Etaamb.openjustice.be
Decreet van 23 december 2010
gepubliceerd op 31 december 2010

Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2011

bron
vlaamse overheid
numac
2010036008
pub.
31/12/2010
prom.
23/12/2010
ELI
eli/decreet/2010/12/23/2010036008/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

23 DECEMBER 2010. - Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2011 (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2011 HOOFDSTUK 1. - Algemeen

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid. HOOFDSTUK 2. - Onderwijs Afdeling 1. - Basisonderwijs

Art. 2.In artikel 79, § 3, 3°, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, het laatst gewijzigd bij het decreet van 18 december 2009, worden tussen het woord « 2010 » en het woord « gelijk » de woorden « en 2011 » ingevoegd.

Art. 3.In artikel 85bis, § 3, 3°, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, ingevoegd bij het decreet van 4 juli 2008, gewijzigd bij de decreten van 19 december 2008 en 18 december 2009, worden tussen het woord « 2010 » en het woord « gelijk » de woorden « en 2011 » ingevoegd. Afdeling 2. - Secundair onderwijs

Art. 4.In artikel 6, § 3, 3°, van het decreet van 4 juli 2008 betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 wat de werkingsbudgetten betreft, zoals gewijzigd bij het decreet van 18 december 2009, worden tussen het woord « 2010 » en het woord « gelijk » de woorden « en 2011 » ingevoegd.

Art. 5.In artikel 13, § 3, 3°, van het decreet van 4 juli 2008 betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 wat de werkingsbudgetten betreft, zoals gewijzigd bij het decreet van 18 december 2009, worden tussen het woord « 2010 » en het woord « gelijk » de woorden « en 2011 » ingevoegd. Afdeling 3. - Centra voor Leerlingenbegeleiding

Art. 6.In artikel 53, § 2, van het decreet van 1 december 1998 betreffende de Centra voor Leerlingenbegeleiding, gewijzigd bij het decreet van 18 december 2009, wordt het jaartal « 2011 » vervangen door het jaartal « 2012 », en wordt het jaartal « 2010 » vervangen door het jaartal « 2011 ». Afdeling 4. - Deeltijds kunstonderwijs

Art. 7.In het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II wordt een artikel 93quater ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 93quater.In afwijking van artikel 93bis en artikel 93ter, § 1 tot en met § 6, kunnen in het schooljaar 2011-2012 en 2012-2013 geen nieuwe instellingen voor deeltijds kunstonderwijs en kunstacademies worden opgericht.

In afwijking van deze bepaling kan de Vlaamse Regering in uitzonderlijke gevallen aan een inrichtende macht toelating geven tot programmatie van een instelling of een kunstacademie : 1° na schriftelijke en gemotiveerde aanvraag van die inrichtende macht, ingediend bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten vóór 1 maart van het voorafgaand schooljaar en vergezeld van het protocol van de onderhandeling ter zake in het bevoegd lokaal comité, en 2° na advies van enerzijds de Vlaamse Onderwijsraad en anderzijds het Agentschap voor Onderwijsdiensten en de Inspectie.»

Art. 8.Artikel 57ter van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen muziek, woordkunst en dans, wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 57ter.In afwijking van artikel 5, artikel 52, § 2, § 2bis en § 7, artikel 53, § 1 tot en met § 1septies, artikel 54 en artikel 57, § 1, kunnen vanaf het schooljaar 2011-2012 in het deeltijds kunstonderwijs geen andere instellingen, filialen, studierichtingen, hogere graden en opties in de financierings- of subsidieregeling opgenomen worden, dan diegene die op 30 juni van het voorafgaande schooljaar reeds opgenomen waren. Instellingen die in één of meer van hun opties het vak instrument, instrument/jazz en lichte muziek of instrument/volksmuziek organiseren, kunnen in afwijking van artikel 6, § 1, 2° tot en met 4°, in de gelijknamige vakken geen instrumenten aanbieden die zij nog niet aanboden op 30 juni van het voorafgaande schooljaar.

In afwijking van deze bepaling kan de Vlaamse Regering in uitzonderlijke gevallen aan een inrichtende macht toelating geven tot programmatie van een instelling, filiaal, studierichting of hogere graad, de oprichting van een optie of het aanbieden van een bijkomend instrument in het vak instrument, instrument/jazz en lichte muziek of instrument/volksmuziek : 1° na schriftelijke en gemotiveerde aanvraag van die inrichtende macht, ingediend bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten vóór 1 maart van het voorafgaand schooljaar en vergezeld van het protocol van de onderhandeling ter zake in het bevoegd lokaal comité, en 2° na advies van enerzijds de Vlaamse Onderwijsraad en anderzijds het Agentschap voor Onderwijsdiensten en de Inspectie.»

Art. 9.Artikel 49ter van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichting beeldende kunst, wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 49ter.In afwijking van artikel 4, artikel 43, § 2, § 2bis en § 7, artikel 44, § 1 tot en met § 1undecies, artikel 45 en artikel 48, § 1, kunnen vanaf het schooljaar 2011-2012 in het deeltijds kunstonderwijs geen nieuwe instellingen, filialen, studierichtingen, hogere graden en opties in de financierings- of subsidieregeling opgenomen worden, dan diegene die op 30 juni van het voorafgaande schooljaar reeds opgenomen waren.

In afwijking van deze bepaling kan de Vlaamse Regering in uitzonderlijke gevallen aan een inrichtende macht toelating geven tot programmatie van een instelling, filiaal, studierichting, hogere graad of optie : 1° na schriftelijke en gemotiveerde aanvraag van die inrichtende macht, ingediend bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten vóór 1 maart van het voorafgaand schooljaar en vergezeld van het protocol van de onderhandeling ter zake in het bevoegd lokaal comité, en 2° na advies van enerzijds de Vlaamse Onderwijsraad en anderzijds het Agentschap voor Onderwijsdiensten en de Inspectie.»

Art. 10.De Vlaamse Regering wordt gemachtigd om een volgende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen muziek, woordkunst en dans en het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichting beeldende kunst uit te voeren via een besluit van de Vlaamse Regering.

Art. 11.In artikel 1, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2002 betreffende de bepaling van het aanwendingspercentage van het aantal uren-leraar in het deeltijds kunstonderwijs wordt de volgende zin geschrapt : « Voor wat het aantal uren-leraar van de vrijgestelden van het vak kunstgeschiedenis betreft, mogen de instellingen vanaf het schooljaar 2011-2012 ten hoogste 85 % aanwenden. »

Art. 12.In artikel 1, vierde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2002 betreffende de bepaling van het aanwendingspercentage van het aantal uren-leraar in het deeltijds kunstonderwijs wordt de volgende zin geschrapt : « Voor wat het aantal uren-leraar van de vrijgestelden van het vak bijzondere kunstgeschiedenis betreft, mogen de instellingen vanaf het schooljaar 2011-2012 ten hoogste 85 % aanwenden. »

Art. 13.Aan artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2002 betreffende de bepaling van het aanwendingspercentage van het aantal uren-leraar in het deeltijds kunstonderwijs wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Voor wat het aantal uren-leraar van de vrijgestelden van een vak in de studierichting beeldende kunst betreft, mogen de instellingen vanaf het schooljaar 2011-2012 ten hoogste 85 % aanwenden. Elk vak waarvoor de leerling is vrijgesteld wordt hierbij in rekening gebracht. »

Art. 14.In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2002 betreffende de bepaling van het aanwendingspercentage van het aantal uren-leraar in het deeltijds kunstonderwijs wordt het tweede lid geschrapt.

