Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 28 februari 1999
gepubliceerd op 26 maart 1999

Koninklijk besluit houdende bijzondere maatregelen van epidemiologisch toezicht op en preventie van aangifteplichtige runderziekten

bron
ministerie van middenstand en landbouw
numac
1999016069
pub.
26/03/1999
prom.
28/02/1999
ELI
eli/besluit/1999/02/28/1999016069/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

28 FEBRUARI 1999. - Koninklijk besluit houdende bijzondere maatregelen van epidemiologisch toezicht op en preventie van aangifteplichtige runderziekten


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de dierengezondheidswet van 24 maart 1987 gewijzigd bij de wetten van 29 december 1990, 20 juli 1991, 6 augustus 1993, 21 december 1994, 20 december 1995 en 23 maart 1998;

Gelet op het advies van de Raad van het Fonds voor de gezondheid en de produktie van de dieren, gegeven op 26 oktober 1995;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Verantwoordelijke : de houder die over de runderen een tijdelijk of permanent toezicht en beheer uitoefent;2° Bedrijfsdierenarts : de erkende dierenarts die overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 door de verantwoordelijke is aangewezen om in de geografische entiteit de reglementaire controles en profylactische ingrepen op de runderen van het beslag uit te voeren;3° Centrum voor preventie en de diergeneeskundige begeleiding : een centrum dat erkend is voor de opsporing van aangifteplichtige ziekten en dat behoort tot een verbond van verenigingen tot bestrijding van dierenziekten, bedoeld in hoofdstuk II van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987;4° Dienst : de Veterinaire Diensten van het Ministerie van Landbouw;5° Minister : de Minister die de Landbouw onder zijn bevoegdheid heeft.

Art. 2.§ 1. Iedere verantwoordelijke is verplicht een bedrijfsdierenarts aan te wijzen. De erkende dierenarts gekozen door een verantwoordelijke, mag deze aanwijzing weigeren. Elke weigering van de verantwoordelijke om een bedrijfsdierenarts aan te wijzen, zal gestraft worden door het inhouden, tot op het ogenblik dat de verantwoordelijke een bedrijfsdierenarts aanwijst, van de identificatiedocumenten bedoeld in artikel 16 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van de runderen.

De verantwoordelijke en de overeenkomstig het eerste lid aangewezen bedrijfsdierenarts die de opdracht aanvaardt, sluiten een overeenkomst, volgens het model gevoegd als bijlage bij dit besluit.

De overeenkomst wordt opgesteld in twee exemplaren, waarvan er één bestemd is voor elke partij. Een erkende dierenarts mag ten hoogste 100 overeenkomsten sluiten met verantwoordelijken. De bedrijfsdierenarts zendt zonder verwijl een afschrift van zijn exemplaar aan de inspecteur-dierenarts van het ambtsgebied waar het betrokken bedrijf gelegen is. § 2. De contracterende partijen kunnen de in de voorgaande paragraaf bedoelde overeenkomst opzeggen door een ter post aangetekend schrijven aan de andere partij, waarvan terzelfdertijd een afschrift aan de in- specteur-dierenarts wordt gezonden. De overeenkomst eindigt pas bij de aanwijzing van een nieuwe bedrijfsdierenarts, vanaf het ogenblik dat de oorspronkelijke bedrijfsdierenarts hiervan schriftelijk op de hoogte is gebracht.

Evenwel kan na 30 dagen de inspecteur-dierenarts een erkende dierenarts aanwijzen als bedrijfsdierenarts en overgaan tot het invorderen van de kosten. Elke weigering van de verantwoordelijke om een bedrijfsdierenarts aan te wijzen, zal gestraft worden door het inhouden van de identificatiedocumenten bedoeld in artikel 16 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassings-modaliteiten voor de epidemiologische bewaking van de runderen.

Art. 3.§ 1. De verantwoordelijke is verplicht de bedrijfsdierenarts te ontbieden binnen 48 uren na het opnemen van een nieuw rund in het afzonderingslokaal van zijn geografische entiteit. § 2. De in toepassing van § 1 ontboden bedrijfsdierenarts moet zich binnen de 3 dagen na de oproep door de verantwoordelijke naar de geografische entiteit begeven teneinde de identificatie van het toegevoegde rund te controleren, de verplichte onderzoeken en staalnames te verrichten en de stalen te versturen naar het centrum voor preventie en de diergeneeskundige begeleiding bevoegd voor de geografische entiteit. De bedrijfsdierenarts kan een andere aangenomen dierenarts aanwijzen om onder zijn verantwoordelijkheid de hierboven vermelde opdrachten uit te voeren. § 3. De verantwoordelijke kan het rund pas in zijn beslag opnemen nadat de resultaten van het in § 2 bedoelde onderzoek negatief blijken te zijn.

Art. 4.§ 1. Onverminderd de bepalingen in artikel 3, is de verantwoordelijke verplicht, van zodra hij bij één of meerdere runderen abnormaal speekselen vaststelt, onmiddellijk een beroep te doen op de door hem aangewezen bedrijfsdierenarts. § 2. De in toepassing van § 1 opgeroepen bedrijfsdierenarts begeeft zich onverwijld ter plaatse en onderzoekt de runderen van het beslag.

Indien zijn klinisch onderzoek geen uitsluitsel geeft over de verdenking van een aangifteplichtige epizoötische ziekte, verwittigt hij onmiddellijk de inspecteur-dierenarts en volgt hij diens onderrichtingen. Indien hij in de onmogelijkheid verkeert de inspecteur-dierenarts te verwittigen, gaat hij over tot het nemen van stalen nodig voor de diagnose van de vermoedelijke ziekte en brengt ze onverwijld en op de snelste wijze weg naar het centrum voor preventie en de diergeneeskundige begeleiding of in geval dit niet mogelijk is, rechtstreeks naar het Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie.

Vooraleer de geografische entiteit te verlaten, neemt hij de nodige maatregelen voor het ontsmetten van zijn voertuig en zijn materiaal en hij mag geen andere bezoeken afleggen bij tweehoevige dieren vooraleer hij daartoe toelating heeft verkregen van de inspecteur-dierenarts. § 3. Elke dierenarts die abnormaal speekselen vaststelt bij een rund waardoor dat verdacht wordt van een aangifteplichtige epizoötische ziekte, dient te handelen overeenkomstig § 2.

Art. 5.§ 1. Onverminderd de bepalingen in artikelen 3 en 4, is de verantwoordelijke verplicht, van zodra hij bij een rund van zijn beslag enig teken van een besmettelijke ziekte waarneemt, onmiddellijk een beroep te doen op de door hem aangewezen bedrijfsdierenarts. § 2. De in toepassing van voorgaande paragraaf opgeroepen bedrijfsdierenarts onderzoekt binnen 24 uur de runderen van het beslag. Indien bij zijn klinisch onderzoek een aangifteplichtige ziekte niet kan worden uitgesloten, brengt hij de inspecteur-dierenarts hiervan dadelijk op de hoogte en maakt hij diagnostisch materiaal over aan het centrum voor preventie en de diergeneeskundige begeleiding bevoegd voor de geografische entiteit vergezeld van een nadere verklaring van de vermoedelijke ziekte.

Art. 6.De inspecteur-dierenarts kan de aangewezen bedrijfsdierenarts opvorderen voor elke verrichting betreffende de profylaxie of de opsporing van een aangifteplichtige ziekte in de geografische entiteit.

Hij deelt aan de bedrijfsdierenarts de termijn en de uitvoeringsmodaliteiten voor de voorgeschreven verrichtingen mee.

De bedrijfsdierenarts voert, met de medewerking van de verantwoordelijke, de werkzaamheden uit binnen de termijn en volgens de modaliteiten voorgeschreven door de inspecteur-dierenarts.

