Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 18 juli 2021
gepubliceerd op 29 september 2021

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 december 2020, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid, betreffende de wijziging van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, het pensioenreglement, het solidariteitsreglement en van de sectorale technische nota

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2021042088
pub.
29/09/2021
prom.
18/07/2021
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

18 JULI 2021. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 december 2020, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid, betreffende de wijziging van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, het pensioenreglement, het solidariteitsreglement en van de sectorale technische nota (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 14 december 2020, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid, betreffende de wijziging van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, het pensioenreglement, het solidariteitsreglement en van de sectorale technische nota.

Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 18 juli 2021.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad: Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid Collectieve arbeidsovereenkomst van 14 december 2020 Wijziging van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, het pensioenreglement, het solidariteitsreglement en van de sectorale technische nota (Overeenkomst geregistreerd op 14 januari 2021 onder het nummer 162728/CO/209) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.§ 1. Deze overeenkomst is van toepassing op de werkgevers, die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité 209 voor de bedienden van de metaalfabrikatennijverheid, en op de werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bedienden die deze werkgevers tewerkstellen. § 2. Onder "werkgever" wordt verstaan: zowel de juridische entiteit (op basis van het ondernemingsnummer) als de vestigingseenheden (op basis van het vestigingseenheidnummer) indien de juridische entiteit over meerdere vestigingseenheden beschikt. HOOFDSTUK II. - Voorwerp

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wijzigt de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 december 2019 (met registratienummer 157451/CO/209) tot wijziging van het reglement van de groepsverzekering die het sociaal sectoraal pensioenstelsel uitvoert, en van de sectorale technische nota en ter verduidelijking bij een aantal aspecten van het sectorale pensioenstelsel.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft als voorwerp: a) de coördinatie van de basiskenmerken en de regels inzake het beheer en de uitvoering van het sociaal sectoraal pensioenstelsel en de verduidelijking van een aantal aspecten van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, zoals vastgelegd in de sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten, opgesomd in artikel 18 van deze collectieve arbeidsovereenkomst;b) de wijziging vanaf 1 januari 2020 van de regeling met betrekking tot de administratie- en werkingskosten in uitvoering van de beslissing van de representatieve organisaties in het Paritair Comité 209 voor de bedienden van de metaalfabrikatennijverheid, zoals beschreven in artikel 23 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 mei 2020 (met registratienummer 159523/CO/209) tot wijziging en coördinatie van de statuten van het "Sociaal Fonds voor de bedienden metaal - Fonds voor bestaanszekerheid";c) de wijziging en vervanging met ingang van 1 januari 2020 van het reglement van de groepsverzekering die het sociaal sectoraal pensioenstelsel uitvoert, opgenomen in bijlage 1 bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 december 2019 met registratienummer 157451/CO/209;d) de wijziging en vervanging met ingang van 1 januari 2020 van de technische nota, opgenomen in bijlage 2 bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 december 2019 met registratienummer 157451/CO/209.

Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten met toepassing van artikel 10 van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid.

De wet van 28 april 2003 zal verder kortweg "de WAP" genoemd worden.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van de beslissing van de representatieve organisaties in het Paritair Comité 209 voor de bedienden van de metaalfabrikatennijverheid en heeft als enig voorwerp de instelling van een sectoraal pensioenstelsel: - vanaf 1 april 2002 voor de bedienden van de werkgevers, die niet vrijgesteld zijn van de deelname aan het sectoraal pensioenstelsel of geen gebruik hebben gemaakt van "opting-out" (zie hoofdstuk X van deze collectieve arbeidsovereenkomst); - vanaf 1 juli 2007 voor de kaderleden van de werkgevers, die niet vrijgesteld zijn van de deelname aan het sectoraal pensioenstelsel of geen gebruik hebben gemaakt van "opting-out" (zie hoofdstuk X van deze collectieve arbeidsovereenkomst).

Met ingang van 1 januari 2017 werd het sectoraal pensioenstelsel omgevormd tot een sociaal sectoraal pensioenstelsel via de invoering van een solidariteitstoezegging. Vanaf 1 januari 2017 geldt de solidariteitstoezegging eveneens voor de bedienden en de kaderleden van de werkgevers die destijds gebruik hebben gemaakt van "opting-out" (zie hoofdstuk X van deze collectieve arbeidsovereenkomst).

In artikel 18 van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt de historiek weergegeven van de verschillende sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten die in de loop van de jaren binnen het Paritair Comité 209 voor de bedienden van metaalfabrikatennijverheid werden gesloten ter invoering, wijziging en verduidelijking van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. HOOFDSTUK III. - Aanduiding van de inrichter

Art. 4.Overeenkomstig artikel 3, § 1, 5° van de WAP, wordt het "Sociaal Fonds voor de Bedienden Metaal-BIS - Fonds voor Bestaanszekerheid", afgekort SFBM-BIS, met ondernemingsnummer KBO 0682.891.282, opgericht op 1 januari 2017 via de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2017 van het paritair comité 209 (met registratienummer 142818/CO/209), aangeduid als inrichter van het sociaal sectoraal pensioenstelsel.

Het SFBM-BIS zal hierna "de inrichter" genoemd worden. HOOFDSTUK IV. - De pensioentoezegging

Art. 5.§ 1. Het sociaal sectoraal pensioenstelsel bestaat enerzijds uit een pensioentoezegging die is vastgelegd in het pensioenreglement (zie sectie 1 met de bijzondere voorwaarden en de algemene voorwaarden van het groepsverzekeringsreglement, opgenomen in bijlage 2 en bijlage 3 bij deze collectieve arbeidsovereenkomst), en anderzijds uit een solidariteitstoezegging, die verbonden is aan de pensioentoezegging en is vastgelegd in het solidariteitsreglement (zie sectie 2 met de bijzondere voorwaarden en de algemene voorwaarden van het groepsverzekeringsreglement, opgenomen in bijlage 2 en in bijlage 3 bij deze collectieve arbeidsovereenkomst). § 2. De pensioentoezegging is van het type vaste bijdragen zonder rendementsgarantie van de inrichter, doch zonder afbreuk te doen aan het wettelijk minimum rendement opgelegd door de WAP. De sectorale pensioentoezegging moet sinds de aanvang beschouwd worden als één globale pensioentoezegging. De wettelijke minimum rendementsgarantie wordt berekend op de totaliteit van de verworven reserves, opgebouwd vanaf 1 januari 2004.

Bij de kapitalisatie van de aanvullende pensioenpremies en de toepassing van de wettelijke minimum rendementsgarantie wordt de horizontale methode toegepast.

De pensioentoezegging voorziet in: - de opbouw van een aanvullend pensioenkapitaal, dat overeenkomstig de regels en de modaliteiten van het pensioenreglement wordt uitbetaald aan de aangesloten werknemer op moment van pensionering (in zoverre de betrokken werknemer bij zijn uittreding uit de sector zijn verworven reserves niet heeft overgedragen naar een andere pensioeninstelling).

Dit aanvullend pensioenkapitaal kan op verzoek van de aangesloten werknemer worden omgezet in een levenslange pensioenrente; - een overlijdenskapitaal in geval van overlijden van de aangesloten werknemer voor pensionering, dat gelijk is aan de verworven reserves die de aangesloten werknemer heeft opgebouwd in het sociaal sectoraal pensioenstelsel tot op het moment van zijn overlijden en dat wordt uitbetaald aan de begunstigden van de overleden aangesloten werknemer, overeenkomstig de regels en modaliteiten van het pensioenreglement. § 3. Deze pensioentoezegging is een verbintenis van de inrichter ten aanzien van de aangesloten werknemers. § 4. De regels en modaliteiten betreffende de pensioentoezegging worden verder vastgelegd in sectie 1 met de bijzondere en de algemene voorwaarden van het groepsverzekeringsreglement, opgenomen in de bijlagen 2 en 3 bij deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK V. - Beheer en aanduiding van de pensioeninstelling

Art. 6.§ 1. Het beheer en de uitvoering van de pensioentoezegging wordt door de inrichter toevertrouwd aan de verzekeringsonderneming Integrale nv, met maatschappelijke zetel te 4000 Luik, Place Saint-Jacques 11/101, toegelaten onder het codenummer 1530, met ondernemingsnummer KBO 0221.518.504. Integrale nv is met andere woorden aangeduid als pensioeninstelling. § 2. De beheers- en werkingsregels die worden afgesproken tussen de inrichter en Integrale nv als pensioeninstelling evenals de door Integrale nv aangerekende beheerskosten worden vastgelegd in een beheers- en verzekeringsovereenkomst, en zijn ook beschreven in de technische nota, opgenomen in bijlage 1 bij deze collectieve overeenkomst. HOOFDSTUK VI. - Verwerving van pensioenrechten

Art. 7.Overeenkomstig artikel 17 van de WAP en het pensioenreglement in sectie 1 met de bijzondere en de algemene voorwaarden van het groepsverzekeringsreglement (zoals bepaald in de bijlagen 2 en 3 bij deze collectieve arbeidsovereenkomst), kunnen alle werknemers, tewerkgesteld bij een werkgever bedoeld in artikel 1, die niet aangesloten zijn bij een evenwaardig ondernemingspensioenstelsel in het kader van een opting-out of een buiten toepassingsgebied (zie hoofdstuk X van deze collectieve arbeidsovereenkomst), hun recht op een sectoraal aanvullend pensioen laten gelden binnen de voorwaarden van het pensioen- en solidariteitsreglement. HOOFDSTUK VII. - Solidariteitstoezegging

Art. 8.§ 1. De solidariteitstoezegging voorziet, in uitvoering van artikel 43 van de WAP en het koninklijk besluit van 14 november 2003 tot vaststelling van de solidariteitsprestaties verbonden met de sociale aanvullende pensioenstelsels in de volgende solidariteitsprestaties: - de financiering van de opbouw van het aanvullend pensioen tijdens de periodes van tijdelijke werkloosheid in de zin van hoofdstuk II/1 "Regeling van schorsing van de uitvoering van de overeenkomst en regeling van gedeeltelijke arbeid" van titel III van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten; - de financiering van de opbouw van het aanvullend pensioen tijdens de periodes van arbeidsonges-chiktheid ten gevolge van ziekte of ongeval van gemeen recht (met uitzondering van een arbeidsongeval of een beroepsziekte); - de financiering van de opbouw van het aanvullend pensioen tijdens periodes voorafgaand aan het faillissement van de onderneming; - de financiering van een extra uitkering in de vorm van een rente aan de begunstigden in geval van overlijden van de aangesloten werknemer tijdens zijn beroepsloopbaan in de sector vóór de datum van pensionering. § 2. De bedragen van deze solidariteitsprestaties worden door het paritair comité 209 bepaald in een aparte collectieve arbeidsovereenkomst. § 3. Deze solidariteitstoezegging is een verbintenis van de inrichter ten aanzien van de aangesloten werknemers. § 4. De regels en de modaliteiten betreffende de solidariteitstoezegging worden verder vastgelegd in sectie 2 met de bijzondere en de algemene voorwaarden van het groepsverzekeringsreglement, opgenomen in de bijlagen 2 en 3 bij deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK VIII. - Beheer en aanduiding van de solidariteitsinstelling

Art. 9.§ 1. Het beheer en de uitvoering van de solidariteitstoezegging wordt door de inrichter toevertrouwd aan de verzekeringsonderneming Integrale nv, met maatschappelijke zetel te 4000 Luik, Place Saint-Jacques 11/101, toegelaten onder het codenummer 1530, met ondernemingsnummer KBO 0221.518.504. Integrale nv is met andere woorden aangeduid als solidariteitsinstelling. § 2. De beheers- en werkingsregels die worden afgesproken tussen de inrichter en Integrale nv als solidariteitsinstelling evenals de door Integrale nv aangerekende beheerskosten worden vastgelegd in een beheers- en verzekeringsovereenkomst, en zijn ook beschreven in de technische nota, opgenomen in bijlage 1 bij deze collectieve overeenkomst. HOOFDSTUK IX. - Bijdragen en inningsmodaliteiten

Art. 10.Algemene principes § 1. In het voordeel van de werknemers, die rechten kunnen laten gelden met betrekking tot het sociaal sectoraal pensioenstelsel, zal het "Sociaal Fonds voor de Bedienden Metaal Fonds voor Bestaanszekerheid", afgekort "SFBM", met ondernemingsnummer KBO 0541.831.805, opgericht op 1 januari 2014 via de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 november 2013 van het paritair comité 209 (met registratienummer 118373/CO/209), met ingang van 1 januari 2019 zowel de aanvullende pensioenpremies als de solidariteitsbijdragen innen ter financiering van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. § 2. Het SFBM int de aanvullende pensioenpremies en de solidariteitsbijdragen in naam en voor rekening van de inrichter bij alle werkgevers op wie het sociaal sectoraal pensioenstelsel in haar geheel van toepassing is.

Het SFBM int ook de solidariteitsbijdragen in naam en voor rekening van de inrichter bij de werkgevers op wie enkel de solidariteitstoezegging van toepassing is (omdat ze voor wat betreft de pensioentoezegging genieten van een "opting-out").

De premies tot financiering van de pensioentoezegging en de bijdragen tot financiering van de solidariteitstoezegging worden geïnd onder de vorm van procentuele kwartaalbijdragen.

Dit betekent dat de aanvullende pensioenpremies en de solidariteitsbijdragen door het SFBM driemaandelijks worden geïnd bij de betrokken werkgevers op basis van de DmfA-aangiftes.

Daarnaast kan het SFBM bij de werkgever die de aangeslotene tewerkstelt op het moment van zijn uittreding, pensionering of overlijden, in naam en voor rekening van de inrichter, de nodige premies innen die nodig zijn voor de aanzuivering van het ontbrekende deel van de gewaarborgde pensioenreserves in toepassing van de wettelijke rendementsgarantie, zoals bepaald in artikel 24 van de WAP. § 3. De eventuele taksen en sociale bijdragen zijn ten laste van de werkgever en komen bovenop de aanvullende pensioenpremies.

Het SFBM int, in naam en voor rekening van de inrichter, bij de werkgevers de sociale bijdragen, met inbegrip van de eventuele Wijninckxbijdrage, zoals bedoeld in artikel 38, § 3duodecies en § 3terdecies van de wet van 29 juni 1981, die verschuldigd zijn op de aanvullende pensioenpremies en stort deze door aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ). § 4. Het percentage van de aanvullende pensioenpremies en de solidariteitsbijdragen, alsook de modaliteiten van de inning worden vastgelegd in de sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten tot vaststelling van de statuten van het SFBM, en in de technische nota, opgenomen in bijlage 1 bij deze collectieve arbeidsovereenkomst. § 5. De concrete afspraken omtrent de inning en de doorstorting van deze aanvullende pensioenpremies en solidariteitsbijdragen worden verder uitgewerkt in een beheersovereenkomst tussen het SFBM en de inrichter. Omdat het SFBM bij de inning ondersteuning krijgt van het "Fonds voor Bestaanszekerheid van de Metaalverwerkende Nijverheid", met ondernemingsnummer KBO 0855.690.646 (opgericht bij beslissing van 13 januari 1965 van het nationaal paritair comité 111, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 februari 1965), afgekort "FBZMN", is het FBZMN ook partij bij deze beheersovereenkomst. § 6. De praktische aspecten van de inning en de doorstorting van de aanvullende pensioenpremies en solidariteitsbijdragen naar de pensioen- en solidariteitsinstelling worden vastgelegd in een beheersovereenkomst tussen de inrichter, het SFBM en Integrale.

Art. 11.Financiering van de pensioentoezegging § 1. De financiering van de pensioentoezegging zal gebeuren via een patronale pensioenpremie, die gelijk is aan een percentage van het referentieloon van de aangesloten werknemers. Het referentieloon is gelijk aan het bij de RSZ aangegeven bruto jaarloon, exclusief het enkel en het dubbel vakantiegeld. § 2. Met ingang van 1 januari 2020 bedraagt de patronale pensioenpremie 2,29 pct. van het referentieloon.

Meer concreet, betreft het 2,29 pct. op basis van de brutoloonmassa, waarbij de brutoloonmassa gelijk is aan de som van 1/1,08 op DmfA bezoldigingscode 1 met de DmfA bezoldigingscodes 2, 3, 4. § 3. De aanvullende pensioenpremies worden per kwartaal geïnd door het SFBM. Binnen de 4 maanden volgend op het einde van het betreffende kwartaal stort het SFBM de aanvullende pensioenpremies, na inhouding van de administratiekosten voor de inning ervan, in naam en voor rekening van de inrichter, door naar de pensioeninstelling (Integrale).

Met ingang van 1 januari 2020 houdt het SFBM bij elk verlopen kwartaal een forfaitair percentage in op de geïnde aanvullende pensioenpremies.

Dit forfaitair kostenpercentage wordt jaarlijks bepaald door de raad van bestuur van de inrichter. Voor 2020 is dit forfaitair kostenpercentage vastgelegd op 1 pct. van de geïnde aanvullende pensioenpremies.

Art. 12.Financiering van de solidariteitstoezegging § 1. De financiering van de solidariteitstoezegging zal gebeuren via een solidariteitsbijdrage, die gelijk is aan een percentage van het referentieloon van de aangesloten werknemers. Het referentieloon is gelijk aan het bij de RSZ aangegeven bruto jaarloon, exclusief het enkel en het dubbel vakantiegeld. § 2. Met ingang van 1 januari 2020 bedraagt de solidariteitsbijdrage 0,10 pct. van het referentieloon.

Meer concreet, betreft het 0,10 pct. op basis van de brutoloonmassa, waarbij de brutoloonmassa gelijk is aan de som van 1/1,08 op DmfA bezoldigingscode 1 met de DmfA bezoldigingscodes 2, 3 en 4. § 3. De solidariteitsbijdragen worden per kwartaal geïnd door het SFBM. Binnen de 4 maanden volgend op het einde van het betreffende kwartaal stort het SFBM 95 pct. en vanaf 1 januari 2021 96 pct. van de geïnde solidariteitsbijdragen, in naam en voor rekening van de inrichter door naar de solidariteitsinstelling. De overige 5 pct. en vanaf 1 januari 2021 de overige 4 pct. van de geïnde solidariteitsbijdragen worden tegelijkertijd doorgestort naar de inrichter ter dekking van de administratiekosten voor de inning van de solidariteitsbijdragen en diens algemene werkingskosten. HOOFDSTUK X. - Buiten toepassingsgebied en mogelijkheid tot opting-out

Art. 13.Buiten toepassingsgebied § 1. Werkgevers, die voor hun bedienden een aanvullend pensioenstelsel op ondernemingsniveau hebben ingericht vóór 11 juni 2001, dat zonder onderbreking nog steeds van toepassing is en minstens evenwaardig is aan het sectoraal aanvullend pensioenstelsel, moeten niet deelnemen aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel en worden bijgevolg uitgesloten uit het toepassingsgebied van het sociaal sectoraal pensioenstelsel in zoverre ze voldoen aan de jaarlijkse attesteringsplicht overeenkomstig § 3 van dit artikel.

Werkgevers, die voor hun kaderleden een aanvullend pensioenstelsel op ondernemingsniveau hebben ingericht vóór 31 december 2006, dat zonder onderbreking nog steeds van toepassing is en minstens evenwaardig is aan het sectoraal pensioenstelsel, moeten niet deelnemen aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel en worden bijgevolg uitgesloten uit het toepassingsgebied van het sociaal sectoraal pensioenstelsel in zoverre zij voldoen aan de jaarlijkse attesteringsplicht overeenkomstig § 3 van dit artikel.

De vrijstelling van deelname aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel wegens buiten toepassingsgebied geldt zowel voor de pensioentoezegging als voor de solidariteitstoezegging. § 2. De voorwaarden en modaliteiten omtrent het "buiten toepassingsgebied" worden verder vastgelegd in de technische nota, opgenomen in bijlage 1 bij deze collectieve arbeidsovereenkomst. § 3. Er geldt een jaarlijkse attesteringsplicht voor de werkgevers bedoeld in § 1 van dit artikel, waarvan de modaliteiten wordt vastgelegd in de technische nota, opgenomen in bijlage 1 bij deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 14.Opting-out § 1. Werkgevers, die vóór 1 april 2011 op basis van de toepasselijke sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten binnen het paritair comité 209, gebruik hebben gemaakt van de geboden mogelijkheid tot opting-out (dit is de mogelijkheid om voor een deel of het geheel van de werknemers de uitvoering van sectoraal pensioenstelsel zelf te organiseren in een pensioenstelsel op het niveau van de onderneming, zoals bepaald in artikel 9 van de WAP), kunnen de opting-out verderzetten, op voorwaarde dat ze blijven voldoen aan de voorwaarden en modaliteiten met inbegrip van de jaarlijkse attesteringsplicht, zoals vastgelegd in de technische nota, opgenomen in bijlage 1 bij deze collectieve arbeidsovereenkomst. § 2. Werkgevers die vóór 1 april 2011 gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid tot opting-out, zijn wel verplicht om zich aan te sluiten bij de solidariteitstoezegging die werd ingevoerd door de Inrichter binnen de sector en dit voor alle werknemers, die aangesloten zijn bij het pensioenstelsel op het niveau van de onderneming.

Art. 15.Reorganisaties In het kader van de overgang van een onderneming, vestiging of deel van een onderneming of een vestiging, als gevolg van een conventionele overdracht of een fusie, splitsing of andere transactie in de zin van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 32bis van 7 juni 1985 betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij wijziging van werkgever ingevolge de overgang van ondernemingen krachtens overeenkomst en tot regeling van de rechten van de werknemers die overgenomen worden bij overname van activa na faillissement of gerechtelijk akkoord door boedelafstand (zoals nadien gewijzigd), kan de werkgever voor de overgenomen of bij de reorganisatie betrokken werknemers eveneens vrijgesteld worden van deelname aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel, mits voldaan is aan de voorwaarden voor opting-out (hoofdstuk B) of van buiten toepassingsgebied (hoofdstuk C), zoals voorzien in de technische nota, opgenomen in bijlage 1 bij deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Indien een werkgever ten gevolge van een wijziging van paritair comité onder de bevoegdheid valt van het Paritair Comité 209 voor de bedienden van de metaalfabrikatennijverheid, kan de werkgever voor de betrokken werknemers eveneens vrijgesteld worden van deelname aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel, mits voldaan is aan de voorwaarden van buiten toepassingsgebied (hoofdstuk C) op het moment dat de werkgever onder de bevoegdheid van het Paritair Comité 209 voor de bedienden van de metaalfabrikatennijverheid valt, zoals voorzien in de technische nota, opgenomen in bijlage 1 bij deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 16.Alle werknemers van een werkgever, bedoeld in artikel 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, die niet aangesloten zijn bij een ander evenwaardig ondernemingspensioenstelsel in het kader van een opting-out of een buiten toepassingsgebied, zijn verplicht aangesloten aan het sectoraal sociaal pensioenstelsel. HOOFDSTUK XI. - Vervanging van het pensioenreglement, solidariteitsreglement en de technische nota

Art. 17.§ 1. Het reglement van de groepsverzekering die het sociaal sectoraal pensioenstelsel uitvoert, opgenomen in bijlage 1 bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 december 2019 met registratienummer 157451/CO/209, wordt met ingang van 1 januari 2020 vervangen door het groepsverzekeringsreglement, opgenomen in sectie 1 met de bijzondere en de algemene voorwaarden (zoals vervat in bijlage 2 en bijlage 3 bij deze collectieve arbeidsovereenkomst), en door het solidariteitsreglement, opgenomen in sectie 2 met de bijzondere en de algemene voorwaarden (zoals vervat in bijlage 2 en bijlage 3 bij deze collectieve arbeidsovereenkomst). § 2. De technische nota, opgenomen in bijlage 2 bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 december 2019 met registratienummer 157451/CO/209, wordt met ingang van 1 januari 2020 vervangen door de technische nota opgenomen in bijlage 1 bij deze collectieve arbeidsovereenkomst. § 3. Het groepsverzekeringsreglement, opgenomen in bijlagen 2 en 3 bij deze collectieve arbeidsovereenkomst, evenals de technische nota, opgenomen in bijlage 1 bij deze collectieve arbeidsovereenkomst, maken integraal deel uit van deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK XII. - Vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst

Art. 18.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt vanaf 1 januari 2020 de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 december 2019 tot wijziging van het reglement van de groepsverzekering die het sociale sectorale pensioenstelsel uitvoert en van de sectorale technische nota en ter verduidelijking van een aantal aspecten van het sectorale pensioenstelsel (met registratienummer 157451/CO/209). § 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst coördineert de basiskenmerken en de regels inzake het beheer en uitvoering van het sociaal sectoraal pensioenstelsel en verduidelijkt een aantal aspecten van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, zoals vastgelegd in de sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten, die binnen het paritair comité 209 werden gesloten met betrekking tot het sociaal sectoraal pensioenstelsel, zoals onder meer: - de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juni 2001 (met registratienummer 57918/CO/209) betreffende het nationaal akkoord 2001-2002, gesloten in het Paritair Comité 209 voor de bedienden van de metaalfabrikatennijverheid; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 2001 (met registratienummer 60649/CO/209) betreffende de uitvoering van artikel 4, §§ 2, 3 en 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juni 2001 betreffende het nationaal akkoord 2001-2002; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 maart 2002 (met registratienummer 62481/CO/209) betreffende de uitvoering van hoofdstuk II, artikel 4, §§ 1 en 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juni 2001 betreffende het nationaal akkoord 2001-2002; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 maart 2004 (met registratienummer 70726/CO/209) tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 maart 2002 betreffende de uitvoering van hoofdstuk II, artikel 4, §§ 1 en 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juni 2001 betreffende het nationaal akkoord 2001-2002; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 januari 2007 (met registratienummer 82045/CO/209) gesloten in uitvoering van het nationaal akkoord 2007-2008, tot wijziging en vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 maart 2002 tot uitvoering van hoofdstuk II, artikel 4, §§ 1 en 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juni 2001 betreffende het nationaal akkoord 2001-2002 (sectoraal aanvullend pensioen); - de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 september 2007 (met registratienummer 85840/CO/209) betreffende het nationaal akkoord 2007-2008, gesloten in het Paritair Comité 209 voor de bedienden van de metaalfabrikatennijverheid; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juli 2009 (met registratienummer 95215/CO/209) betreffende het nationaal akkoord 2009-2010, gesloten in het Paritair Comité 209 voor de bedienden van de metaalfabrikatennijverheid; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 december 2010 (met registratienummer 102881/CO/209) tot wijziging van artikel 3, § 2b van het nationaal akkoord 2009-2010; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 december 2010 (met registratienummer 102882/CO/209) tot uitvoering van artikel 3, § 4, 4de alinea van het nationaal akkoord 2009-2010; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 juli 2011 (met registratienummer 105349/CO/209) betreffende het nationaal akkoord 2011-2012, gesloten in het Paritair Comité 209 voor de bedienden van de metaalfabrikatennijverheid; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 maart 2012 (met registratienummer 109294/CO/209) tot wijziging van het reglement van de groepsverzekering die het sectorale pensioenstelsel uitvoert en van de sectorale technische nota; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juli 2013 (met registratienummer 116303/CO/209) tot wijziging van het reglement van de groepsverzekering die het sectorale pensioenstelsel uitvoert en van de sectorale technische nota; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 november 2013 (met registratienummer 118405/CO/209) tot verhoging van het bedrag van de pensioenbijdragen; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 juli 2016 (met registratienummer 134523/CO/209) tot wijziging van het reglement van de groepsverzekering die het sectorale pensioenstelsel uitvoert en van de sectorale technische nota, en opheffing van het nivelleringsfonds; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 november 2017 (met registratienummer 144393/CO/209), tot wijziging van het reglement van de groepsverzekering die het sectorale pensioenstelsel uitvoert en van de sectorale technische nota; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 december 2017 (met registratienummer 144375/CO/209) betreffende de solidariteitsuitkeringen; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 december 2019 (met registratienummer 157451/CO/209) tot wijziging van het reglement van de groepsverzekering die het sociale sectorale pensioenstelsel uitvoert en van de sectorale technische nota en tot verduidelijking van een aantal aspecten van het sectorale pensioenstelsel. § 3. Alle rechten, opgebouwd in het kader van de bovenvermelde collectieve arbeidsovereenkomsten, blijven behouden en verder beheerd door de pensioen instelling. HOOFDSTUK XIII. - Duur en opzeggings- en opheffingsprocedure

Art. 19.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2020 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.

Zij kan worden opgezegd mits aangetekend schrijven aan de voorzitter van het paritair comité 209 en met naleving van een opzeggingstermijn van 6 maanden. § 2. Voorafgaandelijk aan de opzegging van deze collectieve arbeidsovereenkomst, moet het paritair comité 209 de beslissing nemen om het sociaal sectoraal pensioenstelsel op te heffen.

Deze beslissing tot opheffing van het sociaal sectoraal pensioenstelsel is, conform artikel 10, § 1, 3° van de WAP, enkel geldig wanneer zij 80 pct. van de stemmen van de in het paritair comité 209 benoemde effectieve of plaatsvervangende leden die de werkgevers vertegenwoordigen, en 80 pct. van stemmen van de in het paritair comité 209 benoemde effectieve of plaatsvervangende leden die de werknemers vertegenwoordigen, heeft behaald.

Bijlage A aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 december 2020, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid, betreffende de wijziging van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, het pensioenreglement, het solidariteitsreglement en van de sectorale technische nota Bijzondere regelingen Deel 1

Artikel 1.De regeling van deel 1 van deze bijlage A is van toepassing op werknemers waarvoor DmfA aangiften werden ingediend in de hoedanigheid van arbeider op basis van de door de werkgever eerder gegeven kwalificatie en voor wie, door een gerechtelijke beslissing naar aanleiding waarvan de RSZ een notificatie van wijziging heeft opgesteld, beslist werd dat zij behoren tot paritair comité 209 voor wat de periode van de herkwalificatie, hierna "aangeduide periode", genoemd.

Art. 2.Wanneer deze werknemers voor hun aangeduide periode vielen onder de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende het sociaal sectoraal pensioenstelsel van paritair comité 111, is, in afwijking van de hoofdstukken III tot en met X van deze collectieve arbeidsovereenkomst, het sociaal sectoraal pensioenstelsel ingericht door deze collectieve arbeidsovereenkomst niet van toepassing met betrekking tot die aangeduide periode. Hun rechten op een aanvullend pensioen en op solidariteitsprestaties voor de aangeduide periode worden beheerst door de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomsten inzake het sociaal sectoraal pensioenstelsel van paritair comité 111 (zoals van toepassing tijdens de aangeduide periode).

Art. 3.In afwijking van artikel 4 van deze collectieve arbeidsovereenkomst en overeenkomstig artikel 3, § 1, 5° en artikel 8/1 van de WAP treedt het "Fonds voor Bestaanszekerheid van de Metaalverwerkende Nijverheid-BIS", opgericht door de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 april 2013 in de schoot van Paritair Comité 111 (met registratienummer 116824/CO/111), op als inrichter van het sociaal sectoraal pensioenstelsel voor de werknemers bedoeld in deel l van deze bijlage A en zulks voor de aangeduide periode en overeenkomstig de voorwaarden van de collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende het sociaal sectoraal pensioenstelsel van toepassing in paritair comité 111.

Deel 2

Art. 4.Voor bedienden aangesloten aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel ingericht door deze collectieve arbeidsovereenkomst, waarvoor ingevolge een gerechtelijke beslissing naar aanleiding waarvan de RSZ een notificatie van wijziging heeft opgesteld, beslist werd dat zij behoorden tot het paritair comité 111, wordt in afwijking van artikel 1.1. en 7.2. van sectie 1 met de bijzondere voorwaarden van het reglement van de groepsverzekering (opgenomen in bijlage 2 bij deze collectieve arbeidsovereenkomst) overeengekomen dat hun herkwalificatie niet beschouwd wordt als een uittreding voor zover (i) hun werkgever voor de aangeduide periode deelnam aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel van toepassing in paritair comité 209, (ii) de bijdragestortingen en de aanvullende pensioenrechten, die in opbouw (en nog niet opengevallen) zijn en niet overgedragen werden uit dit sociaal sectoraal pensioenstelsel, niet betwist worden en (iii) er ten gevolge hiervan ten gunste van de geherkwalificeerde werknemer voor de aangeduide periode slechts binnen één enkel sectoraal pensioenstelsel rechten erkend worden.

Het groepsverzekeringsreglement, dat is opgenomen in bijlagen 2 en 3 bij deze collectieve arbeidsovereenkomst, moet voor de situaties bedoeld in deze bijlage A, gelezen en toegepast worden conform de bepalingen van deze bijlage A. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 18 juli 2021.

De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE

Bijlage 1 aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 december 2020, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid, betreffende de wijziging van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, het pensioenreglement, het solidariteitsreglement en van de sectorale technische nota Technische nota Inleiding A. Modaliteiten van toepassing op het sociaal sectoraal pensioenstel beheerd door Integrale A.1. Aanwending van de aanvullende pensioenpremies en de solidariteitsbijdragen, zoals bepaald in de pensioen- en solidariteitstoezegging A.2. Tarieven van Integrale A.3. Periodes van aansluiting bij het sectoraal pensioenstelsel voorafgaand aan 1 januari 2019 A.4. Periodes van aansluiting bij het sectoraal pensioenstelsel vanaf 1 januari 2019 B. Modaliteiten van toepassing op het aanvullend pensioen in het geval van opting-out C. Modaliteiten van toepassing op het aanvullend pensioen in het geval van "buiten toepassingsgebied" Inleiding Deze technische nota vervangt met ingang van 1 januari 2020 de technische nota, die was opgenomen in bijlage 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 december 2019 met registratienummer 157451/CO/209.

Deze technische nota beschrijft de voorwaarden en de modaliteiten die van toepassing zijn op: het sociaal sectoraal pensioenstelsel beheerd door de pensioen- en solidariteitsinstelling Integrale (werkgevers die deelnemen aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel);

B. de werkgevers, die op basis van de toepasselijke sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten binnen het Paritair Comité 209 voor de bedienden van de metaalfabrikatennijverheid voor een deel of het geheel van hun werknemers gebruik hebben gemaakt van de geboden mogelijkheid tot opting-out, dit is de mogelijkheid om voor een deel of het geheel van de werknemers de uitvoering van sectoraal pensioenstelsel zelf te organiseren in een pensioenstelsel op het niveau van de onderneming, zoals bepaald in artikel 9 van de WAP(1) (werkgevers die gekozen hebben voor opting-out);

C. de werkgevers, die op basis van de toepasselijke sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten binnen het Paritair Comité 209 voor de bedienden van de metaalfabrikatennijverheid, voor een deel of het geheel van hun werknemers worden uitgesloten uit het toepassingsgebied van het sociaal sectoraal pensioenstelsel en er bijgevolg niet aan moeten deelnemen, omdat zij vóór de invoering van het sectoraal pensioenstelsel reeds een aanvullend pensioenstelsel op ondernemingsniveau hadden ingericht voor het geheel of een deel van hun werknemers, dat zonder onderbreking nog steeds van toepassing is en minstens evenwaardig is aan het sectoraal pensioenstelsel (werkgevers buiten toepassingsgebied).

De werkgever kan zich bevinden in één van de situaties A, B of C voor de totaliteit of een gedeelte van zijn werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bedienden.

Onder "werkgevers" wordt verstaan: de werkgevers, die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité 209 voor de bedienden van de metaalfabrikatennijverheid. Het begrip werkgever kan slaan op zowel de juridische entiteit (op basis van het ondernemingsnummer) als de vestigingseenheid (op basis van het vestigingseenheidnummer) indien de juridische entiteit over meerdere vestigingseenheden beschikt. Onder "werknemers" wordt verstaan: alle werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bedienden (inclusief kaderleden).

De begrippen gebruikt in deze technische nota moeten op dezelfde wijze worden begrepen en geïnterpreteerd als in de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 december 2020 tot wijziging van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, het pensioenreglement en het solidariteitsreglement en van de sectorale technische nota.

A. Modaliteiten van toepassing op het sociaal sectoraal pensioenstelsel beheerd door Integrale A.1. Aanwending van de aanvullende pensioenpremies en de solidariteitsbijdragen, zoals bepaald in de pensioen- en solidariteitstoezegging § 1. Met ingang van 1 januari 2020 bedraagt de aanvullende pensioenpremie 2,29 pct. van het op diezelfde datum gewijzigde referentieloon.

Historisch overzicht van de aanvullende pensioenpremies in de sectorale pensioentoezegging: - 0,5 pct. vanaf 1 april 2002; - 1,0 pct. vanaf 1 juli 2007 (inclusief voor de kaderleden); - 1,1 pct. vanaf 1 januari 2008 (inclusief voor de kaderleden); - 1,77 pct. vanaf 1 januari 2011 (inclusief voor de kaderleden); - 1,87 pct. vanaf 1 april 2012 (inclusief voor de kaderleden); - 1,80 pct. vanaf 1 januari 2013 en 0,17 pct. voor het nivelleringsfonds tot dekking van ontbrekende reserves op het moment van uittreding, pensionering of overlijden (inclusief voor de kaderleden). Het overschot van het nivelleringsfonds wordt jaarlijks in gelijke delen verdeeld onder de actieve aangeslotenen; - 1,97 pct. vanaf 1 januari 2016 (inclusief voor de kaderleden); - 2,29 pct. vanaf 1 januari 2020 (inclusief voor de kaderleden).

Deze percentages worden berekend op het referentiejaarloon zoals gedefinieerd in het sectoraal pensioenreglement en/of de sectorale collectieve arbeidsovreeenkomst met betrekking tot het sectoraal pensioenstelsel, van toepassing in de betreffende periode. Met ingang van 1 januari 2020 is het referentiejaarloon gelijk aan het bij de RSZ aangegeven bruto jaarloon van de aangesloten werknemer, exclusief het enkel en het dubbel vakantiegeld. Vóór 1 januari 2020 was het referentiejaarloon gelijk aan het bij de RSZ aangegeven bruto jaarloon van de aangesloten werknemer, inclusief het dubbel vakantiegeld.

Opheffing van het nivelleringsfonds Het nivelleringsfonds werd opgeheven op de datum van ondertekening van de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst van 4 juli 2016 (met registratienummer 134523/CO/209).

Het overschot werd, na aftrek van de ontbrekende reserves vastgesteld op het moment van uittreding, pensionering of overlijden van de betrokken aangeslotenen in 2015, in gelijke delen verdeeld onder de actieve aangeslotenen.

Onder "actieve aangeslotenen" wordt verstaan: de aangeslotenen die op 31 december 2015 aangesloten waren bij het sectoraal pensioenstelsel en voor wie er een aanvullende pensioenpremie betaald werd in het sectoraal aanvullend pensioenstelsel in 2015 (of die hadden aangesloten moeten zijn en voor wie er later vooralsnog een retroactieve aansluiting per 31 december 2015 werd doorgevoerd en een aanvullende pensioenpremie voor 2015 werd betaald ingevolge de regularisatie).

Het overschot, dat nog aanwezig is in het nivelleringsfonds ten gevolge van de premies die nog gestort werden door de werkgevers, die een regularisatie hebben doorgevoerd na 4 juli 2016 en vóór 31 december 2020, zal uiterlijk tegen 31 december 2020 in gelijke delen worden verdeeld onder de actieve aangeslotenen van de voormelde werkgevers die ook op het moment van de verdeling van het overschot nog actieve aangeslotenen zijn bij het sectoraal pensioenstelsel. § 2. Met ingang van 1 januari 2020 bedraagt de solidariteitsbijdrage 0,10 pct. van het op diezelfde datum gewijzigde referentieloon. § 3. Het referentiejaarloon en de administratie-, werkings- en beheerskosten, die worden ingehouden op de aanvullende pensioenpremies en op de solidariteitsbijdragen worden bepaald in de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst van 14 december 2020 tot wijziging van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, het pensioenreglement en het solidariteitsreglement en van de sectorale technische nota (hierna "deze sectorale CAO"). § 4. De pensioentoezegging van het sociaal sectoraal pensioenstelsel is een pensioentoezegging van het type vaste bijdragen zonder rendementsgarantie van de inrichter, doch zonder afbreuk te doen aan de wettelijke minimum rendementsgarantie, zoals opgelegd door de WAP. De sectorale pensioentoezegging moet sinds de aanvang beschouwd worden als één globale pensioentoezegging. De wettelijke minimum rendementsgarantie wordt berekend op de totaliteit van de verworven reserves. § 5. Bij de kapitalisatie van de aanvullende pensioenpremies en de toepassing van de wettelijke minimum rendementsgarantie wordt de horizontale methode toegepast. § 6. De regels en modaliteiten betreffende de pensioentoezegging en de solidariteitstoezegging worden verder vastgelegd in het pensioen- en solidariteitsreglement, opgenomen in secties 1 en 2 met de bijzondere en de algemene voorwaarden van het groepsverzekeringsreglement, zoals vervat in bijlage 2 en bijlage 3 bij deze sectorale collectieve arbeidsovereenkomst.

A.2. Tarieven van Integrale § 1. De pensioentoezegging van het sectoraal aanvullend pensioenstelsel wordt door Integrale beheerd via een klassieke tak 21 groepsverzekering.

De aanvullende pensioenpremies worden aangewend als recurrente premies. De tariefregels, die van toepassing zijn bij Integrale op het moment van de storting van de aanvullende pensioenpremies blijven van toepassing op de toekomstige premies ter hoogte van de laatste gestorte premie vóór de verandering van het tarief. § 2. Vanaf 1 januari 2019 tot en met 31 december 2020 bedraagt het door Integrale gegarandeerd rendement 0,75 pct..

Deze rentevoet kan wijzigen in de toekomst, conform de bepalingen van het pensioenreglement (sectie 1 van het groepsverzekeringsreglement, zoals vervat in bijlage 2 bij deze sectorale CAO). § 3. De kosten van Integrale voor het beheer van de pensioen- en solidariteitstoezegging zijn opgenomen in het financieel reglement (sectie 3 van de bijzondere voorwaarden van het groepsverzekeringsreglement, zoals vervat in bijlage 2 bij deze sectorale collectieve arbeidsovereenkomst) en in § 6 van dit artikel A.2. van deze technische nota. § 4. De rentevoeten van het verleden op de premies en reserves op de individuele contracten, zoals hieronder beschreven, blijven gewaarborgd.

Historisch overzicht van het rendement van Integrale en van het totaal rendement vanaf 1 april 2002

Op het gespaard bedrag in / Sur l'épargne en

Contractueel / Contractuel

Winstverdeling / Répartition bénéficiaire

Totaal rendement / Rendement total

2002

3,75 pct./p.c.

0,96 pct./p.c.

4,71 pct./p.c.

2003

3,75 pct./p.c.

1,32 pct./p.c.

5,07 pct./p.c.

2004

3,75 pct./p.c.

1,10 pct./p.c.

4,85 pct./p.c.

2005

3,75 pct./p.c.

1,30 pct./p.c.

5,05 pct./p.c.

2006

3,75 pct./p.c.

1,50 pct./p.c.

5,25 pct./p.c.

2007

3,75 pct./p.c.

1,55 pct./p.c.

5,30 pct./p.c.

2008

3,75 pct./p.c.

0,00 pct./p.c.

3,75 pct./p.c.

2009

3,75 pct./p.c.

0,25 pct./p.c.

4,00 pct./p.c.

2010

3,75 pct./p.c.

0,00 pct./p.c.

3,75 pct./p.c.

2011

3,75 pct./p.c.

0,00 pct./p.c.

3,75 pct./p.c.

2012

3,75 pct./p.c.

0,00 pct./p.c.

3,75 pct./p.c.

2013

2,25 pct./p.c.

1,00 pct./p.c.

3,25 pct./p.c.

2014

2,25 pct./p.c.

1,00 pct./p.c.

3,25 pct./p.c.

2015*

2,25 pct./p.c.

1,00 pct./p.c.

3,25 pct./p.c.

2015**

1,60 pct./p.c.

1,65 pct./p.c.

3,25 pct./p.c.

2016

1,60 pct./p.c.

0,90 pct./p.c.

2,50 pct./p.c.

2017

0,75 pct./p.c.

1,25 pct./p.c.

2,00 pct./p.c.

2018

0,75 pct./p.c.

1,25 pct./p.c.

2,00 pct./p.c.

2019

0,75 pct./p.c.

0,00 pct./p.c.

0,75 pct./p.c.

2020

0,75 pct./p.c.

***0,00 pct./p.c.

***0,00 pct./p.c.


(*) tot 31 maart 2015 (**) vanaf 1 april 2015 (***) zie algemene vergadering in 2021 § 5. De opgebouwde reserves op de individuele contracten op 31 december 2012 zullen blijven genieten van een door Integrale gegarandeerd rendement van 3,75 pct.

De opgebouwde reserves op de individuele contracten tussen 1 januari 2013 en 31 maart 2015 zullen blijven genieten van een door Integrale gegarandeerd rendement van 2,25 pct.

De opgebouwde reserves op de individuele contracten tussen 1 april 2015 en 31 december 2016 zullen blijven genieten van een door Integrale gegarandeerd rendement van 1,60 pct.

De opgebouwde reserves op de individuele contracten tussen 1 januari 2017 en 31 december 2020 zullen blijven genieten van een door Integrale gegarandeerd rendement van 0,75 pct. § 6. De aanvullende pensioenpremies op de individuele contracten vanaf 1 januari 2013 genieten van een door Integrale gegarandeerd rendement gelijk aan: - 3,75 pct. (na aftrek van 3 pct. beheerskosten) op het bereikte niveau van de gestorte premies in 2012; - 2,25 pct. (na aftrek van 1 pct. beheerskosten) op het gedeelte van de premies boven het niveau van 2012; - 1,60 pct. (na aftrek van 1 pct. beheerskosten) op het gedeelte van de premies boven het niveau van maart 2015; - 0,75 pct. (na aftrek van 1 pct. beheerskosten) op het gedeelte van de premies boven het niveau van december 2016.

A.3. Periodes van aansluiting aan het sectoraal pensioenstelsel voorafgaand aan 1 januari 2019 Met ingang van 1 januari 2019 int het "Sociaal Fonds voor de Bedienden Metaal - Fonds voor Bestaanszekerheid", afgekort "SFBM", zowel de aanvullende pensioenpremies als de solidariteitsbijdragen ter financiering van het sociaal sectoraal pensioenstelsel in naam en voor rekening van de inrichter.

In toepassing van het sectoraal pensioenreglement blijft Integrale gemandateerd voor de inning van de aanvullende pensioenpremies met betrekking tot de periode gelegen tussen het invoeren van het sectoraal pensioenstelsel en 31 december 2018.

Verschillende situaties kunnen zich voordoen.

A.3.1. Werkgevers die op 31 december 2018 deelnemen aan de sectorale pensioentoezegging beheerd door Integrale § 1. Indien de aanvullende pensioenpremies onbetaald blijven op datum van 31 december 2018, ofwel omdat een werkgever de premieborderellen die Integrale heeft opgestuurd, niet betaalde, ofwel omdat een werkgever de brutolonen voor de periode die eindigt op 31 december 2018 niet heeft meegedeeld, doet Integrale het nodige om de betaling van de aanvullende pensioenpremies die nog verschuldigd zijn of de ontbrekende informatie te bekomen. § 2. Indien Integrale de betaling van het verschuldigde aanvullende pensioenpremies of alle nodige informatie voor de berekening van de definitieve aanvullende pensioenpremies niet ontving, of enkel een deel van het verschuldigde bedrag van de aanvullende pensioenpremies ontving, ondanks de aanmaningen per gewone brief en vervolgens per aangetekende brief, zal Integrale de inrichter informeren dat de betrokken werkgever voor de periode voorafgaand aan 1 januari 2019 de sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten met betrekking tot het sectoraal pensioenstelsel niet naleeft. Integrale zal al deze informatie aan de inrichter doorgeven tegen uiterlijk 31 maart 2021.

Tegen uiterlijk 31 maart 2021 zal Integrale de aangeslotenen van de betrokken werkgevers op de hoogte brengen van de niet-naleving van de sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten met betrekking tot het sectoraal pensioenstelsel voor de betrokken periode. § 3. De werkgever blijft als enige verantwoordelijk ten opzichte van zijn aangesloten werknemers voor de volledige betaling van de achterstallige pensioenpremies voor de periode in kwestie. § 4. Na uitputting van de procedure vermeld in de paragrafen 1 en 2 van dit artikel A.3.1, die een einde neemt op 31 maart 2021, zal het SFBM in naam en voor rekening van de inrichter de nodige acties ondernemen (aanmaningen, ingebrekestellingen en eventuele procedure voor de rechtbank) om de nog niet betaalde aanvullende premies voor de periode voorafgaand aan 1 januari 2019 te recupereren bij de betrokken werkgevers.

A.3.2. Werkgevers die op 31 december 2018 niet deelnemen aan de sectorale pensioentoezegging beheerd door Integrale Voorwoord De inrichter of zijn mandataris controleert de werkgevers die op 31 december 2018 (i) niet deelnamen aan de sectorale pensioentoezegging beheerd door Integrale en (ii) de attesten van evenwaardigheid van de rechten, zoals voorzien in de artikels B.3 en C.2 van de technische nota die was aangehecht aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 december 2019 met registratienummer 157451/CO/209, niet hebben aangeleverd binnen de voorziene termijn.

Het betreft hier twee types van werkgevers: (a) de werkgevers die geen pensioentoezegging op ondernemingsniveau hebben ingericht voor hun werknemers (zie artikel A.3.2.1), en (b) de werkgevers die wel een pensioentoezegging op ondernemingsniveau hebben ingericht voor hun werknemers, maar waarvan de evenwaardigheid met de sectorale pensioentoezegging niet bewezen werd (zie artikel A.3.2.2).

A.3.2.1. Werkgevers zonder pensioentoezegging voor de betrokken werknemers op ondernemingsniveau. § 1. De inrichter of zijn mandataris verzoekt de werkgever zo vlug mogelijk contact op te nemen met Integrale om zijn werknemers aan te sluiten bij de sectorale pensioentoezegging en zo te voldoen aan de vereisten van de sector en de desbetreffende sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten. § 2. Wanneer de werkgever vervolgens contact opneemt met Integrale (= aansluitingsaanvraag) is de volgende procedure van toepassing: Binnen de 15 dagen na de aansluitingsaanvraag vraagt Integrale aan de werkgever om binnen de maand de volgende gegevens te bezorgen: - alle persoonsgegevens die nodig zijn voor de aansluiting van de werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bedienden (met inbegrip van de werknemers die uit dienst getreden zijn tussen de datum van inrichting van het sectoraal pensioenstelsel en de datum van regularisatie), zijnde: naam, voornaam, geslacht, geboortedatum, rijksregisternummer, volledig adres, datum van indiensttreding in de hoedanigheid van bediende of kaderlid, datum van uitdiensttreding, categorie (bediende of kaderlid); - de aan de RSZ onderworpen bruto jaarlonen, inclusief het dubbel vakantiegeld, voor de berekening van de aanvullende pensioenpremies sinds de inrichting van het sectoraal pensioenstelsel, of sinds de datum van de indiensttreding van de eerste werknemer met een arbeidsovereenkomst voor bedienden bij de werkgever (indien de datum van indiensttreding na de inrichting van het sectoraal pensioenstelsel valt), of sinds de datum dat de werkgever ressorteert onder de bevoegdheid van het Paritair Comité 209 voor de bedienden van de metaalfabrikatennijverheid (indien die datum na de datum van inrichting van het sectoraal pensioenstelsel valt), tot op het ogenblik van de regularisatie. Voor bedienden moeten enkel de loongegevens ten vroegste vanaf 1 april 2002 worden meegedeeld. Voor kaderleden moeten enkel de loongegevens ten vroegste vanaf 1 juli 2007 worden meegedeeld.

Integrale zal een eenmalige koopsom (hierna éénmalige premie) berekenen die het volgende compenseert: - de jaarlijkse opeenvolgende aanvullende pensioenpremies die voortvloeien uit de toepassing van de verschillende percentages van werkgeversbijdragen op het aan de RSZ onderworpen bruto jaarlonen, zoals voorzien in de respectievelijke sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten; - het rendement dat zou toegekend zijn aan deze aanvullende pensioenpremies tot 1 januari 2019, zoals voorzien in de technische nota's die zijn opgenomen als bijlagen bij de sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten; - het niet-belastbaar karakter van de winstdeelnames die zouden toegekend geweest zijn.

Deze éénmalige premie wordt dan geherwaardeerd aan het door Integrale gegarandeerd rendement van 1 januari 2019 tot aan de facturatiedatum.

Integrale stuurt het premieborderel naar de betrokken werkgever binnen de maand die volgt op de ontvangst van alle gegevens die nodig zijn voor de berekening van de éénmalige premie. Dit borderel is betaalbaar voor de laatste dag van de maand die volgt op de verzending.

Binnen de maand die volgt op de ontvangst van de eenmalige premie, brengt Integrale de betrokken aangeslotenen op de hoogte van de verworven rechten in het sectoraal pensioenstelsel ten gevolge van de betaling van deze éénmalige premie. Integrale informeert ook de Inrichter dat de betrokken werkgever voor de betrokken periode de sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten met betrekking tot het sectoraal pensioenstelsel heeft gerespecteerd.

Als de betaling van de éénmalige premie niet plaatsvindt tegen de laatste dag van de maand volgend op de verzendingsdatum van het borderel, of in geval van gedeeltelijke betaling, stuurt Integrale een herinnering per gewone brief naar de betrokken werkgever.

Indien de éénmalige premie niet binnen een maand na verzending van deze aanmaning wordt betaald, of in geval van gedeeltelijke betaling, stuurt Integrale een ingebrekestelling per aangetekende brief naar de betrokken werkgever. In deze aanmaning wordt de werkgever herinnerd aan de vervaldatum van de éénmalige premie en wordt vermeld dat, indien de betaling niet binnen dertig dagen na de datum van de aangetekende brief plaatsvindt, Integrale de aangeslotenen per gewone brief in kennis stelt van de niet-betaling van de éénmalige premie.

In geval van gedeeltelijke betaling van de eenmalige premie zal Integrale de individuele contraeten van de betrokken aangeslotenen premievrij maken a rato van de ontvangen premie en de aangeslotenen informeren over de gedeeltelijke betaling van de éénmalige premie en over de verworven rechten die door de betaling van deze gedeeltelijke premie zijn opgebouwd in het sectoraal aanvullend pensioenstelsel.

Indien de éénmalige premie niet wordt betaald, zal Integrale de aanvullende pensioenpremies, opgenomen op de individuele contraeten van de betrokken (ex-)werknemers annuleren en de betrokken (ex-)werknemers op de hoogte brengen van de niet-naleving van de sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten met betrekking tot het sociaal sectoraal pensioenstelsel voor de betrokken periode. § 3. In beide gevallen zal Integrale de inrichter uiterlijk tegen 31 maart 2021 informeren dat de betrokken werkgever de toepasselijke sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten niet of slechts deels heeft nageleefd. § 4. De werkgever blijft als enige verantwoordelijk ten opzichte van de betrokken (ex-)werknemers voor de volledige betaling van deze éénmalige premie op de vervaldag van deze premie. § 5. Na uitputting van de procedure vermeld in de paragrafen 1 tot en met 3 van dit artikel A.3.2.1, die een einde neemt op 31 maart 2021, zal het SFBM de nodige acties ondernemen (aanmaningen, ingebrekestellingen en eventuele procedure voor de rechtbank) om (het gedeelte van) de nog niet betaalde éénmalige premie voor de periode voorafgaand aan 1 januari 2019 te recupereren bij de betrokken werkgevers in naam en voor rekening van de inrichter.

In ieder geval zullen de betrokken werknemers van de nalatige werkgever aangesloten worden bij het sectoraal pensioenstelsel voor de periode die begint op 1 januari 2019, behalve indien de raad van bestuur van de inrichter anders zou beslissen in het geval er een bijzondere motivering is of in geval van overmacht.

A.3.2.2. Werkgevers met een op 31 december 2018 bestaande pensioentoezegging op ondernemingsniveau ten gunste van de betrokken werknemers waarvan de evenwaardigheid niet bewezen is op die datum § 1. De inrichter of zijn mandataris verzoekt de werkgever zo vlug mogelijk contact op te nemen met Integrale. § 2. Wanneer een werkgever vervolgens contact opneemt met Integrale, is de volgende procedure van toepassing: Binnen de 15 dagen volgend op de contactname vraagt Integrale aan de werkgever om binnen de maand de volgende gegevens te bezorgen: - alle persoonsgegevens die nodig zijn voor de aansluiting van de werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bedienden (met inbegrip van de werknemers, die uit dienst getreden zijn tussen de datum van inrichting van het sectoraal pensioenstelsel en de datum van regularisatie), zijnde: naam, voornaam, geslacht, geboortedatum, rijksregisternummer, volledig adres, datum van indiensttreding in de hoedanigheid van bediende of kaderlid, datum van uitdiensttreding, categorie (bediende of kaderlid); - de aan de RSZ onderworpen bruto jaarlonen, inclusief het dubbel vakantiegeld, voor de berekening van de aanvullende pensioenpremies sinds de inrichting van het sectoraal pensioenstelsel, of sinds de datum van de indiensttreding van de eerste werknemer met een arbeidsovereenkomst voor bedienden bij de werkgever (indien de datum van indiensttreding na de inrichting van het sectoraal pensioenstelsel valt), of sinds de datum dat de werkgever ressorteert onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité 209 voor de bedienden van de metaalfabrikatennijverheid (indien die datum na de datum van inrichting van het sectoraal pensioenstelsel valt), tot op het ogenblik van de regularisatie. Voor bedienden moeten enkel de loongegevens ten vroegste vanaf 1 april 2002 worden meegedeeld. Voor kaderleden moeten enkel de loongegevens ten vroegste vanaf 1 juli 2007 worden meegedeeld; - de individuele wiskundige reserves opgebouwd in het kader van de pensioentoezegging op ondernemingsniveau voor de periode gelegen tussen het moment van invoering van het sectoraal pensioenstelsel voor de betrokken categorie (bedienden of kaderleden) tot de datum van berekening van de evenwaardigheid van de rechten. § 3. Integrale zal de "sectorale" reserves berekenen die opgebouwd zouden geweest zijn in het kader van het sectoraal pensioenstelsel in functie van de volgende elementen: - de jaarlijkse opeenvolgende aanvullende pensioenpremies die voortvloeien uit de toepassing van de verschillende percentages van werkgeversbijdragen op de aan de RSZ onderworpen brutolonen, zoals voorzien in de respectievelijke sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten; - het rendement dat zou toegekend zijn aan deze aanvullende pensioenpremies tot 1 januari 2019, zoals voorzien in de respectievelijke technische nota's die zijn opgenomen als bijlagen bij de sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten; - het niet-belastbaar karakter van de winstdeelnames die zouden toegekend geweest zijn.

De individuele wiskundige reserves, die opgebouwd zijn in de pensioentoezegging op ondernemingsniveau (beheerd door een verzekeraar of een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening) tijdens de periode dat het sectoraal pensioenstelsel van toepassing was, komen in mindering van de door Integrale berekende individuele "sectorale" reserves. De berekeningen van evenwaardigheid tussen de voormelde individuele opgebouwde wiskundige reserves en de individuele "sectorale" reserves alsook het onderzoek van het pensioenstelsel (aansluitingsvoorwaarden, gebruikte formules, mogelijke aanpassing van de formules voor de ondernemingen die in het systeem van opting-out of buiten toepassingsgebied wensen te blijven,...) zullen door de actuaris van de pensioeninstelling, die de pensioentoezegging op ondernemingsniveau van de betrokken werkgever beheert, of door een onafhankelijke actuaris uitgevoerd worden. De kosten van dit onderzoek zijn ten laste van de betrokken werkgever. § 4. Indien er geen tekort vastgesteld wordt, kan de werkgever in het systeem opting-out of buiten toepassingsgebied blijven. Hiervoor moest de werkgever de gegevens waarvan sprake onder artikel B.3 of C.3 van deze technische nota, aan de inrichter bezorgen op het moment van de berekening van evenwaardigheid en daarna elk jaar volgens de modaliteiten en kalender voorzien in artikel B.3 of C.3.

De betrokken werkgever heeft ook nog steeds de mogelijkheid om zijn pensioentoezegging op ondernemingsniveau te beëindigen en de betrokken werknemers vanaf 1 januari 2019 bij het sectoraal pensioenstelsel beheerd door Integrale aan te sluiten. § 5. Indien er een tekort ten opzichte van de "sectorale" reserve vastgesteld wordt, moet de werkgever een éénmalige premie storten om dit tekort te compenseren.

Verschillende situaties kunnen zich voordoen: (i) De werkgever verbindt zich ertoe om die éénmalige premie in het ondernemingspensioenstelsel bij zijn pensioeninstelling te storten. De werkgever kan vervolgens beslissen om: - ofwel de betrokken werknemers aan te sluiten bij het sectoraal pensioenstelsel voor de periode die begint vanaf 1 januari 2019; - ofwel in het systeem van opting-out of buiten toepassingsgebied te blijven na mogelijke aanpassing van het pensioenreglement van zijn ondernemingspensioenstelsel zodat de evenwaardigheid met het sectoraal pensioenstelsel voortaan gewaarborgd kan worden. Hiervoor moet de werkgever de gegevens waarvan sprake onder artikel B.3 of C.3 van deze technische nota, aan de inrichter bezorgen op het moment van de berekening van evenwaardigheid en daarna elk jaar volgens de kalender en modaliteiten voorzien in de artikel B.3 of C.3.

De werkgever moet zijn beslissing verplicht schriftelijk meedelen aan de inrichter of zijn mandataris en aan Integrale. (ii) De werkgever verbindt zich ertoe om die éénmalige premie in het ondernemingspensioenstelsel bij zijn pensioeninstelling te storten, maar de pensioeninstelling aanvaardt de storting van de éénmalige premie niet.

In dat geval moet de werkgever een groepsverzekering bij Integrale onderschrijven die de betaling van deze éénmalige premie, geherwaardeerd aan het door Integrale gegarandeerd rendement van 1 januari 2019 tot aan de facturatiedatum, specifiek voorziet. Deze bijkomende groepsverzekering wordt beheerd volgens de bepalingen van het sectoraal pensioenstelsel.

Integrale stuurt het borderel met de éénmalige premie die het tekort compenseert, naar de betrokken werkgever binnen de maand die volgt op de kennisgeving door de werkgever van zijn beslissing en van de weigering van zijn pensioeninstelling die het ondernemingspensioenstelsel beheert.

Dit borderel is betaalbaar voor de laatste dag van de maand die volgt op de verzending.

Binnen de maand die volgt op de ontvangst van de éénmalige premie brengt Integrale de betrokken aangeslotenen op de hoogte van de verworven rechten ten gevolge van de betaling van deze éénmalige premie. Integrale informeert ook de inrichter dat de betrokken werkgever voor de betrokken periode de sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten met betrekking tot het sectoraal pensioenstelsel heeft gerespecteerd.

Als de betaling van de éénmalige premie niet plaatsvindt tegen de laatste dag van de maand volgend op de verzendingsdatum van het borderel, of in geval van gedeeltelijke betaling stuurt Integrale een herinnering per gewone brief naar de betrokken werkgever.

Indien de éénmalige premie niet binnen een maand na verzending van deze aanmaning wordt betaald, of in geval van gedeeltelijke betaling, stuurt Integrale een ingebrekestelling per aangetekende brief naar de betrokken werkgever. In deze aanmaning wordt de werkgever herinnerd aan de vervaldatum van de éénmalige premie en wordt vermeld dat, indien de betaling niet binnen dertig dagen na de datum van de aangetekende brief plaatsvindt, Integrale de aangeslotenen per gewone brief in kennis stelt van de niet-betaling van de éénmalige premie.

In geval van gedeeltelijke betaling van de éénmalige premie zal Integrale de individuele contracten van de betrokken aangeslotenen premievrij maken a rato van de ontvangen premie en de aangeslotenen informeren over de gedeeltelijke betaling van de éénmalige premie en over de verworven rechten die door de betaling van deze gedeeltelijke premie zijn opgebouwd. Er wordt ook een einde gesteld aan de groepsverzekering.

Indien de éénmalige premie niet wordt betaald, zal Integrale de aanvullende pensioenpremies, opgenomen op de individuele contraeten van de betrokken (ex-)werknemers annuleren en de betrokken (ex-)werknemers op de hoogte brengen van de niet naleving van de sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten met betrekking tot het sociaal sectoraal pensioenstelsel voor de betrokken periode. Er wordt ook een einde gesteld aan de groepsverzekering. § 6. In beide gevallen zal Integrale de inrichter uiterlijk tegen 31 maart 2021 informeren dat de betrokken werkgever de toepasselijke sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten niet heeft nageleefd. § 7. De werkgever blijft als enige verantwoordelijk ten opzichte van de betrokken (ex-)werknemers voor de volledige betaling van deze éénmalige premie op de vervaldag van deze premie. § 8. Na uitputting van de procedure vermeld in de paragrafen 1 tot en met 6 van dit artikel A.3.2.2, die een einde neemt op 31 maart 2021, zal het SFBM de nodige acties ondernemen (aanmaningen, ingebrekestellingen en eventuele procedure voor de rechtbank) om (het gedeelte van) de nog niet betaalde éénmalige premie voor de periode voorafgaand aan 1 januari 2019 te recupereren bij de betrokken werkgevers in naam en voor rekening van de inrichter.

In ieder geval zullen de betrokken werknemers van de nalatige werkgever aangesloten worden bij het sectoraal pensioenstelsel voor de periode die begint op 1 januari 2019, behalve indien de raad van bestuur van de inrichter anders zou beslissen in het geval er een bijzondere motivering is of in geval van overmacht.

A.4. Periodes van aansluiting bij het sectoraal pensioenstelsel vanaf 1 januari 2019 § 1. Voor de periodes van aansluiting vanaf 1 januari 2019, staat het SFBM, in naam en voor rekening van de inrichter, in voor de opvolging van de inning van de achterstallige aanvullende pensioenpremies en de solidariteitsbijdragen (opvolging van de inning en betaling, aanmaningen, ingebrekestellingen en eventuele procedure voor de rechtbank). § 2. De inrichter of zijn mandataris controleert de werkgevers die vanaf 1 januari 2019 of later (i) niet deelnemen aan de sectorale pensioentoezegging beheerd door Integrale, en (ii) de attesten van evenwaardigheid van de rechten, zoals voorzien in de artikels B.3 en C.2 van deze technisch nota, niet hebben aangeleverd binnen de voorziene termijn.

Het betreft hier twee types van werkgevers: (a) de werkgevers die geen pensioentoezegging op het ondernemingsniveau hebben ingericht voor hun werknemers (groep A), en (b) de werkgevers die wel een pensioentoezegging op ondernemingsniveau hebben ingericht voor hun werknemers, maar waarvan de evenwaardigheid met de sectorale pensioentoezegging niet bewezen werd (groep B). De werknemers van de werkgevers behorende tot groep A, die voor de periode vanaf 1 januari 2019 niet deelnemen aan het sectoraal pensioenstelsel terwijl ze niet aangesloten zijn bij een ondernemingspensioenstelsel, worden in ieder geval aangesloten bij het sectoraal pensioenstelsel vanaf 1 januari 2019, behalve indien de raad van bestuur van de inrichter anders zou beslissen in het geval er een bijzondere motivering is of in geval van overmacht.

De werknemers van de werkgevers behorende tot groep B, die voor de periode vanaf 1 januari 2019 aangesloten zijn bij een ondernemingspensioenstelsel waarvan de evenwaardigheid met het sectoraal pensioenstelsel niet is bewezen conform artikel B of C van deze technische nota, worden aangesloten bij het sectoraal pensioenstelsel op het moment en volgens de modaliteiten zoals bepaald in artikel B of C van deze technische nota, behalve indien de raad van bestuur van de inrichter anders zou beslissen in het geval er een bijzondere motivering is of in geval van overmacht.

B. Modaliteiten van toepassing op het aanvullend pensioen in het geval van opting-out Voorwoord: § 1. Partijen bevestigen dat het onderstaande de authentieke interpretatie bevat van hoofdstuk B van de technische nota met betrekking tot opting-out. § 2. Aangezien een werkgever gebruik kan maken van opting-out voor hetzij al zijn werknemers, hetzij een deel ervan, preciseren partijen dat de voorwaarden en modaliteiten van opting-out steeds getoetst worden en vervuld moeten zijn op het niveau van het betrokken ondernemingspensioenstelsel. Dit betekent dat het mogelijk is, en zulks sinds de aanvang van het sectoraal pensioenstelsel en de daarin vervatte mogelijkheid van opting-out, dat in dezelfde onderneming sommige van de werknemers verplicht aangesloten zijn bij het sectoraal pensioenstelsel terwijl andere werknemers in het kader van opting-out aangesloten zijn bij een ondernemingspensioenstelsel.

Alle werknemers, die niet aangesloten zijn bij een ander evenwaardig ondernemingspensioenstelsel in het kader van een opting-out of buiten toepassingsgebied, zijn verplicht aangesloten aan het sectoraal sociaal pensioenstelsel.

B.1. Definities en voorwaarden § 1. In de regel zijn er sinds 1 april 2011 geen nieuwe opting-outs meer mogelijk, behalve in bepaalde gevallen bij reorganisaties zoals voorzien in de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst met betrekking tot het sectoraal pensioenstelsel. § 2. De betrokken werkgevers in opting-out zijn verplicht om zich aan te sluiten bij de solidariteitstoezegging die werd ingevoerd door de inrichter binnen de sector en dit voor alle werknemers die aangesloten zijn bij het pensioenstelsel op het niveau van de onderneming. § 3. Het ondernemingspensioenstelsel dat ingericht werd in het kader van opting-out moet minstens de volgende elementen bevatten om als gelijkwaardig met het sectoraal pensioenstelsel aanvaard te worden: 1. Het pensioenreglement dient de voorwaarden te respecteren die opgenomen zijn in de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst van 21 maart 2002 en in alle daaropvolgende sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten van het Paritair Comité 209 voor de bedienden van de metaalfabrikatennijverheid die betrekking hebben op het sectorale pensioenstelsel.2. Elke werknemer die op 1 april 2002 tewerkgesteld is of na 1 april 2002 tewerkgesteld zal worden in de onderneming met een arbeidsovereenkomst voor bedienden (vanaf 1 juli 2007 inclusief de kaderleden), en op wie de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 maart 2002 tot uitvoering van hoofdstuk II, artikelen 4, § 1 en 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juni 2001 betreffende het nationaal akkoord 2001-2002, en andere sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten met betrekking tot het sectoraal pensioenstelsel gesloten binnen het Paritair Comité 209 voor de bedienden van de metaalfabrikatennijverheid van toepassing zijn, wordt verplicht aangesloten.Dit betekent dat alle werknemers die niet vallen onder een ondernemingspensioenstelsel in het kader van opting-out of buiten toepassingsgebied, verplicht aangesloten zijn bij het sectoraal pensioenstelsel. 3. De aansluiting is verplicht voor werknemers die tewerkgesteld zijn met een contract van bepaalde duur, met uitzondering van (i) de werknemers met een contract van uitzendarbeid of met vakantie-, studenten- en IBO-contracten (individuele beroepsopleiding);(ii) de werknemers die activiteiten uitoefenen terwijl zij al van een wettelijk rustpensioen genieten; en (iii) de werknemers van buiten België gevestigde werkgevers die in België gedetacheerd worden in de zin van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 of van de Verordening (EEG) nr. 1408/71. 4. Er mag geen enkele leeftijdsvoorwaarde voorzien worden voor de aansluiting.5. De pensioentoezegging is van het type "vaste bijdragen" en de pensioenbijdragen mogen enkel aangewend worden als jaarlijkse recurrente premies in het kader van een verzekeringsverrichting van het type "uitgesteld kapitaal met terugbetaling van de reserve bij vroegtijdig overlijden".6. Zolang de aangeslotene in dienst is, kan hij zijn contract niet afkopen, noch het voordeel ervan afstaan of in pand geven.7. Het pensioenreglement moet vanaf 1 januari 2011 voorzien dat de rechten onmiddellijk verworven zijn.Deze bepaling dient gelezen te worden in het licht van de wet van 27 juni 2018 met betrekking tot de onmiddellijke verwerving van pensioenrechten. 8. Indien de pensioeninstelling zelf niet paritair beheerd wordt, moet er een paritair samengesteld toezichtscomité opgericht worden.Het pensioenreglement vermeldt deze verplichting en de wijze waarop het comité samengesteld wordt. Dit toezichtscomité moet jaarlijks het eigen pensioenplan valideren en controleren op de evenwaardigheid conform deze technische nota. 9. In de pensioentoezegging van het type "vaste bijdragen" dient de jaarlijkse definitieve pensioenbijdrage gestort door de werkgever tijdens een bepaald jaar, minstens berekend te worden op het referentiejaarloon zoals gedefinieerd in het sectoraal pensioenreglement en/of de sectorale CAO met betrekking tot het sectoraal pensioenstelsel, van toepassing in de betreffende periode. Met ingang van 1 januari 2020 is het referentiejaarloon gelijk aan het bij de RSZ aangegeven bruto jaarloon van de aangesloten werknemer, exclusief het enkel en het dubbel vakantiegeld. Vóór 1 januari 2020 was het referentiejaarloon gelijk aan het bij de RSZ aangegeven bruto jaarloon van de aangesloten werknemer, inclusief het dubbel vakantiegeld. 10. De theoretische en praktische afkoopwaarden bedragen in alle gevallen 100 pct.van de opgebouwde reserves met inbegrip van 100 pct. van de al toegekende winstdeelname. Onder "praktische afkoopwaarden" wordt verstaan: de theoretische afkoopwaarden verminderd met de eventuele kosten en/of penalisatie die de verzekeringsonderneming zou aanrekenen voor de afkoop.

B.2. Evenwaardigheid van de rechten § 1. In geval van opting-out moeten de rechten van de aangeslotenen in het betrokken ondernemingspensioenstelsel minstens gelijkwaardig zijn aan deze die voorzien zijn in de pensioentoezegging van het sociale sectorale pensioenstelsel dat beheerd wordt door Integrale.

De pensioentoezegging van het sociaal sectoraal pensioenstelsel is een pensioentoezegging van het type vaste bijdragen zonder rendementsgarantie van de inrichter, doch zonder afbreuk te doen aan de wettelijke minimum rendementsgarantie opgelegd door de WAP. Bij de kapitalisatie van de aanvullende pensioenpremies en de toepassing van de wettelijke minimum rendementsgarantie wordt de horizontale methode toegepast.

In het ondernemingspensioenstelsel van het type "vaste bijdragen" mogen de stortingen niet lager zijn dan de stortingen bepaald in het sectoraal pensioenstelsel. § 2. De werkgeverspremie in het ondernemingspensioenstelsel voor de waarborg pensioen bedraagt bijgevolg minimaal: - 0,5 pct. vanaf 1 april 2002; - 1,0 pct. vanaf 1 juli 2007 (inclusief voor de kaderleden); - 1,1 pct. vanaf 1 januari 2008 (inclusief voor de kaderleden); - 1,77 pct. vanaf 1 januari 2011 (inclusief voor de kaderleden); - 1,87 pct. vanaf 1 april 2012 (inclusief voor de kaderleden); - 1,97 pct. vanaf 1 januari 2013 (inclusief voor de kaderleden); - 2,29 pct. vanaf 1 januari 2020 (inclusief voor de kaderleden).

Deze percentages worden berekend op het referentiejaarloon zoals gedefinieerd in het sectoraal pensioenreglement en/of de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst met betrekking tot het sectoraal pensioenstelsel, van toepassing in de betreffende periode. Met ingang van 1 januari 2020 is het referentiejaarloon gelijk aan het bij de RSZ aangegeven bruto jaarloon van de aangesloten werknemer, exclusief het enkel en het dubbel vakantiegeld. Vóór 1 januari 2020 was het referentiejaarloon gelijk aan het bij de RSZ aangegeven bruto jaarloon van de aangesloten werknemer, inclusief het dubbel vakantiegeld.

Bovendien moeten de premies en de reserves in het ondernemingspensioenstelsel eenzelfde rendement genereren als de aanvullende pensioenpremies en de reserves op de individuele rekeningen in het sociaal sectoraal pensioenstelsel, conform de modaliteiten bepaald in punt A.2. van deze technische nota.

B.3. Jaarlijkse attestering en informatieplicht § 1. Eenmaal per jaar tegen 30 juni ten laatste deelt de werkgever aan de inrichter of aan zijn mandataris de volgende gegevens mee: - een attest van de werkgever dat alle bedienden en kaderleden aangesloten zijn bij het geattesteerde ondernemingspensioenstelsel en dit vanaf 1 april 2002 voor de bedienden en vanaf 1 juli 2007 voor de kaderleden (of vanaf de datum van indiensttreding van de eerste werknemer met een arbeidsovereenkomst voor bedienden of vanaf de datum dat de werkgever valt onder het toepassingsgebied van het Paritair Comité 209 voor de bedienden van de metaalfabrikatennijverheid, indien deze datum na de datum van inrichting van het sectoraal pensioenstelsel valt). Met dien verstande dat alle bedienden en kaderleden die niet vallen onder een ondernemingspensioenstelsel in het kader van opting-out of buiten toepassingsgebied, verplicht aangesloten zijn bij het sectoraal pensioenstelsel; - indien niet alle bedienden en kaderleden betrokken zijn bij de opting-out en dus niet alle bedienden en kaderleden aangesloten zijn aan het ondernemingspensioenstelsel (mix-gevallen binnen de onderneming, zoals bijvoorbeeld wanneer de bedienden en/of kaderleden van een vestigingseenheid in het kader van opting-out aangesloten zijn bij een ondernemingspensioenstelsel en de bedienden en/of kaderleden van een andere vestigingseenheid niet deelnemen aan een ondernemingspensioenstelsel maar aangesloten zijn bij het sectoraal pensioenstelsel), of in elk geval waarin de inrichter of zijn mandataris deze informatie nodig heeft om de correcte naleving van de sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten met betrekking tot het sectoraal pensioenstelsel te kunnen controleren: de exhaustieve lijst van de betrokken werknemers; - een attest van evenwaardigheid van de rechten opgesteld door de aangeduide actuaris van de pensioeninstelling van de werkgever. § 2. De inrichter of zijn mandataris zal de betrokken werkgevers jaarlijks aanschrijven om de gevraagde attesten en lijsten tegen uiterlijk 30 juni van het betrokken jaar te bezorgen aan de inrichter of zijn mandataris. Voormelde datum kan aangepast worden door een beslissing van de inrichter of zijn mandataris.

Indien een werkgever deze attesten/lijsten niet heeft bezorgd tegen de opgegeven datum, zal de inrichter of zijn mandataris een herinnering sturen. Indien de betrokken werkgever het alsnog nalaat om de attesten/lijsten af te leveren binnen de gevraagde termijn, zullen de betrokken werknemers van die werkgever met ingang van 1 januari van het betrokken kalenderjaar aangesloten worden bij het sectoraal pensioenstelsel, behalve indien de raad van bestuur van de inrichter anders zou beslissen in het geval er een bijzondere motivering is of in geval van overmacht. § 3. Aan de hand van de attesten/lijsten en na eventueel onderzoek beslist de inrichter over de periode van opting-out gedekt door de attesten.

De attestmodellen zijn beschikbaar op de website van de inrichter www.fonds209.be of van zijn mandataris en eveneens op de website www.integrale.be.

De werkgever en zijn pensioeninstelling dienen op eenvoudig verzoek van de inrichter of zijn mandataris bijkomende toelichting bij de attesten/lijsten te verschaffen en/of alle gegevens over te maken die toelaten om de juiste uitvoering van de verplichtingen van dit sociaal sectoraal pensioenstelsel en de correcte toepassing van de voorwaarden en modaliteiten van opting-out te controleren.

De inrichter kan de controle van deze documenten aan zijn mandataris toevertrouwen. § 4. De (actuaris van de) pensioeninstelling kan voorzien in de opmaak van één overkoepelend attest voor het geheel van haar pensioenplannen in beheer, op voorwaarde dat er in bijlage een lijst wordt toegevoegd met daarin de namen van de betrokken werkgevers, in mix-gevallen de namen van de betrokken bedienden en/of kaderleden, evenals alle elementen en gevraagde informatie van de betrokken werkgevers.

B.4. Procedure bij niet-betaling van de aanvullende pensioenpremies De procedure bij niet-betaling van de aanvullende pensioenpremies wordt geregeld in het pensioenreglement van het ondernemingspensioenstelsel. Indien de betrokken werkgever hierdoor niet langer voldoet aan de voorwaarden van opting-out, zal hij desgevallend aangesloten worden bij het sociaal sectoraal pensioenstelsel volgens de modaliteiten van artikel B.3., § 2, behalve indien de raad van bestuur van de inrichter anders zou beslissen in het geval er een bijzondere motivering is of in geval van overmacht.

B.5. Collectieve overdracht van reserves naar Integrale Indien de werkgever de in zijn ondernemingspensioenstelsel opgebouwde reserves wenst over te dragen naar Integrale, zullen deze niet overgedragen worden naar dit sociaal sectoraal pensioenstelsel beheerd door Integrale.

Integrale stelt een apart groepsverzekeringsreglement op voor het beheer van dit ondernemingspensioenstelsel waarbij de betrokken werkgever verantwoordelijk blijft voor de evenwaardigheid van de overgedragen pensioenrechten op het ogenblik van de overdracht en daarna conform de voorwaarden en modaliteiten van artikel B van deze technische nota.

C. Modaliteiten van toepassing op het aanvullend pensioen buiten toepassingsgebied Voorwoord: § 1. Partijen bevestigen dat het onderstaande de authentieke interpretatie bevat van hoofdstuk C van de technische nota met betrekking tot buiten toepassingsgebied. § 2. Aangezien een werkgever kan genieten van een vrijstelling van deelname aan het sectoraal pensioenstelsel wegens een buiten toepassingsgebied voor hetzij al zijn werknemers, hetzij een deel ervan, preciseren partijen dat de voorwaarden en modaliteiten van buiten toepassingsgebied steeds getoetst worden en vervuld moeten zijn op het niveau van het betrokken ondernemingspensioenstelsel. Dit betekent dat het mogelijk is, en zulks sinds de aanvang van het sectoraal pensioenstelsel en de daarin vervatte vrijstelling wegens "buiten toepassingsgebied", dat in dezelfde onderneming sommige van de werknemers verplicht aangesloten zijn bij het sectoraal pensioenstelsel, terwijl andere werknemers in het kader van buiten toepassingsgebied aangesloten zijn bij een ondernemingspensioenstelsel. § 3. Alle werknemers die niet aangesloten zijn bij een ander evenwaardig ondernemingspensioenstelsel in het kader van opting-out of buiten toepassingsgebied, zijn verplicht aangesloten aan het sectoraal sociaal pensioenstelsel.

C.1. Definities en voorwaarden § 1. In de regel zijn er geen gevallen van buiten toepassingsgebied meer mogelijk, behalve bij reorganisaties zoals voorzien in de sectorale CAO met betrekking tot het sectoraal pensioenstelsel.

Indien een werkgever ten gevolge van een wijziging van paritair comité onder de bevoegdheid valt van het Paritair Comité 209 voor de bedienden van de metaalfabrikatennijverheid, heeft de werkgever de éénmalige mogelijkheid om zijn op dat moment bestaande ondernemingspensioenstelsel aan te passen zodat hij voor de betrokken werknemers vrijgesteld wordt van deelname aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel. In dit geval moet de werkgever uiterlijk binnen de 6 maanden volgend op de datum dat hij onder de bevoegdheid valt van het Paritair Comité 209 voor de bedienden van de metaalfabrikatennijverheid, de attesten/lijsten vermeld in § 1 van punt C.3. van deze technische nota bezorgen aan de inrichter of aan zijn mandataris. § 2. Werkgevers, die voor hun bedienden een aanvullend pensioenstelsel op ondernemingsniveau hebben ingericht vóór 11 juni 2001, dat zonder onderbreking nog steeds van toepassing is en minstens evenwaardig is aan het sectoraal aanvullend pensioenstelsel, moeten niet deelnemen aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel en worden bijgevolg uitgesloten uit het toepassingsgebied van het sociaal sectoraal pensioenstelsel in zoverre ze voldoen aan de jaarlijkse attesteringsplicht overeenkomstig punt C.3. van dit artikel. § 3. Werkgevers, die voor hun kaderleden een aanvullend pensioenstelsel op ondernemingsniveau hebben ingericht vóór 31 december 2006, dat zonder onderbreking nog steeds van toepassing is en minstens evenwaardig is aan het sectoraal pensioenstelsel, moeten niet deelnemen aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel en worden bijgevolg uitgesloten uit het toepassingsgebied van het sociaal sectoraal pensioenstelsel in zoverre zij voldoen aan de jaarlijkse attesteringsplicht overeenkomstig punt C.3. van dit artikel. § 4. De vrijstelling van deelneming aan het sociaal sectoraal pensioenstelsel wegens buiten toepassingsgebied geldt zowel voor de pensioentoezegging als voor de solidariteitstoezegging.

C.2. Evenwaardigheid van de rechten § 1. De aanvullende pensioenrechten van de betrokken werknemers worden bepaald volgens het (de) van kracht zijnde pensioenreglement(en) van het ondernemingspensioenstelsel. § 2. Het ondernemingspensioenstelsel geldt in principe voor alle bedienden en kaderleden (inclusief contracten van bepaalde duur) van de werkgever.

Indien het ondernemingspensioenstelsel niet van toepassing is op alle bedienden en/of kaderleden van de werkgever (mix-gevallen binnen de onderneming, zoals bijvoorbeeld wanneer de bedienden en/of kaderleden van één vestigingseenheid aangesloten zijn bij een ondernemingspensioenstelsel en de bedienden en/of kaderleden van een andere vestigingseenheid niet deelnemen aan een ondernemingspensioenstelsel maar aangesloten zijn aan het sectoraal pensioenstelsel) moeten de werknemers, die aangesloten zijn bij het ondernemingspensioenstelsel en dus die buiten toepassing vallen van het sectoraal pensioenstelsel, duidelijk kunnen worden geïdentificeerd.

Alle werknemers die niet vallen onder een ondernemingspensioenstelsel in het kader van opting-out of buiten toepassingsgebied, zijn verplicht aangesloten bij het sectoraal pensioenstelsel. § 3. Indien het ondernemingspensioenstelsel van het type "vaste bijdragen" is, voorziet het in een patronale premie voor de waarborg pensioen die op elk moment minstens gelijk is aan de onderstaande percentages.

In het kader van pensioentoezeggingen van het type "cafetariaplan" wordt onder "patronale premie voor de waarborg pensioen" uitsluitend begrepen: het gedeelte van de premie die daadwerkelijk wordt aangewend voor het waarborgen van prestaties bij leven.

Het betreft de volgende percentages: - 0,5 pct. vanaf 1 april 2002; - 1,0 pct. vanaf 1 juli 2007 (inclusief voor de kaderleden); - 1,1 pct. vanaf 1 januari 2008 (inclusief voor de kaderleden); - 1,77 pct. vanaf 1 januari 2011 (inclusief voor de kaderleden); - 1,87 pct. vanaf 1 april 2012 (inclusief voor de kaderleden); - 1,97 pct. vanaf 1 januari 2013 (inclusief voor de kaderleden); - 2,29 pct. vanaf 1 januari 2020 (inclusief voor de kaderleden).

Deze percentages worden berekend op het referentiejaarloon zoals gedefinieerd in het sectoraal pensioenreglement en/of de sectorale CAO met betrekking tot het sectoraal pensioenstelsel van toepassing in de betreffende periode. Met ingang van 1 januari 2020 is het referentiejaarloon gelijk aan het bij de RSZ aangegeven bruto jaarloon van de aangesloten werknemer, exclusief het enkel en het dubbel vakantiegeld. Vóór 1 januari 2020 was het referentiejaarloon gelijk aan het bij de RSZ aangegeven bruto jaarloon van de aangesloten werknemer, inclusief het dubbel vakantiegeld.

In afwijking van bovenstaande salarisdefinitie werd vóór 1 januari 2020 ook het bruto maandloon van de aangeslotene maal 13,92 als referentiejaarsalaris aanvaard. Vanaf 1 januari 2020 wordt in afwijking van bovenstaande salarisdefinitie ook het bruto maandloon van de aangeslotene maal 12 als referentiejaarsalaris aanvaard.

Het gebruik van een salariscoëfficiënt verschillend van 12 (of vóór 2020 van 13,92) is toegelaten op voorwaarde dat het percentage van de patronale premie voor waarborg pensioen proportioneel aangepast wordt aan de overeenstemmende premievoet. § 4. Indien het ondernemingspensioenstelsel van het type "vaste prestaties" is, moeten de verworven reserves gefinancierd door de werkgever via de patronale pensioenpremies op ieder ogenblik minstens gelijk zijn aan de verworven reserves die zou bekomen worden door de kapitalisatie van een patronale premie, berekend conform de percentages vermeld in de opeenvolgende sectorale pensioenreglementen en technische nota's in het hierboven beschreven vaste bijdragen stelsel, aan het rendement van de wettelijke minimum rendementsgarantie voorzien in artikel 24 van de WAP. C.3. Jaarlijkse attestering en informatieplicht § 1. Eenmaal per jaar tegen 30 juni ten laatste deelt de werkgever aan de inrichter of aan zijn mandataris de volgende gegevens mee: - een attest van de werkgever dat alle bedienden en kaderleden aangesloten zijn bij het geattesteerde ondernemingspensioenstelsel en dit vanaf 1 april 2002 voor de bedienden en vanaf 1 juli 2007 voor de kaderleden. Met dien verstande dat alle bedienden en kaderleden die niet vallen onder een ondernemingspensioenstelsel in het kader van buiten toepassingsgebied of opting-out, verplicht aangesloten zijn bij het sectoraal pensioenstelsel; - indien niet alle bedienden en kaderleden betrokken zijn bij het stelsel buiten toepassingsgebied (mixgevallen binnen de onderneming, zoals bijvoorbeeld wanneer de bedienden en/of kaderleden van één vestigingseenheid aangesloten zijn bij een ondernemingspensioenstelsel en de bedienden en/of kaderleden van een andere vestigingseenheid niet deelnemen aan een ondernemingspensioenstelsel maar aangesloten zijn aan het sectoraal pensioenstelsel), of in elk geval waarin de inrichter of zijn mandataris deze informatie nodig heeft om de correcte naleving van de sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten met betrekking tot het sectoraal pensioenstelsel te controleren: de exhaustieve lijst van de betrokken werknemers; - een attest van evenwaardigheid van de rechten, opgesteld door de aangeduide actuaris van de pensioeninstelling van de werkgever. § 2. De inrichter of zijn mandataris zal de betrokken werkgevers jaarlijks aanschrijven om de gevraagde attesten en lijsten tegen uiterlijk 30 juni van het betrokken jaar te bezorgen. Deze datum kan aangepast worden door beslissing van de inrichter of zijn mandataris.

Indien een werkgever deze attesten en lijsten niet heeft bezorgd aan de inrichter of aan zijn mandataris tegen opgegeven datum, zal de inrichter of zijn mandataris een herinnering sturen. Indien de betrokken werkgever het alsnog nalaat om de attesten/lijsten af te leveren binnen de gevraagde termijn, zullen de betrokken werknemers van die werkgever met ingang van 1 januari van het betrokken kalenderjaar aangesloten worden bij het sectoraal pensioenstelsel, behalve indien de raad van bestuur van de inrichter anders zou beslissen in het geval er een bijzondere motivering is of in geval van overmacht. § 3. Aan de hand van de attesten en lijsten en na eventueel onderzoek beslist de inrichter over de periode van buiten toepassingsgebied gedekt door de attesten.

De attestmodellen zijn beschikbaar op de website van de inrichter of van zijn mandataris www.fonds209.be en bijkomend op de website www.integrale.be.

De werkgever en zijn pensioeninstelling dienen op eenvoudig verzoek van de inrichter of zijn mandataris bijkomende toelichting bij de attesten/lijsten te verschaffen en/of alle gegevens over te maken die toelaten om de juiste uitvoering van de verplichtingen van dit sociaal sectoraal pensioenstelsel en de correcte toepassing van de voorwaarden en modaliteiten van buiten toepassingsgebied te controleren.

De inrichter kan de controle van deze documenten aan zijn mandataris toevertrouwen. § 4. De (actuaris van de) pensioeninstelling kan voorzien in de opmaak van één overkoepelend attest voor het geheel van haar pensioenplannen in beheer, op voorwaarde dat er in bijlage een lijst wordt toegevoegd met daarin de namen van de betrokken werkgevers, in mix-gevallen de namen van de betrokken bedienden en/of kaderleden, evenals alle elementen en gevraagde informatie van de betrokken werkgevers.

C.4. Procedure bij niet-betaling van de aanvullende pensioenpensioenpremies De procedure bij niet-betaling van de aanvullende pensioenpremies wordt geregeld in het pensioenreglement van het ondernemingspensioen stelsel. Indien de betrokken werkgever hierdoor niet langer voldoet aan de voorwaarden van buiten toepassingsgebied, zal hij desgevallend aangesloten worden bij het sectoraal pensioenstelsel volgens de modaliteiten van artikel C.3., § 2, behalve indien de raad van bestuur van de inrichter anders zou beslissen in het geval er een bijzondere motivering is of in geval van overmacht.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 18 juli 2021.

De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE _______ Nota (1) Wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid. Bijlage 2 aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 december 2020, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid, betreffende de wijziging van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, het pensioenreglement, het solidariteitsreglement en van de sectorale technische nota Aanvullend pensioen Reglement van de groepsverzekering dat het sociale sectorale pensioenstelsel uitvoert Sectie 1. Bijzondere voorwaarden van het reglement dat de pensioentoezegging uitvoert Definities, doel en voorwerp van het reglement dat het sectorale pensioenstelsel uitvoert 1.1. Definities Sectorale collectieve arbeidsovereenkomst In onderstaande tekst verwijst de term "sectorale collectieve arbeidsovereenkomst" (sectorale CAO) naar de volgende collectieve arbeidsovereenkomsten met betrekking tot het sociaal sectoraal pensioenstelsel: - de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 december 2020, registratienummer in aanvraag, tot wijziging van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, het pensioenreglement, het solidariteitsreglement en de sectorale technische nota; - iedere andere of iedere toekomstige algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Comité 209 voor de bedienden van de metaalfabrikatennijverheid, die betrekking heeft op het sociaal sectoraal pensioenstelsel.

Inrichter Het "Sociaal Fonds voor de Bedienden Metaal-BIS Fonds voor Bestaanszekerheid", afgekort SFBM-BIS, met ondernemingsnummer KBO 0682.891.282.

Pensioeninstelling Integrale nv, naamloze vennootschap, met maatschappelijke zetel te 4000 Luik, Place Saint-Jacques 11/101, toegelaten onder het codenummer 1530, met ondernemingsnummer KBO 0221.518.504.

SFBM "Sociaal Fonds voor de Bedienden Metaal - Fonds voor Bestaanszekerheid", afgekort SFBM, met ondernemingsnummer KBO 0541.831.805, ingericht op 1 januari 2014 in toepassing van de wet van 7 januari 1958 met betrekking tot de fondsen voor bestaanszekerheid.

RSZ De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, het organisme voor de financiering van de sociale zekerheid.

DmfA De multifunctionele aangifte op basis waarvan de ondernemingen de loon- en arbeidstijdgegevens van hun werknemers indienen ten behoeve van de instellingen van de sociale zekerheid.

Uittreding Hetzij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, anders dan door overlijden of pensionering, voor zover de werknemer binnen een termijn van 2 opeenvolgende trimesters na het einde van de arbeidsovereenkomst, geen nieuwe arbeidsovereenkomst heeft gesloten met een onderneming die onder het toepassingsgebied van dit pensioenstelsel valt;

Hetzij het einde van de aansluiting vanwege het feit dat de werknemer niet langer aan de aansluitingsvoorwaarden van het pensioenstelsel voldoet zonder dat dit samenvalt met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, anders dan door overlijden of pensionering;

Hetzij het einde van de aansluiting vanwege het feit dat de werknemer of, in geval van overdracht van de arbeidsovereenkomst, de nieuwe onderneming van de werknemer niet meer ressorteert onder het toepassingsgebied van de collectieve arbeidsovereenkomst waardoor het pensioenstelsel ingevoerd wordt.

De vaststelling dat een aangeslotene als uitgetreden dient beschouwd te worden, gebeurt op basis van een van de volgende gegevens: - De aangeslotene brengt de pensioeninstelling schriftelijk of langs elektronische weg op de hoogte van het feit dat hij de aansluitingsvoorwaarden niet meer vervult; - Gedurende twee opeenvolgende kwartalen werd geen DmfA aangifte gedaan voor de aangeslotene door een onderneming ressorterend onder het paritair comité 209.

De andere beschikkingen van artikel 1 van de algemene voorwaarden met betrekking tot de uittreding blijven van toepassing.

Onderneming of werkgever Elke onderneming, in de zin van legale entiteit (op basis van het ondernemingsnummer) of vestigingseenheid (op basis van het vestigingseenheidnummer) indien de juridische entiteit over meerdere vestigingseenheden beschikt, die bedienden en/of kaderleden tewerkstelt en op wie de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing is.

De begrippen gebruikt in dit pensioenreglement moeten op dezelfde wijze begrepen worden als in de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst. 1.2. Doel en voorwerp van de pensioentoezegging Het doel van de pensioentoezegging is het garanderen, en buiten de wettelijke verplichtingen inzake de pensioenen en ter verhoging ervan: - aan de aangeslotene zelf, van een aanvullend pensioenkapitaal dat kan omgezet worden in een levens-lange pensioenrente indien hij in leven is op het moment van pensionering; - aan de begunstigden voorzien door dit reglement, van een aanvullend overlijdenskapitaal dat kan omgezet worden in een levenslange overlevingsrente in geval van overlijden van de aangeslotene vóór de pensionering.

De pensioentoezegging is van het type vaste bijdragen zonder rendementsgarantie van de inrichter, doch zonder afbreuk te doen aan het minimaal rendement voorzien in de wet van 28 april 2003 over aanvullende pensioenen (WAP).

Aan dit pensioenreglement zijn onafscheidelijk verbonden: - het solidariteitsreglement waarvan de bijzondere voorwaarden beschreven worden in sectie 2; - het financieel reglement beschreven in sectie 3; - de technische nota die de modaliteiten van toepassing op het sociaal sectoraal pensioenstelsel en de voorwaarden van opting-out en buiten toepassingsgebied beschrijft, en die is toegevoegd als bijlage 1 bij de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst.

De stopzetting van het pensioenreglement, wat ook de reden is, heeft onmiddellijk de stopzetting van het solidariteitsreglement en van het financieel reglement tot gevolg. 1.3. Ingangsdatum Vanaf 1 januari 2020 wordt het reglement van 1 januari 2019 aangepast en wordt de pensioentoezegging bepaald door huidig reglement.

De verworven rechten van de aangeslotenen die de sector verlieten vóór de inwerkingtreding van het huidige reglement en/of hun rechthebbenden blijven bepaald door het voorgaande reglement. 2. Aansluiting Elke werknemer met een arbeidsovereenkomst voor bedienden die op 1 januari 2020 in de onderneming tewerkgesteld is, of na 1 januari 2020 tewerkgesteld zal worden (inclusief de kaderleden), ongeacht de duur van de arbeidsovereenkomst, en op wie de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing is, wordt verplicht aangesloten bij de pensioentoezegging. Worden uitgesloten: werknemers met een contract van uitzendarbeid, met vakantie-, studenten- of IBO-contracten (individuele beroepsopleiding), werknemers die activiteiten uitoefenen terwijl zij al van een wettelijk rustpensioen genieten en de werknemers van buiten België gevestigde werkgevers die in België gedetacheerd worden in de zin van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 of van de Verordening (EEG) nr. 1408/71.

Meer concreet worden de volgende bedienden aangesloten (verwijzing naar het werknemerskengetal gebruikt in de DmfA): - Alle bedienden met werknemerskengetal 495; - Met uitzondering van de tewerkgestelde gepensioneerden en met uitzondering van de werknemers van buiten België gevestigde werkgevers die in België gedetacheerd worden in de zin van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 of van de Verordening (EEG) nr. 1408/71. 3. Uitkeringen De prestaties "leven" en "overlijden" worden voor elke aangeslotene gefinancierd door een premie die volledig ten laste is van de onderneming.Zij spijst een individueel contract onderschreven bij de pensioeninstelling ten voordele van de aangeslotene. 4. Premies 4.1. Premies Via een beheersovereenkomst mandateert de inrichter het SFBM om in naam en voor rekening van de inrichter driemaandelijks de premies, zoals bepaald door de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst en opgenomen in het financieel reglement (sectie 3 van deze bijlage), te innen bij de ondernemingen op basis van de DmfA-aangiftes, overeenkomstig de hieronder opgenomen kalender.

Het SFBM stort de netto premies, na aftrek van de kosten voor de inning ervan, uiterlijk een maand na de inning, door aan de pensioeninstelling.

Kalender van de inning van de premies: - jaar N = jaar waarop de DmfA-gegevens betrekking hebben; - Premies berekend op de DmfA van het 1ste kwartaal zijn betaalbaar tegen 30/06/N; - Premies berekend op de DmfA van het 2de kwartaal zijn betaalbaar tegen 30/09/N; - Premies berekend op de DmfA van het 3de kwartaal zijn betaalbaar tegen 31/12/N; - Premies berekend op de DmfA van het 4de kwartaal zijn betaalbaar tegen 31/03/N+1.

Deze premies zijn gelijk aan een percentage van het referentieloon zoals gedefinieerd in de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst en in het financieel reglement (sectie 3). Dit percentage wordt vastgesteld in de sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten en wordt eveneens opgenomen in de technische nota opgenomen als bijlage 1 van de sectorale CAO. De administratie- en werkingskosten die het SFBM inhoudt voor de inning, en de beheerskosten die de pensioeninstelling aanrekent, zijn beschreven in de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst, de technische nota en in het financieel reglement (sectie 3) opgenomen als bijlagen van de sectorale CAO. De netto premies, na aftrek van de kosten voor de inning en het beheer van de premies, worden driemaandelijks op de contracten geregistreerd onder de vorm van recurrente premies volgens de verzekeringstechniek zoals bepaald in artikel 6 van dit reglement. 4.2. Gemeenschappelijke bepalingen De eventuele taksen en sociale bijdragen zijn ten laste van de onderneming en komen bovenop de hierboven vermelde bijdragen.

Het SFBM int eveneens, in naam en voor rekening van de inrichter, de sociale bijdrage van 8,86 pct. en de eventuele Wijninckxbijdrage (cfr. artikel 38, § 3duodecies en § 3terdecies van de wet van 29 juni 1981) die de inrichter zou verschuldigd zijn voor een aangesloten werknemer. 5. Einddatum De einddatum wordt vastgelegd op de eerste dag van de maand die volgt op de 65ste verjaardag van de aangeslotene. De einddatum wordt: - 66 jaar voor de aangeslotenen die vanaf 1 februari 2025 en tot 1 februari 2030 in dienst treden bij een werkgever op wie de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing is; - 67 jaar voor de aangeslotenen die vanaf 1 februari 2030 in dienst treden bij een werkgever op wie de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing is. 5.1. Verdaging van de einddatum Indien de aangeslotene het wettelijk pensioen later opneemt en in dienst blijft na de einddatum, blijft de pensioentoezegging van toepassing en wordt de einddatum die gebruikt wordt voor het onderliggende individueel contract van de betrokken aangeslotene, telkens met vijf jaar verlengd, met dien verstande dat het onderliggende individueel contract in dat geval wordt verlengd aan het tarief dat op dat moment van toepassing is. In dit geval kan de aangeslotene de betaling van het kapitaal bekomen bij in leven zijn op het moment van effectieve pensionering. 5.2. Vervroegde uitkering De artikelen 8.2. en 8.3. van de algemene voorwaarden zijn niet van toepassing. 6. Verzekeringstechniek De verzekeringsbewerking die aangewend wordt om de uitkering bij in leven zijn op de einddatum te financieren, is van het type "Uitgesteld Kapitaal Met terugbetaling van de Reserve bij overlijden voor de einddatum" (UKMR). De pensioenbijdragen worden aangewend als recurrente premies. De tariefregels die van toepassing zijn op het moment van de storting van de premie blijven van toepassing op de toekomstige premies ter hoogte van de laatst gestorte premie vóór de verandering van het tarief. 7. Diverse bepalingen 7.1 Informatieplicht De tekst van het reglement van de groepsverzekering is beschikbaar op de website van de pensioeninstelling (www.integrale.be) rubriek "Sectoren/PC 209".

Integrale stuurt jaarlijks de pensioenfiche waarvan sprake onder punt 13.3. van de algemene voorwaarden naar het persoonlijk adres van de aangeslotenen. 7.2. Verworven rechten van de aangeslotene op de reserves Voor de dossiers met betrekking tot de uittreding, de verandering van onderneming, de pensionering of het overlijden die vanaf 1 januari 2019 behandeld worden, wordt het volgende voorzien: indien het bedrag van de opgebouwde reserves kleiner is dan het bedrag van de verworven reserves, in voorkomend geval verhoogd tot de gewaarborgde bedragen zoals voorzien in artikel 24 van de WAP, dient de inrichter het ontbrekende deel van de reserves aan te zuiveren.

In dit geval zal de inrichter of zijn mandataris het ontbrekende deel van de reserves invorderen bij de werkgever die de aangeslotene op dat moment in dienst heeft.

Na de uittreding zal de technische rentevoet van de pensioeninstelling, verhoogd met de eventuele winstdeelname van toepassing zijn op de reserves die niet overgedragen worden, doch zonder afbreuk te doen aan de gewaarborgde bedragen zoals voorzien in artikel 24 van de WAP. 7.3. Uitgesloten risico's In afwijking van artikel 4.3. van de algemene voorwaarden wordt het kapitaal bij overlijden vóór de einddatum uitbetaald indien het overlijden het gevolg is van een zelfmoord van de aangeslotene gedurende het jaar dat volgt op de aanvang van het individuele contract. 7.4. Vereffening van de prestaties De pensioeninstelling voert de berekening en de vereffening van de prestaties uit op basis van de gekende elementen en van de geregistreerde premies op het contract van de aangeslotene op het moment van de officiële bekendmaking van de wettelijke pensionering.

De prestaties worden ten laatste uitbetaald binnen de dertig dagen die volgen op de communicatie door de aangeslotene van de noodzakelijke gegevens aan de pensioeninstelling.

Een bijkomende vereffening van een eventueel saldo aan aanvullend pensioenkapitaal, die rekening houdt met de laatste premies en/of correcties van de geregistreerde premies voor de betrokken aangeslotene sinds de eerste vereffening, zal uitgevoerd worden door de pensioeninstelling eens deze in het bezit is van alle noodzakelijke gegevens tot bepaling van de bijkomende verzekerde prestaties.

De vereffening kan hoe dan ook niet plaats vinden voor de pensionering. 8. Algemene voorwaarden De algemene voorwaarden van het reglement dat het sectoraal pensioenstelsel van PC 209 uitvoert - versie Sectoren_2019.1 - zijn van toepassing.

De bijzondere voorwaarden hebben voorrang op de algemene voorwaarden in de mate dat ze er van afwijken.

Sectie 2. Bijzondere voorwaarden van het reglement dat de solidariteitstoezegging uitvoert 1. Definities, doel en voorwerp van het reglement dat de solidariteitstoezegging uitvoert 1.1. Definities Solidariteitsinstelling Integrale nv, naamloze vennootschap, met maatschappelijke zetel te 4000 Luik, Place Saint-Jacques 11/101, toegelaten onder het codenummer 1530, met ondernemingsnummer KBO 0221.518.504.

Solidariteitstoezegging De toezegging van de inrichter om solidariteitsprestaties te voorzien voor de aangeslotenen, zoals hierna omschreven in artikel 2 van dit solidariteitsreglement en dit in uitvoering van de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst.

Dit reglement is onlosmakelijk verbonden met het pensioenreglement (sectie 1), het financieel reglement (sectie 3) en de technische nota (bijlage 1 van deze sectorale collectieve arbeidsovereenkomst). De stopzetting van het pensioenreglement heeft automatisch de stopzetting van onderstaand solidariteitsreglement als gevolg.

Solidariteitsbesluit Koninklijk besluit van 14 november 2003 tot vaststelling van de solidariteitsprestaties verbonden met de sociale aanvullende pensioenstelsels.

Financieringsbesluit Koninklijk besluit van 14 november 2003 tot vaststelling van de regels inzake de financiering en het beheer van de solidariteitstoezegging.

De andere begrippen gebruikt in dit solidariteitsreglement moeten op dezelfde wijze begrepen worden als in het pensioenreglement en in de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst. 1.2. Doel en voorwerp van de solidariteitstoezegging Het doel van de solidariteitstoezegging is het garanderen, buiten de wettelijke verplichtingen inzake de pensioenen en ter verhoging ervan, van een solidariteitsprestatie ten voordele van de die aan de toekenningsvoorwaarden voldoet omschreven in artikel 2 van dit solidariteitsreglement en volgens de voorwaarden beschreven in artikel 3 van dit solidariteitsreglement. 1.3 Ingangsdatum Dit solidariteitsreglement vangt op hetzelfde moment aan als het pensioenreglement. 2. Aansluiting De werknemers bedoeld in artikel 2 van het pensioenreglement zijn automatisch aangesloten bij dit solidariteitsreglement. De aansluiting aan de solidariteitstoezegging is even-eens verplicht voor de werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bedienden (met inbegrip van de kaderleden) in dienst bij een onderneming die vrijgesteld is van deelname aan de sectorale pensioentoezegging, op basis van een erkende "opting-out".

Ondernemingen die door de sector als "buiten toepassingsgebied" erkend zijn, vallen echter niet onder de solidariteitsverplichting. 3. Solidariteitsuitkeringen In uitvoering van artikel 43, § 1 van de WAP dat in werking gesteld werd door het solidariteitsbesluit, heeft dit solidariteitsreglement als doel om volgende solidariteitsprestaties toe te kennen in geval van gebeurtenissen die zich voordoen vanaf de in werkingtreding van deze toezegging. De bedragen van deze solidariteitsuitkeringen worden door het paritair comité 209 bepaald in een aparte collectieve arbeidsovereenkomst. 3.1. Tijdelijke werkloosheid De financiering van de opbouw van het aanvullend pensioen tijdens de periodes van tijdelijke werkloosheid in de zin van hoofdstuk II/1 "Regeling van schorsing van de uitvoering van de overeenkomst en regeling van gedeeltelijke arbeid" van titel III van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, met inbegrip van de periodes van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht coronavirus gedurende de periode door het Paritair Comité 209 voor de bedienden van de metaalfabrikatennijverheid bepaald in een aparte collectieve arbeidsovereenkomst, gebeurt als volgt: - gedurende de periode waarin een aangeslotene tijdelijk werkloos is, wordt de opbouw van zijn aanvullend pensioen verder gefinancierd door het solidariteitsfonds; - deze financiering gebeurt op forfaitaire basis waarbij per dag tijdelijke werkloosheid een bedrag toegevoegd wordt aan de individuele rekening van de werknemer; - onder "dag" wordt verstaan: elke dag waarvoor de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) aan de werknemer een werkloosheidsuitkering toekent in een regeling van volledige schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst en/of een regeling van gedeeltelijke arbeid ten gevolge tijdelijke werkloosheid in de zin van dit artikel, waarvan de inrichter kennis heeft gekregen. 3.2. Arbeidsongeschiktheid De financiering van de opbouw van het aanvullend pensioen tijdens periodes van arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte of ongeval van gemeen recht (met uitzondering van arbeidsongeval en beroepsziekte), gebeurt als volgt: - gedurende de periode waarin een deelnemer arbeidsongeschikt is, wordt de opbouw van zijn aanvullend pensioen verder gefinancierd door het solidariteitsfonds; - deze financiering gebeurt op forfaitaire basis waarbij per maand arbeidsongeschiktheid, een bedrag toegevoegd wordt aan de individuele rekening van de werknemer; - onder "maand" wordt verstaan: elke begonnen maand waarvoor de werknemer een ziekte-uitkering krijgt met een maximum van 14 maanden voor dezelfde arbeidsongeschiktheid, waarvan de inrichter kennis heeft gekregen. 3.3. Faillissement De financiering van de opbouw van het aanvullend pensioen tijdens periodes voorafgaand aan het faillissement van de onderneming, gebeurt als volgt: - gedurende de periode voorafgaand aan het faillissement van een onderneming en waarin er voor de aangeslotenen tewerkgesteld bij deze onderneming niet langer premies voor de opbouw van het aanvullend pensioen betaald worden, zal de opbouw van het aanvullend pensioen van deze aangeslotenen voortgezet worden op grond van het aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aangegeven brutoloon op de datum van faillissement; - deze financiering heeft enkel betrekking op de nietbetaalde premies die door de inrichter of zijn mandataris definitief als niet meer te innen beschouwd worden.

Voor de uitvoering van de solidariteitsprestaties beschreven onder de punten 3.1., 3.2. en 3.3. worden enkel de gegevens meegedeeld door het SFBM, in naam en voor rekening van de inrichter, aan de solidariteitsinstelling (volgens de wijze beschreven in het financieel reglement - sectie 3) in rekening genomen. Het SFBM deelt de gegevens op een globale manier mee aan de solidariteitsinstelling, en dit ten laatste op 31 juli van ieder jaar of als reactie op specifieke verzoeken van de solidariteitsinstelling (in geval van pensionering of overlijden). 3.4. Overlijden De financiering van een vergoeding onder de vorm van een rente in geval van overlijden van een aangeslotene tijdens de beroepsloopbaan in de sector, gebeurt als volgt: - indien een aangeslotene overlijdt tijdens zijn beroepsloopbaan in de sector vóór de datum van pensionering, wordt er aan de rechthebbenden een extra uitkering toegekend in de vorm van rente, behalve in geval van wettelijke uitsluitingen; - deze rente is gelijk aan het bedrag bekomen door de omzetting in rente van het door het paritair comité bepaalde bijkomend kapitaal, zoals vermeld in de toepasselijke sectorale collectieve arbeidsovereenkomst met betrekking tot de bedragen van de solidariteitsuitkeringen, toegekend in geval van overlijden volgens de modaliteiten van artikel 28 van de WAP. Indien de aldus bekomen jaarlijkse rente echter lager is dan 500 EUR (te indexeren bedrag), zal het extra toegekende bedrag niet als rente maar als kapitaal worden uitgekeerd, conform de modaliteiten beschreven in artikel 28, § 2 van de WAP. Indien een rechthebbende het overlijden van de aangeslotene opzettelijk of mede door zijn toedoen veroorzaakt, behalve in de gevallen die bij wet zijn toegestaan, dan wordt het kapitaal bij overlijden vóór de datum van pensionering uitgekeerd aan een andere rechthebbende volgens de volgorde die in artikel 6 van de algemene voorwaarden voorzien is. 4. Financiering De solidariteitsprestaties worden gefinancierd door een solidariteitsbijdrage ten laste van de ondernemingen die in naam en voor rekening van de inrichter wordt door het SFBM, op basis van een beheersovereenkomst tussen het SFBM en de inrichter. De solidariteitsbijdragen zijn beschreven in de sectorale CAO en in het financieel reglement (sectie 3).

De solidariteitsbijdragen worden door het SFBM driemaandelijks geïnd bij de betrokken ondernemingen onder de vorm van procentuele kwartaalbijdragen op basis van de DmfA-aangiftes.

De solidariteitsbijdragen spijzen het solidariteitsfonds van de inrichter. De werking van dit solidariteitsfonds is beschreven in artikel 6 van dit solidariteitsreglement.

De solidariteitsinstelling die deze bijdragen ontvangt, is gehouden tot een middelenverbintenis.

In geval van een tekort legt de solidariteitsinstelling binnen de drie maanden een herstelplan voor aan de FSMA. In dit geval zal de inrichter moeten beslissen hetzij om de solidariteitsprestaties aan te passen, hetzij om de solidariteitsbijdragen te verhogen, hetzij een combinatie van beiden, hetzij tot vereffening van het solidariteitsfonds.

In dit laatste geval zijn de modaliteiten zoals beschreven in artikel 20.4. van de algemene voorwaarden van toepassing. 5. Einddatum De einddatum van de dekking door dit solidariteitsreglement wordt vastgesteld op hetzelfde moment als in het pensioenreglement. In geval van verdaging van de einddatum zijn de modaliteiten beschreven in artikel 5.1. van de bijzondere voorwaarden van het pensioenreglement eveneens van toepassing voor dit solidariteitsreglement. 6. Solidariteitsfonds Het solidariteitsfonds waaruit de solidariteitsprestaties geput worden, is een stelsel van collectieve reserve dat beheerd wordt door de solidariteitsinstelling overeenkomstig de in dit reglement gedefinieerde doelstellingen en bepalingen, alsook in het financiële reglement (sectie 3). Het solidariteitsfonds behoort toe aan het geheel van de aangeslotenen.

Indien een onderneming of werknemer om één of andere reden ophoudt deel uit te maken van het toepassingsgebied van dit solidariteitsreglement kan hij op geen enkele wijze aanspraak maken op de tegoeden van het solidariteitsfonds.

Het solidariteitsfonds en de solidariteitsprestaties worden beheerd in overeenstemming met de bepalingen van de ter zake geldende wetgeving (solidariteitsbesluit en financieringsbesluit). Daartoe zal de solidariteitsinstelling de rekeningen van het solidariteitsfonds afzonderlijk van de andere activiteiten beheren.

De inkomsten van de rekeningen van het solidariteitsfonds kunnen bestaan uit: - de solidariteitsbijdragen, gestort in uitvoering van dit solidariteitsreglement; - eventuele andere sommen gestort door de inrichter of op vraag van deze laatste, door de ondernemingen; - de financiële opbrengsten van het solidariteitsfonds.

De uitgaven van de rekeningen van het solidariteitsfonds kunnen bestaan uit: - de uitkering van de in dit reglement bepaalde solidariteitsprestaties; - de kosten voor het beheer van de solidariteitstoezegging; - de voorzieningen voor lopende prestaties, voor risicoschommelingen en veroudering.

De solidariteitsinstelling stelt op het einde van ieder boekjaar een resultatenrekening op, evenals een balans met activa en passiva van het solidariteitsfonds, en zendt deze stukken binnen de maand na goedkeuring aan de FSMA. In geval van stopzetting van de solidariteitstoezegging kunnen de overblijvende tegoeden van het solidariteitsfonds, na aftrek van de voorzieningen voor lopende solidariteitsprestaties en voor te voorziene kosten gelinkt aan de opheffing van het solidariteitsfonds, nooit gestort worden aan de inrichter of aan de ondernemingen.

Behalve in geval van wijziging van solidariteitsinstelling worden zij als éénmalige bijdrage aangewend op de individuele contracten ten voordele van de aangeslotenen die op het moment van de stopzetting van de solidariteitstoezegging nog steeds beantwoorden aan de aansluitingsvoorwaarden.

Deze uitzonderlijke bijdrage zal voor elke aangeslotene proportioneel berekend worden a rato van de verworven reserves in dit sectoraal pensioenstelsel, eventueel aangevuld met bedragen ten belope van de minimale garantie in toepassing van artikel 24 van de WAP, waarop de aangeslotene recht heeft volgens het sectoraal pensioenreglement.

In het geval er geen overschot is, maar de resterende tegoeden voldoende zijn voor de betaling van de solidariteitsprestaties van het huidige solidariteitsreglement, zullen deze solidariteitsprestaties uitgevoerd worden, zelfs indien er niet meer voldoende tegoeden overblijven om de toekomstige kosten te dekken.

Indien de overblijvende tegoeden onvoldoende zijn om de solidariteitsprestaties van dit solidariteitsreglement uit te voeren, worden deze laatste pro rata beperkt.

In de twee laatste gevallen zal de inrichter de overblijvende kost of de totale kost gelinkt aan de opheffing van dit solidariteitsfonds, ten laste nemen.

In geval van wijziging van solidariteitsinstelling worden de overblijvende tegoeden van het solidariteitsfonds, na aftrek van de voorzieningen voor lopende solidariteitsprestaties en voor te voorziene kosten, overgedragen aan de nieuwe solidariteitsinstelling. 7. Diverse bepalingen 7.1. Gegevens die moeten meegedeeld worden door het SFBM Het SFBM deelt, in naam en voor rekening van de inrichter, aan de solidariteitsinstelling alle gegevens mee (met inbegrip van de correcties) die nodig zijn voor het beheer van de solidariteitstoezegging, ten laatste tegen 31 juli van het jaar volgend op het jaar waarop de solidariteitsprestaties betrekking hebben.

De ondernemingen waarvan het pensioenreglement erkend is als "opting-out" worden ook opgenomen in de gegevens meegedeeld door het SFBM. Deze ondernemingen hebben eerder alle noodzakelijke gegevens voor de uitvoering van de solidariteitstoezegging doorgestuurd aan het SFBM, met mededeling van de pensioeninstelling die ze gekozen hebben voor de uitvoering van hun ondernemingspensioenstelsel, zodanig dat de solidariteitsprestaties kunnen overgedragen worden naar de pensioeninstelling van de betrokken onderneming in opting-out.

De solidariteitsinstelling dekt de aangeslotenen op basis van de gegevens die opgenomen zijn in het KSZ-netwerk, waar nodig vervolledigd met informatie aangeleverd door de onderneming, en die afkomstig zijn van het SFBM. De solidariteitsinstelling kan niet verantwoordelijk gesteld worden voor de gevolgen die voortvloeien uit het overmaken van onnauwkeurige, onvolledige, onjuiste of laattijdige inlichtingen. 7.2. Informatieplicht De tekst van het solidariteitsreglement is beschikbaar de website van de solidariteitsinstelling (www.integrale.be) rubriek "Sectoren/PC209".

De mogelijke solidariteitsprestaties worden hernomen op de pensioenfiche waarvan sprake onder artikel 13.3. van de algemene voorwaarden en die jaarlijks naar de aangeslotene opgestuurd wordt. 7.3. Verworven rechten van de aangeslotene op de reserves De solidariteitstoezegging gaat op geen enkel moment verworven rechten creëren, noch verworven reserves of verworven prestaties. 8. Algemene voorwaarden De algemene voorwaarden van het reglement dat het sectoraal pensioenstelsel van PC 209 uitvoert - versie Sectoren_2019.1 - zijn van toepassing.

De bijzondere voorwaarden van het solidariteitsreglement hebben voorrang op de algemene voorwaarden in de mate dat ze er van afwijken.

Sectie 3. Financieel reglement 1. Doel Dit financieel reglement bepaalt de regels en voorwaarden van financiering van het sociaal sectoraal pensioenstelsel (luiken pensioen en solidariteit) van het PC 209 vanaf 1 januari 2020, in uitvoering van de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst. Dit financieel reglement is onlosmakelijk verbonden met het pensioenreglement, het solidariteitsreglement en de technische nota opgenomen als bijlagen bij deze sectorale collectieve arbeidsovereenkomst. De stopzetting van het pensioenreglement heeft automatisch de stopzetting van de andere reglementen tot gevolg.

De begrippen gebruikt in dit financieel reglement moeten op dezelfde wijze begrepen worden als in sectie 1 (pensioenreglement), sectie 2 (solidariteitsreglement) en in de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst. 2. Ingangsdatum Dit financieel reglement vangt op hetzelfde moment aan als het pensioenreglement in bijlage bij deze sectorale collectieve arbeidsovereenkomst. 3. Premies 3.1. Inning en doorstorten van de premies en de solidariteitsbijdragen aan de pensioeninstelling en de solidariteitsinstelling In dit artikel verstaat men onder "premies": de aanvullende pensioenpremies ter financiering van het luik pensioen en onder "bijdragen": de solidariteitsbijdragen ter financiering van het luik solidariteit.

Het SFBM int op regelmatige basis, in naam en voor rekening van de inrichter, de overeengekomen premies en bijdragen, conform de bepalingen van de verschillende collectieve arbeidsovereenkomsten met betrekking tot het sociaal sectoraal pensioenstelsel. Deze premies en bijdragen worden in de sectorale CAO en in artikel 3.4. van dit financieel reglement gedetailleerd.

Het totaal van de premies wordt, na aftrek van de kosten voor de inning ervan zoals bepaald in de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst, na het einde van elk kwartaal door het SFBM doorgestort aan de pensioeninstelling.

Het totaal van de bijdragen wordt, na aftrek van de kosten voor de inning ervan en de algemene beheerskosten, zoals bepaald in de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst, na het einde van elk kwartaal door het SFBM doorgestort aan de solidariteitsinstelling.

Deze gelden worden gestort in de financieringsfondsen verbonden aan deze groepsverzekering van de inrichter, die door de pensioeninstelling en de solidariteitsinstelling afzonderlijk beheerd worden.

De praktische aspecten van de inning en de doorstorting van de premies en bijdragen naar de pensioeninstelling en de solidariteitsinstelling worden beschreven in de beheersovereenkomst getekend tussen de partijen. 3.2. Toekenning van de premies op de contracten - Pensioenopbouw De netto premies (= geïnde premies verminderd met de inningskosten), worden door de pensioeninstelling ingehouden op het financieringsfonds en vervolgens toegekend op de individuele contracten van de aangeslotenen volgens het volgende schema: jaar N = jaar waarop de DmfA-gegevens betrekking hebben; op 31/07/N voor de premies berekend op de DmfAgegevens van het 1ste kwartaal van het jaar N; op 31/10/N voor de premies berekend op de DmfAgegevens van het 2de kwartaal van het jaar N; op 31/01/N+1 voor de premies berekend op de DmfA-gegevens van het 3de kwartaal van het jaar N; op 30/04/N+1 voor de premies berekend op de DmfA-gegevens van het 4de kwartaal van het jaar N. In ieder geval begint de oprenting van de premies op de individuele contracten vanaf de datum van de storting van deze premies in het financieringsfonds-luik pensioen.

De beheerskosten van de pensioeninstelling, die bepaald zijn in artikel 3.6. van dit financieel reglement, worden afgehouden van het door de pensioeninstelling toegekende rendement.

De premies die al toegekend zijn op de individuele contracten kunnen eventueel worden geregulariseerd, zowel in min als in plus, naar aanleiding van de correcties van de DmfA-gegevens.

Er wordt geen rekening meer gehouden met regularisaties in min voor uitgetreden aangeslotenen die al geïnformeerd zijn over hun verworven rechten of voor overleden of gepensioneerde aangeslotenen aan wie de pensioen- of overlijdensprestaties reeds werden uitgekeerd.

Regularisaties in meer worden wel nog doorgevoerd. 3.3. Toekenning bijdragen - Solidariteitsluik Na ontvangst stort de solidariteitsinstelling de netto solidariteitsbijdragen (= de geïnde bijdragen verminderd met de inningskosten en de algemene beheerskosten) door in het financieringsfonds-luik solidariteit na afhouding van haar eigen beheerskosten conform artikel 3.6. van dit financieel reglement, volgens het volgende schema: jaar N = jaar waarop de DmfA-gegevens betrekking hebben; op 31/07/N voor de bijdragen berekend op de DmfAgegevens van het 1ste kwartaal van het jaar N; op 31/10/N voor de bijdragen berekend op de DmfAgegevens van het 2de kwartaal van het jaar N; op 31/01/N+1 voor de bijdragen berekend op de DmfA-gegevens van het 3de kwartaal van het jaar N; op 30/04/N+1 voor de bijdragen berekend op de DmfA-gegevens van het 4de kwartaal van het jaar N. 3.4. Toekenning van prestaties op de contracten - Solidariteitsluik Jaarlijks worden op 31 juli de bijdragen, berekend op basis van de via het SFBM ontvangen gegevens met betrekking tot het voorgaande burgerlijk jaar, geput uit het financieringsfonds-luik solidariteit.

Deze dienen om de solidariteitsprestaties te verzekeren, zoals beschreven in het solidariteitsreglement (sectie 2) en dit voor het voorbije burgerlijk jaar. 3.4.1. Ondernemingen die aangesloten zijn bij het pensioenluik van het sectoraal pensioenstelsel Voor de aangeslotenen van het sectoraal pensioenstelsel worden de solidariteitsprestaties pensioen (zie artikel 3.1. tot en met artikel 3.3. van het solidariteitsreglement - sectie 2) toegekend op hun individuele contracten als recurrente premies in de verzekeringstechniek beschreven in het pensioenreglement.

In geval van overlijden van de aangeslotene wordt de bijkomende rente of het bijkomende kapitaal door de solidariteitsinstelling uitgekeerd aan de rechthebbende(n) conform de bepalingen van artikel 3.4. van het solidariteitsreglement - sectie 2. 3.4.2. Ondernemingen in opting-out die moeten deelnemen aan het solidariteitsluik De prestaties beschreven in het solidariteitsreglement die betrekking hebben op werknemers die niet aangesloten zijn aan het sectoraal pensioenstelsel beheerd door de pension pensioeninstelling (werknemers in dienst bij een onderneming waarvan de pensioentoezegging erkend is opting-out), worden door de solidariteitsinstelling doorgestort aan de respectievelijke pensioeninstellingen waaraan de betrokken ondernemingen het beheer van hun pensioentoezegging hebben toevertrouwd binnen het kwartaal dat volgt op de ontvangst van de bedragen en van alle informatie nodig voor de doorstorting.

De solidariteitsinstelling bezorgt tegelijkertijd aan deze pensioeninstellingen een lijst met de prestaties en de betrokken aangeslotenen of begunstigden.

Indien de solidariteitsinstelling de pensioeninstelling niet kan identificeren of indien de pensioeninstelling het rekeningnummer waarop de solidariteitsprestatie betaald kan worden, niet meedeelt, blijft het bedrag in het financieringsfonds - luik solidariteit totdat de solidariteitsinstelling in het bezit is van alle nodige informatie om de premie over te dragen. 3.5. Overzicht van de premies/bijdragen Vanaf 1 januari 2020 worden de bruto bijdragen als volgt bepaald: Premie voor de pensioentoezegging: 2,29 pct. * S Bijdrage voor de solidariteitstoezegging: 0,10 pct. * S S is het referentieloon, zoals beschreven in artikel 3.6. hierna.

De eventuele taksen en sociale bijdragen zijn ten laste van de onderneming en komen bovenop de hierboven vermelde bijdragen. 3.6. Referentieloon Het referentie jaarloon is vanaf 1 januari 2020 gelijk aan het aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aangegeven bruto jaarloon van de aangeslotene, exclusief het enkel en het dubbel vakantiegeld. (Vóór 1 januari 2020 was het referentie jaarloon gelijk aan het aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aangegeven bruto jaarloon van de aangeslotene, inclusief het dubbel vakantiegeld).

Meer concreet betreft het 2,29 pct. op basis van de bruto loonmassa, waarbij de bruto loonmassa gelijk is aan de som van 1/1,08 op DmfA bezoldigingscode 1, met de DmfA bezoldigingscodes 2, 3, 4. 3.7. Beheerskosten De beheerskosten worden berekend als een percentage op de door het SFBM in naam en voor rekening van de inrichter geïnde en door de pensioeninstelling en de solidariteitsinstelling vanwege het SFBM ontvangen premies en solidariteitsbijdragen.

Het forfaitair kostenpercentage dat wordt ingehouden door het SFBM op de geïnde premies en bijdragen wordt vastgesteld volgens de principes in de sectorale CAO. Vanaf 1 januari 2020 bedragen deze beheerskosten op de premies en solidariteitsbijdragen: - Inningskosten ingehouden door het SFBM op de ge- ïnde premies voor de pensioentoezegging: 1 pct.; - Inningskosten en algemene beheerskosten ingehouden door het SFBM op de geïnde bijdragen voor de solidariteitstoezegging: 5 pct. in 2020 en 4 pct. vanaf 1 januari 2021; - Beheerskosten van de pensioeninstelling: de kosten zijn begrepen in de premie die wordt ingeschreven op de individuele contraeten van de aangeslotenen en worden afgehouden van het door de pensioeninstelling toegekende rendement. Ze bedragen 3 pct. voor het gedeelte van de premie met een gewaarborgde technische rentevoet van 3,75 pct. per jaar en 1 pct. voor het overige gedeelte van de premie; - Beheerskosten van de solidariteitsinstelling: de kosten worden afgehouden van de van het SFBM ontvangen nettobijdragen, vooraleer die bijdragen door de solidariteitsinstelling worden doorgestort in het financieringsfonds-luik solidariteit: 1 pct. 4. Diverse bepalingen 4.1. Informatie De tekst van het financiële reglement is beschikbaar op de website van de pensioen- en solidariteitsorganisme (www.integrale.be) rubriek "Sectoren/PC209". 5. Algemene voorwaarden De algemene voorwaarden van het reglement dat het sectoraal pensioenstelsel van PC 209 uitvoert - versie Sectoren_2019.1 - zijn van toepassing.

De bijzondere voorwaarden van het financieel reglement hebben voorrang op de algemene voorwaarden in de mate dat ze ervan afwijken.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 18 juli 2021.

De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE

Bijlage 3 aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 december 2020, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid, betreffende de wijziging van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, het pensioenreglement, het solidariteitsreglement en van de sectorale technische nota Algemene voorwaarden van het reglement dat het sectoraal pensioenstelsel van het PC 209 uitvoert Versie Sectoren 2019.1 Definities Einddatum De pensioenleeftijd zoals vermeld in de bijzondere voorwaarden van het reglement.

Voor pensioentoezeggingen ingevoerd vanaf 1 januari 2016 kan deze eindleeftijd niet lager zijn dan de wettelijke pensioenleeftijd in voege op het moment van de invoering. Voor de bestaande pensioentoezeggingen op 1 januari 2016 kan de eindleeftijd voor de personen die in dienst treden vanaf 1 januari 2019 niet lager zijn dan de wettelijke pensioenleeftijd die in voege is op het moment van hun indiensttreding.

Wettelijke pensioenleeftijd De pensioenleeftijd zoals bepaald in artikel 3, § 1, 27° van de WAP, te weten de pensioenleeftijd volgens artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit van 23 december 1996 tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenen. Deze leeftijd is momenteel vastgesteld op 65 jaar voor de pensioenen die effectief en voor de eerste keer aanvangen ten laatste op 1 januari 2025, 66 jaar voor de pensioenen die effectief en voor de eerste keer aanvangen ten vroegste op 1 februari 2025 en ten laatste op 1 januari 2030 en 67 jaar voor de pensioenen die effectief en voor de eerste keer aanvangen ten vroegste op 1 februari 2030.

Aangeslotene De persoon behorend tot de categorie die in het sectoraal reglement omschreven is, die bij het sectorpensioen aansluit, en op wiens hoofd het risico op het optreden van het verzekerde voorval rust.

Op 1 januari 2019 gebeurt de aansluiting bij een pensioenstelsel onmiddellijk voor alle werknemers die onder het stelsel vallen, niettegenstaande iedere tegenovergestelde bijzondere voorwaarde.

De werknemer die, hoewel gepensioneerd, een beroepsactiviteit uitoefent en beantwoordt aan de categorie bepaald in het sectoraal reglement, wordt niet aangesloten.

Slapende aangeslotene of slaper De aangeslotene die uitgetreden is in toepassing van artikel 11 van deze algemene voorwaarden.

Groepsverzekering De collectieve verzekering die het sectoraal pensioenstelsel, ingevoerd door de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst, uitvoert.

Koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de toekenning van de buitenwettelijke voordelen aan werknemers en aan bedrijfsleiders Het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de toekenning van de buitenwettelijke voordelen aan de loontrekkende werknemers bedoeld bij koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor loontrekkende werknemers en aan de personen bedoeld in artikel 32, eerste lid, 1° en 2° van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, tewerkgesteld buiten een arbeidsovereenkomst.

Solidariteitsbesluit Koninklijk besluit van 14 november 2003 tot vaststelling van de solidariteitsprestaties verbonden met de sociale aanvullende pensioenstelsels.

Financieringsbesluit Koninklijk besluit van 14 november 2003 tot vaststelling van de regels inzake de financiering en het beheer van de solidariteitstoezegging.

Toezichthouders Iedere publieke instelling die belast is met het toezicht op de Belgische financiële sector (inclusief deze van de verzekeringen).

Begunstigde De persoon in wiens voordeel de verzekeringsprestatie is bedongen.

Beheersovereenkomst Het contract gesloten tussen de inrichter en Integrale waardoor het financiële en administratieve beheer en de dekking van de risico's van het sectorale pensioenstelsel aan Integrale toevertrouwd worden.

Pensioentoezegging van het type vaste bijdragen De inrichter verbindt zich ertoe om periodiek een vaste bijdrage te betalen aan de pensioeninstelling ter financiering van het aanvullend pensioen. Deze bijdrage is ten laste van de inrichter.

Solidariteitstoezegging De toezegging van de om een inrichter voor zijn solidariteitsprestatie te voorzien en dit ter aangeslotenen en/of rechthebbenden uitvoering van de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst.

Minimum rendementsgarantie De minimum rendementsgarantie ten laste van de inrichter krachtens artikel 24 van de WAP. Onderneming De technische bedrijfseenheid zoals omschreven in artikel 14 van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven die aangesloten is bij het sectorale pensioenstelsel.

Pensioeninstelling Integrale n.v., verzekeringsonderneming belast met het uitvoeren van het sectorale pensioenstelsel, met hoofdzetel te 4000 Luik, place Saint-Jacques 11 bus 101, toegelaten onder het administratief codenummer 1530 om levensverzekeringen te beheren (koninklijk besluit van 10 november 1997).

Solidariteitsinstelling De verzekeringsonderneming die beantwoordt aan de voorwaarden bepaald in artikel 10, § 1, 4° van de WAP en die aangeduid werd door de inrichter voor de uitvoering van de solidariteitstoezegging.

Indien de solidariteitsinstelling niet op paritaire wijze wordt beheerd, wordt een toezichtscomité opgericht conform artikel 47, 2de alinea van de WAP die haar samenstelling en opdrachten bepaalt.

Inrichter De rechtspersoon, paritair samengesteld, aangeduid via een collectieve arbeidsovereenkomst door de representatieve organisaties van een paritair comité of subcomité, opgericht volgens hoofdstuk III van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, die de uitvoering van het sectorale pensioenstelsel aan Integrale toevertrouwt.

Verworven prestaties De prestaties waarop de aangeslotene aanspraak kan maken overeenkomstig het pensioenreglement, indien hij bij zijn uittreding zijn verworven reserves bij Integrale laat.

Premie De vergoeding die Integrale vraagt als tegenprestatie van haar verbintenissen.

Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen plannen met koopsommen en plannen met recurrente premies.

Voor de plannen met koopsommen zijn de tariefregels deze die in voege zijn op het moment van het storten van de koopsom. Indien de tariefregels wijzigen, zullen de gewijzigde bepalingen van toepassing zijn op elke premie die vanaf deze wijziging gestort wordt.

Voor de plannen met recurrente premies blijven de tariefregels die van toepassing zijn op het moment van de storting van de premies van toepassing op de toekomstige premies ten belope van de laatst gestorte premie vóór de wijziging van deze regels.

Reductie van een contract De vermindering van de actuele waarde van de verzekerde prestaties ten gevolge van het stopzetten van de betaling van de premies.

Reglement Het pensioenreglement waarin de rechten en verplichtingen van de inrichter, van de onderneming, van de aangeslotenen en van hun rechthebbenden, evenals de aansluitingsvoorwaarden en de regels inzake de uitvoering van het sectorale pensioenstelsel worden bepaald.

De bijzondere voorwaarden hebben voorrang op de algemene voorwaarden in de mate dat ze ervan afwijken.

De bijzondere voorwaarden mogen echter niet afwijken van de bepalingen van de algemene voorwaarden die principes overnemen die door de wet opgelegd zijn. Indien een bepaling van de bijzondere voorwaarden tegenstrijdig met de wet zou zijn, dan heeft de overeenstemmende bepaling van de algemene voorwaarden voorrang.

Verworven reserves De reserves waarop de aangeslotene recht heeft op een bepaald moment, overeenkomstig het pensioenreglement.

Wiskundige reserves De wiskundige reserves stemmen overeen met de huidige waarde van de toekomstige prestaties verminderd met de huidige waarde van de toekomstige premies.

Uittreding 1) Hetzij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, anders dan door overlijden of pensionering.Wordt evenwel niet als een uittreding beschouwd, de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, anders dan door overlijden of pensionering, die wordt gevolgd door het sluiten van een arbeidsovereenkomst met een andere werkgever die onder het toepassingsgebied van hetzelfde sectoraal pensioenstelsel valt; 2) Hetzij het einde van de aansluiting vanwege het feit dat de werknemer niet langer aan de aansluitingsvoorwaarden van het pensioenstelsel voldoet zonder dat dit samenvalt met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, anders dan door overlijden of pensionering;3) Hetzij het einde van de aansluiting vanwege het feit dat de werkgever, of in geval van overdracht van de arbeidsovereenkomst, de nieuwe werkgever van de werknemer niet meer ressorteert onder het toepassingsgebied van de collectieve arbeidsovereenkomst waarbij het pensioenstelsel ingevoerd wordt. KBSZ De Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, openbare instelling van sociale zekerheid, opgericht bij de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid.

Wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen (afgekort "WAP") De wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid.

Horizontale methode De methode vastgelegd in artikel 24, § 4 van de WAP, waarbij in geval van een wijziging van de gegarandeerde minimum rentevoet overeenkomstig artikel 24, § 3 van de WAP, de oude rentevoet wordt toegepast tot aan de eerste van de gebeurtenissen bedoeld in artikel 24, § 1 en § 2, eerste lid van de WAP op de bijdragen verschuldigd op basis van het pensioenreglement voor de wijziging en de nieuwe rentevoet wordt toegepast tot aan de eerste van de voornoemde gebeurtenissen op de bijdragen verschuldigd op basis van het pensioenreglement vanaf de wijziging.

Verticale methode De methode vastgelegd in artikel 24, § 4 van de WAP waarbij in geval van een wijziging van de gegarandeerde minimum rentevoet overeenkomstig artikel 24, § 3 van de WAP de oude rentevoet wordt toegepast tot op het moment van de wijziging op de bijdragen verschuldigd op basis van het pensioenreglement voor de wijziging en de nieuwe rentevoet wordt toegepast op de bijdragen verschuldigd op basis van het pensioenreglement vanaf de wijziging en op het bedrag resulterend uit de kapitalisatie tegen de oude rentevoet van de bijdragen verschuldigd op basis van het pensioenreglement tot aan de wijziging.

Pensionering Het effectief ingaan van het wettelijk pensioen in het stelsel van loontrekkende werknemers. 2. Aanvang van de groepsverzekering en van het individuele contract van de aangeslotene 2.1. Aanvang van de groepsverzekering De groepsverzekering neemt een aanvang vanaf de datum die voorzien is in de overeenkomst tussen de inrichter en Integrale, voor zover deze overeenkomst en het reglement door beide partijen ondertekend werden.

De inrichter kan de overeenkomst opzeggen met een aangetekende brief of via een gewone brief met ontvangstbewijs, binnen een termijn van 30 dagen na de ondertekening ervan. In dat geval betaalt Integrale de betaalde premies terug, na afhouding van de premies die nodig waren om het overlijdensrisico van de aangeslotenen te verzekeren tijdens de verstreken termijn. 2.2. Aanvang van het individuele contract van de aangeslotene Het individuele contract van de aangeslotene treedt in werking na de aanvang van de groepsverzekering, vanaf het ogenblik waarop voldaan wordt aan de in het reglement vastgestelde aansluitingsvoorwaarden en waarop Integrale alle informatie die nodig is voor het dekken van de risico's, ontvangen heeft.

Per aangeslotene wordt per periode van aansluiting slechts één individueel contract onderschreven in uitvoering van het sectorale pensioenstelsel, en dit tijdens zijn hele loopbaan, behalve: - indien hij tegelijkertijd in dienst is bij meerdere ondernemingen die het sectorale pensioenstelsel door Integrale laten uitvoeren; - indien hij een reserve overdraagt zoals bepaald in artikel 12. 3. Onbetwistbaarheid van de groepsverzekering en van het individuele contract Integrale dekt de aangeslotene op basis van de gegevens die door de inrichter, de onderneming of de aangeslotene zelf overgemaakt werden, waarbij allen verantwoordelijk zijn voor de nauwkeurigheid van de inlichtingen. Vanaf de inwerkingtreding van het individuele contract is dit laatste onbetwistbaar, tenzij de inrichter, de onderneming of de aangeslotene gegevens opzettelijk verzwegen of onjuist meedeelden. In dat geval heeft Integrale het recht om het contract te vernietigen en om de premies die betaald werden tot op het ogenblik waarop kennis gekregen werd van het opzettelijk verzwijgen of onjuist meedelen van de gegevens, te behouden.

Wanneer de geboortedatum en/of het geslacht onnauwkeurig meegedeeld werden, kunnen de uitkeringen aangepast worden in functie van de leeftijd en/of het geslacht die/dat in aanmerking had moeten genomen worden. 4. Omvang van de groepsverzekering en medische formaliteiten 4.1. Territoriale uitgestrektheid De groepsverzekering is van kracht over heel de wereld. 4.2. Medische formaliteiten Er zijn geen medische formaliteiten. 4.3. Uitgesloten risico's Het kapitaal bij overlijden vóór de einddatum wordt niet uitbetaald indien het overlijden het gevolg is van een zelfmoord van de aangeslotene gedurende het jaar dat volgt op de aanvang van het individuele contract.

In dat geval wordt niet het verzekerde kapitaal, maar wel de wiskundige reserve eventueel beperkt tot het verzekerd kapitaal bij overlijden vóór de einddatum, uitgekeerd aan de begunstigde(n).

Indien een begunstigde het overlijden van de aangeslotene opzettelijk of mede door zijn toedoen veroorzaakt, behalve in de gevallen die bij wet zijn toegestaan, dan wordt het kapitaal bij overlijden vóór de einddatum uitgekeerd aan een andere begunstigde, volgens de volgorde die in artikel 6 voorzien is. 5. Tarieven en minimum rendementsgarantie 5.1. Tarieven van Integrale Integrale past voor al haar aangeslotenen, inclusief de slapers, de tarieven toe die voorgelegd werden aan haar actuariële functie en die meegedeeld werden aan de toezichthouders.

In geval van aanpassing van de tarieven zal elke nieuwe aansluiting, elke aanpassing van de verzekerde waarden, elke wijziging van kapitalen of renten en elke nieuw gevestigde rente berekend worden aan het nieuwe tarief.

De waarborg die gegeven wordt door Integrale is beperkt tot de waarborg die voortvloeit uit de toepassing van haar tarieven. 5.2. Minimum rendementsgarantie ten laste van de inrichter Voor de pensioenplannen die ingevoerd werden vanaf 1 januari 2016 vermelden de bijzondere voorwaarden van het reglement of de horizontale dan wel de verticale methode wordt gehanteerd inzake het minimum gegarandeerde rendement zoals bepaald in artikel 24 van de WAP. Zoniet wordt de horizontale methode toegepast indien Integrale of meerdere pensioeninstellingen een welbepaald resultaat op de einddatum waarborgen in functie van de gestorte bijdragen. In alle andere gevallen wordt de verticale methode toegepast.

Voor de pensioenplannen die ingevoerd werden voor de 1ste januari 2016 wordt de horizontale methode toegepast indien Integrale of meerdere pensioeninstellingen een welbepaald resultaat op de einddatum waarborgen in functie van de gestorte bijdragen. In alle andere gevallen wordt de verticale methode toegepast.

De toegepaste methode kan slechts wijzigen in de gevallen voorzien door artikel 24, § 4 van de WAP. Het minimum gegarandeerde rendement moet berekend worden bij de uittreding van de aangeslotene, zijn pensionering of wanneer de uitkeringen bij leven verschuldigd zijn conform de overgangsmaatregelen van de WAP of in geval van stopzetting van het pensioenstelsel. 6. De begunstigden van de groepsverzekering 6.1. De begunstigde van de verzekerde prestatie in geval van leven De prestatie leven wordt aan de aangeslotene gestort indien hij in leven is op het moment waarop de wet en het reglement het uitkeren van deze prestatie toelaten.

Op het moment van de pensionering informeert Integrale de aangeslotene over de prestatie die verschuldigd is, over de mogelijke betalingswijzen, met inbegrip van het recht op een omvorming in rente, en over de nodige gegevens voor de uitbetaling. 6.2. De begunstigde van het verzekerde bedrag in geval van overlijden vóór de einddatum Indien de aangeslotene overlijdt vóór de einddatum wordt, zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van de bijzondere voorwaarden van het reglement, de prestatie overlijden uitgekeerd aan de begunstigde(n) op basis van de volgende voorrangsorde: 1. De echtgeno(o)t(e) van de aangeslotene die niet gerechtelijk van tafel en bed of feitelijk gescheiden is, of die zich niet in aanleg tot scheiding van tafel en bed of echtscheiding bevindt, of de persoon die wettelijk samenwoont met de aangeslotene in de zin van artikel 1475 tot 1479 van het Burgerlijk Wetboek;2. Bij ontstentenis, de wettelijke, geadopteerde of natuurlijke erkende kinderen van de aangeslotene, of bij plaatsvervulling, hun nakomelingen;3. Bij ontstentenis, de door de aangeslotene schriftelijk aangeduide perso(o)n(en);4. Bij ontstentenis, de ouders van de aangeslotene;bij overlijden van één van hen, komt het kapitaal toe aan de langstlevende; 5. Bij ontstentenis, de broers en zussen van de aangeslotene, bij plaatsvervulling hun kinderen.De verdeling tussen de broers of zussen gebeurt onder hen in gelijke delen, indien zij allen dezelfde ouders hebben; indien zij niet dezelfde ouders hebben, wordt hetgeen zij erven in twee gelijke delen verdeeld tussen de vaderlijke en de moederlijke lijn van de overledene; volle broers en zussen erven in beide lijnen, halve broers en zussen van moederszijde en die van vaderszijde, ieder slechts in hun lijn; zijn er enkel broers en zussen van één zijde, dan erven dezen alles; 6. Bij ontstentenis, het financieringsfonds. Voor de toepassing van dit artikel worden de echtgenoten geacht feitelijk gescheiden te zijn wanneer uit de bevolkingsregisters blijkt dat zij niet dezelfde woonplaats hebben.

Zonder afbreuk te doen aan de wettelijke bepalingen kan de hiervoor beschreven volgorde door de aangeslotene gewijzigd worden door middel van een schriftelijk bijvoegsel dat gedateerd en ondertekend wordt door de aangeslotene en Integrale.

De toepassing van de hiervoor bedoelde wettelijke bepalingen wordt door Integrale niet gecontroleerd. Alle gevolgen van het niet respecteren van deze bepalingen worden gedragen door de aangeslotene en zijn patrimonium.

Indien er meerdere begunstigden zijn, wordt de prestatie overlijden in gelijke delen onder hen verdeeld, tenzij het document van aanduiding van begunstigde de grootte van de delen bepaalt.

Onder de "prestatie overlijden" wordt verstaan: het kapitaal overlijden of, in geval van een overlevingsrente, het kapitaal dat de rente samenstelt.

Ingeval de aangeslotene en een begunstigde overlijden zonder dat de volgorde van overlijden kan bepaald worden, wordt de prestatie overlijden uitgekeerd aan de plaatsvervanger(s) van de begunstigde(n).

Wanneer de begunstiging aanvaard wordt, dan kunnen de rechten die uit de groepsverzekering voortvloeien ten aanzien van de aangeslotene slechts worden uitgeoefend mits het akkoord van de begunstigde die aanvaardde. Een dergelijke aanvaarding kan slechts worden opgeheven mits het akkoord van de begunstigde die aanvaardde. De aanvaarding of opheffing wordt vastgelegd in een bijvoegsel dat gedateerd en ondertekend wordt door de aangeslotene, de betrokken begunstigde en Integrale.

De inrichter aanvaardt in ieder geval de door de aangeslotene gevraagde wijziging van de volgorde, aanvaarding of opheffing van begunstiging.

Wanneer een prestatie overlijden verschuldigd is, informeert Integrale de begunstigden over de prestatie die verschuldigd is, over de mogelijke betalingswijzen, met inbegrip van het recht op een omvorming in rente, in voorkomend geval, en over de nodige gegevens voor de uitbetaling. 7. Verlenging van de einddatum De aangeslotene geniet van het pensioenstelsel zolang hij in dienst is bij de onderneming en voldoet aan de aansluitingsvoorwaarden, zelfs wanneer hij de einddatum bereikt.In dat geval wordt de einddatum verlengd in overeenstemming met de bijzondere voorwaarden en dit aan het tarief dat op dat moment van toepassing is.

De einddatum wordt eveneens op dezelfde manier verlengd voor de aangeslotenen die, nadat ze uitgetreden zijn, hun verworven reserves in het pensioenstelsel van de onderneming bij Integrale gelaten hebben en die de einddatum bereiken vóór ze de prestatie bij leven ontvangen binnen de voorwaarden vastgelegd door de WAP en het reglement.

De einddatum wordt eveneens verlengd voor de aangeslotenen die, nadat ze uitgetreden zijn, hun verworven reserves in een onthaalstructuur bij Integrale gelaten hebben en die de einddatum bereiken vóór ze de prestatie bij leven ontvangen binnen de voorwaarden vastgelegd door de WAP en het reglement. Deze verlenging zal gebeuren aan het tarief dat op dat moment van toepassing is, in pure kapitalisatie. 8. Vereffening van de uitkeringen 8.1. Vereffening van de uitkeringen ter gelegenheid van de pensionering van de aangeslotene De uitkeringen bij leven worden aan de aangeslotene uitgekeerd op het moment van zijn pensionering.

Deze uitkeringen worden berekend op de datum van de pensionering van de aangeslotene en worden ten laatste binnen de 30 dagen die volgen op de mededeling aan Integrale van de nodige gegevens voor de betaling door de aangeslotene betaald. De uitkering mag in geen geval plaatsvinden voor de datum van pensionering. 8.2. Vereffening van de uitkeringen in geval van leven wanneer de pensionering wordt uitgesteld In afwijking van artikel 8.1., wanneer de pensionering later plaatsvindt dan de datum waarop de aangeslotene voldoet aan de voorwaarden om zijn pensioen op te nemen (vervroegd of niet), kunnen de uitkeringen leven, op vraag van de aangeslotene, vereffend worden vanaf die datum op voorwaarde dat de bijzondere voorwaarden het voorzien. De aangeslotene kan slechts één enkele afkoop vragen.

De aangeslotene dient hiervoor een schriftelijke aanvraag in te dienen bij Integrale.

De uitkeringen leven worden berekend op de datum waarop de vereffening plaatsvindt. Deze bewerking zal aanleiding geven tot het bepalen van de resterende uitkeringen bij leven en bij overlijden in toepassing van de formule van de pensioentoezegging. Het eventueel saldo van de uitkeringen bij leven zal vereffend worden op het moment van de pensionering van de aangeslotene, overeenkomstig artikel 8.1. 8.3. Vereffening van de uitkeringen in geval van leven in de andere gevallen die door de WAP toegestaan worden Wat betreft de pensioenstelsels die van kracht zijn vóór 1 januari 2016 kunnen de uitkeringen bij leven vereffend worden vanaf de leeftijd bepaald in artikels 63/2 en 63/3 van de WAP wanneer de voorwaarden voorzien in deze artikels vervuld zijn. Hiervoor moet gekeken worden naar de bijzondere voorwaarden die van toepassing waren vóór 1 januari 2016.

De aangeslotene kan slechts één enkele afkoop vragen.

Indien deze vereffening mogelijk is, dient de aangeslotene hiervoor een schriftelijke aanvraag in te dienen bij Integrale.

De uitkeringen leven worden berekend op de datum waarop de vereffening plaatsvindt. Het eventueel saldo van de uitkeringen bij leven zal vereffend worden op het moment van de pensionering van de aangeslotene, overeenkomstig artikel 8.1. 8.4. Vereffening in geval van overlijden De uitkering bij overlijden wordt vereffend aan de begunstigde(n) overeenkomstig artikel 6.2. van deze algemene voorwaarden.

De uitkering overlijden is niet verschuldigd wanneer de aangeslotene overleden is na de pensionering, behalve wanneer het contract uitgekeerd wordt in de vorm van een rente en er een overdraagbaarheid van de rente gevraagd werd in toepassing van artikel 8.5.

De uitkering overlijden wordt berekend op de datum van overlijden. 8.5. Omvorming van het kapitaal in rente in uitvoering van artikel 28 van de WAP Onder voorbehoud van de bijzondere voorwaarden wordt de aangeslotene of de begunstigde(n) verondersteld te kiezen voor de uitkering van de verzekerde voordelen in de vorm van een kapitaal.

De begunstigde(n) kan (kunnen) vragen om het kapitaal dat aan hem(n) toekomt om te vormen in een lijfrente op voorwaarde dat het jaarlijks bedrag van de rente bij de aanvang ervan hoger is dan 500 EUR. Het bedrag van 500 EUR wordt geïndexeerd volgens de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel verbonden met de consumptie index met betrekking tot de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der werknemers, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen.

De keuze voor een vereffening als lijfrente moet door de begunstigde schriftelijk meegedeeld worden aan Integrale, gedateerd en ondertekend door de begunstigde, ten laatste één maand voor de datum waarop de uitkering aanvangt.

Onder voorbehoud van de bijzondere voorwaarden van het pensioenreglement gaat het om een lijfrente die enkel aan de begunstigde betaald wordt, of om een lijfrente die in geval van overlijden van de begunstigde voor maximum 80 pct. overdraagbaar is op de overlevende echtgeno(o)t(e) of op de wettelijke samenwonende partner. De rente wordt geïndexeerd met maximum 2 pct. per jaar.

Integrale zal bij de omzetting in een rente de tarieven gebruiken die van kracht zijn op dat ogenblik, rekening houdend met de leeftijd van de begunstigde, het eventuele overdraagbaarheids- en indexeringspercentage.

De begunstigde mag andere overdraagbaarheids- en indexeringsparameters kiezen.

De renten worden in maandelijkse delen betaald op de laatste dag van elke maand, tot en met de laatste vervaldag die voorafgaat aan het overlijden van de begunstigde. 8.6. Renten gevestigd in het kader van het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de toekenning van extralegale voordelen aan werknemers en aan bedrijfsleiders De renten worden in maandelijkse delen betaald op de laatste dag van elke maand, tot en met de laatste vervaldag die voorafgaat aan het overlijden van de begunstigde.

Wanneer het jaarbedrag van de rente gelegen is tussen 300 EUR en 750 EUR, dan wordt ze betaald in vier gelijke trimestriële delen, op het einde van ieder trimester.

Iedere rente waarvan het jaarbedrag 299,99 EUR niet overschrijdt, wordt steeds in kapitaal uitbetaald. Daardoor wordt Integrale van iedere verplichting ontheven.

De bedragen vermeld in de twee voorgaande alinea's worden gekoppeld aan de spilindex 103,14 (basis 96) op 1 januari 2000. Zij worden jaarlijks op 1 januari geïndexeerd in functie van de spilindex die bereikt wordt in de voorgaande maand december door het rekenkundig gemiddelde van de gezondheidsindex der consumptieprijzen van de laatste 4 maanden.

Als de door het tarief van Integrale verzekerde rente lager is dan de minimum rente voorzien in artikel 28 van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en in artikel 19 van het koninklijk besluit van 14 november 2003 tot uitvoering van vermelde wet, dan wordt deze minimum rente uitgekeerd middels de storting van een bij premie door de inrichter. 9. Formaliteiten die moeten vervuld worden bij de vereffening van de contracten Bij vereffening van het contract of in geval van afkoop, moeten de volgende documenten aan Integrale overgemaakt worden: Ingeval de aangeslotene in leven is: - een vereffeningsformulier van de voordelen, opgesteld door Integrale, volledig ingevuld en ondertekend door de aangeslotene of zijn wettelijke vertegenwoordiger; - het bewijs van zijn pensionering in het stelsel van de loontrekkende werknemers of, in voorkomend geval, het bewijs dat de aangeslotene voldoet aan de voorwaarden om met (eventueel vervroegd) pensioen te gaan.

In geval van overlijden van de aangeslotene: - een door Integrale opgesteld vereffeningsformulier, volledig ingevuld en ondertekend door de begunstigde(n) of zijn (hun) wettelijke vertegenwoordiger(s); - een uittreksel uit de overlijdensakte van de aangeslotene; - op vraag van Integrale, een akte van bekendheid waaruit het recht van de begunstigde blijkt, tenzij die met naam in het individuele contract werd aangeduid.

In alle gevallen geldt het vereffeningsformulier als kwijting voor het gedeelte van het kapitaal dat aan iedere begunstigde toekomt.

Integrale kan ieder bijkomend document opvragen om de identiteit van de begunstigde te verifiëren. 10. Verworven rechten van de aangeslotene op de reserves 10.1. Verworven reserves De verworven reserves dienen op elk ogenblik minstens gelijk te zijn aan de minimale verworven reserves. Deze laatsten zijn gelijk aan het bedrag dat zich op de individuele rekeningen van de aangeslotene bevindt.

Voor de werknemers die reeds in dienst zijn op 1 januari 2019 wordt iedere voorwaarde voor het verwerven van pensioenrechten als automatisch vervuld beschouwd Alle werknemers die in dienst treden vanaf 1 januari 2019 verwerven onmiddellijk pensioenrechten. 10.2. Afkoop Zolang hij in dienst is van de onderneming die tot de sector behoort waarop onderhavig reglement van toepassing is, kan de aangeslotene geen uitbetaling bekomen van de verworven reserves, behalve in de gevallen bepaald in de bijzondere voorwaarden van het pensioenreglement.

Op het ogenblik van de uittreding van de aangeslotene wordt het recht tot afkoop afgestaan aan de aangeslotene.

In ieder geval en zonder afbreuk te doen aan de overgangsbepalingen van de WAP kan de vereffening niet plaatsvinden voor de pensionering van de aangeslotene of, indien de bijzondere voorwaarden van het reglement dit voorzien, op vraag van de aangeslotene wanneer deze laatste voldoet aan de voorwaarden om zijn (al dan niet vervroegd) pensioen op te nemen.

Behalve wanneer een kortere termijn is voorzien in de bijzondere voorwaarden van het pensioenreglement moet de aangeslotene in geval van afkoop voor de pensionering ten laatste 90 dagen voor de door hem gekozen leeftijd (en vanaf dewelke de afkoop wettelijk toegestaan is) een schriftelijke, gedateerde en ondertekende aanvraag indienen bij Integrale. 10.3. Voorschotten, inpandgevingen en toewijzingen van de afkoopwaarde voor de wedersamenstelling van een hypothecair krediet Voorschotten op het contract, inpandgevingen en toewijzingen van de afkoopwaarde voor de wedersamenstelling van een hypothecair krediet zijn niet toegelaten. 11. De uittreding van de aangeslotene Bij de uittreding heeft de aangeslotene de keuze tussen de volgende mogelijkheden: a.hetzij de verworven reserves zonder wijziging van de pensioentoezegging laten bij Integrale en op het einde van het contract of bij overlijden een kapitaal of een rente ontvangen; b. hetzij de verworven reserves laten bij Integrale zonder wijziging van de pensioentoezegging maar met een overlijdensdekking die overeenstemt met het bedrag van de verworven reserves.In dit geval wordt het contract omgevormd tot een verzekeringsformule van het type "U.K.M.R., Uitgesteld Kapitaal Met terugbetaling van de Reserve", die in geval van overlijden voor de vereffening van de uitkeringen leven, de terugbetaling voorziet van de opgebouwde reserves berekend op de dag van overlijden. Ten einde rekening te houden met deze dekking overlijden worden de verworven reserves bijgevolg berekend op basis van de technische rentevoet maar zonder sterftetafels en worden de verworven prestaties herrekend in functie van de verworven reserves.

De artikels 5, 6.2., 8.4. en 9 zijn van toepassing op deze dekking overlijden; c. hetzij de verworven reserve overdragen naar een onthaalstructuur die speciaal hiervoor opgericht werd bij Integrale in uitvoering van dit reglement dat ero van toepassing is en vragen om ze te gebruiken voor een andere verzekeringscombinatie waarbij het contract zal blijven delen in de resultaten van Integrale: - een gemengde kapitaalsverzekering 10/10, waarbij het kapitaal bij leven op de einddatum gelijk is aan het kapitaal bij overlijden; - een gemengde kapitaalsverzekering 10/15, waarbij het kapitaal bij leven op de einddatum gelijk is aan 1,5 maal het kapitaal bij overlijden; - een gemengde kapitaalsverzekering 10/20, waarbij het kapitaal bij leven op de einddatum gelijk is aan 2 maal het kapitaal bij overlijden; - een verzekering van het type "U.K.M.T., Uitgesteld Kapitaal Met Terugbetaling van de premies", waarbij, in geval van overlijden vóór de einddatum, het kapitaaloverlijden gelijk is aan de overgedragen reserve, en het saldo gebruikt wordt voor de vestiging van een kapitaal bij in leven zijn op de einddatum; - een verzekering van het type "U.K.M.R., Uitgesteld Kapitaal Met terugbetaling van de Reserve", waarbij, in geval van overlijden voor de einddatum, het kapitaal bij overlijden gelijk is aan de opgebouwde reserve, en het saldo gebruikt wordt voor de vestiging van een kapitaal bij in leven zijn op de einddatum; d. hetzij de verworven reserve overdragen naar de pensioeninstelling van de nieuwe onderneming waarmee hij een arbeidsovereenkomst sloot, indien hij bij de pensioentoezegging van die nieuwe onderneming aangesloten wordt;e. hetzij de verworven reserve overdragen naar een andere pensioeninstelling die de totaliteit van haar winsten onder de aangeslotenen verdeelt in verhouding tot hun respectievelijke reserves, en die de kosten beperkt ingevolge de regels bepaald door het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de toekenning van buitenwettelijke voordelen aan werknemers en aan bedrijfsleiders. De hierboven vermelde mogelijkheden worden voorgesteld ongeacht het bedrag van de verworven reserves.

Indien de aangeslotene geen expliciete keuze maakt binnen de dertig dagen, wordt hij verondersteld gekozen te hebben voor het behoud van zijn reserves bij Integrale, zonder wijziging van de pensioenbelofte (cfr. punt a. hiervoor).

Na het verstrijken van de termijn van 30 dagen kan de aangeslotene: - binnen de 11 maanden die volgen, kiezen voor de mogelijkheid voorzien in punt b. van het artikel hierboven. In dit geval moet hij een schriftelijke, gedateerde en gehandtekende aanvraag naar Integrale sturen; - op elk moment de overdracht van zijn verworven reserves, zoals wettelijk bepaald en berekend, naar een onthaalstructuur of naar een pensioeninstelling zoals vermeld in punten c., d. en e. van het artikel hierboven vragen.

Wanneer de aangeslotene op het moment van de uittreding geen overlijdensdekking meer heeft zoals voorzien in de bijzondere voorwaarden geniet de aangeslotene van een minimum overlijdensdekking gelijk aan de wiskundige reserves berekend op de dag van de uittreding, en dit tot aan de eerste van volgende gebeurtenissen: - de datum van de keuze van de aangeslotene wat betreft de toekenning van zijn verworven reserves, zoals voorzien in het artikel hierboven; - 90 dagen na de datum van uittreding.

De artikelen 5, 6.2., 8.4. en 9 zijn van toepassing op deze overlijdensdekking. 12. Overdracht van reserves van een andere pensioeninstelling Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen uit voorgaand artikel, kan de aangeslotene op ieder ogenblik de reserves, verworven in een pensioeninstelling in het kader van een voorgaande beroepsactiviteit, overdragen naar een bij Integrale opgerichte onthaalstructuur.De tarieven van toepassing voor deze onthaalstructuur zijn de gangbare tarieven bij Integrale op het moment van de overdracht.

Deze reserve kan, afhankelijk van de keuze van de geïnteresseerde, gebruikt worden voor één van de volgende verzekeringscombinaties: - een gemengde kapitaalsverzekering 10/10, waarbij het kapitaal bij leven op de einddatum gelijk is aan het kapitaal bij overlijden; - een gemengde kapitaalsverzekering 10/15, waarbij het kapitaal bij leven op de einddatum gelijk is aan 1,5 maal het kapitaal bij overlijden; - een gemengde kapitaalsverzekering 10/20, waarbij het kapitaal bij leven op de einddatum gelijk is aan 2 maal het kapitaal bij overlijden; - en verzekering "Uitgesteld Kapitaal Met Terugbetaling van de premies" (U.K.M.T.) of "Uitgesteld Kapitaal Met Terugbetaling van de Reserve in geval van overlijden vóór de einddatum" (U.K.M.R.) waarbij het kapitaal bij overlijden voor de einddatum gelijk is aan de opgebouwde reserve, en het saldo gebruikt wordt voor de vestiging van een kapitaal bij in leven zijn op de einddatum. 13. Verplichtingen van de betrokken partijen 13.1. Verplichtingen van de onderneming Bij elke aansluiting moet de onderneming de volgende gegevens aan Integrale overmaken: - naam, voornaam, geboortedatum, burgerlijke staat, adres van de aangeslotene; - de datum van indiensttreding; - het rijksregisternummer; - de referentiejaarwedde; - indien er een keuzemogelijkheid bestaat, de keuze van de overlijdensdekking; - eventueel, de aanduiding van de begunstigde bij overlijden in overeenstemming met het pensioenreglement.

Integrale dekt de nieuwe aangeslotene op basis van deze gegevens.

Ieder jaar deelt de onderneming aan Integrale alle nodige gegevens mee voor de herziening van de contracten.

Iedere wijziging van de situatie van een aangeslotene die invloed kan hebben op de berekening van de prestaties en de verzekeringspremies, moet door de onderneming onmiddellijk aan Integrale meegedeeld worden, zodat de contracten kunnen aangepast worden. Zonder een dergelijk bericht blijft de aangeslotene gedekt op basis van de toestand bij de laatste aanpassing van zijn contract.

De onderneming is verantwoordelijk voor de gevolgen die voortvloeien uit alle onnauwkeurige, onvolledige, onjuiste of laattijdige inlichtingen die verstrekt werden aan Integrale.

Wanneer de onderneming haar adres wijzigt, moet ze Integrale daarvan zo snel mogelijk schriftelijk op de hoogte brengen. Zolang dergelijke adreswijziging niet gemeld is, houdt Integrale enkel rekening met het laatst gekende adres.

De verzekeringspremies worden door de onderneming betaald volgens de termijnen en modaliteiten voorzien in de bijzondere voorwaarden van het reglement 13.2. Verplichtingen van de aangeslotene Door zijn aansluiting onderwerpt de aangeslotene zich aan de bijzondere en de algemene voorwaarden van de groepsverzekering die het sectorale pensioenstelsel uitvoert. 13.3. Verplichtingen van Integrale Ieder jaar brengt Integrale elke aangeslotene die niet uitgetreden is, door middel van een pensioenfiche, op de hoogte van de informatie zoals bepaald in artikel 26, § 1 en § 4 van de WAP. Integrale stelt jaarlijks via de inrichter een verslag over het beheer van de pensioentoezegging ter beschikking van de ondernemingen die dit op eenvoudige vraag overmaken aan de aangeslotenen, overeenkomstig de WAP. Daarenboven komt Integrale al haar communicatieverplichtingen na zoals voorzien door de WAP. 13.4. Verplichtingen van de inrichter Behalve indien de bijzondere voorwaarden iets anders voorzien, verbindt de inrichter zich ertoe om de tekst van het reglement mee te delen aan de aangeslotene, op eenvoudige vraag van deze laatste.

De inrichter kan sommige van zijn verplichtingen laten uitvoeren door Integrale. In dat geval wordt er hiertoe een overeenkomst afgesloten tussen Integrale en de inrichter.

De inrichter verbindt zich ertoe om Integrale onmiddellijk in te lichten over elke nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst die rechtstreeks of onrechtstreeks het sectorale pensioenstelsel kan beïnvloeden. 13.5. Uitwisseling van informatie Alle mededelingen en het overmaken van gegevens hebben slechts gevolg als zij schriftelijk of op elektronische wijze aan Integrale overgemaakt zijn. 14. Fiscale bepalingen 14.1. Toepasselijke wetgeving Wanneer de onderneming gevestigd is in België en de aangeslotene en de begunstigde hun woon- en/of werk-plaats in België hebben, is de Belgische fiscale wetgeving van toepassing, zowel op de premies als op de uitkeringen. Is dit niet het geval, dan zouden fiscale en/of sociale lasten verschuldigd kunnen zijn op basis van een buitenlandse wetgeving in uitvoering van de internationale verdragen die terzake gelden. 14.2. Belastingvoordeel Op basis van de Belgische fiscale wetgeving van kracht op de ingangsdatum van de groepsverzekering, vormen de patronale premies aftrekbare beroepskosten en geven de persoonlijke premies recht op een belastingvermindering binnen de grenzen en aan de voorwaarden bepaald door de wet.

Het bedrag, uitgedrukt in jaarlijkse rente: - van de verzekerde uitkeringen naar aanleiding van pensionering, verzekerd door dit reglement, winstverdelingen inbegrepen; - van de wettelijke pensioenen; - van de andere aanvullende uitkeringen van dezelfde aard waarop de aangeslotene recht heeft, met uitzondering van deze van een individuele levensverzekering die hij ten persoonlijke titel onderschreven heeft, mag evenwel 80 pct. van de laatste normale bruto jaarbezoldiging niet overschrijden, rekening houdend met de normale duur van een beroepswerkzaamheid. 14.3. Fiscale lasten Alle belastingen of taksen die thans of in de toekomst van toepassing zijn op de contracten en op alle sommen die om één of andere reden omwille van deze contracten verschuldigd zijn, kunnen door Integrale ten laste gelegd worden aan de inrichter, de onderneming, de aangeslotene of de begunstigde. 15. Bescherming van de persoonlijke levenssfeer Integrale verbindt zich ertoe om als verwerkingsverantwoordelijke de persoonsgegevens die haar toegewezen zijn op zorgvuldige en transparante wijze, met respect voor de desbetreffende wetgeving en de verklaring inzake bescherming van persoonlijke gegevens (beschikbaar op de website www.integrale.be. rubriek "Privéleven") te beschermen en te verwerken.

De functionaris voor gegevensverwerking of Data Protection Officer (DPO) staat in voor het beantwoorden van alle vragen van de betrokken personen over de bescherming van de persoonsgegevens, om hen toe te staan hun rechten uit te oefenen of om een kopie van de verklaring met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens te ontvangen.

Data Protection Officer Integrale nv Place Saint-Jacques 11/101 4000 Luik dataprotection@integrale.be Alle klachten inzake bescherming van de persoonlijke levenssfeer kunnen ingediend worden bij de Gegevensbeschermingsautoriteit: Gegevensbeschermingsautoriteit Drukpersstraat 35 1000 Brussel Tel.: +32 (0)2 274 48 00 16. Beëindiging van de overeenkomst De overeenkomst waarin het beheer van het sectorale pensioenstelsel aan Integrale toevertrouwd wordt, kan opgezegd worden in geval van niet-betaling van de premies, in geval van gemeenschappelijk akkoord tussen de inrichter en Integrale of door beslissing van één der partijen.De opzegging moet gebeuren door middel van een aangetekende brief of door afgifte van de opzeggingsbrief tegen ontvangstbewijs vanwege de partij waaraan de beslissing tot opzeg betekend wordt.

De betaling van de premies zal stopgezet worden en de uitkeringen worden in verhouding verminderd. De rechten van de aangeslotenen zullen berekend worden zoals bij een beëindiging van de arbeidsovereenkomst van de aangeslotene.

Integrale deelt de opzegging van de overeenkomst en de gevolgen hiervan schriftelijk mee aan de aangeslotenen. 17. Wijziging van de groepsverzekering De inrichter kan mits in acht name van de informatieprocedures opgelegd door de WAP, dit reglement wijzigen of de premies verminderen, onderbreken of schorsen. Iedere wijziging aan het reglement moet het voorwerp uitmaken van een collectieve arbeidsovereenkomst.

Wijzigingen aan de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst kunnen met terugwerkende kracht van maximum 1 jaar gebeuren en mogen niet tot gevolg hebben dat de totaliteit of een gedeelte van de premies teruggestort wordt aan de onderneming of de inrichter, noch dat de verworven reserve die voor iedere aangeslotene voorzien was op het ogenblik van de aanpassing, zou verminderen.

In geval van een wijziging van de pensioentoezegging ten gevolge van een aanpassing van de actualisatieregels, moeten de verworven reserves met betrekking tot de dienstjaren vóór deze wijziging minstens gelijk zijn aan deze die berekend werden op basis van actualisatieregels van toepassing vóór de wijziging.

De wijziging van de pensioentoezegging wordt vastgelegd in een reglement als bijlage aan de CAO, die van kracht wordt op de datum van ondertekening van deze CAO. 18. Overdracht van de pensioentoezegging De wiskundige reserves kunnen overgedragen worden naar een andere pensioeninstelling die het pensioenstelsel zal uitvoeren. Het financieringsfonds wordt met de reserves mee overgedragen, tenzij de inrichter beslist om de tegoeden te verdelen over de contracten van de aangeslotenen. In dat geval worden de tegoeden proportioneel verdeeld in verhouding tot de individuele reserves van de aangeslotenen.

Er wordt geen enkele inhouding verricht op de over te dragen verworven reserves met inbegrip van de verworven winstverdelingen. Er wordt enkel een wachttijd voorzien tussen de aanvraag van overdracht van de reserves en de daadwerkelijke overdracht. Deze vaste wachttijd bedraagt: - 0 maanden voor een bedrag tot 1,5 miljoen EUR; - 3 maanden voor het gedeelte tussen 1,5 miljoen EUR en 2,5 miljoen EUR; - 6 maanden voor het gedeelte tussen 2,5 miljoen EUR en 6 miljoen EUR; - 9 maanden voor het gedeelte tussen 6 miljoen EUR en 12 miljoen EUR. Indien het bedrag van de over te dragen reserves meer bedraagt dan 12 miljoen EUR, worden de modaliteiten van de overdracht vastgelegd in een akkoord tussen de inrichter en Integrale. Er kan een uittredings- en liquidatievergoeding ten laste gelegd worden aan de inrichter. Deze houdt rekening met de samenstelling van de dekkingswaarden van de wiskundige reserve, en per categorie ervan met het verschil tussen het marktrendement op het ogenblik van de overdracht en het rendement van die waarden in functie van hun beleggingsduur, evenals met de aan de overdracht verbonden kosten.

Deze bedragen zijn gekoppeld aan de gezondheidsindex. Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan de index die van kracht was tijdens de voorgaande maand december ten opzichte van het indexcijfer van kracht in december 2000.

De feitelijke overdracht wordt onderworpen aan de voorafgaande toestemming van de toezichthouders die zich hiertegen kunnen verzetten indien het financiële evenwicht van Integrale zou bedreigd worden. 19. Storting van de premies en gevolgen bij niet-betaling De premies kunnen op twee verschillende manieren ontvangen worden door de pensioeninstelling: - hetzij via de inrichter; - hetzij rechtstreeks van de ondernemingen aangesloten bij het sectorale pensioenplan.

De manier van inning van de premies wordt beschreven in de bijzondere voorwaarden van het reglement dat de pensioentoezegging uitvoert.

Indien de inrichter (of de onderneming in geval van directe inning) verzuimt om de premies te storten die hij verschuldigd is op basis van het reglement, zal de pensioeninstelling iedere aangeslotene informeren over deze niet-betaling en dit ten laatste 3 maanden na de deadline.

Na deze termijn van 3 maanden en indien de premies onbetaald blijven, zal de pensioeninstelling overgaan tot het premievrij zetten van de individuele contracten. 20. Het financieringsfonds Samen met het sectorale pensioenstelsel wordt er een financieringsfonds opgericht. 20.1. Inkomsten van het financieringsfonds Het fonds kan worden gefinancierd door: - de premies die door de inrichter of Integrale geïnd worden; - niet-uitgekeerde kapitalen overlijden; - eventuele stortingen van de inrichter of van de ondernemingen om op basis van een financieringsplan verwachte toekomstige lasten te financieren; - de technische rentevoet en de winstverdeling die Integrale toekent. 20.2. Bestemming van het financieringsfonds Het financieringsfonds kan gebruikt worden: - om de prestaties in uitvoering van het reglement te financieren; - om een aanvulling van de uitkeringen financieren; - om achterstallige patronale premies te betalen; - om de lopende renten te verhogen. 20.3. Eigendom en beheer van het financieringsfonds Het fonds dient enkel voor de financiering van het sectorale pensioenstelsel en de tegoeden van het fonds mogen nooit, zelfs niet gedeeltelijk, teruggestort worden, noch aan de onderneming noch aan de inrichter.

Het fonds is in handen van en wordt beheerd door Integrale. Het krijgt hetzelfde globaal rendement (prorata temporis) dat aan de wiskundige reserves toegekend wordt. 20.4. Vereffening van het financieringsfonds Wanneer de groepsverzekering wordt stopgezet, wordt het financieringsfonds verdeeld rekening houdend met de bepalingen van het koninklijk besluit van 14 november 2003 tot uitvoering van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen. 21. Koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de toekenning van extralegale voordelen aan werknemers en aan bedrijfsleiders De bepalingen voorzien in het voormelde koninklijk besluit van 14 november 2003 zijn van toepassing op deze algemene voorwaarden.22. Verdeling van het resultaat van Integrale Behalve indien de bijzondere voorwaarden het anders voorzien, delen de contracten in het resultaat in overeenstemming met de bepalingen van het voormelde koninklijk besluit van 14 november 2003. 22.1. Uitkering bij leven Jaarlijks op 1 juli verdeelt Integrale de voorziening voor winstdeling en ristorno's onder de aangeslotenen en de renteniers.

Aan iedere aangeslotene en rentenier wordt een gedeelte van deze voorziening uitgekeerd in verhouding tot het aandeel van de op hun contract opgebouwde wiskundige reserve in het totaal bedrag van de wiskundige reserves. 22.2. Uitkering bij overlijden Jaarlijks stelt Integrale in functie van het resultaat vast met welk percentage de voorziene prestaties in geval van overlijden verhoogd zullen worden. 22.3. Toekenningsvoorwaarden De uitkering van de winstverdeling is in elk geval voorwaardelijk: deze hangt inderdaad af van het eventueel verwezenlijken van winst door Integrale en vervolgens van de goedkeuring van deze toekenning door de algemene vergadering en door de Nationale Bank van België. 23. Diverse bepalingen 23.1. Geschillen en toepasselijk recht Op het reglement van de groepsverzekering en de ermee verband houdende contracten is het Belgisch recht van toepassing.

Voor de geschillen tussen de partijen in verband met de uitvoering van dit reglement zijn de Belgische rechtbanken bevoegd.

De eventuele nietigheid van een bepaling van het groepsverzekeringsreglement en/of van de contracten die hiermee verbonden zijn leidt niet tot de nietigheid van de andere bepalingen. 23.2. Klachten De inrichter, de onderneming, de aangeslotene en/of de begunstigde(n) kan/kunnen zich voor elke vraag richten tot de vertrouwde contactpersoon voor het administratieve beheer.

Onverminderd de mogelijkheid tot een gerechtelijke actie, kunnen alle klachten schriftelijk terecht bij de dienst "Solutions" van Integrale.

Integrale nv - Dienst Solutions - klachtenbeheer Fax: +32 4 232 44 51 E-mail: solutions@integrale.be Per brief: Integrale, Place Saint-Jacques 11/101, B-4000 Luik Indien de door Integrale voorgestelde oplossing geen voldoening geeft, kan/kunnen de inrichter, de onderneming, de aangeslotene en/of de begunstigde(n) de klacht voorleggen aan de Ombudsman van de Verzekeringen (info@ombudsman.as), Meeûssquare 35, B-1000 Brussel, www.ombudsman.as.

De procedures voorzien in artikel 276 van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen die de mogelijkheid bieden klachten in te dienen over verzekeringsondernemingen en de in Boek XVI van het Wetboek economisch recht bedoelde buitengerechtelijke klachten- en beroepsprocedures kunnen eveneens ingediend worden door de verzekeringnemer en de andere belanghebbenden.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 18 juli 2021.

De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE

^