Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 18 april 2024
gepubliceerd op 06 mei 2024

Koninklijk besluit betreffende de algemene regels voor de preventie en de bestrijding van bepaalde dierenziekten

bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen
numac
2024004073
pub.
06/05/2024
prom.
18/04/2024
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

18 APRIL 2024. - Koninklijk besluit betreffende de algemene regels voor de preventie en de bestrijding van bepaalde dierenziekten


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid, delen II en III en artikel 269;

Gelet op de gedelegeerde verordening (EU) 2020/689 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor bewaking, uitroeiingsprogramma's en de ziektevrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en nieuwe ziekten;

Gelet op de gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft;

Gelet op de Grondwet, artikel 108;

Gelet op de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, artikel 6, § 2, vervangen bij de wet van 12 juli 2022, artikel 7, gewijzigd bij de wetten van 7 april 2017 en 12 juli 2022, artikel 8, eerste lid, 1°, gewijzigd bij de wet van 12 maart 2023, en 3°, artikel 9, 1° en 2°, gewijzigd bij de wet van 12 juli 2022 en 3°, artikel 15, 1° en 2°, gewijzigd bij de wet van 1 maart 2007, en artikel 18 bis, gewijzigd bij de wetten van 1 maart 2007 en 12 juli 2022;

Gelet op de wet van 28 augustus 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/08/1991 pub. 06/07/2011 numac 2011000415 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde Officieuze coördinatie in het Duits sluiten op de uitoefening van de diergeneeskunde, artikel 4, vierde lid, laatst gewijzigd bij de wet van 19 maart 2014;

Gelet op de wet van 4 februari 2000Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/02/2000 pub. 18/02/2000 numac 2000022108 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen sluiten houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, artikel 4, § 6 ingevoegd bij de wet van 13 juli 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 september 1883 houdende reglement van algemeen bestuur van de diergeneeskundige politie;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 november 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/11/2001 pub. 24/11/2001 numac 2001022869 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit houdende het toevertrouwen van bijkomende opdrachten aan het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen sluiten houdende het toevertrouwen van bijkomende opdrachten aan het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, artikel 2, d);

Gelet op het koninklijk besluit van 3 februari 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/02/2014 pub. 11/03/2014 numac 2014024064 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit tot aanwijzing van de dierenziekten die vallen onder de toepassing van hoofdstuk III van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987 en tot regeling van de aangifteplicht sluiten tot aanwijzing van de dierenziekten die vallen onder de toepassing van hoofdstuk III van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987 en tot regeling van de aangifteplicht;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 januari 2021Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/01/2021 pub. 29/01/2021 numac 2021030238 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van rundertuberculose sluiten betreffende de bestrijding van rundertuberculose;

Gelet op het koninklijk besluit van 11 december 2023Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 11/12/2023 pub. 22/12/2023 numac 2023048369 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van de runder-, schapen- en geitenbrucellose sluiten betreffende de bestrijding van de runder-, schapen- en geitenbrucellose;

Gelet op het koninklijk besluit van 18 januari 2024Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/08/1991 pub. 06/07/2011 numac 2011000415 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde Officieuze coördinatie in het Duits sluiten0 betreffende de bestrijding van de enzoötische runderleucose;

Gelet op het overleg tussen de Gewestregeringen en de Federale Overheid van 8 januari 2024;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 15 januari 2024;

Gelet op het advies 11-2023 van het Wetenschappelijk Comité van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, gegeven op 20 oktober 2023;

Gelet op advies 75.668/3 van de Raad van State, gegeven op 21 maart 2024 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Landbouw, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Afdeling 1. -Doel - toepassingsgebied - definities

Artikel 1.§ 1. Dit besluit stelt de algemene voorschriften vast voor de meldingsplicht, de bewaking en de uitroeiings- en bestrijdingsmaatregelen van de dierziekten bedoeld in artikel 3 bij gehouden dieren, in voorkomend geval, in aanvulling op deze die zijn vastgesteld in: 1° de verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid;2° de gedelegeerde verordening (EU) 2020/689 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor bewaking, uitroeiingsprogramma's en de ziektevrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en nieuwe ziekten;3° de gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft. § 2. Dit besluit implementeert tevens de meldingsplicht van bepaalde zoönoseverwekkers als voorzien bij richtlijn 2003/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bewaking van zoönoses en zoönoseverwekkers en houdende wijziging van beschikking 90/424/EEG van de Raad en intrekking van richtlijn 92/117/EEG van de Raad. § 3. De bepalingen van dit besluit zijn enkel van toepassing op landdieren, zoals gedefinieerd in de verordening (EU) 2016/429, uitgezonderd de bepalingen in Hoofdstuk II die niet van toepassing zijn op de bijen, de hommels, de amfibieën en de niet humane primaten. § 4. In afwijking van paragraaf 3, zijn de artikelen van afdeling 7 onder hoofdstuk II van toepassing op bijen en hommels. § 5. In afwijking van paragraaf 3, zijn de artikelen 2, 3 en 4 van toepassing op aquacultuurdieren.

