomen evenals de parenchymateuze organen zoals de longen, de lever, de milt, enz.. Wanneer het dier geen pathologische laesies vertoont, dienen er voldoende monsters genomen te worden van de retrofaryngeale, de bronchiale, de mediastinale, de supramammaire, de mandibulaire en enkele mesenteriale lymfeklieren evenals van de lever.
Hij stuurt de monsters naar het N.R.L. met het oog op bacteriologische testen.
Mogelijke letsels die kunnen wijzen op een besmetting met tuberculose staan onder meer beschreven in bijlage II, hoofdstuk II, I van het koninklijk besluit van 9 maart 1953 betreffende de handel in slachtvlees en houdende reglementering van de keuring der hier te lande geslachte dieren, gewijzigd bij het koninklijk besluiten van 11 oktober 1997 en 16 mei 2001. § 3. Indien het resultaat van de in paragraaf 1 bedoelde onderzoeken ertoe leidt dat het rund als "verdacht van infectie met MTBC" wordt aangewezen, wordt de inrichting waar het rund wordt gehouden onder verdenking geplaatst .
Het Agentschap stelt een afslachtingsbevel op voor het verdachte rund. § 4. Indien het resultaat van de in paragraaf 2 bedoelde bacteriologische testen positief is, wordt de inrichting waar het rund laatst heeft verbleven gedurende minstens dertig dagen, als haard aangemerkt. § 5. Een dierenarts die bij een klinisch onderzoek van een dier, ander dan een rund vermoedt dat het dier besmet is met tuberculose stelt het Agentschap daarvan in kennis. Het Agentschap beslist in overleg met het N.R.L. welke tests moeten worden uitgevoerd om het vermoeden te bevestigen.
In afwachting mag het in lid 1 bedoelde dier de inrichting niet verlaten en moet het van alle andere dieren worden afgezonderd in een gebouw van de inrichting. HOOFDSTUK III. - Diagnostiek
Art. 5.§ 1. De testen gebruikt bij de bewaking van tuberculose bij runderen zijn: 1° de testen om de aanwezigheid van antilichamen aan te tonen;2° de testen die de cellulaire immuniteit aantonen : a) de interferon- gammatest;b) de intradermotuberculinatie;3° de volgende bacteriologische testen: a) PCR test;b) de kweek: voor isolatie, de identificatie en de typering van het rundertuberculose agens. § 2. De test die in België gebruikt wordt om de "MTBC-vrije status" te behouden, is de interferon-gammatest. § 3. In afwijking van paragraaf 2, indien de capaciteit van de erkende laboratoria om interferon-gammatesten uit te voeren wordt overschreden, kan het Agentschap beslissen om de interferon-gammatesten te vervangen door intradermo-tuberculinatie.
Art. 6.§ 1. De bij paarden, schapen en geiten gebruikte diagnostische testen zijn: 1° de testen van een indirecte diagnostische methode volgens de instructies van het N.R.L.; 2° de volgende bacteriologische testen: a) PCR test;b) de kweek: voor de isolatie en identificatie van het boviene tuberculose-agens.
Art. 7.De bij kameelachtigen en gehouden hertachtigen gebruikte tests worden door het N.R.L bepaald.
Art. 8.Voor het uitvoeren van tuberculinaties in toepassing van dit besluit gebruikt de erkende dierenarts tuberculine, waarvoor een vergunning voor het in de handel brengen is verleend.
Art. 9.Het N.R.L voor rundertuberculose wordt door het Agentschap aangeduid overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 3 augustus 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/08/2012 pub. 23/08/2012 numac 2012021108 bron federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de erkenning van de laboratoria die analyses uitvoeren in verband met de veiligheid van de voedselketen sluiten betreffende de erkenning van de laboratoria die analyses uitvoeren in verband met de veiligheid van de voedselketen.
Art. 10.§ 1.Voor het behoud van de status "vrij van infectie met MTBC" en voor het uitvoeren van het bewakingsprogramma gelden enkel de testen die uitgevoerd werden door een erkend laboratorium en het N.R.L. § 2. In afwijking van het bepaalde in paragraaf 1 kan het N.R.L. het valideringsniveau bepalen dat nodig is opdat een laboratorium dat erkend is voor analoge methodes maar nog niet geaccrediteerd is voor andere dan bacteriologische onderzoeken, de in dit besluit bedoelde analyses kan uitvoeren. § 3. Onverminderd de aangifteplicht, rapporteren de erkende laboratoria alle resultaten van de onderzoeken uitgevoerd in toepassing van dit besluit, op elektronische wijze aan AHLICS. Het Agentschap kan de centralisatie van de gegevens toevertrouwen aan de erkende verenigingen.
