gepubliceerd op 18 december 2003
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 mei 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de duurzame beroepsintegratie, herintegratie en opleiding van risicogroepen
14 NOVEMBER 2003. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 mei 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de duurzame beroepsintegratie, herintegratie en opleiding van risicogroepen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 27 mei 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de duurzame beroepsintegratie, herintegratie en opleiding van risicogroepen.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 14 november 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Paritair Comité voor het bouwbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 27 mei 1999 Duurzame beroepsintegratie, herintegratie en opleiding van risicogroepen (Overeenkomst geregistreerd op 8 oktober 1999 onder het nummer 52556/CO/124) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren.
Onder « arbeiders », verstaat men : arbeiders en arbeidsters.
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten ter uitvoering van : 1o de artikels 104 tot 109 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgische actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 1 april 1999); 2o artikel 70, 3e lid van de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 mei 1999 tot organisatie van opleidings- en tewerkstellingsakkoorden in de bouw voor de jaren 1999 en 2000.
Ze heeft tot doel de verschillende instrumenten te bepalen waarvan de sector gebruik zal kunnen maken tijdens de looptijd van deze collectieve arbeidsovereenkomst, om de duurzame beroepsintegratie, herintegratie en opleiding van risicogroepen te bevorderen. HOOFDSTUK II. - Acties ten bate van laag- of ongeschoolde jonge werkzoekenden Afdeling 1. - Doelgroep
Art. 3.Onder « laag- of ongeschoolde jonge werkzoekenden », dient men de volgende risicogroepen te verstaan : 1o de jongeren die nog onderworpen zijn aan de deeltijdse leerplicht; 2o de jongeren van minder dan 25 jaar oud die hun zesde maand van inschrijving als werkzoekende ingaan en die geen diploma van hoger secundair onderwijs hebben; 3o laaggeschoolde werkzoekenden van 18 en 23 jaar oud die geen diploma van het technisch of beroepssecundair bouwonderwijs hebben; 4o bijzonder moeilijk te plaatsen werkzoekenden die tewerkgesteld zijn in inschakelinginitiatieven die behoren tot de sociale economie (erkend door het « Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid » F.V.B.). Afdeling 2. Instrumenten voor duurzame beroepsintegratie en
herintegratie
Art. 4.Onder « acties ten bate van laaggeschoolde jonge werkzoekenden », dient men te verstaan : 1. voor de werkzoekenden bedoeld in artikel 3,1o, de acties ondernomen in het kader van de leerovereenkomst voor jongeren zoals georganiseerd door titel II, hoofdstuk I, afdeling 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 mei 1999 tot organisatie van opleidings-en tewerkstellingakkoorden in de bouw voor de jaren 1999 en 2000; 2. voor de werkzoekenden van minder dan 25 jaar oud bedoeld in artikel 3, 2o, de acties ondernomen : a) in het kader van de samenwerkingsakkoorden tussen het « Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid » (F.V.B.) en de V.D.A.B, de FOREm of Bruxelles-Formation voor zowel het Vlaams, Waals als Brussels Hoofdstedelijk Gewest; b) in het kader van het bouwleerlingwezen, zoals georganiseerd door titel II, hoofdstuk I, afdeling 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997 tot organisatie van de regelingen ter bevordering van de tewerkstelling in 1997 en 1998, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 20 oktober 1999 (Belgisch Staatsblad van 16 december 1999), gewijzigd door titel II, hoofdstuk I, afdeling 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 mei 1999 tot organisatie van opleidings- en tewerkstellingsakkoorden in de bouw voor de jaren 1999 en 2000;c) in het kader van het koninklijk besluit nr.495 van 31 december 1986 tot invoering van een regeling van alternerend leren/werken voor jongeren van 18 tot 25 jaar; 3. voor de laaggeschoolden werkzoekenden bedoeld in artikel 3, 3o, de acties ondernomen in het kader van het bouwleerlingwezen bedoeld punt 2, b) van dit artikel;4. voor de werkzoekenden bedoeld in artikel 3, 4o, de acties ondernomen in het kader van de samenwerkingsakkoorden met inschakelinginitiatieven die behoren tot de sociale economie (erkend door het « Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid ») met het oog op de noodzakelijke vooropleiding om een mimumdrempel te verkrijgen die vereist is voor de toegang tot het leerlingwezen.