Art. 2.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit gelden de definities uit: 1° artikel 4 van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid ("diergezondheidswetgeving");2° artikel 2 van gedelegeerde verordening (EU) 2020/689 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor bewaking, uitroeiingsprogramma's en de ziektevrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en nieuwe ziekten;3° het koninklijk besluit van 20 mei 2022Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 10/06/2022 numac 2022041385 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de identificatie en de registratie van bepaalde hoefdieren, pluimvee, konijnen en bepaalde vogels type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 14/11/2023 numac 2023045517 bron federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de identificatie en de registratie van bepaalde hoefdieren, pluimvee, konijnen en bepaalde vogels. - Duitse vertaling type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 10/06/2022 numac 2022041358 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit tot instelling van het epidemiologisch toezicht op inrichtingen waar bepaalde dieren gehouden worden sluiten betreffende de identificatie en de registratie van bepaalde hoefdieren, pluimvee, konijnen en bepaalde vogels. § 2. Daarnaast gelden voor de toepassing van dit besluit de volgende definities: 1° verordening (EU) 2020/689: gedelegeerde verordening (EU) 2020/689 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor bewaking, uitroeiingsprogramma's en de ziektevrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en nieuwe ziekten ;2° LCE: lokale controle-eenheid van het Agentschap;3° dierenarts: a) de dierenarts, natuurlijk persoon, bedoeld in artikel 1, § 1, 1°, van de wet van 28 augustus 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/08/1991 pub. 06/07/2011 numac 2011000415 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde Officieuze coördinatie in het Duits sluiten op de uitoefening van de diergeneeskunde;b) de diergeneeskundig rechtspersoon als bedoeld in artikel 2, § 1, 2° van de wet van 19 december 1950Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/12/1950 pub. 09/02/2012 numac 2012000069 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot instelling van de Orde der dierenartsen sluiten tot instelling van de Orde der Dierenartsen;4° erkende dierenarts: dierenarts, erkend in de zin van artikel 4 van de wet van 28 augustus 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/08/1991 pub. 06/07/2011 numac 2011000415 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde Officieuze coördinatie in het Duits sluiten op de uitoefening van de diergeneeskunde;5° bedrijfsdierenarts: dierenarts als bedoeld in artikel 2, § 2, 2°, van het koninklijk besluit van 20 mei 2022Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 10/06/2022 numac 2022041385 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de identificatie en de registratie van bepaalde hoefdieren, pluimvee, konijnen en bepaalde vogels type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 14/11/2023 numac 2023045517 bron federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de identificatie en de registratie van bepaalde hoefdieren, pluimvee, konijnen en bepaalde vogels. - Duitse vertaling type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 10/06/2022 numac 2022041358 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit tot instelling van het epidemiologisch toezicht op inrichtingen waar bepaalde dieren gehouden worden sluiten tot instelling van het epidemiologisch toezicht op inrichtingen waar bepaalde dieren gehouden worden;6° melding: het verplicht melden van elk vermoeden, elk uitbreken, elk klinisch symptoom of elke diagnose van een bij artikel 3 bedoelde dierenziekte bij gehouden levende of gestorven dieren, op basis van het onderzoek op dieren of op biologische monsters van dieren;7° verhoogde sterfte: een onverklaarde sterfte boven het niveau dat bij de heersende omstandigheden voor de desbetreffende diersoort of inrichting normaal wordt geacht;8° isolatie: het houden van dieren in een deel van de inrichting dat volledig gescheiden is van andere delen van de inrichting.De dieren zijn in dit deel op zodanige wijze afgezonderd dat er geen direct contact mogelijk is met andere dieren op de inrichting, noch met dieren behorend tot buur-inrichtingen; 9° hittebehandeling: thermische behandeling die een inactivatie van het betreffende pathogeen garandeert, zoals bedoeld in bijlage II, Hoofdstuk XI van verordening (EG) 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29/4/2004 inzake levensmiddelenhygiëne, of bijlage VII van de gedelegeerde verordening (EG) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft, of een behandeling gevalideerd door het Agentschap;10° slachtbevel: de door het Agentschap voorgeschreven verplichte afslachting van een dier/ groep dieren, in toepassing van artikel 8, 3° van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987. Afdeling 2. - De dierenziekten die vallen onder de toepassing van

Hoofdstuk III van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987

Art. 3.De dierenziekten die zijn opgenomen in bijlage 1 bij dit besluit vallen onder de toepassing van hoofdstuk III van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987. Afdeling 3. - Melding en modaliteiten voor de melding