TITEL 2. - Bestrijding van tuberculose bij runderen HOOFDSTUK I. - Aanvullende procedure bij een indirecte diagnostische methode ter bevestiging van een verdacht geval
Art. 11.. § 1.Elk serologische test die in eerste instantie een niet-negatief resultaat oplevert, wordt altijd gevolgd door een tweede serologische test door het N.R.L. op hetzelfde monster zodat het definitieve resultaat kan worden verfijnd alvorens het Agentschap het betrokken rund tot "rund verdacht van infectie met MTBC" verklaart. § 2. Een gamma-interferontest bestaat uit twee soorten testen die door hetzelfde laboratorium worden uitgevoerd: 1° de gamma-interferon PPDA-PPDB;2° de gamma-interferon met specifieke antigenen. De gamma-interferontest met specifieke antigenen wordt in aanmerking genomen om het positieve resultaat van de gamma-interferontest PPDA-PPDB te bevestigen of te weerleggen. § 3. De gecombineerde resultaten van de in de paragraaf 1 en paragraaf 2 bedoelde testen zijn bepalend voor: 1° of een rund verdacht wordt van infectie met MTBC, of;2° of een rund niet verdacht is, of;3° of een rund opnieuw moet worden getest alvorens het desgevallend als rund verdacht van infectie met MTBC wordt aangemerkt. § 4. Het Agentschap kan de verenigingen belasten met de administratieve coördinatie van de herbemonstering overeenkomstig de technische modaliteiten die zij vaststelt.
Art. 12.§ 1. Wanneer meerdere bloedmonsters van één inrichting worden getest, zal het Agentschap zich baseren op het geheel van de resultaten van de inrichting en de epidemiologische context om één of meerdere runderen aan te duiden als "rund verdacht van infectie met MTBC ".
Het Agentschap kan, afhankelijk van de risicoanalyse, verzoeken om extra monsters te nemen en opnieuw te testen binnen dertig dagen na het eerste testresultaat voordat een rund "verdacht van infectie met MTBC" wordt verklaard. § 2. In geval van een individueel monster baseert het Agentschap zich op een risicoanalyse alvorens het rund te verklaren als "rund verdacht van infectie met MTBC". Het Agentschap kan vragen dat bij het betrokken rund extra monsters worden genomen en getest binnen 30 dagen na het eerste testresultaat voordat een rund "verdacht van infectie met MTBC" wordt verklaard. § 3. Het Agentschap stelt de exploitant en de bedrijfsdierenarts in kennis van het eindresultaat in geval van herbemonstering of wanneer de inrichting onder verdenking wordt geplaatst wegens de aanwezigheid van één of meerdere "rund(eren) verdacht van infectie met MTBC". § 4. In afwachting van het eindresultaat van de testen om een rund te verklaren als "verdacht van infectie met MTBC": 1° mag/mogen het/de betrokken rund(eren) de inrichting niet verlaten;2° wordt geen enkele maatregel genomen in de inrichting waartoe dit rund behoort / de runderen behoren. HOOFDSTUK II. - Bewakingsprogramma Afdeling 1. - Bewakingsprogramma dat wordt toegepast op runderen
afkomstig uit een gebied dat niet officieel tuberculosevrij is
Art. 13.Deze afdeling heeft betrekking op runderen van meer dan zes maanden oud die worden ingevoerd uit derde landen of die afkomstig zijn uit of geboren zijn in een lidstaat of een deel van een lidstaat die/dat niet officieel vrij is van tuberculose.
Art. 14.Vijf opeenvolgende jaren na aankomst op het nationale grondgebied neemt de bedrijfsdierenarts van deze runderen eenmaal per jaar een bloedstaal om twee testen volgens twee verschillende indirecte diagnostische methoden uit te voeren.
Indien het resultaat van de testen van alle monsters gunstig is, worden er geen maatregelen genomen op de inrichting. De inrichting behoudt het statuut "vrij van infectie met MTBC".
Indien er minstens één rund wordt aangeduid als "verdacht van infectie met MTBC", plaatst het Agentschap de inrichting onder verdenking. Afdeling 2. - Standaard bewakingsprogramma
Art. 15.§ 1.Eén keer om de vijf jaar wordt op elke inrichting waar runderen worden gehouden een serologisch onderzoek zoals omschreven in bijlage 1.A. uitgevoerd, uitgezonderd de inrichtingen die reeds op tuberculose worden gecontroleerd in toepassing van artikel 14, 18, 19, 20, 21 en 23. § 2. De bepalingen van paragraaf 1 gelden niet voor vleeskalverhouderijen en evenmin voor andere runderen dan vrouwelijke runderen die ouder zijn dan vierentwintig maanden in afmestbeslagen. § 3. De selectie van de inrichtingen en de dieren, de planning van de bemonstering en het overmaken van de opdrachten aan de bedrijfsdierenartsen, worden uitgevoerd door de vereniging conform de bepalingen van bijlage 2.
