Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 14 november 2003
gepubliceerd op 14 november 2003

Koninklijk besluit tot vaststelling van de solidariteitsprestaties verbonden met de sociale aanvullende pensioenstelsels

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2003023007
pub.
14/11/2003
prom.
14/11/2003
ELI
eli/besluit/2003/11/14/2003023007/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

14 NOVEMBER 2003. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de solidariteitsprestaties verbonden met de sociale aanvullende pensioenstelsels


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat wij de eer hebben Uwe Majesteit voor te leggen, heeft tot doel de solidariteitsprestaties vast te stellen, die verbonden moeten worden aan de sociale aanvullende pensioenstelsels, bedoeld in de nieuwe wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid en de minimale solidariteit waaraan de solidariteitstoezegging moet voldoen.

Vooraleer de artikelen van het ontwerp toe te lichten, is het nuttig de volgende algemene verduidelijkingen aan te brengen.

De zogenaamde "sociale tweede pensioenpijler" omvat de pensioenstelsels die aan bijzondere voorwaarden moeten voldoen. Zij genieten van een specifieke fiscale stimulans, nl. de vrijstelling van de 4,4 % taks die normaal wordt geïnd op de stortingen voor een pensioenplan en bovendien vallen dergelijke pensioentoezeggingen buiten de loonnorm.

Eén van de voorwaarden bestaat erin dat de inrichter van het pensioenstelsel tevens een solidariteitstoezegging aan zijn werknemers moet doen. Deze bijkomende voordelen hebben tot doel de uitbouw van meer sociale stelsels en vooral van voornamelijk sectorale plannen te bevorderen.

Die toezegging omvat een aantal voordelen die op basis van solidariteit zullen worden georganiseerd en in een specifiek reglement zullen worden bepaald.

In het algemeen dient gesteld te worden dat er een nauwe band van complementariteit bestaat tussen het luik solidariteit en het luik pensioenen. Zo moet de solidariteit ondermeer de financiering van de opbouw van de pensioentoezegging gedurende bepaalde periodes van inactiviteit waarborgen. Daarnaast kunnen vergoedingen bij inkomensverlies in bepaalde specifieke gevallen of een verhoging van lopende uitkeringen worden toegekend.

Voorliggend besluit bepaalt nu in uitvoering van artikel 43, § 1 van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid de solidariteitsprestaties die in aanmerking komen en de minimale solidariteit waaraan de toezegging moet voldoen.

In een afzonderlijk besluit worden een aantal minimumregels inzake de financiering en het beheer van de solidariteitsfondsen, die de solidariteitstoezegging uitvoeren, vastgelegd.

De artikelen van het ontwerpbesluit geven aanleiding tot de volgende toelichting : Artikel 1 Het eerste artikel van voorliggend besluit somt de verschillende solidariteitsprestaties op die in aanmerking komen voor de solidariteitstoezegging zodat het pensioenstelsel als een sociaal pensioenstelsel zou kunnen worden erkend en genieten van het bijzonder statuut bedoeld in de artikelen 10 en 11 van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid.

De prestaties, opgesomd in 1° hebben betrekking op de financiering van de opbouw van de pensioentoezegging gedurende bepaalde periodes van inactiviteit ten gevolge van werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, opleiding, loopbaanonderbreking of verminderde prestaties of bij faillissement van de werkgever.

Bij de prestaties opgesomd onder 2° en 3° wordt een vergoeding van inkomensverlies toegezegd in bepaalde gevallen van permanente arbeidsongeschiktheid, van overlijden tijdens de loopbaan of van ernstige ziekte die als zodanig door de Minister van Sociale Zaken erkend zijn (kanker, leukemie, tuberculose, multiple sclerose, ziekte van Parkinson, difterie, poliomyelitis, cerebro-spinale meningitis, pokken, tyfus, tyfus- en paratyfuskoorts, encefalitis, miltvuur, tetanus, ziekte van Hodgkin, cholera, ziekte van Alzheimer, virale hepatitis, ziekte van Crohn, AIDS, malaria, ziekte van Pompe, ziekte van Creutzfeld-Jacob, mucoviscidose, diabetes, nierdialyse en progressieve spierdystrofie).

In het algemeen kan worden verduidelijkt dat elke deelprestatie onder een bepaald punt als een volwaardige prestatie wordt beschouwd.

Voor de prestaties bedoeld in de punten 2° en 3° wordt een uitkering in kapitaal niet toegestaan. De rentes echter, bedoeld in die punten die minder dan 300 euro per jaar bedragen, kunnen wel worden uitgekeerd in de vorm van een kapitaal.

Onder 4° wordt er ten slotte in voorzien dat solidariteitsprestaties een verhoging kunnen inhouden van lopende uitkeringen.

Artikel 2 Artikel 2 bepaalt de minimale solidariteit waaraan de solidariteitstoezegging moet voldoen opdat het globale pensioenstelsel zou kunnen genieten van de fiscale voordelen verbonden aan de sociale pensioenstelsels.