Art. 7.Indien ofwel de verantwoordelijke, ofwel de bedrijfsdierenarts op om het even welke wijze het uitvoeren van de verplichtingen bepaald bij dit besluit verwaarloost, verhindert of ondoeltreffend maakt, is de andere betrokken partij ertoe gehouden dit onmiddellijk aan de inspecteur-dierenarts mede te delen.

Art. 8.De Minister kan bij voorrang de in artikel 2 bedoelde bedrijfsdierenartsen opvorderen voor het dringend uitvoeren van reglementaire profylactische ingrepen in toepassing van artikel 9bis van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987. De opgevorderde bedrijfsdierenartsen zijn verplicht die ingrepen binnen de gestelde termijn uit te voeren.

Art. 9.§ 1. Indien de verantwoordelijke de bepalingen van artikelen 4 en 5 niet naleeft, wordt de vergoeding voor de dieren die op bevel worden afgemaakt en vernietigd in het kader van een bestaand bestrijdings- en uitroeiingsprogramma, overeenkomstig artikel 8 van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, gehalveerd, onverminderd de toepassing van artikel 10 van dit besluit. § 2. Indien de bedrijfsdierenarts de bepalingen van dit besluit niet naleeft, wordt zijn erkenning door de Minister, op voorstel van de Dienst, geschorst voor een periode van ten minste één jaar, onverminderd de toepassing van artikel 10 van dit besluit en van het koninklijk besluit van 15 maart 1926 houdende het inrichtingsreglement van de Veeartsenijkundige Dienst.

De Dienst doet het in het vorige lid bedoelde voorstel op basis van een verslag van de bevoegde inspecteur-dierenarts. Dit verslag wordt ter kennis gebracht van de betrokken bedrijfsdierenarts. De bedrijfsdierenarts kan binnen acht dagen na de kennisgeving de Dienst bij aangetekend schrijven verzoeken om te worden gehoord. De bedrijfsdierenarts moet gehoord worden binnen veertien dagen na het indienen van dit verzoek.

Art. 10.Overtreding van de bepalingen van dit besluit wordt gestraft overeenkomstig de bepalingen van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987.

Art. 11.Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de tweede maand na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 12.Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 28 februari 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN

Bijlage Overeenkomst tussen de verantwoordelijke en de als bedrijfsdierenarts aangewezen dierenarts voor het uitvoeren van de bijzondere maatregelen van epidemiologisch toezicht op en preventie van aangifteplichtige runderziekten 1. De ondergetekende, .. . . . (naam en voornaam) . . . . . (volledig adres) Verantwoordelijke van het beslag gelegen te . . . . . . . . . . (volledig adres) wijst, in toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van . . . . . betreffende de bijzondere maatregelen van epidemiologisch toezicht op en preventie van aangifteplichtige runderziekten, Dr . . . . . (naam en voornaam) erkende dierenarts te . . . . . (gemeente) . . . . . (straat en nummer) aan als bedrijfsdierenarts voor het uitvoeren van de bijzondere maatregelen van epidemiologisch toezicht op en preventie van aangifteplichtige runderziekten. 2. De ondergetekende, Dr .. . . . (naam en voornaam) erkende dierenarts te . . . . . (gemeente) ordenummer . . . . . verklaart kennis genomen te hebben van zijn aanwijzing als bedrijfsdierenarts door de heer . . . . . (naam en voornaam) verantwoordelijke te . . . . . (gemeente) voor het uitvoeren van de bijzondere maatregelen van epidemiologisch toezicht op en preventie van aangifteplichtige runderziekten.

Hij verbindt zich ertoe in geval van verhindering of ziekte een erkende dierenarts ter vervanging aan te wijzen. 3. Opgesteld de............... te in twee exemplaren, waarvan één door de verantwoordelijke en één door de dierenarts wordt gehouden. De dierenarts maakt een afschrift van zijn exemplaar over aan de inspecteur-dierenarts.

Handtekening van de verantwoordelijke, Handtekening van de dierenarts, Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 28 februari 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN

^