Art. 16.§ 1.Indien het eindresultaat van alle testen uitgevoerd in het kader van het bewakingsprogramma, uitwijst dat er geen rund `verdacht van infectie met MTBC' aanwezig is, wordt er geen enkele maatregel genomen op de inrichting. Deze behoudt de status "vrij van infectie met MTBC". § 2. Indien een positief resultaat van een eerste serologische test wordt bevestigd door de aanvullende test op ten minste één rund, moeten alle runderen die voor het eerst in het kader van het bewakingsprogramma zijn bemonsterd en een extra aantal runderen die willekeurig worden gekozen uit dieren van meer dan zes maanden oud, worden bemonsterd conform bijlage 1 B binnen dertig dagen na het positief resultaat met het oog op het uitvoeren van: 1° twee testen volgens twee verschillende indirecte diagnostische methoden voor de extra te bemonsteren runderen;2° een test om de cellulaire immuniteit aan te tonen voor de runderen die reeds serologisch getest zijn, indien zij niet geslacht zijn. § 3. In afwachting van het resultaat van de tweede bemonstering worden geen maatregelen genomen op de inrichting.
Art. 17.Indien een in artikel 16, § 2 bedoelde test uitwijst dat een rund `verdacht van infectie met MTBC' blijkt te zijn, geeft het Agentschap onmiddellijk een afslachtingsbevel voor het betrokken rund met het oog op een bacteriologische test voor de opsporing van tuberculose.
Het Agentschap verklaart de inrichting waartoe het rund behoort tot "verdacht van infectie met MTBC". Afdeling 3. - Bewakingsprogramma dat moet worden uitgevoerd op
inrichtingen waar een rund, dat behoorde tot de inrichting, bij de autopsie vermoedelijke tuberculoseletsels heeft vertoond
Art. 18.Het eerstvolgende jaar na de autopsie van het rund `verdacht van infectie met MTBC' wordt de inrichting waartoe het behoorde, onderworpen aan een serologische test zoals beschreven in bijlage 1 A. De in artikel 16 bedoelde maatregelen zijn van toepassing. Afdeling 4. - Bewakingsprogramma dat moet worden uitgevoerd op de
inrichtingen waar een vermoeden van infectie met MTBC is gerezen
Art. 19.§ 1. Een inrichting waarvoor de verdenking van besmetting met MTBC is opgeheven, wordt het eerstvolgende jaar opgenomen in het bewakingsprogramma en wordt bemonsterd overeenkomstig de bepalingen van bijlage 1 A. De in artikel 16 bedoelde maatregelen zijn van toepassing. § 2. De bepalingen van paragraaf 1 gelden niet voor vleeskalverhouderijen en evenmin voor andere runderen dan vrouwelijke runderen die ouder zijn dan vierentwintig maanden in afmestbeslagen. Afdeling 5. - Bewakingsprogramma van toepassing op inrichtingen die
zijn vrijgegeven nadat ze als `haard' werden verklaard
Art. 20.Inrichtingen die tot `haard' werden verklaard, en die zijn vrijgegeven nadat alle runderen zijn verwijderd, worden gedurende vijf jaar na het jaar waarin er opnieuw dieren zijn binnengebracht, serologisch onderzocht overeenkomstig bijlage 1 A. De in artikel 16 bedoelde maatregelen zijn van toepassing.
Art. 21.Alle runderen ouder dan 6 maanden uit inrichtingen die tot `haard' werden verklaard en die vrijgegeven zijn na gedeeltelijke ruiming van de runderen, worden gedurende vijf opeenvolgende jaren bemonsterd met het oog op het uitvoeren van twee testen volgens twee verschillende indirecte diagnostische methoden. Afdeling 6. - Bewakingsprogramma van toepassing op inrichtingen met
een gunstig resultaat in een partiële screeningbalans
Art. 22.Deze afdeling heeft betrekking op de in de artikelen 15, 18, 19 en 20 bedoelde inrichtingen die een gunstig resultaat hebben behaald na de in artikel 16, § 2 bedoelde testen.
Art. 23.Het jaar dat volgt op het jaar waarin de partiële balans zoals bedoeld in artikel 22 wordt uitgevoerd, wordt de inrichting onderworpen aan een serologische test zoals beschreven in bijlage 1A. De in artikel 16 bedoelde maatregelen zijn van toepassing. HOOFDSTUK III. - Bestrijdingsmaatregelen Afdeling 1. - Verdenking in een slachthuis en de maatregelen bij
verdenking in een slachthuis
Art. 24.§ 1. De officiële dierenarts in het slachthuis die bij de keuring van een rund tuberculose vermoedt, neemt van dat rund monsters overeenkomstig de door het Agentschap meegedeelde technische modaliteiten. De monsters dienen naar het N.R.L gezonden te worden waar ze onderworpen worden aan een test om het pathogeen op te sporen. § 2.Indien de bacteriologische test om het pathogeen op te sporen een gunstig resultaat oplevert voor alle genomen monsters, worden er geen maatregelen genomen in de inrichting van herkomst . Afdeling 2. - Verdenking in een inrichting en de maatregelen bij
verdenking in een inrichting
Art. 25.Het Agentschap schort de status "vrij van infectie met MTBC" van een inrichting, waar een rund "verdacht van infectie met MTBC" wordt gehouden, op.