Art. 4.§ 1. Voor de ziekten opgenomen in bijlage 1, vastgesteld in het kader van een laboratoriumonderzoek, geldt de meldingsplicht voor elke verantwoordelijke van een laboratorium overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 14 november 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 14/11/2003 pub. 12/12/2003 numac 2003023054 bron federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketen type koninklijk besluit prom. 14/11/2003 pub. 21/09/2016 numac 2016000548 bron federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketen. § 2. Elke verantwoordelijke van een laboratorium dient alle resultaten,, van de analyses uitgevoerd met het oog op de diagnose van een ziekte bedoeld in bijlage 1, punt 1, over te maken aan de hiervoor voorziene centrale databank wanneer het overmaken van gegevens voorzien is in de specifieke wetgeving.

Art. 5.§ 1. Elke exploitant of houder van een gezelschapsdier is verplicht zijn bedrijfsdierenarts of een dierenarts te verwittigen zodra hij de aanwezigheid van een ziekte opgenomen in bijlage 1, punten 1 en 3 vermoedt. § 2. De dierenarts bedoeld in paragraaf 1 onderzoekt alle dieren van de inrichting en/of de gezelschapsdieren binnen de 24 uur na de melding van de exploitant. Indien nodig neemt hij monsters bij de dieren die hij laat analyseren ten einde de aanwezigheid of het vermoeden van een ziekte, zoals bedoeld in paragraaf 1, te bevestigen of te weerleggen. § 3. Indien het vermoeden of de aanwezigheid van een ziekte bedoeld in paragraaf 1 wordt bevestigd, stuurt de dierenarts bedoeld in paragraaf 1 het meldingsformulier voorzien in bijlage 2, aangevuld met de gegevens waarover hij reeds beschikt, naar de LCE. Het meldingsformulier bedoeld in het eerste lid wordt elektronisch verzonden. De telefoonnummers en de elektronische adressen bevinden zich op de website van het Agentschap : http://www.favv.be § 4. In afwijking van paragraaf 1 geldt, wanneer het een abortus bij herkauwers betreft, de meldingsplicht pas indien bij de differentiaaldiagnose in een laboratorium een ziekte wordt vastgesteld die bedoeld wordt in bijlage 1 bij dit besluit. De melding gebeurt in dit geval enkel door de verantwoordelijke van het laboratorium overeenkomstig artikel 4, § 1.

Art. 6.§ 1. In afwijking van artikel 5 geldt de meldingsplicht niet voor ziekten bedoeld onder punt 1 van bijlage 1: 1° die tot de categorie C+D+E, D+E of E behoren, en;2° waarvoor een bewakingsprogramma ingesteld is, en;3° die door jaarlijkse evaluatie van het bewakingsprogramma door het Agentschap aanzien worden als endemisch. § 2. Voor de ziekten bedoeld in paragraaf 1 zijn alle laboratoria verplicht om uiterlijk op 1 februari van elk jaar aan het Agentschap een jaarverslag te bezorgen met het aantal uitgevoerde analyses en het aantal positieve resultaten dat het voorbije jaar voor elke ziekte werd behaald.

Art. 7.§ 1. In toepassing van artikel 18, lid 1, c) van de verordening (EU) 2016/429 dient elke exploitant die, zonder specifieke oorzaak, een verhoogde sterfte of andere tekenen van een ernstige ziekte of een aanzienlijke daling van de (dierlijke) productie vaststelt, dit onmiddellijk te melden bij: 1° zijn bedrijfsdierenarts, of;2° een dierenarts naar keuze, als hij geen overeenkomst heeft met een bedrijfsdierenarts. § 2. De bedrijfsdierenarts of de dierenarts is verplicht de in paragraaf 1 bedoelde dieren te onderzoeken binnen de 24 uur volgend op de melding van de exploitant, tenzij anders bepaald in de specifieke betreffende wetgeving en, in voorkomend geval, de vereiste monsters neemt voor een laboratoriumonderzoek. § 3. Voor alle monsters verstuurd naar een erkend labo voor onderzoek naar een meldingsplichtige ziekte vermeldt de dierenarts of bedrijfsdierenarts de volgende informatie op de analyse-aanvraag: 1° de betrokken diersoort;2° de volledige identificatie van het dier of de dieren;3° de contactgegevens van de exploitant, de houder van het gezelschapsdier. HOOFDSTUK II. - Preventie-, en bestrijdingsmaatregelen Afdeling 1. - Algemeenheden

Art. 8.§ 1. Elke exploitant die een dier of een groep dieren aanvoert in zijn inrichting, met het oog op toevoeging aan een beslag, moet dit of deze dier(en) in zijn inrichting in isolatie houden tot hun gezondheidstoestand gunstig wordt geacht en voor de gevallen waar een onderzoek vereist is, tot de resultaten van deze onderzoeken voor handen zijn. § 2. De exploitant mag het of de in paragraaf 1 bedoelde dier(en) alleen toevoegen aan een beslag van zijn inrichting als de gezondheidsstatus van het of de dier(en) overeenkomt met dit van het beslag waaraan het wordt toegevoegd. § 3. Wanneer een exploitant een dier toevoegt aan een beslag zonder rekening te houden met de bepalingen van paragraaf 1, wordt aan alle dieren van dezelfde diersoort in het betrokken beslag de laagste gezondheidsstatus toegekend.