Art. 15.In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2002 betreffende de bepaling van het aanwendingspercentage van het aantal uren-leraar in het deeltijds kunstonderwijs wordt het vierde lid vervangen door wat volgt : « Voor wat het aantal uren-leraar van de vrijgestelden van een vak in de studierichtingen muziek, woordkunst of dans betreft, mogen de instellingen vanaf het schooljaar 2011-2012 ten hoogste 70 % aanwenden. Elk vak waarvoor de leerling is vrijgesteld wordt hierbij in rekening gebracht. »

Art. 16.De Vlaamse Regering wordt gemachtigd om een volgende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de bepaling van het aanwendingspercentage van het aantal uren-leraar in het deeltijds kunstonderwijs uit te voeren via een besluit van de Vlaamse Regering. Afdeling 5. - Volwassenenonderwijs

Art. 17.In artikel 77, § 3, van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « Binnen de globale subsidie, vermeld in § 1, eerste lid, verminderd met het bedrag, vermeld in § 1, tweede lid, ontvangt elk consortium volwassenenonderwijs jaarlijks een forfaitair bedrag van 74.157 euro.

Na aftrek van de forfaitaire bedragen wordt de rest van de subsidie voor een periode van vijf jaar verdeeld op basis van het totale volume lesurencursist gegenereerd door de centra die aangesloten zijn bij het consortium volwassenenonderwijs, in de laatste afgesloten en geverifieerde referteperiode voorafgaand aan het afsluiten van een samenwerkingsovereenkomst. »

Art. 18.In het decreet van 2 maart 1999 tot regeling van een aantal aangelegenheden van het volwassenenonderwijs wordt een artikel 96bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 96bis.De § 2 tot en met § 5 van artikel 94 worden opgeheven met ingang van 1 januari 2011. » Afdeling 6. - Schoolinfrastructuur

Art. 19.In het decreet van 7 juli 2006 betreffende de inhaalbeweging voor schoolinfrastructuur wordt een artikel 19ter ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 19ter.Voor instellingen, internaten en centra vermeld in artikel 4, in het gesubsidieerd onderwijs, worden de subsidiëringspercentages van 60 respectievelijk 70 % in de DBFM-toelage zoals berekend overeenkomstig artikel 19 verhoogd met 11,5 procentpunten. »

Art. 20.In het decreet van 7 juli 2006 betreffende de inhaalbeweging voor schoolinfrastructuur wordt een artikel 36bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 36bis.Voor instellingen, internaten en centra vermeld in artikel 4, in het gesubsidieerd onderwijs, gaat AGIOn bij verkoop van de schoolinfrastructuur na het einde van het individueel DBFM-contract of wanneer de infrastructuur voor andere dan onderwijsdoelstellingen wordt aangewend, over tot terugvordering.

De terugvordering is gebaseerd op een evenredig aan de toegekende subsidie aandeel van de verkoopswaarde van de schoolinfrastructuur, verminderd met 1/20 per jaar na het einde van het individueel DBFM-contract.

De aanvangsdatum voor de berekening van de aldus toegekende vermindering is de eerste september van het schooljaar volgend op de datum van het einde van het individueel DBFM-contract. » Afdeling 7. - Ondersteuning van de scholen in Brussel

Art. 21.In artikel X.7 van het decreet van 22 juni 2007 betreffende het onderwijs XVII wordt het jaartal « 2010 » vervangen door het jaartal « 2011 ».

Art. 22.In artikel 22 van het decreet van 30 november 2007 betreffende het flankerend onderwijsbeleid op lokaal niveau wordt het jaartal « 2010 » telkens vervangen door het jaartal « 2011 ». Afdeling 8. - Hoger onderwijs

Art. 23.In artikel VI.9ter van het decreet van 19 maart 2004 betreffende de rechtspositieregeling van de student, de medezeggenschap in het hoger onderwijs, de integratie van bepaalde afdelingen van het hoger onderwijs voor sociale promotie in de hogescholen en de begeleiding van de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, gewijzigd bij het decreet van 18 december 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid van § 1 worden de woorden « 2006, 2007, 2008, 2009 en 2010 » vervangen door de woorden « 2006, 2007, 2008, 2009, 2010 en 2011 »;2° in het tweede lid van § 1 worden de woorden « 2007, 2008, 2009 en 2010 » vervangen door de woorden « 2007, 2008, 2009, 2010 en 2011 »;3° in § 2 worden de woorden « in 2006, in 2007, in 2008, in 2009 en in 2010 » vervangen door de woorden « in 2006, in 2007, in 2008, in 2009, in 2010 en in 2011 ».

Art. 24.In artikel VI.10 van het decreet van 19 maart 2004 betreffende de rechtspositieregeling van de student, de medezeggenschap in het hoger onderwijs, de integratie van bepaalde afdelingen van het hoger onderwijs voor sociale promotie in de hogescholen en de begeleiding van de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, gewijzigd bij het decreet van 21 december 2007, wordt het derde lid vervangen door wat volgt : « Artikelen VI.9bis tot en met VI.9septies hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2006 en houden op uitwerking te hebben op 31 december 2011. » Afdeling 9. - Universiteiten

Art. 25.In artikel 140, § 1, 2°, van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, gewijzigd bij het decreet van 18 december 2009, worden de woorden « voor de jaren 2002, 2003, 2006, 2007, 2008, 2009 en 2010 » vervangen door de woorden « voor de jaren 2002, 2003, 2006, 2007, 2008, 2009, 2010 en 2011 ».

Art. 26.In artikel 140, § 2, van hetzelfde decreet worden de woorden « in het begrotingsjaar 2010 » vervangen door de woorden « in de begrotingsjaren 2010 en 2011 ». Afdeling 10. - Aanmoedigingsfonds voor beleidsspeerpunten

Art. 27.In artikel 44, § 1, van het decreet van 14 maart 2008 betreffende de financiering van de werking van de hogescholen en de universiteiten in Vlaanderen wordt in het eerste lid het jaartal « 2010 » vervangen door het jaartal « 2011 ».

Art. 28.In artikel 44, § 2, van hetzelfde decreet wordt in het eerste lid het jaartal « 2011 » vervangen door het jaartal « 2012 ».

Art. 29.Aan artikel 45, § 3, van het decreet van 14 maart 2008 betreffende de financiering van de werking van de hogescholen en de universiteiten in Vlaanderen wordt de volgende zin toegevoegd : « De afgesloten beheersovereenkomsten worden verlengd tot 31 december 2011. » HOOFDSTUK 3.- Belasting op spelen en weddenschappen

Art. 30.In artikel 43 van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, vervangen bij het Vlaamse decreet van 22 december 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de zin « Een belasting van 15 procent wordt ten bate van de Staat geheven op het brutobedrag van de sommen ingezet bij spelen en weddenschappen, zelfs in private kringen, met uitsluiting : » wordt vervangen door de zin « Een belasting van 15 procent wordt geheven op het brutobedrag van de sommen ingezet bij spelen en weddenschappen, zelfs in private kringen, en met inbegrip van de sommen of inleggelden ingezet via informatiemaatschappij-instrumenten in de zin van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de weddenschappen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers met uitsluiting : »;2° een punt 6° wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « 6° van de sportbeoefening.»

