gepubliceerd op 11 februari 2008
Decreet betreffende het flankerend onderwijsbeleid op lokaal niveau
30 NOVEMBER 2007. - Decreet betreffende het flankerend onderwijsbeleid op lokaal niveau
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : decreet betreffende het flankerend onderwijsbeleid op lokaal niveau. HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen en definities
Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.
Art. 2.In dit decreet wordt verstaan onder : 1° basisonderwijs : het gewoon en buitengewoon basisonderwijs, erkend, gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap;2° centrumstad : Aalst, Antwerpen, Brugge, Genk, Gent, Hasselt, Kortrijk, Leuven, Mechelen, Oostende, Roeselare, Sint-Niklaas, Turnhout;3° deeltijds kunstonderwijs : het onderwijs, vermeld in titel V van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II;4° gemeente : gemeente of intergemeentelijk samenwerkingsverband van gemeenten zoals vermeld in het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking;5° hoger onderwijs : het onderwijs, georganiseerd door hogescholen en universiteiten;6° lokaal overlegplatform : het lokaal overlegplatform vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 1, van het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I;7° lokale actoren : de onderwijsinstellingen en alle andere rechtspersonen, instellingen, diensten, organisaties en/of groeperingen die op lokaal vlak bijdragen tot de doelstellingen van het flankerend onderwijsbeleid;8° lokaal bestuur : de gemeenten, de provincies en de Vlaamse Gemeenschapscommissie;9° schoolbestuur : de inrichtende macht zoals vermeld in artikel 24, § 4, van de Grondwet.Dit is een rechtspersoon of natuurlijke persoon die verantwoordelijk is voor één of meer scholen; 10° secundair onderwijs : het voltijds secundair onderwijs, het buitengewoon secundair onderwijs, het deeltijds beroepssecundair onderwijs en het deeltijds secundair zeevisserijonderwijs, erkend, gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap;11° volwassenenonderwijs : het onderwijs vermeld in het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
Art. 3.Dit decreet regelt de rol van het lokaal bestuur betreffende het flankerend onderwijsbeleid. Onder flankerend onderwijsbeleid wordt verstaan, het geheel van acties van een lokale overheid om, vertrekkende vanuit de lokale situatie en aanvullend bij het Vlaamse onderwijsbeleid, een onderwijsbeleid te ontwikkelen in samenwerking met de lokale actoren. HOOFDSTUK II. - Voordelen Afdeling I. - Sociale voordelen
Art. 4.De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing op het gefinancierd en gesubsidieerd basis- en secundair onderwijs.
Art. 5.De gemeenten die sociale voordelen verlenen aan scholen van het eigen schoolbestuur, zijn verplicht dezelfde voordelen toe te kennen aan de scholen van de andere schoolbesturen, gelegen op hun grondgebied als die erom verzoeken. Zij mogen geen enkel onderscheid maken tussen de leerlingen, welke scholen die ook bezoeken.
Art. 6.Met sociale voordelen wordt bedoeld : 1° het ochtend- en avondtoezicht buiten de periode van normale aanwezigheid van de leerlingen;2° het middagtoezicht voor de tijdsduur van maximaal één uur;3° het ter beschikking stellen van de voor het publiek toegankelijke gemeentelijke infrastructuur, met uitzondering van de roerende en onroerende goederen die uitsluitend bestemd zijn voor de organisatie van het gemeentelijk onderwijs;4° de kosten van de toegang tot het zwembad voor de leerlingen lager onderwijs, indien het zwembad niet behoort tot de gemeentelijke sportinfrastructuur vermeld in punt 3°.De kosten verbonden aan het verstrekken van één schooljaar gratis zwemmen, waar elke leerling lager onderwijs recht op heeft, worden niet als sociaal voordeel beschouwd; 5° het leerlingenvervoer in het basisonderwijs.
Art. 7.Gemeenten die geen onderwijs inrichten, kunnen sociale voordelen toekennen aan alle scholen op hun grondgebied. In dat geval mogen zij geen onderscheid maken tussen de leerlingen, welke scholen die ook bezoeken.
Art. 8.De Vlaamse Regering legt de modaliteiten en de procedure die moet gevolgd worden om sociale voordelen te ontvangen vast, rekening houdend met volgende principes : 1° sociale voordelen mogen geen van de betrokken scholen een concurrentievoordeel of -nadeel opleveren;2° indien een ouderbijdrage gevraagd wordt, moet deze in verhouding staan tot de geleverde prestaties. Afdeling II. - Andere voordelen
Art. 9.De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing op het basis- en secundair onderwijs, op het hoger onderwijs, op het deeltijds kunstonderwijs en op het volwassenenonderwijs dat door de Vlaamse Gemeenschap wordt gefinancierd of gesubsidieerd, op de Syntra, en op de Centra Deeltijdse Vorming die door de Vlaamse Gemeenschap worden gefinancierd of gesubsidieerd.
Art. 10.De lokale besturen die aan de scholen van het eigen schoolbestuur andere voordelen toekennen dan de sociale voordelen, vermeld in artikel 6 van dit decreet, kunnen die voordelen, in de context van het lokaal flankerend onderwijsbeleid ook toekennen aan de scholen van de andere schoolbesturen op hun grondgebied die erom verzoeken. De lokale besturen kunnen criteria vastleggen waaraan de scholen moeten voldoen om recht te hebben op die voordelen. Zij mogen geen enkel onderscheid maken tussen de scholen die aan de criteria voldoen.
Art. 11.De lokale besturen die geen onderwijs inrichten van het niveau, vermeld in artikel 9, kunnen in de context van het lokaal flankerend onderwijsbeleid andere voordelen toekennen aan de scholen op hun grondgebied. De lokale besturen kunnen criteria vastleggen waaraan de scholen moeten voldoen om recht te hebben op die voordelen.
Zij mogen geen enkel onderscheid maken tussen de scholen die aan de criteria voldoen. Afdeling III. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 12.Het lokaal bestuur deelt elke beslissing over een sociaal voordeel of over een ander voordeel ten bate van een school van een ander schoolbestuur onmiddellijk mee aan de schoolbesturen die op hun grondgebied onderwijs organiseren.
Art. 13.De lokale besturen bezorgen aan de Vlaamse Regering jaarlijks een overzicht van de beslissingen over de sociale en andere voordelen, evenals de staat van gedane uitgaven. HOOFDSTUK III. - Leerplicht en verhoging van de deelname aan het onderwijs van alle kleuters
Art. 14.Dit hoofdstuk is van toepassing op het basis- en secundair onderwijs.
Art. 15.De lokale besturen verlenen medewerking aan de controle op de leerplicht. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure.
De lokale besturen verlenen hun medewerking aan het bevorderen van het regelmatig schoolbezoek en het aanpakken van spijbelgedrag van leerplichtige leerlingen in de scholen, gelegen op hun grondgebied.
Zij kunnen hiertoe zelf acties ondernemen of de acties van de lokale actoren coördineren of ondersteunen. In voorkomend geval werkt het lokaal bestuur hiervoor samen met het lokaal overlegplatform. Als er geen LOP is, overlegt het lokaal bestuur hierover met de lokale onderwijsactoren, met name ten minste de scholen en de CLB's.
Art. 16.De lokale besturen werken mee aan maatregelen die moeten leiden tot een veralgemeende deelname van kleuters aan het onderwijs.
Zij kunnen hiertoe zelf acties ondernemen of de acties van de lokale actoren coördineren of ondersteunen. In voorkomend geval werkt het lokaal bestuur hiervoor samen met het lokaal overlegplatform. Als er geen LOP is, overlegt het lokaal bestuur hierover met de lokale onderwijsactoren, met name tenminste de scholen en de CLB's. HOOFDSTUK IV. - Flankerend onderwijsbeleid betreffende centrumsteden
Art. 17.Iedere centrumstad kan een lokaal onderwijsplan opmaken. Dat onderwijsplan bevat tenminste : 1° inhoudelijk : a) een visie over de beleidsontwikkeling betreffende flankerend onderwijsbeleid;b) de algemene strategische en operationele doelstellingen en uitgangspunten van het flankerend onderwijsbeleid;c) een beschrijving van de gewenste effecten en indicatoren van het flankerend onderwijsbeleid;d) acties en projecten die de centrumstad in samenwerking met lokale actoren opzet om vorm te geven aan het flankerend onderwijsbeleid;e) de medewerking aan het bevorderen van het geregeld schoolbezoek;f) de medewerking aan de leerplichtcontrole;g) de medewerking aan maatregelen die moeten leiden tot een veralgemeende deelname van kleuters aan het onderwijs;2° procedureel : a) de wijze waarop de lokale actoren en het lokaal overlegplatform actief betrokken waren bij de totstandkoming van het onderwijsplan;b) een engagementsverklaring van de lokale actoren;c) de manier waarop de centrumstad ten behoeve van de lokale actoren de samenwerking en het overleg faciliteert;d) de wijze waarop het lokale bestuur haar neutraliteit tegenover de lokale partners garandeert in het kader van het flankerend onderwijsbeleid;e) de wijze van samenwerking met het lokaal overlegplatform.f) een algemeen budgettair plan bij het onderwijsplan.
Art. 18.Binnen de beschikbare begrotingskredieten trekt de Vlaamse Regering per jaar minstens 1,5 miljoen euro uit. Dit bedrag moet worden besteed aan projecten binnen de centrumsteden die het Vlaams onderwijsbeleid versterken. Dit bedrag volgt de evolutie van het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen.
Art. 19.Een centrumstad die beschikt over een onderwijsplan, als vermeld in artikel 17, kan een beroep doen op de middelen, vermeld in artikel 18, voor de subsidiëring van projecten op voorwaarde dat : 1° de projecten gericht zijn op doelstellingen met betrekking tot gelijke onderwijskansen, kleuterparticipatie, spijbelen, probleemgedrag op school, ongekwalificeerde uitstroom, taalstimulering, betrokkenheid van ouders en de buurt, samenwerking tussen onderwijs, welzijn, cultuur, jeugd en sport, overgang onderwijs-arbeidsmarkt, doorstroming en oriëntering, geletterdheid, of levenslang leren, en in overeenstemming zijn met het onderwijsplan;2° de centrumstad gedeeltelijk mee belast is met de financiële ondersteuning van het project;3° het advies van het lokaal overlegplatform bij het project wordt gevraagd en bij het onderwijsplan wordt gevoegd, voor zover het project betrekking heeft op het basisonderwijs of het secundair onderwijs;4° het een school- en of netoverschrijdend project betreft;5° het project beantwoordt aan een duidelijke behoefte in het onderwijsveld, met welomschreven educatieve doelstellingen en resultaten;6° het project een aantal kwaliteitscriteria voorschrijft in verband met de methode, het tijdspad en de evaluatie;7° de projectaanvraag een heldere weergave geeft van de totale kostprijs en de financieringsbronnen. De projectsubsidies worden telkens voor maximaal drie schooljaren toegekend. Na een positieve evaluatie kan een project opnieuw voor subsidie in aanmerking komen.
De Vlaamse Regering bepaalt de procedure van indiening en goedkeuring van projecten.
Art. 20.De Vlaamse Regering richt een 'overlegplatform lokaal flankerend onderwijsbeleid' op, dat minstens tweemaal per jaar samenkomt met als doel het afstemmen en versterken van het Vlaamse en het flankerend onderwijsbeleid.
Het overlegplatform is tenminste samengesteld uit de Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, en een afvaardiging van het college van burgemeester en schepenen van elke centrumstad. HOOFDSTUK V. - Flankerend onderwijsbeleid : projecten in andere gemeenten
Art. 21.Om tegemoet te komen aan specifieke lokale onderwijsproblematieken op het vlak van gelijke onderwijskansen en leerplicht kan de Vlaamse Regering projecten in andere gemeenten subsidiëren binnen de beschikbare begrotingskredieten. In voorkomend geval rapporteert de Vlaamse Regering hierover jaarlijks aan het Vlaams Parlement.