Art. 9.§ 1. Indien het Agentschap een regularisatie toestaat voor een dier binnengebracht op het Belgisch grondgebied, waarvoor het gezondheidscertificaat niet voorgelegd kan worden hoewel dit vereist is in toepassing van artikel 143 van de verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid door de geldende regelgeving: 1° mag het dier niet verplaatst worden zonder voorafgaande toelating van het Agentschap;2° moet de houder binnen 24 uur na de controle van het Agentschap een beroep doen op een erkende dierenarts om op eigen kosten de identiteit van het dier te controleren en de onderzoeken voorzien in 3° uit te voeren;3° controleert de erkende dierenarts de identiteit van het dier, voert minstens één klinisch onderzoek uit en neemt de nodige monsters om het dier te testen op de verschillende ziekten vermeld in deel II "gezondheidsinformatie" van het gezondheidscertificaat dat specifiek is voor de betrokken soort;4° deelt de erkende dierenarts de resultaten van de analyses en van het klinisch onderzoek mee aan de LCE die bevoegd is voor de plaats waar het dier wordt gehouden. § 2.Het Agentschap beslist over de maatregelen die op het dier en op de inrichting van aanvoer van dit dier worden genomen vóór en na de uitslag van de in paragraaf 1, onder punt 3° bedoelde onderzoeken.

Art. 10.Het Agentschap, bij vaststelling van een uitbraak van een in bijlage 1 bedoelde ziekte: 1° voert een epidemiologisch onderzoek uit;2° informeert de exploitant van de betrokken inrichting en de contactinrichtingen evenals hun bedrijfsdierenarts of in voorkomend geval hun dierenarts zoals bedoeld in artikel 7, § 1, 2° in verband met de te nemen maatregelen;als het een ziekte betreft die gezelschapsdieren treft, informeert het Agentschap hun houder en hun dierenarts ; 3° in voorkomend geval, bakent de beperkingszone, beschermingszone en de bewakingszone af rond de betreffende site;4° in geval van verplichte afslachting, informeert het Nationaal Referentielaboratorium betreffende de plaats en de datum van de afslachting, met het oog op een eventuele bemonstering. Afdeling 2. - Verplichtingen van de dierenartsen

Art. 11.Elke dierenarts, erkende dierenarts of bedrijfsdierenarts verleent zijn medewerking aan het Agentschap voor de ingestelde maatregelen om de risico's verbonden aan de dierenziekte te vermijden of te beperken. In het bijzonder: 1° verstrekt hij het Agentschap onmiddellijk alle informatie waarover hij beschikt, noodzakelijk voor het epidemiologisch onderzoek;2° neemt op verzoek van het Agentschap deel aan de overlegvergaderingen. Afdeling 3. - Verplichtingen van de exploitanten en houders van

gezelschapsdieren

Art. 12.Iedere exploitant of houder van een gezelschapsdier: 1° verstrekt het Agentschap de gevraagde inlichtingen over de gezondheidstoestand van zijn dieren, de resultaten van de onderzoeken uitgevoerd met betrekking tot de ziekte en de verplaatsingen van zijn dieren, met inbegrip van verplaatsingen van andere gevoelige diersoorten van en naar zijn inrichting of de plaats waar de dieren gehouden worden;2° verleent aan het Agentschap en aan zijn bedrijfsdierenarts of dierenarts alle noodzakelijke hulp om de toepassing van de maatregelen in dit besluit en de verschillende specifieke wetgevingen inzake dierziekten mogelijk te maken.In het bijzonder heeft hij de dieren die onderworpen zijn aan de voorziene onderzoeken onder controle op zulke wijze dat het onderzoek uitvoerbaar is; 3° mag zich niet verzetten tegen het nemen van monsters nodig voor de diagnose van de ziekte bij zijn dier;4° neemt op verzoek van het Agentschap deel aan de overlegvergaderingen.