Art. 31.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 43bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 43bis.§ 1. Als de sommen of inleggelden in het Vlaamse Gewest worden ingezet via informatiemaatschappij-instrumenten in de zin van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de weddenschappen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers wordt een belasting van 11 procent geheven op de werkelijke brutomarge die ter gelegenheid van de spelen of weddenschappen wordt bereikt. § 2. Voor de toepassing van § 1 dient te worden verstaan onder werkelijke brutomarge, het brutobedrag van de sommen of inleggelden ingezet bij spelen en weddenschappen, verminderd met de winsten die voor die spelen en weddenschappen werkelijk verdeeld zijn. »

Art. 32.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 43ter ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 43ter.Voor de toepassing van artikel 43bis, § 1, worden de sommen of inleggelden geacht ingezet te zijn in het Vlaamse Gewest als de spelen of weddenschappen worden ontvangen via een server die in het Vlaamse Gewest gevestigd is of uitgebaat wordt. »

Art. 33.Artikel 44 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij het Vlaamse decreet van 22 december 2006, wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 44.In afwijking van artikel 43, wordt de belasting betreffende weddenschappen op paardenwedrennen, hondenwedstrijden en sportevenementen, die zowel in België als in een van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte plaatsvinden, vastgesteld op 15 % van de werkelijke brutomarge die ter gelegenheid van de weddenschap wordt bereikt. »

Art. 34.In artikel 51 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 14 van 18 april 1967, worden de woorden « , in het kader van de spelen en weddenschappen bedoeld in artikel 43 » ingevoegd tussen de woorden « elke persoon die » en de woorden « , zelfs toevallig, ».

Art. 35.In artikel 52 van hetzelfde Wetboek worden de woorden « of wanneer er via informatiemaatschappij-instrumenten in de zin van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de weddenschappen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers » ingevoegd tussen de woorden « of in andere lokalen » en de woorden « , aan spel of aan weddenschappen wordt gedaan ». HOOFDSTUK 4. - Overname van de dienst van de verkeersbelastingen Afdeling 1. - Wijzigingen in het Wetboek van de met de

inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen Onderafdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 36.In artikel 2 van het wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, het laatst gewijzigd bij de wet van 10 januari 2010, worden tussen het getal « 307 » en het getal « 316 » de getallen « 307bis, 314 en 314bis » ingevoegd.

Onderafdeling 2. - Verkeersbelasting op de autovoertuigen

Art. 37.In artikel 5, § 1, van hetzelfde wetboek, het laatst gewijzigd bij de wet van 8 april 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « de wet van 29 augustus 1931, waarbij de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen en de concessiehouders van tramweglijnen toelating krijgen om autobusdiensten tot stand te brengen, met het doel de exploitatievoorwaarden van hun spoorlijnen te verbeteren » worden vervangen door de woorden « het decreet van 20 april 2001 betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg »;2° de woorden « De Minister van Financiën » worden vervangen door de woorden « De Vlaamse Regering ».

Art. 38.In artikel 7 van hetzelfde wetboek worden de woorden « De Koning » vervangen door de woorden « De Vlaamse Regering ».

Art. 39.In artikel 9 van hetzelfde wetboek, het laatst gewijzigd bij het decreet van 21 december 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in onderdeel F, tweede lid, wordt het woord « kampeerauto » vervangen door het woord « kampeerwagen »;2° een onderdeel H wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « H.Kampeerwagens

MTM uitgedrukt in kg

Bedragen uitgedrukt in euro

Van

Tot

0

1.500

84

1.501

3.500

120

3.501

7.999

132

8.000

10.999

168

11.000

11.000

264


Deze bepaling is enkel van toepassing op de natuurlijke personen.

De kampeerwagens vallen buiten de toepassing van artikel 5, § 1, 10°, en artikel 5, § 2, 2°, van dit wetboek. »

Art. 40.In artikel 15, tweede lid, van hetzelfde wetboek, vervangen bij de wet van 25 januari 1999, worden de woorden « De Minister van Financiën » vervangen door de woorden « De Vlaamse Regering ».

Art. 41.In artikel 36bis, eerste lid, van hetzelfde wetboek, het laatst gewijzigd bij het decreet van 9 juli 2010, worden de woorden « De bepalingen van de hoofdstukken VIII en X, met uitzondering van artikel 33, met uitzondering van de artikelen 34 en 35 zijn niet van toepassing op » vervangen door de woorden « De bepalingen van de hoofdstukken VIII en X, met uitzondering van artikel 29, 31, 32, 33, 33bis, 34 en 35, zijn niet van toepassing op ».

Onderafdeling 3. - Belasting op de inverkeerstelling

Art. 42.In artikel 95 van hetzelfde wetboek, ingevoegd bij de wet van 1 juni 1992 en het laatst gewijzigd bij de wet van 23 december 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « artikel 2, eerste, derde en vierde lid » worden vervangen door de woorden « artikel 2, eerste, derde, vierde en vijfde lid »;2° tussen de woorden « de artikelen 33, » en het getal « 34 » wordt het getal « 33bis, » ingevoegd. Afdeling 2. - Wijzigingen in de eurovignetwet van 27 december 1994

Art. 43.In artikel 2, tweede lid, van de wet van 27 december 1994 tot goedkeuring van het verdrag inzake de heffing van rechten voor het gebruik van bepaalde wegen door zware vrachtwagens, ondertekend in Brussel op 9 februari 1994 door de regeringen van het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden, en tot invoering van een eurovignet overeenkomstig Richtlijn 93/89/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 oktober 1993, het laatst gewijzigd bij het decreet van 9 juli 2010, wordt de woorden « en 37 » vervangen door de getallen « , 31, 33bis en 37 ».

Art. 44.In artikel 8, § 2, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 10 juni 2001, worden de woorden « De Koning » vervangen door de woorden « De Vlaamse Regering ».

Art. 45.In artikel 9 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 10 juni 2001, wordt het laatste lid opgeheven.

Art. 46.Artikelen 10 en 11 van dezelfde wet worden opgeheven.

Art. 47.In artikel 12 van dezelfde wet, ingevoerd bij het decreet van 27 juni 2003, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « tegen teruggave van het certificaat » en de woorden « bij teruggave van het certificaat » opgeheven;2° in § 2 worden de woorden « De Koning » vervangen door de woorden « De Vlaamse Regering ».

Art. 48.In artikel 16 van dezelfde wet worden de woorden « De Koning » vervangen door de woorden « De Vlaamse Regering ». Afdeling 3. - Wijzigingen in het decreet van 9 juli 2010 houdende

bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2010

Art. 49.Artikel 22 van het decreet van 9 juli 2010 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2010 wordt ingetrokken en opnieuw opgenomen in de volgende lezing : «

Art. 22.In hetzelfde wetboek wordt een artikel 33bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 33bis.De dwangschriften worden uitgevaardigd door de personeelsleden van de Vlaamse Belastingdienst, belast met de invordering.

Die personeelsleden van de Vlaamse Belastingdienst moeten een herinneringsbrief sturen ten minste één maand voor de gerechtsdeurwaarder een bevel tot betaling betekent, behalve als de rechten van de schatkist in gevaar zijn. » ». Afdeling 4. - Machtiging tot aanwending van DIV-gegevens

Art. 50.In artikel 34 van het wetboek van de met de inkomstenbelasting gelijkgestelde belastingen, zoals gewijzigd door de wet van 25 januari 1999 en de wet van 21 december 2009, wordt een tweede lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « De Vlaamse Regering, de verzelfstandigde agentschappen en hun concessiehouders zijn gemachtigd om de overeenkomstig het eerste lid ter beschikking gestelde gegevens in overeenstemming met de wet tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer aan te wenden bij de vestiging en invordering van de belasting. » HOOFDSTUK 5. Vrijstelling onroerende voorheffing monumenten

Art. 51.Aan artikel 253 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen wordt een punt 9° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 9° van de als monument beschermde onroerende goederen of delen van dergelijke onroerende goederen die de Vlaamse Regering in erfpacht heeft gegeven of in volle eigendom heeft afgestaan aan een openmonumentenvereniging als vermeld in artikel 1, 11°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001 houdende vaststelling van het premiestelsel voor restauratiewerkzaamheden aan beschermde monumenten. » HOOFDSTUK 6. - Aanwending van terug te geven of te betalen sommen

Art. 52.Elke som die aan een persoon moet worden teruggegeven of betaald, hetzij in het kader van de toepassing van de fiscale regelgeving waarvan de inning en invordering door de Vlaamse Belastingdienst wordt verzekerd, hetzij krachtens de bepalingen van het burgerlijk recht met betrekking tot de onverschuldigde betaling, kan naar keuze en zonder formaliteit door de bevoegde ambtenaar worden aangewend ter betaling van de door deze persoon verschuldigde bedragen bij toepassing van bedoelde belastingwetten of ter voldoening van de fiscale of niet-fiscale schuldvorderingen waarvan de inning en invordering, door of krachtens een bepaling met kracht van wet, door de Vlaamse Belastingdienst worden verzekerd. Die aanwending wordt beperkt tot het niet-betwiste gedeelte van de schuldvorderingen op deze persoon. HOOFDSTUK 7. - Fonds Elektronisch bestelloket voor publicaties

Art. 53.§ 1. Er wordt een fonds opgericht binnen het departement DAR voor het Elektronisch bestelloket voor publicaties. Dit fonds is een begrotingsfonds als bedoeld in artikel 45 van de gecoördineerde wetten op de rijkscomptabiliteit, hierna het fonds te noemen. § 2. Het fonds wordt gespijsd met de inkomsten van publicaties van het Elektronisch bestelloket voor publicaties. § 3. De inkomsten van het fonds mogen aangewend worden voor het onderhoud en de exploitatie van het Elektronisch bestelloket voor publicaties. HOOFDSTUK 8. - Jeugd

Art. 54.In artikel 8 van het decreet van 14 februari 2003 houdende de ondersteuning en de stimulering van het gemeentelijk, het intergemeentelijk en het provinciaal jeugd- en jeugdwerkbeleid, gewijzigd bij de decreten van 23 december 2005 en 15 december 2006, wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1. Het krediet dat op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap ter uitvoering van dit decreet voor de gemeentebesturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie wordt uitgetrokken, wordt voor 2011 bepaald op twintig miljoen tweehonderdachtentwintigduizend euro. Binnen de perken van het krediet goedgekeurd door het Vlaams Parlement kan de Vlaamse Regering bij de aanvang van elk werkingsjaar de hoogte van het jaarlijks toe te kennen subsidiebedrag aanpassen aan de evolutie van de gezondheidsindex. »

Art. 55.In artikel 19 van het decreet van 14 februari 2003 houdende de ondersteuning en de stimulering van het gemeentelijk, het intergemeentelijk en het provinciaal jeugd- en jeugdwerkbeleid, gewijzigd bij de decreten van 23 december 2005 en 15 december 2006, wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1. Het krediet dat op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap ter uitvoering van dit decreet voor de provinciebesturen wordt uitgetrokken, wordt voor 2011 bepaald op een miljoen driehonderdzesenzestigduizend euro. Binnen de perken van het krediet goedgekeurd door het Vlaams Parlement kan de Vlaamse Regering bij de aanvang van elk werkingsjaar de hoogte van het jaarlijks toe te kennen subsidiebedrag aanpassen aan de evolutie van de gezondheidsindex. » HOOFDSTUK 9. - Ad-hocwaarborgen voor ondernemingen

Art. 56.Het opschrift van hoofdstuk III/1 van het decreet van 6 februari 2004 betreffende een waarborgregeling voor kleine, middelgrote en grote ondernemingen, ingevoegd bij het decreet van 20 februari 2009, wordt vervangen door wat volgt : « HOOFDSTUK III/ 1. - Ad-hocwaarborgen voor ondernemingen ».

Art. 57.In artikel 22/2 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 1° worden de woorden « met het oog op de remediëring van de gevolgen van de financiële crisis voor de reële economie » opgeheven;2° punt 2° wordt vervangen als volgt : « 2° de waarborgen hebben een maximale geldingsduur die de duurtijd bepaald door de Vlaamse Regering niet overschrijdt;»; 3° punt 3° wordt vervangen als volgt : « 3° de waarborgen worden niet toegekend voor de financieringsovereenkomsten van ondernemingen die actief zijn in de sectoren visserij en landbouw;».

Art. 58.In artikel 22/3, § 2, van hetzelfde decreet worden de punten 7°/1 en 7°/2 ingevoegd die luiden als volgt : « 7°/1 de waarborg wordt ten laatste op 31 december 2010 toegekend. De voormelde datum van 31 december 2010 kan door de Vlaamse Regering worden verlengd indien en in de mate dat de Europese Commissie daartoe een goedkeuring heeft verleend; 7°/2 de waarborgen worden niet toegekend voor de financieringsovereenkomsten van een onderneming die op 1 juli 2008 een onderneming in moeilijkheden was; ».

Art. 59.In artikel 22/4 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt het woord « slechts » en de woorden « die niet voldoen aan de vereisten gesteld in artikel 22/3 » opgeheven;2° een punt 6°/1 wordt ingevoegd, dat luidt als volgt : « 6°/1 de waarborgen worden niet toegekend voor de financieringsovereenkomsten van een onderneming die op datum van toekenning van de waarborg een onderneming in moeilijkheden is;». HOOFDSTUK 1 0. - Oppervlaktewateren Afdeling 1. - Bescherming van de oppervlaktewateren tegen

verontreiniging

Art. 60.Aan artikel 35bis van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, ingevoegd bij het decreet van 21 december 1990, vervangen bij het decreet van 25 juni 1992 en gewijzigd bij de decreten van 22 december 1993, 22 december 1995, 22 december 2000, 21 december 2001, 27 juni 2003, 19 december 2003, 22 december 2006 en 21 november 2008, wordt een § 8 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 8. In afwijking van § 3 is geen heffing verschuldigd voor de lozing van grondwater dat onttrokken wordt bij bronbemalingen die technisch noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van bouwkundige werken, of de aanleg van openbare nutsvoorzieningen, zoals bedoeld in subrubriek 53.2 van de indelingslijst van titel I van het Vlarem, met uitzondering van : 1° bronbemalingen van meer dan zes maanden waarvan het onttrokken grondwater wordt geloosd in openbare rioleringen aangesloten op een rioolwaterzuiveringsinstallatie;2° bronbemalingen gedurende maximum zes maanden waarvan het onttrokken grondwater wordt geloosd in openbare rioleringen aangesloten op een rioolwaterzuiveringsinstallatie met een debiet hoger dan 10 m3 per uur. De uitzondering vermeld in punt 2° van het vorige lid geldt niet voor bronbemalingen van minder dan 6 weken voor de bouw van een gezinswoning met een kelderverdieping van maximum 150 m2. »

Art. 61.In artikel 35quinquies, van dezelfde wet, wordt § 12, ingevoegd bij het decreet van 21 december 1990, vervangen bij het decreet van 19 december 2003 en gewijzigd bij de decreten van 24 juni 2005, 23 december 2005 en 18 december 2009, vervangen door wat volgt : « § 12. Het jaarvolume geloosd afvalwater Qj, bedoeld in § 1 wordt als volgt bepaald : 1° op basis van een continu werkend debietmeetsysteem, waarbij doorlopend het geloosde dagdebiet wordt gemeten en dagelijks geregistreerd volgens de door de regering vastgestelde regels;2° als het jaarvolume geloosd afvalwater Qj niet is gemeten met debietmeetapparatuur bedoeld in 1° wordt Qj vastgesteld als de som van het in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar door de drinkwatermaatschappij geleverde drinkwater en van de gedurende het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar ontvangen hoeveelheid grondwater, oppervlaktewater, hemelwater en ander water uitgedrukt in m3, verminderd met de hoeveelheid water gebruikt als koelwater voor zo ver dit koelwater niet samen met het afvalwater geloosd wordt;1) de af te trekken hoeveelheid koelwater is gelijk aan : a) het volume gemeten aan de hand van een continue debietmeting met registratie volgens de door de regering vastgestelde regels;b) indien de hoeveelheid gebruikt als koelwater niet is vastgesteld door middel van debietmeetapparatuur wordt deze hoeveelheid onweerlegbaar vermoed gelijk te zijn aan het geloosde volume vergund koelwater zoals bedoeld in § 1;c) als de debietmeting met registratie bedoeld in a) geen betrekking heeft op het volledige jaar voorafgaand aan het heffingsjaar : - voor de periode dat de hoeveelheid koelwater werd gemeten : op basis van de tellerstanden van deze periode; - voor de periode waarvoor geen tellerstanden beschikbaar zijn wordt de overeenstemmende hoeveelheid koelwater vastgesteld overeenkomstig de bepaling van b) en op dagbasis berekend; 2) de opgenomen hoeveelheid grondwater is gelijk aan : a) het volume gemeten aan de hand van een continue debietmeting met registratie volgens de door de regering vastgestelde regels;b) indien de heffingsplichtige het opgenomen grondwater niet kan aantonen met behulp van een verzegelde dagelijkse debietmeting met registratie voor het volledige jaar voorafgaand aan het heffingsjaar, wordt onweerlegbaar vermoed dat deze hoeveelheid gelijk is aan het grondwatervolume bepaald overeenkomstig artikel 28quater, § 2, 2° en 3°, van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer;3) de opgenomen hoeveelheid oppervlaktewater is gelijk aan : a) het volume gemeten aan de hand van een continue debietmeting met registratie volgens de door de regering vastgestelde regels;b) wanneer de opgenomen hoeveelheid oppervlaktewater niet vastgesteld is door middel van een verzegelde debietmeting met registratie, wordt deze hoeveelheid onweerlegbaar vermoed gelijk te zijn aan het gecapteerde volume water dat de beheerder van de betrokken waterweg het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar in aanmerking heeft genomen voor het bepalen van de vergoeding voor de vergunning voor de watervang zoals bedoeld in hoofdstuk IV van het decreet van 21 december 1990 houdende begrotingstechnische bepalingen, alsmede bepalingen tot begeleiding van de begroting 1991;c) bij ontstentenis van debietmeting bedoeld in a) en van de vergoeding voor de vergunning voor de watervang bedoeld in b) wordt onweerlegbaar vermoed dat de opgenomen hoeveelheid oppervlaktewater gelijk is aan de som van de nominale capaciteit van de pompen, uitgedrukt in m3 per uur en vermenigvuldigd met T.Daarbij is : - voor seizoensgebonden irrigatie in open lucht voor land- en tuinbouw in hoofdactiviteit : T = 200; - voor andere seizoensgebonden activiteiten of activiteiten van beperkte duur : T = 10 x het reële aantal dagen dat de oppervlaktewaterwinning in gebruik geweest is; - in de overige gevallen : T = 2000; d) als de debietmeting bedoeld in a) geen betrekking heeft op het volledige jaar voorafgaand aan het heffingsjaar : - voor de periode dat de hoeveelheid oppervlaktewater werd gemeten : op basis van tellerstanden van deze periode; - voor de periode waarvoor geen tellerstanden beschikbaar zijn wordt de overeenstemmende hoeveelheid oppervlaktewater naargelang het geval vastgesteld volgens de bepalingen van b) of c) en op dagbasis berekend; 4) voor de toepassing van dit artikel wordt onder hemelwater verstaan, het hemelwater dat gebruikt wordt voor de activiteiten van de in bijlage vermelde sectoren, of vervuild wordt, of samen met het afvalwater geloosd wordt.De ontvangen hoeveelheid hemelwater is gelijk aan : a) het volume gemeten aan de hand van een continue debietmeting met registratie volgens de door de regering vastgestelde regels;b) indien de heffingsplichtige het in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar volume ontvangen hemelwater niet kan aantonen aan de hand van een verzegelde debietmeting voorzien van registratie, wordt de hoeveelheid hemelwater gelijkgesteld aan 800 l/m2 afspoelbare of vervuilde oppervlakte, tenzij de heffingsplichtige aan de hand van de gegevens afkomstig van het Koninklijk Meteorologisch Instituut, kan aantonen dat de neerslag kleiner is dan 800 l/m2;c) als de debietmeting met registratie bedoeld in a) geen betrekking heeft op het volledige jaar voorafgaand aan het heffingsjaar : - voor de periode dat de hoeveelheid hemelwater werd gemeten : op basis van de tellerstanden van deze periode; - voor de periode waarvoor geen tellerstanden beschikbaar zijn wordt de overeenstemmende hoeveelheid hemelwater vastgesteld overeenkomstig de bepaling van b) en op dagbasis berekend; 3° als de debietmeting met registratie bedoeld in punt 1° geen betrekking heeft op het volledige jaar voorafgaand aan het heffingsjaar : 1) voor de periode dat de geloosde hoeveelheid afvalwater werd gemeten : op basis van de tellerstanden van deze periode;2) voor de periode waarvoor geen tellerstanden beschikbaar zijn wordt de overeenstemmende geloosde hoeveelheid afvalwater vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van punt 2° en op dagbasis berekend. De in de vorige paragrafen bedoelde systemen voor registratie van het debiet die vóór 1 januari 2004 in gebruik zijn genomen, worden verzegeld door de maatschappij. De overige debietmeetsystemen moeten bij de indienstname door de leverancier, de installateur of een erkend deskundige in de discipline grondwater of oppervlaktewater vermeld in hoofdstuk 1.3 van titel II van het Vlarem worden verzegeld indien de heffingsplichtige hiervan gebruik wil maken voor de bepaling van Qj.

Deze verplichting geldt niet voor de meetsystemen waarmee het geloosde debiet wordt gemeten. »

Art. 62.In artikel 35septies van dezelfde wet wordt § 2, ingevoegd bij het decreet van 19 december 2003 en gewijzigd bij het decreet van 18 december 2009, vervangen door wat volgt : « § 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder Q verstaan : het waterverbruik berekend als de som van het door de drinkwatermaatschappij in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar gefactureerd waterverbruik en van de gedurende het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar op een andere wijze ontvangen hoeveelheid grondwater, oppervlaktewater, hemelwater en ander water, uitgedrukt in m3.

Q wordt als volgt berekend : 1° het gefactureerde waterverbruik wordt bepaald overeenkomstig de bepalingen van § 1;2° de opgenomen hoeveelheid grondwater is gelijk aan : a) het volume gemeten aan de hand van een continue debietmeting met registratie volgens de door de regering vastgestelde regels;b) indien de heffingsplichtige het opgenomen grondwater niet kan aantonen met behulp van een verzegelde dagelijkse debietmeting met registratie voor het volledige jaar voorafgaand aan het heffingsjaar, wordt onweerlegbaar vermoed dat deze hoeveelheid gelijk is aan het grondwatervolume bepaald overeenkomstig artikel 28quater, § 2, 2° en 3°, van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer;3° de opgenomen hoeveelheid oppervlaktewater is gelijk aan : a) het volume gemeten aan de hand van een continue debietmeting met registratie volgens de door de regering vastgestelde regels;b) wanneer het opgenomen volume oppervlaktewater niet vastgesteld is door middel van een verzegelde debietmeting met registratie wordt deze hoeveelheid onweerlegbaar vermoed gelijk te zijn aan het gecapteerde volume water dat de beheerder van de betrokken waterweg het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar in aanmerking heeft genomen voor het bepalen van de vergoeding voor de vergunning voor de watervang zoals bedoeld in hoofdstuk IV van het decreet van 21 december 1990 houdende begrotingstechnische bepalingen, alsmede bepalingen tot begeleiding van de begroting 1991;c) bij ontstentenis van debietmeting bedoeld in a) en van de vergoeding voor de vergunning voor de watervang bedoeld in b) wordt onweerlegbaar vermoed dat de opgenomen hoeveelheid oppervlaktewater gelijk is aan de som van de nominale capaciteit van de pompen, uitgedrukt in m3 per uur en vermenigvuldigd met T. Daarbij is : - voor seizoensgebonden irrigatie in open lucht voor land- en tuinbouw in hoofdactiviteit : T = 200; - voor andere seizoensgebonden activiteiten of activiteiten van beperkte duur : T = 10 x het reële aantal dagen dat de oppervlaktewaterwinning in gebruik geweest is; - in de overige gevallen : T = 2000; d) als de debietmeting bedoeld in a) geen betrekking heeft op het volledige jaar voorafgaand aan het heffingsjaar : - voor de periode dat de hoeveelheid oppervlaktewater werd gemeten : op basis van tellerstanden van deze periode; - voor de periode waarvoor geen tellerstanden beschikbaar zijn wordt de overeenstemmende hoeveelheid oppervlaktewater naargelang het geval vastgesteld volgens de bepalingen van b) of c) en op dagbasis berekend; 4° voor de toepassing van dit artikel wordt onder hemelwater verstaan, het hemelwater dat gebruikt wordt voor de activiteiten van de in bijlage vermelde sectoren en/of vervuild wordt. De ontvangen hoeveelheid hemelwater is gelijk aan : a) het volume gemeten aan de hand van een continue debietmeting met registratie volgens de door de regering vastgestelde regels;b) indien de heffingsplichtige het in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar volume gebruikt of vervuild hemelwater niet kan aantonen aan de hand van een verzegelde debietmeting voorzien van registratie, wordt de hoeveelheid hemelwater gelijkgesteld aan 800 l/m2 afspoelbare of vervuilde oppervlakte, tenzij de heffingsplichtige aan de hand van de gegevens afkomstig van het Koninklijk Meteorologisch Instituut, kan aantonen dat de neerslag kleiner is dan 800 l/m2;c) als de debietmeting met registratie bedoeld in a) geen betrekking heeft op het volledige jaar voorafgaand aan het heffingsjaar : - voor de periode dat de hoeveelheid hemelwater werd gemeten : op basis van de tellerstanden van deze periode; - voor de periode waarvoor geen tellerstanden beschikbaar zijn wordt de overeenstemmende hoeveelheid hemelwater vastgesteld overeenkomstig de bepaling van b) en op dagbasis berekend.

De in de vorige paragrafen bedoelde systemen voor registratie van het debiet die vóór 1 januari 2004 in gebruik zijn genomen, worden verzegeld door de maatschappij. De overige debietmeetsystemen moeten bij de indienstname door de leverancier, de installateur of een erkend deskundige in de discipline grondwater of oppervlaktewater vermeld in hoofdstuk 1.3 van titel II van het Vlarem worden verzegeld indien de heffingsplichtige hiervan gebruik wil maken voor de bepaling van Q. »

Art. 63.In artikel 35undecies, § 2, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 1990 en vervangen bij het decreet van 25 juni 1992, worden de woorden « vanaf de verzending van het bericht van rechtzetting » vervangen door de woorden « te rekenen van de derde werkdag volgend op de verzending van het bericht van rechtzetting ».

Art. 64.In artikel 35duodecies, § 3, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 1990 en vervangen bij het decreet van 25 juni 1992, worden de woorden « vanaf de verzending van het bericht van heffing van ambtswege » vervangen door de woorden « te rekenen van de derde werkdag volgend op de verzending van het bericht van heffing van ambtswege ».

Art. 65.In artikel 35quinquiesdecies, § 1, tweede lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij het decreet van 25 juni 1992, vervangen bij het decreet van 22 december 2000 en gewijzigd bij het decreet van 7 mei 2004, worden de woorden « vanaf de datum van verzending van het heffingsbiljet of vanaf de kennisgeving van het heffingsbiljet » vervangen door de woorden « te rekenen van de derde werkdag volgend op de dag waarop het heffingsbiljet aan de postdiensten overhandigd werd of vanaf de datum van kennisgeving van het heffingsbiljet ».

Art. 66.Aan de tabel in bijlage van dezelfde wet, ingevoegd bij het decreet van 25 juni 1992 en gewijzigd bij de decreten van 22 december 1993, 21 december 1994, 23 december 2005 en 29 juni 2007 wordt een rij toegevoegd, luidend als volgt :

58

Bronbemalingen technisch noodzakelijk voor de verwezenlijking van bouwkundige werken of de aanleg van openbare nutsvoorzieningen bedoeld in subrubriek 53.2 van de indelingslijst van Titel I van het Vlarem

1m3 gebruikt water

0,0017

0,0001

0,0009


Afdeling 2. - Grondwaterbeheer

Art. 67.In artikel 28quater van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterdecreet wordt § 2, ingevoegd bij het decreet van 20 december 1996 en vervangen bij het decreet van 22 december 1999, vervangen door wat volgt : « § 2. De hoeveelheid grondwater die in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar werd opgepompt wordt als volgt bepaald : 1° op basis van een continue debietmeting met registratie volgens de door de regering vastgestelde regels;2° als de opgenomen hoeveelheid grondwater niet gemeten is aan de hand van een continue debietmeting bedoeld in punt 1° wordt onweerlegbaar vermoed dat deze hoeveelheid gelijk is aan : 1) als de grondwaterwinning met toepassing van dit decreet of overeenkomstig de bepalingen van het Vlarem is vergund : a) als in de vergunning een hoeveelheid op jaarbasis is vermeld : deze hoeveelheid;b) als in de vergunning enkel een hoeveelheid op dagbasis is vermeld : - deze hoeveelheid op dagbasis vermenigvuldigd met het reële aantal dagen dat de grondwaterwinning in gebruik is geweest in geval van seizoensgebonden activiteiten of activiteiten van beperkte duur; - met 225 in de andere gevallen; 2) als de grondwaterwinning niet met toepassing van onderhavig decreet of overeenkomstig de bepalingen van het Vlarem is vergund of in de vergunning geen toegelaten hoeveelheid is vermeld : de som van de nominale capaciteit van de pompen, uitgedrukt in m3 per uur en vermenigvuldigd met T.Daarbij is : - voor seizoensgebonden irrigatie in open lucht voor land- en tuinbouw in hoofdactiviteit : T = 200; - voor andere seizoensgebonden activiteiten of activiteiten van beperkte duur : T = 10 x het reële aantal dagen dat de grondwaterwinning in gebruik geweest is; - in de overige gevallen : T = 2 000; 3° als de debietmeting met registratie geen betrekking heeft op het volledige jaar voorafgaand aan het heffingsjaar : 1) voor de periode dat de opgenomen hoeveelheid grondwater werd gemeten : op basis van de tellerstanden van deze periode;2) voor de periode waarvoor geen tellerstanden beschikbaar zijn wordt de overeenstemmende hoeveelheid grondwater vastgesteld volgens de bepalingen van punt 2° en op dagbasis berekend. Bij toepassing van de punten 2° en 3° uit het eerste lid behouden de daartoe bevoegde ambtenaren van de Maatschappij bedoeld in artikel 28undecies, § 1, tweede lid, de mogelijkheid over te gaan tot het opleggen van een boete bedoeld in artikel 28undecies, § 4. »

Art. 68.In artikel 28octies, § 2, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 20 december 1996 en vervangen bij het decreet van 22 december 1999, worden de woorden « vanaf de verzending van het bericht van rechtzetting » vervangen door de woorden « te rekenen van de derde werkdag volgend op de verzending van het bericht van rechtzetting ».

Art. 69.In artikel 28novies, § 3, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 20 december 1996 en vervangen bij het decreet van 22 december 1999, worden de woorden « vanaf de verzending van het bericht van heffing van ambtswege » vervangen door de woorden « te rekenen van de derde werkdag volgend op de verzending van het bericht van heffing van ambtswege ».

Art. 70.In artikel 28decies, § 2, van hetzelfde decreet worden de woorden « drie jaar » vervangen door de woorden « vijf jaar ».

Art. 71.In artikel 28duodecies, § 1, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 20 december 1996, vervangen bij het decreet van 22 december 1999 en gewijzigd bij het decreet van 7 mei 2004, worden de woorden « vanaf de datum van verzending van het heffingsbiljet of vanaf de kennisgeving van het heffingsbiljet » vervangen door de woorden « te rekenen van de derde werkdag volgend op de dag waarop het heffingsbiljet aan de postdiensten overhandigd werd of vanaf de datum van kennisgeving van het heffingsbiljet ». HOOFDSTUK 1 1. - Extern onderzoeksprojectfonds INBO

Art. 72.§ 1. Er wordt een fonds opgericht binnen het INBO voor de kosten die het INBO draagt voor externe onderzoeksopdrachten uitgevoerd door het Eigen Vermogen van het INBO. Dit fonds is een begrotingsfonds als bedoeld in artikel 45 van de gecoördineerde wetten op de rijkscomptabiliteit. Hierna het fonds te noemen. § 2. Het fonds wordt gespijsd met middelen van het Eigen Vermogen van het INBO. Het INBO zal de kosten die het maakt voor Eigen Vermogenprojecten factureren aan het Eigen Vermogen. § 3. De inkomsten van het fonds mogen aangewend worden voor uitgaven voor de aankoop van niet-duurzame goederen en diensten, de verwerving van overig materieel en personeelsuitgaven. HOOFDSTUK 1 2. - Vlaams Stedenfonds

Art. 73.Artikel 7 van het decreet van 13 december 2002 tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 7.Van het vastleggingskrediet, verminderd met de voorafname voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC), wordt jaarlijks een bedrag van 630.000 euro voorafgenomen voor vorming, sensibilisering en communicatie. Die voorafname wordt ingeschreven op een aparte basisallocatie in de begroting van de Vlaamse Gemeenschap (libellé Communicatie stedenbeleid). » HOOFDSTUK 1 3. - Gesubsidieerde infrastructuur te Sint-Gillis-Dendermonde

Art. 74.De bestemmingswijziging, buiten de sector van de persoonsgebonden aangelegenheden, van de gesubsidieerde infrastructuur te Sint-Gillis-Dendermonde waar voorheen het kinderdagverblijf 'Fabeltjesland' was gevestigd, wordt aanvaard. Hierbij wordt definitief afgezien van de terugvordering van de verleende subsidies ten bedrage van 418.824,76 euro. HOOFDSTUK 1 4. - Projectmatig wetenschappelijk onderzoek

Art. 75.In Artikel 190bis van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap wordt § 6 opgeheven. HOOFDSTUK 1 5. - Dagcentra voor palliatieve verzorging

Art. 76.De erkenningen van volgende dagcentra voor palliatieve verzorging die krachtens artikel 81 van het decreet van 23 december 2005 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2006 van rechtswege erkend waren door de Vlaamse Gemeenschap voor de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 en die krachtens artikel 89 van het decreet van 22 december 2006 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2007 bij besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2007 erkend waren door de Vlaamse Gemeenschap voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2008, worden voor de Vlaamse Gemeenschap van rechtswege verlengd voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2010 : 1° Dagcentrum Topaz, AZ VUB, Vander Vekenstraat 158, in 1780 Wemmel;2° Dagcentrum Het Heidehuis, Diksmuidseheirweg 647, in 8200 Brugge (Sint-Andries);3° Dagcentrum AZ Sint-Augustinus, Oosterveldlaan 24, in 2610 Wilrijk;4° Dagcentrum De Kust, AZ H.Serruys, Kaïrostraat 84, in 8400 Oostende; 5° Dagcentrum Hospice, Bredalaan 743, in 2990 Wuustwezel. De Vlaamse Regering is gemachtigd om de tijdelijke erkenning, vermeld in het eerste lid, naderhand nog voor maximaal twee jaar te verlengen, tot en met 31 december 2012.

Aan de erkende dagcentra voor palliatieve verzorging kan financiële ondersteuning worden verleend binnen de perken van de middelen die daarvoor aan de Vlaamse Gemeenschap ter beschikking worden gesteld door het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. HOOFDSTUK 1 6. - Werkelijke indexevolutie subsidies beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin

Art. 77.Aan volgende artikels : 1° artikel 28 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2001 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van kinderdagverblijven en diensten voor onthaalouders;2° artikel 4 van het ministerieel besluit van 16 mei 2007 betreffende de bepaling van de forfaitaire subsidiebedragen voor het basisaanbod van kinderdagverblijven en diensten voor onthaalouders;3° artikel 6 van het ministerieel besluit van 10 september 2008 betreffende de vergoeding voor aangesloten onthaalouders en voor diensten voor onthaalouders;4° artikel 7 van het ministerieel besluit van 9 juli 2001 houdende de voorwaarden inzake subsidiëring van initiatieven voor buitenschoolse opvang;5° artikel 30 van het ministerieel besluit van 21 april 2009 houdende de voorwaarden tot toekenning van een extra financiële ondersteuning voor de inclusieve opvang van kinderen met een specifieke zorgbehoefte aan organiserende besturen en voorzieningen;6° artikel 26 van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2009 houdende de voorwaarden inzake financiële ondersteuning van zelfstandige opvangvoorzieningen;7° artikel 23 van het ministerieel besluit van 9 mei 2007 houdende de voorwaarden tot toestemming en een bijbehorende financiële ondersteuning voor het realiseren van een verruimd aanbod in de vorm van flexibele en/of occasionele opvang in kinderdagverblijven en initiatieven voor buitenschoolse opvang die door Kind en Gezin worden erkend;8° artikel 24 van het ministerieel besluit van 9 juli 2001 houdende de voorwaarden voor het organiseren van en de bepalingen over de toestemming voor en de subsidiëring van buitenschoolse opvang in aparte lokalen in kinderdagverblijven;9° artikel 56 van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2008 houdende de voorwaarden voor toestemming voor en subsidiëring van lokale diensten buurtgerichte kinderopvang;10° artikel 66 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 april 2009 houdende de voorwaarden voor de erkenning en subsidiëring als gemandateerde voorziening, coördinatiepunt en flexibele opvangpool van doelgroepwerknemers;11° artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2001 houdende de toekenning van subsidies aan de initiatiefnemers die personeelsleden te werk stellen in een gewezen DAC-statuut;12° artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001 betreffende de vergoeding van installatiekosten aan opvanggezinnen; wordt volgende zin toegevoegd : « In 2011 worden de bedragen, vermeld in dit besluit, op 1 januari verhoogd met de procentuele stijging van het gezondheidsindexcijfer tussen 1 november van het kalenderjaar 2008 en 1 november van het kalenderjaar 2010. » HOOFDSTUK 1 7. - Besparing index werking beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin

Art. 78.§ 1. Voor alle subsidieregelingen binnen de begroting van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin wordt voor alle subsidie-elementen die niet loon zijn en waarvan de evolutie gekoppeld is aan de schommelingen van het prijsindexcijfer dat berekend en toegepast wordt overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, of de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld, de sprong in augustus 2010 niet verrekend. § 2. Voor de subsidie-elementen, andere dan loonkosten, die op een andere wijze aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld, wordt geen indexaanpassing toegekend in 2011. § 3. Bovenstaande twee paragrafen hebben geen betrekking op het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden. HOOFDSTUK 1 8. - Volkshogescholen

Art. 79.In artikel 20, § 1, 2°, van het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk, worden de bepalingen van c) en d) vervangen door de volgende bepaling : « c) het eigen aanbod bekend maakt bij het brede publiek en samenwerkingen opzet met het oog op het versterken van het niet-formele educatieve aanbod in de regio. »

Art. 80.In de eerste zin van artikel 22 van het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk, gewijzigd door het decreet van 14 maart 2008, worden de woorden « en vanaf 2008 minimaal 500.000 euro » opgeheven. HOOFDSTUK 1 9. - Gemeenschappelijke Sociale Dienst Lokale Besturen in Vlaanderen

Art. 81.§ 1. Er wordt een fonds opgericht ter ondersteuning van de werking van de Gemeenschappelijke Sociale Dienst Lokale Besturen in Vlaanderen (GSD-V), hierna het fonds genoemd. § 2. Het fonds is een begrotingsfonds als vermeld in artikel 45 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991. § 3. Het fonds wordt gespijsd door alle ontvangsten gestort krachtens de tussen de Vlaamse Gemeenschap en de vereniging zonder winstoogmerk Gemeenschappelijke Sociale Dienst Lokale Besturen in Vlaanderen gesloten overeenkomst betreffende de uitoefening door ambtenaren van de Vlaamse Gemeenschap van taken ten behoeve van de VZW Gemeenschappelijke Sociale Dienst Lokale Besturen in Vlaanderen die van belang zijn voor de Vlaamse overheid. § 4. De middelen van het fonds worden aangewend voor de betaling van de personeelskosten die ten laste zijn van de Vlaamse Gemeenschap krachtens de overeenkomst vermeld in § 3. HOOFDSTUK 2 0. - DAB Overheidspersoneel

Art. 82.Aan artikel 78 van het decreet van 22 december 2006 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2007 wordt een § 4 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 4. De DAB Overheidspersoneel kan de eigen inkomsten alsook de inkomsten uit de dotatie aanwenden voor de betaling van lonen en sociale lasten van de monitoren van de kinderopvang. » HOOFDSTUK 2 1. - Vlaams integratiebeleid

Art. 83.In artikel 43, § 1, van het decreet van 28 april 1998 betreffende het Vlaamse integratiebeleid worden de woorden « ten minste 5 % en » geschrapt. HOOFDSTUK 2 2. - Raad voor vergunningsbetwistingen

Art. 84.Artikel 4.8.6, § 3, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening wordt vervangen door wat volgt : « § 3. De Raad stelt de leden van zijn administratief personeel aan.

Hij kan deze bevoegdheid geheel of gedeeltelijk aan de voorzitter opdragen ».

Art. 85.In artikel 4.8.19. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 wordt een § 1/1 ingevoegd, die luidt als volgt : « § 1/1. De tussenkomende partij is een rolrecht verschuldigd.

Het rolrecht wordt vastgesteld door de Vlaamse Regering.

De griffier brengt de belanghebbende schriftelijk op de hoogte van het verschuldigde bedrag.

Het rolrecht wordt gestort op rekening van het grondfonds, vermeld in artikel 5.6.3. De storting wordt verricht binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat de dag na deze van de betekening, vermeld in het derde lid. Indien het bedrag niet binnen deze termijn is gestort, wordt het verzoek tot tussenkomst niet-ontvankelijk verklaard. De niet tijdige betaling kan niet worden geregulariseerd. » HOOFDSTUK 2 3. - Vlaamse forfaitaire vermindering in de personenbelasting

Art. 86.In artikel 2, § 1, van het decreet van 30 juni 2006 houdende de invoering van een forfaitaire vermindering in de personenbelasting, gewijzigd bij het decreet van 18 december 2009, worden tussen de woorden « het aanslagjaar 2008 » en de woorden « een vermindering » de woorden « tot en met het aanslagjaar 2011 » ingevoegd.

Art. 87.In artikel 3, § 3/1, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 18 december 2009, wordt het woord « Vanaf » vervangen door het woord « Voor ». HOOFDSTUK 2 4. - Slotbepalingen

Art. 88.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2011, met uitzondering van : - artikelen 39 en 51, die in werking treden vanaf aanslagjaar 2011; - artikel 76, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2009; - artikel 78, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2010.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 23 december 2010.

Voor de minister-president van de Vlaamse Regering, afwezig, De Vlaamse minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, I. LIETEN De Vlaamse minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, I. LIETEN De Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN De Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken, H. CREVITS De Vlaamse minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, F. VAN DEN BOSSCHE De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE De Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, P. SMET De Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, Ph. MUYTERS _______ Nota (1) Zitting 2010-2011 : Stukken.- Ontwerp van decreet : 778 - Nr. 1 - Amendementen : 778 - Nrs. 2 t.e.m. 5 - Verslagen : 778 - Nrs. 6 t.e.m. 13 - Tekst aangenomen door de commussies : 778 - Nr. 14 - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 778 - Nr. 15.

Handelingen. - Bespreking en aanneming : Vergaderingen van 21, 22 en 23 december 2010.

^