Een gemeente kan een beroep doen op de middelen, voor de subsidiëring van projecten op voorwaarde dat : 1° de projecten gericht zijn op doelstellingen met betrekking tot gelijke onderwijskansen, kleuterparticipatie, spijbelen, probleemgedrag op school, ongekwalificeerde uitstroom, taalstimulering, betrokkenheid van ouders en de buurt, samenwerking tussen onderwijs, welzijn, cultuur, jeugd en sport, overgang onderwijs-arbeidsmarkt, doorstroming en oriëntering, geletterdheid, of levenslang leren;2° de gemeente gedeeltelijk mee belast is met de financiële ondersteuning van het project;3° het advies van het lokaal overlegplatform bij het project wordt gevraagd, voor zover het project betrekking heeft op het basisonderwijs of het secundair onderwijs en voorzover er een lokaal overlegplatform binnen de gemeente actief is;4° het een school- en of netoverschrijdend project betreft;5° het project beantwoordt aan een duidelijke behoefte in het onderwijsveld, met welomschreven educatieve doelstellingen en resultaten;6° het project een aantal kwaliteitscriteria voorschrijft in verband met de methode, het tijdspad en de evaluatie;7° de projectaanvraag een heldere weergave geeft van de totale kostprijs en de financieringsbronnen;8° het project ingebed is in het lokale beleid dat verband houdt met onderwijs. De projectsubsidies worden telkens voor maximaal drie schooljaren toegekend. Na een positieve evaluatie kan een project opnieuw voor subsidie in aanmerking komen.
De Vlaamse Regering bepaalt de procedure van indiening en goedkeuring van projecten. HOOFDSTUK VI. - Flankerend onderwijsbeleid in Brussel Afdeling I. - Voorrangsbeleid en bicultureel onderwijs
Art. 22.§ 1. De VZW Voorrangsbeleid Brussel komt in aanmerking voor de subsidie-enveloppe, vermeld in § 2 voor zover ze voldoet aan volgende voorwaarden : 1° ze stelt zich tot doel een netoverschrijdende structuur uit te bouwen ter ondersteuning van de Nederlandstalige basisscholen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.Die netoverschrijdende structuur is gericht op het creëren van een omgeving waarin de leerlingen : a) positief kunnen functioneren op schoolniveau;b) de nodige inzichten en vaardigheden verwerven om goed maatschappelijk te kunnen functioneren;c) goed toegerust worden voor de ontwikkeling van hun professionele loopbaan;2° ze legt uiterlijk op de eerste dag van de zesde maand na afsluiting van het boekjaar de jaarrekening en het jaarverslag van de VZW Voorrangsbeleid Brussel ter kennisgeving voor aan de Vlaamse Regering. § 2. De Vlaamse Regering subsidieert tot 31 augustus 2008 de loonkosten van de personeelsleden en de werkingsmiddelen binnen de door de Vlaamse Gemeenschap vastgestelde begrotingskredieten.
Art. 23.§ 1. De VZW Werkgroep Immigratie komt in aanmerking voor de subsidie-enveloppe, vermeld in § 2, voor zover ze voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° ze stelt zich tot doel het verschaffen aan Nederlandstalige scholen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad van : a) de structurele en inhoudelijke ondersteuning van het project 'Onderwijs in Eigen Taal en Cultuur' en andere initiatieven met betrekking tot meertalig onderwijs en talensensibilisering;b) een vormingsaanbod voor leerkrachten, leerlingen en hun ouders;2° ze legt uiterlijk op de eerste dag van de zesde maand na de afsluiting van het boekjaar de jaarrekening en het jaarverslag van de VZW Werkgroep Immigratie ter kennisgeving voor aan de Vlaamse Regering. § 2. De Vlaamse Regering subsidieert tot 31 augustus 2008 de loonkosten van de personeelsleden en de werkingsmiddelen, binnen de door de Vlaamse Gemeenschap vastgestelde begrotingskredieten. Afdeling II. - Algemene bepalingen met betrekking tot de ondersteuning
van het Brussels onderwijs
Art. 24.Vanaf 1 september 2008 kan de Vlaamse Regering een subsidie toekennen aan projecten in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad op voorwaarde dat : 1° de Vlaamse Regering een protocol afsluit met de Vlaamse Gemeenschapscommissie;2° de projecten gericht zijn op doelstellingen met betrekking tot gelijke onderwijskansen, kleuterparticipatie, spijbelen, probleemgedrag op school, ongekwalificeerde uitstroom, taalstimulering, betrokkenheid van ouders en de buurt, samenwerking tussen onderwijs, welzijn, cultuur, jeugd en sport, overgang onderwijs-arbeidsmarkt, doorstroming en oriëntering, geletterdheid, of levenslang leren;3° de Vlaamse Gemeenschapscommissie gedeeltelijk mee belast is met de financiële ondersteuning van de projecten;4° het advies van het lokaal overlegplatform dat bevoegd is voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad voor het basis- of het secundair onderwijs wordt gevraagd, voor zover de projecten betrekking hebben op het basisonderwijs of het secundair onderwijs;5° het school- en of netoverschrijdende projecten betreft;6° de projecten beantwoorden aan een duidelijke behoefte in het onderwijsveld, met welomschreven educatieve doelstellingen en resultaten;7° de projecten een aantal kwaliteitscriteria voorschrijven in verband met de methode, het tijdspad en de evaluatie;8° de projectaanvragen een heldere weergave geven van de totale kostprijs en de financieringsbronnen;9° de projecten ingebed zijn in het lokale beleid dat verband houdt met onderwijs. De projectsubsidies worden telkens voor maximaal drie schooljaren toegekend. Na een positieve evaluatie kan een project opnieuw voor subsidie in aanmerking komen.
De Vlaamse Regering bepaalt de procedure van indiening en goedkeuring van projecten. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen Afdeling I. - Wijzigings- en ophefbepalingen
Art. 25.Artikel 33 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, gewijzigd bij de wet van 11 juli 1973 en bij de decreten van 5 juli 1989 en 28 april 1993, wordt opgeheven.
Art. 26.In artikel 3 van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998, wordt § 3 opgeheven.
Art. 27.§ 1. In artikel 22 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, gewijzigd bij het decreet van 14 juli 1998, wordt § 3 opgeheven. § 2. In hetzelfde decreet worden de volgende artikelen opgeheven : 1° artikel 92, gewijzigd bij het decreet van 13 juli 2001;2° artikel 92bis, ingevoegd bij het decreet van 20 oktober 2000;3° artikelen 93 tot en met 95.
Art. 28.Het decreet van 7 mei 2004 houdende het Nederlandstalig onderwijs in Brussel-Hoofdstad wordt opgeheven. Afdeling II. - Overgangsbepaling
Art. 29.In afwachting van het in werking treden van het besluit ter uitvoering van dit decreet, blijft het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1991 houdende bepaling van de begrippen gezondheidstoezicht en sociale voordelen, bedoeld in artikel 33 van de wet van 29 mei 1959, tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, van toepassing. Afdeling III. - Inwerkingtredingsbepaling
Art. 30.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2008, met uitzondering van artikelen 18, 19 en 21, die in werking treden op 1 september 2008.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 30 november 2007.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBROUCKE _______ Nota Zitting 2006-2007.
Stukken. - Ontwerp van decreet, 1315 - Nr. 1.
Zitting 2007-2008.
Stukken. - Amendementen, 1315 - Nr. 2. - Verslag, 1315 - Nr. 3. - Amendementen, 1315 - Nr. 4. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering, 1315 - Nr. 5.
Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 21 november 2007.