Zo moet de toezegging minstens de volgende prestaties inhouden : - twee prestaties die betrekking hebben op de financiering van de opbouw van de pensioentoezegging gedurende bepaalde periodes van inactiviteit (artikel 1, 1°); - één prestatie die betrekking heeft op het toekennen van een vergoeding van inkomensverlies bij permanente arbeidsongeschiktheid of overlijden tijdens de loopbaan (artikel 1, 2°) of op het verhogen van lopende uitkeringen (artikel 1, 4°).

Als tweede voorwaarde wordt bepaald dat de totale kost van de solidariteitstoezegging minstens gelijk moet zijn aan 4,4 % van de stortingen voor het luik aanvullend pensioen.

Artikel 3 Dit artikel stelt ten slotte de inwerkingtreding van het besluit vast op 1 januari 2004.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Pensioenen, F. VANDENBROUCKE De Minister van Economie, Mevr. F. MOERMAN

14 NOVEMBER 2003. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de solidariteitsprestaties verbonden met de sociale aanvullende pensioenstelsels ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, inzonderheid op artikel 43 § 1;

Gelet op het advies van de Nationale Arbeidsraad van 16 oktober 2001;

Gelet op het advies van de Controledienst voor de Verzekeringen van 17 april 2003;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 27 maart 2003;

Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State een advies te geven binnen een termijn van een maand;

Gelet op het advies 35.418/1 van de Raad van State, gegeven op 5 juni 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Pensioenen en van onze Minister van Economie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Volgende solidariteitsprestaties komen in aanmerking opdat de pensioentoezegging zou kunnen genieten van het bijzonder statuut bedoeld in de artikelen 10 en 11 van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid : 1° financiering van de opbouw van het aanvullend rust- en/of overlijdenspensioen tijdens : a) de periodes van tijdelijke werkloosheid in de zin van de artikelen 49, 50 en 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, en de werkloosheid ten gevolge van overmacht, staking of lock-out of ten gevolge van een sluiting wegens jaarlijkse vakantie;b) de periodes van onvrijwillige werkloosheid, beperkt tot 12 maanden;c) de vergoede periodes van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte, invaliditeit, bevallings- of zwangerschapsrust, en de periodes die worden gedekt door een tijdelijke arbeidsongeschiktheid ten gevolge van een arbeidsongeval of een beroepsziekte;d) de periodes van deelname aan cursussen of studiedagen die gewijd zijn aan sociale promotie;e) de periodes : - tijdens dewelke de loopbaan onderbroken geweest is volgens de voorwaarden van artikel 100 van de wet van 22 januari 1985 of van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen; - van inactiviteit tijdens dewelke de werknemer vanaf 50 jaar zijn prestaties verminderd heeft overeenkomstig de voorwaarden van artikel 102 van de wet van 22 januari 1985 of gebruik gemaakt heeft van de bepalingen van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen; - tijdens dewelke de werknemer zijn arbeidsprestaties geschorst of verminderd heeft overeenkomstig artikel 3 van CAO nr. 77bis van de Nationale Arbeidsraad, met een maximum van 12 maanden; - tijdens dewelke de werknemer zijn prestaties verminderd heeft vanaf 50 jaar op basis van artikel 9 van CAO nr. 77bis van de Nationale Arbeidsraad; - van ouderschapsverlof, vaderschapsverlof, verlof om palliatieve verzorging te verstrekken of verlof om een zieke ouder te verzorgen; f) faillissement van de werkgever tot 6 maand na de faillietverklaring; 2° vergoeding onder vorm van rente van inkomstenverlies bij : a) permanente arbeidsongeschiktheid van meer van 66 % beperkt tot 25.000 euro per jaar; b) overlijden tijdens beroepsloopbaan beperkt tot 20.000 euro per jaar; 3° betaling van een rente van maximum 25.000 euro per jaar in geval van ernstige ziekte; 4° verhoging van lopende pensioenrenten of overlevingsrenten. De renten bedoeld in 2° en 3° waarvan het jaarlijkse bedrag kleiner is dan 300 euro mogen in kapitaal worden vereffend.

Art. 2.Om te genieten van het bijzonder statuut bedoeld in artikel 1 omvat de solidariteitstoezegging verbonden met de pensioentoezegging overeenkomstig artikel 10 of 11 van voornoemde wet van 28 april 2003 minimaal twee onderscheiden prestaties onder deze opgesomd in artikel 1 onder 1°, en één prestatie onder deze opgesomd onder 2° of 4° en komt minstens overeen met 4,40 % van de stortingen voor de pensioentoezegging.

Art. 3.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2004.

Art. 4.Onze minister bevoegd voor Pensioenen en Onze minister bevoegd voor Economische Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 14 november 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Pensioenen, F. VANDENBROUCKE De Minister van Economie, Mevr. F. MOERMAN

^