Art. 5.In het kader van de in dit hoofdstuk omschreven acties, hebben de F.V.B.-regio's, in het kader van de opdrachten die hen worden gegeven door artikel 80, § 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 mei 1999 tot organisatie van opleidings- en tewerkstellingsakkoorden in de bouw voor de jaren 1999 en 2000 onder meer de taak : 1. de jongeren bedoeld in artikel 3 te oriënteren naar de verschillende deeltijdse opleidingsregelingen;2. ondernemingen te zoeken om hen te begeleiden in het kader van de regelingen bedoeld in artikel 4 van deze overeenkomst. HOOFDSTUK III. - Acties ten bate van laag- of ongeschoolde bouwvakarbeiders Afdeling I. - Doelgroep
Art. 6.Onder « laag- of ongeschoolde bouwvakarbeiders » dient men de doelgroep te verstaan die bestaat uit de volgende risicogroepen : 1o de in de bouwsector tewerkgestelde arbeiders die onvoldoende of niet geschoold zijn voor de door hen uit te voeren taken; 2o de in de bouwsector tewerkgestelde arbeiders die geconfronteerd worden met nieuwe technologieën; 3o in de bouwsector tewerkgestelde arbeiders die getroffen worden door een collectief ontslag of een herstructurering. Afdeling 2. - Instrumenten voor de bevordering en het behoud van de
beroepskwalificaties
Art. 7.Onder « acties ten bate van laag- of ongeschoolde bouwvakarbeiders », dient men de acties te verstaan die worden opgenomen in het kader : 1. van het opleidingskrediet zoals georganiseerd onder titel II, hoofdstuk II, afdeling 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997 tot organisatie van de regelingen ter bevordering van de tewerkstelling in 1997 en 1998, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 mei 1999 tot organisatie van opleidings- en tewerkstellingsakkoorden in de bouw voor de jaren 1999 en 2000;2. de opleidingsplannen zoals georganiseerd onder titel II, hoofdstuk II, afdeling 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 mei 1999 tot organisatie van de opleidings- en tewerkstellingsakkoorden in de bouw voor de jaren 1999 en 2000;3. van de avond- en zaterdagopleidingen zoals georganiseerd onder titel IV, hoofdstuk I, afdeling 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 mei 1999 tot organisatie van de opleidings -en tewerkstellingsakkoorden in de bouw voor de jaren 1999 en 2000;4. van de winteropleidingen zoals georganiseerd onder titel IV, hoofdstuk I, afdeling 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 mei 1999 tot organisatie van de opleidings- en tewerkstellingsakkoorden in de bouw voor de jaren 1999 en 2000;5. van de specifieke opleidingen voor arbeiders die geen enkele beroepsbekwaamheid hebben, uitgewerkt in uitvoering van titel IV, hoofdstuk I, afdeling 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 mei 1999 tot organisatie van de opleidings- en tewerkstellingsakkoorden in de bouw voor de jaren 1999 en 2000. De verschillende opleidingsactie bedoeld in het eerste lid hebben tot doel tijdens de looptijd van deze overeenkomst de basisopleiding, de bij- en herscholing of de vervolmaking van de verschillende bouwberoepen verder uit te bouwen voor de doelgroep vermeld in artikel 6.
Art. 8.In het kader van de in dit hoofdstuk omschreven acties, heeft de regiomananger, wiens algemene rol omschreven wordt in artikel 15 van deze overeenkomst, met name de opdracht : 1. het paritair overleg op het niveau van de F.V.B-regio te organiseren voor alle regelingen voor de opleiding van werknemers; 2. de opleidingen voor nieuwe technologieën te organiseren in nauwe samenwerking met de centra voor nieuwe technologieën. HOOFDSTUK IV. - Acties ter ondersteuning en bevordering van het bouwvakonderwijs Afdeling 1. - Doelgroep
Art. 9.De doelgroep voor deze acties ter ondersteuning en bevordering van het bouwvakonderwijs bestaat uit jongeren die voltijds bouwonderwijs volgen of willen volgen om een diploma te behalen van de tweede en derde graad van het technisch of beroepssecundair onderwijs (gericht op de bouw), of een diploma van het bijzonder secundair onderwijs (gericht op de bouw). Afdeling 2. - Instrumenten ter ondersteuning en bevordering van het
bouwvakonderwijs
Art. 10.Het F.V.B. heeft de opdracht het (lager en hoger) beroepssecundair en technisch bouwonderwijs te stimuleren en te bevorderen.
Om de doelstelling vermeld in het eerste lid te verwezenlijken, worden met name de volgende middelen aangewend : - ontwikkeling van didactische middelen zoals handboeken en cursussen, de organisatie en de uitbouw van de stages voor de leerlingen; - herscholing van de leraren; - de promotie van bouwonderwijs bij jongeren, ouders en centra voor beroeps- en schoolkeuze (P.M.S.).
Art. 11.Het peterschap, zoals georganiseerd door titel II, hoofdstuk I, afdeling 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997 en door de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juli 1997 ter uitvoering van de peterschapsregeling, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 28 november 2001 (Belgisch Staatsblad van 1 februari 2002), gewijzigd door titel II, hoofdstuk I, afdeling 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 mei 1999 tot organisatie van de opleidings- en tewerkstellingsakkoorden in de bouw voor de jaren 1999 en 2000, vormt het instrument om de duurzame beroepsintegratie van jonge afgestudeerden van het technisch en beroepsonderwijs bouw te bevorderen.