Art. 13.§ 1. Indien de exploitant of houder van een gezelschapsdier, de bepalingen van de verschillende specifieke wetgevingen inzake dierziekten niet uitvoert of er zijn medewerking niet aan verleent, na kennisgeving ervan door het Agentschap en binnen de voorziene termijn: 1° kunnen deze ambtshalve worden toegepast door het Agentschap op kosten van de exploitant of de houder van het gezelschapsdier;2° indien van toepassing, kan het Agentschap de inrichting onder verdenking plaatsen, voor zover dit nog niet het geval is.Het sanitaire statuut voor de betreffende dierziekte wordt opgeschort. § 2. In voorkomend geval en indien na de termijn vermeld in de eerste paragraaf de voorwaarden voor het herwinnen van het "vrije" sanitaire statuut voor de betrokken ziekte niet voldaan zijn, trekt het Agentschap het vrije statuut van de betrokken inrichting in.

Art. 14.§ 1. De kosten voor de uitvoering van de bewakings-, preventie-, bestrijdings- en/of uitroeiingsmaatregelen in toepassing van dit besluit, of andere specifieke wetgeving met betrekking tot dierziekten, zijn ten laste van de exploitant of de houder van een gezelschapsdier, tenzij anders bepaald in de desbetreffende wetgeving en onverminderd de toekenning van overheidssteun. § 2. De kosten voor het beheer van de sanitaire statuten van de beslagen en de daarmee gepaard gaande dienstverlening aan de exploitant, zijn ten laste van de exploitanten, tenzij anders bepaald wordt in de specifieke regelgeving. Afdeling 4. - Reiniging en ontsmetting voor dierenziekten andere dan

deze bedoeld in categorie A, zoals bedoeld in de uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van de Commissie van 3 december 2018 betreffende de toepassing op de categorieën in de lijst opgenomen ziekten, van bepaalde regels voor de preventie en bestrijding van ziekten en tot vaststelling van een lijst van soorten en groepen soorten die een aanzienlijk risico vormen in verband met de verspreiding van die ziekten

Art. 15.§ 1. Elke exploitant van een inrichting waar een in bijlage 1 genoemde ziekte is bevestigd of die dieren ontvangen heeft van een uitbraak neemt de volgende maatregelen vóór een herbevolking : 1° een grondige natte reiniging gevolgd door een ontsmetting, onmiddellijk na het afvoeren van alle vermoedelijke en bevestigde gevallen en vóór de herbevolking, van: a) alle delen en structuren van de inrichting waar vermoedelijke en/of bevestigde gevallen verbleven hebben;b) alle voorzieningen, vervoermiddelen, laadkisten, kooien of laadmanden en uitrusting, na het vervoer van dieren of producten vanuit uitbraken;c) laad- of losplaatsen voor dieren;2° in voorkomend geval, een veilige verwijdering van de inrichting van: a) alle diervoeders, mest, strooisel, materialen, stoffen en uitrusting gebruikt in de inrichting voor medische of productiedoeleinden en die mogelijk zijn besmet;b) alle beschermende kleding of veiligheidsuitrusting die door exploitanten en bezoekers wordt gebruikt. § 2. Het door de exploitant voorgestelde protocol voor reiniging en ontsmetting moet voordien door het Agentschap goedgekeurd worden en de stappen volgen zoals bedoeld in bijlage 3. § 3. Bij leegstand als gevolg van een afslachting, ruiming of verdelging op bevel moet de reiniging en ontsmetting van de inrichting zo snel mogelijk worden uitgevoerd nadat het laatste dier waarop het slachtbevel of het bevel tot verdelging betrekking heeft is verwijderd en uiterlijk binnen een termijn van maximaal eenentwintig dagen.

Na afloop van de reinigings- en ontsmettingswerkzaamheden moet een sanitaire leegstand van eenentwintig dagen worden gerespecteerd behalve ingeval de 7 stappen van het reinigings- en ontsmettingsprotocol correct werden toegepast.

Art. 16.§ 1. Het Agentschap controleert of het vooraf door het Agentschap goedgekeurde reinigings- en ontsmettingsprotocol correct werd toegepast. § 2. Het Agentschap verleent de inrichting opnieuw het statuut "vrij" van de betrokken ziekte" en heft de maatregelen slechts op indien de reiniging en ontsmetting correct werden uitgevoerd. Deze moeten beëindigd worden uiterlijk 1 maand na de verwijdering van het laatste dier waarop het slachtbevel of bevel tot verdelging betrekking heeft, tenzij anders bepaald in de desbetreffende wetgeving.

Art. 17.Het Agentschap kan, op basis van een risicobeoordeling, een weide als besmet beschouwen en het gebruik ervan voor weidegang verbieden gedurende een periode die lang genoeg is om het risico van persistentie van het pathogeen als verwaarloosbaar te kunnen beschouwen. Afdeling 5. - Vervoer en het slachten van dieren waarvoor een

slachtbevel werd opgemaakt of dieren afkomstig van een inrichting onder verdenking of een uitbraak Onderafdeling 1. - Aangeduid slachthuis

Art. 18.§ 1. Een aangeduid slachthuis is een slachthuis dat voldoet aan de volgende voorwaarden: 1° het slachthuis respecteert de bepalingen inzake "verdachte dieren" van de hierna vermelde wetgeving: a) verordening (EG) 853/2004 van het Europees parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong, bijlage III: i.sectie I, hoofdstuk II, punt 1, b) en punt 7, ii. sectie I, hoofdstuk IV, punt 20, iii. sectie II, hoofdstuk IV, punt 10; b) koninklijk besluit van 30 november 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/11/2015 pub. 15/12/2015 numac 2015018401 bron federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de hygiëne van levensmiddelen van dierlijke oorsprong sluiten betreffende de hygiëne van levensmiddelen van dierlijke oorsprong, bijlage 3, I;2° het slachthuis heeft in de laatste vijf jaar geen overtredingen begaan met betrekking tot de in dit besluit voorziene bepalingen inzake het slachten van dieren met een slachtbevel. § 2. Het Agentschap stelt een lijst op van slachthuizen die beantwoorden aan de bepalingen van paragraaf 1 en publiceert deze lijst op haar website.

Onderafdeling 2. - Vervoer van dieren met een slachtbevel naar een aangeduid slachthuis

Art. 19.De exploitant van de dieren waarvoor een slachtbevel werd afgeleverd, laat deze dieren slachten in een aangeduid slachthuis naar keuze dat voorkomt op de lijst bedoeld in artikel 18, § 2, ten laatste binnen de dertig dagen na de afgifte van de slachtbevel door het Agentschap.

Art. 20.Deze dieren dienen rechtstreeks vanuit de inrichting met een door het Agentschap verzegeld transportmiddel naar het aangeduid slachthuis vervoerd te worden. Het is verboden deze dieren tegelijkertijd met dieren van een andere inrichting te vervoeren.

Onderafdeling 3. - Vervoersdocument voor het gebruik bij vervoer van dieren met een slachtbevel, dieren afkomstig van een inrichting onder verdenking of een uitbraak

Art. 21.Voor elk transport van dieren met een slachtbevel of dieren afkomstig van een inrichting onder verdenking of een uitbraak, naar een aangeduid slachthuis, vraagt de exploitant bij het Agentschap een vervoersdocument per lot van dieren aan. Deze aanvraag gebeurt minstens achtenveertig uur voorafgaand aan het transport naar het aangeduid slachthuis en volgens de richtlijnen van het Agentschap.

Art. 22.De exploitant brengt het aangeduid slachthuis minstens achtenveertig uur voorafgaand aan het vervoer op de hoogte van de aanvoer.

Art. 23.Voor elke lot van dieren bedoeld in artikel 21 stelt het Agentschap een vervoersdocument op dat de volgende gegevens vermeldt: 1° de naam, voornaam en adres van de exploitant;2° het beslagnummer of identificatie van de inrichting van herkomst;3° de identificatie van de betrokken dieren;4° de uiterste slachtdatum;5° het aangeduide slachthuis;6° de vervoerder;7° in geval van verplichte afslachting, het aantal zegels en de identificatie ervan. Dit origineel vervoersdocument vergezelt het lot dieren tot in het aangeduid slachthuis.

Zelfs indien de exploitant een beroep doet op een handelaar, blijft de exploitant verplicht om het voedselketeninformatiedocument zoals voorzien in de Europese regelgeving evenals het vervoersdocument in te vullen en over te maken aan de vervoerder.

Art. 24.Het vervoersdocument wordt als volgt gebruikt: 1° de exploitant vult zijn deel van het vervoersdocument in en overhandigt het vervoersdocument vervolgens aan de vervoerder bij het laden van de dieren.Hij informeert de vervoerder dat het een transport betreft van dieren zoals bedoeld in artikel 21; 2° de vervoerder bevestigt dat hij kennis heeft genomen van de aard van het transport door het invullen en ondertekenen van zijn deel van het vervoersdocument dat hem overhandigd werd;3° op het moment van aankomst van de dieren in het slachthuis bevestigt de uitbater van het aangeduid slachthuis dat hij kennis heeft genomen van de reden van slachting van deze dieren en meldt de aankomst van de dieren onmiddellijk aan de officiële dierenarts in het slachthuis;4° op het moment van de ante mortem keuring, bevestigt de officiële dierenarts in het slachthuis dat alle dieren vermeld op het vervoersdocument op het slachthuis aangekomen zijn en dat hij kennis heeft genomen van de reden van slachting van de dieren door het invullen en ondertekenen van zijn deel van het vervoersdocument.

Art. 25.De officiële dierenarts in het slachthuis registreert alle gegevens met betrekking tot de slachting en meldt elke vastgestelde onregelmatigheid met betrekking tot het vervoer en het uitladen van de dieren onmiddellijk volgens de instructies die hem door het Agentschap worden gegeven.

Art. 26.De exploitant, de vervoerder, de uitbater van het aangeduide slachthuis en de officiële dierenarts in het slachthuis, bewaren elk een kopie van het vervoersdocument gedurende minstens een jaar.

Onderafdeling 4. - Verplichtingen van de uitbater van het slachthuis

Art. 27.Op het moment dat een lot dieren bedoeld in artikel 21 wordt aangeboden in zijn slachthuis dient de uitbater van een aangeduid slachthuis de volgende bepalingen te volgen: 1° hij vermeldt in het register van het slachthuis de bijzondere reden van de slachting;2° hij houdt de dieren van het lot, gescheiden van andere dieren;3° de dieren van het lot worden als laatste geslacht maar ten laatste binnen de vierentwintig uur na hun aankomst op het slachthuis;4° hij brengt minstens vierentwintig uur voorafgaand aan elke geplande slachting van een dergelijk lot dieren, de officiële dierenarts in het slachthuis hiervan op de hoogte;5° hij organiseert het slachtproces zodanig dat de veiligheid van het personeel gegarandeerd is en de officiële dierenarts de nodige onderzoeken en staalnames kan verrichten;6° hij laat de reiniging en ontsmetting van het slachthuis, na het slachten van het lot dieren, beoordelen door de officiële dierenarts voordat een nieuwe slachtactiviteit plaatsvindt. Onderafdeling 5. - Verplichtingen van de officiële dierenarts in het slachthuis en van de vervoerder

Art. 28.§ 1. De officiële dierenarts in het aangeduid slachthuis dient, op het moment dat dieren bedoeld in artikel 21 worden aangeboden, de volgende bepalingen te volgen: 1° hij/zij gaat over tot een bijzonder onderzoek van de dieren met het oog op de opsporing van de ziekte en neemt monsters overeenkomstig de bepalingen van de vigerende specifieke wetgeving;2° als bewijs van de slachting stuurt hij/zij, binnen de acht dagen na de slachting, het vervoersdocument bedoeld in artikel 23, nadat het behoorlijk door hem of haar werd ingevuld en ondertekend, terug naar het Agentschap. § 2. De vervoerder die de dieren heeft vervoerd naar een aangeduid slachthuis, dient de reiniging en ontsmetting van het gebruikte voertuig te laten controleren door de officiële dierenarts in het slachthuis voordat dit voertuig het slachthuis verlaat.

Art. 29.§ 1. Om onnodig dierenleed te voorkomen kan het Agentschap een bevel tot euthanasie afleveren. In dit geval wordt de euthanasie uitgevoerd op de inrichting door de bedrijfsdierenarts onder toezicht van het Agentschap.

De kosten voor de euthanasie evenals de kosten voor het vervoer van het kadaver naar het destructiebedrijf zijn ten laste van de exploitant. § 2. Indien monsternames dienen te gebeuren met het oog op het opsporen van een ziekte, wordt het kadaver vervoerd naar een erkend laboratorium onder omstandigheden die een contaminatie van de omgeving voorkomen en dit op kosten van de exploitant. Afdeling 6. - Beheer van melk en melkproducten afkomstig

uit inrichtingen onder verdenking of tot uitbraak verklaard

Art. 30.De in de artikelen 31 en 32 vastgestelde maatregelen zijn van toepassing op melk en melkproducten afkomstig van een inrichting onder verdenking of die tot haard werd verklaard van een besmettelijke ziekte die via melk en melkproducten op de mens kan worden overgedragen, tenzij in de specifieke wetgeving anders is bepaald.

Art. 31.Op een inrichting onder verdenking gelden de volgende maatregelen: 1° in afwachting van de resultaten van de opsporingstests naar de ziekte, mogen melk en melkproducten van dieren van een inrichting onder verdenking gebruikt worden voor menselijke of dierlijke consumptie op voorwaarde dat zij eerst een adequate hittebehandeling hebben ondergaan.Indien dit niet mogelijk is, dienen de melk en de melkproducten vernietigd te worden; 2° de melk van dieren die een niet-negatief resultaat verkregen met een opsporingstests op de ziekte, mag worden gebruikt voor de dieren die in de inrichting worden gehouden, op voorwaarde dat deze vooraf een adequate hittebehandeling heeft ondergaan.Indien dit niet mogelijk is, dient de melk vernietigd te worden; 3° de melk van dieren die negatief reageren op een opsporingstest naar de ziekte, mag voor menselijke of dierlijke consumptie worden gebruikt op voorwaarde dat zij eerst een adequate hittebehandeling heeft ondergaan.

Art. 32.Op een inrichting die tot uitbraak werd verklaard gelden de volgende maatregelen: 1° in geval van totale afslachting: a.is de verkoop, levering of gebruik van melk afkomstig van dieren waarvoor een slachtbevel is uitgevaardigd, verboden en moet de melk afkomstig van deze dieren vernietigd worden; b. mag, in afwijking van het bepaalde onder punt a., en overeenkomstig artikel 28, lid 1, a) van verordening (EU) 2020/689, de melk afkomstig van dieren waarvoor een slachtbevel werd uitgevaardigd, enkel worden toegediend aan dieren die in dezelfde inrichting worden gehouden op voorwaarde dat de melk eerst een adequate hittebehandeling heeft ondergaan; 2° in geval van gedeeltelijke afslachting: a.is de verkoop, levering of gebruik van melk afkomstig van dieren waarvoor een slachtbevel is uitgevaardigd verboden en moet de melk afkomstig van deze dieren vernietigd worden; b. mag, in afwijking van het bepaalde in punt a., en overeenkomstig artikel 28, lid 1, a) van verordening (EU) 2020/689, de melk afkomstig van dieren waarvoor een slachtbevel werd uitgevaardigd, worden toegediend aan dieren die in dezelfde inrichting worden gehouden op voorwaarde dat de melk eerst een adequate hittebehandeling heeft ondergaan; c. mag de melk van dieren die negatief reageren op een opsporingstest naar de ziekte, voor menselijke of dierlijke consumptie worden gebruikt, op voorwaarde dat de melk eerst een adequate hittebehandeling heeft ondergaan.

Art. 33.De maatregelen beschreven in de artikelen 31 en 32 zijn van toepassing totdat de ziektevrije status van de inrichting is herwonnen. Afdeling 7. - Isolatie en quarantaine

Art. 34.§ 1. Erkende quarantaine inrichtingen zoals bedoeld in artikel 14 van de verordening (EU) 2019/2035 zijn, in voorkomend geval, bedoeld om dieren te huisvesten: 1° afkomstig van een Belgische inrichting die niet vrij is van een bepaalde ziekte, vooraleer ze verzonden worden naar een andere lidstaat of regio met een goedgekeurd programma of met een officieel vrij statuut voor deze ziekte;2° die ingevoerd zijn vanuit derde landen;3° bestemd om uitgevoerd te worden naar derde landen. § 2. Quarantaine inrichtingen zoals bedoeld in artikel 4, 38) van de verordening (EU) 2016/429 zijn in voorkomend geval bedoeld om dieren te huisvesten: 1° voorafgaand en na elke verplaatsing naar een geconsigneerde inrichting;2° afkomstig van een Belgische inrichting die vrij is van een bepaalde ziekte en waarvoor in België een officieel goedgekeurd uitroeiingsprogramma loopt, vooraleer ze verzonden worden naar een andere lidstaat of regio met een officieel vrij statuut voor deze ziekte. § 3. In het kader van de nationale handel dient de isolatie van dieren te gebeuren volgens de bepalingen vastgelegd in artikel 8 van dit besluit. HOOFDSTUK III. - Opheffingsbepalingen

Art. 35.Opgeheven worden: 1° het koninklijk besluit van 20 september 1883 houdende reglement van algemeen bestuur van de diergeneeskundige politie, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 september 2016;2° het koninklijk besluit van 3 februari 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/02/2014 pub. 11/03/2014 numac 2014024064 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit tot aanwijzing van de dierenziekten die vallen onder de toepassing van hoofdstuk III van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987 en tot regeling van de aangifteplicht sluiten tot aanwijzing van de dierenziekten die vallen onder de toepassing van hoofdstuk III van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987 en tot regeling van de aangifteplicht, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 juni 2020;3° het koninklijk besluit van 17 januari 2021Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/01/2021 pub. 29/01/2021 numac 2021030238 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van rundertuberculose sluiten betreffende de bestrijding van rundertuberculose;4° artikelen 4, § 1, 7, § 3, 8, 14, § 2, 15, § 4, 17, § 1,3°, 17, § 2, 19, § 2, 23 en 26 van het koninklijk besluit van 11 december 2023Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 11/12/2023 pub. 22/12/2023 numac 2023048369 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van de runder-, schapen- en geitenbrucellose sluiten betreffende de bestrijding van de runder-, schapen- en geitenbrucellose;5° de artikelen 4, § 1, 7, § 2, 8, 16, 3°, 18, § 2, 21 en 23 van het koninklijk besluit van 18 januari 2024Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/08/1991 pub. 06/07/2011 numac 2011000415 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde Officieuze coördinatie in het Duits sluiten0 betreffende de bestrijding van de enzoötische runderleucose. HOOFDSTUK IV. - Uitvoeringsbepaling

Art. 36.De minister bevoegd voor de Veiligheid van de Voedselketen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 18 april 2024.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Landbouw, D. CLARINVAL

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^