Het Agentschap brengt de exploitant in kennis van de datum van de opschorting en van te nemen maatregelen die in werking treden op die datum.
Het Agentschap verklaart de inrichting tot "inrichting verdacht van infectie met MTBC".
Art. 26.In elke inrichting waar een rund "verdacht van infectie met MTBC" wordt gehouden, gelast het Agentschap de bedrijfsdierenarts binnen de dertig dagen na de datum van de opschorting van de "MTBC-vrije status" alle runderen ouder dan zes maanden te bemonsteren met het oog op de uitvoering van twee testen, één volgens een diagnostische methode met als doel het aantonen van antistoffen tegen het rundertuberculose agens en een andere met als doel het aantonen van cellulaire immuniteit.
Art. 27.Van zodra het Agentschap door een Lidstaat of door een derde land in kennis wordt gesteld van een vaststelling aldaar van tuberculose bij een rund dat afkomstig is uit een Belgische inrichting, voert het Agentschap een epidemiologisch onderzoek uit op de herkomstinrichting van het rund op basis waarvan zij kan beslissen om de inrichting als "inrichting verdacht van infectie met MTBC" te verklaren.
Art. 28.§ 1. Elke handel in runderen naar of van een "inrichting verdacht van infectie met MTBC" is verboden. § 2. In afwijking van paragraaf 1 is de rechtstreekse afvoer van runderen, zonder passage via een verzamelcentrum of een handelaarsstal, vanuit een inrichting `verdacht van infectie met MTBC' toegelaten, tenzij het Agentschap anders beslist op basis van het resultaat van het epidemiologisch onderzoek: 1° het vervoer van runderen naar een nationaal slachthuis, op voorwaarde dat de exploitant voorafgaandelijk een aanvraag bij het Agentschap heeft ingediend;2° het vervoer van kalveren van minder dan zes weken naar een vleeskalverhouderij, op voorwaarde dat zij vergezeld gaan van een door de LCE afgegeven transportvergunning.De inrichting van bestemming wordt dan onder verdenking geplaatst overeenkomstig de bepalingen van artikel 23 van verordening (EU) 2020/689.
Art. 29.De runderen `verdacht van infectie met MTBC' worden binnen de gebouwen van de inrichting afgezonderd van alle andere dieren en bij onvoldoende capaciteit, op een geïsoleerde weide, goedgekeurd door het Agentschap.
Deze runderen mogen geen rechtstreeks of onrechtstreeks contact hebben met runderen van een andere epidemiologische éénheid.
Art. 30.Het Agentschap vaardigt een afslachtingsbevel of euthanasiebevel uit voor elk rund verdacht van infectie met MTBC. Deze runderen worden na de slacht of euthanasie bemonsterd voor de uitvoering van een bacteriologische test om de aanwezigheid van het rundertuberculose agens aan te tonen.
Art. 31.§ 1. Het Agentschap heft de verdenking op als aan beide volgende voorwaarden is voldaan: 1° alle testen uitgevoerd in toepassing van artikel 26, bij runderen ouder dan zes maanden hebben uitgewezen dat de runderen niet verdacht zijn;2° de runderen die desgevallend door het Agentschap als `verdacht van infectie met MTBC' werden verklaard en op bevel werden afgeslacht, hebben allen een negatief resultaat behaald op de test om de aanwezigheid van het rundertuberculose agens aan te tonen. § 2. Het Agentschap brengt de exploitant en de bedrijfsdierenarts in kennis van deze beslissing en heft de maatregelen op die genomen en opgelegd werden in de inrichting "verdacht van infectie met MTBC".
De inrichting herwint de status "vrij van infectie met MTBC". Afdeling 3. - Haard en maatregelen in een haard
Art. 32.§ 1. Het Agentschap verklaart elke inrichting waar een `rund aanwezig is waarbij een infectie met MTBC bevestigd is tot "haard".
Het Agentschap trekt de status "vrij van infectie met MTBC" van deze inrichting in. § 2. In afwijking van paragraaf één en overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 20.4 en 23.1 van gedelegeerde verordening (EU) 2020/689, kan het Agentschap de intrekking van de status "vrij van infectie met MTBC" echter beperken tot epidemiologische eenheden waar een geval is bevestigd. § 3. In afwijking van paragraaf 1 wordt een inrichting met uitsluitend afmestbeslagen, niet tot "haard" verklaard, maar tot "inrichting verdacht van infectie met MTBC". Het Agentschap voert een epidemiologisch onderzoek uit overeenkomstig de bepalingen van artikel 33. § 4. Indien het rund waarbij een infectie met MTBC is bevestigd, niet meer dan dertig dagen verbleven heeft in de inrichting van herkomst, verklaart het Agentschap de laatste inrichting waar het rund minstens dertig dagen heeft verbleven tot `haard of bij gebrek hieraan, het bedrijf waar het rund geboren is.
Elke inrichting waar dit rund minder dan dertig dagen heeft verbleven sinds zijn vertrek uit de verklaarde haard, wordt tot "inrichting verdacht van infectie met MTBC" verklaard. § 5.Het Agentschap brengt de exploitant en de bedrijfsdierenarts in kennis van de door hem te nemen maatregelen, alsook van hun ingangsdatum.
Art. 33.§ 1. Wanneer een inrichting tot `haard' wordt verklaard informeert het Agentschap de overheidsinstanties die bevoegd zijn voor volksgezondheid en voert het Agentschap een epidemiologisch onderzoek uit naar de bron van de besmetting met tuberculose en naar zijn mogelijke verspreiding. § 2. Het epidemiologisch onderzoek beoogt de volgende inrichtingen te inventariseren: 1° de opeenvolgende inrichtingen waar het rund waarbij een infectie met MTBC is bevestigd, sinds zijn geboorte heeft verbleven;2° de inrichtingen waar runderen, die verbleven hebben op de inrichting dat tot `haard' is verklaard, nu verblijven of in de vastgestelde risicoperiode verbleven hebben of doorgevoerd werden;3° de inrichtingen met runderen welke op directe of indirecte wijze contact hebben gehad met runderen van de tot `haard' verklaarde inrichting gedurende de vastgestelde risicoperiode;4° de inrichtingen met runderen welke op directe of indirecte wijze contact hebben gehad met stoffen of materialen van de tot `haard' verklaarde inrichting gedurende de vastgestelde risicoperiode;5° elke inrichting waarvan het Agentschap oordeelt dat er mogelijk een link is met de tot `haard' verklaarde inrichting, zodat niet kan worden uitgesloten dat er één of meerdere rund(eren) aangetast door tuberculose kan/kunnen aanwezig zijn. § 3. Het Agentschap verklaart elke in paragraaf 2 bedoelde inrichting tot "inrichting verdacht van infectie van MTBC", waarvoor de maatregelen van afdeling 2 van toepassing zijn.
Art. 34.§ 1. De `runderen verdacht van infectie met MTBC worden van alle andere dieren geïsoleerd in de huisvestingsruimten van de inrichting en, in geval van onvoldoende capaciteit, op een door het Agentschap goedgekeurd geïsoleerde weide.
Deze runderen mogen niet rechtstreeks of onrechtstreeks in contact komen met runderen uit een andere inrichting. § 2. Elke beweging van runderen naar of vanaf een haard is verboden. behalve de rechtstreekse afvoer van andere dan van op bevel te slachten runderen, vanuit een haard naar een aangeduid slachthuis, enkel onder de voorwaarden van artikel 28, § 2,1°. § 3. Honden, katten, schapen, geiten, kameelachtigen, gehouden hertachtigen en paarden in een haard die in contact zijn geweest met een rund waarbij een infectie met MTBC is bevestigd, worden geïsoleerd. Het Agentschap kan deze dieren testen op tuberculose en maatregelen nemen om de verspreiding van CMTB te voorkomen.
Art. 35.§ 1. De bedrijfsdierenarts bemonstert alle runderen ouder dan zes weken in de inrichting met het oog op de uitvoering van 2 verschillende testen van een indirecte diagnostische methoden in parallel binnen dertig dagen na de intrekking van de status "vrij van infectie met MTBC" van de inrichting.
Runderen die zijn bemonsterd naar aanleiding van een verdenking in de inrichting gedurende de dertig dagen voorafgaand aan de datum van intrekking van de status, moeten echter niet opnieuw bemonsterd worden. § 2. Indien in een haard alle resultaten van de in paragraaf 1 bedoelde testen gunstig zijn, gelden de bepalingen van artikel 38 om de haard vrij te geven. § 3. Indien op basis van de resultaten van de in paragraaf 1 of in artikel 38, 2°, bedoelde testen minstens één rund in de haard aangeduid wordt als een "`rund verdacht van infectie met MTBC", vaardigt het Agentschap een `afslachtingsbevel' uit voor alle runderen in de haard.
Art. 36.§ 1. In afwijking van de bepalingen van artikel 35, § 3, kan het Agentschap op vraag van de exploitant beslissen om de `afslachting op bevel' in een haard uit te vaardigen voor slechts een gedeelte van de runderen op de inrichting, voor zover: 2. het epidemiologisch onderzoek en de sanitaire situatie op de inrichting dergelijke maatregel toelaten;2. de bedoelde te vrijwaren groep runderen in zijn geheel negatief heeft gereageerd op de onderzoeken als bedoeld in artikel 35, § 1. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde beslissing van het Agentschap om in een haard een gedeeltelijke `afslachting op bevel' uit te vaardigen, kan voor die haard slechts eenmaal worden genomen. Indien in het verdere verloop van de onderzoeken een tweede keer een `afslachting op bevel', wordt uitgevaardigd, geldt deze voor alle overblijvende runderen in de haard.