Art. 12.In het kader van de in dit hoofdstuk omschreven acties, hebben de F.V.B.-regio's, in het kader van de opdrachten die hen worden gegeven door artikel 80, § 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 mei 1999 tot organisatie van de opleidings- en tewerkstellingsakkoorden in de bouw voor de jaren 1999 en 2000, onder meer de taak : 1. de schoolplichtige jongeren te oriënteren naar het voltijds bouwonderwijs;2. bedrijfsstages te zoeken voor jongeren uit het voltijds onderwijs;3. conventanten te sluiten met de scholen;4. de jongeren te informeren over de bouwberoepen;5. de overgang van afgestudeerden van het voltijds bouwonderwijs naar de ondernemingen in het kader van het peterschap te organiseren. HOOFDSTUK V. - Algemene steunmaatregel voor alle acties ten bate van de doelgroepen bedoeld in de hoofdstukken II tot IV van deze overeenkomst
Art. 13.Voor de verwezenlijking van de in deze overeenkomst beoogde doelstellingen kan het F.V.B. bijdragen : 1. tot de financiering van een specifiek collectief steunprogramma ten bate van de opleidingscentra; 2. tot het medebeheer en de cofinanciering van de opleidingsacties verduidelijkt in de samenwerkingsovereenkomsten met de V.D.A.B., de FOREm en Bruxelles-Formation; 3. tot de oprichting van een netwerk van punten waar de vraag en het aanbod van arbeidskrachten elkaar kunnen vinden. Het F.V.B. kan bijdragen tot de financiering : 1o van een specifiek steunprogramma; 2o van didactisch materiaal; 3o van bouwmaterialen; 4o van premies voor tewerkstelling en opleiding omschreven, krachtens artikel 67 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 mei 1999 tot organisatie van de opleidings- en tewerkstellingsakkoorden in de bouw voor de jaren 1999 en 2000, door de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997 betreffende de toekenning van een tewerkstellings- of een opleidingspremie aan de bouwvakarbeiders.
Art. 14.Krachtens artikel 77 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 mei 1999 tot organisatie van opleidings- en tewerkstellingsakkoorden in de bouw voor de jaren 1999 en 2000, wordt door het F.V.B. een overgangspremie van 10 000 BEF per langdurig werkloze bedoeld in artikel 75 van voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst toegekend aan het erkend opleidingscentrum.
Deze overgangspremie wordt toegekend voor iedere indienstneming in een onderneming, bedoeld in artikel 1 van deze overeenkomst, volgende de onderstaande modaliteiten : - de indienstneming in een onderneming bedoeld in artikel 1 moet een minimumduur van 18 maanden hebben; - de overgangspremies worden gegroepeerd uitbetaald op basis van een afrekening op het einde van het jaar; - het jaarlijks bedrag van de overgangspremies moet door het erkend opleidingscentrum worden besteed aan de verbetering van zijn infrastructuur en zijn uitrusting; over de besteding van de premies zal voor de uitbetaling overleg worden gevoerd met het F.V.B. Het F.V.B. kan nagaan hoe de uitbetaalde premies worden aangewend. Afdeling 2. - Reorganisatie van de taken van de F.V.B.-regio's
Art. 15.Om de specifiek opdrachten te ondersteunen die hem door deze collectieve arbeidsovereenkomst worden gegeven, heeft de regiomananger de opdracht, krachtens artikel 79 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 mei 1999 tot organisatie van de opleidings- en tewerkstellingsakkoorden in de bouw voor de jaren 1999 en 2000 : 1. de opleidingen ten behoeve van bouwvakarbeiders te organiseren en op te volgen, met inbegrip van het vereiste subregionaal paritair overleg voor de praktische invoering van deze opleidingen;2. in te staan voor de oriëntering van de werkzoekenden naar de bouwopleidingen en hun overgang naar de sector te organiseren. In het kader van de opdrachten die aan de F.V.B.-regio's worden gegeven door artikel 80, § 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 mei 1999 tot organisatie van de opleidings- en tewerkstellingsakkoorden in de bouw voor de jaren 1999 en 2000, kunnen de F.V.B.-regio's een beroep doen op de in het eerste lid bedoelde regiomanager om : 1. de contacten te organiseren met het voltijds bouwonderwijs;2. de follow-up van de deeltijdse opleidingsregelingen te organiseren, met name door te zorgen voor contacten met de centra voor deeltijds onderwijs;3. deel te nemen aan de opdrachten bepaald in artikel 5 van deze collectieve arbeidsovereenkomst;4. deel te nemen aan de opdrachten bepaald in artikel 12 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK VI. - Berekening van de theoretische stageverplichting voor de sector
Art. 16.Volgens de statistische gegevens van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, beschikbaar op 30 juni 1997, zijn er 411 bouwondernemingen die 50 of meer werknemers tewerkstellen en hebben zij in totaal 48 881 werknemers.
Op basis van de gegevens bedoeld in het eerste lid, is de sector, ter uitvoering van de artikel 9 en 10 van het koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces, theoretisch verplicht om in een stage te voorzien voor 1 467 personen. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen
Art. 17.Het F.V.B. is belast met de uitvoering, opvolging en coördinatie van alle acties en tegemoetkomingen die worden vastgesteld in deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Art. 18.Voor de in deze overeenkomst vastgestelde opleidingsacties voor risicogroepen wordt een inspanning van ten minste 0,15 pct. van de jaarlijkse loonmassa van de sector gedaan voor de periode van 1 januari 1999 tot 31 december 2000.
Art. 19.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1999 en loopt af op 31 december 2000.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 14 november 2003.
De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE