gepubliceerd op 02 september 1998
Decreet inzake sociale werkplaatsen
14 JULI 1998. - Decreet inzake sociale werkplaatsen (1)
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.
Art. 2.Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder : 1° de minister : de Vlaamse minister tot wiens bevoegdheid het tewerkstellingsbeleid behoort;2° de administratie : de administratie Werkgelegenheid van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;3° erkenningscommissie : de commissie ingesteld bij artikel 8 van het decreet. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied
Art. 3.In het kader van dit decreet worden voorzieningen erkend die tot doel hebben werkgelegenheid te verschaffen in een beschermde arbeidsomgeving door het opzetten van een bedrijfsactiviteit, te noemen sociale werkplaatsen.
Art. 4.Een aanvraag tot oprichting van een sociale werkplaats kunnen indienen : specifiek hiertoe opgerichte rechtsverenigingen van personen zonder winstoogmerk, beheerst door de wet van 27 juni 1921, waarbij aan de verenigingen zonder winstoogmerk en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend; alsook de vennootschappen met sociaal oogmerk zoals bepaald in artikel 164bis van de gecoördineerde wetten op de vennootschappen.
Art. 5.§ 1. Kunnen toegeleid en aangeworven worden in een sociale werkplaats : de zeer moeilijk bemiddelbare werkzoekenden.
Onder zeer moeilijk bemiddelbare werkzoekenden worden verstaan die werkzoekenden die door een cumulatie van persoons- en omgevingsgebonden factoren, geen arbeidsplaats in het reguliere arbeidscircuit kunnen verwerven of behouden maar die onder begeleiding in staat zijn tot het verrichten van arbeid op maat. § 2. De Vlaamse regering bepaalt wat dient te worden verstaan onder persoons- en omgevingsgebonden factoren. HOOFDSTUK III. - Erkenning
Art. 6.Om aanspraak te maken op de subsidiëring zoals bepaald in artikel 12 moeten de voorzieningen een erkenning als sociale werkplaats bezitten.
Art. 7.§ 1. De Vlaamse minister verleent de erkenning, de hernieuwing, uitbreiding of wijziging van de erkenning na advies van het subregionaal tewerkstellingscomité, de administratie en de erkenningscommissie en bepaalt het aantal doelgroepwerknemers zoals bepaald in artikel 5. § 2. De erkenning kan enkel worden verleend aan voorzieningen die arbeidsplaatsen creëren in een beschermde arbeidsomgeving. De Vlaamse regering bepaalt de voorschriften voor een erkennning als sociale werkplaats. § 3. De erkenning wordt verleend voor een periode van vier jaar en is hernieuwbaar na advies van de erkenningscommissie. Aan de sociale werkplaats die reeds minstens vier jaar ononderbroken erkend is, kan, na advies van de erkenningscommissie, een erkenning voor onbepaalde duur worden verleend. § 4. De Vlaamse regering bepaalt de procedure voor de indiening en het onderzoek van de aanvragen voor erkenning, de hernieuwing en de uitbreiding ervan.
Art. 8.§ 1. Binnen het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap wordt een commissie voor de erkenning van de sociale werkplaatsen opgericht.
De erkenningscommissie wordt belast met de taak de minister van advies te dienen omtrent de erkenning, de hernieuwing, de schorsing of de intrekking van de erkenning. § 2. De erkenningscommissie is samengesteld uit : 1° een voorzitter;2° een vertegenwoordiger van de administratie;3° een vertegenwoordiger van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding;4° een gelijk aantal vertegenwoordigers en plaatsvervangers van de meest representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties;5° een deskundige die onafhankelijk staat tegenover enerzijds de organisaties die in de erkenningscommissie vertegenwoordigd zijn en anderzijds de sociale werkplaatsen bedoeld in dit decreet. § 3. De Vlaamse regering bepaalt de nadere regelen betreffende de samenstelling en de werkwijze van de erkenningscommissie.
Art. 9.De Vlaamse regering bepaalt een programmeringsnorm voor de sociale werkplaatsen. HOOFDSTUK IV. - Toeleiding en trajectbegeleiding
Art. 10.§ 1. De toeleiding naar een sociale werkplaats van de zeer moeilijk bemiddelbare werkzoekenden zoals bepaald in artikel 5 kan enkel gebeuren door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding. § 2. De toeleiding van de zeer moeilijk bemiddelbare werkzoekenden naar de sociale werkplaats moet kaderen in het geheel van de trajectbegeleiding van de werkzoekende. De toeleiding kan alleen dan plaatsvinden wanneer de toeleider alle andere beschikbare ondersteunings-, begeleidings- en tewerkstellingsbevorderende maatregelen voor tewerkstelling in het reguliere arbeidscircuit voor deze personen onderzocht en zoveel mogelijk aangereikt heeft. De criteria tot toeleiding worden nader bepaald door de Vlaamse regering.
Art. 11.Voor de personen bedoeld in artikel 5 dient de tewerkstelling in een sociale werkplaats deel uit te maken van een individueel herinschakelingstraject. De Vlaamse regering bepaalt wat verstaan dient te worden onder een « individueel herinschakelingstraject ». HOOFDSTUK V. - Subsidiëring en omkadering
Art. 12.§ 1. Binnen de perken van een begrotingskrediet kunnen de erkende sociale werkplaatsen aanspraak maken op een persoonsgebonden, degressieve loonpremie op basis van het aantal door de minister toegekende doelgroepwerknemers. § 2. Binnen de perken van een begrotingskrediet kunnen de erkende sociale werkplaatsen ook aanspraak maken op een omkaderingssubsidie. § 3. De Vlaamse regering bepaalt de nadere modaliteiten van de in §§ 1 en 2 bedoelde loonpremie en omkaderingssubsidie.
De bedoelde loonpremie en omkaderingssubsidie worden gekoppeld aan de gezondheidsindex.
Art. 13.De regering kan, onder de voorwaarden die zij bepaalt en binnen de perken van de begrotingskredieten, een subsidie verlenen aan een organisatie die ondersteunende of dienstverlenende taken verricht voor de sociale werkplaatsen. HOOFDSTUK VI. - Evaluatie
Art. 14.§ 1. Jaarlijks wordt de erkende sociale werkplaats geëvalueerd op de erkenningsvoorwaarden.
De Vlaamse regering bepaalt de wijze waarop de jaarlijkse evaluatie plaatsvindt. § 2. Bij een negatieve evaluatie kan de minister, na advies van de erkenningscommissie, de erkenning intrekken of schorsen zoals bepaald in artikel 18 van dit decreet. HOOFDSTUK VII. - Toezicht
Art. 15.Onverminderd de rechten en plichten van de officieren van de gerechtelijke politie, oefenen de door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaren toezicht uit op de toepassing van de bepalingen van dit decreet en van de krachtens dit decreet genomen besluiten.
Art. 16.De bij artikel 15 bedoelde ambtenaren mogen bij de uitvoering van hun opdracht : 1° zonder voorafgaande waarschuwing vrij binnengaan in alle inrichtingen, gedeelten van inrichtingen, lokalen of andere werkplaatsen, waar personen tewerkgesteld zijn die onder de toepassing van de bepalingen van dit decreet en van de uitvoeringsbesluiten ervan vallen, ook in de plaatsen waar diensten worden verstrekt ter uitvoering van dit decreet, de woningen uitgezonderd;2° elk onderzoek, elke controle en enquête instellen en alle inlichtingen inwinnen die zij nodig achten om zich ervan te vergewissen dat de wettelijke en reglementaire bepalingen werkelijk worden nageleefd.
Art. 17.De bij artikel 15 bedoelde ambtenaren hebben het recht waarschuwingen te geven en voor de overtreder een termijn te bepalen om zich in orde te stellen.
Zij stellen de overtredingen vast in processen-verbaal. De overtreders krijgen, op straffe van nietigheid, een afschrift uiterlijk binnen zeven dagen na vaststelling van de overtreding.
Het proces-verbaal wordt volgens door de Vlaamse regering vast te stellen modaliteiten overgezonden aan de Vlaamse minister die overeenkomstig artikel 18, de erkenning van de betrokken voorzieningen kan intrekken of schorsen. HOOFDSTUK VIII. - Intrekking of schorsing van de erkenning
Art. 18.§ 1. Vanuit de adviserende instanties, bedoeld in artikel 7, kunnen feiten die hen ter kennis komen en die erop wijzen dat de sociale werkplaats de erkenningsvoorwaarden niet meer vervult of de bepalingen van dit decreet overtreedt, ter kennis worden gebracht van de minister die de bevoegde ambtenaren en beambten met een onderzoek gelast.
Naar aanleiding van een negatieve evaluatie zoals bedoeld in artikel 14 of bij een bij proces-verbaal vastgestelde overtreding zoals bedoeld in artikel 17 kan de minister na advies van de erkenningscommissie beslissen de erkenning in te trekken of te schorsen voor een termijn die hij bepaalt.
Wordt dit advies met éénparigheid van stemmen uitgebracht, dan dient de minister het te volgen. Wanneer de erkenningscommissie een niet éénparig advies uitbrengt, beslist de minister op basis van de hem verstrekte gegevens. § 2. Op verzoek van een gewone meerderheid binnen de erkenningscommissie, kan de minister de lopende erkenning vervangen door een erkenning van zes maanden tot de sociale werkplaats het bewijs levert dat opnieuw aan de voorwaarden voldaan wordt. § 3. De minister kan de termijn van de schorsing verminderen na advies van de erkenningscommissie. HOOFDSTUK IX. - Beëindiging van de erkenning
Art. 19.De minister kan, gelet op de beschikbare budgettaire ruimte, de lopende erkenning beëindigen. Deze beslissing moet zes volle maanden voorafgaand aan de beëindiging van de erkenning, aan de sociale werkplaats worden betekend. HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen
Art. 20.De premie wordt, tot nader bepaald door de Vlaamse regering, krachtens artikel 12 van dit decreet uitbetaald binnen de desbetreffende toepassingsgebieden, volgens de bepalingen van de programmawet van 30 december 1988 en het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober l993 tot veralgemening van het stelsel van gesubsidieerde contractuelen, zoals gewijzigd en van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen en het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993, zoals gewijzigd, houdende uitvoering van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen.
Art. 21.De Vlaamse regering bepaalt de datum waarop dit decreet in werking treedt.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 14 juli 1998.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, Th. KELCHTERMANS _______ Nota (1) Verwijzingen : Zitting 1995-1996. Stukken. - Voorstel van decreet : 239, nr. 1.
Zitting 1997-1998.
Stukken. - Ontwerp van decreet : 1014, nr. 1. Advies namens de Commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin : 1014, nr. 2.
Amendementen : 1014, nr. 3. Verslag : 1014, nr. 4. Amendement : 1014, nr. 5.
Handelingen. - Bespreking en aanneming : Vergaderingen van 7 en 8 juli 1998.