Art. 37.Het Agentschap kan toestaan dat de runderen waarvoor een "afslachtingsbevel" is opgemaakt, op de inrichting worden geëuthanaseerd. In voorkomend geval gebeurt het doden onder toezicht van het Agentschap en zijn de kosten voor de doding op de inrichting en voor het vervoer naar het destructiebedrijf, ten laste van de exploitant.
Art. 38.Het Agentschap beslist tot vrijgave van een haard als: 1° alle runderen zijn geslacht of alle runderen waarbij een infectie met MTBC is bevestigd en alle runderen die niet negatief hebben gereageerd op de gamma-interferontest zijn verwijderd;en 2° niet-geslachte runderen van meer dan zes weken oud negatief hebben gereageerd op de gamma-interferontest overeenkomstig bijlage 4, deel II, hoofdstuk 1, afdeling 4, van gedelegeerde verordening (EU) 2020/689;en 3° de reinigings- en ontsmettingswerkzaamheden grondig zijn uitgevoerd. Afdeling 4. - Verplaatsing en handel in runderen
Art. 39.§ 1. In geval van import of intracommunautaire handel, dient de exploitant bij de aanvoer van runderen ouder dan zes maanden op zijn inrichting, rechtstreeks vanuit een inrichting of geboren in een inrichting vrij van infectie met MTBC gelegen in een (deel van een) Lidstaat die niet "vrij is van infectie met MTBC", zijn bedrijfsdierenarts te ontbieden om deze runderen te laten onderzoeken op tuberculose.
De aangevoerde runderen dienen in isolatie gehouden te worden tot de resultaten van de testen op tuberculose gekend zijn.
De bedrijfsdierenarts neemt binnen tien dagen na aankomst van de runderen twee bloedmonsters af met het oog op het uitvoeren van twee testen volgens twee verschillende indirecte diagnostische methoden. § 2. De exploitant mag een rund alleen uit de isolatie verwijderen indien het resultaat van de testen gunstig is. Er worden geen maatregelen genomen op de inrichting. De inrichting behoudt de status `vrij van infectie met MTBC'. § 3. De bepalingen van paragraaf 1 gelden ook in de inrichting van bestemming voor runderen ouder dan zes maanden die afkomstig zijn van een inrichting die vrij is van infectie met MTBC in een lidstaat, of een deel van een lidstaat dat "niet vrij is van infectie met MTBC", en die vervoerd worden via een verzamelcentrum.
Art. 40.Het Agentschap kan beslissen om de inrichting waar een rund zoals bedoeld in artikel 38 aangeduid wordt als "rund waarbij een infectie met MTBC is bevestigd" niet tot haard te verklaren, indien de kwaliteit van de isolatie van de aangevoerde runderen op de inrichting zodanig is dat het risico op een verspreiding van tuberculose naar de andere runderen van de inrichting als bijzonder laag kan worden ingeschat.
Art. 41.Het Agentschap kan beslissen om bij het uitvaardigen van het afslachtingsbevel van een in artikel 38 bedoeld rund, de inrichting onder verdenking te plaatsen en de bepalingen van afdeling 2 toe te passen, indien de kwaliteit van de isolatie van de aangevoerde runderen op de inrichting zodanig is dat het risico op een verspreiding van tuberculose naar de andere runderen van de inrichting niet als bijzonder laag kan worden ingeschat.
Art. 42.Wanneer de exploitant op vrijwillige basis een tuberculoseonderzoek laat uitvoeren bij runderen die in andere dan de in artikel 38 bedoelde omstandigheden op zijn bedrijf zijn binnengebracht, kan het Agentschap in geval van een ongunstig resultaat dezelfde maatregelen nemen als dewelke zijn bedoeld in afdeling 2. HOOFDSTUK IV. - Vergoedingen
Art. 43.§ 1. Voor elk rund waarvoor een `afslachtingsbevel' of een euthanasiebevel, is uitgevaardigd, betaalt het Fonds binnen de grenzen van de budgettaire kredieten, aan de verantwoordelijke geregistreerd in Sanitel een vergoeding die berekend wordt volgens de bepalingen van het koninklijk besluit van 28 november 1991 betreffende de schatting en de vergoeding voor runderen afgeslacht in het kader van de gezondheidspolitie van de huisdieren.
De bedoelde vergoeding is inclusief BTW. § 2. De bepalingen van paragraaf 1 gelden niet voor een "afslachtingsbevel" afgeleverd voor een rund waarvoor het aankooponderzoek, zoals bedoeld in artikel 39 ongunstig gebleken is. § 3. De verantwoordelijke geregistreerd in Sanitel verliest elk recht op vergoeding indien één of meer van de maatregelen van dit besluit niet worden nageleefd.
Art. 44.§ 1. Aan de bedrijfsdierenarts of in geval van een groot aantal staalnamen, aan de dierenarts aangesteld door en onder verantwoordelijkheid van de bedrijfsdierenarts, worden, ten laste van het Fonds, vergoedingen toegekend voor het nemen van monsters en ook voor het hiervoor vereiste bedrijfsbezoek, op voorwaarde dat het bedrijfsbezoek en de bemonstering zijn uitgevoerd onder de voorwaarden van dit besluit: 3° 30,66 euro exclusief BTW per bezoek aan een bedrijf voor het nemen van een staal of stalen, per dierenarts en per dag;2° 3,05 euro exclusief BTW per genomen staal voor een bloedname;3° 5,97 euro exclusief BTW per tuberculinatie;4° 1,00 euro exclusief BTW per bemonsterd rund in geval van dubbele bloednamen, voor de vergoeding van de bijhorende administratiekosten. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde vergoedingen zijn niet verschuldigd: 1° voor de bemonstering en testen in geval van een aankooponderzoek zoals bedoeld in artikel 39 of een verdenking die wordt vastgesteld bij het binnenbrengen van een rund uit een risicoland op het tijdstip van aankomst.In dit geval zijn alle kosten ten laste van de exploitant van de inrichting die de runderen heeft aangevoerd; 2° als het genomen monster niet geschikt is om het vereiste type test uit te voeren.
Art. 45.De kosten voor het verzenden van de monsters naar het erkend laboratorium, alsook de kosten voor de analyses volgens de indirecte diagnostische methoden die in het kader van dit besluit werden uitgevoerd, zijn ten laste van het Fonds binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten van het Fonds op basis van het door de erkende laboratoria op 1 januari van elk jaar meegedeelde tarief.
De kosten worden vastgesteld op vertoon van de maandelijkse vorderingen met de vermelding van het aantal uitgevoerde testen.
Art. 46.Aan de door de Minister aangewezen deskundige wordt een vergoeding verleend voor de schatting van de runderen waarvoor een `afslachtingsbevel' werd opgemaakt, overeenkomstig de voorwaarden van het koninklijk besluit van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014022218 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de vacaties van de deskundigen die schatting van dieren uitvoeren voor het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten sluiten betreffende de vacaties van de deskundigen die schatting van dieren uitvoeren voor het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten alsmede voor reiskosten overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 28 november 1991 betreffende de evaluatie van en de vergoeding voor runderen die zijn geslacht in het kader van het gezondheidsbeleid voor huisdieren.
TITEL 3. - Bewaking van tuberculose bij paarden, schapen en geiten die rauwe melk en colostrum produceren voor menselijke consumptie en bij geiten die samen met runderen worden gehouden HOOFDSTUK I. - Maatregelen bij paarden, schapen en geiten die rauwe melk en colostrum produceren voor menselijke consumptie en bij geiten die samen met runderen worden gehouden
Art. 47.§ 1. Rauwe melk van merries, ooien of geiten die niet positief hebben gereageerd op een tuberculosetest volgens een indirecte diagnostische methode en geen symptomen van de ziekte vertonen, maar die behoren tot een inrichting waar tuberculose is vastgesteld, mag met toestemming van het Agentschap worden gebruikt indien de melk op zodanige wijze wordt behandeld dat de veiligheid voor de volksgezondheid gegarandeerd is. § 2. Rauwe melk van merries, ooien of geiten die individueel positief hebben gereageerd op een tuberculosetest volgens een indirecte diagnostische methode, mag niet voor menselijke consumptie worden gebruikt.
Art. 48.Elk paardachtige, schaap of geit die verdacht wordt van infectie met MTBC, moet worden geïsoleerd om de overdracht van MTBC naar andere dieren te voorkomen.
Art. 49.Indien bevestigd wordt dat een paardachtige, schaap of geit besmet is met MTBC in een inrichting als bedoeld in artikel 47, stelt het Agentschap een gezondmakingsplan op. Dit plan vermeldt de dieren die binnen een termijn van dertig dagen volgend op de mededeling van het resultaat, dienen geslacht of afgemaakt te worden.
Tijdens deze termijn van dertig dagen worden de dieren die verdacht worden van infectie met MTBC geïsoleerd. HOOFDSTUK II. - Kosten
Art. 50.§ 1. Binnen de perken van het daartoe bestemde begrotingsartikel wordt aan de eigenaar van de op bevel afgemaakte schapen en geiten en ten laste van het Fonds voor de gezondheid en de kwaliteit van dieren en dierlijke producten, een vergoeding toegekend gelijk aan de waarde van het dier voor zover de eigenaar de bepalingen van dit besluit heeft nageleefd.
De vergoeding mag in geen geval het bedrag van 2.500 EUR per dier overschrijden.
De waarde van de af te maken dieren wordt door een deskundige vastgesteld. § 2. De vacaties van de deskundigen worden bepaald volgens de artikelen 1, 2 en 3 van het koninklijk besluit van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014022218 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de vacaties van de deskundigen die schatting van dieren uitvoeren voor het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten sluiten betreffende de vacaties van de deskundigen die schatting van dieren uitvoeren voor het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten.
TITEL 4. - Bewaking van tuberculose bij kameelachtigen
Art. 51.Bij elke kameelachtige die ouder is dan zes maanden en dood wordt aangetroffen, moet een autopsie worden uitgevoerd door een erkende vereniging.
Art. 52.§ 1.Bij een autopsie op een kameelachtige wordt gezocht naar letsels die verdacht zijn van tuberculose in de lymfeklieren, de organen of het karkas. § 2. Bij de vaststelling van verdachte letsels worden monsters genomen.
Indien geen verdachte letsels worden waargenomen worden monsters genomen van de retrofaryngeale, de longlymfeklieren (mediastinale en tracheobronchiale) en mesenteriale lymfeklieren.
De monsters worden overgemaakt aan het N.R.L. binnen de 48 uur nadat zij zijn genomen volgens de door het Agentschap meegedeelde technische modaliteiten.
Art. 53.De bacteriologische testen voor de opsporing van MTBC uitgevoerd bij het nationaal referentielaboratorium en de door de erkende verenigingen uitgevoerde autopsies in het kader van de bewaking van tuberculose bij kameelachtigen, zijn ten laste van het Agentschap.
Art. 54.Diagnostische tests voor kameelachtigen zijn te vinden op website van de Europese referentielaboratorium.
TITEL 5. - Bewaking van tuberculose bij de gehouden hertachtigen
Art. 55.§ 1.Bij een autopsie op een gehouden hertachtige of bij de slachting wordt gezocht naar letsels die verdacht zijn van tuberculose in de lymfeklieren, de organen of het karkas. § 2. Bij de vaststelling van letsels die verdacht zijn van tuberculose worden monsters genomen.
Indien geen verdachte letsels worden waargenomen worden monsters genomen van de retrofaryngeale, de longlymfeklieren (mediastinale en tracheobronchiale) en mesenteriale lymfeklieren.
De monsters worden overgemaakt aan het N.R.L. binnen de 48 uur nadat zij zijn genomen volgens de door het Agentschap meegedeelde technische modaliteiten.
Art. 56.De bacteriologische testen voor de opsporing van MTBC uitgevoerd bij het nationaal referentielaboratorium en de door de erkende verenigingen uitgevoerde autopsies in het kader van de bewaking van tuberculose bij gehouden hertachtigen, zijn ten laste van het Agentschap.
TITEL 6. - Wijzigingsbepalingen
Art. 57.Artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1987Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 24/12/1987 pub. 22/09/2014 numac 2014000731 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit betreffende de koopvernietigende gebreken bij de verkoop of ruiling van huisdieren. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de koopvernietigende gebreken bij verkoop of ruiling van huisdieren wordt vervangen als volgt: "Art.2. Worden geacht door tuberculose te zijn aangetast: runderen als bedoeld in artikel 2, § 2, 5° van het koninklijk besluit van 26 januari 2023 betreffende de bestrijding van rundertuberculose".
TITEL 7. - Opheffingsbepalingen
Art. 58.In het koninklijk besluit van 17 januari 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/02/2000 pub. 18/02/2000 numac 2000022108 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen sluiten1 betreffende de bestrijding van rundertuberculose worden opgeheven: 1° artikelen 1 tot 8;2° artikelen 9, § 1, § 2 en § 4;3° artikelen 10 tot 20;4° artikelen 22 tot 24;5° artikel 25, § 1er, § 2 en § 3,1° : 6° artikelen 26 tot 31;7° artikelen 38 tot 60;8° artikelen 63 tot 74;9° bijlagen 1 tot 3.
Art. 59.Het koninklijk besluit van 14 september 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 14/09/2007 pub. 04/10/2007 numac 2007023345 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de bewaking van tuberculose bij paarden, schapen en geiten die rauwe melk en colostrum produceren voor menselijke consumptie en bij geiten die samen met runderen worden gehouden sluiten betreffende de bewaking van tuberculose bij paarden, schapen en geiten die rauwe melk en colostrum produceren voor menselijke consumptie en bij geiten die samen met runderen worden gehouden, wordt opgeheven.
TITEL 8. - Slotbepalingen
Art. 60.Dit besluit treedt in werking op 1ste februari 2023 met uitzondering van artikel 10, § 2 die heeft uitwerking met ingang van 29 april 2022.
Art. 61.De minister bevoegd voor Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 26 januari 2023.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Landbouw, D. CLARINVAL
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld